direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportaccommodatie Asperen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

RISA project is voornemens om aan de Leerdamseweg 39 te Asperen een nieuwe multifunctionele binnensportaccommodatie te realiseren. De reeds aanwezige bebouwing wordt ten behoeve van het vernieuwingsplan gesloopt.

Aanleiding voor de bouw van een nieuwe sportaccommodatie is dat de huurovereenkomst van de sportverenigingen van Asperen met De Schildkamp per 1 augustus 2016 komt te vervallen. De Schildkamp, gelegen tegenover het sportterrein, is een Health Center met een sporthal, waarvan de sportverenigingen gebruik maken.

Met het voorgenomen nieuwbouwplan wijzigt de invulling van de locatie. De nieuwe invulling past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan "Bestemmingsplan Kern Asperen". De gemeente wenst middels dit nieuwe bestemmingsplan medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van het plangebied. Het voorliggende bestemmingsplan is conform artikel 3.1 Wro opgesteld en wordt overeenkomstig de wettelijke eisen als ontwerp ter inzage gelegd.

Voorafgaand aan voorliggend bestemmingsplan is door Risa project, gemeente Lingewaal en Amer/ ruimtelijke ontwikkeling in een tweetal werksessies een stedenbouwkundig plan met een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het stedenbouwkundig plan met het landschappelijke inpassingsplan had als doel om belanghebbenden en omwonenden zoveel mogelijk duidelijkheid te geven over wat er komt, voordat de bestemmingsplanprocedure start. De uitgangspunten die zijn opgesteld tijdens de werksessies en gezamenlijk het plan vormen, worden toegelicht in het hoofdstuk: "Toekomstige situatie".

1.2 Begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0001.jpg"

Afbeelding - ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de stad Asperen, aan de oostzijde van het Galgenwiel. De noord- en westgrens van de locatie worden gevormd door het omliggend landschap, waarvan een gedeelte onderdeel is van het Gelders Natuurnetwerk. De sport- en oefenvelden bepalen de oost- en zuidgrens van het plangebied

Het sportterrein wordt ontsloten middels een inrit die aansluit op de Leerdamseweg. De Leerdamseweg is één van de twee belangrijke doorgaande routes door Asperen. De omliggende bebouwing ligt minimaal op 140 meter afstand van het plangebied.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan Sportaccommodatie Asperen bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1 : 1.000 (tek. no.NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01);
  • toelichting;
  • regels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.4 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan "Bestemmingsplan kern Asperen", dit bestemmingsplan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op september 2005. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Sport" waarbij de bouwvlakken gedetailleerd zijn vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0002.jpg"

Afbeelding - uitsnede bestemmingsplan Kern Asperen

Aangezien de nieuwe sportaccommodatie buiten het huidige bouwvlak komt te liggen en hoger zal worden dan de toegestane hoogten in het vigerend bestemmingsplan zal voor de nieuwbouw een nieuw bestemmingsplan moeten worden gemaakt.

Het onderhavige nieuwe bestemmingsplan maakt de voorziene ontwikkelingen planologisch en juridisch mogelijk.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en toekomstige invulling van het plangebied beschreven;
  • In hoofdstuk 3 volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het plan;
  • In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld;
  • In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan;
  • In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • In hoofdstuk 7 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak behandeld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt ten noorden van Asperen en wordt ontsloten middels een inrit die aansluit op de Leerdamseweg. Op het terrein staan twee gebouwen. In het gebouw aan de zijde van het Galgenwiel zijn Café-Cafetaria De Wiel en de kleedkamers van de voetbalvereniging gehuisvest. In het gebouw grenzend aan de sportvelden zit de voetbalkantine. Het oppervlak aan bebouwing bedraagt in de huidige situatie 880 m2.

Op het terrein tussen de gebouwen is parkeerruimte voor circa 18 auto's. De parkeerterreinen aan de Leerdamseweg worden tevens gebruikt door bezoekers van het sportterrein. Het fietsparkeren gebeurt aan de voorzijde van Café-Cafetaria De Wiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0003.jpg" Afbeelding - huidige situatie

Het sportterrein grenst aan het landschap rondom de Oude Zuiderlingedijk, dat gekenmerkt wordt door enkele bospercelen, bomenrijen en graslanden. Een deel van dit landschap is onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk, een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0004.jpg"

Afbeelding - huidige verharding in het plangebied

Ten westen van het plangebied ligt de waterplas het Galgenwiel. Het Galgenwiel is een openbaar natuurzwembad met een strand tegenover Café-Cafetaria De Wiel.

Een wandelroute over het sportterrein, tussen de twee gebouwen door, zorgt voor een directe verbinding tussen de bebouwde kom en het wandelpad dat over de Oude Zuiderlingedijk loopt, de IJsvogelroute.

De entree van het sportterrein wordt gemarkeerd door een lange brede blok haag met een bomenrij.

2.2 Toekomstige situatie plangebied

De sportaccommodatie

Ten behoeve van de bouw van de nieuwe sportaccommodatie zullen de bestaande gebouwen in het plangebied worden gesloopt.

De voetprint van de sportaccommodatie zal circa 2.400 m² bedragen. De sportaccommodatie bestaat uit een gebouw met daarin o.a. een sporthal, kleedkamers voor de binnen- en buitensport, een sportkantine en Café-Cafetaria de Wiel. De sportkantine krijgt een terras aan de zijde van de sportvelden. Dit terras dient tevens als buitenruimte voor de Buitenschoolse opvang (BSO). Wanneer mogelijk, krijgt de sportkantine een tweede verhoogd terras, waar men nog beter zicht heeft op de sportvelden. Deze kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden op het dak van de kleedkamers.

Het Café-Cafetaria de Wiel krijgt een terras aan de zijde van de waterplas Het Galgenwiel.

Uitgangspunt is dat tijdens de uitwerking van het plan men streeft naar het behoud van Café-Cafetaria De Wiel tijdens de bouwfase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0005.jpg"

Afbeelding - stedenbouwkundig plan

Auto- en fietsparkeren

In het plan is rekening gehouden met de aanleg van voldoende openbare parkeerplaatsen voor fietsen en auto's. Het fietsparkeren zal plaatsvinden aan de voorzijde, op geringe afstand van de sportaccommodatie, vergelijkbaar met de huidige situatie. Voor auto's is er parkeergelegenheid aan de Leerdamseweg.

In de nieuwe situatie wordt gestreefd naar een autoluw voorterrein. Het aantal parkeerplaatsen voor auto's in de directe nabijheid van de sportaccommodatie zal dus beperkt zijn. Er zullen maximaal 8 parkeerplaatsen op het voorterrein aanwezig zijn voor o.a. beheerders en minder invaliden. Om te benadrukken dat het voorterrein autoluw is, wordt de bestaande rijweg/ inrit van het sportterrein een fietsstraat. De auto is hier dus te gast op het fietsersdomein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0006.jpg" Afbeelding - het parkeerterrein tegenover Schildkamp, welke als referentie dient bij de herinrichting van het ernaast gelegen parkeerterrein

De bezoekers per auto parkeren aan de Leerdamseweg op een van de twee aanwezige openbare parkeerplaatsen. Het parkeerterrein direct aan de inrit van het sportterrein krijgt een efficiëntere inrichting, zodat er ca 90 auto's kunnen parkeren. Het nieuwe parkeerterrein wordt op een gelijke wijze als het ernaast gelegen parkeerterrein ingericht.

Landschappelijke inpassing

Het sportterrein ligt in de overgangszone van de bebouwde kom naar het landschap van de Linge. Aan de westzijde van het terrein ligt het Galgenwiel. Duidelijk is dat het sportterrein in een gebied ligt met hoge landschappelijke waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0007.jpg"

Afbeelding - ligging ontwikkellocatie ten opzichte van landschappelijke waarden

Tijdens het ontwerpproces is de landschappelijke inpassing van de nieuwe sportaccommodatie dan ook een zeer belangrijk uitgangspunt geweest. Voor een goede landschappelijke inpassing zijn de hieronder beschreven randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn gezamenlijk opgesteld door RISA project, gemeente Lingewaal en Amer en vormen het kader waarbinnen het stedenbouwkundig plan is ontworpen.

De opgestelde randvoorwaarden voor een goede landschappelijke inpassing:

  • De nieuwbouw wordt zoveel mogelijk gebouwd op het bestaande verharde oppervlak, zodat het omliggend landschap wordt beschermd;
  • De toename van het verhard oppervlak dient minimaal te zijn;
  • Bestaande bomen en opgaand groen worden beschermd;
  • Nieuwe bomen worden aangebracht om gebouwde gevels te verzachten en ondergeschikt te maken aan het landschap;
  • Het gebouw wordt gebouwd in materialen met een natuurlijke uitstraling en met ingetogen kleurgebruik, zodat de sportaccommodatie zal opgaan in het landschap;
  • Het gebouw zal gebruik maken van de kwaliteiten van de omgeving, waardoor er interactie ontstaat tussen het omliggend landschap en het gebouw. Landschap en gebouw zullen daardoor een eenheid vormen.
  • Een wandelroute over het sportterrein dient de bebouwde kom van Asperen met de Oude Zuiderlingedijk te verbinden;

Hieronder is toegelicht hoe de landschappelijke randvoorwaarden zijn vertaald in het stedenbouwkundig plan.

