Plan: | Zwartelaan 26 Oostvoorne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.Zwartelaan26-0100 |
Dit bestemmingsplan gaat over het perceel Zwartelaan 26 te Oostvoorne. Het bestemmingsplan maakt de vervangende nieuwbouw van een woning mogelijk.
De gemeente is akkoord met de vervangende nieuwbouw van een woning op het perceel. De nieuwe woning wordt anders op het perceel gesitueerd. De bouwmogelijkheden blijven gelijk aan de mogelijkheden die het ter plaatse geldende bestemmingsplan biedt. In ruil voor de gewijzigde situering sloopt de eigenaar alle bebouwing op het perceel. Behalve de bestaande woning worden de schuur en een kas van circa 600 m2 gesloopt. Dit bestemmingsplan wil die ontwikkeling planologisch mogelijk maken.
Het plangebied ligt in Oostvoorne en betreft het perceel Zwartelaan 26. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1 Topografische situatie plangebied. Het plangebied is centraal boven in de kaart in rood aangeduid.
Figuur 2 Kadastrale situatie plangebied. Het perceel Zwartelaan 26 heeft kadastraal nummer 4143.
In het plangebied gelden twee bestemmingsplannen.
In de eerste plaats geldt het bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne. Dit bestemmingsplan is op 25 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Westvoorne. In het bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne heeft het plangebied de bestemming Wonen, Tuin (aan de voorzijde) en Tuin - 2 (aan de achterzijde). Verder geldt ter plaatse de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Aan het perceel zijn in het bestemmingsplan de volgende aanduidingen toegekend:
De vervangende nieuwbouw van de woning is binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk. Er is strijdigheid met de bouwregels onder meer doordat de nieuwe woning buiten het bouwvlak is geprojecteerd op gronden met de bestemming Tuin - 2.
Figuur 3 UItsnede bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Voor het plangebied geldt daarnaast ook het bestemmingsplan Parapluherziening erfafscheiding, BenB gastenverblijf en parkeren. De gemeenteraad stelde dit plan vast op 10 mei 2016. Dit bestemmingsplan is opgesteld om:
De toelichting is als volgt opgebouwd.
In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige en de toekomstige situatie in het plangebied.
Hoofdstuk 3 geeft kort het ruimtelijke beleidskader aan.
Hoofdstuk 4 geeft een juridische verantwoording van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 gaat in op de onderzoeken die voor dit bestemmingsplan zijn gedaan. Waar nodig is bij de verschillende sectorale aspecten het daarvoor van belang zijnde sectorale beleid kort samengevat.
Hoofdstuk 6 handelt over de economische uitvoerbaarheid, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en handhaving van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de huidige- en de toekomstige situatie in het plangebied. Ook is er aandacht voor de ruimtelijke- en functionele structuren ter plaatse van het plangebied en de omgeving.
Het gebied van de Zwartelaan en omgeving
De Zwartelaan is gelegen ten noorden van de kern van Oostvoorne. De Zwartelaan leidt vanuit de kern van Oostvoorne naar de Boulevard. De Boulevard loopt langs de boorden van het Oostvoornse Meer (natuurreservaat Voornes Duin). De Zwartelaan valt te omschrijven als een smalle, intieme en rustige weg. Het Landgoed Mildenburg reikt tot aan de westkant van de Zwartelaan. Het landgoed heeft de functie van natuurgebied, park en wandelplek. De bebouwing langs de Zwartelaan is beperkt en is gesitueerd aan de oostkant van de laan. Het gaat om vrijstaande woonbebouwing die - vanuit het dorp gezien - wordt gevolgd door een sportcomplex van een voetbalvereniging. De bij dit complex behorende parkeerterreinen zijn gelegen langs de zijde van de laan. Naast het sportcomplex richting Boulevard is een cluster woonbebouwing gelegen, waar de Zwartelaan 26 deel van uit maakt. Naast Zwartelaan 26 is bedrijfsbebouwing aanwezig ten behoeve van een voormalig aannemersbedrijf. Momenteel wordt ter plaatse geen bedrijfsfunctie uitgeoefend. Het voornemen bestaat deze bedrijfslocatie om te zetten in een woonlocatie.
