Plan: | Uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0687.BPUMORF1112-VG01 |
Om de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk in Middelburg mogelijk te maken, heeft de gemeente Middelburg op 7 juli 2003 het bestemmingsplan Mortiere vastgesteld.
Bestemmingsplannen dienen verplicht iedere 10 jaar te worden geactualiseerd. Op 25 juni 2013 is vervolgens bestemmingsplan 'Mortiere' vastgesteld en dit verving het bestemmingsplan Mortiere (2003) en alle vastgestelde uitwerkingsplannen.
In dit actualiseringsplan is de 'Wonen - Uit te werken bestemming' voor het oostelijk middendeel van het woongebied opgenomen, omdat de concrete invulling van dit deel van de wijk nog niet duidelijk was. Binnen deze uit te werken bestemming mogen de woningtypes, zoals die opgenomen zijn in de bestemming Wonen, worden gebouwd.
Voor de 'Wonen - Uit te werken bestemming' wordt voor de bouw- en gebruiksregels en de afwijkingsmogelijkheden en nadere eisen aangesloten op de bestemming Wonen.
In het bestemmingsplan is de hoofdontsluiting in de regels bepaald (lusvormig) en om te voorkomen dat er in de toekomst een parkeerproblematiek ontstaat, zijn in de uitwerkingsregels parkeernormen opgenomen.
Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op het plangebied aangeduid in de afbeelding in paragraaf 1.2. Per deelgebied/fase van Mortiere wordt een apart uitwerkingsplan opgesteld. Voor de fase 11 en 12 is er nu sprake van een concreet bouwvoornemen. Daarom wordt er voor dit deelgebied apart een uitwerkingsplan opgesteld .
Middels dit plan wordt voldaan aan de plicht om het gebied nader uit te werken, conform het bepaalde in het bestemmingsplan 'Mortiere' (d.d. 25 juni 2013). De uitwerking maakt het mogelijk om binnen het plangebied grondgebonden woningen te realiseren.
Het plangebied is gelegen binnen de wijk Mortiere in de gemeente Middelburg. Het plangebied ligt centraal in Mortiere ten noorden van het Ella Fitzgeraldpark. De locatie ligt tussen de Duke Ellingtonstraat en de Louis Armstrongstraat en wordt doorsneden door de doorgaande route, de Jazzroute.
Op onderstaande afbeelding is het plangebied van het bestemmingsplan 'Mortiere' aangegeven (in lichtrood) en de ligging van het uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en12 daarbinnen (in geel).
Afbeelding; ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is getiteld 'Mortiere', en is vastgesteld op 25 juni 2013. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de 'Wonen - Uit te werken bestemming'. Een toetsing aan de uitwerkingsregels vindt plaats in Hoofdstuk 6 Juridische planopzet.
Het uitwerkingsplan is opgesteld binnen de beleidskaders van het bestemmingsplan 'Mortiere'. Daarnaast is er voorzien in een korte beleidsverantwoording in Hoofdstuk 2 Beleidskader. Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse plangebied geeft een analyse van de huidige situatie. In Hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het stedenbouwkundig ontwerp. Vervolgens vindt in Hoofdstuk 5 de toetsing aan de voor het plan relevante (milieu)aspecten plaats. Hoofdstuk 6 Juridische planopzet geeft een beschrijving van de juridische regeling zoals deze is opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.
De onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van 102 woningen binnen het uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12, in de gemeente Middelburg. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Barro. Voor het plan zijn er ten aanzien van dit beleidsonderdeel geen knelpunten.
Op 1 oktober 2012 is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek is gaan gelden. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:
''ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen''.
De toetsing van de ladder is beschreven in de paragraaf 2.3.3.
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten het omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan vormt op het gebied van de fysieke leefomgeving het provinciale beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. Het is van provinciaal belang dat de Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de Provincie.
Woningbouw
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie. Gezien de ruimtelijke doelen, de klimaat en demografische opgave, de uitgangssituatie van de woningvoorraad en de toekomstverwachtingen, is woningbouwbeleid essentieel.
De locatie Mortiere en daarmee ook het plangebied liggen binnen 'Bestaand bebouwd gebied'.
Toetsing
Met het voorliggende uitwerkingsplan worden 102 woningen gerealiseerd. Door deze woningen te realiseren in de wijk Mortiere wordt nadere invulling gegeven aan het criterium zorgvuldig ruimtegebruik. Mortiere is de omvangrijkste woningbouwlocatie in Middelburg.
Afbeelding; ligging plangebied binnen bestaand bebouwd gebied, kaart provincie Zeeland
Met het voorliggende uitwerkingsplan worden 102 woningen gerealiseerd. Door deze woningen te realiseren in de wijk
Mortiere wordt nadere invulling gegeven aan het criterium toekomstbestendige en bereikbare woon- en verblijfsomgeving door nieuwbouwwoningen te bouwen. Mortiere is de omvangrijkste woningbouwlocatie in Middelburg.
Naast het Omgevingsplan is ook de Provinciale Omgevingsverordening van kracht. De omgevingsverordening bevat provinciale regels over de fysieke leefomgeving die voor iedereen gelden. Er zijn geen die specifiek voor het plangebied gelden. De Provinciale Omgevingsverordening wordt verder niet toegelicht.
De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
In de "Kwaliteitsatlas Middelburg 2030" (2010) wordt een beeld geschetst van een bevolkingsgroei van circa 46.000 tot 56.000 inwoners in 2030. De gemeente heeft zich aangesloten bij het provinciaal beleid om 50% van de woningbouwproductie te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van Mortiere past hierbinnen.
Ondanks dat in de vastgestelde Herijking van de Kwaliteitsatlas in 2010 de ambitie is verlaten om te groeien naar 56.000 inwoners, blijft de bevolking van Middelburg de komende jaren wel groeien. Dit wordt aangetoond door de bevolkingsprognoses. Deze prognoses tonen ook aan dat de gemeente Middelburg geen 'krimpgemeente' is of zal worden. Verder neemt de gezinsverdunning toe en is de levensverwachting van de mensen hoger. Om dit op te vangen blijft extra nieuwbouw noodzakelijk, op zowel inbreidings- als uitbreidingslocaties.
Tevens wordt in de herijkte Kwaliteitsatlas gestreefd naar gemengde en stabiele wijken. Met het uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12 wordt het gemengde karakter van de wijk Mortiere versterkt. Een integrale benadering van het woonmilieu is één van de belangrijkste voorwaarden voor een kwalitatief goede stad, waardoor mensen graag in Middelburg willen (blijven) wonen.
Met de kwaliteitsatlas als onderlegger is in december 2015 de Woonvisie voor de gemeente Middelburg vastgesteld voor de periode 2016-2020.
Hierin is opgenomen dat Middelburg zich als woon- en vestigingsplaats moet onderscheiden door de ontwikkeling van aantrekkelijke en complete wijken en dorpen. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving. Middelburg wil graag een aantrekkelijk woongebied blijven voor haar huidige en toekomstige inwoners. Deze missie is vertaald in drie pijlers:
In het kader van de woonvisie is er een woningmarkt- en locatieonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt voor Mortiere geadviseerd om de principes van gefaseerde en flexibele ontwikkeling te hanteren, waarbij steeds wordt aangesloten op actuele marktkansen en consumenteninteresse. Verder wordt aanbevolen om actief op zoek te gaan naar partijen/partners die willen investeren in vrije sector huurwoningen voor middeninkomens, want aan dit segment (dat tevens de doorstroming bevordert) is de komende periode sprake van een groot tekort.
Prognose behoefte nieuwe woningen
De Provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2019 geeft aan waar de behoefte is en hoe groot deze is. Voor Middelburg laat deze prognose in de periode 2018 - 2025 een huishoudenstoename zien van 1422. Voor de daaropvolgende periode 2025 - 2035 voorspelt de prognose een toename van circa 800 huishoudens.
Naast deze positieve huishoudensontwikkeling is tevens een positieve bevolkingsontwikkeling van Middelburg te zien in de prognose. In de periode tot 2024 zal de bevolking met ongeveer 2.100 inwoners groeien. In de periode van 2025 tot 2034 komen er naar verwachting nog 1.700 extra inwoners bij.
Daarnaast is in de periode tot 2030 in Middelburg eveneens sprake van een positieve natuurlijke aanwas (verschil geboorte - en sterftecijfer).
De huishoudensontwikkeling, de bevolkingsontwikkeling en de natuurlijke aanwas zijn positief voor de gemeente Middelburg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er een behoefte is aan nieuwe woningen in Middelburg.
