direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Triangel Tweede Bloksweg 42
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Het plangebied voor deze opgave maakt deel uit van de nieuwe woonwijk Park Triangel aan de zuidzijde van Waddinxveen. Deze uitbreidingswijk biedt ruimte aan circa 2.700 woningen, 3 hectare aan voorzieningen en 5 hectare aan bedrijven/kantoren. Voor de wijk is door de gemeente een masterplan opgesteld, waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijk zijn verwoord. De gemeente Waddinxveen heeft op 24 september 2008 het uit te werken bestemmingsplan Triangel vastgesteld, waarin de ontwikkeling van Park Triangel in lijn met dit masterplan juridisch-planologisch mogelijk is gemaakt.

Met het oog op de lange doorlooptijd waarin Park Triangel zal worden ontwikkeld is in dit bestemmingsplan gekozen voor een flexibele planologisch- juridische regeling: er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt.

In het bestemmingsplan Triangel wordt ruimte geboden voor extra ontwikkelingsmogelijkheden aan onder meer de Tweede Bloksweg. De eigenaar van het bedrijf aan de Tweede Bloksweg 42/42A is voornemens om te stoppen met zijn bedrijfsactiviteiten en om een woningbouwlocatie te realiseren voor maximaal 7 woningen op zijn terrein. De voormalige bedrijfswoning op het perceel zal behouden blijven en een woonbestemming krijgen. De overige gebouwen op het terrein zullen worden gesloopt.

De initiatiefnemer heeft afspraken gemaakt met de gemeente Waddinxveen. Een deel van zijn terrein zal in eigendom komen van de gemeente en worden toegevoegd aan de woonwijk Park Triangel. Op dit terrein zullen maximaal 15 woningen worden gebouwd. Anderzijds krijgt initiatiefnemer een deel van een perceel aan de Tweede Bloksweg toegekend. Hierop wordt in paragraaf 1.2 en hoofdstuk 4 nader ingegaan.

Het bedrijfsperceel heeft in het bestemmingsplan Triangel deels de bestemming 'Bedrijf' en geen uit te werken bestemming. Daarom wordt voor deze ontwikkeling een bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied


Park Triangel ligt ingesloten tussen de spoorlijn Alphen/Gouda en de Beijerincklaan.
De Tweede Bloksweg loopt parallel aan de Beijerincklaan aan de westzijde van Park Triangel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0001.jpg" Afbeelding - Ligging Park Triangel in Waddinxveen

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0002.png"
Afbeelding - Begrenzing plangebied

In de navolgende afbeelding zijn de ligging van het plangebied en de toekomstige eigendomssituatie weergegeven. De noordoostzijde van het rode vlak, dat in het verlengde van het groene vlak is gelegen, is in eigendom van een particulier. De particulier zal echter het eigendom verkrijgen van het volledige rode vlak. Het groene vlak, dat momenteel in eigendom is van de particulier, komt in eigendom van de gemeente Waddinxveen. In dit bestemmingsplan wordt het rode vlak aangeduid met "perceel Tweede Bloksweg" en het groene vlak met "perceel Park Triangel".

Het perceel Tweede Bloksweg 42/ 42a, dat op de afbeelding rood is gearceerd, is in eigendom van de particulier. Op dit deel mogen, naast de bestaande woning, maximaal 7 woningen worden bijgebouwd. Het perceel Park Triangel, dat op de afbeelding groen is gearceerd, wordt eigendom van de gemeente Waddinxveen en zal aansluiten bij de woonwijk Park Triangel. Hier kunnen maximaal 15 woningen worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0003.jpg"
Afbeelding - Eigendomssituatie plangebied

1.3 Bestemmingsplan Triangel

Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van Park Triangel. Daarnaast zijn er enkele uitdagende ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied. Bovendien heeft de gemeente vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van Park Triangel.
Ten behoeve van de ontwikkeling van Park Triangel heeft de gemeente Waddinxveen een masterplan op laten stellen. Hierin wordt na afweging van verschillende opties, waarbij ook door de inwoners van Waddinxveen is meegedacht over de beoogde ontwikkeling, de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van Park Triangel besproken. De gemeente heeft het masterplan vervolgens samen met een marktpartij verder uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (IOP). Dit IOP is een pakket van stedenbouwkundige, kwalitatieve, juridisch-planologische, financiële en contractuele elementen.

Het bestemmingsplan Triangel is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgaaf van het bestemmingsplan Triangel is om de ontwikkeling van Park Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daartoe is de bestemming van de gronden omgezet naar een bestemming die woningbouw mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.

Voor het opstellen van het (moeder)bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.

Voor dit bestemmingsplan zal ook daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.

1.4 Opzet bestemmingsplan

In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader kort beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' toegelicht, aangezien een groot deel van het plangebied langs de Tweede Bloksweg is gelegen. In hoofdstuk 4 is de geplande ontwikkeling nader beschreven.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 6 is de juridische bestemmingsregeling toegelicht.
Hoofdstuk 7 en 8 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Triangel. Het plangebied is voorzien van uit te werken bestemmingen (acterzijde van het perceel) en een bedrijfsbestemming. Voorliggend bestemmingsplan maakt, in overeenstemming met het IOP (zie 2.2.5), de bouw mogelijk van maximaal zeven woning aan de noordwestzijde van het plangebied (Tweede Bloksweg-zijde) en maximaal 15 woningen aan de zuidoostzijde van het plangebied (in aansluiting op Park Triangel).

De beleidsmatige afweging met betrekking tot de inrichting van Park Triangel is reeds gemaakt in het kader van het bestemmingsplan Triangel. In de tussentijd is geen nieuw beleid geformuleerd of geactualiseerd dat van invloed is op deze afweging. Daarom wordt in dit bestemmingsplan kort stilgestaan bij recent provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid. Voor de bredere beleidscontext wordt verwezen naar het bestemmingsplan Triangel.

2.1 Provinciaal/regionaal beleid

2.1.1 Visie Ruimte en mobiliteit en Verordening Ruimte

Visie Ruimte en mobiliteit

De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014, laatste wijziging op 1 juli 2015) is de provinciale Structuurvisie zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma ruimte is een uitwerking van de Visie. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Verordening ruimte

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.

Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

2.1.1.1 Ladder duurzame verstedelijking

Een belangrijk instrument die de provincie hanteert, en die van belang is voor Park Triangel, is de Ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder voor duurzame verstedelijking is onderdeel van het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. De provincie Zuid-Holland heeft de Ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie ook de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.

Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD, maar dit moet wel goed onderzocht en gemotiveerd worden.

Past het plan binnen 'eigen woningbehoefte' gemeente?

Lokale woningbehoefte, kwantitatief

De totale woningbouwprogrammering van Waddinxveen gaat uit boven de Woningbehoefteraming (WBR) 2013 en uiteindelijk ook boven de Bevolkingsprognose (BP) 2013. Dit is het geval wanneer alle plannen die op de projectenlijst in blok I en blok II ook daadwerkelijk gerealiseerd worden voor 2024. Bij een verdere uitfasering tot 2040 blijft de programmering van Waddinxveen binnen de bandbreedte. Omdat de woningbouwprogrammering tot 2024 boven de WBR uitkomt, dient conform het in Midden-Holland afgestemde afwegingskader voor woningbouwplannen afgestemd te worden met gemeenten binnen Midden-Holland waarmee een significante verhuisrelatie bestaat. In het geval van Waddinxveen betekent dit afstemming met Gouda, Bodegraven-Reeuwijk en Zuidplas.

Volgens de WBR is er in de periode 2010-2024 voor Waddinxveen een behoefte van 1697 woningen. Volgens de BP is dat 2311. In de periode 2010-2014 zijn in Waddinxveen 586 woningen opgeleverd. Dat betekent dat er tot en met 2024 nog 1725 woningen gebouwd kunnen worden, voordat het aantal opgeleverde woningen boven de BP uitkomt. De ervaring, in ieder geval in Waddinxveen, leert dat een deel van de geplande woningbouw niet doorgaat of vertraagt (planuitval). Er wordt daarom verwacht dat de uiteindelijke productie lager uitvalt dan de nu geplande woningen. Dit is niet verwerkt in de cijfers voor de Regionale Agenda Wonen (RAW).

De planuitval heeft onder andere te maken met het feit dat er pas gebouwd wordt als er voldoende afgezet is. Dat maakt dat er niet gebouwd wordt voor leegstand. Er is thans ook weinig leegstand in Waddinxveen. Uit CBS cijfers komt naar voren dat er in 2013 een leegstand van 4% is in de gemeente Waddinxveen, terwijl dat in 2012 nog maar 2,8% was. De reden voor de hogere leegstand ligt in de uitzonderlijke positie van het Centrumplan met wonen boven winkels. Hierbij is niet gehouden aan de eis van pas bouwen als 70% is afzet. Het landelijk gemiddelde is 5%. Uit het feit dat er meer is gebouwd en ook afgezet, kan volgen dat er meer behoefte is dan de WBR stelt dat er is. De WBR 2013 is voor Waddinxveen hoger dan de WBR 2010 was. De behoefte naar woningen in Waddinxveen is naar boven bijgesteld.

Jaarlijks worden onze plannen tegen het licht gehouden en wordt beoordeeld of de plannen aansluiten bij de behoefte. Niet-lopende plannen worden stopgezet en planningen worden aangepast. Dit wordt vervolgens verwerkt in de projectenlijst van de RAW. In 2014 is een aantal projecten komen te vervallen of is het woningaantal naar beneden bijgesteld. Het gaat in totaal om 135 woningen. Daarnaast zijn de woningaantallen voor de periode 2015-2024 ten opzichte van de RAW naar beneden bijgesteld.

Dit plan met maximaal 7 woningen en op termijn ongeveer 5 tot 15 woningen (aantal is afhankelijk van type woning en efficiëntie van de verkaveling. Het stedenbouwkundig plan is niet uitgewerkt en het kan zijn dat er juist op dit kavel een appartementengebouw gepland wordt). Voor Park Triangel blijft de afname van het aantal woningen ten opzichte van de RAW groter dan de toename. De planvoorraad Park Triangel is verder uitgefaseerd en in de planperiode tot en met 2019 met 75 woningen naar beneden bijgesteld. Daarnaast maakt de planvoorraad De Tweede Bloksweg onderdeel uit van Park Triangel en is opgenomen in het totaal. Anders gezegd er worden door deze locatie geen woningen toegevoegd aan de totalen.

Strikt genomen geldt dat als er geen bestemmingsplan is voor een plan, het plan ook niet in blok 1 RAW kan vallen. De Tweede Bloksweg 42 kan beschouwd worden als een plan in Blok 1, omdat zoals hierboven aangegeven De GEM Triangel in haar planning over de aantallen woningen altijd al rekening heeft gehouden met deze ontwikkeling. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied neemt immers toe doordat het gebied een geheel wordt met het uit te werken woongebied. Met dit nieuwe bestemmingsplan is een aaneengesloten gebied voor woningbouw ontstaan en is er geen ongewenste functiemenging meer.

Lokale woningbehoefte, kwalitatief

De Woonvisie Waddinxveen 2012 geeft richting en kaders aan het beleid rondom het wonen en de woningmarkt.

De woningvoorraad moet zo goed mogelijk aansluiten bij de markt (vraag) en mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van passende woonruimte worden ondersteund. Passende woonruimte kan voor iedereen iets anders betekenen. De gemeente wil kwaliteit en diversiteit bieden. Voor de bestaande woningvoorraad betekent dat de kwaliteit wordt bewaakt en waar nodig verbeterd. Het programma voor nieuwbouw wordt afgestemd op de ontwikkelingen in de vraag. De ontwikkeling van de bevolking heeft effect op de aantallen benodigde woningen, maar ook op het soort woningen en de woonmilieus.

De opgave in het kort:

  • Algemeen: het bedienen van de verschillende doelgroepen: voldoende betaalbare en passende woningen, zowel koop als huur
  • Goed en blijvend monitoren van de grootte en de woningvraag van de verschillende doelgroepen; deze doorvertalen naar bestaande voorraad en indien noodzakelijk (nieuwbouw)programma
  • Specifiek: wensen en mogelijkheden ouderen in kaart brengen
  • Wensen en mogelijkheden voor starters in kaart brengen
  • Inzet op bevordering van de doorstroming
  • Startersbeleid
  • Aanpak scheefwonen door financiële prikkels
  • Bouw van markt huur- en koopwoningen, indien behoefte anders is dan aanbod


In dit plan worden vrijstaande- en twee -onder-een-kapwoningen gerealiseerd in de prijsklasse duur. Op het achterste gedeelte kunnen ook appartementen of (brede) rijenwoningen in de prijsklasse middelduur gebouwd worden. Daarmee voldoet het plan aan het doorstromingsbeleid van de gemeente. Er is in Waddinxveen vraag naar woningen voor de doorstromer. De Waddinxveense woningvoorraad laat een tekort zien aan vrijstaande-, en twee-onder-een-kapwoningen in de prijsklasse duur. Deze categorie woningen is dan ook een goede aanvulling voor de woningvoorraad van Waddinxveen.

