direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Westerlandseweg 4-8 Tinte/Aelbrechtsweg 8a Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.WestAel-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het glastuinbouwintensiveringsgebied te Tinte is aan de Westerlandseweg 4-8 het agrarisch glastuinbouwbedrijf van Kwekerij Arkse gevestigd. Het bedrijf heeft ter plaatse de beschikking over acht percelen grond. Op de percelen zijn aanwezig tuinbouwkassen, bijbehorende bedrijfsbebouwing en voorzieningen, twee bedrijfswoningen en erfverharding. Twee percelen, gelegen langs de N496 (Westvoorneweg) richting Rietdijk, zijn nog onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0001.png"

Figuur 1.1 - Luchtfoto Kwekerij Arkse, Tinte (bron: google maps).

Door de aankoop van glasrechten van een ander agrarisch glastuinbouwbedrijf aan de Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne én door een beroep te doen op de gemeentelijke Structuurvisie Glasherstructurering, wil Kwekerij Arkse zijn bedrijf uitbreiden door op de twee hierboven genoemde nog onbebouwde percelen tuinbouwkassen te realiseren.

Dit bestemmingsplan dient ervoor om de daarmee ontstane nieuwe situatie planologisch vast te leggen. Voor zowel de locatie waarop de ontwikkeling plaats vindt (Westerlandseweg 4 tot 8 te Tinte) als de agrarische locatie aan de Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne waar het agrarisch tuinbouwbedrijf is gevestigd waarvan de glasrechten zijn aangekocht.

Dit bestemmingsplan heeft derhalve betrekking op de volgende twee locaties:

- Westerlandseweg 4 tot 8 te Tinte en;

- Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne.

Zie ook de figuur in paragraaf 1.2.

Westerlandseweg 4- 8, Tinte

Door de aankoop van 3 hectare glasrechten van het agrarisch tuinbouwbedrijf aan de Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne én door aankoop van de gemeente van 1,21 hectare glasrechten op basis van de gemeentelijke Structuurvisie Glasherstructurering, ontstaat ruimte voor een toename van de oppervlakte aan tuinbouwkassen van 4,21 hectare. De uitbreiding wordt gerealiseerd op de nog onbebouwde percelen langs de N496 (Westvoorneweg). Het bedrijf beschikt daar momenteel over 3 hectare glasrechten wat ook het maximum is in het geldende bestemmingsplan. Met de genoemde twee transacties wordt de maximaal toegestane oppervlakte aan glas op de uitbreidingslocatie 7,21 hectare. Dit bestemmingsplan regelt de toename van de maximale toegestane oppervlakte aan glas. Tegelijkertijd wordt met dit bestemmingsplan de huidige bedrijfswoning aan de Westerlandseweg 8 aangeduid als plattelandswoning, omdat de betreffende woning al langere tijd niet noodzakelijk meer is als onderdeel van het bedrijf. Tot slot geeft het bestemmingsplan de randvoorwaarden voor de noodzakelijke water-technische voorzieningen op de percelen waarop de uitbreiding is gedacht.

Aelbrechtsweg 8a, Oostvoorne

Door verkoop van de drie hectare aan glasrechten, dient het bestemmingsplan voor de percelen aan de Aelbrechtsweg 8a te worden aangepast in die zin, dat de aanduiding 'glastuinbouw' wordt vervangen door een akkerbouwaanduiding. De gronden blijven hiermee beschikbaar voor glastuinbouw maar een nieuw glastuinbouwbedrijf kan zich niet meer vestigen

In Hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen nader onderbouwd.

Het concentreren van glastuinbouw en glastuinbouwbedrijven binnen het aangewezen glastuinbouwgebied van Tinte vormt een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijke beleid van zowel de provincie Zuid-Holland als de gemeente Westvoorne. De gemeente voert sinds jaren beleid waarmee de verplaatsing of nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwgebied Tinte mogelijk kan worden gemaakt. Hiervoor zijn ook eerder diverse bestemmingsplannen opgesteld. Dit bestemmingsplan wijkt enigszins af van deze genoemde eerdere bestemmingsplannen in die zin, dat het hier gaat om verplaatsing van glasrechten binnen het concentratiegebied. Hierbij worden de glasrechten aan de te ontvangen percelen toegekend en wordt de aanduiding glastuinbouw en het bijbehorende bouwvlak van de locatie die de glasrechten afstaat verwijderd.

