Plan: | High Tech Campus Eindhoven-Klotputten |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80022-0501 |
In deze paragraaf worden de belangrijkste ruimtelijke beleidsuitgangspunten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau voor zover van toepassing voor de locatie beschreven. Hierbij wordt verantwoord op welke wijze hetgeen geregeld wordt in het bestemmingsplan past binnen deze kaders. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf en planologische aspecten. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in Hoofdstuk 5 Waterparagraaf.
De Nota Ruimte (ministerie van VROM, april 2004) stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het Rijksbeleid zich op:
Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Randvoorwaarde is een goed functionerende verkeers- en vervoerinfrastructuur met een betrouwbare bereikbaarheid, vooral op de hoofdverbindingsassen voor de weg, het water en het spoor. De prioriteit ligt op deze assen als verbinding tussen de stedelijke netwerken en de economisch belangrijke gebieden (de Randstad met de mainports Schiphol en Rotterdam, de brainport Eindhoven/Zuidoost Brabant en de greenports). De A2 is één van die belangrijke verbindingen, de kennisas van Nederland en een internationale hoofdas naar het Zuidoosten.
Doorslaggevende aspecten voor de versterking van de internationale concurrentiepositie zijn voldoende aanbod van aantrekkelijke vestigingslocaties en de aanpak van de verkeerscongestie. De knelpunten doen zich vooral voor in de grote steden en de mainports. In de nota krijgen vooraanstaande kennisclusters in de regio's een belangrijke rol. Deze clusters moeten hun innovatieve mogelijkheden en potenties ten volle kunnen benutten. De regio 'Eindhoven/Zuidoost-Brabant' is in de nota, vanwege haar internationale positie, als 'brainport' aangewezen. De snelweg A2 vervult als 'kennisas' een belangrijke rol voor veel kennisclusters en innovatiecentra. Het belang van de regio Eindhoven/Zuidoost-Brabant als Brainport van Nederland wordt duidelijk in de nota verwoord. Binnen Nederland wordt het grootste deel van de Research- & Developmentactiviteiten in de regio Eindhoven/ Zuidoost-Brabant gegenereerd (circa. 40% in 2001). De regio heeft een spilfunctie binnen de toptechnologieregio Zuidoost-Nederland en is onderdeel van de kennisdriehoek Eindhoven-Leuven-Aken (ELAT). Mede door een veelvoud aan private investeringen is hier een belangrijk netwerk van onderzoeks- en kennisinstellingen, industrie en R&D bedrijven ontstaan. Dit heeft er toe geleid dat de regio Eindhoven/Zuidoost-Brabant de derde plaats op de ranglijst van innovatieve Europese topregio's inneemt.
Om de gebiedsontwikkeling in de A2-zone van de grond te krijgen, heeft het SRE het project voorgedragen voor een bijdrage uit het Nota Ruimte budget (NRb). Dit rijksbudget is bedoeld ter ondersteuning van complexe integrale gebiedsontwikkelingsopgaven die een nationale betekenis hebben en die een aanzienlijke mate van rijksverantwoordelijkheid vragen.
Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), de Provincie Noord-Brabant, de gemeenten Eindhoven, Veldhoven, Best, Waalre en Son en Breugel werken nauw samen om Brainport Avenue (voorheen de A2-zone) te ontwikkelen tot het visitekaartje van Brainport. Op 10 maart 2010 ondertekenden ze de “Intentieverklaring integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven”. Deze verklaring bevat onder andere een integraal pakket maatregelen.
Om de gebiedsontwikkeling in Brainport Avenue van de grond te krijgen, krijgt het SRE een bijdrage van 75 miljoen euro uit het Nota Ruimte budget (NRb). Dit rijksbudget is bedoeld ter ondersteuning van complexe integrale gebiedsopgaven die een nationale betekenis hebben en die een aanzienlijke mate van rijksverantwoordelijkheid vragen (‘centraal wat moet’). De rijksbijdrage is deels gelabeld aan vier prioritaire projecten binnen de gebiedsontwikkeling:
Het SRE zal prestatieafspraken maken met gemeenten over de uitvoering van de gebiedsontwikkeling. De rijksbijdrage wordt ingezet als sturingsinstrument.
De Nota Ruimte wordt in 2011 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het ontwerp van deze structuurvisie ligt in de zomer van 2011 ter inzage (tot 14 september 2011). De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden vastgelegd in in de Amvb Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)).
afbeelding: gewenste globale ontwikkelingrichting, prioritaire Nota Ruimte, project: A2-zone
De volgende binnen het plangebied gelegen projecten zijn in deze nota opgenomen:
1 = Slowlane Dommelzone
9 = HOV lijn Genneperparken - High Tech Campus Eindhoven
Aan de Nota Ruimte is een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid toegevoegd. Deze realisatieparagraaf heeft de status van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in het geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.
In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap, de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie. Een aantal hiervan dient dwingend door te werken tot op het lokale niveau, door middel van kaderstelling en dus via een Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb). De inwerkingtreding van de amvb vindt gefaseerd plaats. Een eerder ontwerp van de Amvb Ruimte heeft in 2009 al een aantal stappen van het wetgevingstraject doorlopen. Een beperkt aantal onderdelen uit het eerdere ontwerp zijn opgenomen in het ontwerp besluit Amvb Ruimte die nu het wetgevingstraject doorloopt. De verwachting (d.d. juli 2011) is dat het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte) per 1 oktober 2011 in werking zal treden.
De onderstaande nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid zijn van toepassing op voorliggend plangebied:
- Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra
Binnen de nationale stedelijke netwerken wordt een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de kracht en diversiteit van de economische kerngebieden en verbetering van de bereikbaarheid.
