direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude Veerseweg Zonnepark, Middelburg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aan de Oude Veerseweg te Middelburg ligt een oude bedekte vuilnisstortplaats. Dit gebied is in gebruik als graasplek voor runderen. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Uit onderzoek is gebleken dat de afdeklaag van de stortplaats te dun is of ontbreekt. De gemeente Middelburg dient de stortplaats af te dekken met een nieuwe leeflaag. Het voornemen is om met de uitgedroogde bagger, dat tijdelijk opgeslagen is in het depot aan de westzijde van het plangebied, het plangebied een halve meter te verdikken. Daarnaast is het voornemen om op de nieuwe leeflaag een zonnepark te realiseren. De noordoostzijde en de westzijde van het plangebied wordt eveneens ingericht voor natuur-/landschapsontwikkeling. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Agrarisch- Landschapswaarden'. Het afdekken van de stortplaats met een nieuwe leeflaag, het ontwikkelen van een zonnepark en het realiseren van natuur is volgens het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de motivering om op deze locatie het planvoornemen planologisch-juridisch mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0001.png"

Afbeelding 1 | Plangebied in de context van Middelburg (bron: zeeland.nl, bewerking Juust)

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Oude Veerseweg, in de wijk Ramsburg van de gemeente Middelburg. Het plangebied betreft het perceel kadastraal bekend bij de gemeente Middelburg, Sectie N, nummer 2002 en heeft een omvang van 52.420m². Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het bestaande natte natuurgebied (weilanden). Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de dijk van het Kanaal door Walcheren met nevenliggende bermsloot. Aan de westzijde van het plangebied is een brede watergang gelegen met aan de overzijde een landgoed. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Oude Veerseweg.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0002.png" Afbeelding 2 | Kadastrale ligging plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier andere hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het project toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Momenteel is het plangebied grotendeels in gebruik als weiland waar enkele runderen grazen. De omliggende paden worden gebruikt door wandelaars. De bodem van het terrein kent een ernstige bodemverontreiniging waardoor er een verhoogd risico bestaat voor de gezondheid van de mens. Daarom is dit terrein niet geschikt voor een verblijfsfunctie. De stortplaats (nummer 1 in afbeelding 3) heeft een omvang van 40.000 m². De deklaag is beperkt en varieert van 0 tot 40cm. Momenteel ligt er een agrarische bestemming op het plangebied, echter is er, gelet op de bodemkwaliteit, geen agrarisch gebruik (akkerbouw) mogelijk. De westzijde van het plangebied (nummer 2 in afbeelding 3) wordt gebruikt als tijdelijk gronddepot. Langs de noord-, zuid- en westzijde ligt een sloot welke in breedte varieert (afbeelding 4). Op het perceel is geen bebouwing aanwezig. Via een toegangshek is het terrein voor bevoegde personen toegankelijk (afbeelding 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied (bron: Buro Ruimte en Groen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0004.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie plangebied - stortplaats (bron: Buro Ruimte en Groen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0005.png"

Afbeelding 5 | Huidige situatie plangebied - zicht vanaf de Oude Veerseweg op het tijdelijk depot en oude stortplaats (bron: Google Street View)

2.1.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt een nieuwe leeflaag aangebracht op de oude stortplaats. Normaliter dient een dergelijke leeflaag een dikte te hebben van 1 meter. Vanwege landschappelijke aspecten is overeen gekomen dat de nieuwe leeflaag in dit geval 0,5 meter mag bedragen. De afgelopen jaren is bij werkzaamheden in de wijken Dauwendaele en Magistraatwijk veel grond vrij gekomen die tijdelijk zijn opgeslagen in het slibdepot. Deze gronden kunnen worden gebruikt om de nieuwe leeflaag te realiseren. Op deze leeflaag wil de gemeente vervolgens een zonnepark realiseren (afbeelding 6 en 7). Om de kwaliteit van het Walcherse polderlandschap te waarborgen moet het zonnepark landschappelijk ingepast worden. In 2018 heeft Buro Ruimte en Groen reeds advies uitgebracht over de wijze waarop het zonnepark landschappelijk ingepast kan worden (zie Bijlage 2). Dit is nader uitgewerkt in de landschappelijke inpassing (zie Bijlage 3 ). Met een aarden wal wordt het zonnepark aan het zicht onttrokken. Het talud van de aarden wal wordt ingezaaid met gras/kruiden waardoor deze visueel wegvalt tegen de achterliggende Kanaaldijk. De aarden wal wordt circa 1,7 meter hoog. De exacte hoogte is afhankelijk van de uiteindelijke hoogte van de zonnepanelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0006.png"

Afbeelding 6 | Ontwerp zonnepark (bron: Buro Ruimte & Groen; bewerking: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0007.png"

Afbeelding 7 | Dwarsdoorsnedes ontwerp zonnepark (bron: Buro Ruimte & Groen)

De bestaande watergangen blijven gehandhaafd. Deze zorgen (deels) voor een natuurlijke omheining. Niet het gehele plangebied wordt omringd door watergangen. Aan de noordoostzijde van het plangebied wordt circa 0,5 hectare natuur gerealiseerd. De gronden van het huidige depot worden, nadat het depot is opgeheven, ook ingericht voor natuur-/landschapsontwikkeling. Verder wordt een verbinding gerealiseerd tussen de landgoedontwikkeling aan de westzijde en het buitendijks gelegen Jaagpad. Voor het realiseren van deze verbinding moeten twee nieuwe dammen met duikers aangelegd worden.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Middelburg. Dit bestemmingsplan is op 28 september 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden binnen dit bestemmingsplan zijn bestemd voor 'Agrarisch- Landschapswaarden'. Hier mogen grondgebonden agrarische activiteiten plaatsvinden. Tevens zijn deze gronden bedoeld voor het behoud, herstel en ontwikkeling van het grondgebonden agrarisch gebruik en de aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden. Tevens zijn ook water-, groen- laad- en los, - nuts-, en parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming toegestaan. Er ligt geen bouwvlak in het plangebied. De regels voor bouwen buiten een bouwvlak maakt alleen terreinafscheidingen tot 2 meter hoogte mogelijk.

