direct naar inhoud van Regels
Plan: Sportaccommodatie Asperen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Sportaccommodatie Asperen van de gemeente Lingewaal;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0733.BpSportaccAsperen-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaande bouwwerk, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand van bouwwerken, object, omvang, plaats:

bouwwerk, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand van bouwwerken, object, omvang, plaats, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

1.11 bijhorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 dagreacreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.18 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.19 horeca:

het bedrijfsmatige verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;

horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;

horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;

horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;

horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café (met nachtvergunning);

horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.20 maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:

  • gezondheidszorg; en/of
  • zorg en welzijn; en/of
  • jeugd/kinderopvang; en/of
  • onderwijs; en/of
  • religie; en/of
  • uitvaart/begraafplaats; en/of
  • bibliotheken; en/of
  • openbare dienstverlening; en/of
  • verenigingsleven; en/of
  • gevangeniswezen en/of
  • defensie/militaire zaken;
1.21 nutsvoorzieningen:

voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.22 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak.

1.23 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen die worden gebouwd in de dijk tot 2 meter onder de kruin van de dijk: de kruin van het aanliggende dijklichaam;
  • c. voor gebouwen in de dijk op meer dan 2 meter onder de kruin van de dijk: het gemiddelde bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.24 recreatie

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.25 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel;

1.26 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.27 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.28 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afschermende groenvoorzieningen;
  • b. watergangen en -partijen;
  • c. aanlegsteigers, en;
  • d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.
3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, waaronder begrepen bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
luifels, vlaggen- en andere masten   8 m  
erf- of perceelafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, met dien verstande dat daaronder is begrepen:
    • 1. de instandhouding van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
      • de Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid met de oeverlanden van de rivier de Linge en de daarbij behorende landschapselementen, begroeiingen en soorten, waaronder begrepen grienden, kleine elzenbroekbosjes, moerasruigten, grotezeggenmoerassen en diverse typen water- en verlandingsvegetatie en nat bloemrijk schraalland;
  • b. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Zuider Lingedijk' en 'Diefdijk-Zuid';
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
  • d. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • e. de functies als bedoeld in lid 7.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. extensieve dagrecreatie en de daarbij behorende voorzieningen en educatief medegebruik;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. voorzieningen van openbaar nut of andere voorzieningen voor water, elektriciteit, energie e.d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 m bedragen.
4.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor het beheer en inrichting van de natuurgebieden, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 4 m;
    • 3. de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van het gebouw uit het oogpunt van beheer en onderhoud wordt aangetoond;
    • 4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. lid 4.2.1 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor fietsers en wandelaars tot 30 m2, met dien verstande dat de natuurwaarden door de overschrijding niet onevenredig worden aangetast;
  • c. lid 4.2.2 ten behoeve van het realiseren van observatieposten en uitkijktorens, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 m;
    • 2. de natuurwaarden door het realiseren van observatieposten en uitkijktorens niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. lid 4.2.2 ten behoeve van het realiseren van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 2. de natuurwaarden door het realiseren van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet onevenredig wordt aangetast.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportdoeleinden, gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren daaronder niet begrepen;
  • b. ondergeschikte en daarbijbehorende horeca, met dien verstande dat de daarvoor te gebruiken vloeroppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • c. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • d. buitenschoolse opvang;
  • e. één zelfstandige horecavoorziening tot en met categorie 3 met een maximale oppervlakte van 80 m2;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. (ongebouwde) fietsstallingen en parkeervoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen, waaronder duikers;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. terrassen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en vlaggenmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten en objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 7 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a voor de bouw van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn met een hogere bouwhoogte dan 1 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding ter plaatse van een deur c.q. poort dat toegang verleent tot het bouwperceel maximaal 2 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van het overige deel van de erf- of terreinafscheiding maximaal 1,5 m bedraagt, waarbij geldt dat het deel van de erf- of terreinafscheiding dat hoger is dan 1 m transparant dient te zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving. Hiertoe wordt de welstandscommissie om advies gevraagd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 5.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen
  • b. de parkeernormen zijn van toepassing zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen gemeente Lingewaal.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. waterlopen en waterpartijen, waaronder ook duikers;
  • g. oeververbindingen (bruggen);
  • h. evenementen;
  • i. terrassen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  • b. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 12 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 6.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • e. natuurvriendelijke oevers;
  • f. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water

met daaraan ondergeschikt:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. infiltratievoorzieningen;
  • i. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een rioolpersleiding.

8.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 meter bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologische verwachting 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingsen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

9.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van een andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

9.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m².
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van een andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 9.3.
9.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. van gronden en bouwwerken voor opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • b. van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze wordt vergroot tot maximaal 10 m.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 3 m wordt verschoven.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 overige zone - Groene ontwikkelingszone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  • b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Groene ontwikkelingszone', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het aanleggen van landschapselementen;
    • 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Sportaccommodatie Asperen.