Het plangebied HTCE is onderdeel van Brabantstad en valt binnen het aangewezen bundelingsgebied voor verstedelijking en economische activiteiten. De beoogde ontwikkeling richt zich op economische groei en verbetering van de internationale concurrentiepositie van Nederland en is op deze plek gewenst.
- Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor en bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat provincies het integrale locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing en ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In een AMvB worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen.
Ten aanzien van de optimale benutting van bestaand bebouwd gebied wordt de SER-ladder genoemd als bruikbaar redeneerschema. Ten aanzien van de SER-ladder voor bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies zorgen voor borging van deze SER-ladder. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren:
De beoogde ontwikkeling zoals beschreven in dit bestemmingsplan ondersteunt de stad Eindhoven als stedelijke motor en draagt bij aan een optimale benutting van infrastructuur en voldoet aan het principe van de SER-ladder.
- Bundeling van infrastructuur en vervoersstromen
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor en bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat provincies het integrale locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In de AMvB worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen.
De HTCE maakt grotendeels gebruik van de bestaande afslag op de A2 / A67 ter hoogte van de HTCE en de professor Holstlaan. En voldoet hiermee aan het principe van concentreren op bestaande infrastructuur.
- Borging van milieukwaliteit en externe veiligheid
Milieu- en veiligheidsaspecten zijn in de planvorming vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de planvorming betrokken en heeft op een bijzondere manier uitwerking gekregen in dit bestemmingsplan. Bovendien heeft er een m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden (zie Beoordelingsnotitie milieueffectrapportage bestemmingsplan High Tech Campus
EindhovenKlotputten)
- Watersystemen
Het op orde brengen en houden van de regionale watersystemen, ter bescherming van het land tegen wateroverlast, de veiligstelling van de zoetwatervoorraden, het voorkomen van verdroging en onnodige bodemdaling, watertekorten en verzilting, de verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, de zorg voor een goede ecologische waterkwaliteit en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De centrale plas is een leidend element geweest in de planontwikkeling van de HTCE. De situatie in de Klotputten blijft ongewijzigd. Er wordt voldaan aan de wettelijk verplichte watertoets. Zodoende ondervindt de waterhuishouding ter plaatste geen belemmeringen.
- De realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van bijzondere waarden van de VHR- en
NB-gebieden, EHS en robuuste ecologische verbindingen
Een deel van het plangebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De geplande uitbreiding van de bedrijfsbebouwing valt buiten de EHS en zal dus geen belemmering vormen. De wezenlijke kenmerken en waarden zullen in stand worden gehouden en beschermd.
- Ruimte voor groengebieden in en om de stad bij nationale stedelijke netwerken
In het plangebied is veel ruimte voor groen en recreatie. Centraal in het gebied is het 'sportbos' gelegen met aansluiting op het Dommeldal. De sportvoorzieningen zijn weliswaar alleen bedoeld voor gebruikers van de campus maar voldoen daarmee wel aan de doelstelling om ruimte te bieden voor recreatie. In het oostelijk plandeel, de Klotputten, biedt het plan ruimte aan groenontwikkeling en extensieve recreatie.
- Behoud en versterking van de kernkwaliteiten met betrekking tot natuur, architectuur, cultuurhistorie,
gebruikswaarde en belevingswaarde van het landschap (landschappelijke kwaliteit)
De genoemde aspecten in het beeldkwaliteitplan zijn meegenomen en vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan waaraan de ontwikkelingen op de HTCE in de toekomst aan worden getoetst (Beeldkwaliteitplan High Tech Campus Eindhoven, Juurlink+Geluk, februari 2012).
- Behoud 'panorama's' vanaf infrastructuur
Het zicht vanaf de snelweg op het bos bij de Klotputten blijft behouden. Met het voorgenomen programma zal de HTCE geïntensiveerd worden. Dit is in lijn met de gedachte om verstedelijking zoveel mogelijk te bundelen. Visueel zal met de uitbreiding aan de zuidzijde de HTCE, mede door wat hogere bebouwing, beter zichtbaar worden vanaf de snelweg en herkenbaar zijn als duidelijk onderdeel van de stad.
- Beschikbaar stellen van voldoende ruimte voor en de bescherming van de winning van schoon grond- en
oppervlaktewater
In de Klotputten is een waterwingebied gelegen. Instandhouding van de ecologische hoofdstructuur en de bescherming en winning van schoon grond- en oppervlaktewater staan hier centraal. Belangrijke doelstelling voor de campus is de aanleg en instandhouding van een duurzaam watersysteem, mede ter versterking van de noordelijk gelegen Dommelzone.
De ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte - 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' is in juni 2011 gepresenteerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen voor Nederland voor de middellange termijn (tot 2028):
1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken:
1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
In de bijbehorende realisatieparagraaf is per nationaal belang de aanpak uitgewerkt, op basis van lopende en voorziene projecten. Daarnaast zijn delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel de AMvB Ruimte genoemd).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, is op 30 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. Het Besluit bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Er is gekozen om de regels zoveel mogelijk direct door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, zoals bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden nog op een later moment aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Als nationale belangen in het Barro worden genoemd:
- Rijksvaarwegen
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam
- Kustfundament
- Grote rivieren
- Waddenzee en waddengebied
- Defensie
- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
- Elektriciteitsvoorziening
- Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- Ecologische hoofdstructuur
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Uit het Barro vloeien geen bepalingen voort die rechtsreeks doorwerken in onderhavig bestemmingsplan. Voor wat betreft de Ecologische Hoofdstructuur wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
Het landelijk innovatieplatform is een initiatief van het kabinet, opgericht in 2003. De missie is om de innovatiekracht van Nederland te versterken, zodat ons land weer een koploper is in de internationale kenniseconomie.
