direct naar inhoud van Bijlage 1 Beleidskader
Plan: Vakantiepark De Pluimpot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Conclusies toetsing aan beleidskader
  • De rijksoverheid biedt lagere overheden meer kansen in het ontwikkelen van eigen kampeerbeleid door de intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie.
  • De provincie Zeeland streeft ernaar de economische positie van de toeristisch recreatieve sector in zeeland veilig te stellen door vernieuwing, versterking en verbreding van het toeristische product en versterking van de omgevingskwaliteit.
  • Het provinciale beleid biedt bedrijven de mogelijkheid tot kwaliteitsverbetering. Om hieraan gestalte te geven wordt ruimte gegeven voor de groei van het aantal eenheden en de daaraan gekoppelde fysieke omvang van de bedrijven. Voorwaarde is dat er voldoende verevening plaatsvindt en zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing. Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen wordt verstening van recreatiegebieden, onder voorwaarde van een goede inpassing en met ruime aandacht voor beeldkwaliteit mogelijk geacht.
  • Het gemeentelijk beleid is volgend aan het Rijks- en provinciale beleid, ook in het gemeentelijke beleid wordt behoud en kwaliteitsverbetering van bestaande recreatiecomplexen voorgestaan.
  • Het realiseren van een nieuwe ontsluitingsweg voor het verbeteren van de bereikbaarheid past binnen het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Op basis van het voorstaande kan worden geconcludeerd dat de herstructurering en kwaliteitsverbetering van Vakantiepark De Pluimpot en het realiseren van een nieuwe ontsluitingsweg op basis van de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente mogelijk wordt geacht.

1.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen zijn:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en toekomstige Omgevingswet.

Relevantie voor plangebied

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat direct van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In dit besluit worden regels gesteld voor verschillende aspecten van nationaal belang. Veel daarvan moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld. De aspecten die wel zijn uitgewerkt zijn voor het voorliggende bestemmingsplan niet relevant.

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Intrekking Wet op de openluchtrecreatie (vervallen)

Met de intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) per 1 januari 2008 is het instrumentarium op basis van deze wet vervallen. Sterker dan in het verleden dienen alle ruimtelijk relevante aspecten vanaf dat moment in het bestemmingsplan te worden geregeld.

Een aantal aspecten van gemeentelijk beleid (zoals landschappelijke inpassing en brandveiligheid) kan niet via het bestemmingsplan worden afgedwongen. De beleidsregels in het kader van de brandveiligheid zijn geregeld in de notitie Brandveiligheid Kampeerterreinen gemeente Tholen.

1.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Relevantie voor het plangebied

Tholen maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Bloeien op Land en in Zee'. Op Tholen staan de kernbegrippen rust, ruimte, duurzaam en samenleven met Brabant centraal.

Verordening Ruimte (2012)

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Onderstaand zijn enkele uitsneden van verordeningskaarten opgenomen. Het bestemmingsplan Vakantiepark De Pluimpot beoogt herstructurering en uitbreiding van verblijfsrecreatie. De aanduidingen 'regionale keringen' en 'bestaande natuur' vallen binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0008.png"

Figuur B1.1 Regionale kering met waterstaatkundige functie, verordening Ruimte Provincie Zeeland (2012).

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0010.png"

Figuur B1.2 Bestaande natuur, verordening Ruimte Provincie Zeeland (2012).

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0012.png"

Figuur B1.3 Landschappen, landschapselementen en cultuurhistorische elementen, verordening Ruimte Provincie Zeeland (2012).

Bufferzones

In principe dient tussen agrarische bedrijven en woon- of verblijfsrecreatieve functies een afstand van minimaal 100 meter te worden aangehouden. Een kleinere afstand (50 meter) kan worden gehanteerd, indien daarvoor geen noemenswaardige hinder bij de gevoelige bestemmingen(en) optreedt en dit niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betrokken landbouwbedrijven. Tussen (glas)tuinbouw- en fruitteeltpercelen en woon- of verblijfsrecreatieve functies dient een afstand van minimaal 50 meter te worden aangehouden.