SOK
De SOK is de samenwerkingsovereenkomst tussen projectontwikkelaars en de gemeente Middelburg waarin afspraken zijn vastgelegd over de ontwikkeling van Mortiere. In de SOK is een maximaal aantal woningen afgesproken voor Mortiere van in totaal 1380 woningen. Er zijn inmiddels circa 1025 woningen gebouwd, daarmee is de resterende plancapaciteit vanaf 2019 voor Mortiere circa 350 woningen.
Het voorgenomen bouwplan bestaat uit een initiatief (vraag) vanuit de markt. Voor elk ruimtelijk besluit moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden doorlopen. Voor de toetsing aan de ladder wordt de behoefte onderbouwd en toegelicht of deze behoefte binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden.
Behoefte
In 2015 is een woningmarkt - en locatieonderzoek uitgevoerd in het kader van de nieuwe woonvisie. Hierin wordt geadviseerd om voor Mortiere de principes van gefaseerde en flexibele ontwikkeling te hanteren, waarbij steeds wordt aangesloten op actuele marktkansen en consumenteninteresse, om de ontwikkeling van Mortiere te continueren.
In 2019 zijn in opdracht van de provincie en de drie Walcherse gemeenten een Kwalitatief Woningmarktonderzoek Zeeland en een Locatieonderzoek Walcheren (rapport januari 2020, Stec Groep) uitgevoerd. Daaruit blijkt, gebaseerd op de bevolkings- en huishoudensprognose 2019 van de provincie Zeeland voor de periode 2020-2029, een verwachte huishoudensgroei voor de gemeente Middelburg van 1.769 huishoudens (op een totale groei voor Walcheren van 2.709). Walcheren wordt gezien als één woningmarktregio, maar uit de daadwerkelijke verhuiscijfers blijkt dat er voornamelijk lokaal wordt verhuisd. In het Locatieonderzoek Walcheren (rapport januari 2020, Stec Groep) wordt aangegeven dat invulling van de behoefte in theorie in beperkte mate uitwisselbaar is, maar dat een belangrijk deel van de vraag tegelijkertijd lokaal gebonden is. Voor het bepalen van de woningbehoefte is door de gemeente als uitgangspunt genomen dat, gezien de beperkte uitwisselbaarheid, 15% van de behoefte in een andere gemeente op Walcheren zal 'landen'. De behoefte voor Middelburg (1.769) krijgt dan een bandbreedte van 1.504-2.034 nieuw te realiseren woningen in de komende tien jaar.
Plancapaciteit - kwantitatief
Door de behoefte te confronteren met de plannen die in december 2018 in de door de drie Walcherse gemeenten gemaakte woningmarktafspraken zijn opgenomen, blijkt dit plan nodig om in de behoefte te kunnen voorzien. Uit dit onderzoek volgt dat in Middelburg het aantal geplande woningen kwantitatief relatief dicht bij de behoefte ligt. Er is een theoretisch tekort van zo’n 95 woningen. Het plan Mortiere maakt onderdeel uit van het aantal geplande woningen, daarbij is sprake van harde plancapaciteit van 350 woningen vanaf 2019 (het resterend aantal woningen dat gebouwd gaat worden in de wijk Mortiere). Daarmee maakt Mortiere ook onderdeel uit van de plannen waarmee in de gemeentelijke (kwantitatieve) woningbehoefte wordt voorzien.
Om alle plannen objectief te kunnen doorlichten is een doorlichtingskader opgesteld in het onderzoek. Hierin zijn 4 hoofdcriteria onderscheiden waarop plannen punten kunnen scoren: aansluiting op (middel)-langetermijnbehoefte, bijdrage aan structuurversterking, specifieke bijzonderheden en locatiekwaliteit. Vervolgens zijn alle plannen beoordeeld. In totaal zijn er in Middelburg circa 755 woningen opgenomen in (sterk) bovengemiddeld scorende plannen. Dit is relatief beperkt ten opzichte van de te verwachten huishoudensgroei de komende tien jaar (+1.770). De grootste (sterk) bovengemiddeld scorende plannen zijn Veersepoort, Mortiere en Rittenburg, gevolgd door Zuidsingel en Churchilllaan.
Plancapaciteit - kwalitatief
Uit het Locatieonderzoek Walcheren (rapport januari 2020, Stec Groep) volgt dat in de woningmarktregio Walcheren primair sprake is van een opgave voor toevoeging van nultredenwoningen (appartementen en bijvoorbeeld patiowoningen) als gevolg van de aanhoudende vergrijzing. In Vlissingen en Middelburg is nog behoefte aan reguliere grondgebonden woningen, vooral in middenhuur en middeldure koop.
In de verkavelingsschets van dit uitwerkingsplan zijn 10 vrijstaande, 26 tweekappers, 33 rijwoningen en 33 levensloopbestendige woningen opgenomen. Met dit programma wordt aangesloten op het programma in de wijk met variatie aan verschillende woningtypen. En met dit programma wordt deels voorzien in een kwalitatieve behoefte.
Regionale behoefte
Door middel van regionale woningmarktafspraken stemmen de vijf woningmarktregio's van Zeeland hun woningbouwplannen binnen de regio op elkaar af. Op 21 mei 2019 heeft de provincie Zeeland de woningmarktafspraken voor Walcheren vastgesteld.
De netto nieuwbouwbehoefte voor de reguliere woningen in de periode 2016-2025 wordt ingeschat op 4.031 woningen.
De ontwikkeling van Mortiere, inclusief de woningen in dit uitwerkingsplan, is opgenomen in de woningmarktafspraken van de regio Walcheren voor de komende 10 jaar (Actualisatie Regionale woningmarktafspraken Walcheren 2016-2026 (2019)) voor 604 woningen. De resterende plancapaciteit bedraagt 350 woningen. De ontwikkeling voorziet daarmee in een regionale behoefte.
Het gedane woningmarkt- en locatieonderzoek (2015 en 2020) en de prognoses onderbouwen de behoefte voor woningbouw in Mortiere en voldoet daarmee aan de onderbouwing van die behoefte in het kader van de ladderonderbouwing. Het planologisch mogelijk maken van 102 woningen in dit uitwerkingsplan is daarmee verantwoord.
Bestaand stedelijk gebied
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De wijk Mortiere kan worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied.
De woningbouwontwikkeling in fase 11 en 12 in de wijk Mortiere kan geheel binnen bestaand stedelijk gebied worden ontwikkeld en voldoet daarmee aan de onderbouwing of de behoefte binnen dit bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen in het kader van de ladderonderbouwing
De ontwikkeling voldoet met het positief beantwoorden van de behoefte voor woningbouw en ligging in bestaand stedelijk gebied aan de doelstellingen van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het doel van het groenbeleidsplan is om een duurzame groenstructuur te behouden en te ontwikkelen en een kader te bieden voor de gewenste onderhoudskwaliteit van het openbaar groen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in beleidsuitspraken over ruimtelijke opbouw, ecologie, spelen en veiligheid in het groen en beheer.
Voor belangrijke vraagstukken voor het groen geeft het groenbeleid richtlijnen. De gemeentelijke hoofdgroenstructuur en de ecologische structuur vormen het robuuste raamwerk voor het groen en dienen beschermd te worden. De waardevolle bomen verdienen bescherming.
Het groenbeleidsplan geeft richtlijnen voor de inrichting van nieuwe gebieden, zoals Mortiere, voor goed opgebouwde en duurzame groenvoorzieningen die efficiënt te beheren zijn.
Afbeelding groenstructuur
In het groenstructuurplan (zie afbeelding) wordt ingegaan op de groenstructuur Dauwendaele (inclusief Mortiere). Belangrijk onderdeel van de groenstructuur is het Ella Fitzgeraldpark centraal in de wijk Mortiere, dat een recreatieve functie vervult voor de wijk. Het nieuwe park met een oppervlakte van 7,3 hectare wordt niet nader besproken in het groenstructuurplan.
Gemeente Middelburg streeft ernaar een fietsvriendelijke stad te worden. Zo is in het Mobiliteitsplan opgenomen dat de fietser moet kunnen concurreren met de automobilist. Ook in de Kwaliteitsatlas krijgt de fietser voorrang. Dit kan o.a. door in nieuwe wijken 30km/u in te voeren, korte snelle verbindingen voor de fiets na te streven, extra doorsteekjes/ fietsverbindingen te maken en te zorgen voor voldoende fietsparkeermogelijkheden bij maatschappelijke voorzieningen.
De gemeenteraad heeft de Middelburgse Visie Milieu (MVM) 2019-2025 vastgesteld. In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen. Het separaat vastgestelde klimaatbeleid 'Op weg naar een energieneutraal Middelburg in 2050' met bijhorende route kaart voor is hier in opgenomen.