Randvoorwaarde 1: Nieuwe sporthal komt zoveel mogelijk op bestaand verhard oppervlak, zodat het omliggend landschap wordt beschermd.

In de huidige situatie staan er twee gebouwen met daartussen een groot onbebouwd oppervlak (ca 1.100 m2). Dit verharde oppervlak wordt voornamelijk gebruikt als parkeerterrein. Om het omliggend landschap zo veel mogelijk te beschermen is er voor gekozen om het nieuwe gebouw te realiseren op het huidige parkeerterrein en op de plek van de twee bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0008.jpg"

Afbeelding - ontwikkellocatie sportaccommodatie

Het nieuwe gebouw heeft een grotere voetprint dan de twee bestaande gebouwen samen. De te realiseren sportaccommodatie heeft immers een sporthal, dat in de huidige situatie niet aanwezig is. Maar omdat het bestaande parkeerterrein ook benut wordt als bouwgrond en het aantal parkeerplaatsen direct bij de sportaccommodatie minder zal zijn dan in de huidige situatie, zal het op wellicht enkele tientallen vierkante meters na het lukken om de sportaccommodatie te realiseren op het bestaand verhard oppervlak. Dit ontwerpprincipe houdt in dat alle bomen rondom de sportgebouwen behouden blijven en er maximaal een kleine grasstrook rondom het huidige terrein voor de ontwikkeling nodig is.

Randvoorwaarde 2: Minimale toename van verhard oppervlak door efficiënt ruimtegebruik en slim gebruik van materialen.

Toename verhard oppervlak wordt beperkt door efficiënter om te gaan met de ruimte rondom de sportaccommodatie, zoals hiervoor beschreven, maar ook door het bestaande verharde parkeerterrein aan de Leerdamseweg halfverhard te maken.

Om te voorzien in het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt het parkeerterrein aan de Leerdamseweg geoptimaliseerd en iets vergroot. De parkeervakken zullen in halfverharding worden uitgevoerd, in tegenstelling tot de huidige situatie waarin het parkeerterrein geheel verhard is.

Daarnaast zal de kleine vergroting van het parkeerterrein dat aan de openbare weg ligt, minder gevoelig liggen dan vergroting van het verhard oppervlak bij de sportgebouwen, dat ten midden van het landschap ligt op circa 140 meter afstand van de bebouwde kom.

Randvoorwaarde 3: Bestaande bomen en opgaand groen worden beschermd

Het bouwvlak van de sportaccommodatie is zorgvuldig gekozen. Het is zo gepositioneerd zodat alle bestaande bomen gehandhaafd kunnen blijven.

Ook bij de optimalisatie van het parkeerterrein is hier rekening mee gehouden. Alleen daar waar geen bomen staan is het parkeerterrein iets vergroot, waardoor een efficiëntere parkeerindeling mogelijk is. De grote bestaande boom op het huidige terrein wordt tevens ruim ingepast in het nieuwe plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0009.jpg"

Afbeelding - parkeerterrein wordt geoptimaliseerd met behoud van bestaande bomen

Randvoorwaarde 4: Nieuwe bomen ter verzachting van gebouwde gevels

In de huidige situatie is het beeld van de sportgebouwen vanaf het Galgenwiel hard. Wanneer hier niets aan wordt gedaan zal ook de nieuwe situatie, kijkend over het water, een harde uitstraling hebben. Daarom is ervoor gekozen om aan de westzijde van de nieuwe sportaccommodatie enkele nieuwe bomen te planten, zodat het gebouwde deel verzacht wordt door groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0010.jpg"

Afbeelding - bestaande situatie, waarbij geen bomen aanwezig zijn voor de gebouwde gevel aan de zijde van het Galgenwiel
afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0011.jpg"

Afbeelding - nieuwe bomen worden aangeplant aan de zijde van het Galgenwiel

Het is de bedoeling dat de bomen uiteindelijk zo'n 20 meter hoog worden, dat is ruim 10 meter hoger dan de hoogte van de sporthal. Gedurende de jaren raakt de sportaccommodatie dus verder ondergeschikt aan het landschap.

Randvoorwaarde 5: Het gebouw wordt gebouwd met materialen met een natuurlijke uitstraling en ingetogen kleurgebruik.

Het is uitdrukkelijk de bedoeling het gebouw ondergeschikt te maken aan het landschap. Het gebouw wordt daarom gebouwd met materialen met een natuurlijke uitstraling en ingetogen kleurgebruik. De sobere uitstraling zorgt voor ondergeschikte positie ten opzichte van het groene en in de herfst, het kleurrijke, landschap.

Randvoorwaarde 6: Benutten landschappelijke kwaliteiten omgeving

Het gebouw zal ondergeschikt zijn aan het landschap. Maar tegelijkertijd ook een eenheid vormen met het landschap doordat het gebouw gebruik maakt van de landschappelijke kwaliteiten. Bovendien krijgt het gebouw door de interactie met het landschap allure.

De eerste landschappelijke kwaliteit die benut wordt is de bijzonder dikke en lange haag met bomenrij gesitueerd aan de inrit van het sportterrein. De landschappelijke lijn zal in de toekomst eindigen bij de hoofdentree van het nieuwe gebouw. In de nieuwe situatie krijgt de laan dus een baken, zoals dat verwacht mag worden bij een laan met deze uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0012.jpg"

Afbeelding - bestaande laan naar het sportterrein

Een tweede landschappelijke kwaliteit die benut wordt is het zicht op het Galgenwiel. Het nieuwe terras van Café-Cafetaria De Wiel zal net zoals in de bestaande situatie uitkijken op het Galgenwiel. In het nieuwe gebouw komen in de gevelwand aan de Galgenwielzijde ramen. Dit maakt de gevel qua beeld zachter en zorgt bovendien voor een bijzonder mooi zicht op het Galgenwiel vanuit de sportaccommodatie.

De derde landschappelijke kwaliteit die gebruikt wordt is de opbouw van het landschap. Het Galgenwiel is vlak. Op maaiveld, richting de Oude Zuiderlingedijk wordt het opgaand groen en de bomen hoger en compacter. Direct aan de Oude Zuiderlingedijk liggen bospercelen met bomen van 20 meter en hoger. Bij de architectonische uitwerking van het gebouw is het van belang in te spelen op dit hoogteverschil in het landschap. Het gebouw dient een gelaagdheid in opbouw te hebben. Aan het Galgenwiel is een bouwdeel met een maximale hoogte van 4 meter toegestaan. De sporthal dient aan de noordoostzijde van het complex te worden gesitueerd, zodat omliggende bospercelen boven de sporthal uitsteken. De maximale hoogte van de sporthal is 10 meter. De westgevel van de sporthal zal een schuin dak hebben, waardoor aan deze zijde de hoogte van de sporthal gebroken wordt. De gelaagdheid van de sportaccommodatie zal ook zichtbaar zijn vanaf de entreelaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0013.jpg"

Afbeelding - Gebouw beweegt met het landschap mee


Randvoorwaarde 7: Directe verbinding tussen bebouwde kom en het Lingelandschap

Het Lingelandschap is bijzonder mooi en is te zien vanaf de Oude Zuiderlingedijk. Een wens van de bewoners van Asperen is een wandelroute door het groen, die de bebouwde kom van Asperen met de IJsvogelroute verbindt. De IJsvogelroute is een route die over de Oude Zuiderlingedijk loopt. In de huidige situatie loopt deze verbindende route over het verharde terrein tussen de sportgebouwen door. In het ontwerp is een nieuwe wandelroute ontworpen in het groen, langs het Galgenwiel. Op deze wijze is ook in de nieuwe situatie een directe verbinding tussen de bebouwde kom en het Lingelandschap en kan men het bijzondere landschap dat Asperen rijk is optimaal ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0014.jpg"

Afbeelding - nieuwe wandelroute die de bebouwde kom met het Lingelandschap verbindt

Samenvatting: In het stedenbouwkundig plan is het landschap uitgangspunt geweest bij de planvorming. Er is er gestreefd om zoveel mogelijk op het bestaande verharde terrein te bouwen, zodat het omliggend landschap zo min mogelijk wordt aangetast. De situering van het nieuwe gebouw, het autoluw maken van het sportterrein en het toepassen van halfverharding bij het optimaliseren van het parkeerterrein aan de Leerdamseweg zullen ervoor zorgen dat de toename van het verhard oppervlak minimaal is.

De gebouwde gevel aan het Galgenwiel zal verzacht worden door de plaatsing van nieuwe bomen en zal niet hoger zijn dan 4 meter. De sporthal bevindt zich aan de noordoostzijde van het terrein. De gelaagdheid van het gebouw beweegt mee met de gelaagdheid van het landschap. Het gebouw wordt gebouwd met materialen met een natuurlijke uitstraling en ingetogen kleurgebruik.

