Plan: | Uitwerkingsplan Elzenhof deelgebied B, Hillegom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0534.UWPElzenhofB-VA01 |
De gemeente Hillegom heeft de ambitie om ouderen en mensen met een zorgvraag op een eigentijdse manier zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. In Hillegom wordt onder meer daartoe een woonzorgzone ontwikkeld in de wijk Elsbroek-Zuid. AM ontwikkelt de derde en laatste fase van deze zone, onder de naam 'Elzenhof'. Met het realiseren van woonzorgzones geeft de gemeente Hillegom een antwoord op de groeiende vraag naar zorgwoningen, levensloopgeschikte woningen en goed toegankelijke buurten voor ouderen en mensen met en zonder beperking.
De nieuwe buurt wordt zodanig ontworpen dat hier jong en oud gelukkig samen kunnen wonen en leven. Het openbaar gebied is dadelijk drempelloos, zodat mensen met rollator of rolstoel eenvoudig kunnen voortbewegen. Het gebied zal aansluiten op de structuur van de omliggende omgeving. Zo zal het water aan de Vincent van Goghsingel worden doorgetrokken en komt er veel groen in de vorm van bomen, hagen en tuinen.
Figuur 1.1: toekomstige situatie Elzenhof met in rood globale ligging plangebied (bron: Stedenbouwkundig plan)
In het geldende bestemmingsplan 'Elsbroek' zijn mogelijkheden opgenomen om deze ontwikkeling door middel van uitwerkingsplannen te kunnen realiseren. Op basis van de voorgenomen ontwikkeling en de hiervoor geldende uitwerkingsregels, is het plangebied ten behoeve van de te doorlopen planologische procedures opgedeeld in 3 deelgebieden (deelgebied A, B en C), zie figuur 1.1.
Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op gebied deelgebied B. Een uitwerkingsplan is gebaseerd op de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Dit uitwerkingsplan maakt de bouw van de levensloopbestendige appartementen in het noorden aan de Elsbroekerlaan mogelijk. De overige twee plangebieden worden met een (uitgebreide) omgevingsvergunning in procedure gebracht.
Deelgebied B ligt aan de noordkant van plangebied Elzenhof. De Elsbroekerlaan vormt de noordelijke grens, aan de oostkant is dat de Garbialaan. De westelijke grens ligt langs de woning aan de Elsbroekerlaan 6. In figuur 1.2 is dit weergegeven.
Figuur 1.2 globale ligging plangebied binnen rode gebied.
Voor het plangebied is op op 15 november 2012 het bestemmingsplan Elsbroek vastgesteld. In dit geldende bestemmingsplan is het hele plangebied opgedeeld in vier deelgebieden (zie figuur 1.3). Deze verdeling is opgenomen om verschillende woontypologien te realiseren. Dit is geborgd in de regels van het geldende bestemmingsplan waabij elk gebied eigen uitwerkingsregels heeft. De toetsing voor dit deelgebied aan deze voorwaarden wordt in dit uitwerkingsplan in paragraaf 3.3.11 beschreven.
Figuur 1.3: verbeelding bestemmingsplan Elsbroek met globale begrenzing plangebied in het rood aangegeven.
Naast bovenstaand bestemmingsplan zijn tevens de volgende bestemmingsplannen van toepassing:
Tenslotte is inmiddels een ontwerp bestemmingsplan 'Snippergroen' vastgesteld op 28 januari 2021 dat betrekking heeft op snippergroen in de gemeente. Omdat dit plangebied nieuw ingericht wordt, is er hier geen sprake van snippergroen.
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg en inspraak van het plan aanbod.
In dit hoofdstuk worden de planuitgangspunten beschreven. Daarbij wordt ook naar het hele plangebied gekeken, omdat de drie deelgebieden waaruit het plangebied bestaat, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en ook tegelijkertijd in procedure worden gebracht. Dit uitwerkingsplan maakt alleen de ontwikkeling in deelgebied B mogelijk. Voor gebieden A en C zijn aparte (omgevingsvergunning-) procedures gestart en inmiddels succesvol doorlopen.
Het plangebied is op dit moment een braakliggend terrein. Het plangebied heeft lange tijd dienst gedaan als schoollocatie voor de technische school St. Paulus. Na de verhuizing van de school in 2012 is het voormalige schoolgebouw gesloopt. Sindsdien is het een braakliggend terrein wat ter overbrugging is ingezaaid met gras en veelal dienstdoet als uitlaatplek voor honden. In het gebied is tevens een tijdelijk fiets-/voetpad aangelegd. Deze tijdelijke invulling heeft als Deze tijdelijke invulling heeft als doel om het gebied een prettige locatie te laten zijn voor de omgeving en te voorkomen dat het zou worden verwaarloosd.
Voor het plangebied is door stedenbouwkundig bureau Inbo een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan 'Elzenhof, Hillegom, DO Stedenbouwkundig Plan d.d. 31 mei 2021' is de basis voor dit bestemmingsplan. Het gehele stedenbouwkundig plan is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting en maakt van dit uitwerkingsplan onderdeel uit. Onderstaand worden de meest relevante uitgangspunten voor het hele gebied beschreven waarbij waar nodig ingezoomd wordt op het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Het gehele plangebied Elzenhof wordt bebouwd met 121 wooneenheden. Deze wooneenheden zijn in drie deelgebieden verdeeld qua woningtypologie. Onderstaande afbeelding geeft de drie deelgebieden weer (voor elk deelgebied wordt een aparte procedure doorlopen zodat de deelgebieden procedureel niet afhankelijk van elkaar zijn).
Qua woningtypen worden in de drie deelgebieden de volgende woningen gerealiseerd:
Dit uitwerkingsplan heeft zoals eerder beschreven alleen betrekking op deelgebied B (zie figuur 1.1).
Als ingezoomd wordt op het plangebied van dit uitwerkingsplan dan gaat het over onderstaand gebied binnen de rode lijnen. In dit gebied worden 35 levensloopbestendige appartementen gerealiseerd in één gebouw. De afzonderlijke eenheden zijn gelijkvloers en kunnen per lift bereikt worden. De hoogte van het gebouw zal maximaal 10.5 meter bedragen. Onder het gebouw wordt een parkeergarage gerealiseerd waar de bewoners hun auto's en fietsen kunnen parkeren. Tevens zal er geparkeerd worden op maaiveldniveau (zie onderstaande figuur).
Figuur 2.1: inrichting plangebied (rood begrensd is globale ligging van deelgebied B).
Ten aanzien van de verkeerssituatie wordt het hele plangebied aangesloten op de Elsbroekerlaan aan de noordzijde. In het oosten/zuiden zal het verkeer aansluiten op de Abellalaan / Vincent van Goghsingel. In het hele gebied wordt een 30 km/u-snelheid aangehouden. Deze snelheid is ook van toepassing in de rest van de woonzorgzone.
Er wordt één hoofdroute aangelegd door het plangebied (de groene lijn in figuur 2.2). De andere wegen die hierop aansluiten worden ingericht als woonerf en/of shared space.
Figuur 2.2: toekomstige verkeerssituatie.