De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's. In dit kader zijn met name de thema´s klimaat en energie, duurzaam bouwen en wonen, groen in de woonomgeving en ruimtelijke ordening relevant.
De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor een plan relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd.
Er wordt aangehaakt op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente:
De wijk Mortiere ligt op het voormalige eiland Walcheren. De opbouw van het gebied Walcheren is vooral bepaald door het van oudsher stijgen en dalen van de zeespiegel en de daarmee samenhangende overstromingen. In relatie daarmee heeft afwisselend veenvorming en zeeklei-afzetting plaatsgevonden. In de veen- en kleipakketten is door herhaaldelijke overstromingen een kreken- en geulenstelsel ontstaan. In de kreken is, als gevolg van de getijdenbeweging, zand afgezet. Door inklinking van het veen zijn de verzande kreken uiteindelijk hoger in het landschap komen te liggen (kreekruggen). Vanaf de 11e eeuw tot in de 19e eeuw heeft indijking van slikken en schorren plaatsgevonden.
De gemiddelde hoogteligging binnen de wijk Mortiere was voor de realisatie 0,5 m onder N.A.P. Het bodempatroon van Mortiere is cultuurhistorisch en landschappelijk te plaatsen onder de Oudlandgebieden. Het oude zeekleilandschap van
het Oudland Mortiere vertaalt zich in een poelgebied omgeven door kreekruggen. Ter plaatse van de gedempte loop van de Oude Haven is het vlakke plaatgebied het kenmerkende bodempatroon. Deze is evenwijdig aan de N57 gelegen. Karakteristiek voor de zuidoostrand van Mortiere, ter plaatse van de Trekdijk, is de omslag van landschap en bodempatroon. Deze vormt de scheidslijn tussen de Oudlandse en Nieuwlandse gronden.
Voordat Mortiere werd gerealiseerd, werden de kreekruggen en kleiplaatgronden gekenmerkt door akkerbouw. In de laaggelegen gebieden waren de gronden veelal in gebruik bij rundveehouderijbedrijven.
De opzet van het stedenbouwkundig plan voor het woongebied Mortiere is gebaseerd op een compositie van "zichtlijnen", "decors" en "coulissen". De grotere openbare ruimtes in het woongebied (het park, de plantsoenen en pleinen) worden ontworpen als formele ruimtes, zogenoemde "stedelijke kamers". Dit zijn omsloten ruimten met een zekere wandvorming (decors) en een interieur. De routes en zichtlijnen zijn voorzien van oriëntatiepunten door opvallende plaatsing en vormgeving van bebouwing. Aan het eind van een langgerekte stedelijke ruimte - een straat, een plein, een park of plantsoen - is het beeld verzorgd. Dit wordt gedaan door een evenwichtige, vaak symmetrische, opstelling van een woning of dubbele woning, en soms door een accent in het bouwvolume.
Aan het eind van een zichtlijn is er altijd een blikvanger. Dit wordt gevormd door hogere bebouwing of een hoger deel van de bebouwing, of opvallende bebouwing in een afwijkende vorm. In deze uitwerking Mortiere fase 11 en 12 zijn meerdere accenten opgenomen op hoeken of aan het einde van zichtlijnen. Daarbij liggen er 3 bijzondere woningen aan de rand van het park, die een belangrijke bijdrage leveren aan het beeld van de rand van het park.
Als verbijzondering in de stedenbouwkundige structuur is er een hofje met seniorenwoningen toegevoegd in de Miles Davisstraat. Hier wordt de doorgaande verkeersstructuur onderbroken en wordt een voor Mortiere uniek woonmilieu gecreëerd.
Het deelgebied, zoals uitgelicht in onderstaande afbeelding 'stedenbouwkundig plan', is uitgewerkt binnen de ruimtelijke kaders van het stedenbouwkundig plan van Mortiere. De stedenbouwkundige opzet sluit aan op de opzet van dit deel van de wijk, met een variatie van rijwoningen, tweekappers, vrijstaande woningen en levensloopbestendige woningen. Dit is verbeeld in onderstaande afbeelding 'stedenbouwkundige verkavelingsschets' en wordt in paragraaf 4.2 verder beschreven.
Afbeelding stedenbouwkundige verkavelingsschets
De wijk Mortiere is functioneel behoorlijk homogeen. De meest voorkomende functie is wonen. Ook binnen het plangebied van Mortiere fase 11 en 12 worden alleen woningen mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de inrichting zijn de bestemmingen groen, tuin, verkeer en wonen opgenomen.
In dit uitwerkingsplan worden 102 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Dit is het maximaal aantal woningen dat binnen dit uitwerkingsplan gebouwd kan worden.
In de verkavelingsschets zijn 10 vrijstaande, 26 tweekappers, 33 rijwoningen en 33 levensloopbestendige woningen opgenomen. Met dit programma wordt aangesloten op het programma in de wijk met variatie aan verschillende woningtypen, zoals ook in de fases 8 en 10 zijn en worden gerealiseerd.
De woningen zijn maximaal 2 lagen met kap, hier en daar voorzien van een accent, waarbij een hogere goothoogte is toegestaan. In het gebied worden geen gestapelde woonvormen toegestaan.
In de verbeelding zijn bouwstroken aangegeven, in plaats van de specifieke woningen, een enkele woning uitgezonderd. Door deze systematiek kan er afhankelijk van de marktomstandigheden bij de uitvoering van het plan nog geschoven worden met woningen of voor een ander woningtype worden gekozen (met behoud van voldoende parkeerplaatsen voor het geplande woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.2) en het maximale aantal van 102 woningen.
Het plangebied ligt aan de centraal in de wijk Mortiere aan de noordzijde van het Ella Fitzgeraldpark. De locatie ligt tussen de Duke Ellingtonstraat en de Louis Armstrongstraat en wordt doorsneden door de doorgaande route, de Jazzroute. Deze straat is voor dit deel van de wijk een belangrijke ontsluitingsroute en maakt onderdeel uit van de hoofdontsluiting van Mortiere. De straat kenmerkt zich door een variatie aan woningtypen aan beide zijden met diepe voortuinen en verspringende rooilijnen.
Het hofje in de Miles Davisstraat is een uitzondering in de stedenbouwkundige structuur en heeft daarmee ook een afwijkende inrichting. Doorgaand autoverkeer is hier niet mogelijk en daarom is het ingericht als voetgangersgebied met een groen hof die ook is ingericht als wadi met een natuurlijk groene inrichting. De woningen om het hof vormen een duidelijk kader en worden daarom als één geheel vormgegeven, met minder variatie dan gewoonlijk in Mortiere.
Op de hoeken van de woonvelden en aan het eind van verschillende zichtlijnen zijn woningen als accent aangeduid.
De woningen oriënteren zich altijd op openbare ruimte. De woningen op hoeken hebben een tweezijdige oriëntatie.
De openbare ruimte in deze fase is ingericht volgens de standaardprofielen, waarmee in Mortiere wordt gewerkt.
De Jazzroute is een continuering van het standaard profiel van de hoofdontsluiting en is ruim van opzet met een wadi aan één zijde en met ruimte voor groen met bomen aan de andere kant, met hiertussen enkele parkeerplaatsen. Ook de andere straten, Duke Ellingtonstraat, Miles Davisstraat, Louis Armstrongstraat door en langs fase 11 en 12 zijn ruim van opzet met ruimte voor groen afgewisseld met langsparkeren.
De overige wegen, Chet Bakerstraat, Charles Mingusstraat en Toots Thielemansstraat, zijn vormgegeven als dwarspassage.
Door het plangebied loopt de Jazzroute, dit is onderdeel van de hoofdontsluitingsweg van Mortiere. De Duke Ellingtonstraat en Louis Armstrongstraat sluiten aan op de Jazzroute via de dwarspassages, Chet Bakerstraat, Charles Mingusstraat en Toots Thielemansstraat.
Het fietsverkeer maakt gebruik ook gebruik van dezelfde ontsluitingswegen. Voor de voetgangers zijn er 2 extra routes, Charles Mingusstraat en Toots Thielemansstraat, door het plan richting de Jazzroute.
Voor de verkavelingsschets van fase 11 en 12 is een parkeerbalans opgesteld op basis van de parkeernormen die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Mortiere'. Hier is uitgegaan van de parkeernormen uit de ASVV 2004, van het CROW. Hierin is de parkeervraag in het openbaar gebied vastgesteld voor de verschillende woningtypen. Het uitgangspunt hierbij is dat Middelburg een matig stedelijk gebied is en dat Mortiere tot de rest van de bebouwde kom behoort.