Er komt een wandelroute die de bebouwde kom met de Oude Zuiderlingedijk verbindt.

Overleg provincie

Het nieuwe ontwerp voor de sportaccommodatie is voorgelegd aan de provincie Gelderland. De provincie heeft per mail van 31 juli 2014 haar opmerkingen doorgegeven (zie ook bijlage 6). De opmerkingen zijn verwerkt in het ontwerp. Tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan heeft de provincie geen zienswijze ingediend. De provincie is akkoord met het ontwerp.

Duurzaamheidaspecten

Bij de realisering van de nieuwe sportaccommodatie wordt op verschillende schaalniveaus aandacht besteed aan het duurzaamheidaspect. In het plan zijn de volgende maatregelen opgenomen:

  • Er wordt zoveel mogelijk gebouwd op het bestaand verhard oppervlak. Het omliggende landschap wordt daardoor niet aangetast;
  • Bij de herinrichting van het parkeerterrein aan de Leerdamseweg zal halfverharding worden toegepast, zodat de toename van het verhard oppervlak minimaal zal zijn;
  • Het gebouw zal gebouwd worden voor nu en voor de toekomst. Het is daarom essentieel dat er met duurzame materialen wordt gebouwd. Daarnaast is het van belang dat er voldoende flexibiliteit mogelijk is in het ruimtegebruik;
  • Bij de architectonische uitwerking van het gebouw zal de energiezuinigheid van het gebouw een aandachtspunt zijn;
  • Er wordt bestudeerd of het financieel haalbaar is om zonnepanelen toe te passen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan heeft een dusdanig klein karakter dat het nationale beleid aangaande de ruimtelijke ordening niet direct van toepassing en te vertalen is in dit bestemmingsplan. Het is daarnaast zo dat de uitgangspunten uit beleidsstukken van het rijk veelal verwerkt worden in provinciale en gemeentelijke beleidsstukken. Dit geldt ook voor de gemeente Lingewaal. In dit hoofdstuk wordt dan ook ingegaan op de relevante provinciale en gemeentelijke beleidsstukken voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Provinciale Staten zullen de Omgevingsverordening vermoedelijk op 1 oktober 2014 vaststellen. Onderstaande tekst is gebaseerd op de ontwerpen van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Eventuele wijzigingen naar aanleiding van vaststelling in oktober 2014 zullen te zijner tijd worden verwerkt.

Omgevingsvisie

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

Deze Omgevingsvisie is een belangrijke stap van de provincie om samen te werken aan 'opgaven' die de provincie en haar partners delen. Over wat er in Gelderland 'te doen' is en wat ons verbindt. Een aanpak die uitnodigt, uitdaagt en inspireert om in Gelderland te ontwikkelen met kwaliteit.

De provincie ziet bij de uitwerking van de eigen provinciale ambities een of meer van de volgende vier rollen voor zichzelf. Dit is per provinciale ambitie en aanpak uitgewerkt. De exacte invulling van deze globale rollen vindt plaats via onder meer provinciale uitvoeringsprogramma's die uitdrukking geven aan de volgende rollen. De provincie:

  • normeert: ze biedt ruimte binnen kaders, kaders waarmee de provincie de belangrijkste kwaliteiten wil borgen, ruimte die uitdaagt tot initiatief;
  • onderneemt: ze grijpt 'zelf' kansen via projecten en programma's en nodigt ook anderen daartoe uit;
  • verbindt: ze verbindt thema's die onderling en vaak bovenlokaal samenhangen;
  • inspireert: ze biedt inzet en inspiratie om processen verder te brengen, kwaliteiten optimaal te benutten en over en weer van elkaar te leren.

In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in deze Omgevingsvisie.

De Omgevingsvisie kent een veertiental themakaarten. Voor het plangebied zijn de volgende themakaarten van belang:

  • Kaart 3: Windenergie. Het plangebied is aangeduid als een gebied waar voorzieningen voor windenergie zijn uitgesloten.
  • Kaart 4: Vrijetijdseconomie. Op deze themakaart is het Galgenwiel aangegeven als gebied waar het zwemwater beschermd moet worden. De Leerdamseweg en de Oude Zuiderlingedijk zijn aangewezen als toeristische routestructuren.
  • Kaart 7: Natuur. Het plangebied zelf is aangewezen als Groene ontwikkelingszone. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Bij een uitbreiding voor de overige functies gaat het om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten. In dat saldo zijn een vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang een belangrijke randvoorwaarde. Grenzend aan het plangebied ligt het Gelders Natuurnetwerk. De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten. Voor het plangebied gelden de kernkwaliteiten van het deelgebied "Regulieren - Vijfherenlanden".

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0015.jpg"

Afbeelding - begrenzing Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

  • Kaart 8: Landschap. De huidige water- groenzone ten westen en noorden van het plangebied is onderdeel van het Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. Nationale Landschappen geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en zijn daarom beschermd. De huidige parkeerplaats langs de Leerdamseweg is aangewezen als Nationaal Landschap gelegen buiten GNN, GO en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze cultuurhistorische landschappen zijn de resultante van harmonisch samengaan van natuurlijke processen en menselijk handelen. De ontstaansgeschiedenis van het landschap is hier nog leesbaar. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van de gebieden die onderdeel zijn van het Nationaal Landschap te behouden en verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de verordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap behouden of versterken. De rest van het plangebied (daar waar sprake is van ontwikkelingen) ligt binnen de Verdichtingszone van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Verdichtingszone vormt een bufferzone voor de Hollandse Waterlinie waar ruimte wordt geboden voor nieuwe ontwikkelingen, zoals recreatie, mits de kernkwaliteiten (in dit geval de landschappelijke karakteristieken en het groene karakter) behouden blijven en versterkt worden. afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0016.jpg" Afbeelding - begrenzing Nieuwe Hollandse Waterlinie
  • Kaart 9: Water en Natuur. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als "Water als verbinder". De provincie en haar partners streven er samen naar om een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden te realiseren. De aanleg van natte ecologische verbindingszones draagt daaraan bij. De provincie werkt samen met de waterschappen, gemeenten en andere gebiedspartners in heel Gelderland, aan de realisatie van de natte ecologische verbindingszones, als onderdeel van de Groene Ontwikkelingszone. Elk gebied vraagt om maatwerk waarin de ecologische eisen en de mogelijkheden van het gebied op elkaar worden afgestemd.
  • Kaart 14: Natuur-toelichtend. Het plangebied behoort tot een Ecologische Verbindingszone. De ecologische verbindingszones (evz's) zijn een bijzonder onderdeel van de kernkwaliteiten van GNN en GO. Zij moeten voor een deel nog in de Groene Ontwikkelzone worden gerealiseerd. Doordat deze zones ook gebieden verbinden, kunnen de evz's in de GNN doorlopen. De provincie en haar partners willen aanvullende verbindingen realiseren zodat planten en dieren zich tussen de verschillende natuurterreinen kunnen verplaatsen. Dit is van belang voor de gezondheid van populaties en om verschuivingen als gevolg van klimaatverandering op te kunnen vangen. De evz's zijn multifunctionele zones, die met verschillende middelen gerealiseerd worden. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in deze zones welkom, mits ze een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelen. De inrichtingsmodellen die onderdeel zijn van de kernkwaliteiten zijn daarvoor richtinggevend.

Concluderend kan gesteld worden dat er in het plangebied belangen ten aanzien van de Groene ontwikkelingszone spelen waar rekening mee gehouden moet worden bij de ontwikkeling van het sportcomplex.

Ten aanzien van het thema Landschap kan gemeld worden dat de sportaccommodatie zoveel mogelijk op het bestaand verhard terrein wordt gebouwd. Er wordt maximaal een grenszone van 150 m² van het Nationaal Landschap gebruikt. Daarnaast zullen alle omliggende bomen behouden blijven.

Voor de uitbreiding van de parkeerplaats zal tevens een minimale grasstrook gelegen aan de grens van het Nationaal Landschap worden benut. Ook bij de uitbreiding van de parkeerplaats worden alle bestaande bomen behouden. De ontwikkeling vindt dus plaats zonder aantasting van het Nationaal Landschap.

Verbijzondering binnen de Nationale Landschappen is de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW, één van de Nationale Landschappen). De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat de provincie voor de toekomst wil behouden. De grenzen van het Galgenwiel vallen samen met de grenzen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De linie valt dus net buiten het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Er zijn geen ontwikkelingen voorzien die de kwaliteiten van de waterlinie aantasten.

Omgevingsverordening

Voor het plangebied gelden vanuit de Omgevingsverordening de volgende regels die relevant zijn voor de ontwikkeling van de sportaccommodatie. Deze regels zijn afkomstig uit de verordening d.d. 18 september 2013. Dit jaar nog wordt de nieuwe verordening vastgesteld.

Artikel 2.7.2.1: Beschermingsregime Groene ontwikkelingszone.