Algemeen
Er is in het plangebied op basis van de kencijfers van de CROW een behoefte van 148,9 parkeerplekken. In het stedenbouwkundige plan (bijlage 1, blz 21) is dit aantal berekend en gemotiveerd. Van dit aantal worden onder het appartementengebouw 28 stuks gerealiseerd.
Een deel van deze overige berekende parkeerbehoefte wordt op prive terrein gerealiseerd bij de woningen. De twee-onder-één-kap woningen krijgen een parkeerplek op eigen terrein. Dit maakt het dat er aanvullend maximaal 119,5 parkeerplekken in de openbare ruimte moeten worden aangelegd. Daarbij kan bij een aantal plekken gebruik gemaakt worden van dubbelgebruik waardoor er in werkelijkheid met een kleiner aantal parkeerplekken gewerkt kan worden zonder dat dit overlast voor de omgeving hoeft te geven. Er worden in het openbare gebied 100 parkeerplaatsen aangelegd. Dit aantal is bepaald op het druktste moment met de meeste parkeervraag in het gebied (veel mensen thuis en koopavond). In figuur 2.3 zijn deze 100 parkeerplekken ingetekend evenals de plekken op prive terrein.
Figuur 2.3: overzicht parkeerplaatsen
Duurzaamheid is voor de gemeente en ontwikkelaar een belangrijk startpunt geweest voor de ontwikkeling van het plangebied. Duurzaamheidsmaatregelen zijn op diverse onderdelen een belangrijk onderdeel van de planvorming en ontwikkeling van het plangebied.
De woningen in het plangebied zijn zeer energiezuinig. De woningen voorzien daarmee in de behoefte om comfortabel en toekomstbestendig te wonen.
Het hemelwater wordt in het plan ondergronds afgevoerd. Om ook de waterafvoer bij extreme buien te borgen, wordt een infiltratiegebied gerealiseerd in het groene hart voor overtollig regenwater.
De wens is om veel groen in het plangebied op te nemen. Het ontwerp is gebaseerd op behoud van bestaande bomen. Karakteristieke bomen zijn ingepast in het plangebied en worden voorzien van groen rondom. In onderstaande figuur is de invulling van het plangebied met groen en bomen weergegeven.
Figuur 2.4 groenvoorzieningen in het plangebied.
Daarnaast zal veel gewerkt worden met groene afscheidingen bij de woningen. Kleine beukenhagen zullen de voetpaden en parkeerplaatsen van elkaar scheiden zodat een groen gebied ontstaat. Voor de hoofdstraat door het plangebied zal dat als volgt er uitzien (met rechts het appartementengebouw en links de rijwoningen), zie figuur 2.5.
Figuur 2.5: dwarsdoorsnede hoofdroute door het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid van Rijk- provincie en Waterschap en waar nodig hoe met dit beleid rekening is gehouden. Omdat er spake is van een uitwerkingsplicht hebben Rijk, provincie en Waterschap deze plannen al getoetst aan het relevante beleid van genoemde diensten voor zover het gaat om de bestemming Wonen. Het gebruik als woongebied staat daarom niet ter discussie. Het plangebied heeft ook al een woon- bestemming maar dient uitgewerkt te worden voordat er gebouwd mag worden.
Omdat er door genoemde diensten nieuw beleid is vastgesteld sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Elzenhof in 2013 wordt in dit hoofdstuk beknopt getoetst aan dit nieuwe beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid.
Doelen van de SVIR zijn;
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Een opsomming van de 14 nationale belangen:
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het plangebied valt niet onder de directe werking van genoemde 14 nationale belangen zodat deze woningbouwplannen passend zijn in de SVIR en de beoordeling of de plannen passend zijn door provincie en gemeente zal plaatsvinden.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op deze laddertoets wordt ingegaan in paragraaf 3.1.3.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Voor dit uitwerkingplan is de Ladder voor duurzame verstedelijking relevant. In artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Om aan de eisen van de duurzame ladder te kunnen voldoen dient een aantal stappen te worden gezet die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen.
In de volgende paragraaf wordt bovenstaande toets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige inpassing van deze woningbouwlocatie. Het uitwerkingsplan is dan ook in overeenstemming met het Barro.
Het Rijk verplicht gemeenten om te onderzoeken of er sprake is van een duurzame verstedelijking. Ook de provincie eist dit op grond van de verordening Ruimte 2014.
Bestaand stedelijk gebied
Dit plan betreft een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Op grond van de omgevingsverordening Zuid Holland ligt het gebied binnen de kern Hillegom. Daarmee is er geen spake van een uitbreidingslocatie waarvoor onderbouwd dient te worden waarom de uitbreiding niet binnenstedelijk zou kunnen plaatsvinden.
Bovendien is er in het geldende bestemmingsplan een uitwerkingsplicht opgenomen die de gemeente verplicht om dit gebied ook te ontwikkelen binnen de planperiode van het geldende bestemmingsplan voor woningbouw. Sinds 2013 is er door Rijk, provincie en gemeente dan ook vanuit gegaan en goedgekeurd dat hier een woningbouwplan ontwikkeld wordt voor een bepaalde doelgroep. Op basis hiervan wordt ook geconcludeerd dat deze plannen passen in het beleid.
Behoefte
Het plangebied kenmerkt zich door een combinatie van reguliere (betaalbare) woningen en woon/zorgwoningen in twee appartementengebouwen. In het beleid van Rijk, provincie en gemeenten zijn woon/zorgcombinaties doelgroepen waar op dit moment een tekort aan woningen voor is. Bovendien zal door de toenemende vergrijzing ook de komende jaren de vraag naar woon/worg complexen niet afnemen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat er een behoefte is aan deze woningen. Tenslotte is het maximale aantal woningen al opgenomen in het geldende bestemmingsplan met een uitwerkingsplicht voor de gemeente.
Afstemming met omliggende gemeenten
De gemeente Hillegom heeft woningbouwafspraken gemaakt met de omliggende gemeenten Teylingen en Lisse. Samen hebben ze deze regio aangemerkt als 'De Bollen 3'. Dit beleid wordt beschreven in paragraaf 3.3.2.
De regio 'Bollen-3' heeft, net als de rest van Nederland, te kampen met een vergrijzende bevolking. Er is sprake van een toename van vooral oudere huishoudens en van één- en tweepersoonshuishoudens. De woningbehoefte verandert van vooral woningen voor gezinnen naar woningen voor kleinere huishoudens en senioren. Hoewel het merendeel van deze huishoudens al ergens woont, zal in het woningbouwprogramma van de Bollen-3 aandacht moeten bestaan voor (de betaalbaarheid van) nieuwbouwwoningen voor kleinere huishoudens en de geschiktheid van deze woningen voor ouderen.
Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking
De woningbouwplannen op deze planlocatie zijn passend binnen de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het beleid bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze zijn in werking getreden op 1 april 2019.
De Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is in werking getreden op 1 april 2019. De Omgevingsvisie bestaat uit vier onderdelen:
Het plan dat mogelijk gemaakt wordt houdt rekening met deze onderdelen en ambities van de provincie. In hoofdstuk 2 is specifiek ingegaan op de structuren, ambities en omgevingskwaliteit van het plangebied. Onderstaand wordt specifiek ingegaan op de ontwikkeling binnen bestaand stads- en dorpsgebied.
Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Figuur 3.1: ligging bestaand stedelijk gebied (met globale begrenzing totale ontwikkeling).
Naast het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking wil de provincie de ruimte beter benutten door in te zetten op transformeren, herstructureren en verdichten bij voorkeur binnen de invloedsgebieden van de stations en haltes van Stedenbaan.
Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied. Bovendien heeft de provincie al goedkeuring gegeven aan deze ontwikkeling door de uitwerkingsplicht die er planologisch van toepassing is goed te keuren. De woningbouw is dan ook in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.
Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening op 1 april 2019 in werking getreden. In de verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke ontwikkelingen. De Omgevingsverordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke beleid zoals dat benoemd is in de Omgevingsverordening. De verordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
Ladder duurzame verstedelijking
In artikel 6.10 lid 1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat 'een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Deze toets is beschreven in paragraaf 3.1.3 van deze plantoelichting. Daaruit blijkt dat er sprake is van een duurzame ontwikkeling.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, geen wijziging voorziet op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
Hier is sprake van een inpassingsgebied binnen bestaand stedelijk gebied. Bovendien blijkt uit het stedenbouwkundig plan dat ook aangesloten wordt bij de gebiedsintensiteit van de omliggende bebouwing. Tenslotte is er planologisch gezien geen sprake van een nieuwe ontwikkeling, omdat het geldende bestemmingsplan al anticipeert op deze ontwikkeling.
De Zuid-Hollandse Woningbehoefteraming 2019 (WBR2019) is bedoeld als “neutrale” kwantitatieve basis voor het provinciale woningbouwbeleid. De hoofdlijnen uit deze visie zijn een analyse van de woningmarkt, en ambities en rol van de provincie. Voor elke regio is berekend hoeveel extra woningen er nodig zijn, voor het huisvesten van nieuwe huishoudens. WBR2016 is een demografische prognose, waarbij (o.a.) wordt gerekend met "binnenlands migratiesaldo nul" per gemeente. Elke drie jaar maakt Zuid-Holland een nieuwe WBR.
In de behoefte raming van 2019 is voor de gemeente Hillegom de volgende raming gegeven:
2019 | 2020-2025 | 2025-2030 | Totaal | |
Aantal woningen voor Hillegom | 150 | 700 | 560 | 1.410 |
De bouw van de 121 woningen past binnen deze behoefte aan woningen zoals die berekend is in deze behoefteraming. Er zijn op dit moment binnen de gemeente ook niet meer plannen in ontwikkeling die zorgen voor een overschrijding van de geraamde 700 woningen voor de periode 2020-2025.
De gemeente heeft, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet die per 1 januari 2021 in werking treedt, een omgevingsvisie vastgesteld (17-10-2019). In deze visie worden de verschillende belangen vanuit landschap, het dorp, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030. De kaders worden zo helder mogelijk geschetst, maar de verre tijdshorizon maakt het onmogelijk en onwenselijk om nu alles exact vast te leggen. Deze visie is veel meer een route of een richting dan een hard einddoel op zichzelf, een uitnodiging om bij te dragen aan het behoud en de verbetering van de gemeente.
In de visie wordt geconstateerd dat Hillegom een aantrekkelijke gemeente is om in te wonen. De positie van Hillegom binnen de regio is een belangrijk uitgangspunt voor de omgevingsvisie. Door de ligging van Hillegom in de westflank van de Randstad zijn grote steden zoals Haarlem en Leiden, maar ook Schiphol en feitelijk de hele Metropool regio Amsterdam snel te bereiken. De ligging ten opzichte van natuur/strand en grote steden met grootstedelijke voorzieningen draagt daaraan bij. In Hillegom kan men ‘dorps’ wonen en is de kern goed bereikbaar. Het woningaanbod is bovendien aantrekkelijk en gedifferentieerd.
Wonen
Ten aanzien van Wonen wordt het volgende geschreven in deze omgevingsvisie. De gemeenten Hillegom, Lisse en Teylingen hebben een gezamenlijke woonvisie opgesteld. In Holland Rijnland-verband is de regionale woonagenda gemaakt. Hierbij is de ambitie om de ruimtelijke kwaliteit te vergroten, een toekomstbestendige woningvoorraad en woonomgeving te creëren en de leefbaarheid te versterken. In aanvulling op het bestaande woningaanbod is er met name behoefte aan betaalbare woningen in zowel de koop- als de huursector. Daarnaast dient er enige ruimte te worden geboden voor de bouw van woningen in het dure segment. Om deze ontwikkelingen aan te laten sluiten bij de regionale plannen stemt de gemeente alle ontwikkelingen goed af met andere regiogemeenten.
De strategie van de gemeente is om allereerst de reeds ingezette ontwikkelingen af te ronde. Deze ontwikkeling is reeds ingezet door onder andere de uitwerkingsplicht in het geldende bestemmingsplan. Ook op de kaart van de omgevingsvisie is dat als zodanig aangegeven (zie figuur 3.2).
Figuur 3.2: ontwikkelingsgebied Elzenhof
Belangrijk punt bij ontwikkelingen is het uitgangspunt van een 'heerlijke woonplaats'. Wat de gemeente daaronder verstaat wordt beschreven in deze omgevingsvisie. Aspecten die hierbij een rol spelen en waar ook aan getoetst wordt zijn de volgende:
Het plan zoals nu ontworpen draagt bij aan bovenstaande doelstellingen van de gemeente. Het is een binnenstedelijke locatie waarbij er sprake is van een inpassing in het bestaand stedelijk gebied. Hoe die inpassing is toegepast is beschreven in paragraaf 2.2.
Bovendien wordt in combinatie met de aanleunwoningen, zorgvoorzieningen en de winkels een locatie gecreerd die bijdraagt aan een toekomstbestendige voorziening en goed woon- en leefklimaat. De plannen zoals nu mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan zijn passend binnen de doelstellingen van de gemeente zoals die omschreven zijn in deze omgevingsvisie.
Het ‘Woonprogramma 2020 – 2024: naar een duurzaam evenwicht’ is een uitwerking van de omgevingsvisie ‘Heerlijk Hillegom’. Het woonprogramma is op 9 juli 2020 vastgesteld door de gemeenteraad en loopt tot 2024.
In dit woonprogramma beschrijft de gemeente de visie, ambities en keuzes op het gebied van wonen voor de komende jaren: wat wil de gemeente bereiken en wat is daarvoor nodig? De gemeente geeft aan wat er als gemeente hieraan bijgedragen wordt en zoekt de samenwerking met onze partners. De geschetste ambities en opgaven zijn hiervoor het kader. De opgaven waar de gemeente voor staat zijn de volgende:
Om in onze woningbehoefte te voorzien, zijn volgens de ramingen de komende tien jaar 1.440 extra woningen nodig. Er staan 760 woningen in de planning, hier valt dit plan ook onder omdat het qua aantallen woningen met een uitwerkingsplicht al is opgenomen in het geldende bestemmingsplan.