In het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn de volgende regels opgenomen met betrekking tot de parkeernormen:
Deze normen uit het bestemmingsplan 'Mortiere' vormen het uitgangspunt voor de opgestelde parkeerbalans voor fase 11 en 12. De normen zijn hiervoor gespecificeerd (geen bandbreedte). Voor fase 11 en 12 is uitgegaan van de volgende parkeernormen en berekeningsaantallen:
Tabel parkeernormen
Toegepaste parkeernormen en verrekening privéparkeerplaatsen
De parkeernormen uit bovenstaande berekeningstabel zijn uitgezet tegen de berekeningsaantallen van de verschillende parkeersituaties op eigen terrein (zoals een lange oprit met garage of garage zonder oprit). Omdat deze parkeerplaatsen niet uitwisselbaar zijn en mensen geneigd zijn niet altijd alle auto's op de oprit te stallen is het theoretisch aantal parkeerplaatsen op eigen terrein altijd hoger dan het praktisch (berekenings-) aantal. Deze verrekening tussen de norm en de parkeerplaatsen op eigen terrein bepaalt uiteindelijk de parkeervraag van een woning in het openbaar gebied.
Afbeelding; parkeerbalans
Afbeelding; tabel parkeerbalans
Parkeerzones
Voor heel Mortiere is een parkeerbalans gemaakt. Fase 11 en 12 valt in deze totale parkeerbalans in 6 zones. In elk van deze zones is volgens de parkeernorm de parkeervraag berekend (vraag totaal). Daarna is het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein berekend dat mag worden meegerekend in de parkeerbalans (privé totaal). Daaruit is de parkeervraag voor het openbaar ruimte (vraag or) bepaald en deze is afgezet tegen het daadwerkelijk gerealiseerde aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte (aanbod or). Bij fase 11 en 12 worden 102 woningen gerealiseerd maar voor de parkeerbalans is een stukje omgeving meegenomen door de parkeerzones anders zijn opgedeeld, dan de realisatiefases. Hierdoor wordt erbij de parkeerbalans uitgegaan van 133 woningen.
Voor de berekening van de parkeerbalans zijn we uitgegaan van 133 woningen in fase 11 en 12, maar in totaal van 133 woningen in deze 6 zones zoals ze nu in de verkaveling van Mortiere zijn opgenomen. In totaal worden 141 openbare parkeerplaatsen en 105,3 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd in deze 6 zones om te voldoen aan de toekomstige behoefte van 230,6 parkeerplaatsen. Voor al de zes de zones is het resultaat positief (+13,2).
Als er in de uiteindelijke verkaveling minder woningen worden gerealiseerd dan de 102 woningen in deze verkavelingsschets zal er opnieuw gekeken moeten worden naar het aantal benodigde openbare parkeerplaatsen. Bij een wijziging van de verkaveling zal er een nieuwe parkeerbalans moeten worden opgesteld.
Naast de groene profielen in de wegen met wadi's, groenstroken en bomen zijn er 2 kleine groene plekken in de buurt. Op de Jazzroute, bij de kruising met de Chet Bakerstraat, verbreedt de wadi in een groene ruit. Dit verbindt deze kruising met de Ovaal waarbij ook de zichtlijn hiernaar toe accentueert naar de Ovaal. De Miles Davisstraat wordt halverwege geknipt door een hofje met een groene plek in het midden. Ook dit is een wadi, maar daarnaast ingericht met natuurlijke beplanting. Dit is een verbijzondering in de structuur van Mortiere.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn.
Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
Onderdeel C van het Besluit m.e.r. wijst de activiteiten en gevallen aan waarvoor een directe m.e.r.-plicht geldt. In dit onderdeel staan de activiteiten benoemd die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil zit in de gevallen (kolom 2) waarop de activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in 'kolom 2' gevallen' aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Vormvrije m.e.r. beoordeling
De omvang van het project betreft het realiseren van 102 woningen, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van 2000 woningen.
Het plangebied ligt in een in aanbouw zijnde woonwijk in stedelijk gebied in de gemeente Middelburg.
Het voorgenomen plan hangt niet samen met andere activiteiten
Uit de beoordelingen van de aspecten, verkeer (paragraaf 4.3.1), geluid (paragraaf 5.2), luchtkwaliteit (paragraaf 5.3), Stikstof (paragraaf 5.4), bedrijf - milieuzonering (paragraaf 5.5), externe veiligheid (paragraaf 5.6), bodem (paragraaf 5.7), water (paragraaf 5.8), ecologie (paragraaf 5.9) en archeologie (paragraaf 5.10), en blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Conclusie
Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient, in verband met de relatie tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh), inzicht te worden geboden in de relevante geluidsaspecten.
De Wgh stelt eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een nieuwe weg en de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.
Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen
van een hogere waarde neergelegd bij Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waarde besluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening- night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).
Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer. Bij de bouw van de woning dient de gevelisolatie van de betrokken woning zodanig te worden ontworpen, dat voor de binnenwaarde kan worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit. Hierin staat geregeld dat de binnenwaarde maximaal 33 dB mag bedragen. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan kan door bevoegd gezag (Burgemeester en wethouders) een hogere grenswaarde worden vastgesteld, voor woningen. In het buiten stedelijk gebied (buiten bebouwde kom) geld een maximum te verlenen ontheffingswaarde Lden van 53 dB(A) (Wgh art. 83, lid 1).
De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de N57 bedraagt 53 dB. Voor de overige (Schietbaan, Torenweg en de nieuwe toegangsweg Mortiere) bedraagt de uiterste grenswaarde 63 dB. De 30 km/uur-wegen hebben op basis van de Wgh geen geluidszone. De voorkeursgrenswaarde wordt als richtwaarde beschouwd en de uiterste grenswaarde geldt als maximaal aanvaardbare waarde.
De fasen 11 en 12 liggen binnen de zone van de Rijksweg N57. Voor deze projecten worden de volgende 30 km-wegen akoestisch in zekere zin relevant geacht: de Mozartweg en de Jazzroute
De overige 30 km wegen binnen het plangebied zijn niet relevant, doordat de afstand te groot is en/of de verkeersintensiteiten zo laag dat te allen tijde aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Het rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd.
Fase 11
Uit de berekening blijkt dat niet overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. Op 2 naar de Rijksweg N57 gerichte gevels van rijwoningen bedraagt het beoordelingsniveau op 7,5 m hoogte 49 dB.
Als gevolg van de 30 km wegen bedraagt het beoordelingsniveau op de naar de weg gerichte gevels van de woningen gelegen aan de Jazzroute maximaal 51 dB.
Fase 12
Uit de berekening blijkt dat niet overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. Op diverse woonblokken bedraagt op naar de Rijksweg N57 gerichte gevels van rijwoningen het beoordelingsniveau op 7,5 m hoogte maximaal 49 dB.
Als gevolg van de 30 km wegen bedraagt het beoordelingsniveau op de naar de weg gerichte gevels van de woningen gelegen aan de Jazzroute 51 dB.
Toetsing Wet geluidhinder
Binnen het kader van de Wet geluidhinder dienen voor de woningen waarvoor niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan als gevolg van het verkeer op de Rijksweg N57 geluidsreducerende maatregelen te worden onderzocht. De hoogste geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Rijksweg N57 bedraagt 50 dB op 7,5 m.
Als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dient onderzocht te worden of bron of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn, zodat wel kan worden voldaan.
De rijksweg N57 is reeds voorzien van een stilasfalt, te weten 1-laags ZOAB. In de toekomst zal Rijkswaterstaat het wegdek voorzien van een nog stillere deklaag, maar zal deze ruimte waarschijnlijk benutten om overschrijding van de GPP’s als gevolg van toename van het verkeer te voorkomen.
Verder is er reeds een geluidsscherm met een hoogte van 1,60 m tussen de Mortiere en de Rijksweg N57 geplaatst. Een hoger scherm was landschappelijk niet inpasbaar zo bleek uit een eerder onderzoek t.b.v. het bestemmingsplan Mortiere.
Aangezien de voorkeursgrenswaarde op de 2e verdieping met 1 dB en bij sommige woningen met 2dB wordt overschreden en bij enkele woningen met 1 dB op de 1e verdieping en geluidsreducerende maatregelen niet doeltreffend zijn of op bezwaren stuiten stedenbouwkundige aard is een hogere waarde verleend voor de Rijksweg N57 voor de geprojecteerde woningen van 50 of 49 dB. Het hogere waarden besluit is als Bijlage 2.