In bijlage 7 is gemotiveerd dat aan deze eisen van het provinciaal beleid wordt voldaan. De voorgenomen ontwikkeling van vakantiepark De Pluimpot vormt geen belemmering voor de agrarische bedrijven. Omgekeerd vormen de bedrijven geen belemmering voor de ontwikkeling van het Vakantiepark Pluimpot.

Handreiking Verevening 2008 en 2010

Voor de verdere uitwerking van het principe van verevening is de provinciale Handreiking Verevening opgesteld. Deze handreiking heeft géén officiële status als uitwerking van het omgevingsplan op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit wordt niet noodzakelijk geacht aangezien de uitgangspunten en richtlijnen voor het leveren van maatwerk bij de uitwerking van het principe van verevening tevens zijn verwoord in het omgevingsplan Zeeland. Van de gemeenten wordt wel verwacht dat zij handelen volgens de handreiking.

Voor de hoogte van de noodzakelijk geachte vereveningsbijdrage dient maatwerk geleverd te worden. Belangrijkste aspecten hierbij zijn de aard van de activiteit en de locatie. De handreiking biedt handvaten voor het leveren van dit maatwerk.

In de handreiking wordt aangegeven dat het principe van verevening eveneens van toepassing is bij intensivering van bestaande initiatieven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan uitbreidingsmogelijkheden voor sanitair en centrale voorzieningen.

Als stelregel kan worden gehanteerd dat het dient te gaan om een wenselijke ontwikkeling in het buitengebied waarvoor een aanpassing van het vigerende bestemmingsplan (of bestemmingsregeling) noodzakelijk is om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

In de toelichting op de handreiking is aangegeven dat het bieden van extra ontwikkelruimte doorgaans wordt voorafgegaan door een verzoek van een initiatiefnemer. De noodzakelijke investering in de omgevingskwaliteit die voortvloeit uit het principe van verevening dient in dat geval ook door de betreffende initiatiefnemer geleverd te worden.

Of er daadwerkelijk ook een invulling aan het vereveningsprincipe gegeven dient te worden is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de ingestelde vereveningsdrempel wordt overschreden. Wanneer dit wel het geval is, moet aan de geboden ontwikkelruimte de voorwaarde van verevening worden gekoppeld.

In de handreikingen is aangegeven dat niet voor iedere ontwikkeling sprake is van het vereveningsprincipe. Voor kleinschalige initiatieven, waarbij geen of nauwelijks sprake is van een aantasting van de omgevingskwaliteit, is een drempel ingesteld waaronder niet hoeft te worden verevend.

Zoals hiervoor al is aangegeven vormt het leveren van maatwerk het uitgangspunt voor het toepassen van verevening. Aanvullend op de voorgaande indicaties voor investeringen zijn voor verschillende recreatieve activiteiten de volgende maximale vereveningsbijdragen aangegeven.

Voor veel recreatiebedrijven geldt dat uitbreiding gecombineerd wordt met kwaliteitsverbetering en het voldoen aan wettelijke vereisten. Extra ruimtebeslag om te voldoen aan wettelijke vereisten is vereveningsvrij. De hoogte van de vereveningsbijdrage wordt in dergelijke situaties alleen berekend over de extra eenheden die op het bedrijf worden gerealiseerd. Bij het omzetten van eenheden (bijvoorbeeld van toeristische standplaatsen naar vaste standplaatsen of recreatiewoningen) wordt eveneens maatwerk geleverd.