Voor het gehele plangebied geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij een verstoring van meer dan 40 cm over een oppervlak 500 m² een onderzoeksverplichting geldt. Ook geldt er een vergunningsstelsel voor het ophogen van de grond met 2 meter. Tevens ligt er over het gehele plangebied een gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Dit houdt in dat er geen geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0008.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Ter plaatse van het zonnepark is de bestemming 'Groen' opgenomen aangezien de bestemming 'Agrarisch', gelet op de bodemverontreiniging en daaraan verbonden risico's, niet mogelijk is. Om uitsluitend het zonnepark mogelijk te maken is de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepark' opgenomen. Daarnaast is de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' opgenomen. In de regels is de landschappelijke inpassing als voorwaardelijke verplichting opgenomen. Zodoende is het realiseren van het zonnepark pas mogelijk wanneer een landschappelijke inpassing wordt aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden. De grondwal dient even hoog te zijn als de zonnepanelen. Ter plaatse van de voorgenomen natuur-/landschapsontwikkeling is de bestemming 'Natuur' opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' is opgenomen om de archeologische waarden ter plaatse te beschermen. Het ophogen van de grond, het aanleggen van de wal en het plaatsen van het zonnepark is door de Walcherse Archeologische Dienst vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Wel blijft de dubbelbestemming gelden. De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' is eveneens overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen opgenomen worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen
Binnen de bestemming 'Groen' worden groenvoorzieningen mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming 'Groen' is het toegestaan de voormalige stortplaats af te dekken met een nieuwe leeflaag. Extensief recreatief medegebruik, zoals wandelen, is mogelijk binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.

Door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepark' is het realiseren van het zonnepark mogelijk gemaakt. De aanleghoogte van de zonnepanelen mag maximaal 1,5 meter bedragen. Voor de bijbehorende trafokasten zijn bouwregels opgenomen. De trafokasten zijn ca. 2 x 2 meter groot en 1 meter hoog. Het aantal trafokasten is niet gemaximeerd omdat dit afhankelijk is van het aantal aan te leggen zonnepanelen. Binnen het gebied waar de functie-aanduiding van toepassing is mag een gebouw worden gerealiseerd voor de opvang van elektra met een maximale oppervlakte van 20 m² en een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Om te waarborgen dat er een landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd is de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen- landschappelijke inpassing' en een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierdoor wordt het realiseren van het zonnepark pas mogelijk wanneer een landschappelijke inpassing wordt aangelegd en gewaarborgd. De grondwal dient even hoog te zijn als de zonnepanelen. Instandhouding van de landschappelijke inpassing is geregeld via een vergunningstelsel voor werken en/of werkzaamheden. Dat vergunningstelsel voorziet tevens in een regel dat er geen afgraving van gronden mag plaatsvinden, zodat ook de leeflaag in stand blijft.

Natuur

Binnen de bestemming 'Natuur' is de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden mogelijk. Daarnaast is extensieve dagrecreatie toegestaan.

Gebiedsaanduiding geluidzone - industrie
Over het gehele plangebied geldt een gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Dit houdt in dat er op deze gronden geen geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan. Het plan voorziet ook niet in dergelijke objecten, waardoor deze aanduiding geen gevolgen heeft voor de uitvoering van het project.

Waarde - Archeologie - 3
Het gehele plangebied kent een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Dit betekent dat er in beginsel sprake is van archeologisch onderzoek bij ingrepen waarbij de grond dieper dan 40cm of over een groter oppervlak dan 500 m² wordt geroerd. Omdat de regeling uit het buitengebied nog gebaseerd is op de oude wetgeving is deze aangepast naar de nieuwe methodiek. Specifiek is in dit artikel aangegeven dat het archeologisch onderzoek slechts noodzakelijk is bij ingrepen die dieper dan 40 centimeter onder het maaiveld zoals dat aanwezig is ten tijde van de vaststelling van het plan en over een oppervlake van 500 m² of meer plaatsvinden. Deze hoogten zijn opgenomen in de landschapstoets in Bijlage 1.

Algemene regels

Anti-Dubbeltelregel
De antidubbeltelregel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd. Bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene gebruiksregels 
In artikel 6 is een parkeerregeling opgenomen. Uitgangspunt is dat parkeren ten behoeve van de functie plaatsvindt op het eigen terrein. Als dit niet kan dan kan hiervan worden afgeweken als gewaarborgd is dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn in de openbare ruimte.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de in het plan opgenomen maten tot een maximum van 10%.

Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie'.