Gecumuleerde geluidbelasting
Binnen het kader van het Bouwbesluit 2012 dient de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied / -ruimte zodanig te worden uitgevoerd dat het gecumuleerde geluidniveau ten gevolge van alle wegen binnen een verblijfsgebied / -ruimte met een woonfunctie niet meer bedraagt dan 33 dB(A). Ook 30 km/uur wegen dienen hierbij te worden meegenomen. De aftrek conform artikel 110 lid g van de Wet geluidhinder mag bij het cumuleren niet worden toegepast.
De gecumuleerde geluidsbelasting is aangegeven in de bijlage. Indien de gecumuleerde geluidsbelasting op de gevels hoger dan 53 dB bedraagt wordt niet meer standaard aan het gestelde binnenniveau van 33 dB voldaan en dient onderzocht of aangetoond te worden of extra gevelisolatie noodzakelijk is om aan de norm te kunnen voldoen.
Aangezien de voorkeursgrenswaarde op de 2e verdieping met maximaal 2 dB wordt overschreden en geluidsreducerende maatregelen niet doeltreffend zijn of op bezwaren stuiten stedenbouwkundige aard is een hogere waarde verleend voor de Rijksweg N57 voor alle geprojecteerde woningen waarvan het beoordelingsniveau 50 of 49 dB bedraagt.
Voor alle woningen waar de gecumuleerde geluidsbelasting meer bedraagt dan 53 dB dient te worden onderzocht of aangetoond dat aan de binnenniveau eisen van het Bouwbesluit kan worden voldaan.
Op basis van dit onderzoek is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat en staat de geluid deze ontwikkeling niet in de weg. Als gevolg van het verkeer op de rijksweg N57 wordt alleen op de 2e verdieping niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. Op de 1e verdieping en begane grond wordt aan de voorkeurgrenswaarde voldaan. Het beoordelingsniveau als gevolg van het verkeer op de niet gezoneerde wegen (30 km/h) is niet zodanig dat op basis van het hogere waarde beleid eisen gesteld worden aan geluidluwe zijden. Tevens zijn er ook nog eens geluidsluwe gevels aanwezig.
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld. Hierbij zijn twee sporen te onderscheiden: het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit en het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor (een slechte) luchtkwaliteit.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een bestemmingsplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
Voor projecten waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM). In de bij het NIBM behorende Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².
Uit de monitoringstool (2020) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Schietbaan en N57 Havenpoortweg, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 21,4 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 17,4 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 9,8 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,1 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Het is de verwachting dat door het schoner worden van de auto's de concentratie van met name stikstofoxide in de lucht in de toekomst nog lager is.
Voor fase 11 en 12 is voor het totale aantal gegenereerde ritten in de plansituatie uitgegaan van een gemiddelde verkeersgeneratie per woning van 8,2 (ritgeneratie CROW). Er is voor wat betreft de bij de invulling behorende verkeersgeneratie uitgegaan van het maximaal aantal woningen van 102 in het uitwerkingsplan. Dit resulteert in een totaal 102*8,2= 836,4 extra ritten ten opzichte van de autonome situatie. Met behulp van de NIBM-tool is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van de berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt.
Afbeelding berekening middels de NIBM-tool
De extra bijdrage door het aan de woningen verbonden verkeer draagt niet in betekenende mate bij en is derhalve minder dan 1,2 ug/m3 (de NIBM-grens). Bij de invulling van de NIMB-tool is uitgegeaan van een worstcase benadering. Hierdoor is het realisatie jaar op 2022 geplaatst. Hiermee wordt voldaan aan de ambities voor luchtkwaliteit uit het RBDS en de duurzaamheidsagenda.
Conclusie
De saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maakt duidelijk dat de concentraties
luchtvervuilende stoffen in het plangebied in 2020 onder de grenswaarden liggen.
Het project betreft de realisatie van maximaal 102 nieuwe woningen binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Er hoeft derhalve geen aanvullend onderzoek naar de blootstelling aan luchtverontreiniging plaats te vinden. Het resultaat van de berekening met de NIBM-tool geeft aan dat het plan niet zorgt voor een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit staat een vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.
Binnen de Europese Unie zijn de belangrijkste leefgebieden van de meest bedreigde en waardevolle soorten en habitattypen aangewezen als Natura 2000-gebied. Deze Natura 2000-gebieden moeten samen een Europees ecologisch netwerk vormen om de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. De juridische basis voor dit netwerk zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen, die in Nederland zijn vertaald in de Wet natuurbescherming (Wnb). Per gebied zijn voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Dit kunnen behouds- of uitbreidings-/verbeteringsdoelstellingen zijn. Het is verplicht om plannen en projecten te beoordelen op de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Voor projecten geldt een vergunningsplicht als het project een significant gevolg kan hebben op een Nederlands Natura 2000-gebied (art. 2.7 lid 2, Wnb). Bij vaststelling van plannen moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen van het plan voor Natura 2000-gebieden (art. 2.7 lid 1, Wnb).
De stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied kan berekend worden met behulp van het verplicht te gebruiken rekenprogramma AERIUS Calculator (2020)5. Van elk te berekenen situatie wordt een model gemaakt met invoergegevens waarmee vervolgens de berekening wordt uitgevoerd.
Antea Group heeft het aspect stikstofdepositie beoordeeld. Het rapport is als Bijlage 3 toegevoegd.
Uit de berekening uitgevoerd met AERIUS Calculator blijkt dat het gebruik van de woningen niet leidt tot een bijdrage van groter dan 0,00 mol/ha/jaar op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De berekeningen zijn als bijlage toegevoegd aan het rapportage.
De maximaal berekende stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden bedraagt niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar tijdens de gebruiksfase. Hierdoor kunnen significante gevolgen worden uitgesloten en staat het aspect stikstofdepositie verdere besluitvorming niet in de weg.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering
In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten. In deze handreiking worden bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën, al naar gelang de mate van hinder en inpasbaarheid. Ook maakt de handreiking onderscheid in verschillende gebiedstypen zoals een rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied. Aan de hand van de categorie-indeling kan bepaald worden of, en eventueel onder welke voorwaarden, een bedrijf inpasbaar is in de omgeving.
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven/inrichtingen aanwezig waarvan een mogelijke milieuhinder uitstrekt. Door middel van een toetsing aan de genoemde richtafstanden uit vigerende bestemmingsplan of uit de VNG-brochure ‘bedrijven en milieuzonering’ kan worden bepaald of een goed woon- en leefklimaat voor de woningen gegarandeerd kan worden. Voor de inrichtingen is het van belang dat deze niet worden gehinderd in de bedrijfsactiviteiten.
De omgeving van het plangebied kan worden beschouwd als een rustige woonwijk, zoals bedoeld in de VNG-brochure omdat geen sprake is van een combinatie van milieuhinderlijke en milieugevoelige functies. Dit betekent dat de richtafstanden, zoals genoemd in de brochure niet gereduceerd kunnen worden.
Er zijn geen bedrijven in de omgeving van het plangebied waarvan de richtafstand het plangebied overlapt.
Binnen de gemeente Middelburg vindt een uitwerking plaats, door middel van uitwerkingsplannen, van het bestemmingsplan Mortiere. De uitwerking betreft het realiseren van 102 woningen. Het gaat om vrijstaande, twee onder-één-kap, rijwoningen en levensloopbestendige woningen.
Voor bestemmingsplan Mortiere is een Kwantitatieve risicoanalyse (hierna: QRA) opgesteld door Cauberg-Huijgen
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Onderstaand is de beoordeling van de volgende onderwerpen uitgewerkt:
Uit de gegevens van de afdeling Vergunningverlening & Handhaving van gemeenten Middelburg, Vlissingen en Borsele is gebleken dat in de directe omgeving van het bestemmingsplan Mortiere de bedrijven Eastman Chemical Middelburg, Kloosterboer Vlissingen V.O.F. en Verbrugge Zeeland Terminals liggen. Deze inrichtingen zijn aangewezen als 'niet-categoriale inrichtingen', dat houdt in dat er een QRA opgesteld moet worden om de risico's ten aanzien van externe veiligheid te toetsen aan de normen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi). Verder ligt binnen het bestemmingsplan een LPG tankstation en de routering gevaarlijke stoffen ligt net buiten de grens van het bestemmingsplan Mortiere. Het LPG tankstation is een categoriale inrichting. Dit houdt in dat de in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) genoemde afstanden hier van toepassing zijn.
Kloosterboer heeft een invloedsgebied van 6.500 meter en Verbrugge 7.937 meter. De deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen binnen het invloedgebied van deze drie bedrijven.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van de bedrijven ligt niet over het plangebied.
Groepsrisico
Deze afstand is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA.
De deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen op veel grotere afstand dan 1.500 meter van de bovengenoemde bedrijven.
Langs bestemmingsplan Mortiere lopen twee wegen waarover de Route gevaarlijke stoffen loopt. Dit zijn de A58 en de N57. Zowel de A58 als de N57 zijn ingericht voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hierdoor neemt het risico op een ongeval af.
Voor de herziening van het bestemmingsplan Mortiere is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld.
Plaatsgebonden risico
Met behulp van het rekenprogramma RBM II is het plaatsgebonden risico van de N57 bepaald. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.
Groepsrisico
Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van de N57.
Het invloedsgebied van de N57 wordt bepaald door het transport van toxische stoffen en bedraagt 730 meter (1%-letaliteit bij weersklasse F1,5).
Voor de N57 is het groepsrisico berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Tevens is het groepsrisico bepaald met het in het Basisnet Weg vastgelegde plafond voor LPG-transporten. Het groepsrisico wordt per kilometer bepaald.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het groepsrisico niet wijzigt ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere. Het maximale aantal slachtoffers neemt zelfs af. Wel valt een toename te constateren ten gevolge van de verwachte groei van het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst.
Deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen buiten het invloedsgebied van de A58 (325 meter).
De rapportage van Cauberg-Huygen is opgesteld op basis van een concept voorontwerpbestemmingsplan 2011. In het definitieve voorontwerpbestemmingsplan Mortiere is het aantal woningen in het woongebied van de wijk Mortiere ten opzichte van het eerdere concept toegenomen van 1329 naar 1380 woningen. Dit houdt een toename in van 51 woningen. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: BTEV) in werking getreden. In artikel 8 van het BTEV staat dat voor een gebied welke geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute een verantwoording van het groepsrisico verplicht is. De extra woningen binnen het plangebied Mortiere zullen liggen op ruim 200 meter afstand van de N57 en de A58.
Verder is een toename van 1329 naar 1380 woningen marginaal. Zoals in de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie is aangegeven. Dit is een toename van 3,84%. In de Nota wordt aangegeven dat een toename tot en met 10% als marginaal wordt beschouwd.
Tot slot is gebleken uit de berekening welke Cauberg-Huygen heeft uitgevoerd dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde zit.
Deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen op meer dan 200 meter afstand van de N57. De toename van maximaal 102 woningen van de deelplannen 11 en 12 Mortiere vallen binnen de 1380 woningen.
Binnen het plangebied is het mogelijk om te vluchten van de diverse risicobronnen af. In het midden van het plangebied is een sirenepaal aanwezig waardoor de mensen welke zich binnen het plangebied bevinden zich snel in veiligheid kunnen brengen.
Gezien bovenstaande is het niet nodig om het risico te kwantificeren. Er kan worden volstaan met risicocommunicatie.
Bij een calamiteit met toxische stoffen kan het invloedsgebied wel reiken tot een afstand van 4 km. De woningen dienen hun ventilatiesystemen/roosters te kunnen sluiten zodat deze bij een toxisch incident door de gebruiker uitgezet of gesloten kan worden en schuilen in het gebouw beter mogelijk is.
De woningen welke gerealiseerd worden in deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen op ruim 740 tot 1.100 meter van Eastman Chemical Middelburg en het dichtstbijzijnde punt op ruim 900 meter van het LPG tankstation. Deelplannen 11 en 12 Mortiere vallen buiten de invloedsgebieden van bovengenoemde bedrijven en transportroute. De hogedruk aardgasleiding heeft een invloedsgebied van 95 meter. De woningen uit deelplannen 11 en 12 Mortiere liggen op minstens 300 meter van deze leiding.
Verder liggen in de nabijheid van deelplannen 11 en 12 geen risicobronnen, zoals andere transportroutes gevaarlijke stoffen over het water of het spoor etc., welke van invloed zijn op het plan of waar het plan invloed op uitoefent. Voor wat betreft de kerncentrale valt het gebied binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone.
Kwetsbare objecten
De woningen welke gebouwd worden zijn in het Bevi aangemerkt als kwetsbare objecten.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan en hierboven hebben beschreven vormt externe veiligheid geen belemmering voor deelplannen 11 en 12 Mortiere. Wel dient er zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de zelfredzaamheid en hulpverlening. De veiligheidsregio Zeeland dient in de gelegenheid gesteld te worden hun advies uit te brengen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. Als uit historisch onderzoek blijkt dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:
Wet bodembescherming
Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
In het algemeen geldt dat een bodemonderzoek noodzakelijk is bij het wijzigen van de bestemming, de aanvraag van een omgevingsvergunning of graafwerkzaamheden. Op locaties waar ontwikkelingen plaatsvinden dient de bodem gesaneerd te worden als sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In dat geval dient voorafgaand aan ontwikkelingen een saneringsplan opgesteld te worden dat goedgekeurd moet worden door de Omgevingsdienst zijnde het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).
Voor het plangebied Mortiere fase 11 en 12 is door Antea group een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd.
De vooraf opgestelde hypothese ‘onverdachte locatie’ wordt verworpen, vanwege de licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater.
In de bovengrond is maximaal een licht verhoogd gehalte aan PCB aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan geanalyseerde parameters gemeten. Vanuit het Besluit bodemkwaliteit voldoet zowel de boven- als ondergrond aan kwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’.
In alle grondmengmonsters is PFAS aangetoond. Conform de Wet bodembescherming is de bepalingsgrens van 0,1 ug/kg d.s de toepassingsnormen voor PFAS. Formeel gezien is hierdoor sprake van een bodemverontreiniging met PFAS in de bovengrond.
Uit de toetsing aan de normen uit het Handelingskader PFAS volgt dat zowel de boven- als ondergrond voldoet. De locatie is op basis van de voorliggende resultaten vanuit het Besluit bodemkwaliteit en het Handelingskader voor hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie geschikt voor de functie Wonen. De normen zijn vastgesteld waarbij de grond nu voldoet aan de functieklasse Landbouw en Natuur.
In het grondwater is maximaal een licht verhoogd concentratie aan barium en nikkel aangetoond.
De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen volgens het onderzoeksbureau geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie voor de functie Wonen.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. In het uitwerkingsgebied wordt het waterbeheer gevoerd door Waterschap Scheldestromen.
Arcadis heeft de watertoets voor het plangebied doorlopen. Dit rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Door de ontwikkeling van fase 11 en 12 van Mortiere, zal de locatie die nu volledig onverhard is, grotendeels worden verhard.
Afbeelding plangebied met verkaveling en peilvakken volgens het peilbesluit Walcheren
Watertoets
Veiligheid waterkeringen
Het plangebied ligt binnen dijkring 29: Walcheren. Binnen het plangebied liggen geen kern- en/of beschermingszones van primaire en/of regionale waterkering.
De waterveiligheid van het gebied is getoetst. Dijkring 29 (primaire waterkering) heeft een overstromingskans van 1/1.000 per jaar. Voor de regionale waterkering geldt volgens de Omgevingsverordening Zeeland 2018 als norm een gemiddelde overstromingskans.
Oppervlaktewater
De fase 11 en 12 van Mortieren vallen binnen het peilgebied GJP1022 van het Peilbesluit Walcheren. De fasen grenzen aan oppervlaktewater maar bevatten zelf geen open water. De benodigde waterberging voor de planinvulling is opgelost via het integrale waterplan voor het gebied Mortiere.
Door het waterschap Scheldestromen is in 2017 een modelstudie Planvorm Wateropgave Walcheren uitgevoerd voor de situatie, zoals nu gerealiseerd, inclusief de in uitvoering zijnde gebieden. Uit deze berekening blijkt dat er voldoende bergingscapaciteit beschikbaar is als het volledige plan is gerealiseerd.
De oppervlakte van het plangebied is 55.006 m2. In onderstaande tabel is de verdeling per type opgenomen. Er is ca. 500 m2 aan waterdoorlatende of open verharding opgenomen in het plan. Erven en tuinen beslaan 34.531 m2 Hiervan is aangenomen dat deze voor 50% als verhard oppervlak uitgevoerd gaan worden.
Tabel verdeling van verhard, onverhard en open water
Voorkomen van wateroverlast
In de woonwijk Mortiere zorgt een gescheiden rioolstelsel voor de afvoer van afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Schoon water afkomstig van verharding wordt via het hemelwaterstelsel afgevoerd naar open water.
Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden via het gemeentelijk vuilwaterstelsel ingezameld en getransporteerd naar het hoofdrioolgemaal van het waterschap in de Elektraweg te Middelburg. Dit hoofdrioolgemaal voert het afvalwater af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Ritthem. Het vuilwaterstelsel krijgt geen overstort naar oppervlaktewater zodat de kans op negatieve beïnvloeding van de waterkwaliteit uitgesloten is.