Naar aanleiding van een evaluatie van de Handreiking Verevening is door de provincie aangegeven dat voor dagrecreatie (boven 400 m2) een vereveningsopgave geldt van € 20,- per m2. Wat betreft het zwembad gaat het niet om de wateroppervlakte die wordt gerealiseerd, maar om het aantal m3 bebouwing (hiervoor wordt gerekend met een bedrag van 20,- per m3). Wanneer het zwembad een centrumvoorziening betreft en de totale oppervlakte van centrumvoorzieningen op het recreatieterrein niet meer bedraagt dan 15%, is een nadere invulling van de vereveningsopgave niet langer noodzakelijk.

Voor wat betreft nieuw te realiseren bedrijfswoningen gaat de provincie thans uit van een bedrag van € 20,- per m3.

In bijlage 6 van deze toelichting is de vereveningsopgave gekwantificeerd die verband houdt met de voorgenomen ontwikkelingen en uitbreiding van Vakantiepark De Pluimpot en zijn mogelijke vereveningsdoelen geformuleerd. Gemeente, ontwikkelaar, de provincie Zeeland en Staatsbosbeheer zijn hierbij betrokken. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt voor de vaststelling van het bestemmingsplan een overeenkomst gesloten over de concrete inzet van de vereveningsopgave.

Waarborgingsbeleid wegen

Om de verkeersplanologische functies van wegen veilig te stellen geldt er een waarborgingsbeleid rondom wegen. Ontwikkelingen binnen deze zone mogen geen afbreuk doen aan de verkeersplanologische functie van de weg. De Gorishoeksedijk is een weg met een doorgaande plattelandsfunctie. Voor een dergelijke weg geldt aan beide zijden van de weg een waarborgingszone van 20 meter, gemeten vanaf de as van de weg. Aan deze afstand wordt in de nieuwe opzet voldaan. De overige wegen in en rond het plangebied zijn niet van belang.

1.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Tholen: Bestemming Tholen (2003)

Zes uitgangspunten vormen het fundament voor de gewenste ontwikkelingskoers voor de gemeente Tholen:

  • behoud van de ruimtelijke kernkwaliteiten rust en ruimte;
  • behoud en versterking van de sociaal-maatschappelijke kwaliteit van de Thoolse samenleving;
  • behoud en versterking van het eigen karakter van de kernen en het landelijk gebied;
  • behoud van de leefbaarheid, waaronder de voorzieningenstructuur;
  • duurzaamheid van nieuwe ontwikkelingen;
  • dienstverlening vanuit de overheid en inwonersparticipatie.

Het koesteren van de "rust en ruimte" bepaalt de ontwikkelingskoers van de gemeente Tholen. Om deze kernkwaliteiten te behouden zal de "stedelijke" en recreatieve dynamiek worden gestuurd.

Voor Tholen wordt gestreefd naar een versterking van de recreatieve sector, zonder dat dit leidt tot teloorgang van de rust en ruimte. Dit kan door een bepaald type recreant aan te trekken, te weten de natuur- en cultuurzoeker, en / of de (dag- en verblijfs)recreatieve voorzieningen te beperken tot een aantal specifiek daarvoor aangewezen gebieden.

Voor bestaande verblijfsrecreatieve terreinen wordt geen verdere uitbreiding voorzien anders dan noodzakelijk vanuit het oogpunt van kwaliteitsverbetering (toename standplaatsgrootte, verbetering landschappelijke inpassing, en dergelijke). Zo is het mogelijk dat onder deze noemer de bestaande recreatieondernemingen bij Stavenisse uitbreiden.

Nota recreatie en Toerisme (2004)

Deze nota beoogt geeft een visie op het gemeentelijk toeristisch-recreatief beleid en is ook het toetsingskader voor plannen op toeristisch en recreatief gebied van zowel overheden als het bedrijfsleven.

Uitbreiden aanbod verblijfsrecreatieve voorzieningen

In de nota is een zogenaamde SWOT-analyse11 opgenomen waarin de sterke en de zwakke punten en vervolgens de bepaling van de kansen en de bedreigingen voor de recreatieve sector in de gemeente Tholen.

