direct naar inhoud van Artikel 10 Natuur - 2
Plan: High Tech Campus Eindhoven-Klotputten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80022-0501

Artikel 10 Natuur - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  • e. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van waterbergend vermogen van de gronden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 14' tevens voor erfafscheidingen;

met daarbij behorende:

  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. infrastructurele voorzieningen, voor zover het betreft onverharde wegen en paden;
  • k. extensief recreatief medegebruik;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. op of in deze gronden zijn geen (mest)silo's toegestaan;
  • b. op of in deze gronden zijn geen erfafscheidingen toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 14' een erfafscheiding worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' een landmark (artistiek kunstwerk) mag worden gebouwd tot een bouwhoogte van 60 m.
  • e. voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 6 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen zoals veldschuren, schuilgelegenheden voor vee en melkstallen, mits een evenredige belangenafweging plaats vindt waarbij betrokken worden enerzijds de noodzaak van het hulpgebouw uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf en anderzijdse de mate waarin de landschappelijke waarde door het hulpgebouw wordt geschaad.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 10.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en de opslag en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt voor de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • d. kleinschalig kamperen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - 2' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins veranderen van de bodemstructuur;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas.
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (infrastructurele) leidingen;
  • e. de grond dieper te roeren dan 60 cm onder maaiveld of anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren;
  • f. het wijzigen van de grondwaterstand en/of vergroten van de toe- en aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten, greppels en poelen.
  • g. het ophogen van gronden of wijzigen van kaden die gelegen zijn binnen het regionaal waterbergingsgebied.
10.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
10.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het aanbrengen van leidingen niet leidt tot onevenredige aantasting van de agrarische bestemming;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik.
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de agrarische, natuur en/of landschappelijke functies en waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig kunnen worden verkleind;
  • d. door het ophogen van de gronden of het wijzigen van de kaden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend vermogen van de gronden;
  • e. fysieke ingrepen geen negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
10.5.4 Advies

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning, ten aanzien de werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.5.1 onder d t/m g, kan slechts worden verleend indien vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.