Om welke product/marktcombinatie gaat het en om welke gemeenten waarmee een significante verhuisrelatie bestaat?

Deze vraag beantwoorden we hierna aan de hand van de volgende vier aspecten/criteria:

  • a. Een realistisch kwantitatief en kwalitatief programma
  • b. Toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking
  • c. concurrentie met andere plannen

  • a. Een realistisch kwantitatief en kwalitatief programma

Het beleid van de gemeente op het gebied van volkshuisvesting is verwoord in de Woonvisie 2012. Het plangebied ligt in het uit te werken woongebied van Park Triangel. De wijziging van de bestemming van dit gebied van bedrijfsdoeleinden naar wonen geeft een kwaliteitsimpuls aan het grotere plan Park Triangel. Ruimtelijk gezien is het gebied een geheel met Park Triangel en is de bedrijfsfunctie een vreemd element.

Waddinxveen heeft relatief veel huishoudens in de hoogste inkomensgroepen. Deze mensen willen graag verhuizen naar een relatief grote / dure woning (Notitie Woningmarktanalyse Waddinxveen 2012). Er zijn thans weinig alternatieven in de bestaande woningvoorraad beschikbaar voor deze mensen. Hierdoor is de doorstroming op de Waddinxveense woningmarkt laag. Dit is vooral goed te merken in de huursector. Woningcorporatie Woonpartners Midden-Holland schat in dat er 20 tot 25 procent scheef gewoond wordt in Waddinxveen. In 2014 lag de gemiddelde slaagkans in Waddinxveen op een huurwoning op 7,1%. Met de bouw van de middeldure/ dure koopwoningen wordt de verhuisketen vergroot.

Kortom: met de bouw van marktkoopwoningen worden verschillende lokale doelgroepen bediend. Er komt meer beweging in de huursector en hierdoor wordt de slaagkans voor woningzoekenden hoger. Het programma sluit hierdoor goed aan bij de lokale woningbehoefte.

Het plan heeft grotendeels een vergelijkbaar programma met Park Triangel, wat ook logisch is, het is immers een geheel met Park Triangel. De ontwikkeling van Park Triangel verloopt voorspoedig. Daarom denken wij dat ook dit deelplan van Park Triangel afgezet kan worden. Onze ervaring leert dat plannen niet gebouwd worden als er geen afzet is. Park Triangel is getemporiseerd en in de planperiode tot en met 2019 met 75 woningen naar beneden bijgesteld.

Daarnaast werkt de nabijheid van voorzieningen en een goede ontsluiting voor openbaar vervoer en de auto positief op de afzet van de woningen.

  • b. Toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro bestaat uit drie stappen (treden) die achter elkaar dienen te worden doorlopen.

Eerst dient te worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. In het hiervoorgaande in deze notitie wordt onderbouwd dat het project Tweede Bloksweg 42 op grond van Park Triangel voorziet in een actuele lokale en daarmee regionale behoefte. Uit de cijfers van het CBS blijkt echter dat, ondanks dat Waddinxveen meer bouwt dan voor de eigen behoefte, er toch nog een negatief migratiesaldo is. Om minimaal gelijk te blijven, is er dus meer nodig dan alleen bouwen voor de eigen behoefte. Daarnaast blijkt uit de CBS cijfers dat een heel groot deel van de nieuwe inwoners van Waddinxveen van buiten de regio komt. Van de 3100 vestigers komen er 1900 van buiten de regio. Aan de eerste trede wordt derhalve voldaan.

Vervolgens is trede twee aan de orde. Hier dient te worden beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling kan opgevangen worden binnen bestaand gebied. Wanneer de ruimtevraag niet (of niet geheel) binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, komt trede drie (locatiekeuze buiten bestaand stedelijk gebied) aan de orde.

De Tweede Bloksweg 42 is gelegen in Park Triangel en het nabij gebouwde Zuidplas '80 en '90. De bebouwing heeft het kavel omringd in die zin is er sprake van een inbreidingslocatie. De locatie is gelegen in deelplan F ofwel het is het eerst uit te werken plan na de plannen die nu al in ontwikkeling zijn.

Door invulling van het gebied met woningen wordt de leefbaarheid verbeterd doordat er een vloeiende overgang is naar de bebouwde woongebieden. Tevens geven bedrijvigheid en woningen over en weer geen hinder. Hiermee wordt aan stap 2 uit de ladder voldaan en komt trede 3 niet in beeld.

Het gebied ligt in de nabijheid van voorzieningen en heeft een goede ontsluiting voor openbaar vervoer en de auto positief (binnen invloedsfeer van de Stedenbaan).

  • c. Concurrentie met andere plannen

In de gemeente Waddinxveen heeft het plan Tweede Bloksweg 42 een kleinstedelijk woonmilieu. Op basis hiervan wordt bekeken of het plan concurrerend kan zijn met de gemeenten waarmee Waddinxveen een significante verhuisrelatie heeft. Binnen de regio zijn dit Gouda, Zuidplas en Bodegraven-Reeuwijk.

Gevolgen Gouda

Gouda heeft een stedelijk woonmilieu en Zuidplas en Bodegraven-Reeuwijk hebben allebei een centrumdorps woonmilieu. Gezien de ligging van Waddinxveen zijn de verschillen tussen dit kleinstedelijke woonmilieu en sommige stedelijke woonmilieus in Gouda in werkelijkheid niet zo scherp als het ABF-model veronderstelt. Door te kiezen voor productmarktcombinaties die aansluiten op de behoefte van de eigen inwoners in Waddinxveen worden eventuele negatieve effecten op woningbouwplannen in de gemeente Gouda beperkt.

Het kleinstedelijk woonmilieu is te vergelijken met de buitencentrumwoonmilieus in Gouda (stedelijk vooroorlogs, stedelijk naoorlogs compact en stedelijk naoorlogs grondgebonden). Voor de periode 2015-2024 gaat het om de volgende Goudse plannen.


Conclusie concurrentieanalyse

De Tweede Bloksweg 42 zou voor een aantal Goudseplannen qua type locatie (Gedenklaan e.o., Westergouwe, Rijkestraat e.o., Telderstraat, Wiarda Beckmanstraat e.o.), type woning (Bolwerk, Raam e.o, Fluwelensingel e.o) of prijsklasse (Wachtelstraat) concurrerend kunnen zijn, maar die plannen worden eerder opgeleverd dan de Tweede Bloksweg. De woningen aan de Tweede Bloksweg 42 worden niet eerder opgeleverd dan 2017.

  Aantal Eg-woningen   Aantal Mg-woningen   Prijsklasse   Verwachte oplevering   Concurrentie met Noordpunt  
Bolwerk   5   13   dure koop   2015-2016   nee  
Gedenklaan e.o.   22   -   dure koop   2016   nee  
Westergouwe fase 1 Tuinen   5   -   dure koop   2016   nee  
Westergouwe fase 2 en 3   onbekend   onbekend   dure koop   2020-2024   ja, 2e fase  
Raam e.o. (Koningshof)   34   35   marktkoop onbekend   2015-2016   nee  
De Rijkestraat e.o. (Middengebied   20   -   marktkoop onbekend   2019   ja  
Telderstraat e.o. (Zuidelijk Stempel West-Oost)   20   -   marktkoop onbekend   2016   nee  
Wiarda Beckmanstraat e.o. (Zuidelijk Stempel West):   4   -   marktkoop   2016   nee  
Fluwelensingel e.o.   9   12   onbekend   2015   nee  
Wachtelstraat (kaaspakhuis De Producent):   -   52   (middel)duur   2016   nee  


Gevolgen voor Bodegraven-Reeuwijk en Zuidplas

Het woonmilieu is van dit plan is kleinstedelijk. Zuidplas en Bodegraven-Reeuwijk hebben allebei een centrumdorps woonmilieu. Weideveld, Groendijck-Oost en Oude Tol in Bodegraven- Reeuwijk zou vergelijkbaar kunnen zijn met dit project. Echter verwachten wij geen concurrentie met die locaties omdat het uitbreidingslocaties zijn. Het gaat bij dit plan een inbreidingslocatie.

Daarnaast is uit het rapport 'Bevolkingsontwikkeling en woningbouw tot 2040' op te maken dat er de komende 10 jaar tussen de 85.000 en 95.000 woningen moeten worden gebouwd om de bevolkingsgroei te kunnen huisvesten. Deze bouwopgave kan niet alleen binnenstedelijk worden uitgevoerd. Er moeten dus in snel tempo nieuwe bouwlocaties worden aangewezen om te voorkomen, dat de huizengekte van eind jaren negentig en vlak voor de crisis terugkeert.

Zijn de gemeenten in de regio het eens met beoogde product/markt-combinatie?

Dit plan is ingebracht in de regio en de regio heeft aangegeven akoord te zijn. Het plan vormt onderdeel van Park Triangel. Het aantal woningen neemt niet toe. Het was al opgenomen in de planning van de aantallen van Park Triangel.

2.1.2 Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het Waterbeheerplan is vastgesteld op 29 juni 2016.

Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het hoogheemraadschap voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving.

Het waterbeheer is intensief vanwege de laaggelegen polders, het gevarieerde grondgebruik, de bodemdaling, het grote aantal watergangen en de aanwezigheid van bebouwing op en nabij de waterkeringen. Het streven is het watersysteem zo goed mogelijk geschikt te houden voor alle functies. Daarnaast is er aandacht voor de aantrekkelijkheid van het woon- en leefgebied voor alle gebruikers.

De omgeving verandert voortdurend. Technologische en maatschappelijke ontwikkelingen volgen elkaar snel op, terwijl het klimaat verandert, de bodem daalt en de druk op de ruimte toeneemt. Het waterschap staat tussen de mensen en het water: het hoogheemraadschap zoekt steeds naar passende antwoorden op de veranderende omgeving en anticiperen op de toekomst.

Dit betekent nieuwe accenten, die de rode draad vormen voor de werkzaamheden in de komende planperiode: het hoogheemraadschap staat voor doelmatig en duurzaam waterbeheer en we staan in directe verbinding met onze omgeving.

Doelmatig en duurzaam

het hoogheemraadschap voert zijn taken uit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, dragen bij aan de leefbaarheid van het gebied en vergroten de toekomstbestendigheid en duurzaamheid van het watersysteem.

In directe verbinding met de omgeving

het hoogheemraadschap gaat actief in gesprek met de omgeving en staat open voor initiatieven van burgers, bedrijven en partners, ook als dat meer vraagt dan de waterschapstaak vereist.

Waterveiligheid

Stevige dijken beschermen burgers en bedrijven tegen overstromingen vanuit de rivieren de Nieuwe Maas, Lek en Hollandsche IJssel en de boezemwateren. Zo wordt niet alleen de kans op overstromingen beperkt, maar ook de gevolgen daarvan (schade en slachtoffers). Het nieuwe Deltaprogramma en de deltabeslissing Waterveiligheid vormen het kader voor de zorg voor de waterveiligheid. Belangrijke focus voor de komende periode is de omgeving: het hoogheemraadschap betrekt bewoners en bedrijven vroegtijdig bij de werkzaamheden en we hebben oog voor het belang van medegebruik. Daarnaast krijgt kostenbeheersing door innovatie bij de komende dijkversterkingen grote aandacht.

Watersysteem

Hier ligt de focus op het duurzaam en slim besturen, beheren en onderhouden van het samenhangende systeem van watergangen en kunstwerken. Zo zorgt het hoogheemraadschap voor een optimaal waterpeil bij de gewenste functie, voor voldoende water van goede kwaliteit en voor goed onderhouden sloten, vaarten en plassen. Door alert te reageren op wijzigende omstandigheden blijft het watersysteem duurzaam ingericht.

Zo anticipeert het hoogheemraadschap op klimaatverandering en bodemdaling en ruimtelijke ontwikkelingen. Op gebiedsniveau wordt samen met andere partijen aan integrale oplossingen voor de verschillende wateropgaven gewerkt. Leidraad is dat de omgeving centraal staat. Actuele gegevens over het watersysteem en het waterbeheer zijn digitaal beschikbaar.