In de analyse is aangegeven dat campings meer ruimte moet bieden aan mobiele caravans, tenten en verhuurcaravans. Nu herbergen campings vooral vaste standplaatsen met stacaravans van vaste eigenaars. Dit heeft automatisch tot gevolg dat deze gebruikers verouderen, omdat wanneer eenmaal een plaats is ingenomen men daar tot in lengte van jaren blijft. Door zogenaamde toeristische standplaatsen aan te leggen en stacaravans voor de verhuur te plaatsen trekt men een wisselende groep recreanten van alle leeftijden. Ook blijkt uit onderstaande tabel dat de uitgaven per korte en per lange vakantie hoger zijn bij toeristische plaatsen dan bij vaste standplaatsen.

Het omzetten van vaste standplaatsen met vaste huurders in toeristische standplaatsen en het plaatsen van stacaravans voor de verhuur wordt gestimuleerd. Uit bedrijfseconomisch oogpunt zal dan meestal sprake zijn van minder standplaatsen op de bestaande terreinen. Door uitbreiding van de terreinen kan dit worden gecompenseerd.

In de nota is de aangegeven dat het van belang is de bestemmingsplan zo flexibel mogelijk op te stellen, zodat ondernemers steeds op de marktontwikkelingen kunnen inspelen.

Kadernotitie Verblijfsrecreatieterreinen (2008)

Algemeen

Op 18 september 2008 heeft de raad van de gemeente Tholen de Kadernotitie Verblijfsrecreatieterreinen vastgesteld. De gemeente Tholen kiest – in het verlengde van rijks- en provinciaal beleid – met betrekking tot het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen voor een grote flexibiliteit en globaliteit. Naast een grotere vrijheid voor ondernemers worden beperkte randvoorwaarden gesteld die ruimtelijk relevant zijn. In deze paragraaf worden de randvoorwaarden die in het bestemmingsplan Vakantiepark De Pluimpot zijn vertaald, nader toegelicht.

Aantal standplaatsen

Het aantal standplaatsen op een kampeerterrein heeft directe ruimtelijke gevolgen voor de omgeving (onder andere verkeersbewegingen, landschappelijke uitstraling en hinder). Als het aantal standplaatsen niet in het bestemmingsplan wordt geregeld, zijn de ruimtelijke effecten niet begrensd. Op basis van jurisprudentie is dat – met het oog op de rechtszekerheid van omwonenden en de overige ruimtelijke effecten – in beginsel niet gewenst.

De nota Brandveiligheid kampeerterreinen gemeente Tholen biedt te weinig waarborging voor een adequate planologische regeling. Binnen de beleidsregels is het in beginsel namelijk mogelijk te komen tot verdichting, waardoor het aantal standplaatsen kan toenemen, tenzij er strijd is met wettelijke brandveiligheidseisen. Bovendien vormen de brandveiligheidsregels een afzonderlijk instrument, dat naast het bestemmingsplan functioneert, maar dat daardoor ook afzonderlijk kan worden aangepast. Daardoor zou in beginsel verdergaande uitbreiding van het aantal eenheden kunnen optreden, los van toetsing van de ruimtelijke effecten in het bestemmingsplanspoor.

In de kadernotitie heeft het gemeentebestuur besloten het huidige aantal standplaatsen als uitgangspunt te nemen. Er is namelijk geconstateerd dat de afstand tussen het feitelijk aantal standplaatsen en het aantal dat volgens de vigerende bestemmingsplannen is toegestaan, in veel gevallen groot is. Vaak komt dit doordat de afgelopen jaren is geïnvesteerd is in kwaliteitsverbetering, waarbij standplaatsen zijn verkleind en het aantal substantieel is verminderd. Daarnaast is het niet te verwachten dat het aantal standplaatsen de komende jaren zal toenemen.