“De onderscheidende kracht van Nederland zit hem in het samenbrengen van verschillende disciplines in het maken van complexe onderdelen of micro-systemen. De ambitie van dit cluster is simpelweg samen te vatten in een groei van 50% in het productie- en exportvolume in 10 jaar. Bedrijvigheid en vooral kennis zijn verspreid in Nederland, maar de basis voor een hotspot is gelegd in de High Tech Campus Eindhoven. Hier wordt de filosofie van open innovatie toegepast en bevindt zich de spil van internationale verbindingen in de driehoek met Aachen en Leuven. Hier wordt gewerkt aan het op- en uitbouwen van diverse toepassingsgerichte instituten.”
In de voorstellen van het Innovatieplatform valt de regio Eindhoven binnen het Sleutelgebied High Tech Systemen en Materialen. Een sleutelgebied kent een combinatie van bedrijvigheid en kennis, welke in een duurzame groeimarkt de mondiale concurrentie aan kan. Innovatie is daarbij van doorslaggevend belang.
De volgende maatwerkacties zoals door het Innovatieplatform voorgesteld hebben betrekking op de regio Eindhoven:
Specifiek gericht op bepaalde bedrijven/instellingen:
Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden. De Crisis- en herstelwet zorgt voor een toename van het aantal kwalitatief goede woningen en bedrijfslocaties. Integrale gebiedsontwikkeling zoals voorzien in de Nota Ruimte krijgt een belangrijke impuls. Op het gebied van bedrijventerreinen ligt de nadruk op herstructurering. Brainport Eindhoven/A2-zone is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). De High Tech Campus Eindhoven c.q onderhavig plangebied maakt onderdeel uit de deze Brainport Avenue (zie afbeelding Brainport Avenue). De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.
Afbeelding Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte budget (NRb) en de Crisis- en herstelwet.
Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Zuidoostvleugel Brabantstad, 02-10-2008, is een onderdeel van de begrotingen van de ministeries van V&W, VROM, EZ en LNV. Het Kabinet brengt hiermee meer samenhang aan rijksinvesteringen in ruimte, economie en bereikbaarheid.
De kenniseconomie is niet alleen gevestigd in de centrale steden Eindhoven en Helmond, maar over de gehele regio verspreid. Veel van deze over het stedelijke en landelijk gebied verspreide, kleinere terreinen behoeven een kwaliteitsimpuls om te voorkomen dat onnodige vraag naar nieuwe locaties ontstaat. De A2-zone vormt een zwaartepunt aan de westzijde van het gebied. Hier ligt de uitdaging om nieuwe en te renoveren locaties een zodanige onderscheidende kwaliteit en "Brainport allure” te geven dat de internationale concurrentie ook in de toekomst goed kan worden aangegaan.
Zowel kwantitatief maar zeker ook kwalitatief dient de regio Zuidoost Brabant voldoende diversiteit in bedrijfslocaties te bieden in een breed segment. De regio moet daarbij het aanbod in bedrijfslocaties, in relatie tot Brainport, afstemmen op de speerpunten door passende werklocaties en een imago te ontwikkelen dat gericht is op de speerpunten sectoren. Het creëren van dé Brainport-site met een fysieke kennisas-A2 en een ontwikkelende kennisas aan de oostkant in combinatie met andere bedrijfslocaties in de regio is daarbij essentieel. Hiertoe worden bestaande bedrijventerreinen geherstructureerd en nieuwe gebieden ontwikkeld.
afbeelding: strategiekaart gebiedsontwikkeling
In de strategiekaart behoordende bij de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad is de HTCE aangeduid als kennisintensieve hotspot. Ook een studie naar een hoogwaardig openbaar vervoer tracé is opgenomen.
In verschillende beleidsdocumenten wordt het belang van de regio Eindhoven als belangrijkste High Tech gebied in Nederland (brainport) erkent, evenals de belangrijke rol op dit gebied binnen Europa. Om deze positie te behouden en versterken is uitbreiding van R&D activiteiten nodig. Het landelijk innovatieplatform noemt de High Tech Campus als brandpunt waar deze ontwikkeling moet gaan plaatsvinden. De ontwikkeling van de HTCE past binnen het beleid van de Nota ruimte en dient meerdere ruimtelijke belangen zoals beschreven in het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte). Het conserverende karakter van de Klotputten waarborgt de aanwezige natuurwaarden en biedt ruimte aan groen rond de stad zoals in het rijksbeleid beschreven. Concluderend kan worden gesteld dat de HTCE past binnen de ambities van het rijk die staan beschreven in verschillende beleidsdocumenten. De verdere ontwikkeling van de High Tech Campus als onderdeel van de Brianport is van nationaal economisch belang en levert een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke doelstellingen op rijksniveau.
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet verplicht overheden tot het opstellen van een structuurvisie waaruit blijkt wat hun belangen zijn en welke instrumenten ze inzetten om deze te realiseren. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening zijn de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant benoemd en op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. De belangen en doelen zoals verwoord in de structuurvisie en zijn verder geconcretiseerd in de Verordening ruimte Noord-Brabant.
De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 januari 2011 in werking getreden. Deze nieuwe structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen, doelen en hoofdlijnen van het Brabantse ruimtelijk beleid. In de uitvoeringsagenda staat welke (juridische, financiële en/of communicatieve) instrumenten de provincie Noord-Brabant inzet om haar beleid uit de structuurvisie te realiseren.
De vijf grote steden (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) van het samenwerkingsverband BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zone langs infrastructuurassen en in de centra. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze zones op als integrale gebiedsopgave waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor onder andere de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de weg.