In het Woonprogramma, wat is vastgesteld op 9 juli 2020, is een afwegingskader opgenomen voor nieuwe woningbouwprojecten. Voor deze laatste fase, fase 3, van de woonzorgzone Elsbroek-Zuid in Hillegom is, voorafgaand aan de vaststelling van het Woonprogramma, een specifiek programma vastgesteld wat deels afwijkend is van de later vastgestelde afwegingskaders in het Woonprogramma. Een gemengde inclusieve wijk, een buurt voor jong en oud, gezinnen en alleenstaanden en voor mensen met en zonder zorgvraag. Een significant deel van de woningen is geschikt voor mensen met een zorgvraag of voor zorg op afroep doordat de woningen levensloop geschikt zijn. Het project draagt bij aan de gewenste kwantiteit zoals opgenomen in het afwegingskader, maar ook aan de kwalitatieve kaders: variatie in het plan, duurzaamheid, levensloopgeschikt en woonzorginitiatieven.
Het Hillegoms verkeers- en vervoersplan is op 10 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Hillegom. In het verkeers- en vervoersplan geeft de gemeente Hillegom haar visie ten aanzien van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Voor deze thema's worden in het verkeers- en vervoersplan verschillende uitwerkingen gegeven, waaronder Duurzaam Veilig, het fietsverkeer stimuleren, het stimuleren en optimaliseren van het openbaar verover, voldoende parkeerruimte en aandacht voor milieu in de vorm van het milieubeleidsplan, geluidsplan en luchtkwaliteit. Voor nieuwe ontwikkelingen dient dan ook aandacht te worden besteed aan en dienen afwegingen te worden gemaakt op basis van deze thema's binnen het verkeers- en vervoersplan. Voor dit plangebied is in het stedenboukundig plan (zie bijlage 1) een analyse gemaakt van de verkeerssituatie inclusief de parkeersituatie. Daaruit blijkt dat het plan goed inpasbaar is in de omgeving.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.
Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
Nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor grotere (her-) ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitplan, aan ten grondslag ligt.
Voor deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld dat specifiek over de invulling gaat van deze herontwikkelingslocatie en de relatie met de omliggende bebouwing. De omgevingsvergunning wordt hieraan getoetst.
Het Groenbeleidsplan is als opvolger van het Groenbeleidsplan 2002 door de gemeenteraad vastgesteld op 15 april 2015. Dit groenbeleidsplan laat zien hoe de gemeente Hillegom groene kwaliteit realiseert en behoudt en hoe zij dit inbedt in haar ruimtelijke ontwikkeling. De insteek van het beleid is dat groen geen sluitpost meer is binnen ruimtelijke projecten, maar als een essentiële bouwsteen binnen de ruimtelijke kwaliteit geldt. Daarom is in het stedenbouwkundig plan een groene invulling ook een belangrijk uitgangspunt. Waar mogelijk worden groene elementen toegevoegd.
Het klimaat staat steeds meer in de politieke en maatschappelijke belangstelling. Daarom gaat Hillegom het regionaal energieakkoord ontertekenen. De gemeenteraad heeft vastgesteld dat Hillegom energieneutraal moet zijn in 2030 en geheel klimaatneutraal in 2050. Tegelijkertijd met de omgevingsvisie is het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2018-2022 vastgesteld waarin de verschillende acties staan beschreven. De impact van deze ontwikkelingen op de uitstraling van de leefomgeving en belevingswaarde van bewoners zal altijd moeten worden meegenomen in de afwegingen. Met de Omgevingsvisie als kompas, wil de gemeente samen met inwoners en ondernemers ook doelen bereiken op het gebied van duurzaamheid (‘people, planet en profit’). Initiatieven moeten niet alleen bijdragen aan de kernkwaliteit van het deelgebied, maar ook aan een duurzame toekomst voor Hillegom en omgeving, op basis van het afwegingskader behorende bij de Omgevingsvisie.
Binnen de regio Holland Rijnland hebben gemeenten hun ambities en doelstellingen rondom klimaat/energie uitgesproken. De regionale ambitie is om in 2050 een energie neutrale regio te zijn en daarmee bij te dragen aan de nationale en internationale doelstellingen op het gebied van klimaat en energie. Het streven is om toekomstige ontwikkelingen energie neutraal te realiseren. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw (Vanaf 1 januari 2020 moeten alle woning en utiliteitsplannen voldoen aan de eisen voor bijna energie neutrale gebouwen (BENG)). Tevens is afgesproken nieuwbouw niet meer aan te sluiten op het gas, aangezien het aardgas eindig is. Ook wordt energie neutrale bouw gestimuleerd. In navolging van deze ambitie is het advies aan gemeenten en initiatiefnemers daarom om nieuwbouwprojecten die gepland staan zonder gasaansluiting te realiseren. Hier wordt aan voldaan in dit plan.
Op 26 januari 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' vastgesteld. Dit parapluplan regelt voor verschillende bestemmingsplannen dat het gemeentelijke parkeerbeleid van toepassing is. Het gemeentelijk beleid is opgenomen in seperate beleidsnota's.
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' is onder andere van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan dient te voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Hillegom. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de manier waarop parkeren binnen het plangebied geregeld wordt.
Het seniorenbeleid heeft als doel senioren in staat te stellen deel te nemen aan het maatschappelijk leven en leefbaarheid van hun omgeving te waarborgen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om senioren buiten de maatschappij te plaatsen. Zij zijn door hun kennis en levenservaring juist een belangrijke pijler binnen onze maatschappij. Daarnaast is het beleid er op gericht hulp te bieden aan senioren die moeilijkheden ondervinden in hun persoonlijk en sociaal functioneren. De garantie van een breed pakket aan dienstverlening en zorg is het middel om deze doelstellingen vorm te geven.
Hillegom wil een gemeente zijn waar het prettig wonen, leven en werken is. Daarbij horen goede voorzieningen, waardoor de burgers in staat zijn te participeren in de samenleving. De eigen verantwoordelijkheid van de inwoners staat centraal, maar de gemeente stelt zich als een betrokken, meelevende instantie op wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt. Dit plangebied is mede gericht op seniorenwoningen en zal verder bestaan uit diverse betaalbare woningen. Hierdoor ontstaat een gemengd gebied waarin het prettig wonen is voor diverse doelgroepen.
Vanaf 1 januari 2015 is de gemeentelijke verantwoordelijkheid binnen het sociale domein uitgebreid door decentralisatie van een deel van de AWBZ-taken (onder meer (woon-)begeleiding, inloopfunctie (O)GGZ en Beschermd wonen) naar de Wmo. De visie is gericht op een inclusieve samenleving:
"Alle inwoners kunnen meedoen in de samenleving. De inwoner die (tijdelijk) problemen heeft met het zelfstandig regie voeren, kan via de Wmo ondersteuning krijgen. Hierbij is lokale ondersteuning het uitgangspunt. De ondersteuning is dichtbij, op maat en in de eigen leefomgeving. Voor de groep inwoners die niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen, en waarbij ondersteuning in de eigen omgeving tekortschiet, is (tijdelijk of permanent) opvang aanwezig. Onder opvang verstaan we wonen in één van de woonvormen van een instelling. Dit is waar mogelijk een tijdelijke situatie, waarbij er gestuurd wordt op herstel en uitstroom. Het doel is om inwoners zo snel mogelijk weer deel te laten nemen aan het maatschappelijk leven, naar eigen wensen en vermogen. Het deelnemen naar vermogen in de samenleving is ook afhankelijk van de mogelijkheden van de omgeving. Aandachtspunten zijn dan ook acceptatie van de omgeving en het voorkomen van uitsluiting en vereenzaming."
