9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur - 1´ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
-
b. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten voor andere bestemmingen dan die bedoeld in lid 9.1;
-
c. het planten, rooien, kappen of verminken van bomen, houtopstanden en gewassen;
-
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
-
e. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
-
f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (infrastructurele) leidingen;
-
g. de grond dieper te roeren dan 60 cm onder maaiveld of anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren;
-
h. het wijzigen van de grondwaterstand en/of vergroten van de toe- en aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten, greppels en poelen.
-
i. het ophogen van gronden of wijzigen van kaden die gelegen zijn binnen het regionaal waterbergingsgebied.
9.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
a. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
-
b. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
9.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 9.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
-
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 9.1, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig kunnen worden verkleind;
-
b. door het ophogen van de gronden of het wijzigen van de kaden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend vermogen van de gronden;
-
c. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de werkzaamheden wat betreft aard en omvang geen nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning.
9.5.4 Advies
De in lid 9.5.1 genoemde vergunning, ten aanzien de werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 9.5.1 onder f t/m i, kan slechts worden verleend indien vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.