De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een sterk bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bovenregionale voorzieningen beperkt tot de hoogstedelijke zones. De provincie wil de transformatie van een beperkt aantal complexe gebieden langs onder andere snelwegzones in de hoogstedelijke zones stimuleren.
De campus is in de structuurvisie aangewezen als 'hoogstedelijke zone' en heeft een aanduiding 'stedelijk knooppunt'. Alleen binnen deze knooppunten kunnen nieuwe bovenlokale, grootschalige stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Stedelijke knooppunten zijn goed ontsloten en ook per openbaar vervoer goed bereikbaar. Het beperken van de zoekruimte voor dit soort functies tot de stedelijke knooppunten, draagt bij aan het maken van meer stedelijke massa en daardoor aan de versterking van het internationale vestigingsklimaat van Brabant. Als studie is een regionale hoogwaardige openbaar vervoer verbinding aangegeven vanaf station Eindhoven centraal naar de HTCE.
De campus is onderdeel van de stedelijke structuur ('kern stedelijke regio'). De steden zijn de centra van de innovatie en de economie. Daar is de meeste kennis aanwezig, een goede innovatie-infrastructuur en een bruisende stedelijke cultuur. De provincie werkt aan de optimalisatie van de ruimtelijke voorwaarden voor de vestiging van kennisinnovatieve economie door nieuwe ruimtelijke concepten te stimuleren (campussen, broedplaatsen) en door mee te werken aan de versterking van de (bestaande) ruimtelijk-economische clusters.
De delen van het plangebied buiten het campusterrein (onder meer de Klotputten) zijn aangeduid als 'groenblauwe mantel'. Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Ontwikkelingen houden ook rekening met aardkundige en cultuurhistorische waarden, terwijl tegelijkertijd de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen en (kapitaal)intensieve vormen van landbouw en recreatie zijn hiermee strijdig. De ontwikkelingsmogelijkheden voor deze functies zijn dan ook zeer beperkt.
In de groenblauwe mantel wil de provincie ruimte bieden aan de groeiende vraag naar ‘diensten’ die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Agrarisch natuurbeheer, groene en blauwe diensten, vormen van agrarische verbreding die zijn gericht op de beleving van rust en ruimte. Duurzame vormen van energieopwekking en de ontwikkeling van grondgebonden landbouw, zoals melkveehouderijen zijn als economische drager in dit gebied gewenst. Recreatieve ontwikkelingen, met name op bestaande locaties (bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfslocaties), zijn mogelijk als hierdoor ook een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap. De gebieden van de groenblauwe mantel in de nabijheid van stedelijke omgeving richten zich vooral op het recreatieve gebruik en de beleving van het groenblauw dichtbij de stad.
Een groot deel van de Klotputten is tevens aangewezen als waterbergingsgebied. Binnen de waterbergingsgebieden kunnen functies als landbouw, natuur en recreatie zich binnen grenzen ontwikkelen. Er kunnen beperkingen gelden ten aanzien van in het buitengebied voorkomend (agrarisch) grondgebruik. De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies is in principe uitgesloten. De gebieden worden in samenhang met de omliggende natuurgebieden ontwikkeld. De inrichting van het water en de watersystemen draagt bij aan de identiteit van het landschap in het gebied. Het gaat bijvoorbeeld over de relatie met historische elementen zoals kades en inundatievlaktes, het creëren van natuur, het vormgeven van een mooie overgang stad-land of een landschapsinrichting op een eigentijdse wijze. Door de inrichting van een robuuste groenblauwe structuur waarbij natuurgebieden in samenhang met het watersysteem worden ontwikkeld, kunnen de klimaateffecten op het waterbeheer beter worden opgevangen. De Klotputten is aangewezen als een regionale waterberging. De ontwikkeling van functies wordt afgestemd op de waterbergende functie. Dit betekent dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren mag gaan.
Het Dommeldal is tevens aangewezen als kerngebied groenblauw. Het kerngebied groenblauw bestaat uit de ecologische hoofdstructuur inclusief de ecologische verbindingszones. Ook de waterlopen met de aanduiding ruimte voor watersysteemherstel (ontwerp Provinciaal Waterplan 2010- 2015) behoren hier toe. De ecologische hoofdstructuur (EHS) bestaat uit het samenhangende netwerk van bestaande en te ontwikkelen bossen en natuurgebieden in Brabant. Deze gebieden hebben de hoofdfunctie natuur. De gebieden binnen de EHS waar de natuurwaarden afhankelijk zijn van de hydrologische situatie krijgen bijzondere aandacht. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor de EHS. De ontwikkeling van extensieve recreatie die zich richt op de belevingswaarde van deze natuurgebieden, is goed mogelijk. De ontwikkeling moet passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. De toegankelijkheid van de natuur is van belang. De ontwikkeling van recreatieve poorten nabij de EHS draagt bij aan beleving van de natuur.
afbeelding: ontwikkelingsbeeld structuurvisie Noord-Brabant
De Verordening ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Onderdeel van de verordening ruimte is een kaart die bestaat uit de volgende 7 lagen:
Hieronder wordt ingegaan op de kaartlagen die voor onderhavig plangebied van belang zijn.
Ad 1. Stedelijke ontwikkeling
Afbeelding fragment van kaart 'stedelijke ontwikkeling' uit Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
De te bebouwen of reeds bebouwde gebied van de HTCE en het sportbos zijn op de kaart behorende bij de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'. De rest van de HTCE en de Klotputten is aangeduid als 'gebied integratie stad-land'. Volgens de verordening zijn stedelijke ontwikkelingen uitsluitend gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De functies op de HTCE kunnen in dit verband worden aangemerkt als een stedelijke functie. Het sportbos wordt in dit kader ook aangemerkt als een stedelijke functie.