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij:
      • a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
      • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
      • c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
      • d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.7.1.1, derde tot en met zesde lid, en 2.7.1.3.
  • 2. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:
      • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en
      • b. deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Artikel 2.7.2.2 Uitbreiding

  • a. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kan uitbreiding van bestaande functies met meer dan 30 procent mogelijk worden gemaakt, indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  • b. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kan uitbreiding van bestaande functies met ten hoogste 30% mogelijk worden gemaakt, indien:
    • 1. uit de toelichting blijkt dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast; en
    • 2. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan.

De toets of er al dan niet sprake is van een significant effect is gedaan in paragraaf 4.4 en in paragraaf 2.2 is nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van de sporthal en de omgang met de omgeving. De nieuwe ontwikkeling valt binnen het bepaalde in artikel 2.7.2.2. In paragraaf 2.2 is ingegaan op de landschappelijke inpassing.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Het Manifest van Lingewaal: Structuurvisie Plus 2030

Bij de totstandkoming van het Manifest van Lingewaal is scenariogericht gedacht over de gemeente Lingewaal in de periode tot 2030. Het document is op 28 januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld en heeft de vorm van een StructuurvisiePlus gekregen. Het document bevat dan ook meerder concrete beleidsvoornemens. De structuurvisie beschrijft het volledige spectrum aan onderwerpen binnen de gemeente.

Om de structuurvisie zo concreet mogelijk te verwoorden is per kern een aantal thema's opgenomen. Voor Asperen gaat het om de volgende thema's:

  • 1. verkeer;
  • 2. jongerenproblematiek;
  • 3. voorzieningen;
  • 4. accommodatie voetbalvereniging;
  • 5. ruimtelijke kwaliteit binnenstad.

Voor het plangebied is het thema "Accommodatie voetbalvereniging" van toepassing.

De voetbalvereniging Asperen heeft meer leden en elftallen dan waarvoor ruimte is. Het oefenveld wordt overbelast en de 2 wedstrijdvelden zijn op de zaterdag overbezet. Op zondag wordt er niet gevoetbald in Asperen, evenmin als in de andere kernen. Er zijn op verzoek van de gemeenteraad modellen uitgewerkt voor een herinrichting van de accommodatie, die het capaciteitsprobleem grotendeels ondervangen. Naast het vergroten van de veldcapaciteit moet het aantal kleedruimten worden uitgebreid. Dit tezamen vergt een grote investering. Bij de vereniging is voldoende enthousiasme voor zelfwerkzaamheid.

In lijn met het manifest zou de vereniging combinaties kunnen zoeken met naastliggende voorzieningen voor buitensport activiteiten (zwemmen, speeltuin, paardensport en ijsbaan). En mogelijk met (sport) activiteiten voor jongeren. Mocht dat niet lukken dan kunnen andere oplossingen overwogen worden. Een ledenstop voor mensen van buiten de kern, voetballen op zondag of de samenwerking zoeken met de buurtvereniging in Heukelum zijn mogelijkheden.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Met de ontwikkeling van de sportaccommodatie wordt ingezet op het verbinden van verschillende verenigingen op één locatie waarbij verbindingen wordt gezocht met de omgeving. Zo biedt de nieuwe locatie nieuwe kansen voor het verduidelijken van de IJsvogelroute en het gebruik van Het Galgenwiel als recreatievoorziening.

Bij het ontwerp van de accommodatie dient aandacht te zijn voor de kwaliteiten van de omgeving, zoals een goede inpassing in het landschap.

3.3.2 Welstandsnota gemeente Lingewaal

In de welstandsnota van Lingewaal staat beschreven aan welke eisen het uiterlijk van een bouwwerk moet voldoen. Bij de behandeling van bouwaanvragen speelt deze nota dus een belangrijke rol. De welstandsnota is een duidelijk en objectief toetsingskader voor de welstandscommissie. En voor de inwoners van Lingewaal biedt de nota meer inzicht in deze toetsing door de commissie en – minstens zo belangrijk - meer zekerheid vooraf over de haalbaarheid van bouwplannen. Naast algemene en gebiedsgerichte criteria zijn in de welstandsnota voorwaarden opgenomen voor veel voorkomende, kleine bouwplannen.

De kern Asperen is in de welstandsnota verdeeld in deelgebieden. Voor elke gebied zijn gebiedsgerichte criteria opgesteld. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • Historische dorpskern Asperen;
  • Gemengd woongebied
  • Lingedijk
  • Recreatie- en sportterreinen.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het plangebied behoort conform de Welstandsnota tot recreatie- en sportterreinen. Het uiteindelijke bouwplan zal worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Algemeen

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met de invoering van de MoMo zijn er drie grote veranderingen opgetreden. Het gaat hier om de volgende drie wijzigingen:

  • Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening.
  • Herbestemmen van monumenten die hun functie verliezen.
  • Krachtige en eenvoudigere regels.

Het is nu dan ook verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Het onderscheid tussen archeologie en cultuurhistorie is als volgt te beschrijven:

  • Bij archeologie gaat het om resten van vroegere culturen in de bodem. Soms zijn de resten zichtbaar, denk aan kasteelterrein en schootsvelden uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maar vaak zijn deze ook onzichtbaar.
  • Cultuurhistorie kan gaan om historische objecten zoals boerderijen, bruggen, kerken of grenspalen of historisch geografisch erfgoed zoals (het ontstaan van) zichtbare sporen in het landschap.
4.1.2 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van toepassing. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

In verband met deze verplichting heeft de gemeente Lingewaal door RAAP Archeologisch Adviesbureau een beleidsnota archeologie met een archeologische beleidsadvieskaart (nr. 1688, d.d. 15 oktober 2008) op laten stellen. De beleids- en verwachtingskaart zijn in het voorjaar van 2012 aangepast en op 8 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.
De herziene kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Lingewaal. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0018.jpg"

Afbeelding - uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

Het plangebied ligt volgens de beleidsadvieskaart in een archeologisch waardevol gebied 'terrein zonder status met attentiezone van 50 m'. Binnen deze zone wordt gestreefd naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv én een omvang groter dan 100 m2 is een archeologisch inventariserend veldonderzoek verplicht.
Gelet op het voorgenomen plan is het aannemelijk dat er bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm - mv. Uit advies van de regio-archeoloog is gebleken dat een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden verwerkt in deze paragraaf zodra deze beschikbaar zijn.

Onderzoek

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is het "Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek Leerdamseweg 39 te Asperen in de gemeente Lingewaal" opgesteld. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 1.

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Op basis van de ligging op de beddinggordel van de Linge kunnen archeologische resten vanaf de Romeinse tijd worden verwacht. De kans op aanwezigheid van resten daterend uit de Romeinse tijd werd middelhoog geacht. Voor de periode Middeleeuwen - 1658 gold een hoge verwachting. De kans op archeologische resten daterend van na de dijkdoorbraak in 1658 werd klein geacht.

De aangetroffen bodemopbouw komt overeen met de verwachtingen. Ter plaatse van de oostelijke rand van het plangebied zijn bedding- en oeverafzettingen van de Linge aanwezig, met daarop een akkerpakket daterend uit de periode Late Middeleeuwen (vanaf 1300 n. Chr.) - Nieuwe tijd. In de overige delen van het plangebied is (de top van) het pakket oever- en beddingafzettingen geërodeerd tijdens de dijkdoorbraak in 1658. Het maaiveld is hier sindsdien aanzienlijk opgehoogd.

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijft de hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode 1300 - 1658 voor de oostelijke rand van het plangebied gehandhaafd (zie figuur 13; zone met intacte oeverafzettingen). Voor alle overige periodes, en de overige delen van het plangebied, geldt een lage verwachting.

Conclusie

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd om geen bodemingrepen dieper dan het akkerpakket plaats te laten vinden in het oostelijke deel van het plangebied. Aangezien enig verschil in hoogteligging van de akkerlaag mogelijk is, dient een veiligheidsmarge van circa 25 cm aangehouden te worden. Bodemingrepen dieper dan 1,5 m +NAP (circa 0,5 m -mv) dienen hier voorkomen te worden. Indien diepere bodemingrepen toch plaats gaan vinden, wordt geadviseerd om dit deel van het plangebied voorafgaand aan de bodemingrepen nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen opgesteld te worden.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Lingewaal), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in de centrale en westelijke delen van het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Mochten tijdens de geplande werkzaamheden daar toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk email: info@cultureelerfgoed.nl of tel: 033-4217456), de gemeente Lingewaal of de Provincie Gelderland.

4.1.3 Cultuurhistorie

Door de wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6) per 1 januari 2012 dienen cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied. Aan deze verplichting wordt voldaan door het opstellen van de cultuurhistorische waardenkaart, welke is vastgesteld door de raad op 8 maart 2012. Het doel van de kaart is om bij de beoordeling van ruimtelijke plannen meer dan nu rekening te kunnen houden met de cultuurhistorische waarden. Met de cultuurhistorische waardenkaart kan de individuele beoordeling van objecten, elementen en ensembles bij ruimtelijke ontwikkelingen worden vergemakkelijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0020.jpg"

Afbeelding - uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Lingewaal is het plangebied aangeduid als onderdeel van een waardevol verkavelingspatroon ('oude ontginningen op hogere oeverwallen en donken' en 'stroomrugontginningen, bijzonder fenomenen') en militair erfgoed ('inundatiegebied').