Figuur 4 Omgeving Zwartelaan gezien vanuit het westen. Het plangebied is aangeduid met een rode cirkel (bron: google maps).
Het plangebied
Het plangebied bestaat uit een vrij omvangrijk woonperceel (7741 m2). De huidige woning is aan de Zwartelaan gesitueerd. Achter de woning staat een schuur. De kas van circa 600 m2 is midden op het woonperceel overdwars geplaatst.
Figuur 5 Bebouwing Zwartelaan 26 en omgeving (bron: google maps).
Op het perceel wordt alle bebouwing gesloopt. We spreken dan over de woning, de schuur en de kas van circa 600 m2.
Vervolgens wordt midden op het terrein, grofweg ter hoogte van de huidige kas, een nieuwe woning gebouwd. Het woonperceel voor en achter de woning wordt als tuin ingericht. Hieronder (slechts) een indicatie hoe de woning er uit kan komen te zien.
Figuur 6 Impressie mogelijke nieuwe woning.
De geplande woning past qua maatvoering (bouwhoogte en goothoogte) bij de bebouwing in de omgeving van het plangebied en de rest van Oostvoorne. Dit houdt in, dat de bouwhoogte van de woningen maximaal 10 meter bedraagt en de goothoogte maximaal 4 m.
In onderstaande figuur is de voorgenomen situering van de woning op het woonperceel aangegeven.
Figuur 7 Locatie nieuwe woning op het woonperceel.
Door de sloop van de de opstallen op het terrein, met name de kas van 600m2, wordt een aanzienlijke kwaliteitsverbetering bereikt op het perceel. Aangezien de nieuwbouw van de woning nagenoeg op dezelfde locatie plaats vindt waar voorheen de kas stond, is de ruimtelijke impact gering. De omvang van het woonperceel en het feit dat het perceel door ruim groen wordt omzoomd, staat de situering van de nieuwe woning op de betreffende locatie toe. Mede door de intimiteit van het woonperceel en de omgeving van de Zwartelaan is er geen sprake van een aantasting van bestaande stedenbouwkundige structuren.
In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid van het waterschap is verwerkt in de watertoets, die in hoofdstuk 5 bij de sectorale onderzoeken is opgenomen.
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
Provincies en gemeenten hebben in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten weten beter wat er speelt in de regio. En wat bewoners, bedrijven en organisaties willen. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren en ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk dertien zogenaamde 'nationale belangen' geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is geen onderwerp binnen één van de nationale belangen met uitzondering van nationaal belang 13 'Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Hierbij kan overigens worden opgemerkt dat een ontwikkeling van vervangende nieuwbouw van één woning niet als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening kan worden aangemerkt, zodat die betreffende rijksregeling hier niet van toepassing is.
Conclusie
De ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid.
Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en het programma Ruimte (juli 2014).
De Visie Ruimte en Mobiliteit gaat voor ruimtelijke ontwikkelingen uit van een uitnodigend perspectief. Het beleid bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen:
De huidige ruimtelijke situatie, gecombineerd met de vier rode draden, vormt het vertrekpunt voor het provinciale beleid. De rode draad “verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit” neemt daarbij een bijzondere positie in. Deze ambitie raakt alle ruimtelijke ontwikkelingen.
Omdat de ruimtelijke ontwikkeling sterker wordt bepaald door maatschappelijke, kleinschalige initiatieven, is een gedeeld beeld op regionale schaal van belang. De provincie heeft hiertoe spelregels vastgesteld. Binnen deze spelregels is er ruimte voor maatwerk om te komen tot de best mogelijke oplossing voor de gestelde opgave. De kwaliteitskaart met de bijbehorende uitwerking in richtpunten en de gebiedsprofielen vormen een handreiking voor het gebiedsspecifiek omgaan met de ruimtelijke kwaliteit. De gebiedsprofielen hebben daarbij de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet van toetsingskader.