Afvalwaterketen en emissies

Afvalwaterzuiveringsinstallaties verwerken het afvalwater uit het gebied efficiënt en duurzaam. Het transport van afvalwater en het na zuivering lozen van het effluent op sloten en rivieren gebeurt doelmatig en verantwoord. Het efficiënt gebruik van installaties en transportsystemen levert maatschappelijke winst op in de vorm van energieterugwinning en kostenbesparing. Met optimalisatie en innovatie van de zuiveringsprocessen zet het hoogheemraadschap in op duurzaamheid: bijvoorbeeld door lozingen te verminderen, grondstoffen terug te winnen en energie te besparen of op te wekken.

het hoogheemraadschap doet dit alles in nauwe samenwerking met onder meer gemeenten, drinkwaterbedrijven en sectororganisaties.

Wegen

Veilige, doelmatig onderhouden wegen dragen bij aan een betrouwbaar netwerk binnen de regio Midden-Holland. Door intensieve samenwerking met gemeenten verminderen de kosten van het beheer en onderhoud. Bij werkzaamheden houdt het hoogheemraadschap rekening met de belangen van omwonenden, weggebruikers en medeoverheden. We streven ernaar de wegentaak tijdens de komende planperiode over te dragen aan de gemeenten.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 5.9) wordt omgegaan.

2.2 Gemeentelijk/lokaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030

In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.

De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:

  • integrale visievorming voor de lange termijn;
  • bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig);
  • toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerking in sectoraal beleid, gebiedsgerichte visies en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
  • basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen en verhalen van kosten.


Het plangebied is gelegen in Park Triangel, dat in de Structuurvisie is aangeduid als nieuw woongebied.

2.2.2 Woonvisie Waddinxveen 2012-2017

De Woonvisie schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:

  • voorzien in de woningbehoefte van doelgroepen;
  • inzet op de kwaliteit van woning en woonomgeving.


In de Woonvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van Park Triangel.

2.2.3 Mobiliteitsplan 2013-2020

Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden. Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de in oktober 2012 vastgestelde “Structuurvisie Waddinxveen 2030”. In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.

In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Park Triangel.

2.2.4 Waterplan Boskoop en Waddinxveen

Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.

Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:

  • een veilig en robuust watersysteem;
  • het voorkomen van wateroverlast en watertekort;
  • een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem;
  • het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie;
  • het optimaliseren van beheer en onderhoud;
  • het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 5.9) wordt omgegaan.

2.2.5 Masterplan Triangel/ IOP

In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen opgesteld, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's waaronder het IOP.

In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1. het Stedenbouwkundig Plan met het bijbehorende functionele programma;
  • 2. het Kwaliteitsinstrumentarium, de beschrijving van de te bereiken product- en proces kwaliteit;
  • 3. het Bestemmingsplan Triangel als het vigerende juridisch planologisch kader;
  • 4. de Grondexploitatie van de door de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling op te richten GEM;
  • 5. de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling, waarin partijen hun afspraken over de samenwerking bij de ontwikkeling van Park Triangel hebben vastgelegd.
2.2.6 Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen

Gemeentelijk archeologiebeleid (14 november 2012) dient te voldoen aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:

  • archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud van het bodemarchief onderdeel wordt van het planologische besluitvormingsproces;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen en zijn hiervoor operationeel verantwoordelijk.

Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:

  • de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Waddinxveen;
  • de archeologische beleidskaart gemeente Waddinxveen;
  • de geomorfologische kaart;
  • de cultuurhistorische kaart;
  • de archeologische inventarisatiekaart;
  • een toelichting (verantwoording) op de archeologische waarden en verwachtingenkaart en de beleidskaart;
  • een beleidsnota.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers. De bronnen en de argumentatie op basis waarvan de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart tot stand zijn gekomen zijn vermeld in de 'Toelichting op de archeologische beleidskaart Waddinxveen' (separaat document). De beleidsnota geeft inzicht in de beleidsmatige, juridische en financiële aspecten. Het geeft een overzicht van de vrijstellingsgrenzen die Hazenberg Archeologie adviseert, welke taken er uit het vastgestelde beleid (kunnen) voortvloeien, welke mogelijkheid de gemeente heeft archeologiekosten te verrekenen, bijvoorbeeld via een aanpassing van de legesverordening, en welke planregels de gemeente kan opnemen in haar nieuwe bestemmingsplannen.

De essentie van het archeologiebeleid van de gemeente Waddinxveen bestaat uit het 'archeologieproof' maken van nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Daartoe bevat dit plan voorbeelden van archeologische planregels. De archeologische beleidskaart kan gebruikt worden om de dubbelbestemming 'archeologie' in de verbeelding van de nieuw op te stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen op te nemen. In paragraaf 5.1 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

2.2.7 Beleidsnota externe veiligheid

De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:

  • woongebieden worden zo veilig mogelijk ingericht;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven in woongebieden is niet toegestaan;
  • binnen het 100% letaliteitsgebied van risicobronnen zijn nieuwe bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen niet toegestaan;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven op bedrijventerrein Coenecoop is uitsluitend toegestaan onder strikte voorwaarden;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven is toegestaan op Distripark Doelwijk en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein A12 Noord;
  • nieuwe woon- en verblijfsgebouwen worden standaard uitgevoerd met afschakelbare ventilatie;
  • routering gevaarlijke stoffen;
  • aardgasleidingen.


Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.1) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities.

Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Algemeen

Uitgangspunt voor de hele wijk, is een wijk met een duidelijk herkenbaar beeldmerk. De reden voor het hanteren van een duidelijk beeldmerk is dat dit een identiteitsdrager is voor de gehele wijk en dat hiermee een samenhang op wijkniveau ontstaat.

Een beeldmerk wordt vertaald naar een aantal hoofdregels die gelden voor alle buurten in de wijk. Per buurt kan een verbijzondering of aanvulling krijgen waardoor binnen de totale kwaliteit een identiteit per buurt ontstaat. De beeldkwaliteit wordt per deelplan vastgesteld door de gemeenteraad en zal dienen als toetsingskader van het Q-team. Het gaat om een geheel met daarbinnen ruimte voor nuances. De wijk kenmerkt zich door een vormgegeven openbare ruimte en stedenbouw tot een compositorisch geheel.

Het landschap is een drager voor het planontwerp voor de wijk Park Triangel. Oriëntatie, herkenning en identiteit zijn belangrijke uitgangspunten. Verschillende buurten rondom een centraal park waarin de voorzieningen liggen, dat is in essentie het voorstel voor Park Triangel.

De buurten verschillen in afmetingen, maar passen allen qua maat goed in de stedenbouwkundige opbouw van Waddinxveen en Park Triangel in het bijzonder.

De hoofdplanstructuur bestaat uit royale bomenlanen die alle buurten met elkaar verbinden. De lanen vormen de hoofdinfrastructuur van het plan. Dit maakt dat er een goede oriëntatie in het plan is. De rechtlijnigheid van de polder is voor een deel terug te vinden in de verkaveling van de buurten, met zijn rechte buurtstraten. De straten zijn niet lang, zodat een dorps karakter ontstaat. In het plan is ingezet op een goede en gevarieerde parkeeroplossing, parkeren in parkeerpockets omgeven door hagen, afgewisseld met parkeren op verschillende manieren in de straat. In de straten wordt bij voorkeur langsparkeren toegepast en geen haaks parkeren. Het buurtgroen wordt gethematiseerd per buurt. Vanuit de woning kunnen kinderen de speelplek altijd op een veilige manier bereiken binnen een beperkte loopafstand.

Op basis van de onderdelen Stedenbouwkundig Plan en Kwaliteitsinstrumentarium, heeft CV Park Triangel een studie gedaan naar de inpassing van de bestaande linten Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg. Deze 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' is vastgesteld op 5 januari 2011 en als bijlage bij deze uitwerking gevoegd. De woningen die langs de Tweede Bloksweg liggen dienen te voldoen aan de de uitgangspunten zoals genoemd in de visie.

De woningen die achter de eerste-lijnsbebouwing liggen vallen onder het kwaliteitsinstrumentarium zoals genoemd in het 'Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel.

3.1 Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg

3.1.1 Huidige situatie

Wegprofielen
De Tweede Bloksweg ligt parallel aan de Beijerincklaan. De wegen worden gescheiden door een brede groenstrook. De Tweede Bloksweg wordt gebruikt als ontsluitingsweg voor de woningen aan de Tweede Bloksweg en de Tuinbouwweg. De Beijerincklaan is een provinciale weg en is een onderdeel van de verbinding van de kern van Waddinxveen op de Rijksweg.
Aan beide zijden van de weg zijn sloten aanwezig. De sloten fungeren mede als erfscheidingen. De woningen aan de Tweede Bloksweg zijn bereikbaar door middel van bruggen en duikers.

Bebouwing
De bestaande bebouwing is gedocumenteerd en onderverdeeld in verschillende typologieën. Deze typologieën zijn;

  • één bouwlaag met zadelkap;
  • één bouwlaag met dwarskap;
  • één bouwlaag met mengvorm kap;
  • twee bouwlagen met zadelkap;
  • één bouwlaag bungalow;
  • één bouwlaag schuur met zadelkap.

Langs de Tweede Bloksweg komen voornamelijk drie hoofdtypologieën voor, te weten één bouwlaag met zadelkap, één bouwlaag met mengvorm kap en de schuur met zadelkap.

Rooilijnen
Langs de Tweede Bloksweg liggen de woningen langs een rooilijn van ongeveer 10 tot 11 meter. Voor de woning ligt de tuin en een sloot. De woningen zijn vanaf de weg goed zichtbaar. De langwerpige schuren liggen op 12 - 15 meter vanaf de voorzijde van de kavel. Wanneer sprake is van een erf dan liggen de schuren op 20 meter vanaf de kavelgrens.

Groen
In het openbare groen is geen duidelijke groenstructuur aanwezig. De Tweede Bloksweg heeft af en toe beplanting in berm, tussen de Tweede Bloksweg en de Beijerincklaan.
Bij de Tweede Bloksweg is er een open karakter doordat de percelen gescheiden worden door sloten.

3.1.2 Visie

De visie benoemt enkele concrete spelregels waaraan de toekomstige bebouwing moet voldoen. Deze spelregels zijn voor zover mogelijk in de planregels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan verwerkt. Overige eisen zullen door welstand worden toegepast bij hun advisering omtrent omgevingsvergunningen.

Tweede Bloksweg
Vanaf de Tweede Bloksweg zijn meerdere plekken waar er vanaf de weg zicht is op het achterliggende land. Deze zichtlijnen worden in Park Triangel behouden en tevens gaan ze fungeren als auto-ontsluitingswegen voor de bewoners van de Tweede Bloksweg.
Om de kleinschaligheid te bewaren zijn alleen grondgebonden eengezins- of twee-onder-één-kapwoningen toegestaan. Deze woningen komen langs de eerste rooilijn, liggend 10 tot 11 meter vanaf de voorperceelsgrens.

Andere spelregels voor de nieuwe woningen aan de Tweede Bloksweg zijn:

  • de woningen bestaan uit één bouwlaag met kap;
  • bijgebouwen liggen terug ten opzichte van het hoofdgebouw. Bijgebouwen zijn toegestaan vanaf 5 meter van de voorgevellijn;
  • bij nieuwe ontwikkelingen heeft de woning (exclusief bijgebouwen) een volume van maximaal 750 m3;
  • maximale breedte van een bouwblok is 11-14 meter als sprake is van een zadelkap (de gootlijn evenwijdig aan de straat) en 7-10 meter als een dwarskap wordt toegepast;
  • de maximale breedte voor de duiker of brug is 6 meter. Bij twee-onder-een kapwoning wordt een gecombineerde duiker of brug voor beide woningen toegepast;
  • de ontsluiting van gebouwen vindt in principe plaats vanaf de Tweede Bloksweg;
  • woningen hebben een voorzijde aan de Tweede Bloksweg en indien van toepassing naar de hoofdinfrastructuur;
  • achterzijden van woningen en achtertuinen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
  • de afstand tussen de woningen is divers. Er worden verschillende kapvormen toegepast, zodat het huidige gevarieerde beeld langs de Tweede Bloksweg behouden blijft;
  • verdraaiing van woningen wordt langs de Tweede Bloksweg niet toegepast;
  • de materialisering van de bebouwing moet aansluiten bij de bestaande bebouwing langs de linten met dien verstande dat er geen geelbruine of witte baksteen mag worden toegepast. Bij voorkeur wordt een roodbruine baksteen toegepast en antracietkleurige pannen of leien;
  • grote, beeldbepalende bomen dienen zo veel mogelijk behouden te blijven;
  • langs de Tweede Bloksweg wordt geen erfafscheiding toegepast, de sloot is de erfafscheiding.