In de NOVI wordt de voorkeur gegeven aan de plaatsing van zonnepanelen op daken en gevels van gebouwen. In het geval dat niet lukt, komen onbenutte stukken grond binnen de bebouwde omgeving in aanmerking. Wanneer dat ook geen optie is, wordt de blik gericht op het landelijke gebied. Hierbij is het van groot belang dat deze zonnevelden zorgvulding ingepast worden in het landschap. De voorkeursvolgorde zon is meegegeven als input voor de Regionale Energie Strategieën (RES'en). In de RES wordt nader uitgewerkt hoe en waar projecten voor zonne-energie (en windenergie) gerealiseerd kunnen worden (zie 3.2 Regionaal beleid) .

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Het realiseren van een zonnepark is inherent aan het buitengebied. Er worden geen gebouwen gerealiseerd (behoudens een beperkt ontvangststation voor elektriciteit) en er ontstaat geen leegstand elders. De ladder is vooral gericht op het voorkomen van leegstand in binnenstedelijk gebied. In lijn met de jurisprudentie wordt geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

Conclusie
De ontwikkeling voor duurzame energievoorzieningen wordt voornamelijk overgelaten aan de provincie en gemeente. Op nationaal niveau maken het Rijk en de regio, in het kader van de Regionale Energie Strategie (RES), afspraken over de opwekking van zonne-energie. Het Rijk, de provincie en gemeenten stellen kaders vast voor de realisatie van zonneparken. Gemeenten verlenen vervolgens de vergunning. Uit het voorgaande blijkt dat het rijksbeleid geen belemmeringen vormt voor de ontwikkelingen binnen het plangebied. Het realiseren van een zonnepark draagt, mits landschappelijk goed ingepast, juist bij aan het behalen van de nationale klimaatdoelstellingen, zoals opgenomen in het Klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategie.

3.2 Regionaal beleid

Regionale Energie Strategie 1.0 (RES)

In het nationaal Klimaatakkoord (KA) is beschreven hoe Nederland de mondiale klimaatafspraken van Parijs vertaald naar een beleid en een uitvoeringsagenda. Veel van de afspraken uit het Klimaatakkoord zullen in de regio waargemaakt worden. Zeeland is als gehele provincie één van de 30 RES-regio’s. Op regionaal niveau komen alle energieaspecten bij elkaar en kan op maat gewerkt worden aan concrete oplossingen. In de Regionale Energiestrategie Zeeland hebben de Zeeuwse gemeenten en de Provincie Zeeland nader uitgewerkt op welke wijze en op welke locaties duurzame energievoorzieningen gerealiseerd kunnen worden. De Regionale Energiestrategie Zeeland 1.0 gaat hierbij in op zowel de warmtetransitie in de bebouwde omgeving, elektriciteit als duurzame mobiliteit. De doelstelling is om in Zeeland in 2030 1000 MW op te wekken, met voorkeur op dak en aanvullend met projecten op land/water. In de RES wordt verder ingegaan op de Zeeuwse Zonneladder, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan zonnepanelen op daken, daarna zonneparken binnen bestaand stedelijk gebied en als laatste zonnepanelen buiten het stedelijk gebied. Hiermee wordt het landelijk geformuleerde afwegingskader bij de inpassing van zonne-energie zoals dat is afgesproken in het klimaatakkoord (de zonneladder) ook voor Zeeland gehanteerd. Gemeenten dragen binnen het zonbeleid naar mogelijkheid bij aan de regionale en nationale doelstellingen.

Conclusie

Aangezien voormalige stortplaatsen vanwege bodemverontreiniging ongeschikt zijn als landbouwgronden, zijn deze gronden uitermate geschikt als locaties voor duurzame energie. Het realiseren van een zonnepark op de locatie Oude Veerseweg levert een bijdrage aan de in de Regionale Energie Strategie gestelde ambities met betrekking tot de opwek van zonne-enerige.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 januari 2023 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  • 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  • 1. Doe meer met minder grond.
  • 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  • 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Eén van de bouwstenen binnen de ambitie 'Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland' is de bouwsteen duurzame energie. In de bouwsteen duurzame energie wordt onderscheid gemaakt tussen zonne-energie, wind op land en andere hernieuwbare energiebronnen. In de omgevingsvisie Zeeland wordt gesteld dat met enkel zon op dak mogelijk onvoldoende vermogen gerealiseerd kan worden. Daarom kunnen aanvullend op zon op dak zonprojecten gerealiserd worden in bestaand stedelijk gebied of in combinatie met andere functies. Hiermee wordt ruimte geboden voor zonne-energie, maar wel met behoud van omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en behoud van de agrarische functie van gronden in het buitengebied. Daarom is gekozen voor een opzet waarbij zonne-energie kan worden gecombineerd met andere reeds aanwezige functies zoals bedrijfsterreinen, glastuinbouw, nutsvoorzieningen, stortplaatsen, zonneparken, windmolens, infrastructuur of op water.

Conclusie

Aangezien de gronden vervuild zijn, is agrarisch gebruik (akkerbouw) niet mogelijk. In de omgevingsvisie Zeeland is een stortplaats specifiek genoemd als een geschikte locatie voor een zonnepark. Het voorliggend plan voorziet in de realisatie van een zonnepark op een voormalige stortplaats. Onderhavig plan past daarmee binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Zeeland en draagt bij aan de Zeeuwse Ambitie 'Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Omgevingsverordening Zeeland 2018
Aangezien de Zeeuwse Omgevingsverordening nog vastgesteld moet worden, is de Omgevingsverordening Zeeland 2018 nog van kracht. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat over de fysieke leefomgeving van de provincie. In de Verordening is bepaald dat buiten stedelijk gebied in principe geen opstelling voor zonne-energie wordt toegelaten. In afwijking van die regel kan dit, conform artikel 2.9, op gronden die bestemd zijn voor stortplaatsen wel worden toegelaten.