Bestaande bedrijventerreinen in bestaand stedelijk gebied
Bij een bestemmingsplanherziening voor een bedrijventerrein in bestaand stedelijk gebied moeten de volgende aspecten worden verantwoord in de toelichting:
De regels onder punt 1 hebben betrekking op een verplichte regionale afstemming onder meer met betrekking tot de ruimtebehoefte. In het geval van de campus betreft het een uitbreiding in een zeer specifiek segment welke op ook op internationale schaal moet worden bezien. De campus is hiervoor, zoals beschreven in verschillende beleidsstukken, de aangewezen locatie binnen Eindhoven en zelfs landelijk. De noodzaak tot afstemming met andere bedrijventerreinen in de regio is om die reden niet aanwezig.
Ook moeten de reële mogelijkheden voor herstructurering en voor zorgvuldig ruimtegebruik worden aangegeven. Vanwege de argumenten benoemd bij punt 1 is herstructurering voor de HTCE niet aan de orde. Bij zorgvuldig ruimtegebruik wordt hier gedoeld op de wijze waarop de inrichting van het bedrijventerrein een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevorderd, minimale omvang van uit te geven bedrijfskavels, op de aard van het bedrijventerrein aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte en oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein wordt tegengegaan. Bij een middelzwaar en zwaar bedrijventerrein wordt onder oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein verstaan:
Aangezien de High Tech Campus niet aangemerkt kan worden als middelzwaar of zwaar bedrijventerrein is van oneigenlijk gebruik geen sprake. Feitelijk is sprake van een herbestemming van de oude Natlab bedrijfsbebouwing en wordt het gebied tot herontwikkeling gebracht. Daarmee wordt voldaan aan de doelstelling van herstructurering.
Ad 2. Ontwikkeling intensieve veehouderij
Het gehele gebied van Klotputten heeft de aanduiding 'extensiveringsgebied' in het kader van ontwikkeling intensieve veehouderij. De verordening bepaalt dat ter plaatse nieuwvestiging, uitbreiding, hervestiging van en omschakeling naar een vorm van intensieve veehouderij niet is toegestaan. Binnen dit bestemmingsplan zijn de gebieden met deze aanduiding bestemd als 'Natuur - 1' of 'Natuur - 2'. Binnen de bestemming 'Natuur - 2' is agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij.
Afbeelding fragment van kaart 'ontwikkeling intensieve veehouderij' uit Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
lichtgroen= extensiveringsgebied
Ad 4. Water
De aanduidingen 'reserveringsgebied waterberging' en 'regionaal waterbergingsgebied' vallen volgens de kaart behorende bij de verordening deels over het plangebied heen (zie onderstaande afbeelding water). De verordening bepaalt dat deze aanduidingen mede bedoeld zijnvoor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. Uit de uitgevoerde watertoets kan bijvoorbeeld blijken dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren gaat, of dat bij de inrichting voldoende rekening is gehouden met hogere inundatiekansen. In hoofdstuk 5 is beschreven op welke wijze in het plangebied in voldoende waterberging wordt voorzien.
In Klotputten is een waterwingebied gelegen. De verordening bepaalt dat het bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding 'waterwingebied' uitsluitend strekt tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening, waarbij een medebestemming natuur of bos is toegelaten. In dit bestemmingsplan zijn deze gronden ter bescherming van het waterwingebied bestemd tot 'Natuur - 1' alsmede de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied'.
De aanduiding '25-jaarszone kwetsbaar' van het grondwaterbeschermingsgebied rond de winning Aalsterweg doorsnijden het plangebied. De verordening bepaalt dat de toelichting van een bestemmingsplan, waarin een dergelijke zone ligt, een verantwoording bevatten waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven. In hoofdstuk 5 is een dergelijke verantwoording opgenomen.
Afbeelding fragment van kaart 'water' uit Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
oranje = waterwingebied
lichtblauw= reserveringsgebied waterberging
donkerblauw= regionaal waterbergingsgebied
roze = 25-jaarszone kwetsbaar
Ad 5. Natuur en landschap
Een deel van het plangebied is aangeduid als 'attentiegebied ehs' (zie onderstaande afbeelding 'natuur en landschap'). De verordening bepaalt dat ter plaatse van deze aanduiding geen fysieke ingrepen zijn toegestaan die een negatief effect op de waterhuishouding kunnen hebben van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur. Verder stelt de verordening met betrekking tot de waterhuishouding een aantal eisen aan het plangebied (verbod op bodemingrepen). Deze aanduiding is alleen gelegen over het deel de Klotputten. Ter plaatse van deze aanduiding gelden in onderhavig bestemmingsplan de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2'. Ter plaatse van deze bestemmingen is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden.
Over een aantal gebieden binnen het plangebied ligt de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', te weten:
De verordening bepaalt dat de bestemming ter plaatse van deze aanduiding strekt tot het behoud, herstel, bescherming of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Verder moet ook rekening worden gehouden met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Dit geldt niet als het geldende bestemmingsplan een “niet-natuurbestemming” aan het gebied toekent. In dat geval mag de geldende niet-natuurbestemming en de daarmee verbonden ontwikkelmogelijkheden (bouw en gebruik) worden bestendigd.
De gebieden genoemd onder de punten 1, 2 en 3 zijn in voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Natuur - 1' of 'Natuur - 2', binnen welke bestemmingen de ecologische waarden en kenmerken voldoende worden geborgd.