De doelgroep van de Maatschappelijke zorg bestaat uit mensen met een risico op uitval, de uitvallers zelf en mensen die weer aanhaken (Wolf, 2006). De groep omvat jongeren, volwassenen en ouderen. Het merendeel is alleenstaand, maar daarnaast zijn er gezinnen, eenoudergezinnen en in mindere mate, paren. In principe kunnen genoemde doelgroepen ook in dit plangebied wonen. Maatwerk zal daarbij toegepast moeten worden.
In het geldende bestemmingsplan Elsbroek (NL.IMRO.0534.BPElsbroek-VA01) is een uitwerkingsplicht opgenomen die het mogelijk maakt voor het college van burgemeester en wethouders om een uitwerkingsplan in procedure te brengen. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de voorwaarden van deze uitwerkingsplicht.
Voor het plangebied is de bestemming 'Wonen-uit te werken- 2' van toepassing (artikel 16).
Onderstaand wordt gemotiveerd dat voldaan wordt aan de uitwerkingsregels van artikel 16 van het geldende bestemmingsplan. De regels van het geldende bestemmingsplan geven de volgende eisen aan de planuitwerking.
Artikel 16.2 Uitwerkingsregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden gelden de volgende uitwerkingsregels:
Toetsing planregel:
In dit deel van het plangebied worden 41 woningen gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan dit criteria. In de bouwregels van artikel 3.2 van dit uitwerkingsplan is deze eis ook geborgd dat er niet meer dan 54 gestapelde woningen mogen komen. Ook is een bouwvlak toegevoegd zodat exact bepaald is waar de woningen mogen komen.
Toetsing planregel:
Parkeren zal hoofdzakelijk onder het gebouw plaatsvinden. Onder het gebouw worden 28 parkeerplekken aangelegd. Hiermee wordt de meerderheid van de parkeerbehoefte onder het gebouw opgevangen. Op maaiveld worden binnen de grenzen van dit uitwerkingsplan nog eens 18 parkeerplekken aangelegd. Daarmee kan elke woningeigenaar binnen het plangebied parkeren. Mogelijk worden een deel van de openbare plekken specifiek gereserveerd voor de bewoners door middel van een reserveringsbord per nummerplaat. Voor de ontwikkeling in dit deelgebied zijn dan ook voldoende parkeerplekken beschikbaar. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium/deze voorwaarde.
Deze parkeereis is bovendien geborgd in artikel 3 van dit uitwerkingsplan zodat hier ook aan getoetst wordt. Om de parkeereis te bepalen wordt ook getoetst aan het geldende parkeerbeleid van de gemeente zoals dat is opgenomen in het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' met kenmerk "NL.IMRO.0534.pbpparkeren-va01.
Toetsing planregel:
Fietsen worden op twee plekken gestald. Allereerst onder het gebouw in de parkeergarage. Hier worden stallingsmogelijkheden geboden voor ca. 72 fietsen. Daarnaast wordt er aan de oostkant van het gebouw een aantal fietsenrekken geplaatst zodat ook daar fietsen geparkeerd worden. Hier komen 13 fiets-aanleunbeugels zodat hier 26 fietsen gestald kunnen worden. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Toetsing planregel:
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat hieraan voldaan wordt. Zie bijlage 9
Toetsing planregel:
Er is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat als bijlage 1 is toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Na de uitwerking van de plannen gelden de volgende bouwregels.
16.3.2 Bouwregels na uitwerking
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen, na het in werking treden van de uitwerking, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
Toetsing planregel:
De woningen worden op een afstand van minimaal 7.90 meter van de Elsbroekerlaan gebouwd. Dit is ook geborgd door het bouwvlak op de verbeelding. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Toetsing planregel:
De diepte van de appartementen wordt ca. 9 meter diep. Het gehele gebouw wordt 22 meter diep. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Toetsing planregel:
De bouwhoogte van het gebouw wordt 10.5 meter. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Toetsing planregel:
Het gebouw wordt gebouwd zonder kap zodat wordt voldaan aan deze regel. Er is namelijk geen verplichting om te bouwen met een kap op grond van deze regel. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Toetsing planregel:
De toetsing van dit aspect is beschreven bij alinea 2.3 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat ondergronds parkeerplekken gerealiseerd worden onder het gebouw. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.
Zoals uit bovenstaande analyse blijkt wordt voldaan aan de uitwerkings- en bouwregels van het geldende bestemmingsplan Elsbroek zodat dit plan als uitwerkingsplan in procedure gebracht kan worden.
De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor bestemmingsplannen dat toetsing plaats dient te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en luchtkwaliteit. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten voor het hele plangebied waarop de nieuwbouw wordt gerealiseerd. Indien nodig is de focus gelegd op alleen dit deelgebied wat het uitwerkingsplan mogelijk maakt.
Algemeen
Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Regelgeving
De herziene Monumentenwet 1988 schrijft voor dat gemeenten een eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Nota Archeologie is beschreven hoe zal worden omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie maakt onderdeel uit van de Nota Archeologie en geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden is benodigd en wie hier verantwoordelijk voor is.
Archeologie in Erfgoedverordening
De gemeente is het bevoegd gezag voor beschermen van archeologische waarden. De bescherming kan worden neergelegd in een bestemmingsplan en in een (erfgoed)verordening. De gemeente gaat het uitgangspunt hanteren dat voor zover het archeologisch beleid niet is verankerd in een bestemmingsplan, de vereiste bescherming wordt geregeld in de Erfgoedverordening. De Erfgoedverordening treedt terug indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat volgens de Nota archeologiebeleid voorziet in de vereiste bescherming.
Onderzoek
Bij de start van de planontwikkelingen is er door Bilan een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. In het rapport 'BILAN, RAPPORT 2006 Hillegom (ZH), Leidsestraat, d.d. 10 augustus 2006', zijn de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 2 toegevoegd aan deze plantoelichting.
Uit het bureauonderzoek bleek dat het plangebied een middelhoge archeologische verwachting had, die te relateren is aan de aanwezigheid van relatief hooggelegen strandwallen / oude duinen die in de voorbije eeuwen afgegraven en/of geëgaliseerd zijn. In de omgeving van het plangebied zijn diverse vondsten gedaan die zich voornamelijk concentreren op de strandwallen en dateren uit het laatNeolithicum tot de bronstijd, late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
Het plangebied was op het moment van het onderzoek grotendeels bebouwd. Verwacht werd dat het terrein reeds grotendeels verstoord zou zijn door de bestaande omgeving en de inrichting van de omgeving, waaronder de aanleg van een vijver. Mogelijk zou echter ter plaatse van de onbebouwde delen de bodem nog (grotendeels) intact gebleven kunnen zijn.