Hoewel het plangebied deel uitmaakt van het historisch waardevolle elementen wordt in het gemeentelijk beleid niet specifiek ingezet op de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

De huidige bebouwing in het plangebied heeft geen speciale betekenis als cultuurhistorisch waardevol element. Er bevinden zich geen monumenten of karakteristieke panden.

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de nieuwbouw van een sportaccommodatie. Om de geschiktheid van de bodem voor deze voorziening aan te tonen zal voor aanvang van de bouw een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.

4.3 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de beperking ne/ of beheersing van de risico's voor de omgeving vanwege gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet in relevante situaties de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (het groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord binnen het invloedsgebied.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van toepassing. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Daarnaast is het toetsingskader voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgelegd in de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (de Circulaire) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naar verwachting wordt de Circulaire eind 2014 vervangen door het 'Besluit externe veiligheid transportroutes'.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is de provinciale risicokaart geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0021.jpg"

Afbeelding - uitsnede kaart Externe veiligheid

Het plangebied ligt niet nabij inrichtingen, transportroutes of buisleidingen waardoor geen sprake is van externe veiligheidsrisico's. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.4 Flora en fauna

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ten behoeve van de voorziene ontwikkeling is een flora en faunaonderzoek (natuurtoets) uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2.

De natuurtoets heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op de EHS (straks: Gelders Natuur Netwerk, GNN), waar de onderzoekslocatie deel van uit maakt, alsmede het nabijgelegen Natura 2000 gebied.

Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen, andere standaardwerken en op basis van “expert judgement” nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie en zijn omtrent gebiedsbescherming gegevens van de provincie Gelderland geraadpleegd.

In onderstaande zijn de conclusies van het onderzoek overgenomen.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied.

Natura 2000

De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen “Habitatrichtlijngebied” en “Vogelrichtlijngebied” komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Dienst Regelingen) of door de Provincie.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert.

4.4.2 Soortenbescherming

De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde “nee, tenzij…” principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn (“nee”). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden (“tenzij”) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen.

4.4.3 Conclusies onderzoek

Natuurtoets

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel IV. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0023.jpg"

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt zal een vleermuisinventarisatie uitgevoerd moeten worden aangezien zich mogelijk verblijfplaatsen bevinden in de bestaande gebouwen. De vleermuisinventarisatie wordt momenteel uitgevoerd en zal worden verwerkt in de volgende versie van het bestemmingsplan.

Vleermuizenonderzoek

Ten behoeve van de voorziene ontwikkeling is een vleermuizenonderzoek uitgevoerd, welke is bijgevoegd in bijlage 3.

Uit het onderzoek blijkt dat in de ruimte tussen de houten betimmeringen en de noordelijke muur van het clubgebouw een zomer- en paar/baltsverblijfplaats van één tot twee gewone dwergvleermuizen aanwezig is. Tijdens de zomer wordt deze verblijfplaats gebruik als zomerverblijfplaats. Deze verblijfplaats wordt later in het jaar gebruikt als paar/baltsplek door één gewone dwergvleermuis.

Voor het verstoren van de verblijfplaats (artikel 11 van de Flora- en faunawet) van vleermuizen zal een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische zaken. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een verblijfplaats behouden worden en zal schade aan individuen worden voorkomen. De maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan die ter onderbouwing van de ontheffingsaanvraag dient.

4.5 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen gekeken te worden naar de aspecten van geluid. Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer en industrie. In het kader van voorliggend plan is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant.

Wanneer bij een plan sprake is van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) verplicht de Wgh ertoe om rekening te houden met de geluidzone van wegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft iedere weg een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een sportaccommodatie mogelijk langs de Leerdamseweg. De Leerdamseweg betreft een weg met een maximale snelheid van ten hoogste 30 km/uur. Op basis van de Wgh heeft een dergelijke weg geen geluidzone. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft derhalve geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidsbelasting.

Ten opzichte van de bestaande situatie wordt alleen een sporthal toegevoegd aan het terrein. De sporthal heeft een oppervlakte van 1.080 m2. Volgens de CROW-publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" levert een sporthal in een niet-stedelijk gebied op deze locatie een verkeersgeneratie op van 9,2 - 10,2 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo op. De onderhavige sporthal zal dus een extra verkeersgeneratie opleveren van 100 tot 110 motorvoertuigen per etmaal.

De huidige etmaalintensiteit van de Leerdamseweg bedraagt ongeveer 9.000 mvt/ etmaal. Een toename van 110 tot 110 mvt/ etmaal is voor deze weg goed op te vangen. De toename is ten opzichte van de intensiteit van de weg zo beperkt dat er van uit kan worden gegaan dat niet of nauwelijks sprake is van een toename van de geluidsemissie.

Bovendien betreft de nieuwe sportaccommodatie geen gevoelige bestemming. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.6 Luchtkwaliteit

In het kader van de Wet luchtkwaliteit is het van belang om bij een ruimtelijk plan te kijken welke invloed het plan heeft op de luchtkwaliteit. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Het voorgenomen plan betreft de realisatie van een sportaccommodatie op een plek waar nu al een sportvereniging en horeca-voorziening aanwezig zijn. De toename van het aantal verkeersbewegingen is beperkt, waardoor er van uit gegaan kan worden dat het plan voldoet aan de NIBM-grens. Het draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.7 Milieuhinder bedrijvigheid

In verband met de ontwikkeling van de sportaccommodatie is het van belang om inzichtelijk te maken of het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet extra worden gehinderd door de nieuwe voorziening.

Om inzichtelijk te maken of de sportaccommodatie een invloed kan hebben op de omgeving, wordt uitgegaan van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing.

Volgens deze methode kan de multifunctionele accommodatie worden opgevat als een sporthal. In het algemeen geldt voor dergelijke voorzieningen een hindercontour van 50 meter. Daarbij is ‘geluid’ het maatgevende hinderaspect. De genoemde generieke hinderafstand is gebaseerd op ‘gemiddelde’ bedrijfsactiviteiten. De geplande sportaccommodatie wordt gerealiseerd op een locatie waar nu al voorzieningen zijn gevestigd. Beoordeeld moet worden of de sportaccommodatie een extra belemmering voor de omgeving met zich mee brengt.

De uitbreiding ten opzichte van de bestaande situatie is relatief kleinschalig. Omdat eventuele geluidhinder met name wordt veroorzaakt door grote bezoekersaantallen, mag worden aangenomen dat de geplande kleinschalige multifunctionele accommodatie niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder.

De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van meer dan 150 meter terwijl de richtafstand 50 meter bedraagt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat geen sprake zal zijn van een overmatige hinder voor de woonomgeving.

4.8 Waterparagraaf

4.8.1 Algemeen

Sinds 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen.

De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. In het kader van de Watertoets wordt contact opgenomen met de waterbeheerder. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal is dat het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie, in dit geval Waterschap Rivierenland.

Huidige situatie
In de huidige situatie bevinden zich in het plangebied twee gebouwen met een verhard binnenterrein. Ook bevindt zich verharding rondom de gebouwen. De verdere verharding bestaat uit de toegangsweg en de parkeerplaats aan de Leersdamseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0024.jpg"

Afbeelding - huidige verharding

De bebouwing is aangesloten op het huidige gemengde riool waar ook het hemelwater op wordt afgekoppeld. In het gebied komen geen watergangen voor. Wel grenst het Galgenwiel aan het plangebied.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermings- of drinkwaterwingebied. Langs de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een persleiding.

Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt het plangebied voorzien van nieuwe bebouwing waarbij alle bestaande bebouwing zal worden gesloopt. Tevens worden verbeteringen aangebracht in de terreininrichting waarbij een beperkte uitbreiding van de huidige parkeerplaats wordt gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01_0025.jpg"

Afbeelding - toekomstige verharding

In de huidige situatie bevindt zich binnen het gehele plangebied circa 5.254 m2 aan verharding. In de toekomstige situatie zal in totaal sprake zijn van circa 5.930 m2 aan verhard oppervlak (waarvan de halfverharde parkeerplaatsen een oppervlakte hebben van 1.100 m2).

Voor het gebied zijn plannen om in de toekomst een gescheiden rioolstelsel voor vuil- en hemelwater aan te leggen. Om hier met dit plan alvast op in te spelen wordt de hemelwaterafvoer tot aan de erfgrens gescheiden van de vuilwaterafvoer aangeboden. Vooralsnog betekent dit echter dat het hemelwater wordt afgevoerd via het huidig gemengde riool in de Leerdamseweg.