De meeste van de bovengenoemde spelregels zijn vertaald in de planregels behorende bij de woonbestemming. Een beperkt deel van de eisen heeft betrekking op aspecten van beeldkwaliteit, zoals de zichtbaarheid van de openbare ruimte, het materiaalgebruik en (het ontbreken van) erfafscheidingen langs de Tweede Bloksweg. Dit deel van de spelregels is onderdeel van het kwaliteitsinsturmentarium (zie volgende paragraaf).

3.1.3 Kwaliteitsinstrumentarium / beeldkwaliteit

De regels voor beeldkwaliteit uit het Kwaliteitsinstrumentarium van het IOP zijn van toepassing op ontwikkelingen aan de linten. De regels uit het Kwaliteitsinstrumentarium worden uitgewerkt in een beeldkwaliteitplan voor het gehele gebied, waarbinnen de ontwikkeling van Park Triangel zal komen. Deze zal als addendum op de Welstandsnota worden vastgesteld. De regels voor de linten zijn reeds beschreven in de spelregels uit de Visie (zie paragraaf 3.1.2).
De spelregels uit de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' die betrekking hebben op de beoogde beeldkwaliteit zullen eveneens als Addendum op de Welstandsnota worden vastgesteld.
Het 'Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel' is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

3.1.4 Bestemmingsplan Tweede Bloksweg 42/42a

Perceel Tweede Bloksweg
In het bestemmingsplan Triangel is ruimte geboden voor extra ontwikkelingsmogelijkheden aan onder meer de Tweede Bloksweg. De bewoner van de Tweede Bloksweg 42 wil deze ontwikkelingsmogelijkheden benutten en heeft een bouwplan ingediend.

Dit bouwplan is beoordeeld en er is geconcludeerd dat deze past binnen de uitgangspunten van het Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel en de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg'. Vervolgens is er een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarna is overgegaan tot het opstellen van onderliggend bestemmingsplan.

Op de noordzijde van het plangebied worden maximaal 7 nieuwe woningen gerealiseerd. Daarnaast blijft één bestaande woning behouden. De overige bestaande gebouwen in het plangebied zullen worden gesloopt. De eerder genoemde spelregels zijn in dit bestemmingsplan voor zover mogelijk vertaald in een planologisch- juridische regeling.

Aangezien op het perceel momenteel grotendeels de bedrijfsbestemming geldt, zal een nieuw bestemmingsplan moeten worden opgesteld. Woningen direct grenzend aan de Tweede Bloksweg zullen qua bestemmingsplansystematiek aansluiten bij het eerder opgestelde uitwerkingsplan Linten I. Het overige terrein is flexibel in te delen waarbij aangesloten zal worden bij het uitwerkingsplan Triangel Plan 2. Op dit terrein mogen maximaal 8 woningen aanwezig zijn. De maximale footprint voor de nieuwe woningen is 550 m2 en als eis geldt dat iedere woning per auto bereikbaar moet zijn.

Perceel Park Triangel
Op het deel van het plangebied dat in eigendom zal zijn van de gemeente worden maximaal 15 woningen gebouwd. Dit deel wordt flexibeler bestemd, in lijn met Linten plan 2. Op de verbeelding is vastgelegd dat aan de noordzijde van dit perceel, achter de eerstelijns bebouwing langs de Tweede Bloksweg, geen gestapelde bouw is toegestaan. Verder zal het gebied nog nader ingevuld moeten worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige situatie

Momenteel is de noordoostzijde van het plangebied in eigendom van een bedrijf (zie paragraaf 1.2). Het gaat om Wijsman Hoveniers, gericht op het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen en plantsoenen. Op het plangebied staat langs de Tweede Bloksweg een woning, waarin zowel het bedrijf als de bedrijfswoning van Wijsman Hoveniers zijn gevestigd. Verder zijn aan deze zijde van het plangebied enkele bedrijfspanden en schuren gelegen die binnenkort zullen worden gesloopt.

Ten zuidwesten van deze panden ligt een braakliggend terrein. Dit terrein heeft een uit te werken woonbestemming. In onderstaande afbeelding is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0004.jpg" Afbeelding - Ligging plangebied

4.2 Toekomstige situatie

Momenteel is een hoveniersbedrijf aanwezig op perceel Tweede Bloksweg 42 met de bestemming bedrijfsdoeleinden. Binnen die bestemming is geen woningbouw mogelijk. Om van het plangebied planologisch één geheel te maken, de bedrijfsmatige functie geen hinder te laten geven op de omliggende woonwijk én/óf de woningen geen bedrijfsmatige beperkingen te laten geven op het bedrijf is wonen hier wenselijk. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied neemt immers toe doordat het gebied een geheel wordt met het uit te werken woongebied. Daarvoor moet een nieuw bestemmingsplan worden gemaakt, waarmee op zowel het perceel Tweede Bloksweg en perceel Park Triangel verschillende ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Perceel Tweede Bloksweg
Aan de noordzijde van het perceel wordt beoogd om maximaal 7 grondgebonden woningen en één bestaande woning juridisch-planologisch mogelijk te maken. Het betreft vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen in de prijsklasse duur. Het bestemmingsplan zal aan de zijde van de Tweede Bloksweg qua plansystematiek en regelingen aansluiten bij het uitwerkingsplan Triangel Linten I. Hiermee is onder meer geborgd dat deze woningen op een rooilijn van ongeveer 10 tot 11 meter liggen (zie hoofdstuk 3).

De woningen op dit perceel dienen allemaal ontsloten te zijn via een weg. De footprint voor de nieuw te bouwen woningen zal gezamenlijk maximaal 550 m2 bedragen.

Perceel Park Triangel
Op het achterste gedeelte van het perceel worden maximaal 15 woningen van een juridisch-planologisch kader voorzien. De GEM Triangel beoogt hier op termijn 5 tot 15 woningen te realiseren. Op dit deel van het plangebied kunnen appartementen of (brede) rijenwoningen in de prijsklasse middelduur gebouwd worden. Het deel aan de achterzijde zal qua plansystematiek en regelingen aansluiten bij het uitwerkingsplan Plan 2.

Hoofdstuk 5 Milieu

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor het plangebied Park Triangel is in 2008 al een bestemmingsplan vastgesteld. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn destijds al meerdere haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn in dit bestemmingsplan achterwege gelaten aangezien de haalbaarheid reeds is aangetoond. Waar nodig zijn in het voorliggende bestemmingsplan de resultaten van aanvullend onderzoek beschreven of zijn de belangrijkste conclusies herhaald.
Door de Milieudienst is een milieukundig advies opgesteld. Het Milieukundig advies 'Bestemmingsplan Tweede Bloksweg 42 en 42a' (Milieudienst Midden-Holland, nr. 201123263, d.d. 5 december 2011) is als bijlage 3 bijgevoegd.
In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

Het concept bestemmingsplan is beoordeeld door de Omgevingsdienst. Hun reactie is gegeven in bijlage 4. Het bestemmingsplan is aangepast conform de aanbevelingen van de Omgevingsdienst.

5.1 Archeologie

5.1.1 Wettelijk kader

De Monumentenwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Monumentenwet behelzen onder andere het integreren van archeologie in de besluiten op het gebied van de ruimtelijke ordening, zoals de omgevingsvergunning. De Monumentenwet legt ook een koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Monumentenwet).

De Monumentenwet verplicht (bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning) rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De bescherming is verankerd door middel van regels in het bestemmingsplan. Het kan ook verankerd worden in de omgevingsvergunning voor bodem verstorende activiteiten. Deze bescherming is vastgelegd door het opnemen van een dubbelbestemming “archeologie” waarin beperkingen aan een omgevingsvergunning worden gesteld. Deze beperkingen kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Er kunnen ook aanvullende voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Een uiterste maatregel kan zijn; de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Waddinxveen heeft archeologiebeleid genaamd: “Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen november 2012”. Aan de hand van het archeologiebeleid is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard. Wanneer een archeologisch onderzoek wel verplicht is, kan een archeologisch onderzoek voldoende onderbouwing geven dat er geen archeologische waarden worden geschaad.

Volgens de erfgoedverordening van 14 oktober 2015, is het vastgestelde beleid niet van toepassing wanneer voor gebieden (binnen een vigerend bestemmingsplan) al regels voor archeologie zijn opgenomen. In deze gevallen dienen de regels van het bestemmingplan gevolgd te worden

5.1.2 Onderzoek en resultaten

Door middel van bureau-onderzoek is onderzocht of er als gevolg van het bestemmingplan eventuele archeologische waarden in het geding kunnen zijn. Hiervoor zijn de vastgestelde gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart van de gemeente Waddinxveen en relevante archeologische onderzoeken geraadpleegd.

Het plangebied overlapt met twee zones een archeologische verwachting (zie onderstaande): conform de gemeentelijke verwachtings- en beleidskaart.

  • een hoge archeologische verwachtingswaarde (WA2): deze zone betreft een oud bewoningslint waar archeologische resten aanwezig kunnen zijn, die teruggaan tot de vroege ontginning van Waddinxveen. Volgens het beleid is een onderzoek nodig bij plangebieden groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
  • een middelhoge verwachting (WA3): hier bevinden zich de afzettingen van een oude rivierloop in de ondergrond waarop archeologische resten uit de prehistorie kunnen voorkomen. Volgens het beleid is een onderzoek nodig bij plangebieden groter dan 1000 m² en ingrepen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0005.jpg"

Afbeelding - Uitsnede van de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Waddinxveen. (Het plangebied is in blauw weergegeven). De hoge verwachting “water” en de “bekende vindplaatsen” komen in het plangebied niet voor. Het blauw geeft dus alleen het plangebied weer en geen verwachtingswaarden uit het archeologiebeleid (Bron: Milieukundig advies 'Bestemmingsplan Tweede Bloksweg 42 en 42a' ).

In het kader van het bestemmingsplan “Triangel” is al onderzoek uitgevoerd door middel van bureauonderzoek en een uitgbreid veld- en booronderzoek.

Het onderzoek is in opdracht van de gemeente Waddinxveen uitgevoerd in 2004. Dit was een grootschalig inventariserend archeologisch onderzoek (bureauonderzoek en grondboringen). Tijdens dit onderzoek zijn meer dan 140 boringen gezet. Er zijn hierbij geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten en de afzettingen met een hoge archeologische verwachting dieper dan 2,8 m onder het maaiveld (bron: Plangebied Waddinxveen Triangel; een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP-rapport 1031, 2004) .
Het plangebied is, als onderdeel van het grote archeologisch onderozek, in voldoende mate onderzocht. De aanwezigheid van archeologische resten kan voor het plangebied niet worden uitgesloten. Mocht bij de uitvoering van graafwerkzaamheden blijken dat er toch archeologische resten aanwezig zijn, dan dient het werk stilgelegd te worden en het bevoegd gezag gewaarschuwd te worden.

5.1.3 Conclusie

De archeologie staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Wettelijk kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Te gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De brochure Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen. Voor elke groep is vervolgens een bijbehorende aanpak vast te stellen. Deze drie groepen zijn hieronder weergegeven.

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In alle gevallen dient tenminste aan de Wet milieubeheer te worden voldaan.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, gelegen in de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kunnen de opgenomen richtafstanden met één stap verkleind worden, waardoor er meer ruimte ontstaat voor bedrijven. Dit omgevingstype zal dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

5.2.2 Onderzoek en resultaten

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst Midden-Holland is geïnventariseerd welke bedrijven in de nabijheid van het plangebied zijn gevestigd of zijn geprojecteerd via een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan Tweede Bloksweg 42 en 42a maakt geen bedrijven mogelijk.

Voor de bedrijven buiten het plangebied zijn de richtafstanden bepaald op basis van de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering van de VNG 2009. Vervolgens is geïnventariseerd waar mogelijk hindersituaties kunnen optreden of belangen worden geschaad.

Resultaten

Het gebied is aan te merken als "gemengd gebied". Er bevinden zich enkele bedrijven in de omgeving en enkele woningen. Er is sprake van een beperkte mate van functiemenging. Het gebied is momenteel nog aan te merken als een lintgebied in het buitengebied met overwegend agrarische- en andere bedrijvigheid. Het is gelegen aan een hoofdverkeersroute. De verwachting is dat in de toekomst het gebiedstype zal veranderen in "rustige woonwijk". De verwachting is dat de nog aanwezig bedrijven zullen verdwijnen en dat het plangebied geheel binnen de woonwijk Triangel komt te liggen.Het bestemmingsplan maakt geen milieubelastende activiteiten mogelijk die hinderlijk kunnen zijn voor de bestaande of geprojecteerde omliggende woningen. De bedrijvigheid buiten het plangebied is beschouwd in de onderstaande tabel.