Tijdens het veldonderzoek werden uitsluitend archeologische indicatoren van recente aard gevonden. Deze objecten, met name baksteen, puin en plastic, bevonden zich hoofdzakelijk in de A-horizont en waren niet meer in situ. Ze hebben derhalve een zeer beperkte indicatieve waarde en wijzen niet op een vindplaats. Het laaggelegen, venige oostelijke deel van het plangebied was in het verleden vermoedelijk weinig aantrekkelijk voor bewoning. In dit deel van het plangebied, evenals het westelijke deel, wordt op basis van de resultaten van het veldonderzoek geen vervolgonderzoek aanbevolen.
In het centrale deel van het plangebied werd in een klein aantal boringen tot 200 cm –mv in het moedermateriaal baksteen aangetroffen. De kleine omvang van de fragmenten (spikkels) liet een determinatie en datering evenwel niet toe. Baksteen werd reeds aangewend in de Romeinse periode en aangezien de vorming van de strandwallen en duinen toen nog steeds in volle gang was, kunnen vondsten en vindplaatsen uit deze periode (en ouder) in het zand begraven liggen. Om uitsluitsel te verkrijgen over de reden van de aanwezigheid en de aard van de baksteenspikkels, en derhalve of zij een indicator zijn voor een eventuele vindplaats uit de Romeinse periode of jonger in het plangebied, werd aanbevolen de vier betreffende boringen te verdichten. Op basis van de resultaten van dit verdichtend booronderzoek zal advies gegeven kunnen worden of in het plangebied al dan niet vervolgonderzoek door middel van proefsleuven dient plaats te vinden.
Archeologisch vervolgonderzoek
Door Antea Group is er in het plangebied een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Antea Group Archeologie 2020/53, Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen (karterende fase), Elzenhof, Gemeente Hillegom, d.d. 29 juni 2020' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is in zijn geheeld als bijlage 3 aan de plantoelichting toegevoegd. De conclusie van het rapport is de volgende:
Het karterend booronderzoek heeft duidelijk gemaakt dat, in afwijking op de eerdere bevindingen uit het verkennend booronderzoek, de bodem binnen het plangebied geen overgangsgebied van een strandwal naar een veenvlakte betreft maar alleen een veenvlakte. Op basis van de resultaten uit het verkennend booronderzoek werd de mogelijkheid geopperd dat de grijs- tot bruinkleurige zandige laag met baksteenspikkels, gelegen op het plaatselijk aanwezige veenpakket, dateert uit de Romeinse tijd of jonger. Op basis van het karterend booronderzoek is aangetoond dat deze laag akkergrond betreft, waar de aardewerk- en baksteenfragmenten vermoedelijk zijn opgebracht, al dan niet gemengd met mest (fosfaathoudend). Op basis van het aangetroffen aardewerk dateert de akkerlaag in de 16e tot en met de 19e eeuw. De aangetroffen akkerlaag bevat een dusdanig geringe verspreiding van sterk gefragmenteerd aardewerk en keramiek, dat niet gesproken kan worden van een vindplaats. Het ontbreken van een vindplaats wordt tevens benadrukt door de sterk geroerde aard van de akkerlaag en de aanwezigheid van bodemvreemde en vooral recente puinresten zoals zilverfolie en steenkool. Er zijn geen vondsten aangetroffen in de top van het veen, hierin wordt dan ook geen vindplaats verwacht.
Geadviseerd wordt dan ook om het plangebied vrij te geven van aanvullend onderzoek (zie advieskaart kaartbijlage 2). Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Algemeen
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.
Regelgeving
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.
Uit de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Onderzoek
Het plangebied is te typeren als een gemengd gebied. Ook in het geldende bestemmingsplan Elsbroek is dit zo getypeerd. Woningen, een drukke provinciale weg (N-208), bedrijven en maatschappelijke voorzieningen liggen allemaal dicht bij elkaar.
Rondom het plangebied liggen dan ook een aantal bedrijven met een hindercontour die gedeeltelijk in een klein gedeelte van het plangebied invloed hebben. In onderstaande tabel zijn de grootste hinderafstanden weergegeven (op basis van een rustige woonwijk waar de VNG brochure vanuit gaat). De grootste hinderafstand wordt veroorzaakt door het aspect geluid.
Tabel 1: grootste hinderafstanden tot de grens van het gehele plangebied (bron: omgevingsdienst West-Holland)
Voor de aspecten geur, stof en gevaar gelden voor alle genoemde bedrijven op basis van een rustige woonwijk al kleinere hinderafstanden. Doordat de omgeving van dit plangebied is aan te merken als een gemengd gebied mag de hinderafstand waar rekening mee gehouden dient te worden verkleind worden. De grootste hinderafstand is dan 30 meter voor het aspect geluid. De nieuwe woningen komen op een grotere afstand te liggen dan deze 30 meter zodat geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan de aanbevolen hinderafstanden.
Tenslotte gaat er vanuit dit nieuwe woongebied ook geen hinder naar de omliggende bedrijven. De nieuwe woningen zullen niet extra beperkend werken, omdat er vanuit de woningen weinig hinder te verwachten is voor de bedrijfsvoering en reeds bestaande woningen dichter bij de betreffende bedrijven liggen die bepalen welke mogelijkheden deze bedrijven vanuit het aspect hinder hebben.
Conclusie
Het bestemmingsplan is voor wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar.
Algemeen
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Om de bodemkwaliteit in beeld te krijgen in een bodemonderzoek uitgevoerd.
Onderzoeken
Voor de ontwikkeling van Elzenhof worden werkzaamheden in de bodem uitgevoerd. In het kader van de ontwikkeling is toetsing aan de Wet bodembescherming nodig. De locatie voor de ontwikkeling van Elzenhof betreft grotendeels braakliggend terrein. In het verleden hebben op dit terrein diverse gebouwen gestaan zoals de voormalige RK Technische School (Garbialaan 24), die inmiddels gesloopt zijn. Wegens eigendomsoverdracht van een gedeelte van deelgebied C, Leidsestraat 33a, heeft er in dit deelgebied reeds sanering plaatsgevonden in verband met de aanwezigheid van PAK, zink, minerale olie en asbest. Door de sanering is de verontreiniging tot onder de terugsaneerwaarde. Er is geen restverontreiniging in het plangebied achtergebleven.
Voor deelgebied A, is, in combinatie met deelgebied B en de rest van deelgebied C, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek plangebied project de Elzenhof Hillegom, d.d. 11 november 2020). Hieruit blijkt dat de bodem over het algemeen tot circa 2,5 m – mv. uit zand bestaat. In enkele boringen is vanaf 1,0 tot 2,5 m – mv. veen aangetroffen. In de bodem zijn licht verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen en PFAS gemeten. De bovengrond aan de zuidzijde van het plangebied wordt beoordeeld als klasse Wonen/Industrie. De overige bovengrondmonsters voldoen aan de klasse Landbouw/natuur. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan PFAS gemeten. Dit zijn licht verhoogde concentraties.
Ook op basis van het verkennend bodemonderzoek in deelgebied A, B en een deel van deelgebied C, worden vanuit een milieu hygiënisch oogpunt geen nadelige effecten verwacht. Er worden met deze ontwikkelingen dan ook geen belangrijk nadelige milieugevolgen verwacht ten aanzien van bodem.