Om meer flexibiliteit te bieden en enige uitbreiding voor de bedrijfsvoering niet uit te sluiten, wordt daarnaast de mogelijkheid geboden het aantal standplaatsen met 20% uit te breiden. Hieraan zijn wel voorwaarden aan verbonden.

Onderscheid tussen permanent- en niet-permanente standplaatsen

Het maximaal aantal niet-permanente en permanente plaatsen moet per kampeerterrein worden vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat campings zich in de toekomst alleen richten op permanente plaatsen en wordt uitponding met het vaak daarmee samenhangende kwaliteitsverlies voorkomen. Gelet op het hoge aantal permanente standplaatsen op diverse campings wordt het maximaal aantal permanente standplaatsen per kampeerterreinen ten hoogste 85%.

Voor nieuwe terreinen of bestaande terreinen die substantieel uitbreiden wordt daarbij als voorwaarde gesteld dat de terreinen centraal bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Voor bestaande terreinen waar geen belangrijke veranderingen zullen plaatsvinden lijkt een dergelijke eis juridisch niet houdbaar. Voor zover voor wijziging van het soort standplaatsen op een bestaande camping geen uitbreiding van het totaal aantal eenheden aan de orde is het vereveningsprincipe niet van toepassing.

Recreatiewoningen

De oppervlakte van recreatiewoningen wordt gerelateerd aan de omvang van de bouwpercelen en de reeds aanwezige bebouwing. Op de meeste verblijfsrecreatieterreinen kunnen mogelijkheden worden geboden voor extra bebouwing op de percelen. Daarbij gaat het zowel om ruimte voor uitbreiding van de recreatiewoningen als voor erfbebouwing.

Verwacht wordt dat de druk om recreatiewoningen ook permanent te bewonen de komende jaren zal toenemen en wordt vergroot indien de woningen groter en daarmee luxer worden. Per terrein worden de uitbreidingsmogelijkheden bezien hoeveel bebouwing er is toegestaan. Daarbij wordt rekening gehouden met planschade.

Voor woningen geldt op bestaande terreinen een maximale oppervlaktemaat van 100 m². De maximale goot- en bouwhoogte van de grondgebonden recreatiewoningen bedraagt 4 meter en 8 meter. Voor de gestapelde recreatiewoningen bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte 12 meter. Alle woningen worden gekoppeld aan een bedrijfsmatige exploitatie.

Per recreatiewoning is één vrijstaand bijgebouw toegestaan met een maximum oppervlakte van 12 m².

Oppervlakte bebouwing centrale voorzieningen

In het bestemmingsplan moet een regeling worden opgenomen voor de oppervlakte op te richten bebouwing voor centrale voorzieningen en gebouwen voor dienstverlening en beheer.

De beleidsintenties uit de kadernotitie streeft op dat punt zo veel mogelijk naar flexibiliteit. De locatie van bebouwing is niet vastgelegd. Wel is de oppervlakte bebouwing gereguleerd.

De oppervlakte van bebouwing is gebonden aan een maximale m²-maat om te voorkomen dat het hele terrein wordt volgebouwd.

Ontsluiting en parkeren

Bij de kwaliteitsverbetering van bestaande verblijfsrecreatieterreinen en de vestiging van nieuwe terreinen is een verkeersveilige ontsluiting van groot belang. Daarnaast moet de ontsluiting ruimte bieden aan de steeds omvangrijkere kampeermiddelen. In de kadernotie is bepaald dat ieder verblijfsrecreatieterrein moet beschikken over voldoende parkeerplaatsen. In de praktijk wordt uitgegaan van 110% parkeerplaatsen ten opzichte van het aantal standplaatsen. In het bestemmingsplan zijn voor bestaande situaties geen directe eisen gesteld aan het waarborgen van voldoende parkeervoorzieningen.

Bij nieuwe terreinen worden wel eisen gesteld. Het aantal parkeerplaatsen moet 150% van het aantal standplaatsen bedragen. Waarvan 20% van het aantal parkeerplaatsen bij de ingang van het terrein ligt.