Naam   Type   Adres   Sbi   Cat VNG   Meters conform VNG   Gemeten afstand tot plangebied  
Eneco   Gasdruk regel en meetstation   Tweede Bloksweg 38   35   1   10   50  
R.W. van den Brink   Opslag propaan   Tweede Bloksweg 44   1   2   30   140  
J.W. Kooistra   Landbouwbedrijf   Tweede Bloksweg 48   001   2   30   419  
J. Ouddijk   Propaan   Tweede Bloksweg 48   1   2   30   419  
Wagro   Groencomposteering   Tweede Bloksweg 54b   382   4.1   200   981  
Afvalbrengstation gemeente Waddinxveen   Afvalbrengstation   Zuidelijke Rondweg 250   381   3.1   50   280  
P. Molenaar en Zn.V.O.F.   Teelt van overige en eenjarige gewassen   Tweede Bloksweg 50   012   2   30   708  
J. Hoogerbrugge   Oplsag propaan   Tweede Bloksweg 52a   1   2   30   789  
Hoogheemraadschap van Schieland   Polder gemaal   Tweede Bloksweg ong.   ?   ?   geen afstand   3,5  
Boomkwekerij de Molenaar   Boomkwekerijen   Tweede Bloksweg 52   013   2   30   786  
VIS   Gasflessen vuldepot   Tweede Bloksweg 54   12   3.2   100   957  

Uit de tabel blijkt dat geen van de aanwezige bedrijven in de omgeving dichter op de woningen ligt dan de richtafstanden conform VNG bedrijven en milieuzonering 2009. Wel zal ten aanzien van het nabijliggend egemaal onderzocht moeten worden in hoeverre deze een belemmering kan vormen voor de toekomstige woningen.

Akoestisch onderzoek Gemaal 2e Bloksweg te Waddinxveen, d.d. 30 mei 2016

Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen zijn er geluidsmetingen uitgevoerd aan het gemaal aan de 2e Bloksweg te Waddinxveen (zie voor volledig onderzoek bijlage 5). De metingen zijn uitgevoerd om de bronsterkte te bepalen van het gemaal tijdens een representatieve bedrijfssituatie. Aan de hand van de bepaalde bronsterkte is de geluidsbelasting ten gevolge van het gemaal inzichtelijk gemaakt binnen het plan de Triangel en de Wijsmanlocatie te Waddinxveen. Navolgende figuur geeft een overzicht van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0006.jpg"

Figuur: Overzicht situatie

Wettelijk kader

De inrichting valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer (kortweg Activiteitenbesluit genoemd). Op deze inrichting zijn onder meer onderstaande voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing:

Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximale geluidsniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

  • a. de niveaus op de in tabel 2.17 genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
    Tabel 2.17   07.00-19.00   19.00-23.00   23.00-07.00  
    LAr,LT, op de gevel van gevoelige gebouwen   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
    LAr,LT, in in- of aanpandige gevoelige gebouwen   35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)  
    LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
    LAmax in in- of aanpandige gevoelige gebouwen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  
  • b. de in de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveau (LAmax) niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
  • c. de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidmetingen;
  • d. de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
  • e. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten; en
  • f. de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.


Resultaten geluidsmetingen

Op dinsdag 1 december 2015 zijn er geluidsmetingen verricht aan het gemaal aan de 2e Bloksweg tijdens de representatieve bedrijfssituatie (RBS). De RBS betreft de situatie waarbij het gemaal, meer dan 12 keer per jaar, maximaal in bedrijf is. De meetresultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel: Overzicht resultaten metingen en uitwerking van de metingen

Bron   Lp in dB(A)   LW in dB(A)   Opmerking  
Water inlaatzijde gemaal 1)   58,3   93,4   watergeluid  
Water uitlaatzijde gemaal 1)   73,8   96,8   watergeluid  

1) In de modellering is voor beide zijden twee bronnen ingevoerd. De bronsterkte is verdeeld over deze twee bronnen.

Berekeningsresultaten

De berekeningen zijn uitgevoerd ter plaatse van de bestaande woningen aan de hand van beoordelingspunten. Hierbij zijn twee verschillende berekeningshoogten aangehouden te weten 1,5 meter en 5 meter ten opzichte van het lokale maaiveld. Voor de berekening van de geluidsbelasting binnen Triangel en de Wijsmanlocatie is gebruik gemaakt van een raster op een hoogte van 5 meter t.o.v. het maaiveld.

Uit de berekening blijkt dat ter plaatse van de bestaande woningen de norm van 40 dB(A) in de nachtperiode met ten hoogste 3 dB wordt overschreden. Verder blijkt dat:

  • Binnen de ontwikkellocatie Triangel de normstelling van 40 dB(A) niet wordt overschreden;
  • Binnen de ontwikkellocatie Wijsman wordt de normstelling 3 tot 10 dB overschreden.


Opgemerkt wordt dat het geluid afkomstig van het gemaal kan worden omschreven als vallend water waardoor dit als minder hinderlijk wordt ervaren ten opzichte van wegverkeerslawaai of industrielawaai. Dit in combinatie met de beperkte tijd dat de beide vijzels in bedrijf zijn (11 % van de tijd), worden de berekende geluidsniveau acceptabel geacht.

In onderstaande figuur is een overzicht gegeven van referentieniveau van het omgevingsgeluid, geprojecteerd (in blauwe lijnen) op de berekende contouren als gevolg van het gemaal. Het referentieniveau van het omgevingsgeluid is bepaald overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (en de IL-HR-15-01) en is bepaald aan de hand van het equivalente geluidsniveau ten gevolge van alle wegen in de directe omgeving minus 10 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0007.jpg" Referentieniveau van het omgevingsgeluid geprojecteerd op de contouren van het gemaal

Uit de figuur blijkt dat referentieniveau van het omgevingsgeluid het mogelijk maakt om via maatwerk ter plaatse van de bestaande woning zondermeer hogere normstelling op te nemen voor het gemaal.

Tevens blijkt dat de hoogste geluidsniveaus ten gevolge van het gemaal (noordwestzijde van Wijsmanlocatie) 4 dB uitkomen boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Gezien de aard van het geluid afkomstig van het gemaal (vallend water) is deze overschrijding acceptabel en wordt het mogelijk geacht om dit in een maatwerk besluit te regelen.

Zoals uit de berekeningsresultaten blijkt komen de geluidsniveaus binnen de ontwikkellocatie Wijsman uit boven de normstelling uit het Activiteitenbesluit. Op het moment dat duidelijk is waar de nieuwe woningen binnen de Wijsmanlocatie worden gesitueerd dienen de zogenaamde maatwerkvoorschriften 'geluid' worden opgesteld.
Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het gemaal in de RBS niet voldoet aan de normstelling uit het Activiteiten besluit. Ter plaatse van de bestaande woning (Tweede Bloksweg 42) wordt de normstelling in de nachtperiode met 3 dB overschreden maar biedt het referentieniveau van het omgevingsgeluid mogelijkheden om ruimere normstelling op te nemen in een zogenaamd maatwerkvoorschrift geluid. Tijdens de metingen is geconstateerd dat het betreffende geluid alleen stromend water betreft en de machines niet waarneembaar zijn waardoor de geluidsniveaus al minder hinderlijk zullen worden ervaren.

Binnen de ontwikkellocatie Wijsman wordt het referentieniveau van het omgevingsgeluid met ten hoogste 4 dB overschreden. Gezien de aard van het geluid (vallend water) en de beperkte bedrijfstijd is deze overschrijdingen acceptabel en wordt het mogelijk geacht om maatwerkvoorschriften geluid op te stellen.

Binnen de ontwikkellocatie Triangel wordt de normstelling niet overschreden.

Akoestisch onderzoek Gemaal 2e Bloksweg te Waddinxveen, d.d. 19 september 2016

Uit het akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland "Gemaal 2e Bloksweg te Waddinxveen" d.d. 30 mei 2016 ref. 2016091936 blijkt dat het gemaal in de huidige situatie niet kan voldoen aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Om in de directe omgeving van het gemaal woningbouwontwikkeling mogelijk te maken is het zaak om de geluidssituatie rondom het gemaal te regelen via maatwerk. Het maatwerk wordt opgesteld om het gemaal nu en in de toekomst zonder (akoestische) belemmeringen in bedrijf te kunnen houden. Derhalve is maatwerk opgesteld ter plaatse van de bestaande woningen en op de randen van mogelijke bouwvlakken.

Het onderzoek dat hiervoor is gedaan is bijgevoegd in bijlage 6. Voor de berekeningen en rekenmethode wordt verwezen naar het onderzoek. In onderstaande zijn de conclusies weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0008.png"

Afbeelding: Berekeningsresultaten Letmaal in dB(A)

Uit bovenstaande afbeelding lijkt dat ter plaatse van de bestaande woningen de norm van 50 dB(A) (etmaalwaarde) ter plaatse van de woning Tweede Bloksweg 42 met 2 dB wordt overschreden. Ter plaatse van de overige bestaande woningen wordt de normstelling niet overschreden. Voor deze woning kan een maatwerkvoorschrift opgelegd worden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 52 dB(A).

Tevens blijkt uit de afbeelding dat ter plaatse van het meest zuidelijke bouwvlak de hoogste geluidsbelasting op zal treden.


Maatregelen

In overleg met het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard is gezocht naar de mogelijkheid om de geluidsemissie als gevolg van het gemaal te beperken. Uit dit overleg is gebleken dat maatregelen aan een vijzelgemaal alleen uit te voeren zijn in de vorm van het plaatsen van geluidsschermen. Maatregelen aan de bron zijn door het type gemaal (vijzel) niet mogelijk zonder de werking van het gemaal te belemmeren. De beste maatregel zou zijn het volledig vervangen van het gemaal door een ander type gemaal. Dit stuit op bezwaren van financiële aard.

Het plaatsen van geluidsschermen zal de geluidsbelasting voldoende reduceren om woningbouw binnen alle bouwvlakken mogelijk te maken. Het geluidsscherm dient over een lengte van 32 meter en een hoogte van minimaal 4 meter te hebben (kosten circa € 64.000,-. Een dergelijk hoog scherm past niet in de omgeving en stuit hierbij op bezwaren van landschappelijke aard.

Mogelijkheden voor maatwerk

Artikel 2.20 lid 2 en 4 uit het Activiteitenbesluit geven het bevoegd gezag de mogelijkheid om af te wijken van de geluidsvoorschriften in artikel 2.17 van het Besluit voor zowel de mate als de locatie waar de norm geldt. Voorwaarde is wel dat de binnenwaarde van 35 dB(A) (etmaal) niet wordt overschreden.

Voor de mogelijkheid om af te wijken van de standaard normstelling uit het Activiteitenbesluit is gebruik gemaakt van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.
Overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening kan voor een deel van de woningen binnen het bouwvlak een normstelling van 55 dB(A) gehanteerd worden en is binnen een deel van het bouwvlak woningbouw niet mogelijk omdat de geluidsbelasting hoger is dan de grenswaarde van 55 dB(A). In navolgende figuur is een overzicht gegeven van het betreffende bouwvlak met den (on)mogelijkheden (rood = geen woningbouw, groen = wel woningbouw mogelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0009.jpg"

Afbeelding: (on)mogelijkheden meest zuidelijke bouwvlak

Het is niet mogelijk om binnen alle bouwvlakken in de directe omgeving van het vijzelgemaal woningbouw mogelijk te maken. Voor de woningen in het meest zuidelijke bouwvlak kan een maatwerkvoorschrift opgelegd worden van 55 dB(A) waarbij voor een deel van het bouwvlak woningbouw is uitgesloten.

Met uitzondering van het met rood aangegeven vlak geldt voor de rest van het plangebied dat het gemaal geen invloed heeft op het woon- en leefklimaat. Dit is het gevolg van het feit dat de Beijerincklaan als grootste bron hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat. Het woon- en leefklimaat is passend binnen dit deel van Waddinxveen en wordt aanvaard.