De diverse afspraken met betrekking tot de aankoop van de glasrechten zijn vastgelegd in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de betrokken ondernemers. Omdat de planologische uitvoering van deze afspraken niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd is het voorliggende bestemmingsplan nodig.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op twee locaties. Het betreft de locaties aan de Westerlandseweg 4-8 te Tinte en de Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne. De plangrenzen zijn hieronder aangegeven. Beide locaties bevinden zich in het glastuinbouwconcentratiegebied Tinte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0002.png"

Figuur 1.2 - Aanduiding plangebied van dit bestemmingsplan.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Op beide locaties vigeert momenteel het bestemmingsplan "Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte". Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Westvoorne op 5 april 2011 en is onherroepelijk van kracht.

De betreffende percelen zijn beide gelegen binnen de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouwintensiveringsgebied". Tevens is op beide locaties de dubbelbestemming " Waarde-Archeologie" van toepassing. Voor beide locaties geldt een aantal functieaanduidingen, waarvan de functieaanduiding " glastuinbouw" de meest in het oog springende is.

In Hoofdstuk 2 wordt verder op de geldende bestemmingsplan situatie ingegaan.

Tot slot geldt ter plaatse de parapluherziening "Erfafscheiding, BenB, gastenverblijf en parkeren" die op 10 mei 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad en onherroepelijk van kracht is. De regels over deze drie onderwerpen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied. In dit hoofdstuk wordt ook de ruimtelijke kwaliteitsverbetering en ruimtelijke inpassing voor de uitbreiding op de locatie aan de Westerlandseweg beschreven;
  • het relevante ruimtelijke beleidskader is beschreven in hoofdstuk 3. Daarbij is toegelicht op welke manier dit bestemmingsplan past binnen de beleidskaders van de diverse overheden;
  • hoofdstuk 4 beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan;
  • het onderzoek dat voor dit bestemmingsplan is uitgevoerd komt in hoofdstuk 5 aan de orde;
  • op de economische uitvoerbaarheid en het aspect handhaving wordt in hoofdstuk 6 ingegaan;
  • hoofdstuk 7 bevat de samenvatting en toelichting op het gevoerde overleg met de andere overheden en een toelichting op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Om de toelichting beknopt te houden is een aantal zaken als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Westerlandseweg 4-8 Tinte

In de huidige situatie bevindt zich op de locatie aan de Westerlandseweg 4-8 en de Rietdijk te Tinte een glastuinbouwbedrijf met een complex van in totaal 7,5 hectare kassen, een aantal bedrijfsgebouwen, bedrijfsvoorzieningen en twee bedrijfswoningen. De kassen die horen bij het bedrijf liggen direct achter de bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoningen en strekken zich uit tot aan de Rietdijk.

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan "Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte". Op de betreffende percelen geldt de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouwintensiveringsgebied" en de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie". Er is een drietal bouwvlakken aanwezig en er zijn de functieaanduidingen "glastuinbouw" en "specifieke vorm van waarde - 3" respectievelijk "specifieke vorm van waarde - 2" toegekend. De bestemmingsplanregels laten per bouwvlak maximaal 3 hectare aan kassen toe.

Hieronder wordt de planologische situatie getoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0003.png"

Figuur 2.1 - Westerlandseweg 4 tot 8 Tinte (ruimtelijkeplannen.nl).

Westerlandseweg 8 Tinte

De bedrijfswoning aan de Westerlandseweg 8 is momenteel niet in gebruik als bedrijfswoning en zal in de toekomst ook niet noodzakelijkerwijs een relatie met het bedrijf hoeven te hebben. In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of het   mogelijk   is de bedrijfswoning aan de Westerlandseweg 8 te Tinte aan te duiden als plattelandswoning.

Aelbrechtsweg 8a Oostvoorne

Op de locatie aan de Aelbrechtseweg 8a is momenteel aanwezig een bedrijfswoning met een bedrijfsloods. Er zijn geen kassen aanwezig.

Voor het perceel geldt eveneens het bestemmingsplan "Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte". Van toepassing is de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouwintensiveringsgebied" en de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie". Ter plaatse is een bouwvlak aanwezig en zijn de functieaanduidingen "glastuinbouw" en "specifieke vorm van waarde-2"' van toepassing. Verder geldt er nog een specifieke "bouwaanduiding-1" en een gebiedsaanduiding "geluidzone-industrie".