Landschappelijke inpassing

In ruil voor de ruime mogelijkheden om keuzes te maken met betrekking tot aard en omvang van standplaatsen, voorzieningen en gebouwen is, meer nog dan in het verleden, een goede landschappelijke inpassing van de kampeerterreinen van belang. Uitgangspunt is dat kampeerterreinen gedurende het hele jaar vanaf openbare wegen of paden of van andere erven aan het zicht wordt onttrokken door middel van een adequate randbeplanting met opgaande en streekeigen beplanting.

In de gemeente Tholen is het aanwezige groen voor landschappelijke inpassing in het algemeen genomen in overeenstemming met de vigerende bestemmingsplannen. De bestaande groenstroken worden in het bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Voor zover in de vigerende bestemmingsplannen geen groenstroken zijn opgenomen worden voor de bestaande verblijfsrecreatieterreinen 10 meter als richtlijn en als vertrekpunt gehanteerd (bijvoorbeeld een afschermende beplantingsstrook met inheemse opgaande soorten). Deze 10 meter wordt ook aangehouden voor nieuwe verblijfsrecreatieterreinen. Deze afstand is geen absoluut criterium. Het gaat daarbij om een netto maat exclusief eventuele sloten en schouwpaden. Ook smallere stroken of andere landschappelijke inpassingen kunnen onderdeel zijn van een goede landschappelijke inpassing. Op basis van een concreet inrichtingsplan, wordt de landschappelijke inpassing getoetst door een landschapsdeskundige.

Tussen direct aan elkaar grenzende verblijfsrecreatieterreinen en tussen verblijfsrecreatieterreinen en bestaande grotere groengebieden kan worden volstaan met een groenstrook met een gemiddelde breedte van 5 meter. Voor bestaande kampeerterreinen wordt rekening gehouden met aanwezige standplaatsen.

Nu de Wor is ingetrokken, is het bestemmingsplan het enige instrument waarin een regeling kan worden opgenomen met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Bij ontwikkelingen biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan verbetering van de reeds aanwezige landschappelijke inpassing.

Verevening

Voor nieuwe terreinen en ruimtelijke uitbreiding van bestaande bedrijven wordt voorgesteld het vereveningsprincipe toe te passen (zie paragraaf 4.8). Voor bestaande bedrijven waar geen ruimtelijke uitbreiding aan de orde is, heeft de gemeenteraad van Tholen besloten om geen verevening toepassen. De gedachte hierbij is dat de ondernemer binnen algemene randvoorwaarden vrij zou moeten zijn om op marktontwikkelingen te kunnen inspelen zonder dat hij / zij wordt geconfronteerd met verevening.

In dit scenario worden de kampeerterreinen en recreatiewoningcomplexen gezien als bestaande rode functies in het buitengebied, waarop het vereveningsprincipe niet zou moeten worden toegepast. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de kwaliteitsverbetering er in vrijwel alle gevallen toe leidt dat het totaal aantal standplaatsen afneemt. Daarmee nemen de ruimtelijke effecten van de recreatieterreinen op de omgeving, in de zin van verkeersaantrekkende werking, potentiële overlast en dergelijke, bovendien af. Dat kan worden gezien als onderdeel van de verevening. De afgelopen jaren is al voor diverse terreinen gebleken dat het aantal eenheden (soms substantieel) afneemt. Hierdoor wordt de rode functie derhalve minder rood en is de door de provincie genoemde aanleiding voor verevening niet aan de orde.

Ook wanneer op de recreatieterreinen extra verstening optreedt, bijvoorbeeld door het omzetten van standplaatsen voor kampeermiddelen in chalets of kampeerhuisjes, waarbij het aantal eenheden afneemt, nemen de effecten op de omgeving niet toe, als een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd12. Dat geldt ook voor bijgebouwen op de standplaats of uitbreiding van de centrale voorzieningen ten behoeve van het eigen terrein.