Afbeelding fragment van kaart 'natuur en landschap' uit Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
groen = ecologische hoofdstructuur
blauwgroen = groenblauwe mantel
blauw raster = attentiegebied ehs
roze raster = zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
Langs de dommel ligt de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'. Dit zoekgebied strekt mede tot de verwezelijking en behoud, beheer en herstel van watersystemen. In voorliggend bestemmingsplan zijn de gebieden met deze aanduiding bestemd als 'Natuur - 1', binnen welke bestemming deze watersystemen voldoende worden geborgd.
Binnen het plangebied zijn tevens stukken grond aangeduid als 'groenblauwe mantel'. De verordening bepaalt dat deze gronden strekken tot behoud, herstel, bescherming of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Deze aanduiding ligt binnen het gebied de Klotputten en ten noorden en zuiden van het sportbos. Verder is een klein perceeltje met deze aanduiding ten oosten van het kinderdagverblijf. Binnen dit bestemmingsplan zijn de gebieden met deze aanduiding bestemd als 'Natuur - 1' of 'Natuur - 2'. Het perceel met deze aanduiding ten oosten van het kinderdagverblijf heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemmingen worden eerdergenoemde waarden en kenmerken voldoende geborgd.
Conclusie
De Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 stelt een groot aantal eisen aan het plangebied. Het plangebied ligt deels in een reserveringsgebied voor waterberging. In het bestemmingsplan worden binnen een gering gedeelte van dit gebied ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met Waterschap De Dommel is overeenstemming bereikt dat handhaven van het reserveringsgebied waterberging specifiek voor het gedeelte van de HTCE, waar nog bebouwing is voorzien, niet aan de orde is. Voor de bouwpeilen van deze bebouwing heeft het waterschap geadviseerd om deze hoger dan NAP + 17,50m te kiezen om de kans op wateroverlast vanuit het oppervlaktewater in de toekomst te beperken. Voor het reserveringsgebied waterberging, voor het gedeelte waar nog bebouwing is voorzien, vervalt de compensatieplicht. De aanpassingen, die voor de Verordening ruimte dienen te worden doorgevoerd, neemt het waterschap mee in de actualisatie van haar bestanden van de “voorlopige reserveringsgebieden waterberging”.
Het reserveringsgebied blijft wel van toepassing voor de gronden gelegen buiten het campusterrein en voor een gedeelte van de gronden van de HTCE waar geen bebouwing is voorzien (o.a. ter plaatse van het zogenoemde sportbos).
Voor het overige voldoet het bestemmingsplan aan de uitgangspunten uit de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. Dit is op een aantal manieren vertaald in dit bestemmingsplan onder andere door de voor 'EHS' aangeduide gebieden een bestemming 'Natuur - 1' of 'Natuur - 2' op te nemen, en een verbod op te nemen voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Verder wordt voor de HTCE een duidelijk functioneel profiel vastgelegd in de regels dat past in het beleid voor bijzondere bedrijfslocaties en een bestemmingsregeling die stimuleert tot vormen van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het doel van het RPB, opgesteld door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, 19 november 2009, is om de uitvoering van ruimtelijke projecten met een Brainport component te versnellen. Het wordt door het SRE gebruikt als vertrekpunt in het overleg met diverse bestuurlijke en niet bestuurlijke partners en het vormt tevens de basis voor regionale ondersteuning van kansrijke ruimtelijke initiatieven.
De regio heeft haar huidige sterke economische positie mede te danken aan de unieke combinatie van wonen, werken en landschap. Deze combinatie zal bewaakt moeten worden. De ruimtelijke strategie is gebaseerd op “the best of both worlds”. Er wordt ingezet op ruimtelijke knopen met hoogstedelijke cultuur en concentratie van voorzieningen enerzijds en een fijnmazig dorpstedelijk netwerk in een regiospecifieke landschappelijke omgeving anderzijds. Contact en uitwisseling (van kennis) tussen mensen staat centraal. Deze uitwisseling vindt voor een deel plaats tijdens kantooruren, maar voor een groot deel ook buiten werktijd, in een ontspannen context. Om als regio de sterke economische positie te kunnen behouden en ten volle te benutten, is het noodzakelijk dat aan de essentiële ruimtelijk-economische voorwaarden wordt voldaan. Hierbij moet worden gestreefd naar functiemenging, waarbij het programma van de regio wordt ingepast in kwaliteitsmilieus of kwaliteitsclusters. Deze kwaliteitsclusters worden door de regio benoemd en uitgewerkt in integrale gebiedsontwikkelingen. Het streven van de regio is gericht op het creëren van topmilieus met een goede bereikbaarheid en met een regiospecifiek en onderscheidend imago. Het hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed speelt hierbij een belangrijke rol. Bij het (door)ontwikkelen van topmilieus wordt aangesloten op het reeds bestaande sterke economische cluster en de bestaande groene structuur in en om de stad.
Op de Strategiekaart Zuidoostvleugel BrabantStad – Brainport Eindhoven is het plangebied opgenomen in het strategisch gebied A2-zone Eindhoven & Westcorridor Eindhoven. Hiervoor geldt: een internationaal vestigingsmilieu. De A2-zone is een hoogdynamische zone waarin de nadruk ligt op dynamiek en bereikbaarheid. In deze zone etaleert de regio haar innovatieve kennisindustrie. Als visitekaartje van Brainport Eindhoven, is de A2-zone dé geniale Brainportlocatie. De snelweg wordt een verbindende schakel en integraal onderdeel van de grote stad. De A2 kan, wanneer de verbreding van de A2 rond Eindhoven is uitgevoerd, dé ruimtelijke drager van Brainport Eindhoven worden. De A2 kruist bovendien de Westcorridor. Deze corridor verbindt internationale infrastructurele knooppunten (Eindhoven Airport, snelwegen A58 / A2 / A67 en spoor, Eindhoven CS) door middel van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) en het onderliggende wegennet. De A2-kennisas en de Westcorridor versterken elkaar zodat een zeer gedifferentieerd aanbod van optimaal ontsloten bedrijfs-, woon- en verblijfslocaties kan ontstaan. Samen zorgen zij voor een aanspreken internationaal vestigingsmilieu in een aantrekkelijke groene omgeving. Daarnaast wordt Stadspark De Wielewaal via de A2-zone gekoppeld aan Nationaal Landschap Het Groene Woud. Midden in deze groene corridor ligt de toekomstige 'Brainport Innovatie Campus' ingepast in het landschap.