In de gehele provincie, zowel in het stedelijke als in het landelijke gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van de gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Naast het generieke kwaliteitsbeeld, dat geldt voor de hele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn. De gebiedsprofielen bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkelingen:
Naast de structuurvisie heeft de provincie de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat regels die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Ladder van duurzame verstedelijking
Zo bepaalt artikel 2.1.1 van de Verordening dat bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden getoetst aan de zogenaamde Ladder van duurzame verstedelijking:
Als aangegeven gaat het hier om de vervangende nieuwbouw van een woning. Er worden geen woningen toegevoegd aan het woningbestand. Een toetsing aan de Ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Ruimtelijke kwaliteit
Uitgangspunt is vervolgens dat de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de provinciale kwaliteitskaart (artikel 2.2.1 Verordening ruimte). Wanneer een ontwikkeling niet binnen de aard en schaal past, moet de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk blijven door zo nodig aanvullende maatregelen te treffen.
De beoogde ontwikkeling betreft vervangende nieuwbouw van een woning in de kern van Oostvoorne in een gebied dat is aangemerkt als bestaand stad- en dorpsgebied. Voor wat betreft de richtpunten van de kwaliteitskaart kan het volgende worden opgemerkt:
Conclusie
Gelet op de hierboven gegeven toelichting wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie vastgelegde beleid en de daarbij behorende regels en uitgangspunten.
Het meest relevante gemeentelijke beleid voor dit bestemmingsplan is vastgelegd in de Toekomstvisie en de Woonvisie 2015
Toekomstvisie (2009)
In de Toekomstvisie heeft de gemeente een duidelijke richting voor de toekomst bepaald. Het belangrijkste uitgangspunt is de verbetering van het voorzieningenniveau in de gemeente. Hiervoor is een groei van het inwoneraantal nodig. Westvoorne maakt hiervoor gebruik van de kansen die de Mainport en het toerisme bieden. Er wordt bewust gekozen voor een beheerste groei, zowel voor aantal inwoners, voorzieningen als economische activiteiten. Harde randvoorwaarden zijn onder meer:
De ontwikkeling past binnen het uitgangspunt van de gemeente voor het behoud van het groene karakter van de gemeente en het dorpse karakter van Oostvoorne.
Woonvisie Westvoorne 2015 - 2030
Het doel van de woonvisie is een antwoord te geven op de vraag voor welke doelgroepen de gemeente welke ingrepen in de gemeentelijke woningvoorraad het beste kan doen. Het gaat over het wonen voor en door inwoners van Westvoorne. En het gaat over de mate waarin de bouwkundige kwaliteit, de prijs, de omvang en het woonmilieu passen bij de vraag van de bevolking.
De woonvisie begint met een omgevingsanalyse. Deze levert op hoofdlijnen de volgende constateringen op: Westvoorne ligt in de directe nabijheid van één van de economische motoren van Nederland. De economische vooruitzichten, zowel in Westvoorne als op Voorne-Putten en in het havenindustrieel complex, zijn voldoende positief om te kunnen spreken van een blijvende bron van werkgelegenheid.
Tegelijkertijd wordt de gemeente gekenmerkt door een demografische transitie: in de komende 15 jaar is er sprake van een afname van het aandeel jongeren, een sterke toename van het aandeel ouderen en een afname van de groep daartussen, de potentiële beroepsbevolking. Deze ontwikkelingen leiden tot een simultane afname van het aantal inwoners en een stijging van het aantal huishoudens, wat resulteert in een huishoudensverdunning.
De waardering van het wonen in Westvoorne is goed, maar niet zonder uitdagingen. Vraagstukken op de Westvoornse woningmarkt betreffen vooral de mogelijkheden van het zelfstandig wonen door ouderen en de koop- en huurmogelijkheden voor jongeren. Daarnaast liggen er opgaven in het verbeteren en versterken van de karakteristieke woonmilieus.
Om de ontwikkelingen in gewenste banen te leiden en de uitdagingen aan te gaan, zijn in de visie vier ambities geformuleerd, die beantwoorden aan de actualiteit en de meest pregnante verwachtingen:
Conclusie
De ontwikkeling van de vervangende nieuwbouw is passend in de Woonvisie.