4.8.2 Digitale watertoets

Via de website www.dewatertoets.nl is een digitale watertoets uitgevoerd. De resultaten van deze toets zijn in onderstaande weergegeven. In bijlage 4 zijn de resultaten en de samenvatting van de digitale watertoets bijgevoegd. Als reactie op de digitale watertoets heeft het waterschap per mail van 29 juli 2014 verzocht enkele onderwerpen te concretiseren, zoals een nadere onderbouwing van de toename van het verhard oppervlak en de invloed van de voorziene ontwikkeling op de natte natuur. Deze onderwerpen zijn nader verwerkt in dit bestemmingsplan.

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Veiligheid

In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.

Grondwater (algemeen)

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter.

Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.

Waterberging

Voor dit plan is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 500 m² in het stedelijk gebied of kleiner dan 1500 m² in het landelijk gebied. Het plan heeft een gering effect op de waterhuishouding en wordt hydrologisch als niet relevant gezien.

In de huidige situatie bevindt zich binnen het gehele plangebied circa 5.254 m2 aan verharding. In de toekomstige situatie zal in totaal sprake zijn van circa 5.930 m2 aan verhard oppervlak, waarvan de halfverharde parkeerplaatsen een oppervlakte hebben van 1.100 m2. De toename van het verhard oppervlak bedraagt dus per saldo circa 676 m2. Echter, doordat de parkeerplaatsen half verhard worden aangelegd, is het mogelijk de benodigde bergingscapaciteit terug te brengen zodat de grens van 500 m2 aan toename van het verhard oppervlak niet wordt bereikt.

Mocht uiteindelijk gekozen worden om geen extra parkeerplaatsen aan te leggen, dan is eveneens geen waterberging nodig. De toename van het verharde oppervlak

Gezien de ligging in stedelijk gebied geldt als eis dat indien het verhard oppervlak toe neemt met 500 m2, er waterberging dient plaats te vinden. Aangezien deze grens niet wordt bereikt, is geen compenserende waterberging nodig.

Watergangen

Binnen het plangebied ligt volgens de watertoets een A-watergang. Hiermee wordt vermoedelijk de watergang ten zuiden van het plangebied bedoeld, de watergang parallel aan de Leerdamseweg. Deze watergang ligt buiten het plangebied. De nieuwe ontwikkeling heeft geen invloed op deze watergang. De watergang is voorzien van een beschermingszone. Werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunning -en of meldingsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 meter breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 meter), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 meter breed. Er bevinden zich geen B-watergangen in het plangebied.

Binnen het plangebied ligt wel een C-watergang, namelijk een klein deel van het Galgenwiel. C-watergangen hebben geen beschermingszone. Het deel van het Galgenwiel dat binnen het plangebied ligt, heeft de bestemming Water gekregen.

Verbeelding

Op de Verbeelding van het bestemmingsplan worden A-watergangen opgenomen met de bestemming Water. De beschermingszone van de watergangen wordt niet bestemd. De boezemgebieden of het winterbed krijgt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging.

Waterkwaliteit (algemeen)

Hieronder volgen een aantal algemene aandachtspunten die gelden voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen:

  • Bij de herstructurering van bestaande woonwijken of herbouw van woningen is er de kans om het rioolsysteem zodanig aan te passen dat hemelwater wordt afgekoppeld. Het uitgangspunt is dat er minimaal tot aan de erfgrens een gescheiden stelsel wordt aangelegd.
  • Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm wadi of bodempassage.
  • Bij bedrijventerreinen wordt gestreefd om het hemelwater van het verhard oppervlak gescheiden van het vuilwaterriool af te voeren. Bij risico's voor waterverontreiniging wordt gestreefd naar een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel.

Riolering en zuiveringswerken

Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. U kunt met uw gemeente contact op te nemen voor het aansluiten van (nieuwe) woningen en bedrijven.

In of nabij het plangebied ligt een rioolwaterpersleiding van het waterschap. Op of rondom de gronden, waar een rioolwatertransportleiding ligt, mag in principe niet worden gebouwd. Er is meestal sprake van een beschermingszone met zakelijk recht. De exacte ligging en afmetingen van de zone kunt u opvragen bij het waterschap.

Verbeelding

Op de Verbeelding van het bestemmingsplan dient zowel de rioolwaterpersleiding als de bijbehorende beschermingszone de dubbelbestemming Leiding - Riool te krijgen.

Natuur

Uw plangebied ligt (deels) in een gebied met specifieke natuurdoelen of binnen uw plan liggen specifieke wateren met ecologische doelstellingen. Als algemeen criterium geldt in deze gebieden/wateren het stand-stillbeginsel. Dit beginsel houdt in dat ontwikkelingen niet mogen leiden tot achteruitgang van de huidige situatie, tenzij de negatieve effecten (op bijvoorbeeld ecologie of waterkwantiteit) volledig worden gecompenseerd. Aanvragen om watervergunning op dit punt zullen met name op een zeker behoud van ecologische waarde worden getoetst. Het stand-stillbeginsel geldt in de volgende gebieden:

  • Natte landnatuur (EVZ, EHS, incl. TOP-lijstgebieden);
  • HEN/SED-wateren (prov. Gld en Waterparels (prov.NB);
  • KRW-oppervlaktewaterlichamen.

Uit de natuurtoets (zie bijlage 2) blijkt dat de planontwikkeling geen negatieve invloed heeft op de natte landnatuur en HEN/ SED-wateren. Dit komt omdat de voorziene ontwikkeling alleen plaats vindt op de plek waar nu al gebouwen staan en dat waardevolle (natte) natuur zich buiten deze ontwikkeling bevindt. De waterkwaliteit van het Galgenwiel en ander omliggend water ondervindt geen hinder van de nieuwbouwplannen omdat deze omgemoeid blijven.

Verbeelding

In het bestemmingsplan dienen de ecologische waarden en potenties beschermd te worden door middel van een passende regeling. In de bijgewerkte Omgevingsverordening Gelderland is de begrenzing van gebieden aangepast. Er hoeven geen aanduidingen op de verbeelding te worden geplaatst.

Vooroverleg
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is de waterparagraaf voorgelegd aan Waterschap Rivierenland. Hun reactie is bijgevoegd in bijlage 6. Het waterschap heeft enkele aandachtspunten aangegeven welke zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Het waterschap heeft ingestemd met de voorziene ontwikkeling.

4.9 Verkeer en parkeren

Bij de aspecten verkeer en parkeren gaat het er om dat het plangebied goed bereikbaar is, er geen onveilige verkeerskundige situaties ontstaan en er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is.

Bereikbaarheid

De locatie is goed bereikbaar via de Leerdamseweg. De huidige aansluiting op deze weg blijft ongewijzigd. De Leerdamseweg is een relatief rustige straat waar de verkeersintensiteit vrij laag ligt. In vergelijking met de huidige situatie zal in de toekomstige situatie sprake zijn van het toevoegen van een sporthal. Deze toename zal niet tot een overbelaste verkeerssituatie op de Leerdamseweg leiden. Het terrein van het sportcomplex zelf wordt autoluw gemaakt, de auto is te gast en er wordt voorrang gegeven aan fietsers en voetgangers.

Parkeren

Bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan is het van belang dat voor de nieuwe sportaccommodatie voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, zodat geen parkeerproblemen voor de omgeving ontstaan. Voor de aan te leggen parkeervoorzieningen wordt uitgegaan van de geldende gemeentelijke parkeernormen uit de Parkeerbeleidsregels 2010 (zie ook bijlage 1 van de regels. Voor de verschillende voorzieningen gelden de volgende parkeernormen:

  • café/ cafetaria: 7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
  • binnensporthal: 2,75 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
  • zwembad (Galgenwiel): 11 parkeerplaatsen per 100 m2 opp. bassin;
  • sportveld: 20 parkeerplaatsen per hectare
  • buitenschoolse opvang: 0,7 parkeerplaats per werknemer.

Voor het toekomstige bouwplan zal het volgende aantal parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd:

Voorziening   Parkeernorm   aantal werknemers/ bvo/ hectare   Toekomstige situatie   benodigd aantal parkeer- plaatsen  
Café/ cafetaria   7   100 m2 bvo   80 m2   5,6  
Sporthal   2,75   100 m2 bvo   1.080 m2   29,7  
Zwembad (Galgenwiel)   11*   100 m2 bvo bassin   400 m2   44  
Sportveld   20   hectare   1,9 hectare   38  
Buitenschoolse opvang   0,7   per werknemer   1 werknemer   0,7  
Totaal         118  

* Deze parkeernorm geldt voor zwembaden. Bij de berekening voor de parkeernorm is uitgegaan van het deel van het Galgenwiel dat gebruikt wordt voor zwemmen (het 'bassin'). Dit deel is afgescheiden door boeien en heeft een oppervlakte van bijna 400 m2. Overigens komt een groot deel van de bezoekers per fiets en zullen naar verwachting geen 44 parkeerplaatsen vereist zijn.