Hemelwater
In Mortiere is geen mogelijkheid voor het op grote schaal infiltreren van hemelwater in de bodem. Het hemelwater wordt daarom ingezameld en afgevoerd met een hemelwaterafvoerstelstel. De uitlaten van dit stelsel komen uit op de Mannezeese watergang. Langs de Jazzroute zijn wadi’s opgenomen die zorgen voor het vasthouden en infiltreren van het hemelwater. Dit systeem zorgt voor vertraagde afgevoerd via een IT-riool onder de wadi’s naar open water. Daarnaast zorgt het IT-riool voor de afvoer van grondwater en voor beheersing van de grondwaterstanden.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
De drooglegging van wegen in de fase 11 en 12 bedraagt minimaal 1,80 m ten opzichte van het waterpeil van NAP -1,85 m. het plan voldoet daarmee ruim aan de uitgangspunten van de gemeente. Gezien de kleiige ondergrond kan aanleg van drainage nodig zijn om wateroverlast op kavels tegen te gaan in de natte winterperiode. Indien noodzakelijk krijgen de perceeleigenaren die niet met hun perceel aan oppervlaktewater grenzen, van de gemeente de gelegenheid om hun perceeldrainage aan te sluiten op de regenwaterriolering, die rechtstreeks in verbinding staat met het oppervlaktewater. Er wordt geen permanent grondwater onttrokken en volgens de omgevingsverordening Zeeland 2018 ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
Grondwaterkwaliteit, oppervlaktewaterkwaliteit en volksgezondheid
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan niet negatief beïnvloed. Om te voorkomen dat grondwater wordt verontreinigd, wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen zoals lood. Het vuilwaterstelsel krijgt geen overstortmogelijkheid naar het oppervlaktewater, zodat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater grenzend aan het plangebied gewaarborgd blijft. De ontwikkeling heeft geen invloed op de watergerelateerde volksgezondheid.
Bodemdaling en Natte natuur
Volgens de bodemdalingskaart 2016-2050 van klimaateffectatlas is het plangebied niet zettingsgevoelig. Bij de ontwikkeling van het gebieden worden wegen voorbelast en wordt een wegfundering aangelegd die nog enige restzetting zal ondervinden. In de directe omgeving van de locatie komt geen natte natuur voor waarmee rekening moet worden gehouden.
Onderhoud oppervlaktewater
In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Aan de noordzijde van het plangebied komt water voor waarbij het onderhoud varend wordt uitgevoerd. Het water aan de zuidzijde van het plan blijft bereikbaar voor onderhoudsmaterieel vanaf de kant. Het aangrenzende oppervlaktewater kan dus na uitvoering van het plan goed onderhouden worden.
Conclusie
Het waterschap heeft ingestemd met de ruimtelijke voornemens van de gemeente voor deze fases van Mortiere. Ten aanzien van de ontwikkeling vraagt het waterschap aandacht voor de volgende aspecten:
Het onderhoud aan de waterlopen wordt varend uitgevoerd. Daarom wordt extra aandacht gevraagd voor eventuele voorzieningen die in het water worden aangebracht zoals steigers e.d., deze zijn watervergunning plichtig.
In de nadere invulling van het plan en in de communicatie met de kaveleigenaren zal de gemeente rekening houden met deze aspecten. Op basis van de beschikbare informatie wordt verwacht dat er in het plangebied geen grondwateroverlast zal optreden. Het lokaal of incidenteel voorkomen van hoge grondwaterstanden valt echter niet met zekerheid uit te sluiten. Perceeleigenaren krijgen daarom de kans om eigen drainage aan te sluiten op de regenwaterriolering. Hiermee wordt eventuele grondwateroverlast afdoende voorkomen.
Voor een beoordeling van de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de beschermde natuurwaarden in het plangebied en op effecten die instandhoudings-doelstellingen voor aangewezen natuurgebieden nadelig kunnen beïnvloeden is de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten van belang.
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming ingegaan. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met 1 wet en minder regels wordt het makkelijker om de wet toe te passen.
Bescherming van dieren en planten
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.
Adviesbureau Wieland heeft in april 2021 een quickscan natuurwetgeving uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgesloten.
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000 gebied. De afstand tot een Natura 2000 gebied bedraagt meer dan vijf kilometer. Dit betreft de Natura 2000 gebieden Westerschelde & Saeftinghe, Veerse Meer, Manteling van Walcheren. De afstand tot deze Natura 2000 gebieden is zo groot dat er geen significante effecten verwacht worden.
Natuurnetwerk Zeeland (NNZ)
Het plangebied is niet begrensd in het kader van de Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De afstand tot NNZ-gebieden bedraagt meer enige honderden meters. Dit betreft de dijk die rondom de woonwijk Mortiere ligt. De geplande werkzaamheden hebben geen effect op dit gebied. Grotere natuurgebieden liggen verder dan 1 kilometer.
Wet bescherming houtopstanden
Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom. Er wordt geen aaneengesloten beplanting gekapt (alleen vrijstaande struwelen), de Wet bescherming houtopstanden is niet van toepassing.
Broedvogels
Het plangebied is geschikt voor vogels die in en nabij water broeden (Wilde eend, Bergeend, Waterhoen, Meerkoet), vogels die in ruigte en struwelen broeden (Fazant, Putter, Kneu, Grasmus, Graspieper, Patrijs) en vogels die in of nabij bebouwing broeden (Witte kwikstaart, Holenduif, Merel, Winterkoning, Zwarte roodstaart). Voor soorten waarvan het leefgebied jaarrond beschermd is heeft het terrein geen waarde.
Het terrein wordt voor aanvang van het broedseizoen gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Struwelen worden verwijderd (indien nodig) buiten de broedperiode. Indien de start van het werk plaats vindt in het broedseizoen dan dient er eerst gecontroleerd te worden of er vogels broeden in het plangebied door een ecologisch deskundige. Een gunstige periode om het plangebied bouwrijp te maken is tussen 1 augustus en 1 maart.
Zoogdieren
Diverse (grondgebonden) soorten komen voor in het gebied, onder andere konijn en haas. Door mitigerende maatregelen uit te voeren wordt voorkomen dat deze dieren onnodig gedood worden. Maaien van ruigte in een voor zoogdieren gunstigere periode, 1 september – 1 januari. Het maaien uitvoeren met schijvenmaaier of maaibalk. Maaien in de richting van een biotoop dat nog gehandhaafd blijft (zo kunnen dieren vluchten). Maaisel afvoeren om te voorkomen dat zich hier dieren onder gaan vestigen. Voor aanvang van het bouwrijp maken van het terrein dient door een ecologisch deskundige onderzocht te worden of het terrein gebruikt wordt door konijnen (met name holen).
Vleermuizen
Vleermuizen komen voor in het plangebied. Ze gebruiken het gebied om te jagen. Door gebrek aan beplanting en, of water, is het geen belangrijk jachtgebied voor vleermuizen.
Watervogels, reptielen en amfibieën, vissen, ongewervelden en vaatplanten
Rugstreeppadden komen voor buiten het plangebied, maar kunnen het plangebied snel bevolken indien hier gunstige biotopen ontstaan. Daarom dient voorkomen te worden dat er ondiepe waterpartijen ontstaan tijdens de bouw. Daarnaast is het raadzaam om de aanwezigheid van de Rugstreeppad jaarlijks te inventariseren in de woonwijk Mortiere. Indien deze soort zich vestigt dienen er mitigerende maatregelen getroffen te worden om te voorkomen dat werkzaamheden vertraging oplopen. Andere beschermde soorten watervogels, reptielen en amfibieën, vissen, ongewervelden en vaatplanten komen niet voor in het gebied.
In het plangebied komen beschermde natuurwaarden voor, die afhankelijk van de uitvoering wel of niet nadelige effecten ondervinden.
Voor broedvogels is het van belang dat indien de start van het werk plaats vindt in het broedseizoen er eerst gecontroleerd wordt of er vogels broeden in het plangebied. Een gunstige periode om het plangebied bouwrijp te maken is tussen 1 augustus en 1 maart. Voor zoogdieren als de konijn en de haas zijn mitigerende maatregelen nodig in het kader van de zorgplicht. Voor aanvang van het bouwrijp maken van het terrein dient door een ecologisch deskundige onderzocht te worden of het terrein gebruikt wordt door konijnen (met name holen). Daarnaast moet voorkomen worden dat rugstreeppadden zich vestigen in het plangebied.