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden. Zoals beschreven draagt het plan bij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek.
Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de functies direct zijn vastgelegd op hun locatie. Hiermee kunnen op basis van het bestemmingsplan relevante omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen planvorm biedt duidelijkheid en sluit aan bij de planvorm van de rest van het gebied, zoals vastgelegd in bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne. Het bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne is ook inhoudelijk als basis gebruikt voor de planregeling in dit bestemmingsplan. De regels van het bestemmingsplan 'Parapluherziening erfafscheiding, BenB, gastenverblijf en parkeren' zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
De verbeelding is de digitale kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden (aangegeven met een bestemmingsvlak) geldt. Een bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Gebouwen zijn doorgaans alleen toegestaan binnen een bouwvlak. In voorliggend plan is binnen de bestemming Wonen het bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak.
In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
Begrippen (Artikel 1) en wijze van meten (Artikel 2)
Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte en dergelijke van bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.
Tuin (Artikel 3)
De woning wordt aan de voorzijde voorzien van een strook tuin. Omdat aan de voorzijde van de woning andere uitgangspunten worden gehanteerd voor de bouwwerken die zijn toegestaan dan aan de achterzijde van de woningen, is ervoor gekozen deze gronden een eigen bestemming te geven, namelijk Tuin. Deze gronden kunnen onder meer worden aangewend voor het parkeren bij de woning. Voor de regels betreffende erafscheidingen is aangesloten bij het door de gemeenteraad vastgestelde beleid over erfafscheidingen.
Het plangebied strekt zich niet uit tot de achterzijde van het woonperceel. Aan de achterzijde blijft de bestemming Tuin 2 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne van toepassing.
Wonen (Artikel 4)
De woonfunctie is de voornaamste functie binnen het plangebied. De woonfunctie regelt de vervangende nieuwbouw van de woning aan de Zwartelaan 26.
Naast het wonen is het de bewoner ook toegestaan om een beroep aan huis uit te oefenen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten te ondernemen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. Zo mag de uitoefening van het beroep er niet toe leiden dat de woning zijn uitstraling als woning verliest. Ook dient de woonfunctie als primaire functie te worden gehandhaafd en mag ten hoogste 50 m² van de woning worden aangewend ten behoeve van het beroep of bedrijf.
De goot- en de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 4 m en 10 m.
In het bestemmingsplan zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Hiervoor is de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen. Voor de vrijstaande woning is een maximale oppervlaktemaat opgenomen (dat is hoofdgebouw inclusief erfbebouwing). Afhankelijk van de grootte van het perceel kan deze variëren tussen de 150 m² en 400 m². Verder geldt dat het hoofdgebouw op ten minste 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen dient te worden gebouwd.
Voor de regels betreffende erafscheidingen is aangesloten bij het door de gemeenteraad vastgestelde beleid over erfafscheidingen.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) (Artikel 5)
Op basis van het recent uitgevoerde archeologisch onderzoek is het plangebied voor de nu voorliggende ontwikkeling vrijgegeven. Wel blijft - ter bescherming van eventuele archeologische waarden - voor toekomstige bodemverstorende activiteiten in het gebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' van kracht. Ter plaatse van deze dubbelbestemming gelden twee onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen.
Hierbij is sprake van een zekere rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemmingen. De dubbelbestemming is noodzakelijk omdat het ruimtelijk relevante belang onvoldoende kan worden veiliggesteld met de op de betrokken gronden gelegde bestemming(en).
De regeling voor deze bestemming is gebaseerd op advies van BOOR en recentelijk uitgevoerd onderzoek. De grens waarvoor binnen het gemeentelijke grondgebied een archeologische toetsing nodig is, is afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde en verschilt per locatie. In dit plangebied is de archeologische toetsing niet nodig indien het gaat om een bouwwerk van 200 m² of minder en/of niet dieper reikt dan 80 cm onder het maaiveld (vrijstellingsmarges). De marge van toegestane verstoringdiepte is versoepeld ten opzichte van het bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne, waarbinnen het plangebied is gelegen.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelbepaling (Artikel 6)
De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (Artikel 7)
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
Verder is er een regeling voor overstekende luifels, ondergrondse bouwwerken opgenomen en een parkeerbepaling.
Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik, zoals een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen kan worden afgeweken van de bouwregels, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages en om de bouwgrenzen te overschrijden. De initiatiefnemer dient hiertoe een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan aan te vragen. Van deze bevoegdheid mag overigens alleen gebruik worden gemaakt wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 10)
In dit artikel wordt de juridische relatie gelegd met de op de verbeelding aangegeven 'geluidszone - industrie'.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 11)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in.
Overige regels (Artikel 12)
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangsregels (Artikel 13 en de slotregel Artikel 14) aan de orde.
In dit hoofdstuk is de ontwikkeling getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving die voor dit plan van belang is. Per paragraaf zijn de conclusies opgenomen.
Beleidskader
De gemeente Westvoorne onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Westvoorne daarmee wenst om te gaan.
In het momenteel voor het plangebied geldende bestemmingsplan Dorpsgebied Oostvoorne is een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. De AWK is het achterliggende beleidskader voor de motivering van die dubbelbestemming.
Het wettelijk kader voor de bescherming van (archeologische) monumenten en de aanwijzing van beschermde stads- of dorpsgezichten is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.
Onderzoek
De afdeling Archeologie van de gemeente Rotterdam (BOOR) heeft de noodzaak van het uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek in het kader van de voorgenomen nieuwbouw van een woning aan de Zwartelaan 26 te Oostvoorne beoordeeld. De beoordeling heeft geleid tot de onderstaande conclusie. De volledige archeologische beoordeling en onderbouwing is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Conclusie
BOOR ziet naar aanleiding van de plannen geen reden tot archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek) op de planlocatie. De locatie kan voor de voorgenomen ontwikkeling worden vrijgegeven zonder archeologische bemoeienis. Wel wordt benadrukt, dat er altijd rekening dient te worden gehouden met zogenaamde toevalsfondsten.
Normstelling en beleid
In verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Voor ruimtelijke plannen moet ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, worden verricht. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
Voor het plangebied is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is toegevoegd als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Het verkennend bodemonderzoek voldoet aan de gestelde eisen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de locatie geschikt is te achten voor zowel het huidige woongebruik als het toekomstige gebruik voor wonen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen bij de toelichting. Bij de bijlage wordt ook de beoordeling van het bodemonderzoek door de DCMR gevonden (bijlage 3).
Normstelling en beleid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Net als onder de vervallen wettelijke kaders, is het onder de nieuwe wet van belang om bij ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken wat de effecten zijn van ruimtelijke ingrepen op voorkomende dier- en plantsoorten.
Onderzoek beschermde gebieden
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied "Voornes Duin".
Figuur 5.1 Plangebied in relatie tot Natura 2000 gebied "Voornes-Duin".
Het plangebied vormt echter geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het plangebied en de overige bebouwing langs de Zwartelaan ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot de natuurgebieden, de locatie van het plangebied en het feit dat het gaat om de vervangende nieuwbouw van een woning waarbij de nieuw te bouwen woning per saldo op grotere afstand van de beschermde gebieden komt te liggen, kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Onderzoek Flora en fauna
Voor het plangebied is een ecologisch onderzoek, inclusief veldbezoek uitgevoerd. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 4.
Conclusies
Er bestaat het voornemen voor de sloop van de opstallen aan de Zwartelaan 26 te Oostvoorne om vervolgens nieuwbouw te kunnen realiseren. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten.
In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten en/of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, groen rooien buiten broedseizoen).
Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren.
Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Zwartelaan 26 te Oostvoorne zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 18 mei 2018. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europees:
Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
Nationaal Waterplan (NW)
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
Waterwet
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Onderzoek
Huidige situatie
Het plangebied betreft het perceel aan de Zwartelaan 26 te Oostvoorne. In de huidige situatie bevindt zich in het plangebied een woning, schuur en kas. De bodem bestaat uit zwaklemig fijn zand. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 meter beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 meter beneden het maaiveld. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een sloot met bijbehorende beschermingszone. Binnen deze beschermingszone vinden geen werkzaamheden plaats.