In artikel 3.2.3 is bepaald dat op gesloten stortplaatsen geen activiteiten mogen worden uitgevoerd. In artikel 3.4 is een ontheffing opgenomen waarin afgeweken kan worden van de hoofdregel. Nazorg in de vorm van bijvoorbeeld afdekking met een nieuwe leeflaag zoals in onderhavig plan kan worden toegestaan mits er geen nadelige gevolgen voor het milieu worden veroorzaakt.Tevens heeft de provincie Zeeland de ambitie om voormalige stortplaatsen te voorzien van een voldoende dikke afdeklaag. Hierbij wordt het afdekken gezien als een bodemsanering volgens de Wet bodembescherming.

In artikel 2.27 is bepaald dat voor ontwikkelingen binnen 100 meter afstand van een natuurgebied beschreven dient te worden op welke wijze rekening wordt gehouden met de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurgebied. Daarnaast moet aannemelijk worden gemaakt dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bedoelde kenmerken en waarden. De aanleg van een grondwal rondom het zonnepark grenst aan het natuurgebied. Dit heeft invloed op de openheid en daarmee ook op bepaalde waarden van het gebied. Daarnaast zal het afdekken van de stortplaats en de aanleg van het zonnepark over meerdere jaren worden verspreid.

Het noordelijk deel van het plangebied wordt ingericht en beheerd als natuurgebied. Dit sluit aan op het reeds bestaande natte natuurgebied ten noorden van de planlocatie. Hiermee wordt het bestaande natuurgebied vergroot en daarmee ook robuuster gemaakt. De grondwal zorgt daarnaast voor een ruimtelijke scheiding tussen het zonnepark en het natuurgebied en zorgt er tevens voor dat het zonnepark landschappelijk wordt ingepast en uit het zicht wordt onttrokken (zie Bijlage 1, Bijlage 2 en Bijlage 3). Verder blijft de zichtbaarheid en openheid van het natuurgebied, gezien vanuit de noordzijde van het plangebied (Oude Veerseweg), gehandhaafd. Tot slot worden er Zeeuwse hagen aangelegd tussen het pad (en de grondwal) en het natuurgebied. Zodoende wordt er een groene buffer gecreëerd. Bovenstaande aspecten hebben een gunstig effect op de kwaliteiten van het naastgelegen natuurgebied. Er vindt geen onevenredige aantasting plaatst van de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurgebied.

Conclusie
Het zonnepark wordt gerealiseerd op een stortplaats en er vindt geen onevenredige aantasting plaatst van de wezenlijke kenmerken en waarden van het naastgelegen natuurgebied. Het initiatief past daarmee binnen de Omgevingsverordening.

Milieuprogramma Provincie Zeeland 2018-2022
De provincie heeft als doelstelling om de bodem en de diepere ondergrond op duurzame en integrale wijze af te wegen en in te zetten bij ruimtelijke ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering en energieshuishouding. Ze volgt daarvoor drie sporen. Een van die sporen is te zorgen dat de onaanvaardbare risico's voor mens of milieu ten gevolge van ernstige bodemverontreinigingen (spoedlocaties) uiterlijk eind 2020 zijn weggenomen of beheersbaar zijn. De overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarbij geen sprake is van onaanvaardbare risico's moeten door eigenaren of inititiatiefnemers van ontwikkelingen zelf worden aangepakt. Daarvan is in dit geval sprake. Door het afdekken met een nieuwe leeflaag worden de risico's beheersbaar.

Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat het project bijdraagt aan de provinciale doelstellingen op het gebied van bodemkwaliteit. Het provinciaal beleid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

3.4 Gemeentelijk beleid

Middelburgse Visie Milieu 2019-2025

De gemeenteraad heeft de Middelburgse Visie Milieu 2019-2025 vastgesteld. In deze visie is het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Middelburg beschreven. In het separaat vastgestelde klimaatbeleid 'Op weg naar energieneutraal Middelburg' (2012) is de ambitie opgenomen om in 2050 energieneutraal te zijn. De Middelburgse Visie Milieu gaat in op alle relevante milieu thema's. Het thema 'Klimaat en Energie' is van belang voor onderhavige ontwikkeling. Met betrekking tot zonne-energie is de volgende doelstelling opgenomen in het klimaatbeleid 'Op weg naar energieneutraal Middelburg':

In 2018 zijn in Middelburg zoveel zonnepanelen geïnstalleerd dat in de elektriciteitsbehoefte van 2.500 huishoudens wordt voorzien.

Bij deze doelstelling is expliciet beschreven dat de aanleg van zonneparken ondersteund en gestimuleerd wordt. Het realiseren van een zonnepark aan de Oude Veerseweg draagt bij het aan het realiseren van deze (reeds verouderde) doelstelling en aan het behalen van de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Het zonnepark op de locatie Oude Veerseweg heeft de potentie om maximaal 4 MW te leveren.

