direct naar inhoud van Regels
Plan: Triangel Tweede Bloksweg 42
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Triangel Tweede Bloksweg 42 van de gemeente Waddinxveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0627.Triangeltb42-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 aan-huis-gebonden-beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in de daarbij behorende bouwwerken door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwd:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 achtererf:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 bestaand bouwwerk:

bouwwerk, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.9 bestaand gebruik:

gebruik, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.19 bouwvolume:

een hoofdgebouw dan wel een verzameling van aaneengebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde erfbebouwing;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte volgens NEN 2580 van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 geluidsgevoelige gebouwen:

woningen en gebouwen die op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen;

1.24 geluidsgevoelig object:

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.25 geluidsgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/ onder een andere woning is gelegen;

1.28 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande, half vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 internetwinkel:

detailhandel via internet, met dien verstande dat:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse, en
  • b. het leveren van goederen plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten;
  • c. opslag van goederen inpandig plaats vindt;
  • d. er geen afhaal van goederen plaats vindt.
1.31 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 35° en ten hoogste 75°;

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning en/of in de daarbij behorende bouwwerken door de bewoner op bedrijfsmatige uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding of vergunning op grond van de Wet milieubeheer vereist is, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.33 kwetsbaar object:
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten. Dit zijn: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.34 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.35 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.36 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.37 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.38 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.39 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.40 twee aaneen:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen die aan elkaar gebouwd / verbonden zijn;

1.41 voorerf:

gedeelte van het erf dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, met dien verstande dat indien het hoofdgebouw aan meerdere wegen is gelegen alle gedeelten van het erf gelegen tussen de gevel of het verlengde daarvan en de grens van de weg als voorerf wordt aangemerkt.

1.42 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.43 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.45 zeer kwetsbare groepen:

groepen van personen met een permanente functionele beperking, te weten personen die door geestelijke of lichamelijke beperking, door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf, binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten), of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen);

voorbeelden van functies en voorzieningen waar deze groepen zich bevinden zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten en penitentiaire inrichtingen;

1.46 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, dakrandversieringen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte van de voorgevel:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (peil), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  • d. bruggen en duikers;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • i. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen:
3.1.1 Milieuzone - zones wet milieubeheer

met dien verstande dat:

ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer' geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes mogen worden ingericht of gronden in gebruik mogen worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
a Algemeen hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 12 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend in half-vrijstaande en vrijstaande vorm worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 12 meter;
  • d. gestapelde woningen dienen te zijn voorzien van een kap;
  • e. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - footprint ' mag de gezamenlijke vloeroppervlakte van de nieuwe woningen niet meer bedragen dan 550 m².
  • g. tussen een blok aaneengesloten woningen dient tussen elk afzonderlijk blok een minimale afstand aangehouden te worden van 5 meter;
  • h. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 60% voor grondgebonden woningen;
    • 2. 80% voor patiowoningen;
    • 3. 100% voor gestapelde woningen;
  • i. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • j. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen.
b Hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'
  • k. in afwijking van het hierboven bepaalde geldt ter plaatse van de aanduiding 'wonen':
    • 1. de voorgevel(s) van de woningen moeten op minimaal 11 meter van de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
    • 2. woningen mogen uitsluitend in vrijstaande vorm worden gebouwd;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 4. tussen twee niet aaneengebouwde woningen mag de afstand van elk van de bouwvolumes tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m bedragen;
    • 5. de inhoud van een woning, te weten het hoofdgebouw, mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
    • 6. de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven bij de wijze waarop het hoofdgebouw is afgedekt:
      kap vorm / nokrichting   breedte van de voorgevel  
      dwarskap / nokrichting haaks op de openbare weg   maximaal 10 m  
      deels dwarskap / nokrichting haaks op de openbare weg
      deels langskap / nokrichting parallel aan de openbare weg  
      maximaal 12 m  
      langskap / nokrichting parallel aan de openbare weg   maximaal 14 m  
  • l. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
a Algemeen bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw, met uitzondering van patiowoningen, zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag maximaal 50 % van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan respectievelijk:
    • 1. 3 m en 6 m voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    • 2. een bouwhoogte van 4 m voor uitbouwen op het voor- en zijerf;
    • 3. een bouwhoogte van 7 m voor uitbouwen op het achtererf;
    • 4. 4 m en 7 m voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
b Bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'wonen'
  • d. in afwijking van het hierboven bepaalde geldt ter plaatse van de aanduiding 'wonen':
    • 1. bijgebouwen mogen uitsluitend op ten minste 5 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elk hoofdgebouw niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van het zijerf of de zijerven en het achtererf, met een maximum van 45 m²;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2, mag de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bijbehorende bouwwerken, indien die meer bedraagt dan krachtens die bepalingen is toegestaan, ten hoogste zoveel bedragen als de bestaande oppervlakte;
    • 4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a Algemeen

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel, behoudens het bepaalde onder 2 en 3;
    • 2. maximaal 4,5 m voor gemeenschappelijke terreinafscheidingen, poorten en entree accenten bij een complex van gestapelde woningen, indien en voor zover deze met het complex een architectonische eenheid vormen;
    • 3. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
    • 4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
b Ter plaatse van de aanduiding 'wonen'

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' de volgende regels:

  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
vlaggenmasten   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de parkeercapaciteit;
  • c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en d, in die zin dat de maximale goot- en bouwhoogte mag worden verhoogd met 1,5 meter indien een half verdiepte parkeergarage wordt toegepast en indien het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d, en toestaan dat geen kap wordt toegepast, mits het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van een woning (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) bedragen, maar nooit meer dan 80 m² per woning;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, behoudens internetwinkels;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

  • a. hoofdgebouwen mogen wat betreft de begane grondvloer niet dieper dan 5,05 m onder N.A.P. worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'wonen':
    • 1. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet dieper dan 4,85 m onder N.A.P. liggen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, mag in geval van een bestaande woning met een vloerpeil dieper dan 5,05 m onder N.A.P., bij verbouwing de bovenkant van de begane grondvloer niet dieper dan 5,05 m onder N.A.P. komen te liggen.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning, voor zover die zijn gelegen op meer dan 3 m van de woning, loodrecht gemeten uit de gevels van de woning en de verlengden daarvan.
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
  • e. niet voor bewoning bestemde gebouwen of onderkomens, voor bewoning.
6.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning slechts verleend indien is aangetoond dat deze ontsloten is via een ontsluitingsweg.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
7.1.1 Uitsluiting vestiging 'kwetsbare groepen'

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is de vestiging van functies of objecten voor zeer kwetsbare groepen niet toegestaan.

7.1.2 Afwijking vestiging 'kwetsbare groepen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 7.1.1, voor de vestiging van zeer kwetsbare groepen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', mits wordt voorzien in:

  • a. voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. verschillende aanrijdroutes;
  • c. voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. een goede ontvluchting door optimale inrichting en ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. bouwkundige maatregelen om de mogelijkheden tot schuilen en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding;

met dien verstande dat:

  • g. er voldoende aandacht dient te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden en oefenen van bewoners en werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • h. een omgevingsvergunning niet eerder wordt verleend dan nadat ter zake advies van de brandweer is ingewonnen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Triangel Tweede Bloksweg 42.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen bij besluit van ..........

De burgemeester,   De secretaris,  

 
 
....   ....