Figuur 5.2. Sloot oostzijde plangebied met bijbehorende beschermingszone. Bron: Digitale Watertoets
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van de bestaande bebouwing en realisatie van één woning. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden. Gelet op de bebouwing die gesloopt wordt en de realisatie van slechts een vervangende woning zal de eventuele toename van verharding minder zijn dan de genoemde drempelwaarden van het waterschap.
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
De beoogde woning wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is geen ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De ontwikkeling is gecommuniceerd met en akkoord bevonden door het waterschap. Het waterschap vraagt aandacht voor onderstaand aandachtspunt in de verdere uitwerking van de ontwikkelingsplannen.
Er is een aandachtspunt voor wat betreft de afvoer van het hemelwater naar de riolering. Het beleid is, dat er een gescheiden stelsel wordt aangebracht. Het is niet wenselijk om schoon hemelwater naar de zuivering af te voeren. Binnen het gebied bestaat de mogelijkheid om het hemelwater naar het oppervlaktewater af te voeren.
De ontwikkeling betreft de vervangende nieuwbouw van een woning op een bestaand woonperceel. Het bestaande aantal woningen wijzigt niet. Per saldo is er derhalve geen toe- of afname van het aantal functies. Het parkeren wordt mogelijk gemaakt op eigen erf. Daartoe biedt het bij de woning behorende erf voldoende ruimte. De ontsluiting van het woonperceel blijft plaats vinden via de Zwartelaan.
Conclusie
Het aspect verkeer staat de realisatie van de nieuwe woning niet in de weg.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan als leidraad gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
De beoogde woning wordt buiten het huidige bestaande bouwvlak voor wonen gerealiseerd. Daarom dient onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of de beoogde woning de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven beperkt.
Naast het plangebied bevindt zich een perceel met een bedrijfsbestemming. De regels behorende bij deze bedrijfsbestemming laten bedrijvigheid in de categorie B.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toe. Deze categorie betreft bedrijven die zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Dergelijke bedrijven zijn in de nabijheid van woningen toelaatbaar. Deze planologische mogelijkheid levert derhalve geen onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van het plangebied op en de beoogde woning zal op haar beurt deze planologische mogelijkheid niet belemmeren.
Het aannemersbedrijf dat naast het plangebied was gevestigd, is in de regels bij de bedrijfsbestemming specifiek aangeduid omdat het bedrijf in beginsel in een zwaardere categorie dan B.1 thuishoort. Het betreffende bedrijf is echter niet langer op het perceel werkzaam en aanwezig. Dit betekent dat er geen belemmering is voor de vervangende nieuwbouw van de woning.
Overigens bestaat het voornemen om op de betreffende bedrijfslocatie woningen te realiseren.
Verder is nabij het plangebied het sportcomplex van voetbalvereniging Ovv aanwezig. Voor een veldsportcomplex (met verlichting) geldt een richtafstand van 50 meter in rustig buitengebied/rustige woonwijk. De beoogde woning wordt op meer dan 50 meter afstand gerealiseerd zodat aan de richtafstand wordt voldaan.
Ook bevindt het plangebied zich binnen de geluidzone van het industrieterrein Maasvlakte-Europoort. Dit aspect wordt verder behandeld in paragraaf 5.10.1.
Verder zijn in de omgeving geen overige bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijven worden ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet in de bedrijfsvoering beperkt.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Onderzoek
Inrichtingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, ligt het plangebied in het invloedsgebied (1% letaliteitsafstand) van het groepsrisico van ADR Park Rotterdam. De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een toename van het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied. Het groepsrisico neemt daarom niet toe. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Verder zijn in de omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig die een extern veiligheidsrisico vormen ter plaatse van het plangebied.