Kwaliteitsatlas Middelburg
De gemeenteraad heeft in 1998 een kwaliteitsatlas vastgesteld. Deze is in 2010 herijkt. De kwaliteitsatlas schetst een integraal toekomstbeeld van Middelburg tot 2030, met daarbij de ontwikkelingen per sector. Er wordt per thema aangegeven welke doelen de gemeente Middelburg voor ogen heeft. Hierbij is aangegeven welke veranderingen daarvoor benodigd zijn. Middelburg wordt rondom begrensd door Nationaal Lanschap Walcheren. Het nationaal landschap is gediend bij een goed beleid voor het buitengebied met aandacht voor zowel de landschappelijke kwaliteiten en natuurwaarden als de economische mogelijkheden. In de landschapstoets van buro Ruimte en Groen (Bijlage 1) en de landschappelijk inpassing (Bijlage 3), is aangegeven dat dit plan geen afbreuk doet aan de landschappelijke kwaliteiten van het gebied.

Conclusie
Het afdekken van de stortplaats en het plaatsen van zonnepanelen met een landschappelijke inpassing passen binnen het vastgestelde beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.


Archeologie

Het provinciale beleidskader met betrekking tot archeologie is de provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland 2017-2020 'Wie wat bewaart, die heeft wat' (POAZ). Voor de periode 2017-2020 zijn de volgende elf kernthema's en zwaartepunten voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland geselecteerd:

  • 1. Basale harde gegevens en diachrone datasets
  • 2. Archeologisch onderzoek in diepere bodemontsluitingen
  • 3. Uitwerking oud archeologisch onderzoek
  • 4. Verdronken land en dorpen
  • 5. Onderzoek naar infrastructuur
  • 6. Verdedigingswerken in Zeeland
  • 7. Boerderijen en rurale nederzettingen
  • 8. Voedseleconomie van stad en platteland
  • 9. Religieuze en rituele verschijningsvormen
  • 10. Scheeps- en onderwaterarcheologie
  • 11. Publiekswerking van archeologisch onderzoek

Voor de Walcherse gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen is de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022 van kracht. In lijn met het Europese, Rijks- en provinciale beleid staat in het Walcherse archeologiebeleid behoud in situ voorop, tenzij de archeologische waarden niet opwegen tegen andere belangen. Om een dergelijke belangenafweging op een verantwoorde manier plaats te laten vinden gaat het archeologiebeleid er van uit dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ontwikkelingsprocessen voldoende informatie over de eventuele archeologische waarden bekend is.

Voor het plangebied geldt conform het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' op dit moment de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Er is ter plaatse volgens de Archeologische Monumentenkaart geen sprake van een archeologisch monument. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden is aangegeven dat het gebied een middelhoge trefkans heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0009.png"

Afbeelding 9 | IKAW (bron: archeologieinnederland.nl; bewerking: Juust)

Op grond van de dubbelbestemming geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m² en niet dieper reiken dan 40 cm onder het (huidige) maaiveld. Doordat de zonnepanelen op de nieuwe leeflaag worden geplaatst wordt het huidige maaiveld niet geroerd. Tevens geldt er een vergunningsstelsel voor het ophogen van de grond vanaf 2 meter. De grondwal zal uiteindelijk (afhankelijk van de hoogte van de zonnepanelen) 1,7 meter hoog worden ten opzichte van het geldende maaiveld. Omdat deze maat op de rand zit van archeologisch onderzoek is aan de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) advies gevraagd over het al dan niet uitvoeren van archeologisch onderzoek. De voorgenomen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan (het ophogen van de grond, het aanleggen van de wal en het realiseren van een zonnepark) is door de WAD vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Wel blijft de archeologische dubbelbestemming opgenomen. De verwachting is dat er zich onder de vuilstort een intact bodemprofiel bevindt. Het vergunningstelsel is dan ook gebaseerd op het maaiveld zoals dat op dit moment aanwezig is, dus voor de ophoging met een afdeklaag.

Cultuurhistorie

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Het plangebied grenst aan een beschermde dijk. Het gebied heeft daarnaast landschapswaarden: er zijn diverse kreekruggen en poelgronden aanwezig. Op een deel van het plangebied is dit patroon reeds aangetast. De structuur is ter plaatse van het onverharde weggetje naar het plangebied toe nog wel goed zichtbaar. Het aanbrengen van een grondwal valt deels weg tegen de achtergelegen Kanaaldijk. Een nog hogere grondwal heeft een behoorlijke impact op het open karakter van het poelgebied. Door te kiezen voor een iets dunnere afdeklaag (0,5 meter in plaats van 1,0 meter) blijft de impact op het gebied zo beperkt mogelijk. Zie ook Bijlage 2 Aanvullend advies landschapstoets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0010.png"

Afbeelding 10 | Weggetje over de kreekrug (bron: Juust)

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen zoals in dit bestemmingsplan beschreven.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

De voorgenomen ontwikkeling maakt geen gevoelige functie mogelijk. Tevens liggen er in de omgeving geen gevoelig functies waarmee rekening moet worden gehouden. Vanuit oogpunt van milieuzonering is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Op 23 december 2016 is door Antea Group een (actualiserend) bodemonderzoek (zie Bijlage 4) uitgevoerd op de gronden van het plangebied. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op het gehele plangebied, waarvan de stortplaats deel uitmaakt. Uit dit onderzoek blijkt dat de huidige deklaag diffuus is verontreinigd. Tevens bevat het grondwater plaatselijk een sterk verhoogde concentratie aan minerale olie. Op een deel van de stortplaats is geen deklaag aanwezig, op de overige delen is de deklaag (sterk) verontreinigd of niet voldoende dik. De provincie Zeeland heeft aangegeven dat er ter plaatse van voormalige stortplaatsen minstens 1 meter deklaag aanwezig dient te zijn. In overleg is - in verband met de landschapswaarden van het gebied - besloten om een afdeklaag 0,5 meter te realiseren. Contactmogelijkheden met zowel de stort als de sterke verontreinigingen worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0011.png"