Volgens de gemeentelijke parkeernormen zullen in de toekomstige situatie maximaal 118 parkeerplaatsen nodig zijn. Deze parkeerplaatsen zijn aanwezig in het gebied. Op het terrein zelf zullen maximaal 8 parkeerplaatsen worden aangelegd. Aan de Leerdamseweg bevinden zich twee openbare parkeerterreinen waarvan de parkeerplaats die zich in het plangebied bevindt, plaats biedt aan circa 90 auto's. De naastliggende parkeerplaats (De Schildkamp) is van iets kleinere omvang en kan bij drukte eventueel als overloop fungeren. Daar komt bij dat niet alle parkeerplaatsen gelijktijdig gebruikt zullen worden en dat de bezoekers van het Galgenwiel veelal per fiets komen. Hiermee kan gesteld worden dat er geen sprake is van knelpunten in de toekomstige situatie en dat een ruime parkeergelegenheid op korte afstand van de sportaccommodatie aanwezig is.

4.10 Duurzaam bouwen

Met betrekking tot de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen en beperking van het energiegebruik kan worden opgemerkt dat daar op uitvoeringsniveau aandacht aan zal worden besteed. Bij de werkzaamheden zal waar mogelijk duurzaam bouwen in de afweging moeten worden betrokken.

4.11 Advies Omgevingsdienst Rivierenland

De Omgevingsdienst Rivierenland heeft de gemeente Lingewaal advies gegeven omtrent de onderzoeken voor de nieuwe sportaccommodatie. Het advies is bijgevoegd in bijlage 5. Het advies is aanleiding geweest om het bestemmingsplan op delen aan te passen. Zo is in de paragraaf over externe veiligheid een tekstgedeelte van de Omgevingsdienst overgenomen en is ten aanzien van te verwachten verkeerstoename tekst toegevoegd aan paragraaf 4.5. Voor de onderzoeksthema's flora en faun en archeologie is aangegeven dat vervolgonderzoek uitgevoerd moet worden. Deze betreffende paragrafen zijn hierover aangevuld.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene juridische opzet

Voorliggend bestemmingsplan regelt het gebruik van de gronden en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Indien voor het plangebied plannen worden opgesteld die strijdig zijn met het bestemmingsplan en ruimtelijk gezien ongewenst zijn kan de gemeente handhaven.

Voor de voorgenomen bouw van de sportaccommodatie in het plangebied dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden waar bij het bestemmingsplan het toetsingskader vormt. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan.

Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Verbeelding en regels dienen in samenhang met elkaar te worden gelezen, waarbij de op de verbeelding genoemde bestemmingen en de op de verbeelding opgenomen aanduidingen (zoals bijvoorbeeld de bouwvlakken en bouwhoogten) zijn terug te vinden en nader zijn uitgewerkt in de regels.

De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); artikel 1 wordt opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Deze artikelen zijn opgebouwd conform de standaard vergelijkbare bestemmingsplan en hebben zodoende een vaste opbouw (zie paragraaf 5.3).
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die van algemeen belang zijn voor het plan en van toepassing zijn op alle bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt eerste een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen, waarna de regels van dit bestemmingsplan worden besproken.

Wijze van bestemmen
Het bestemmingsplan heeft tot doel om voor het terrein van de sportaccommodatie een planologisch-juridische regeling op te stellen waar de toekomstige bebouwing in moet passen. Het bestemmingsplan biedt een bepaalde mate van flexibiliteit waardoor wijzigingen in het bouwplan niet direct tot gevolg hebben dat een nieuw bestemmingsplan opgesteld moet worden.

5.2 Regels

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de opbouw van de bestemmingen alsmede een artikelsgewijze toelichting van de regels, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Opbouw van de bestemmingen
In de regels is per bestemming een min of meer vaste opbouw gehanteerd. Ieder artikel waarin een bestemming is geregeld, begint met het noemen van het artikelnummer aangevuld met de naam van de bestemming. De bestemmingsnaam geeft in het kort aan waar dit onderdeel van het plan voornamelijk betrekking op heeft.

Het volgende onderdeel in de bestemming is de 'bestemmingsomschrijving'. Hierin wordt weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bedoeld zijn. Het is dus een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.

Bij een aantal bestemmingen is daarnaast een nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving opgenomen, waarin een verdere uitleg over de bestemmingsomschrijving wordt gegeven.

Vervolgens staan onder 'bouwregels' de regels voor het bouwen. In dit lid is aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. Voor de situering en maatvoering van gebouwen zijn er regels opgenomen met betrekking tot onder meer:

  • Bouwhoogte
    De maximale bouwhoogte voor gebouwen staat aangegeven op de verbeelding, hiernaar wordt in de regels dan ook verwezen.
  • Situering gebouwen
    Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing 'gezoneerd'. Voor de regulering van functies zijn bouwvlakken op de verbeelding aangeduid. Enkel binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan.
    Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling.

5.3 Artikelsgewijze toelichting

Hieronder volgt een toelichting van de regels per artikel.

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen
In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Deze begrippen zijn noodzakelijk voor een goed begrip van de regels. Bij de meeste begrippen is aansluiting gezocht bij de in de gemeente gebruikelijke definities.

Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Zo wordt in de wijze van meten uitgelegd hoe men de bouwhoogte, het oppervlak en de inhoud van een bouwwerk moet meten.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Groen

De groenstrook tussen de parkeerplaats aan de Leerdamseweg en het terrein van de sportaccommodatie heeft de bestemming "Groen" gekregen. De voornaamste functie hiervan is om het terrein af te schermen. Naast groenvoorzieningen zijn de gronden binnen deze bestemming bestemd voor watergangen en -partijen, aanlegsteigers en fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan.

Natuur

Binnen de bestemming ‘Natuur’ zijn de nader te onderscheiden karakteristieke bos- en natuurgebieden geregeld. De bestaande natuur- en bos-gebieden, houtsingels en houtwallen zijn beschermd. De begrenzing van deze bestemming is in dit bestemmingsplan afgestemd op de begrenzing van het Gelder Natuur Netwerk (GNN) zoals gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Het plan bevat voor de bestemming ‘Natuur’ geen bebouwingsmogelijkheden. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

Het bestemmingsplan bevat enkele mogelijkheden om af te wijken via een omgevingsvergunning om bebouwing te realiseren ten behoeve van een doelmatige inrichting en beheer van natuurgebieden. Deze afwijkingsregels hebben betrekking op de oppervlakte en de goothoogte van de gebouwen. Bovendien wordt slechts vergunning verleend indien de noodzaak voor het oprichten van een gebouw uit een oogpunt van beheer en onderhoud respectievelijk natuureducatie wordt aangetoond en mag er in geen geval sprake zijn van een onevenredige afbreuk aan de aanwezige landschapswaarden. Voorts bevatten de regels mogelijkheden voor realisering van schuilgelegenheden voor wandelaars en fietsers.

Sport

Het complex van de toekomstige sportaccommodatie heeft een passende bestemming gekregen waarbij alle toekomstige functies zijn geregeld. Binnen deze bestemming zijn de volgende voorzieningen toegestaan: de sporthal, de buitenschoolse opvang, kantines, kleedkamers en een café- cafetaria.

Voor de accommodatie is een een wat ruimer bouwvlak op de verbeelding gehanteerd om zo in de toekomst nog enigszins te kunnen schuiven met het gebouw. Het totale bebouwingsoppervlak is gemaximaliseerd op 2.400 m2. De zelfstandige horeca is gemaximaliseerd op 80 m2. Deze maat komt overeen met de huidige situatie.

De huidige beachvollybal-velden, het ligstrand en terrassen zijn eveneens mogelijk binnen deze bestemming. Dit is overeenkomstig met het vorig bestemmingsplan 'Kom Asperen'.

Verkeer

De huidige parkeerplaatsen, de toegangsweg en de fietsenstalling hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen de bestemming zijn naast de verkeersfunctie benodigde bouwwerken zoals straatmeubilair, bewegwijzering etc. tevens groenvoorzieningen, water (waaronder duikers) en speelvoorzieningen toegestaan.

Kleine bouwwerken, alsmede gebouwen ten behoeve van voorziening van openbaar nut met een beperkt oppervlak zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Water

De watergangen van betekenis zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Enkele delen van het Galgenwiel valt binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. In deze bestemming is tevens een regeling opgenomen voor waterpartijen, oevers en taluds, inclusief onderhoudsstrook en de instandhouding en ontwikkeling van de voorkomende natuur- en landschapswaarden. Voorts is extensief gebruik in, op en aan het water toegestaan.

Binnen de bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Wel zijn bouwwerken toegestaan van niet meer dan 5 meter hoog.

Leiding - Riool

Er is een dubbelbestemming opgenomen voor de bestaande rioolpersleiding langs de Leerdamseweg. Ter plaatse van deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd. Daarnaast is er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om werkzaamheden tegen te gaan die de leiding kunnen beschadigen.

Waarde - Archeologische verwachting 1
Met de archeologische dubbelbestemming worden de mogelijke archeologische waarden zoals die zich in de bodem kunnen bevinden beschermd. De bescherming is vormgegeven door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden in de bodem. Een aanvraag behorende bij een dergelijke omgevingsvergunning dient vergezeld te zijn van een archeologisch onderzoek. Voor de archeologische dubbelbestemming gelden specifieke onderzoeksvoorwaarden.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die van toepassing zijn op alle bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Antidubbeltelregel
Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende (bouw)vergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe vergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.