Transportroutes
Circa 400 meter ten oosten van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de N218. De weg heeft geen PR10-6 contour. Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 355 meter. Het plangebied ligt daar buiten. Het plangebied bevindt zich wel binnen de 1% letaliteitsafstand van de weg waardoor een verantwoording van het maatgevende scenario (toxisch) noodzakelijk is. Circa 1.400 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor. Vanwege de ruime afstand vormt de PR10-6 contour van 17 meter geen belemmering. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt meer dan 4 kilometer. Omdat het plangebied op meer dan 200 meter afstand is gelegen hoeven conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Buisleidingen
Ten oosten van het plangebied ligt een aantal buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De belangrijkste gegevens van de leidingen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 5.1 Buisleidingen
Leiding | Stof | PR 10-6 | Invloedsgebied | Afstand tot grens plangebied |
A-536 | Aardgas | 0 m | 430 m | Ca. 360 m |
A-624 | Aardgas | 0 m | 470 m | Ca. 360 m |
11001 | Petroleum | 25 m | 36 m | Ca. 360 m |
Uit tabel 5.1 blijkt dat enkel leiding 11001 een PR10-6 contour heeft. Deze contour bereikt niet het plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico van leiding A-624 en A-536 bereiken het plangebied. Gelet op de aard en beperkte omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet toenemen. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de (gedeeltelijke) ligging in het invloedsgebied van ADR Park Rotterdam, spoor, N218 en buisleidingen is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied is bereikbaar via de Zwartelaan. Via deze weg kan van de bron af gevlucht worden en is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied wordt één woning gerealiseerd. De aanwezigen zijn dan ook hoofdzakelijk redzaam. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzaam. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Maatregelen
Ten aanzien van het toxische scenario (spoor en N218) zal mechanisch afsluitbare ventilatie worden aangebracht in de woning.
Conclusie
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico van het spoor, N218, buisleidingen en ADR Park Rotterdam. De beoogde ontwikkeling zal niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Uit de verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Op ongeveer 360 meter van het plangebied ligt de 380 kV hoogspanningsleiding Crayestein-Maasvlakte. Voor deze leiding geldt een indicatieve zone van 200 meter en een belemmeringenstrook van circa 40 meter. Beide zones gelden aan weerszijde van de leiding. Aangezien het plangebied buiten de indicatieve zone en buiten de belemmeringenstrook ligt, vormt de hoogspanningsleiding geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Verder zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Normstelling en beleid
Volgens de Wet geluidhinder moeten alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) niet zonder meer toegestaan. Voor vervangende nieuwbouw in de zone van een industrieterrein is de maximale hogere waarde 65 dB(A).
Onderzoek
Het plangebied is gelegen in de geluidzone van het industrieterrein Maasvlakte-Europoort. Op basis van de geluidschillen in bijlage 5 van het RAK bedraagt de geluidbelasting ter plaatse 56 dB(A). Gelet op de artikelen 59, lid 1 en 110a van de Wet geluidhinder kunnen burgemeester en wethouders van Westvoorne besluiten voor de omgevingsvergunning Zwartelaan 26 een hogere waarde voor industrielawaai vast te stellen.
Een hogere waarde besluit betreft een separaat besluit met een afzonderlijke procedure. Het besluit en de procedure dienen echter wel parallel met de bestemmingsplanprocedure te worden genomen c.q. te worden doorlopen.
Conclusie
Het aspect industrielawaai staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Binnen het plangebied wordt de vervangende nieuwbouw van een woning mogelijk gemaakt. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor, indien gelegen binnen de geluidszone van wegen, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het plangebied bevindt zich binnen de zone van de Zwartelaan. Binnen zones langs wegen is de voorkeurswaarde voor woningen 48 dB. Voor vervangende nieuwbouw langs een bestaande weg bedraagt de maximale hogere waarde 68 dB. De maximaal toelaatbare binnenwaarde in een verblijfsruimte van een woning bedraagt 33 dB. De geluidbelasting ten gevolge van verkeer op de Zwartelaan op de nieuwe woning is lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB.