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0004.png"

Figuur 2.2 - Aelbrechtsweg 8a Oostvoorne (ruimtelijkeplannen.nl).

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

Door de transacties met betrekking tot de aankoop van glasrechten, breiden de glasrechten van Kwekerij Arkse op de locatie aan de Westerlandseweg 4 te Tinte uit van 3 naar 7,21 hectare.

In dit kader heeft het bedrijf mede gekeken naar het bedrijfsproces. Het is gebleken, dat de bedrijfswoning op nummer 8 nu geen directe relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten en dat in de toekomst ook niet zal hebben. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan onderzocht of de betreffende woning een aanduiding als plattelandswoning kan krijgen. De conclusie, zie verder in deze toelichting, is dat dit tot de mogelijkheden behoort.

Een plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het bedrijf, mag worden bewoond. Dit is juridisch-planologisch mogelijk omdat aan de plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een burgerwoning. De juridische regeling geeft ook aan dat de planologische status bepalend is voor de bescherming van een plattelandswoning. Voorheen was het feitelijk gebruik bepalend.

In het bestemmingsplan blijft de bestemming van de woning agrarisch, maar krijgt een aanduiding als 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.

In de hoek van het perceel (hoek N496 - Rietdijk) wordt een maatwerkbouwvlak opgenomen t.b.v. water-technische voorzieningen, niet zijnde gebouwen, met een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximaal oppervlakte van 400 m2.

In de planregeling wordt een bepaling opgenomen over het treffen van compensatiemaatregelen (in overleg met waterschap) voor de betreffende toename van de oppervlakte aan kassen (+ 4,21 ha).

Van het perceel aan de Aelbrechtsweg 8a te Oostvoorne wordt de aanduiding glastuinbouw op de verbeelding vervangen door een akkerbouwaanduiding.

2.3 Ruimtelijke kwaliteitsverbetering

In de exploitatieovereenkomst is vastgelegd, dat de nieuwe locatie landschappelijk en uiterlijk zes maanden na de bouw van de kassen zal worden ingepast.

Op de figuren hieronder is te zien, dat een landschapsdijk met gras en inheemse beplanting zal worden aangelegd. Ook worden natuurlijke oevers aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0005.png"

Figuur 2.3 - Impressie uitbreiding glastuinbouwlocatie Westerlandseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0006.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0007.png"

Figuur 2.4 - Doorsneden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0008.png"

Figuur 2. 5 - Referentie landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

(maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven. Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en de betrokkenheid van het Rijk. De gemeente is de overheid die het dichtste bij de burger staat en in eerste instantie zorgt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk dertien zogenaamde ‘nationale belangen’ geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken. De onderhavige 'uitruil' en aankoop van glasrechten is geen onderwerp vallend binnen een van die nationale belangen. Het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de door het Rijk gestelde algemene doelen voor de ruimte. De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid gelaten.

3.3 Provinciaal ruimtelijk beleid

3.3.1 Provinciale structuurvisie en programma Ruimte

Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit (juli 2014). Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte (juli 2014). Een belangrijk uitgangspunt in de structuurvisie is het tegengaan en actief verbeteren van de ruimtelijke situatie op plekken waar sprake is van (dreigende) verrommeling. Daarbij moet rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap, natuur en cultuurhistorie en moet sprake zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Binnen dit uitgangspunt past onder meer de sanering van verspreid liggende glastuinbouwlocaties. Een van de bijbehorende beleidsuitgangspunten is verder de aanpak van zogenaamde ‘papieren glaslocaties’. Het provinciale beleid gaat in principe uit van een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor verspreid liggende glastuinbouwlocaties met een beperkte economische waarde in relatie tot de greenports. De provincie heeft daarnaast een faciliterende en stimulerende rol in de nog te realiseren sanering van verspreid liggende kassen. De inzet van de provincie verschilt per gebied. Leidend is de te bereiken verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het behalen van de doelstelling hangt vooral af van de mate waarin gemeenten zelf actie ondernemen en de bereidheid van eigenaren om te saneren.

Het voorliggende bestemmingsplan is een uitwerking van het provinciale beleid.