Onderzoek Wagro

Met betrekking tot groencompeerderij Wagro is aanvullend onderzocht tot hoever de geurcontouren reiken. In de richtlijn van de VNG eindigd men met een afstand van 200 meter voor geforceerde beluchting met een verwerkingscapaciteit van > 20.000 ton per jaar. Wagro produceert 50.000 ton per jaar. De geurcontour zou dus verder kunnen liggen dan de 200 meter. Om dit te achterhalen is de milieuvergunning van Wagro beschouwd. In de vergunning zijn de normen uit de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR) opgenomen. In de NeR zijn voor diverse bedrijfstakken “bijzondere regelingen” opgenomen. In deze “bijzondere regeling” g2 (compostering van groenafval) staat beschreven hoe de geuremissie- en immissiesituatie voor bedrijven uit deze branche moet worden vastgesteld. De “bijzondere regeling” geeft de volgende toetsingswaarden (maat voor de geurbelasting ter plaatse van woningen):

Toetsingswaarden geur

Grenswaarden, uitgedrukt als immissie in ouE/m3  
Percentielwaarden   verspreid liggende woningen   aaneengesloten woonbebouwing  
98 - percentielwaarde   4,5   1,5  
99,5- percentielwaarde   9   3  
99,9 - percentielwaarde   18   6  

In de Wabo vergunning milieu voor Wagro van 8 oktober 2015 zijn bovenstaande toetswaarden (normen) opgenomen in de voorschriften. Er is bij deze vergunning een geuronderzoek uitgevoerd. Uit het geuronderzoek met kenmerk WAGR13A3, uitgevoerd door PRA Odournet bv. blijkt dat voor alle percentielwaarden wordt voldaan aan de normen voor de aangeengesloten woonbebouwing.

5.3 Bodem

5.3.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren
    Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
  • Saneren
    Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend te worden bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en het verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).
5.3.2 Onderzoek en resultaten

Voor het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • Ondergrondse Tanks;
  • Voormalige bedrijven (HBB);
  • Huidige bedrijven;
  • Gedempte sloten (Bio-s);
  • Bodemonderzoekslocaties;
  • Grondverzet.


In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In de bijlagen van het milieuadvies is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.

Tanks
Uit het BIS blijkt dat er binnen het plangebied geen tanks bekend zijn.

Voormalige bedrijven
Uit het voormalige bedrijfsbestand (HBB) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied geen voormalige bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.

Huidige bedrijven
Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied diverse bedrijven zijn gevestigd. De huidige bedrijven vallen onder een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd.

Gedempte sloten
Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen gedempte sloten bekend zijn bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Bodemonderzoekslocaties
Uit het BIS blijkt dat overlappend met het plangebied twee bodemonderzoekslocaties aanwezig zijn. Voor één van deze onderzoeken is vervolgactie nodig, voor het andere onderzoek is dit niet nodig. Hieronder wordt alleen de onderzoekslocatie besproken waar nog een vervolgonderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0010.png" Tabel - Bodemonderzoekslocaties

De onderzoekslocaties die reeds voldoende zijn onderzocht zijn hierboven in de tabel niet beschreven. Dit betekent niet dat er ter plaatse van de locaties geen onderzoek meer nodig is. Wanneer een onderzoek ouder dan 5 jaar is verliest deze zijn geldigheid voor het bestemmingsplan. Bij ontwikkelingen dient ter plaatse van deze locaties in ieder geval een (aanvullend) historisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Ter plaatse van de Tweede Bloksweg 42 en 42A zijn de percelen E524, E477, E478 en E479 in zijn geheel nog niet onderzocht. Voor ruimtelijke ontwikkelingen dient in ieder geval een historisch onderzoek conform de NEN5725 te worden uitgevoerd.

Binnen het plangebied, op de grens tussen de percelen E787 en de percelen E478, E477, E479, E524, E762 bevinden zich ook watergangen die gedempt gaan worden welke nog niet onderzocht zijn. Deze zijn te vinden op de bodeminformatiekaart zoals toegevoegd als bijlage bij het milieuadvies.

Uit het onderzoek (dat eerder is uitgevoerd voor de tweede Bloksweg 42a, perceel E762) blijkt dat nog een aantal vervolgacties dient te worden uitgevoerd:

  • ter plaatse van Tweede Bloksweg 42a en Tweede Bloksweg 42 dient tenminste een (actualiserend) historisch onderzoek uitgevoerd te worden;
  • ter plaatse van de te dempen watergangen binnen het plangebied dient ten minste een waterbodemonderzoek conform NEN5720 te worden uitgevoerd.
5.3.3 Conclusie

Bodem staat de vasstelling van dit bestemmingsplan niet in de weg, mits de bovenstaande onderzoeken worden uitgevoerd voordat met de bouw wordt begonnen. Daarbij geldt dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor de functie wonen. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wettelijk ader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, etc.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

5.4.2 Onderzoek en resultaten

Het plangebied 'Tweede Bloksweg 42 en 42a' ligt binnen het grotere plangebied van het moederplan de 'Triangel'. Voor dit grotere plangebied 'Triangel' is een onderzoek naar de relevante EV risicobronnen uitgevoerd en een verantwoording van het groepsrisico opgesteld ('Verantwoording groepsrisico Triangel gemeente Waddinxveen', 23 december 2011 (herziening 8 juli 2014). Dit rapport is terug te vinden in de bijlage van het milieuadvies. Voor het plan Triangel Noordpunt is voor de Beijerincklaan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend (bureau AVIV, project 111997, 15 september 2011).

Park Triangel is ingedeeld in verschillende deelgebieden. Het plan Tweede Bloksweg 42, 42a is gelegen in deelgebied 3. Voor deelgebied 3 is in de verantwoording groepsrisico (van 2011) opgenomen dat binnen de zone van 80 meter van de Beijerincklaan het van belang is dat de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen wordt tegen gegaan. Uit het rapport van AVIV van 2011 blijkt dat er geen PR 10-6 contour ontstaat bij de Beijerincklaan. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Uit de berekeningen van het groeprisico (15 september 2011) blijkt dat het groepsrisico voor de toekomstige situatie ruim kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Het voorliggende plan (het omzetten van bedrijfsfunctie naar woonfunctie) zal het groepsrisico niet significant doen toenemen, gezien de beperkte omvang van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0011.png" Afbeelding - Zonering externe veiligheid Beijerincklaan t.o.v. plangebied

Er is advies ingewonnen bij de veiligheidsregio midden Holland. Het volledige advies is opgenomen in de bijlage van het milieuadvies.

In haar brief adviseert de veiligheidsregio het volgende:

  • Maatregelen treffen ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorziening.
  • Het uitsluiten van groepen met verminderd zelfredzame personen binnen het plangebied.
  • Woningen binnen het plangebied uitvoeren met uitschakelbare ventilatie.
  • De overschrijding van de opkomsttijd van de brandweer te verantwoorden.

De ontwikkelaar van het plan is bekend gemaakt met de brief van de veiligheidsregio. Binnen het plangebied zijn geen functies mogelijk voor verminderd zelfredzame personen. Het is bekend dat de opkomsttijd van de brandweer overschreden worden. Het is echter niet mogelijk om de opgave die bestaat voor Triangel waar dit onderdeel van is te realiseren op een locatie waar de opkomsttijden wel gehaald worden.

5.4.3 Conclusie

De externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.5 Flora en fauna

5.5.1 Wettelijk kader

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de wetten: de Flora- en Faunawet (F&fw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten:

Structuurvisie Zuid-Holland 2020; natuurbeheerplan 2015 en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013. De Nbw 1998 implementeert de Europese regelgeving vastgelegd in de Vogel- en Habitatrichtlijn. De meeste beschermde gebieden betreffen Natura 2000-gebieden.

Gebiedsbescherming

De Nbw 1998 bevat instrumenten om op basis van effectstudies activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden af te wijzen, dan wel toe te staan op basis van een melding of een vergunning. De wet schrijft onder voorwaarden voor dat een voortoets en/of een passende beoordeling voor het voornemen noodzakelijk is. De vergunningen omvatten allerlei voorwaarden om schade aan natuurwaarden te voorkomen en te compenseren.

Een nieuw wettelijk instrument is de op 1 juli 2015 ingevoerde Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De PAS levert de onderbouwing dat de natuurdoelen van Natura 2000-gebieden niet in gevaar komen als gevolg van een toename van stikstof.

Soortenbescherming

De F&fw regelt de soortsbescherming in Nederland. De wet is opgezet als een wet die alle schade aan soorten verbiedt, behalve als er dwingende redenen van belang zijn om hiervan af te kunnen wijken. In zo'n geval wordt een ontheffing van de verbodsartikelen verleend.

De wet geeft op basis van drie verschillende beschermingsregimes aan welke soorten met een ontheffingsplicht dan wel andere wettelijke instrumenten als ecologische werkprotocollen en goedgekeurde gedragscodes worden beschermd. De wet heeft in onderliggende besluiten tabellen met ingedeelde soorten opgenomen die het beschermingsregime bepalen.

Daarnaast bevat de F&fw artikel 2: "de zorgplicht", dat stelt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd). Hij/zij is verplicht de negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan maken.

5.5.2 Onderzoek en resultaten

Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied, 'Broekvelden, - Vettenbroek & Polder Stein', bevindt zich op een afstand van circa 7,5 km ten oosten van het plangebied. Gezien de afstand zijn er geen directe effecten met betrekking tot verstoring te verwachten. Verdroging/vernatting, verlichting, geluidsoverlast en trillingen als gevolg van de activiteiten treden niet op.

Voor het moederplan Triangel is als voortoets een GISanalyse uitgevoerd. In deze analyse zijn de indirecte effecten beoordeeld op de natuurdoelsoorten (slobeend, krakeend, smient en kleine zwaan), als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen. Van deze soorten foerageren de smient en de kleine zwaan in het weiland. Onderzocht is wat de effceten zijn van het verlies aan oppervlakte van foerageergebied voor de smient en kleine zwaan. De afname is niet alleen voor het plangebied Park Triangel bekeken, maar ook voor allerlei andere geplande ontwikkelingen rondom het plangebied. Uit de GISanalyse blijkt dat de beoogde woningbouw in de Park Triangel zorgt voor een kleine afname in het foerageergebied voor de Kleine zwaan en Smient te weten circa 0.1%. Verder blijkt dat de ontwikkelingen in de Park Triangel alleen, geen significant effect veroorzaken door afname van foerageergebied van smienten uit Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. Voor de Kleine zwaan geldt dit ook. De afname van het foerageergebied is voor beide soorten nagenoeg gelijk. Met andere ruimtelijke ontwikkelingen (buiten het triangel gebied) draagt de afname veroorzaakt door Park Triangel wel bij aan een groter cumulatief effect. In totaal verdwijnt door gelijksoortige ruimtelijke ontwikkelingen minimaal 3% geschikt foerageergebied. Op basis van de nu beschikbare informatie over het gebiedsgebruik van de Smient en Kleine zwaan, levert het bebouwen van het Triangelgebied waarvan de (2e bloksweg 42, 42a een klein deel is) waarschijnlijk geen belangrijke bijdrage aan het cumulatieve effect. Dit komt vooral doordat andere geschikte en veel gebruikte foerageergebieden dichterbij liggen (vanaf het Natura2000 gebied), de relatief gunstige trend van de Smient en voor Kleine zwaan ook door het beperkte gebruik van het Triangelgebied in het verleden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natuurnetwerk Nederland en/of belangrijk weidevogelgebied. Compensatie voor deze beschermde gebieden is niet van toepassing.

Een passende beoordeling voor deze ontwikkeling is niet noodzakelijk, voor wat betreft mogelijke gevolgen door stikstofdepositie. Een effect als gevolg van extra verkeersbewegingen naar het (verder dan drie kilometer) verderop gelegen Habitatrichtlijngebied “Nieuwkoopse Plassen” en polder “Haeck” kan als niet significant worden beschouwd. Bovendien is met het vaststellen van de PAS ook een passende beoordeling vastgesteld. Deze passende beoordeling bevat de juridische onderbouwing dat nieuwe of gewijzigde woningbouw-, infrastructuur- en bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. Er is ontwikkelruimte, omdat lokale kleine stijgingen in stikstofdepositie op natuurgebieden, op landelijk niveau gecompenseerd worden.

Soortenbescherming
Voor veel beschermde soorten is het plangebied niet geschikt. Er is wel nader onderzoek nodig om vast te stellen of beschermde poldervissen kunnen voorkomen en of de watergangen, (of delen daarvan) een habitat vormen voor de platte schijfhoren. Na dit onderzoek kan worden geconcludeerd of het plan binnen de Flora- en faunawet kan worden uitgevoerd en of daarvoor een ontheffingsaanvraag, danwel andere mitigerende maatregelen nodig zijn.

Indien er tijdens het broedseizoen gewerkt wordt, dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Er moet dan voorafgaand aan de werkzaamheden beoordeeld worden hoe voorkomen kan worden dat de broedende vogels worden verstoord. De vestiging van de strikt beschermde rugstreeppad in het plangebied dient te worden voorkomen. Er dient ook voorkomen te worden dat er gebruik wordt gemaakt van verstorende buitenverlichting.