Afbeelding 11 | Boringen bodemonderzoek (bron: bodemonderzoek Antea Group)

Op 15 november 2021 is door MCG Zuidwest B.V. een nader bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt dat de destijds aangetoonde verontreiniging (peilbuis 10 uit het bodemonderzoek) niet reproduceerbaar is. Er zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Op 11 februari 2022 is door de RUD een beschikking Wet bodembescherming genomen (Bijlage 6). Ingestemd is met het ingediende saneringsplan.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Het kader wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet en de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid, Verantwoorde risico's (2012). Volgens de risicokaart liggen er geen gevaarlijke inrichtingen in de omgeving. Tevens liggen er geen buisleidingen of transportwegen voor gevaarlijke stoffen in en in de nabijheid van het plangebied. Het plangebied ligt op een afstand van circa 20 kilometer vanaf de kerncentrale Borssele. Het plangebied maakt geen langdurig verblijf voor personen mogelijk. De Veiligheidsregio Zeeland heeft, in het kader van het bestemmingsplan, een advies uitgebracht met betrekkking tot brandveiligheid (zie Bijlage 7).


afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0012.png"

Afbeelding 12 | Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl; bewerking: Juust)

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De voorgenomen ontwikkeling maakt geen geluidgevoelige functie mogelijk. Tevens produceert de ontwikkeling na realisatie geen geluid. Wel zal tijdens de aanlegfase sprake zijn van zwaar verkeer om de grond aan te voeren. Dit is tijdelijk van aard en zal enkele piekmomenten kennen waarop er meerdere vrachtwagenbewegingen per uur plaatsvinden. Dit zal binnen werktijden gebeuren zodat het goede woon- en leefklimaat van enkele aanwezige woningen langs de aanrijroute niet in het geding is. Zoals overwogen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2592) betreft dit een uitvoeringsaspect en behoeven eventuele maatregelen ter beperking van (bouw)hinder niet in een bestemmingsplan te worden geregeld.

Het gebied heeft de aanduiding 'Geluidszone - Industrie'. Het nabijgelegen industrieterrein Arnestein betreft een gezoneerd terrein. De gebiedsaanduiding betekent dat er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan. Deze aanduiding wordt in de regels en verbeelding overgenomen om dit te waarborgen, echter heeft in dit geval geen consequenties voor het plan.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Dit aspect vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De ontwikkeling in dit bestemmingsplan maakt geen verkeersaantrekkende functie mogelijk. Voor controles of voor het uitvoeren van onderhoud zal er sprake zijn van enkele verkeersbewegingen. Bezoek aan het zonnepark is incidenteel. Deze ontwikkeling draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de luchtkwaliteit.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven. Daarnaast moet worden bezien of er mogelijk nadelige effecten kunnen optreden op beschermde natuurgebieden zoals gebieden van het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden.

Soortenbescherming

In het kader van het bestemmingsplan is op 22 november 2018 door Buijs Eco Consult B.V. een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 8) Op 26 maart 2022 is eveneens door Buijs Eco Consult B.V. een actualisatie van de quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 9). Uit de quickscan blijkt dat binnen het plangebied geen algemeen voorkomende soorten te verwachten zijn. Door werkzaamheden buiten het broed-/voortplantingsseizoen (15 maart t/m 15 juli) uit te voeren wordt invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig handelen. Hiermee wordt voorkomen dat nesten van vogels worden verstoord. Indien werkzaamheden wel in deze periode uitgevoerd moeten worden is het noodzakelijk om voorafgaande deze periode een ecologisch werkprotocol op te laten stellen, eventuele maatregelen te nemen, en de werkzaamheden onder ecologische begeleiding uit te voeren. Daarnaast blijkt uit de quickscan Wet natuurbescherming dat de aanwezigheid van de rugstreeppad in het gebied van de depots niet is uit te sluiten. De rugstreeppad is op het perceel van de voorgenomen zonnepanelen vermoedelijk afwezig. Nader onderzoek naar de rugstreeppad is noodzakelijk.

Nader onderzoek is uitgevoerd op 18 april, 19 mei en 28 mei 2022 (Bijlage 10). Uit dit onderozke blijkt dat de rugstreeppad ter plaatse niet is waargenomen. Er zijn geen eistrengen gevonden in het water aan de rand van het plangebied en er is geen koorroep gehoord. Op het moment van de veldonderzoeken is er geen rugstreeppad aanwezig. Echter, bij de toepassing van zand (en het ontstaan van tijdelijk water) kan de rugstreeppad wel aangetrokken worden. Door sporen met water ter plaatse te voorkomen, ten tijde van de bouwwerkzaamheden, wordt aantrekken van een dergelijke soort hopelijk voorkomen. De haas is tijdens de veldbezoeken ook niet aangetroffen. Aanbevolen wordt om werkzaamheden buiten het kwetsbaar seizoen uit te voeren. Inndien dit niet mogelijk is, dienen eventuele werkzaamheden in het broedseizoen zorgvuldig uitgevoerd te worden. Dit kan bijvoorbeel door, voorafgaand aan de herinrichting van het plangebied en het plaatsen van de zonnepanelen, het terrein te maaien.