3.3.2 Provinciale verordening

Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte 2014 vastgesteld (juli 2014). In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat enkele regels die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke kwaliteit

Op grond van artikel 2.2.1 zijn regels voorgeschreven met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen. De criteria die aan een ontwikkeling worden gesteld zijn afhankelijk van het type ontwikkeling. In lid 1 van het artikel staat onder andere het volgende hierover:

"Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;"

Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf mogelijk. Uitbreiding op de twee onbebouwde percelen is een logische uitbreidingsrichting van het bedrijf en een optimalisering van de huidige bedrijfsvoering. De voorgenomen ontwikkeling past in het bestaande karakter van het gebied en wordt begeleidt door een landschappelijk inpassingsplan.

De ruimtelijke ontwikkeling in kwestie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, door de landschappelijke inpassing waar in het vorige hoofdstuk aandacht aan is besteed. De landschappelijke inpassing is door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst geborgd.

In artikel 2.2.1 van de verordening staat in het derde lid onder a welke aanvullende ruimtelijke maatregelen - waarnaar in lid 1 word verwezen - de provincie als mogelijkheden ziet:

"De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):

  • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
  • 2. wegnemen van verharding;
  • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
  • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert."

Glastuinbouw

Op grond van artikel 2.3.1 zijn regels voorgeschreven voor agrarische bedrijven. Daarbij is onder andere bepaald dat nieuwe kassen alleen toegelaten worden bij bestaande, volwaardige glastuinbouwbedrijven tot een maximum oppervlak van 2 ha. Dit betreft het vertrekpunt voor kassen in het buitengebied, maar heeft geen betrekking op het glastuinbouwconcentratiegebied. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel 2.1.5, waarvan lid 1 bepaalt dat in dit gebied (zoals weergegeven in figuur 3.1) uitsluitend glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven zullen worden toegestaan, alsmede de daarbij behorende voorzieningen. De realisatie van het deels nieuwe bedrijfscomplex aan de Westerlandseweg voldoet daarom aan de regeling om nieuwe kassen binnen dit gebied te concentreren en niet elders in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0009.png"

Figuur 3.1 - Begrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Tinte.

3.3.3 Conclusies

Gelet op deze toelichting is de conclusie, dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid en de daarbij behorende regels en uitgangspunten.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Westvoorne is vastgelegd in de Omgevingsvisie Westvoorne 2030. De visie op sanering en ontwikkeling van glas is daarbij onverkort overgenomen uit de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening, april 2011). Uitgangspunt is een sanering van de verspreid liggende glastuinbouwlocaties in Westvoorne. De structuurvisie beschrijft hoe de sanering van de verspreide glastuinbouw samenhangt met de optimalisatie van het glastuinbouwgebied Tinte en de eventuele bouw van woningen. Ook geeft de structuurvisie aan wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn bij de sanering van bedrijven. Tot slot wordt in de structuurvisie aangegeven hoe de sanering planologisch, financieel en juridisch mogelijk wordt gemaakt. De financiële aspecten van de sanering zijn verder uitgewerkt in de bij de structuurvisie horende Businesscase. De Businesscase wordt jaarlijks herzien. Dit bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor een onderdeel van de realisering van een deel van de sanering die is aangegeven in de structuurvisie Glasherstructurering. Het bestemmingsplan draagt bij aan de realisatie van de beleidsdoelen voor het landelijk gebied van Westvoorne. Het bestemmingsplan is onderdeel van een recente reeks aan bestemmingsplannen met betrekking tot de sanering en optimalisering van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven in Westvoorne.

3.5 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.

4.2 Planvorm

Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de functies direct zijn vastgelegd op hun locatie. Hierdoor kunnen op basis van dit bestemmingsplan eventuele relevante omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen planvorm biedt hiermee duidelijkheid aan alle betrokkenen. Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij de vigerende regeling en andere recente bestemmingsplannen voor de sanering van verspreid liggende glastuinbouw in Westvoorne. Waar nodig is de regeling aangepast aan het ter plaatse vereiste maatwerk.

De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

4.3 Plansystematiek

Verbeelding

De verbeelding is de digitale kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.

In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.

Bestemmingsregels

In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings-en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

Begrippen en wijze van meten

Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de maatvoering van bouwwerken wordt gemeten of berekend.

Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.

Voor beide artikelen geldt dat een deel bindend is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening

(Bro).

- Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied

De bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwintenviseringsgebied' is toegekend aan de nieuwe uitbreidingslocatie aan de Westerlandseweg. De bestemming en de regeling is in beginsel integraal overgenomen uit het bestemmingsplan 'Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte', waarmee in 2011 uniforme mogelijkheden zijn geboden voor bestaande en toekomstige glastuinbouwbedrijven in dit gebied.

Ten opzichte van deze oorspronkelijke regeling zijn uitsluitend wijzigingen aangepast of achterwege gelaten voor zover de oorspronkelijke regels voor deze specifieke bedrijfslocatie niet relevant zijn, en zijn regels toegevoegd voor zover die in het kader van de beoogde ontwikkeling nodig zijn.

De voornaamste (nieuwe) toevoegingen zijn hieronder kort omschreven.

Westerlandseweg 4 - 8:

  • Ter plaatse van de uitbreiding is 7,21 hectare als toegelaten maximum aantal hectare glas;
  • de woning aan de Westerlandseweg 8 te Tinte is binnen de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied" aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning;
  • de watertechnische voorziening achter op het terrein waarop de ontwikkeling is gedacht nabij de Rietdijk is voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van water - water-technische voorzieningen". Enkel voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van zes meter ten behoeve van de glastuinbouw zijn ter plaatse van deze aanduiding mogelijk. De water-technische voorzieningen zijn nodig om ter plaatse meststoffen aan het plantwater toe te voegen.;
  • in de regels is watercompensatie, in overleg met het waterschap, voorgeschreven in verband met de toename van de kassen.

Aelbrechtsweg 8a:

  • Op het perceel ligt in het geldende bestemmingsplan een aanduiding glastuinbouw. deze wordt met dit bestemmingsplan verwijderd en vervangen door een akkerbouwaanduiding.

De belangrijkste bepalingen zijn verder dat gebouwen anders dan kassen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Kassen mogen op hun beurt ook buiten het bouwvlak, voor zover ze aaneengesloten en vanuit het bouwvlak worden gesitueerd. De oppervlakte van kassen is daarbij gemaximeerd via een aanduiding op de verbeelding.

Daarnaast zijn diverse afstandseisen van toepassing vanuit omliggende wegen en tot omliggende burgerwoningen.

- Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

De bestemming 'Waarde -Archeologie' is een dubbelbestemming. Om de (mogelijke) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen, is binnen het plangebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie van toepassing. Voor bepaalde bouw-of aanlegwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en duidelijk is dat de activiteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten.

Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

Anti-dubbeltelbepaling

Een Anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Het artikel Algemene bouwregels bevat enkele algemene regels voor het bouwen. Zo zijn er regels over parkeergelegenheid, de geringe overschrijding van bouwgrenzen of oppervlaktematen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Ook wordt voorzien in een regeling voor overkappingen, luifels, overstekken en ondergrondse gebouwen, waarin wordt vastgelegd waar deze zijn toegestaan en in hoeverre deze meetellen bij de inhouds- en oppervlaktemaat van de bovengrondse gebouwen.

Algemene gebruiksregels

Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels

opgenomen over dit gebruik. Een voorbeeld is een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels

In deze artikelen wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan kan worden afgeweken. Ook wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en dus geen verplichting.

Overige regels

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een toenemend aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan kunnen betekenen.

Overgangs-en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs-en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 5 Sectorale onderzoeken

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de motivering van het bestemmingsplan voor de diverse relevante omgevingsaspecten. Uit de onderzoeken blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan de relevante wet- en regelgeving.

5.2 Milieueffectrapportage

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of een vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer. (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van 4,21 ha glastuinbouw en circa 400 m2 watervoorziening. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Bij besluit van de gemeenteraad van 23 januari 2019 is vastgesteld en besloten, dat geen MER nodig is, zie de memo in bijlage 1. Ook is daar de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt onder meer uit het feit dat:

  • er een geringe toename van de verkeersintensiteit op de Westerlandseweg plaats vindt en dat dit niet leidt tot negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid, luchtkwaliteit en wegverkeerslawaai;
  • als gevolg van de verkeerstoename de stikstofdepositie toeneemt met 0,05 en 0,2 mol per jaar. Dit is ruim onder de grenswaarde van 1 mol per jaar. De stikstofdepositie heeft geen negatieve effecten maar moet wel gemeld worden;
  • bij de uitvoering van de werkzaamheden het broedseizoen in acht wordt genomen en;
  • het plan voldoet aan de eisen van het waterschap.

Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Beleidskader

De gemeente Westvoorne onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologische erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen Westvoorne en geeft aan hoe de gemeente daarmee omgaat.

In het momenteel voor het plangebied geldende bestemmingsplan is een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. De AWK is het achterliggende beleidskader voor de motivering van die dubbelbestemming. Het wettelijk kader voor de bescherming van (archeologische) monumenten en de aanwijzing van beschermde stads- of dorpsgezichten is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.

De archeologische verwachtingswaardes zijn vertaald in archeologische dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen die in het vigerende bestemmingsplan op het plangebied van toepassing zijn en corresponderen met AWK, zijn overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Aanvragen voor omgevingsvergunning zullen aan deze regels worden getoetst.

Wanneer een ontwikkeling - in dit geval die aan de Westerlandseweg - de realisering van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m² inhoudt én waarvoor bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,4 m beneden het maaiveld, zal uit een rapportage moeten blijken dat de archeologische waarden niet worden geschaad of door middel van het stellen van voorwaarden kunnen worden voorkomen.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft de bestaande bebouwing en inrichting binnen het plangebied geen bijzondere beschermde waarde. In de directe omgeving bevinden zich geen aangewezen monumenten of beschermde gezichten. De beoogde wijziging in het gebruik heeft geen verregaande invloed op het bestaande beeld van de omgeving. Het aspect cultuurhistorie vraagt geen nader beschermingsregime.

5.4 Beeldkwaliteit en welstand

De provinciale verordening Ruimte 2014 (juli 2014) geeft aan dat een beeldkwaliteitparagraaf wordt gevraagd bij aanpassingen van het bestemmingsplan voor het buitengebied wanneer er ruimtelijke effecten te verwachten zijn voor de omgeving. In hoofdstuk twee van deze toelichting is aandacht besteed aan het landschapsplan behorende bij de onderhavige ontwikkeling in het glastuinbouwintensiveringsgebied van Tinte.

Dit bestemmingsplan voorziet in optimalisering van de planologische mogelijkheden van het glastuinbouwbedrijf aan de Westerlandseweg. De aanduiding 'glastuinbouw' wordt als gevolg van de glastransactie verwijderd van het perceel aan de Aelbrechtsweg.

Voor het plangebied wordt geen afzonderlijke beeldkwaliteitparagraaf (bedoeld als aanvulling op de gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit) vastgesteld. Voor de toetsing van eventuele bouwplannen in het plangebied wordt de geldende gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing verklaard.

5.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

In het spoor van de aanvraag om een omgevingsvergunning zal een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

5.6 Ecologie

5.6.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

• alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;

• het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

• de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

5.6.2 Westerlandseweg 4-8, Tinte

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Voornes duin bedraagt 2,3 kilometer en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt 35 meter.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Voornes Duin is wel gevoelig voor stikstofdepositie. De uitbreiding van het kassencomplex en de toename van verkeer zouden kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden in de omgeving.

Gelet op de bijgevoegde memo en stikstofberekening, zie voor de memo: Bijlage 2 en de berekingen in bijlage 4 en 3, kunnen significante negatieve effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0010.png"

Figuur 5.1 - Globale ligging plangebied (rode kader) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Onderzoek soortenbescherming

Er is het voornemen voor de uitbreiding van een kassencomplex aan de Westerlandseweg 6 te Tinte. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek, zie Bijlage 5, uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten en/of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Het voorkomen van en effecten op vleermuizen en vogels met vaste rusten verblijfplaatsen worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in Provincie Zuid-Holland.

Op grond van de bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen aan de Westerlandseweg 6 te Tinte zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

5.6.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.7 Water

5.7.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

In de nadere eisen behorende bij de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouwintensiveringsgebied" is een regeling opgenomen waarbij het college van burgemeester en wethouders bij het in behandeling nemen van de omgevingsvergunning kan beoordelen of het plan voorziet in voldoende bergingscapaciteit.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap Hollandse Delta nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
5.7.2 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit akkerland. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem uit lichte zavel. Hier is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 meter beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 en de 1,2 meter beneden het maaiveld.