Met de in het onderzoek beschreven maatregelen wordt rekening gehouden bij de verdere uitwerking van de plannen.
Nabij het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen in het kader van Natura 2000 en het Natuurnetwerk Zeeland. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op de waarden waarop dit Natura 2000 gekwalificeerd is. De geplande werkzaamheden hebben ook geen nadelig effect op de overige natuurwaarden van de gebieden die aangewezen zijn in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
In Europees verband is het zogenaamde "Verdrag van Malta" tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.
De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ was dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ werd geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Een aantal onderdelen van de Monumentenwet 1988 gaat over naar de Omgevingswet. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Voor archeologie gaat het onder meer om:
Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten in 2006 een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld die in 2016 is geactualiseerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2016-2022. Deze laatste nota schrijft het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg voor. Bij dit beleid horen de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren. De kaart betreft een inventarisatie van archeologische vindplaatsen, andere waarden en verwachtingsgebieden en is gemaakt op basis van het Rijks Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen, en op basis van verschillende ter zake doende kaarten.
Op basis van de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren is de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren opgesteld, om ervoor te zorgen dat het archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart.
Naar aanleiding van het planvoornemen heeft de Walcherse Archeologische Dienst een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten archeologische waarden in het gebied en al eerder uitgevoerde onderzoeken.
Het grootste deel van het plangebied Mortiere ten oosten van de Schroeweg is onderwerp geweest van uitvoerig archeologisch onderzoek. Binnen het plangebied Mortiere fase 12 bevond zich een deel van de vindplaats van resten van de voormalige buskruitmolen De Eendracht. Deze vindplaats is volledig opgegraven. In de ondergrond bevinden zich geen archeologische resten van waarde meer. Binnen het plangebied Mortiere fase 11 bevond zich een deel van een andere, kleine vindplaats die is onderzocht en vervolgens uitgeselecteerd.
Er is binnen het plangebied daarmee geen archeologisch vervolgonderzoek meer nodig. Op de terreinen ligt dan ook geen archeologisch beperking meer. In het bestemmingsplan hoeft daarom geen dubbelbestemming archeologie opgenomen te worden.
Cultuurhistorie
Het oorspronkelijke dijktalud langs de rand van de golfbaan is van cultuurhistorisch belang. Het markeert de dijk van het oorspronkelijke kanaal tussen de Westerschelde en het stadscentrum. In het gebied Mortiere zijn geen andere specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig die bescherming behoeven.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Uit de voorgaande beschreven milieuaspecten (5.1 Toetsing aan mer-wetgeving, 5.2 Geluid, 5.3 Luchtkwaliteit, 5.4 Stikstof, 5.5 Bedrijven en milieuhinder, 5.6 Externe veiligheid en 5.7 Bodem) kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de (omliggende) woningen en dat er ten aanzien van de omgevingsaspecten (5.8 Water, 5.9 Ecologie, 4.3.2 Parkeren en 5.10 Archeologie en cultuurhistorie) er geen belemmeringen optreden.
Het Mortiere fase 11 en 12 maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van bestemmingsplan 'Mortiere'. De regels van het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in het voorliggend uitwerkingsplan.
De beleidsuitgangspunten uit de voorafgaande hoofdstukken vormen de onderlegger voor bestemmingen en begrenzingen op de verbeelding en voor de planregels. Deze uitgangspunten voor de bestemmingsregeling (verbeelding en regels) kunnen als volgt worden samengevat.
Het bestemmingsplan 'Mortiere' bestaat uit deels een gedetailleerd bestemmingsplan en deels een globaal plandeel met een uitwerkingsplicht. Het uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12 is een uitwerking van een deelgebied van het globale plandeel.
De planvorm van uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12 is een tamelijk gedetailleerd uitwerkingsplan met bouwstroken. Dit betekent dat op basis van dit uitwerkingsplan omgevingsvergunning kan worden verleend, maar dat tevens enige flexibiliteit is aangehouden ten opzichte van de stedenbouwkundige verkavelingsschets.
Het voorliggende uitwerkingsplan is, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Mortiere' opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Voor het plan geldt dat wordt aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan 'Mortiere', aangezien dit uitwerkingsplan hier onderdeel van uit gaat maken. Aanvullende regels zijn gesteld binnen de juridische kaders die in het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn toegestaan.
Bestemmingen
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Binnen dit uitwerkingsplan komen 4 bestemmingen voor.
Door middel van bouwvlakken op de verbeelding zijn de locaties voor de bouw van hoofdgebouwen (woningen) aan en uitbouwen en bijgebouwen aangegeven.
Aanduidingen
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van bouwaanduidingen, waarmee specifieke bouwregels worden bepaald. Daarnaast worden maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goot- en bouwhoogte).
Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
Het structurele groen heeft de bestemming Groen gekregen. Door deze bestemming wordt het beeldbepalende groen vanuit het stedenbouwkundig plan gewaarborgd.
Voortuinen en zijtuinen van hoekwoningen aan de openbare ruimte zijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming mag slechts zeer beperkt gebouwd worden.
Om accenten mogelijk te maken op belangrijke plekken in het stedenbouwkundig plan is op specifieke plaatsen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accent" opgenomen.
Binnen deze bestemming zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan, met uitzondering in voortuinen van tussenwoningen. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de bestemming Tuin in de bestemming Wonen om het mogelijk te maken de voorgevelrooilijn naar voren te plaatsen. Dit kan alleen na goedkeuring van de supervisor en als er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de parkeerbalans, de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
De wegen, trottoirs en parkeerplaatsen hebben deze bestemming toegekend gekregen. Hiermee wordt de ontsluiting van deze fase gewaarborgd.
Deze bestemming omvat het grootste deel van het uitwerkingsplan. In de verbeelding zijn bouwstroken aangegeven, in plaats van de specifieke woningen. Afhankelijk van de marktomstandigheden kan daardoor bij de uitvoering van het plan nog geschoven worden met woningen. Binnen de bouwstrook zijn conform de bouwaanduidingen woningen toegestaan. De bouwhoogte en goothoogte zijn op de verbeelding gemaximeerd. Binnen deze bestemming zijn ook de achterpaden en parkeervoorzieningen opgenomen.
De economische uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan is geregeld in de vorm van de grondexploitatieregeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro): zie onder 7.1.1.
In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag: via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer / ontwikkelaar, zoals bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Wanneer de gemeente zelf eigenaar is van de gronden, dan is het (separaat) verhalen van kosten op anderen niet nodig. De kosten worden dan gedekt door de verkoop van bouwrijpe grond. De in dat kader gesloten overeenkomsten gelden ook als anterieure overeenkomsten over grondexploitatie.
Nieuwe ontwikkelingen
De gemeente heeft samen met het consortium volledig grondeigendom in het plangebied. Met het consortium is een anterieure overeenkomst gesloten over het kostenverhaal voor de gemeente. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook gewaarborgd.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. Als het ontwerpplan is afgerond wordt deze voorgelegd aan het college en daarna gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.
Met de wettelijke overlegpartners vindt voorafgaand aan de ter inzagelegging afstemming plaats over het voorliggende uitwerkingsplan.
In deze paragraaf wordt tevens verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Vooroverleg
In het kader van vooroverleg is het concept ontwerpuitwerkingsplan toegezonden aan de provincie Zeeland en de VeiligheidsRegio Zeeland.
Dit heeft geleid tot het volgende:
Provincie Zeeland
De provincie heeft aangegeven dat geen zienswijze vanuit de Provincie Zeeland zal worden ingediend. Echter geeft de provincie aan dat in het hoofdstuk archeologie en cultuurhistorische waarden niets over dat laatste wordt gezegd. De verwachting is niet dat hier iets van molenbiotopen of beschermingswaardige boerderijen in de buurt zijn, maar het hoort dan wel vermeld te worden.
Reactie gemeente
In het hoofdstuk archeologie en cultuurhistorische waarden is een stuk tekst over cultuurhistorische waarden toegevoegd.
VeiligheidsRegio Zeeland
De VeiligheidsRegio Zeeland heeft advies (bij brief 8-06-2022) uitgebracht met betrekking tot zaken, die gerelateerd zijn aan (externe) veiligheid. Geadviseerd wordt om de hierin genoemde zaken (vroegtijdig) te organiseren om de risico's te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten.
Reactie gemeente:
Bij de verdere planuitwerking zullen de adviezen ter beperking van de veiligheidsrisico's worden opgevolgd.
Zienswijze
Het uitwerkingsplan Mortiere fase 11 en 12 heeft vanaf 19-05-2022 6 weken ter visie gelegen.Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.