Aan de noordoostzijde en de westzijde (ter hoogte van het huidige slibdepot) worden de gronden ingericht voor natuurontwikkeling. In overleg met het Zeeuws Landschap en de eigenaar van het landgoed is aansluiting gezocht tussen de bestaande natuur en de nieuw te realiseren natuur binnen het plangebied.

Gebiedsbescherming

Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Natura 2000 gebied of gebied van het Natuurnetwerk Zeeland. Er is geen kwaliteitsverlies of versnippering aan de orde als gevolg van deze plannen. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat er geen verlichting wordt toegepast. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Echter is per 1 juli 2021 de Wet en het Besluit (Stikstofwet) van kracht. Belangrijk onderdeel van het Besluit is de bouwvrijstelling. Kort gezegd houdt deze vrijstelling in dat de aanlegfase van ontwikkelingen vrijgesteld is van de vergunningplicht Wet natuurbescherming en dat voor deze fase geen stikstofberekening meer nodig is. De bouwvrijstelling betreft een partiële vrijstelling, omdat deze alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies tijdens sloop, aanleg en bouwactiviteiten. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase.

Het zonnepark kent geen stikstofemissies in de gebruiksfase. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Een zonnepark is geen verkeersaantrekkende functie. Voor controles of voor het uitvoeren van onderhoud zal er sprake zijn van enkele verkeersbewegingen. Bezoek aan het zonnepark is incidenteel. Het parkeren vindt plaats binnen het plangebied. Een of enkele parkeerplaatsen zijn voldoende.

Voor het ophogen van de voormalige stortplaats met een leeflaag wordt op diverse momenten af en aan gereden met vrachtwagens. Gedeeltelijk staan gronden reeds in depot aan de westzijde van het plangebied. Deze verkeersbewegingen zijn van tijdelijke aard en zullen enkel in de uitvoeringsfase plaatsvinden. De verwachting is dat meerdere jaren nodig zijn om de volledige leeflaag aan te brengen. Indien nodig kunnen maatregelen worden getroffen ter voorkoming van schade aan wegbermen. Hierover worden voor de uitvoering afspraken gemaakt met de wegbeheerder.

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Water

Per 1 november 2003 is door een wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Doel van het watertoetsproces is dat waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig worden meegenomen bij ruimtelijke plannen of besluiten. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Op een afstand van 15 meter van het plangebied ligt de bestemming 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie'. Binnen het plangebied vindt geen grootschalige bebouwing plaats. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de veiligheid van de waterkeringen.

Het plan voorziet in de aanleg van een nieuwe overgang over de kanaaldijk en een uitkijkpunt met bankjes op de kanaaldijk. Overgang en aanlegpunt zijn in beginsel (afhankelijk van het ontwerp) mogelijk/vergunbaar. De uitwerking vindt plaats in overleg met het waterschap.
 
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMOUDVEERZONPK-ON01_0013.png"
Er vindt geen grootschalige bebouwing plaats. De bodem wordt niet verhard waardoor het water van de zonnepanelen kan afstromen in de bodem. De situatie veranderd wat dat betreft niet.
Er zal een ontvangststation van maximaal 20m² worden gerealiseerd. Tevens zijn er trafostations ten behoeve van de energieopwekking benodigd. Deze hebben een oppervlakte van 4m². Het aantal trafokastjes is niet gemaximeerd en is afhankelijk van het aantal te realiseren zonnepanelen. Hemelwater zal natuurlijk van deze kastjes afstromen.
Voor de toevoeging van 20m² bebouwd oppervlak is strikt genomen een watercompensatie van 1,5m³ benodigd. De compensatiemogelijkheden zijn beperkt doordat er sprake is van een stortplaats die juist vanwege gezondheidsredenen moet worden afgedekt. Gelet op de zeer beperkte bebouwingsmogelijkheden wordt geen extra watercompensatie toegevoegd.Watercompensatie is niet aan de orde omdat zonnepanelen op deze manier aangebracht niet als verhard oppervlak worden gezien.
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Er is geen sprake van het aansluiten op afvalwatersystemen.
In eerste instantie wordt er enkel een leeflaag aan het gebied toegevoegd. Het toevoegen van deze laag zorgt ervoor dat het regenwater langzamer de bodem in loopt.
Het regenwater wat op de zonnepanelen valt, stroomt van de panelen af richting de bodem, waar het infiltreert. Het water stroomt daardoor niet versneld weg.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
Er wordt geen verandering van de grondwaterkwantiteit verwacht. Door het vrij wegstromen van het regenwater in de bodem, infiltreert het water in de bodem. De grondwaterkwantiteit blijft hierdoor gelijk.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De aan te brengen grond t.b.v. de leeflaag is van betere bodemkwaliteit dan hetgeen reeds aanwezig is in de bodem.
De ontwikkelingen hebben geen invloed op de grondwaterkwaliteit. De grondwaterkwaliteit zal gelijk blijven aan de huidige kwaliteit.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
De ontwikkelingen hebben geen invloed op de oppervlaktekwaliteit.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Door het aanbrengen van een nieuwe leeflaag wordt contactgevaar voorkomen. Er wordt geen extra open water aangelegd en de toegankelijkheid ten opzichte van de omliggende watergangen wijzigt niet. Er zijn geen risico's voor de volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Ter plaatse waar uit het bodemonderzoek is gebleken dat er zich veen bevindt, is er een kans op bodemdaling. Echter ligt er over deze laag veelal klei, waardoor de kans op dalingen erg klein is.
De ontwikkelingen veroorzaken geen bodemdaling.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig. Wel wordt het gebied bijna volledig omsloten door diverse watergangen. Dit wijzigt niet.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Het gebied wordt bijna volledig omsloten door watergangen. Deze blijven in stand. Ten behoeve van landschappelijke inpassing wordt een grondwal gerealiseerd. Daarbij dient een onderhoudsstrook te worden gerespecteerd. Dit wordt opgenomen in de voorwaardelijke verplichting (Artikel 3.2.3 onder b). Met de situering van de zonnepanelen en het talud is rekening gehouden met de onderhoudsstroken van het waterschap langs de sloten: 7 meter voor de noordwestelijke watergang en 5 meter voor de zuidoostelijke sloot.  
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Er zijn geen terreinen/objecten van het Waterschap waarop het plan invloed heeft anders dan de genoemde watergangen en ontsluitingswegen.  
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?



* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?


* na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?


* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?



* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
 
Voor het ophogen van het gebied zal zwaar vrachtverkeer over de wegen van en naar het terrein moeten rijden. Deze wegen zijn in eigendom van het Waterschap en niet allemaal volledig verhard. Indien nodig zullen maatregelen worden genomen om schade aan de wegen en de wegbermen te voorkomen. Indien er toch schade ontstaat zal deze op kosten van de veroorzaker hersteld moeten worden. Dit voor en tijdens de uitvoering met het waterschap overlegd.

Er komt een terreinafscheiding in de vorm van een hekwerk tussen het plan en de Oude Veerseweg. Dit hekwerk komt op minder dan 20 meter uit de as van de weg en daarvoor dient een Keur ontheffing wegen aangevraagd te worden. De toegang tot het plangebied zal na realisatie in de zuidwestelijke hoek plaatsvinden. Daar wordt ook, in het plangebied, voorzien in parkeergelegenheid. Dit gedeelte van de Oude Veerseweg is niet in beheer (en ook niet in eigendom) bij ons.

Er is na realisatie geen sprake van een verkeersaantrekkende werking. Enkel voor onderhoud zal een monteur het plangebied moeten bezoeken.

Momenteel is de toegangsweg niet volledig verhard. Er is een pad van schelpen en steentjes aangelegd. Motorvoertuigen, fietsers en voetgangers kunnen het plangebied bereiken. Gelet op het karakter van het gebied blijft het onverharde pad van toepassing.

Voor onderhoud en reparaties zal af en toe een monteur het gebied moeten bezoeken. Er is ruimte genoeg om op eigen terrein te kunnen parkeren door middel van halfverharding.

Ten behoeve van terreinafscheiding en landschappelijke inpassing zullen er hekwerken en een aarden wal op de grens van het terrein worden gerealiseerd. Deze zullen op minder dan 20 meter afstand van de weg worden gerealiseerd. Gelet op het karakter van het gebied en het feit dat er geen sprake is van een doorgaande weg is dit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
 

4.12 Duurzaamheid

Duurzaamheid, klimaatadaptatie en de energietransitie krijgen een steeds prominentere rol in ruimtelijke planvorming. Op dit moment is dit, in tegenstelling tot andere aspecten binnen de ruimtelijke planvorming, niet juridisch afdwingbaar. De verwachting is dat duurzaamheid een geïntegreerd onderwerp wordt in de aankomende Omgevingswet. In het kader van de Omgevingswet en met betrekking tot het realiseren van toekomstbestendige ontwikkelingen in het raadzaam om in een vroegtijdig stadium na te denken over integrale duurzaamheidsoplossingen.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in de realisatie van een zonnepark op een voormalige stortplaats. Het zonnepark levert een bijdrage aan het opwekken van duurzame en hernieuwbare energie. Het initiatief heeft geen negatieve effecten voor waterberging. Het zonnepark wordt modulair opgebouwd zodat, na beëindiging van het park, vrijkomende grondstoffen hergebruikt kunnen worden. Het initiatief draagt hierdoor niet alleen bij aan de energietransitie, maar ook aan de circulaire economie.

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Zonneparken staan niet expliciet op de D-lijst van het Besluit m.e.r. genoemd en  vallen ook niet onder een van de andere categorieën zoals genoemd in de D-lijst. Uit de uitspraak van de Raad van State (ABRvS 14 augustus 2019, ECLI: NL:RVS:2019:2770) blijkt dat een zonnepark niet onder de reikwijdte van het Besluit milieueffectrapportage valt. Een zonnepark is volgens de Raad van State geen landinrichtingsproject, geen stedelijk ontwikkelingsproject en ook geen industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig.

4.14 Conclusie

Milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van de functiewijziging op onderhavig perceel zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer, in dit geval de gemeente. Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld waardoor het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is. In de meerjarenbegroting is rekening gehouden met de uitvoering van dit project.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie en het waterschap.

Participatie

Er heeft participatie plaatsgevonden. Dat participatietraject heeft in 2021 plaatsgevonden. Het plan voor een zonnepark is voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan direct omwonenden en grondeigenaren. Zo onder meer aan 'Stichting Het Zeeuwse Landschap'. Er is daarbij bewust voorafgaand aan het formele bestemmingsplantraject een inrichtingsplan voorgelegd aan de participanten. Met het uiteindelijke inrichtingsplan 'inpassing zonnepark Oude Veerseweg Middelburg' (Opgesteld door Buro Ruimte & Groen, november 2021) hebben de participanten ingestemd. Dat is dan ook de basis om de bestemmingsplanprocedure te gaan doorlopen.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro jo afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.