Aanvullend onderzoek dient uit te wijzen binnen welke voorwaarden het plan juridisch uitvoerbaar is. Gebiedsbescherming vormt geen juridische belemmering bij het ten uitvoer brengen van dit plan.

5.5.3 Conclusie

De ecologie staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. Er dient echter wel van te voren aanvullend specifiek onderzoek plaats te vinden voor bepaalde beschermde soorten. Afhankelijk van de conclusies van dit onderzoek dienen eventueel mitigerende maatregelen genomen worden of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

5.6 Geluid

5.6.1 Wegverkeerlawaai

Wettelijk kader

Geluid kan de leefkwaliteit sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeer-, railverkeer- en/of industrielawaai kunnen hierdoor lichamelijke en psychische klachten oplopen.

De Wet geluidhinder hanteert een systeem van zones (aandachtgebieden) rond geluidsbronnen. Voor dit onderzoek zijn de volgende definities uit de Wet geluidhinder van belang ten aanzien van zones en grenswaarden binnen zones.

Een weg heeft in de zin van de Wet geluidhinder een geluidszone wanneer de maximaal toegestane rijsnelheid 50 km/u bedraagt en hoger.

Een weg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:

  • a. in stedelijk gebied:
    • 1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
    • 2. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter.
  • b. in buitenstedelijk gebied:
    • 1. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
    • 2. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
    • 3. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

De zonebreedte van spoorwegen zijn vastgesteld in het Geluidregister Spoor van 5 augustus 2015.

De Wet geluidhinder verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden langs gezoneerde geluidsbronnen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (art. 1Wgh):

  • Woningen;
  • Onderwijsgebouwen;
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • Verzorgingstehuizen;
  • Geluidsgevoelige terreinen;
  • Kinderdagverblijven.


In het kader van de Wet geluidhinder is er geen onderzoeksplicht naar 30 kilometer per uur wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het echter wel noodzakelijk zijn de akoestische gevolgen van 30 kilometer per uur wegen in kaart te brengen. Dit om te onderzoeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het systeem van de Wet geluidhinder gaat hierbij uit van voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden (zie navolgende tabel). Een geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde wordt aanvaardbaar geacht. Een geluidsbelasting in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarde is alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Het afwegingsproces heeft vorm gekregen in de procedure vaststelling hogere waarden voor geluid. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale grenswaarde is niet toelaatbaar.

Tabel: Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in dB

Bestemming   Geluidsbron   Geluidsbelasting Lden in dB  
  Wegverkeer   48   53  
Nieuw te bouwen woningen   Railverkeer   55   68  
  Industrie   501)   55  

1) Industrielawaai wordt uitgerekend in equivalente geluidsniveaus (LAeq) in dB(A)

Gemeentelijk beleid t.a.v. Hogere waarden

Op 10 juli 2012 heeft de gemeente Waddinxveen de Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland van 16 april 2012 vastgesteld. In deze beleidsregel staan voorwaarden waaronder burgemeester en wethouders een hogere waarde mogen verlenen.

In onderstaande tabel is het toetsingskader van het gemeentelijk hogere waarde beleid opgenomen (ten gevolge van wegverkeer).

Tabel: Toetsingskader gemeentelijk Hogere Waarde beleid (t.g.v. wegverkeer)

Geluidsbelasting   Voorwaarden Hogere Waarde beleid  
< 48 dB   Voldoet aan voorkeursgrenswaarde geen hogere waarde nodig en geen aanvullende voorwaarden vereist  
48-53 dB   Hogere grenswaarde nodig, geen aanvullende voorwaarden vereist  
53-63 dB   Hogere grenswaarde nodig én aanvullende voorwaarden zoals geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte vereist  
> 63 dB   Overschrijding maximale grenswaarde, bouwen niet mogelijk anders dan met dubbele gevel, vliesgevel of dove gevel. In dat geval gelden ook aanvullende voorwaarden voor wat betreft de geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte  


Beoordeling goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied. De cumulatieve geluidsbelasting geeft een indicatie voor de te verwachten geluidshinder. De cumulatieve geluidsbelasting is bepaald volgens de methode "Miedema". De te verwachten hinder als cumulatieve geluidsbelasting is gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.

Tabel: Milieukwaliteitsmaat (Miedema)

Gecumuleerde geluidsbelasting in Lden in dB   Milieukwaliteitsmaat  
< 50 dB   Goed  
50-55 dB   Redelijk  
55-60 bD   Matig  
60-65 dB   Tamelijk slecht  
65-70 dB   Slecht  
> 70 dB   Zeer slecht  

Onderzoeksbeschrijving

In het 'Advies Omgevingsdienst' is aangegeven dat het plangebied, 2e Bloksweg 42 - 42A, ligt binnen de geluidszones van:

  • De Beijerincklaan;
  • De Zuidelijke Rondweg.

Verder zijn er in de directe omgeving van het plangebied zogenaamde 30 kilometer per uur wegen gelegen. Deze wegen zijn voor de beoordeling in het kader van de Wet geluidhinder niet relevant maar wel in het kader van de beoordeling van het woon- en leefklimaat. Het betreft hier de volgende 30 kilomter per uur wegen:

  • De Parklaan;
  • De Ploderlaan;
  • De 2e Bloksweg.

De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 3.10. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is conform de Standaard Rekenmethode 2 van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de verkeerscijfers uit de RVMH versie 2.3 van de gemeente Waddinxveen voor het jaar 2025. In navolgende figuur is een overzicht gegeven van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0012.jpg"

Figuur: Overzicht situatie 2e Bloksweg 42 - 42A

In navolgende figuur is de indeling weergegeven van het plangebied. Hierin is aangegeven:

  • De bestaande woning (grijs);
  • Kavel eigenaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0013.jpg" Figuur: Indeling plangebied
In bijlage 4 zijn de invoergegevens opgenomen. De rekenresultaten zijn gepresenteerd in de vorm van contouren inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De geluidsbelasting is berekend op 5 meter hoogte.

Onderzoeksresultaten

In het Milieukundig advies 'Bestemmingsplan Tweede Bloksweg 42 en 42a' is aangegeven dat langs de Tweede Bloksweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen deels wordt overschreden.

Beijerinklaan
In de onderstaande figuur zijn de rekenresultaten binnen het plangebied weergegeven ten gevolge van de Beijerincklaan inclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0014.jpg"

Afbeelding - Geluidscontouren t.g.v. de Beijerincklaan incl. aftrek art. 110g Wgh


Bronmaatregelen in de vorm van stil asfalt zijn in deze situatie niet mogelijk in verband met de, zowel aan de noord als zuidzijde, aanwezigheid van rotondes. In de directe omgeving van rotondes (of kruisingen) zal het verkeer sterk afremmen en optrekken met als gevolg het kruipen van het asfalt.

Overdrachtsmaatregelen in de vorm van geluidsschermen zijn op deze locatie niet effectief omdat de schermen onderbroken moeten worden in verband met op- en afritten. Tevens zal een scherm langs de Beijerincklaan de verkeerssituatie met betrekking tot de 2e Bloksweg onoverzichtelijk maken.

Voor de woningen in het noordelijke deel (eigendom Wijsman) van het plangebied dient een hogere waarde wegverkeerslawaai verleend te worden. Het zuidelijke deel (eigendom gemeente) zijn geen verder procedures conform de Wet geluidhinder nodig (vrije indeling mogelijk).

In onderstaande afbeelding is een overzicht gegeven van geluidcontouren in stappen van 1 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0015.png"

Afbeelding - dB geluidscontouren t.g.v. de Beijerincklaan incl. aftrek art. 110g Wgh


De vast te stellen hogere waarden voor dit plangebied zijn afhankelijk van de plaats van de woning binnen het plangebied (zie afbeelding 'Geluidscontouren t.g.v. de Beijerincklaan incl. aftrek art. 110g Wgh').

Binnen het deel van het plangebied waar de geluidsbelasting hoger is dan 53 dB, dient rekening te worden gehouden met aanvullende eisen uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Waddinxveen. De belangrijkste eisen betreffen:

  • De geluidsluwe gevel (geluidsbelasting ten hoogste 48 dB);
  • De geluidsluwe buitenruimte.


Gelijktijdig met het bestemmingsplan Triangel (2008) zijn reeds hogere waarden verleend voor een groot aantal woningen in Park Triangel. Onderhavige locatie behoort hier ook toe. Bovengenoemde eisen zijn als voorwaarde in het hogere waardenbesluit opgenomen.

Binnen het gebied aan de zuidzijde (eigendom gemeente) wordt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Beijerincklaan niet overschreden.

Zuidelijke Rondweg
In de onderstaande afbeelding zijn de rekenresultaten binnen het plangebied weergegeven ten gevolge van de Zuidelijke Rondweg inclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0016.png"

Afbeelding - Geluidscontouren ten gevolge van de Zuidelijke Rondweg incl. aftrek art. 110g Whg

Uit deze figuur blijkt dat binnen het plangebied de geluidsbelasting ten gevolge van de Zuidelijke Rondweg niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder zijn niet noodzakelijk.

Gecumuleerde geluidsbelasting in MKM
In figuur xx is een overzicht gegeven van de gecumuleerde geluidscontouren van alle wegen in de directe omgeving van het plan (dus inclusief 30 km/uur wegen) exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder. Weergegeven is de Milieukwaliteitsmaat (MKM).

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0017.png"

Afbeelding - MKM ten gevolge van alle wegen in de omgeving van het gebied


Uit deze figuur blijkt dat binnen het plangebied sprake is van een redelijk tot tamelijk slecht woon- en leefklimaat.

Ten behoeve van de bepaling van de benodigde gevelwering voor de nieuw te bouwen woningen is de gecumuleerde geluidscontouren van alle wegen tezamen weergegeven in navolgende afbeelding. De geluidscontouren is exclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0018.png"

Afbeelding - Gecumuleerde geluidscontouren in dB exclusief aftrek artikel 110 Wgh


Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting varieert tussen 53 en 63 dB.

5.6.2 Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt buiten de geluidszone van railverkeerslawaai, zoals deze is vastgesteld middels het Geluidregister Spoor van 5 augustus 2015. Onderzoek naar de geluidsbelasting ten gevolge van railverkeerslawaai is daarmee niet noodzakelijk.

5.6.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Onderzoek naar de geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai is daarmee niet noodzakelijk.

5.6.4 Resultaten en conclusie

Hogere waarden Wet geluidhinder

De geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai voldoet ten gevolge van alleen de Beijerincklaan niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er is een hogere waarde procedure nodig voor de woningen binnen het noordelijke deel van het plangebied.

De vast te stellen hogere waarden voor dit plangebied zijn afhankelijk van de locatie waarbinnen de woningen gesitueerd worden (zie figuur xx):

Indien de woningen gebouwd worden binnen de vlakken waarvoor de geluidsbelasting hoger is dan 53 dB dient rekening te worden gehouden met de extra eisen uit het hogere waarden beleid van de gemeente Waddinxveen, ten aanzien van de geluidsluwe gevel en- buitenruimte.

Het (ontwerp)besluit hogere waarden dient gelijktijdig met het (ontwerp) bestemmingsplan ter inzage gelegd te worden. Het woon- en leefklimaat in het plangebied is redelijk tot tamelijk slecht.

Gevelwering nieuw te bouwen woningen

Om een goede woon- en leefkwaliteit in de nieuw te bouwen woningen te waarborgen dient middels een bouwtechnisch onderzoek aangetoond te worden dat aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB conform het Bouwbesluit (afdeling 3.1) wordt voldaan. Dit onderliggend onderzoek geeft geen uitsluitsel over de gevelwering. Een door derden uit te voeren akoestisch-bouwtechnisch onderzoek moet hierover uitsluitsel bieden. Hierbij wordt geadviseerd rekening te houden met de gecumuleerde geluidsbelasting, zie figuur xx.

Conclusie

Geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Er dient echter wel voor de woningen binnen de vlakken met geluidsbelasting hoger dan 53 dB, naast de vaststelling van een hogere waarde, maatregelen genomen te worden om een goed woon- en leefklimaat te garanderen. Voor wonignen binnen de overige vlakken dient een hogere waarde vastgesteld te worden. Indien deze hogere waarden worden vastgesteld en er aanvullende maatregelen genomen worden voor de woningen binnen de vlakken met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB, vormt geluid geen beperking voor de vaststelling van dit plan.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Wettelijk ader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit) stelt grenzen aan de concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).