Verder is van groot belang dat proces van kwaliteitsverbetering, productdifferentiatie en seizoensverlenging niet mag worden gefrustreerd. Zowel ondernemers, provincie als gemeente hebben een groot belang bij deze processen. Door extra eisen in de zin van investeringen in de ruimtelijke kwaliteitswinst te stellen aan ontwikkelingen binnen de bestaande terreinen, kan een belemmering ontstaan voor deze wenselijke processen. Van belang daarbij is verder dat de terreinen vrijwel allemaal goed landschappelijk zijn ingepast. Dit liberale scenario wijkt af van de handreiking verevening.

In bijlage 6 van deze toelichting wordt ingegaan op vereveningsopgave van Vakantiepark De Pluimpot en mogelijke vereveningsdoelen.

Bestemmingsplan Buitengebied (inclusief 5e herziening)

Het ruimtelijk beleid voor het buitengebied en de daarop gebaseerde ontwikkelings- en bebouwingsmogelijkheden is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied dat op 29 januari 2004 is vastgesteld en op 20 juli 2004 is goedgekeurd. Op 22 oktober 2009 heeft de gemeenteraad de 5e herziening van het bestemmingsplan vastgesteld. Die herziening bevat een groot aantal ambtshalve aanpassingen. Ook heeft daarin doorwerking van het hiervoor vermelde omgevingsplanbeleid plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0013.jpg"

Figuur B1.4 Fragment bestemmingsplan Buitengebied (5e herziening)

Ruimtelijk kader 2009

In 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat de leefbaarheid en sociaal-economische structuur van Sint-Maartensdijk en Scherpenisse dienen te worden verbeterd. In verband hiermee wordt belang gehecht aan een sociaal-economische, toeristische, recreatieve en ruimtelijk / landschappelijke impuls (kwaliteits)impuls voor deze kernen door middel van een aantal projecten. Een aantal van deze projecten, die liggen aan de zuidkant van de kernen. Deze zijn vermeld in de paragraaf hiervoor. Om de samenhang tussen deze projecten te bewaken en de initiatieven op elkaar af te stemmen, heeft de gemeenteraad is op 9 juli 2009 het gemeentelijke Ruimtelijk Kader vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.bpDePluimpot-VG99_0014.jpg"

Figuur B1.5 Ruimtelijk Kader (2009)

In dit ruimtelijke kader is een aantal projecten opgenomen waarbij het initiatief bij marktpartijen ligt en die de gemeente slechts zal faciliteren:

  • de uitbreiding en herinrichting van recreatieterrein De Pluimpot;
  • de ontwikkeling recreatieterreinen Wulpdal;
  • de ontwikkeling van een jachthaven.

De gemeentelijke ontwikkeling van het nieuwe woongebied tussen vakantiepark De Pluimpot en de bestaande kern sluit hier op aan vanwege de verbinding tussen het recreatieterrein, het daarop te realiseren nieuwe openbare zwembad en andere voorzieningen. Om het nieuwe woongebied en de nieuwe ontsluitingsweg mogelijk te maken heeft gemeente de Geertruidapolder aangekocht. Ook is een grondruil uitgevoerd en wordt voor de ontsluiting van het gebied met de eigenaren gesproken over verwerving van de dijk tussen de Geertruidapolder en het bedrijventerrein. Het Waterschap heeft aangestuurd op het verlengen van deze ontsluiting door de Geertruidapolder tot de aansluiting op het recreatieterrein, zodat de Gorishoeksedijk volledig wordt ontlast.

De gemeenteraad van Tholen heeft zich op 22 september 2009 uitgesproken voor een ontwikkelscenario van het nieuwe woongebied, dat recht doet aan de wens van het Waterschap om de Gorishoeksedijk te volledig ontlasten van bestemmingsverkeer voor zowel het nieuwe woongebied als recreatieterrein De Pluimpot.