De High Tech Campus Eindhoven is aan te merken als een bijzonder werkgebied met functiemenging dat zich moeilijk laat vergelijken met de traditionele bedrijventerreinen zoals die in het provinciaal beleid benoemd worden. Weliswaar wordt op de campus ruimte geboden aan bedrijfsactiviteiten met een hogere milieucategorie, maar onlosmakelijk daaraan verbonden worden activiteiten noodzakelijk geacht met een lagere milieucategorie. Het gaat daarbij met name om kantoorachtige research en development activiteiten. Vanwege het bijzondere karakter van het campusconcept wordt dan ook ingezet op bedrijfsactiviteiten gericht op research en development en aanverwante functies. Dit concept vertaald zich in een bijzonder "bedrijventerrein" dat, in afwijking van het provinciale beleid, hoge en lage milieucategorieën toelaat. De High Tech Campus Eindhoven is in de verschillende beleidstukken als zodanig opgenomen. Het concept sluit goed aan op de wens van de genoemde ruimtelijke kwaliteit. Het conserverende karakter van de Klotputten sluit aan bij de status die het heeft als onderdeel van de EHS.
Concluderend kan worden gesteld dat door de bijzondere opzet van de campus aansluiting is gezocht bij het provinciaal en regionaal beleid dat gericht is op de ontwikkeling van werkgebieden met een hoge ruimtelijke kwaliteit. Door de campus aan te merken als bijzonder werkgebied met functiemenging blijft het beleid zoals dat geldt voor traditionele bedrijventerrein buiten toepassing. De ontwikkeling van de campus kan hiermee als passend in het provinciaal en regionaal beleid worden geacht. Belangrijke voorwaarde daarbij is wel dat het bestemmingsplan - met aanvullende regelingen - voldoende waarborgen biedt voor het behoud van de voorgestelde ruimtelijke kwaliteit van de campus en omgeving. In hoofdstuk 6 Juridische vormgeving is aangegeven hoe het bestemmingsplan deze kwaliteit zal waarborgen.
De Interimstructuurvisie (01-12-09) is een tussenstap op weg naar een definitieve structuurvisie. In de Interimstructuurvisie zijn de sectorale, ruimtelijk relevante beleidkaders vanuit de verschillende raadprogramma’s geïntegreerd. De bestaande situatie is opgenomen én de ruimtelijke ontwikkeling op basis van vastgesteld beleid. Op hoofdlijnen en voor de middellange termijn. Het voornemen is om de definitieve structuurvisie in 2011 vast te stellen. Daarin worden nieuwe ontwikkelingen meegenomen waarover de raad nog geen besluit heeft genomen.
Vanuit de Brainportambitie vloeit de noodzaak en urgentie voort om een schaalsprong te maken. Het gaat daarbij vooral om een schaalsprong in kwaliteit op de thema's ruimte, economie, bereikbaarheid en duurzaamheid. Dit moet leiden tot meer gedifferentieerde, mooiere, groenere, beter bereikbare, veiligere woonmilieus, bedrijventerreinen en voorzieningen. Bovendien wil Eindhoven zich door middel van Brainport nog meer onderscheiden op het gebied van design, sport en licht. Naast de opgave van het versterken van de eigen beroepsbevolking door adequate opleiding en herscholing, het creëren van topkwaliteitsinstituten en het zorgen voor een goede arbeidsmarktstructuur is er een speciale (extra) opgave om nieuwe kenniswerkers te werven en te faciliteren in de vestigingsvoorwaarden van deze groepen, waaronder een aantrekkelijk woonmilieu. Deze kenniswerkers zijn onontbeerlijk voor de doorontwikkeling van de kennisinnovatieve technologie. De economische kracht van de stad is van groot belang voor de maatschappelijke ontwikkeling en andersom, zoals in combinaties tussen creatieve industrie, kennisontwikkeling in hoger onderwijs, zorg, sport en technologie. Een belangrijke uitdaging is de koppeling te leggen tussen de technologische kennis en de ambitie om de duurzame ontwikkeling van de stad vorm en inhoud te geven.
De groei en transformatie naar Brainport vraagt om een heroriëntatie op de stad vanuit een perspectief van meer inwoners met een andere woonvraag, meer en andere bedrijvigheid, meer bezoekers en uitgebreidere mobiliteitsmogelijkheden. Dit alles moet leiden tot een ontwikkeling waarin Eindhoven niet dichtslibt, maar waarin alle sociale, economische en ruimtelijke kwaliteiten overeind blijven. Deze opgave richt zich in het bijzonder op bestaand stedelijk gebied. Ruimte voor uitleggebieden is er nauwelijks.