De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Tabel: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

Stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uurs gemiddelde   opmerkingen  
NO2   40   200   nvt   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM2,5   25   nvt   nvt   nvt  
PM10   40 ug/m3   nvt   50   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:

  • a. een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt; de luchtkwaliteit ten gevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • b. een project "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 ?g/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld.);
  • c. een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). (Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.
5.7.2 Onderzoek en resultaten

Het plan maakt onderdeel van het IBM-project “Woonwijk Park Triangel” dat onder nummer 1489 in het NSL is opgenomen. De NSL-melding betreft de realisatie van in totaal 1500 woningen in de periode van nu tot 2030. In de Monitoringstool (de rekenkundige onderbouwing van het NSL) is in de voor de luchtkwaliteitberekeningen gebruikte verkeersgegevens eveneens rekening gehouden met de realisatie van dit aantal woningen. Het betreft hierbij gegevens uit het Regionaal Verkeers- en Milieumodel Midden-Holland (RVMH), versie 2.0 voor de prognose over 2020 en 2030 en van versie 2.2 voor de concentratieberekening in 2015. Het onderhavige plan maakt onderdeel het IBM-project en is ten opzichte van de NSL-melding niet gewijzigd. Hiermee kan gesteld worden dat op grond van artikel 5.16, eerste lid, onder d, Wm (“grondslag NSL”) voldaan wordt aan de eisen van de Wet Luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van de planontwikkeling is om deze reden niet noodzakelijk.

Om een indruk te geven van de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ten gevolge van het gehele plan Park Triangel zijn de concentraties, berekend door de NSL-Monitoringsronde 2014, langs de Beijerincklaan en Tweede Bloksweg (ter hoogte van het plangebied) in de figuren hieronder gepresenteerd. De Monitoringstool brengt jaarlijks de luchtkwaliteit in Nederland in beeld en is beschikbaar gesteld via: http://www.nsl-monitoring.nl/.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0019.png"
Afbeelding - Jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 langs de Beijerincklaan en Tweede Bloksweg in het jaar 2030. Bron: Monitoring NSL 2014, rekenpunt 15836562.


afbeelding "i_NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401_0020.png"

Afbeelding - Jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 langs de Beijerincklaan en Tweede Bloksweg in het jaar 2030. Bron: Monitoring NSL 2014, rekenpunt 15836562.


Uit de monitoringstool luchtkwaliteit blijkt dat zowel in het jaar 2015 als in de jaren 2020 en 2030 de luchtkwaliteitsnormen voor PM10, en NO2 en PM 2,5 op de planlocatie niet worden overschreden. Het project Tweede Bloksweg is in het NSL opgenomen als onderdeel van het IBM -project “Woonwijk Triangel”. In de verkeersgegevens van de Monitoringstool is rekening gehouden met de realisatie van in totaal 1500 woningen tot het jaar 2030.

Uit de NSL Monitoring 2014 blijkt dat in het plangebied ruim wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Aldus wordt de realisatie van het bouwplan conform artikel 5.16, eerste lid, onder d (“grondslag NSL”) van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

5.7.3 Conclusie

De luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.8 M.E.R.

5.8.1 Wettelijk kader

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn de procedurele verplichtingen opgenomen en de Plan m.e.r.-plicht voor plannen met gevolgen voor Natura 2000 gebieden. In het Besluit m.e.r. staat activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. verplicht geldt.

Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.

  • 1. Een plan-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)m.e.r. noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor een activiteit uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de plan-m.e.r. plicht bepaald door de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
    • b. de activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

Bij een plan-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

  • 2. Een project- of besluit-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. de activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.
    • b. de initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden.

Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D van het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

  • 3. een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r. indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D . Als dit het geval is dan dient de in de Wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure gevolgd te worden. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden opgesteld.
5.8.2 Onderzoek en resultaten

In het kader van het bestemmingsplan “de Traingel” is een december 2005 een MER opgesteld. Het bestemmingsplan maakt circa 2900 woningen, 3 hectare aan kantoor, groen en water mogelijk. Het rapport is te vinden onder kenmerk W1792-01-009 met als datum 6 december 2005 kenmerk MD-WR20050785. In 2008 is een aanvullend onderzoek verricht op het eerdere MER met kenmerk C0991-01-001 versie 4.

De ontwikkeling past niet voor 100% binnen het onderzoek van het eerder uitgevoerde MER. De enige wijziging is dat het MER uitging van één bedrijf (hoveniersbedrijf Wijsman) in plaats van ong. 20 woningen. Omdat deze afwijking zodanig gering is (20 woningen ten opzichte van 2900 woningen) kan worden volstaan met de verwijzing naar het eerder uitgevoerde MER.

5.8.3 Conclusie

Het aspect m.e.r. staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.9 Water

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.

In onderstaande is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen. Dit bestemmingsplan zal voor toetsing aan de relevante waterpartners worden voorgelegd.

De waterparagraaf is voor advies voorgelegd aan het hoogheemraadschap.

Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van Park Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse. Het verzwaren van de boezemkades is dan ook voor Park Triangel niet relevant.

In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied Park Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (dit was aanvankelijk NAP -5,05 m en voor nieuwe woningen recentelijk verhoogd naar NAP -4,85 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het Hoogheemraadschap is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Als gevolg van de toename aan verharding in het plangebied dient ter compensatie in totaal 11% van het bruto-plangebied (geheel Park Triangel) nieuw oppervlaktewater gerealiseerd te worden. Dit komt neer op ongeveer 48.000 m2. De toename van de verharding als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan is hierbij niet meegenomen.

In eerste instantie wordt de benodigde waterberging in Park Triangel gerealiseerd binnen het plangebied door de aanleg van waterpartijen (zoals in het centrale park) als door peilverhoging in de bestaande (en te handhaven) waterlopen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsbehoefte in relatie tot de NBW-norm.

De gemeente Waddinxveen en het HHSK hebben eveneens overeenstemming bereikt (brief 2008.08780 d.d. 2 september 2008) om maximaal 5 ha van de benodigde waterberging te kunnen realiseren in de Vredenburghzone. Deze zone ligt ten zuiden van het plangebied en hiervoor is een ecologische functie beoogd. Om de toekomstige waterberging in de Vredenburghzone goed te kunnen benutten, dient een verbinding van voldoende capaciteit tussen het plangebied en de Vredenburghzone aangelegd te worden. Hiertoe zal een hoofdwatergang vanuit Park Triangel gerealiseerd moeten worden. De bestaande peilvakgrens tussen het plangebied Park Triangel en de Vredenburghzone zal in zuidelijke richting worden verlegd, zodat Park Triangel en de Vredenburghzone onderdeel gaan uitmaken van hetzelfde peilgebied.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat extra waterberging in de Vredenburghzone niet noodzakelijk is.

Voorkomen van grondwateroverlast
In het plangebied zullen de bestaande zomer- en winterpeilen gehandhaafd worden. Het toekomstige wegpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat de minimale drooglegging is gewaarborgd. De drooglegging, het verschil tussen het wegpeil en het waterpeil, voor het waterrijke plangebied met zettingsgevoelige bodem die is overeengekomen met Hoogheemraadschap en gemeente bedraagt 0,9 m. Hiermee wordt de nodige veiligheid geboden tegen grondwateroverlast.
Doordat de landbouw binnen de Zuidplaspolder in de toekomst minder belangrijk wordt, streeft het Hoogheemraadschap op termijn naar het realiseren van een flexibel peilbeheer waarbij de waterstand zich bevindt binnen een marge van NAP -6,15 m tot NAP -6,3 m.
Het watersysteem van Park Triangel zal zo worden ingericht dat het geen belemmering vormt voor het in de toekomst instellen van het genoemde peil in het gehele peilgebied waarbinnen Park Triangel valt. Dit betekent dat er bij het bepalen van de drooglegging en aanleghoogtes al rekening wordt gehouden met een peil van NAP -6,15 m. Vooralsnog zal echter worden aangesloten bij het huidige zomer- en winterpeil in het betreffende peilgebied, zijnde NAP -6,32/-6,42 m (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt opgenomen in de planregels.

Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen wordt voorzien in een restzetting van 0 cm. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het Hoogheemraadschap tot stand te komen. Het Hoogheemraadschap spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.

Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.

Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloed.

Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het hoogheemraadschap stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.

Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het hoogheemraadschap. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.

De gemeente en het hoogheemraadschap hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel.

Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.

Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem vergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Opzet regels

Uitgangspunt bij dit bestemmingsplan is dat qua regels zo veel mogelijk wordt aangesloten op de regels die bij eerdere uitwerkingsplannen voor Park Triangel zijn opgesteld.

De regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012. Toegevoegd is de wijze van meten van de breedte van een voorgevel, aangezien de regels in de bestemming 'Woongebied' ter zake bepalingen bevatten.

Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.

Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan meestal zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.

Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het bestemmingsplan is.

6.2 Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan is sprake van één bestemming: de bestemming Woongebied. Binnen deze bestemming is een tweedeling gemaakt in de bouw- en gebruiksregels: de woning(en) die geöriënteerd zijn op de Tweede Bloksweg hebben een iets andere planologisch-juridische regeling dan de woningen die erachter worden gerealiseerd. De eerste woningen zijn aangeduid met de functieaanduiding 'wonen', voor de overige woningen gelden de algemene regels. Dit onderscheid is in de regels aangebracht.

De regeling ten aanzien van de woningen aan de Tweede Bloksweg is gebaseerd op het eerder opgestelde uitwerkingsplan "Triangel Linten I" en de regeling voor de overige woningen is afgestemd op het uitwerkingsplan "Triangel plan 2".

Beide systematieken bevat regels met betrekking tot de plaats van hoofdgebouwen, het toegestane woningtype, het maximum aantal woningen, de hoogtematen en de aan te houden afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen. Hierbinnen kunnen de ontwikkelingen zo veel mogelijk flexibel plaatsvinden.

Verder geldt voor de 8 woningen die in particuliere ontwikkeling zullen komen een totale maximale footprint van 550 m2. Deze maximale maat geldt in beginsels alleen voor alle hoofdgebouwen. Bij de eerste vergunningaanvraag worden echter de dan aangevraagde bijbehorende bouwwerken ook meegeteld in het aantal vierkante meters footprint. Hiermee wordt aangesloten bij het begrip 'oorspronkelijk hoofdgebouw' zoals die ook toegepast wordt bij het vergunningvrij bouwen.

Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook hier is een onderscheid gemaakt in woningen langs de Tweede Bloksweg en de overige woningen.
Ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is geen onderscheid nodig. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.

Uit het akoestisch onderzoek van het gemaal aan de Tweede Bloksweg is gebleken dat voor een deel van het plangebied geen woningebouw mogelijk is aangezien niet kan worden voldaan aan grenswaarden voor geluid. Daarom is op de verbeelding en in de regels een aanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer' opgenoimen welke bepaalt dat binnen deze zone geen geluidsgevoelige gebouwen zijn toegestaan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente heeft samen met Bouwfonds een gemeenschappelijke exploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van Park Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Daarnaast is door middel van een exploitatie-overeenkomst medewerking verleend aan dit particuliere initiatief voor het bouwen van de zeven extra woningen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over onder andere het kostenverhaal. Daarom is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

Proces

De gemeente heeft in het kader van vooroverleg (art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) het (voor)ontwerpuitwerkingsplan Triangel Tweede Bloksweg 42 ter beoordeling gemaild naar een aantal vooroverlegpartners die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Dit plan is opgesteld om een woningbouwlocatie te realiseren voor maximaal 22 nieuwe woningen binnen de nieuwe woonwijk Park Triangel.

De vooroverlegpartners konden vanaf 28 april tot en met 26 mei 2016 reageren op het plan. Gedurende die termijn is één vooroverlegreactie ontvangen.

Gasunie Transport Services B.V.

Samenvatting

Met ingang van 1 januari 2016 zijn delen van de eigendommen van Gasunie Transport Services B.V. onder algemene titel overgegaan naar Gasunie Grid Services B.V. Deze reactie wordt namens beiden (verder: Gasunie) ingediend, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft.

Gasunie heeft het plan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid. Op grond van deze toetsing concludeert ze dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Beschouwing

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

8.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 16 juni tot en met 27 juli 2016 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is één schriftelijke zienswijze ontvangen. In de Nota van beantwoording zienswijzen is de zienswijze samengevat en van een beantwoording voorzien. De zienswijze is aanleiding geweest het bestemmingsplan op een paar punten te wijzigen. In de nota is aangegeven welke wijzigingen plaats hebben gevonden.

Deze nota is bijgevoegd in bijlage 7.

Het bestemmingsplan is op 7 maart 2017 vastgesteld door de gemeenteraad.