Waterkwantiteit en –kwaliteit

Ten oosten van het plangebied is een wegsloot gelegen. Deze sloot wordt onderhouden door de provincie Zuid Holland. Op deze sloot is een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden van toepassing. Ten zuiden is een hoofdwatergang gelegen en ten noorden is een wegsloot aanwezig. De hoofdwatergang en de wegsloot wordt onderhouden door het waterschap. Op de aanwezige sloten is een beschermingszone van 5 meter van toepassing. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud van de watergangen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0011.png"

Figuur 5.2 - Uitsnede Legger Waterschap Hollandse Delta (bron: www.wshd.nl)

Veiligheid en waterkeringen

De planlocatie is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

5.7.3 Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta, 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd te worden conform de 'Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014'. In overleg met het waterschap zal de benodigde compensatie worden gerealiseerd.

Ten opzichte van de huidige situatie vindt er een toename in verharding plaats. Per saldo is daarom sprake van ongeveer 4.21 ha aan toekomstige verharding. Het te compenseren oppervlak bedraagt als gevolg hiervan 4.210 m2. De gemeente onderzoekt met het waterschap en de ondernemer(s) de mogelijkheden voor watercompensatie binnen het glastuinbouwgebied, waarmee voldaan wordt aan de 10%-eis. Voorafgaand aan de concrtete vergunningverlening voor de uitbreiding zal hier duidelijkheid over bestaan.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • 1. hemelwater vasthouden voor benutting;
  • 2. (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • 3. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • 4. afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Met de beoogde ontwikkeling wordt het hemelwater opgevangen en gebruikt voor de bedrijfsvoering.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

5.7.4 Conclusie

Door de aanbevelingen en aanwijzingen van het waterschap over te nemen en in de uitvoering op te nemen ontstaat er geen hinder voor de realisering en het gebruik en de uitvoering van dit plan ten aanzien van het aspect water.

5.8 Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Conclusie: het bestemmingsplan houdt geen nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige functies in. Het bestemmingsplan is om die reden niet in strijd met de betreffende regelgeving.

5.9 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

De verkeersgeneratie van een ontwikkeling wordt bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Daarnaast wordt voor de parkeervraag aangesloten bij de 'Parkeerbeleidnota Westvoorne 2012-2016'. Hierin wordt grotendeels aangesloten bij de kencijfers van het CROW. Uitgangspunten hierbij zijn een ligging in een weinig stedelijke gemeente in het buitengebied. Tevens dient op basis van het autobezit in de gemeente Westvoorne ten opzichte van het landelijk gemiddelde uitgegaan te worden van de gemiddelde kencijfers. Voor de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie te bepalen van de glastuinbouwlocatie zijn verwachte verkeersbewegingen aangeleverd door de opdrachtgever.

Conclusie

De ontsluitende wegen hebben ruim voldoende capaciteit voor de afwikkeling van dit verkeer. Er treden op het gebied van verkeer geen belangrijke negatieve milieugevolgen op.

5.10 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidzone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zonegrens van het industrieterrein, de 50 dB(A)-contour, zijn nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) niet zonder meer toegestaan.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan houdt geen nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige functies in. Het bestemmingsplan is om die reden niet in strijd met de betreffende regelgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.WestAel-0100_0012.png"

Figuur 5.3 - Globale ligging bedrijfswoning ten opzichte van geluidcontouren industrielawaai

(bron: uitsnede contourenkaart industrielawaai DCMR)

5.11 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft zowel een milieuhinderlijke als een beperkt milieugevoelige functie. Het plan voorziet in de realisatie van een uitbreiding van het bestaande glastuinbouw bedrijf en de wijziging van de bedrijfswoning naar een plattelandswoning. Een plattelandswoning is geen geluidsgevoelig object wanneer deze deel uit maakt van de eigen inrichting.

Conform de VNG-publicatie kan glastuinbouw geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 meter in geluid binnen het omgevingstype rustige woonwijk (SBI 011, 012, 013). Binnen het omgevingstype gemengd gebied betreft de afstand voor geluid 10 meter. In de nabije omgeving op een afstand van 15 meter is één woning gelegen. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Daarnaast voldoen de omliggende glastuinbouw bedrijven aan de genoemde richtafstand voor de plattelandswoning. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.12 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 5.1 - Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Ruigendijk, direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2016; 17,5 µg/m³ voor NO2, 17,1 µg/m³ voor PM10 en 9,3 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.13 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er in of in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.14 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.15 Plattelandswoning

Met dit bestemmingsplan wordt de huidige, planologische bestemde bedrijfswoning aan de Westerlandseweg 8 te Tinte aangeduid als plattelandswoning. Bij de hierboven beschreven sectorale onderzoeken, is op diverse plaatsen ingegaan op dit voornemen. In deze paragraaf worden de conclusies voor het thema plattelandswoning nog eens op de rij gezet.