Dit is vastgelegd in het evaluatieverslag tevens heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden in het plangebied. In bijlagen 4, 5 en 6 zijn de volledige onderzoeken opgenomen.
Conclusie
Het aspect bodem geeft geen beperkingen voor de gewenste woonfunctie in het plangebied.
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet en regelgeving. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden:
Risicobronnen kunnen worden opgesplitst in:
Onderzoek
Om te bepalen of er sprake is van risico's ten aanzien van het aspect externe veiligheid is gebruik gemaakt van de risicokaart (www.risicokaart.nl ) zie figuur 4.1. Daarop zijn risicobronnen weergegeven en ook gevoelige objecten die beschermd moeten worden tegen eventuele risico's.
Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Dit kan afgeleid worden uit onderstaande kaart, waarin het invloedsgebied van elke bron is weergegeven.
Het plangebied ligt op korte afstand van de N208. Weliswaar is de N208 niet op de risicokaart opgenomen, maar de provincie heeft wel alle provinciale wegen vrijgegeven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de N208 kan transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Gelet op de aard van de weg zal het aantal transporten gering zijn. Bovendien liggen er ook geen bedrijven in de directe omgeving waarvoor transport van gevaarlijke goederen over deze weg noodzakelijk is. Het transport van gevaarlijke stoffen zal niet leiden tot belemmeringen voor het plan. Andere risicobronnen zijn niet in de omgeving van het plangebied aanwezig.
Figuur 4.1: fragment risicokaart (www.risicokaart.nl)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Algemeen
Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.
Regelgeving
De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.
Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen.
Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hier nader ingegaan.
Onderzoek
In het plangebied is door Antea Group een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek 'Plan Elzenhof te Hillegom, d.d. 22 juli 2020' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit onderzoek is als bijlage 9 toegevoegd aan de toelichting van dit plan.
Het doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de geluidbelasting op de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen), vanwege de omliggende wegen (Leidsestraat en Olympiaweg). Daarnaast wordt, aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek, bepaald of wordt voldaan aan de grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder en de kaders die volgen uit het gemeentelijk geluidbeleid.
Leidsestraat
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting op gebouw A in deelgebied B op geen enkele gevel hoger is dan de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Leidsestraat. De maximale geluidbelasting is 44 dB inclusief aftrek van ex artikel 110g Wgh. Er hoeven geen maatregelingen getroffen te worden voor de appartementen in dit gebouw als gevolg van het wegverkeer op de Leidsestraat.
Olympiaweg
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting op gebouw A in deelgebied B op geen enkele gevel hoger is dan de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Olympiaweg. De maximale geluidbelasting is 39 dB inclusief aftrek van ex artikel 110 g Wgh. Er hoeven geen maatregelen getroffen te worden voor de appartementen in dit gebouw als gevolg van het wegverkeer op de Olympiaweg.
Conclusie
Het aspect geluid is geen beperking voor de ontwikkeling binnen het plangebied.
Er komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor in het plangebied. Daarom is het ook niet nodig om een beschermingsregime op te nemen op de verbeelding en in de regels. Dit aspect vormt geen belemmering voor de planuitvoering.
Algemeen
Door de uitstoot van gassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Regelgeving
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is beschreven in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de algemene maatregelen van bestuur inzake de luchtkwaliteitseisen. In de Wet milieubeheer is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Onderzoek
In het hele plan komen 121 woningen. Daarmee zal dit project 'niet in betekenende mate' bijdragen aan een toe- of afname van de luchtkwaliteit in het gebied. Ook zijn in de directe omgeving geen (woningbouw-) plannen in ontwikkeling die voor cumulatie kunnen zorgen.
Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen die gesteld worden ten aanzien van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is op grond daarvan niet nodig.
Algemeen
Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.
Regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient getoetst te worden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb).
Bij soortenbescherming van planten en dieren moet aandacht worden besteed aan de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn en de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11).
Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden.
Onderzoek
Er is door Antea group een natuurtoets uitgevoerd in het plangebied. In het rapport: 'Natuurtoets, Realisatie woonwijk Hillegom, Toetsing Wet Natuurbescherming en NNN, projectnummer 0458367.100, d.d. 25 maart 2020' staan hiervan de resultaten beschreven. het gehele rapport is als bijlage 7 aan de toelichting toegevoegd. De conclusies van het onderzoek zijn onderstaand weergegeven.:
Beschermde gebieden
In het projectgebied en de directe omgeving is geen NNN-gebied aanwezig. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. (Significant) negatieve effecten op NNN zijn uitgesloten. Er is daarom, ten aanzien van NNN, geen noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing.
In het projectgebied is geen Natura 2000-gebied aanwezig. Als gevolg van de relatief grote afstand kunnen effecten op de Natura-2000 gebieden ten gevolge van versnippering, verstoring door geluid, verstoring door licht en verstoring door trillingen op voorhand worden uitgesloten. Omdat de effecten ten gevolge van vermesting en verzuring op stikstofgevoelige habitattypen kunnen niet geheel kunnen worden uitgesloten, heeft AM B.V. door SAB Adviseurs in Ruimtelijke Ontwikkeling een Aerius-berekening laten uitvoeren (SAB, 2020). In deze rapportage (zie 4.9 en bijlage ) wordt geconcludeerd dat zowel voor de aanlegfase als voor de gebruiksfase blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/j niet wordt overschreden. Er zijn geen belemmeringen voor het aspect stikstof voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase.
Beschermde soorten
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het projectgebied:
In onderstaande tabel is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of het plan uitvoerbaar is, en of er bij realisatie van het plan sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming.
Tabel 3: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming.
Er zal gewerkt worden buiten het broedseizoen als het gaat om het verwijderen van de bomen en struiken. Daarmee is het plan uitvoerbaar als het gaat om de soortbescherming.
Tevens zal lichtuitstoot in de richting van de naastgelegen woningen zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen in verband met de mogelijke aanwezigheid van verblijfplaatsen in woningen/ gebouwen gelegen naast het projectgebied.
Zorgplicht
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/ uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
Conclusie
Het aspect natuur geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie. Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stikstofdepositie is tijdens de bouw- en gebruiksfase is een berekening benodigd om te onderzoeken of aangewezen soorten geen nadelige invloed kunnen ondervinden van de plannen.
Onderzoek
Er is door SAB een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Onderzoek stikstofdepositie Elzenhof, Hillegom Gemeente Hillegom, versie 2.4, d.d. 26 maart 2021' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd aan deze plantoelichting.
Op 1 juli j.l. is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering van kracht geworden. Deze wet voorziet in een vrijstelling voor een bouwactiviteit of een sloopactiviteit die het feitelijk verrichten van bouw- of sloopwerkzaamheden aan een bouwwerk betreft, met inbegrip van de daarmee samenhangende vervoersbewegingen. De bij deze activiteiten vrijkomende emissies die zorgen voor stikstofdepositie mogen dan bij de beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. De maatregelen uit de structurele aanpak stikstof vormen de juridische basis voor deze vrijstelling. Zo doet de Bouwvrijstelling geen afbreuk aan het bereiken van de natuurdoelen uit de wet door het relatief kleine aandeel van de bouwsector in de stikstofuitstoot en door de maatregelen die ook al in verschillende sectoren genomen zijn. De maatregelen in de bouw die in de routekaart 'Schoon en Emissieloos Bouwen' worden uitgewerkt, zullen het structurele pakket en daarmee de juridische basis voor de bouwvrijstelling nog verder versterken.