Mede gezien het feit, dat de nieuwe woning verder vanaf de weg wordt gerealiseerd kan er gesproken worden van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie: dit aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied wordt 1 woning gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Noordweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Financiële uitvoerbaarheid
Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel- economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (art 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Dit geldt ook voor projecten waarbij sprake is van een particuliere ontwikkelaar die op eigen initiatief een locatie ontwikkelt. In het plangebied is géén sprake van een gemeentelijke exploitatie. Geconcludeerd wordt dat het plan financieel uitvoerbaar wordt geacht. Dit onder meer op basis van specifieke gegevens over het plangebied en inzicht in de planvorming
Kostenverhaal
Dit bestemmingsplan betreft de planologische vastlegging van een particulier initiatief. inhoudelijk gaat het om de vervangende nieuwbouw van een woning.
Tussen de grondeigenaren en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee is verzekerd dat kostenverhaal, zoals eventuele planschadeclaims, ten laste van de grondeigenaren zullen komen.
Vanwege de geringe ruimtelijke impact van de ontwikkeling, is besloten geen afzonderlijk traject van inspraak te voeren. Het bestemmingsplan wordt als ontwerp ter visie gelegd volgens de wettelijke bepalingen over de totstandkoming van bestemmingsplannen genoemd in de Wet ruimtelijke ordening.
In het kader van de onderzoeken naar de relevante omgevingsaspecten is voorafgaand het wettelijk verplichte overleg gevoerd met het Waterschap, het RAK, de provincie en overige instanties. De verslaglegging van dat onderzoek volgt hieronder. De reacties vanuit het overleg zijn te vinden in Bijlage 5.
DCMR Milieudienst Rijnmond
Ten aanzien van de verschillende milieuaspecten kan de Milieudienst instemmen met het bestemmingsplan. De Milieudienst geeft een tweetal aandachtspunten mee voor het vervolg van de planvorming. Het gaat in casu om een aspect van de ecologische beoordeling en de regeling van de geluidzone - industrie.
DCMR geeft aan, dat in de ecologische paragraaf in 5.4 niet wordt ingegaan op het aspect van de gebiedsbescherming. Het plangebied is gelegen in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied "Voornes Duin". Een motivering dat deze ruimtelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied ontbreekt. Deze omissie is aangepast in het bestemmingsplan, zie 5.4.
Verder is in de regels (artikel 10.1 "Geluidzone-industrie") bij het bestemmingsplan opgenomen, dat binnen deze aanduiding de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Gezien het feit dat het plangebied is gelegen in de 56 dB(A) zone - hiervoor is een hogere waardebesluit opgesteld - moet deze regel worden aangepast. Het betreffende artikellid is aangepast, zie artikel 10.1.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
De Veiligheidsregio heeft met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd.
Waterschap Hollandse Delta
Het Waterschap geeft aan, dat de waterstaatsbelangen goed zijn opgenomen in het bestemmingsplan en er geen vergunning nodig is van het waterschap. Ruimtelijk gezien is er vanuit het waterschap geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan. Er is een aandachtspunt voor wat betreft de afvoer van het hemelwater naar de riolering. Het beleid is, dat er een gescheiden stelsel wordt aangebracht. Het is niet wenselijk om schoon hemelwater naar de zuivering af te voeren. Binnen het gebied bestaat de mogelijkheid om het hemelwater naar het oppervlaktewater af te voeren. Dit aandachtspunt is opgenomen in paragraaf 5.5 Water.
Provincie Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft geen opmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan.
Het ontwerp van het bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt en ter visie gelegd voor een periode van zes weken. Er zijn geen zienswijzen ingediend. De gemeenteraad stelde het bestemmingsplan op 23 januari 2019 ongewijzigd vast.
Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit jurisprudentie heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaving. In de loop van de jaren '90 is in de gemeente Westvoorne de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen. Dit werd mede ingegeven door het besef dat grote delen van de gemeente landschappelijk zeer kwetsbaar gebied is waarin strikt gehandhaafd moet worden.
In het Beleidsplan toezicht en handhaving (geactualiseerd in 2014) is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid.
Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.
Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhavingsactiviteiten in het aankomende jaar.
Handhavingsmiddelen
De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen staan in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.
Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.