Algemene bouwregels
Het bestemmingsplan schrijft in de bestemmingen voor wat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud of afstand van bouwwerken mag zijn. Met dit artikel wordt de bestaande situatie die legaal tot stand is gebracht, maar die afwijkt van de bouwregels zoals die nu in het plan zijn opgenomen, toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat deze legale bouwwerken onder het overgangsrecht vallen.

Algemene gebruiksregels
In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het gebruiksverbod opgenomen. Met de algemene gebruiksregels wordt aangesloten bij dit artikel door aan te geven wat als strijdig gebruik wordt aangemerkt in het kader van dit bestemmingsplan.

Gebruik mag uitsluitend plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen wat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan. In het kader van dit bestemmingsplan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor de meeste bestemmingen is dit al duidelijk maar om discussie te voorkomen is dit in de algemene regels nogmaals als strijdig gebruik opgenomen.

Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels
Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels worden de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen. De gebeidsaanduidingen worden in de algemene aanduidingsregels geregeld omdat ze betrekking hebben op meerdere bestemmingen.

Een deel van het plangebied valt onder het regime van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Gelders Natuur Netwerk (GNN). Het deel dat is aangewezen als EHS-natuur/ GNN is als gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven. In de paragraaf Flora en fauna is nader op dit onderwerp ingegaan.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik welke niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in dit bestemmingsplan. Deze bouwwerken vallen en dit gebruik valt, mits er geen sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, onder het overgangsrecht. Dit betekent dat hoewel deze bouwwerken en dit gebruik niet positief is bestemd, zij toch mogen worden voortgezet onder dit bestemmingsplan.

Voor deze bepaling is aangesloten bij het Besluit ruimtelijke ordening, waarin het standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is voorgeschreven.

Slotregel
De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

6.1.1 Overeenkomst

De gemeente Lingewaal en de initiatiefnemer hebben een intentieovereenkomst gesloten omtrent de ontwikkeling van het sportcomplex. Nadere afspraken met betrekking tot kosten/ financiële risico's van het plan staan in de intentieovereenkomst, welke uiteindelijk moet resulteren in een (nog te sluiten) samenwerkingsovereenkomst. De financiële risico's van het voorgenomen plan liggen bij de initiatiefnemer en bij de gemeente.

De economische uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan is derhalve verzekerd, een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro

Het ontwerp bestemmingsplan is voor overleg besproken met de provincie Gelderland, het waterschap Rivierenland en Staatbosbeheer. Hun reacties is bijgevoegd in bijlage 6.

De instanties hebben in het vooroverleg aangegeven te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. Ze hebben in het voortraject van het bestemmingsplan aandachtspunten meegegeven en deze zijn in voldoende mate verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 4 september 2014 voor de duur van zes weken (tot en met 15 oktober 2014) voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast is op woensdagavond 10 september 2014 een inloopavond georganiseerd waarbij belangstellenden informatie in hebben kunnen winnen over het ontwerpbestemmingsplan en de hierbij behorende stukken.

Tijdens de ter inzage legging is één zienswijze binnen gekomen van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie (GMF). Hun reactie is bijgevoegd in bijlage 7. In onderstaande wordt op de verschillende onderwerpen van de zienswijze ingegaan.

Zienswijze   Beantwoording gemeente   Gevolgen bestemmingsplan  
De nut en noodzaak van de bouw van een sporthal op deze locatie wordt bestreden. Gevraagd is of alternatieve locaties zijn onderzocht.   In de kern Asperen vinden nagenoeg alle binnensportactiviteiten plaats in de sporthal van De Schildkamp. De Schildkamp is een commerciële voorziening met tevens een hotel, vergadercentrum en vele andere faciliteiten. De huurovereenkomst eindigt. De gemeente Lingewaal is al enige tijd in overleg met De Schildkamp over een mogelijke verlenging van de huurovereenkomst. Ondertussen heeft de gemeente ook alternatieve scenario’s verkend voor het geval de overeenkomst met De Schildkamp niet wordt verlengd. De betrokken verenigingen hebben de voorkeur uitgesproken voor het scenario waarbij een nieuwe accommodatie met sporthal wordt gerealiseerd nabij de V.V. Asperen en Zwembad De Wiel. Per brief heeft men het college verzocht om een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek naar dit scenario te laten uitvoeren. De gemeenteraad heeft in de raadsvergadering van 12 september 2013 met dit verzoek ingestemd. Op basis van dit haalbaarheidsonderzoek heeft de gemeenteraad op 6 maart 2014 een besluit genomen omtrent de mogelijke realisatie van de nieuwe sporthal in Asperen.
De gemeenteraad heeft in aansluiting zijn vergadering van 6 maart 2014 op 23 oktober 2014 unaniem besloten:
1. kennis te nemen van de voortgang van het project;
2. onder voorwaarden garant te staan voor een door Sportstichting "De Wiel" af te sluiten annuïtaire lening voor de kosten, verbonden aan de realisering en de exploitatie van de binnensportaccommodatie.

Belangrijke reden om in te stemmen met de ontwikkeling is om verschillende voorzieningen op één locatie te concentreren. Dit biedt de verenigingen toekomstperspectief en in het dorp wordt de leefbaarheid vergroot.
Andere locaties in de gemeente zijn niet beschikbaar op de korte termijn of vergen te veel investeringskosten.  
Het bestemmingsplan wordt niet gewijzigd naar aanleiding van deze zienswijze.  
De grootte en hoogte van het bouwvolume tast het landschap aan. Ook de voorziene aanleg van het horecaterras aan het Wiel tast het landschap volgens de GMF aan.   Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is een stedenbouwkundig plan met landschappelijke inpassing opgesteld. Dit plan is in nauw overleg met de initiatiefnemers opgesteld. Belangrijke voorwaarde voor het nieuwe complex is om zo veel mogelijk binnen de huidige bebouwingscontouren te blijven en de huidige landschappelijke waarden te behouden. Zo wordt een gelaagdheid in de bebouwing voorzien waarbij nabij het Wiel sprake is van een lagere bouwhoogte. De groene entree van het terrein blijft behouden en tevens wordt de IJsvogelroute verbeterd. Omliggende bomen en beplantingen blijven ongemoeid. Er zullen aan de wielzijde bomen worden aangeplant om te zorgen voor een optimale inpassing van het nieuwe complex. Het terras nabij het Wiel krijgt hier binnen een plaats. Het ontwerp is met provincie Gelderland besproken. De provincie Gelderland heeft naar aanleiding van de openbare bekendmaking van het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze hiertegen ingediend. Dit impliceert dat de provincie kan instemmen met de in de toelichting opgenomen landschappelijke inpassing van de binnensportaccommodatie in het betreffende gebied, c.q. hiertegen geen overwegende bezwaren heeft.   Het bestemmingsplan wordt niet gewijzigd naar aanleiding van deze zienswijze.  
De uitbreiding van de voorzieningen vormt een extra belasting voor de voorkomende natuur. De kwaliteit van de EHS verslechtert volgens de GMF en de gevolgen voor de natuur is niet goed onderzocht (geluid, lichthinder, effecten op vogels). Het onderzoek naar de vleermuizen is incompleet.   Ten behoeve van het bestemmingsplan is een Natuurtoets uitgevoerd. In deze natuurtoets is bepaald in hoeverre de nieuwe voorzieningen een significante negatieve invloed heeft op de EHS en Natura 2000-gebied. Hiervan is geen sprake. Het klopt dat het vleermuizenonderzoek nog niet compleet was. Tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels verwerkt in paragraaf 4.4.3 van het bestemmingsplan. Er zal ontheffing worden aangevraagd en voorafgaand aan de bouw worden maatregelen getroffen om de overlast voor vleermuizen zo veel mogelijk te beperken.   Het bestemmingsplan wordt niet gewijzigd naar aanleiding van deze zienswijze.  
De uitstraling van het nieuwe complex richting Natura 2000-gebied is niet afdoende gebufferd en beperkt.   Ten behoeve van het bestemmingsplan is een Natuurtoets uitgevoerd. In deze natuurtoets is bepaald in hoeverre de nieuwe voorzieningen een significante negatieve invloed heeft op de EHS en Natura 2000-gebied. Hiervan is geen sprake.   Het bestemmingsplan wordt niet gewijzigd naar aanleiding van deze zienswijze.  
Verzocht wordt het plan in te trekken en eerst te onderzoeken op welke wijze het omgevingseffect kan worden verkleind.   Het plan zal niet worden ingetrokken aangezien de omgevingseffecten in voldoende mate zijn onderzocht. Het plan is landschappelijk voldoende ingepast en de invloed op omliggende natuur is minimaal.   Het bestemmingsplan wordt niet gewijzigd naar aanleiding van deze zienswijze.  

Het bestemmingsplan is op 11 december 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Lingewaal.