Op het vlak van de economie is de doelstelling het verwezenlijken van de Brainportambities door zorg te dragen voor voldoende ruimte voor hoogwaardige bedrijvenlocaties passend in het economisch profiel van de stad, voor het faciliteren van een brede verscheidenheid aan bedrijven, voor een goede bereikbaarheid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Daarnaast wordt doorgeïnvesteerd in de triple helix, het initiërende overleg van bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Nieuwe bedrijventerreinen worden uitsluitend ingezet passend bij dit economisch profiel van kennis- en technologische innovatieontwikkeling van de stad. Bij de vestiging van bedrijven wordt een selectief locatiebeleid gevoerd. De A2-zone en de Westcorridor (beide horende tot de Brainport Avenue) zijn aangewezen als een internationaal vestigingsmilieu. Hier wordt door Eindhoven sterk ingezet op hoogwaardige werklocaties zoals de High Tech Campus Eindhoven. Het afronden van de HTCE is in de structuurvisie opgenomen als exploitatiegebied gekoppeld aan de investeringsprojecten binnen de A2-zone.
Voor groen en water is het ruimtelijk beleid gericht op het ontwikkelen en behouden van een robuuste, aaneengesloten en functionele groene structuur, waaronder wordt verstaan het stelsel van samenhangende terreinen met ecologische, recreatieve, groenesthetische en/of ruimtelijk structurerende betekenis, het ontwikkelen van een functioneel en zichtbaar watersysteem, en het in stand houden van herkenbare cultuurhistorische structuren of erfgoed.
Voor het thema bereikbaarheid zijn de doelstellingen het optimaliseren van de doorstroming van alle verkeerstypen, het vergroten van het aandeel openbaar vervoer en fiets en het verbeteren van de leefbaarheid en het koppelen van ontwikkelingen met veel vervoersbewegingen aan de structuren voor openbaar vervoer en fiets.
afbeelding: ruimtelijke hoofdstructuur
Voor de Interimstructuurvisie 2009 is een milieueffectrapport opgesteld. Op vele milieu-aspecten zal een verbetering van de kwaliteit plaatsvinden als gevolg van de maatregelen die zijn voorgenomen. Aandachtspunt is dat bij de uitwerking van de voorgenomen plannen aandacht nodig voor de relatie met de Groene Hoofdstructuur.
De nota Hoogbouwbeleid, de derde dimensie van een laagbouwstad, gemeente Eindhoven 16-12-2008 is een afwegingskader voor nieuwe hoogbouwinitiatieven binnen de gemeente Eindhoven. Er zijn duidelijke keuzes gemaakt over de gebieden waar hoogbouw wel of niet wordt toegestaan. Intensivering vind vooral plaats in de goed bereikbare dynamische gebieden van de stad. Daarbij vindt een belangrijke koppeling plaats tussen intensivering en de ontwikkeling van de HOV-lijnen. Het aanwijzen van kansrijke en minder kansrijke gebieden voor hoogbouw betekent niet dat hoogbouw op elke kansrijke locatie zonder meer wordt toegelaten. Voor gebouwen vanaf 45 meter hoog moet een Hoogbouw Effect Rapportage worden opgesteld waarin verschillende criteria worden afgewogen.
De High Tech Campus Eindhoven is aangeduid als bijzonder gebied in de stad (campusterrein). Campusterreinen kenmerken zich door duidelijk begrensde gebieden met een open groene structuur. In dit hoogbouw milieu staan over het algemeen gebouwen tot ongeveer 75 meter met kantoorachtige functies en kennisgerelateerde functies die typerend zijn voor Eindhoven. De openheid van de bebouwingstructuur moet hier absoluut herkenbaar blijven. Door Bureau Juurlink [+] Geluk is studie verricht naar de uitbreiding aan de zuidzijde van de HTCE. Er is hier ruimte voor hoogbouw tot 11 lagen (maximaal 45 meter). Vanwege deze studie is dus geen Hoogbouw Effect Rapportage nodig voor de nieuwbouw op de HTCE. Het hierbij geplande extra programma is een uitbreiding die past in de sfeer van een campusterrein. De open groen- en bebouwingsstructuur komen hier in terug waardoor het karakter van de huidige campus wordt doorgetrokken in de uitbreiding. Er is een goede busverbinding aanwezig op de HTCE. Er zijn plannen om hier in de toekomst een HOV-lijn van te maken. Dit past binnen de gedachte om hoogbouw te koppelen aan goed bereikbare plekken.
De beoogde ontwikkeling van de High Tech Campus Eindhoven met hoogwaardige bedrijvigheid in de R&D en innovatieve sector sluit aan bij de ambities van het gemeentelijk ruimtelijk beleid uit de interim structuurvisie. Het plan geeft uitvoering aan de genoemde Brainportambities. De campus heeft een groene opzet waarbij het landschap verweven is met de campus. Hierbij is extra aandacht besteed aan de relatie tussen de campus en de groene omgeving. De regeling voor het gebied de Klotputten heeft een conserverend karakter waarbij wordt voldaan aan het beleid met betrekking tot natuurwaarden. Naast het genoemde ruimtelijk beleid bestaat er vigerend gemeentelijk beleid op verschillende onderwerpen als onder meer detailhandel, verkeer, en horeca. Op hoofdlijnen is te stellen dat de in het bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen aansluiten op dit specifieke beleid. In de volgende paragrafen wordt dit per onderdeel nader verklaard. Concluderend kan worden gesteld dat door de bijzondere opzet van de campus aansluiting is gezocht bij het gemeentelijk beleid.
Op basis van de relevante beleidsstukken zoals in dit hoofdstuk beschreven, valt te concluderen dat de verdere ontwikkeling van de campus past binnen het beleid. Voor de regio Eindhoven is de ontwikkeling van de HTCE zelfs noodzakelijk om een leidende rol te blijven spelen als Brainport. Het bestemmingsplan draagt bij aan een internationaal aantrekkelijk vestigingsklimaat voor kennisinstellingen. De verschillende beleidsthema's hebben waar nodig een juridische doorvertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Ook heeft het ruimtelijk beleid een belangrijke rol gespeeld bij de inpassing van het extra programma op het zuidelijk deel van de campus.