Een plattelandswoning is volgens de begripsomschrijving in de planregels: een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Dit kunnen bijvoorbeeld gevolgen zijn als geluid- en geuroverlast. In die zin kunnen een plattelandswoning en het bijbehorende bedrijf 'elkaar niet in de weg zitten'. Een luchtkwaliteitsbeoordeling behoort wel te worden gedaan in geval van omzetting van een bedrijfs- naar een plattelandswoning. Het aspect luchtkwaliteit vormt in dit geval geen belemmering.

De plattelandswoning heeft ook geen effecten op de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid wordt ook ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden beoogd, vinden plaats in het kader van de concentratie van glastuinbouwactiviteiten in het glastuinbouwgebied bij Tinte en de sanering van de verspreide glastuinbouwbedrijven in het overige deel van het buitengebied van Westvoorne. Het glastuinbouwbeleid is vastgelegd in de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening). De financiële aspecten zijn verder uitgewerkt in de daarvoor bij de structuurvisie opgestelde Businesscase. Met de eigenaar van het agrarische bedrijf uit het voorliggende bestemmingsplan is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten.

Met deze overeenkomst en de borging in de Businesscase is sprake van een volledig kostenverhaal, waardoor het niet nodig is om een exploitatieplan vast te stellen. De gesloten exploitatieovereenkomst bevat specifieke informatie in relatie tot de financiële belangen van de betrokken grondeigenaar. Deze informatie is alleen van belang voor de afspraken tussen gemeente en grondeigenaar en wordt daarom aangemerkt als vertrouwelijk. De uitbreiding en optimalisering van het glastuinbouwbedrijf vindt plaats voor rekening en risico van de betrokken eigenaar. De gemeente is dan verder niet meer bij de realisatie van het plan betrokken. De financiële aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

6.3 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Ook in Westvoorne is de afgelopen decennia de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen.

In het Beleidsplan toezicht en handhaving is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven hoe de gemeente handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid. Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhaving activiteiten in het aankomende jaar. Bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen wordt bovendien een handhaving paragraaf opgenomen, waarin beschreven staat hoe en met welke middelen wordt gehandhaafd.

Handhavingmiddelen

De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhaving staat in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal. De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van goed toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.

Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het gevoerde overleg beschreven.

7.2 Overleg artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is afstemming gezocht met de vooroverlegpartners. De provincie Zuid-Holland gaf aan akkoord te gaan met het voorontwerp bestemmingsplan. Het waterschap Hollandse Delta is van oordeel, dat de waterstaatsbelangen in het voorontwerp bestemmingsplan voldoende zijn benoemd en voldoende zijn gewaarborgd. Er bestaan geen opmerkingen op het voorontwerp en het waterschap gaat akkoord met het wijzigen van het bestemmingsplan. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond constateert met betrekking tot het plan geen relevante externe veiligheidsaspecten. De DCMR kan ten aanzien van de verschillende natuur- en milieuaspecten instemmen met de toelichting op het voorontwerp bestemmingsplan. Wel geeft zij aan, dat de voorgenomen activiteit vormvrij m.e.r. beoordelingsplichtig is. Een paragraaf in het bestemmingsplan en een besluit van het college van burgemeester en wethouders volstaat in principe. Geadviseerd wordt de argumenten, dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan als gevolg van het plan op te nemen in de betreffende paragraaf. Op basis van deze aanbeveling is de betreffende paragraaf 5.2 aangevuld. Uit oogpunt van zorgvuldigheid blijft de memo van de aanmeldnotitie vormvrije merbeoordeling als bijlage bij de toelichting gevoegd.

De overlegreacties zijn toegevoegd bij deze toelichting als bijlage 6.

7.3 Ontwerp

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerp bestemmingsplan bekend gemaakt en ter visie gelegd voor een periode van zes weken. Er is een drietal zienswijzen ingediend. In bijgaande Zienswijzenotitie is de procedure toegelicht en zijn de zienswijzen van een reactie voorzien. De zienswijzen geven geen aanleiding tot wijziging van het bestemmingsplan.

7.4 Vaststelling

De ongewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan vond plaats in de raadsvergadering van 23 januari 2019.