De reikwijdte van de partiële vrijstelling omvat projecten (vergunningaanvragen), maar ook plannen (bestemmingsplannen) zo blijkt uit de Nota van Toelichting behorende bij de AMvB. Daarin is te lezen dat de partiële vrijstelling ook kan helpen bij het vaststellen van bestemmingsplannen door gemeenten. Als het bestemmingsplan dient om bepaalde bouwactiviteiten of de aanleg of wijziging van werken mogelijk te maken, zal voor dit onderdeel van het plan kunnen worden verwezen naar het feit dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld (zie memorie van toelichting, bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35600-3.html).
Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het door SAB uitgevoerde stikstofonderzoek voor de aanlegfase buiten beschouwing kan worden gelaten. Het onderzoek voor de gebruiksfase toont aan dat in deze fase geen overschrijding van de nu gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/j plaatsvindt. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor het aspect stikstof in de gebruiksfase. Er is geen vergunning ten behoeve van de Wet natuurbescherming nodig.
Conclusie
Het aspect stikstofdepositie vormt geen beperking voor de planontwikkeling.
Wettelijk kader
In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling die genoemd wordt in de C- of D-lijst een motivering moet worden gegeven waarin wordt beoordeeld of een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden. Deze motivering dient op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Dit wordt de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.
In bijlage D is als categorie D11.2 de volgende activiteit opgenomen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Om te achterhalen of een m.e.r.-beoordeling nodig is, dient beoordeeld te worden of het plan moet worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het Besluit m.e.r. kent echter geen definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, dient te worden gekeken naar de volgende zaken:
Dit volgt uit de volgende uitspraken van de ABRvS:
Uiteindelijk gaat het om een afweging van bovenstaande punten 1 tot en met 4 of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Onderzoek
Er is door Antea Group een beoordeling geschreven of er sprake is van nadelige milieugevolgen waarvoor een MER nodig zou kunnen zijn. In het rapport 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling, d.d. 26 mei 2021' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is opgenomen als bijlage 8 bij deze toelichting. Conclusie is dat er geen nadelige effecten verwacht worden.
Conclusie
Door het project zullen geen nadelige milieugevolgen ontstaan. Op basis van de aanmeldnotitie is op 14 juli 2021 besloten dat voor dit project geen milieueffectrapportage benodigd is. Dit besluit is als bijlage 11 bij dit uitwerkingsplan gevoegd.
Algemeen
Om ook het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verder gaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.
Onderzoek
Voor deze ontwikkeling is een watertoets opgesteld die is opgenomen in bijlage 12. Met de ontwikkeling van Elzenhof neemt het totaal oppervlakte aan verharding ten opzichte de referentiesituatie af van 17.377 m2 naar 15.908 m2. Het areaal aan oppervlaktewater wordt binnen het plan vergroot, waarbij de watergangen voldoende drooglegging hebben om ook in extreme situaties inundatie vanuit de watergang te voorkomen. In zowel de huidige als toekomstige situatie zijn daarmee geen knelpunten in het watersysteem te verwachten.
Voor de werkwerking van het hemelwater en afvalwater wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het hemelwater wordt daarbij afgevoerd naar nieuw aan te leggen oppervlaktewater. Om in situaties met extreme neerslag (een bui van eens in de 100 jaar) op te kunnen vangen moeten de waterstanden in het oppervlaktewater 0,2 m beneden het wegpeil blijven. Tevens wordt geadviseerd om het vloerpeil van de woningen minimaal 0,2 á 0,3 m boven het wegpeil te realiseren.
De watertoets is uitgevoerd op basis van het voorlopig stedenbouwkundig plan. In het definitief stedenbouwkundig plan is de sloot aan de noordwestzijde van het plangebied behouden (Bron:'Elzenhof, Hillegom, DO Stedenbouwkundig Plan d.d. 31 mei 2021'). Dit in tegenstelling tot hetgeen beschreven is in de watertoets in paragraaf 4.2. Hiermee blijft de huidige waterbergende functie van deze watergang behouden. Er worden met de ontwikkeling van het voornemen dan ook geen significant negatieve effecten op het watersysteem verwacht.
Conclusie
Het plan is passend binnen de kaders die Waterschap daarvoor heeft vastgesteld en vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Op basis van een toets van de uitvoeringsaspecten kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van Elzenhof met 121 woningen past binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de bestaande toestand en de beoogde ontwikkelingen zijn vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard is opgenomen. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.
De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden.
In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd.
In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels.
In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.
Voor de regels is een verwijzing gemaakt naar het moederplan. Onder het moederplan wordt het geldende bestemmingsplan 'Elsbroek', vastgesteld op 15 november 2012 door de gemeenteraad van Hillegom, met identificatienummer NL.IMRO.0534.BPElsbroek-VA01 verstaan. Het nieuwe bouwplan moet voldoen aan de uitwerkingsregels die hierin zijn opgenomen. Daarom is een verwijzing gemaakt naar de regels van dit plan.
Artikel 1 Begrippen & Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 1 zijn een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Artikel 2 verwijst naar de wijze van meten uit het moederplan. Eén en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
In dit uitwerkingsplan is gewerkt met de bestemming Wonen. Hierin is onder andere bepaald dat er maximaal 54 gestapelde woningen mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak. De regels zijn gebaseerd op artikel 16.3.2 van het moederplan waarin de uitwerkingsregels zijn opgenomen.
Voor de algemene regels is een verwijzing gemaakt naar de regels van het moederplan. Tevens zijn hier de regels opgenomen ten aanzien van het parkeren. Daarbij wordt getoetst aan het Parapluplan Parkeren', vastgesteld op 26 januari 2017 door de gemeenteraad van Hillegom, met identificatienummer NL.IMRO.0534.pbpparkeren-va01.
In de overgangsrechtregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
In de 'slotregel' is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om een concrete ontwikkeling mogelijk te maken. Op grond van de Grondexploitatiewet moet een exploitatieplan worden opgesteld wanneer er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Dit is anders wanneer de kosten bij de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De kosten voor voorliggend bestemmingsplan en die van de daarbij behorende onderzoeken worden door de initiatiefnemer gedragen. Dit geldt niet voor de bodemonderzoeken vermeld in paragraaf 4.3. Deze zijn uitgevoerd voor rekening van gemeente Hillegom. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst afgesloten, waarmee de door de gemeente te maken kosten kunnen worden verhaald.
Vooroverleg
Het uitwerkingsplan en de twee ruimtelijke onderbouwingen die de totale realisatie mogelijk maken passen qua hoeveelheid woningen die gerealiseerd worden (121) binnen de uitwerkingsregels van het geldende bestemmingsplan Elsbroek. Op grond van dit bestemmingsplan mogen er zelfs meer woningen gebouwd worden. Omdat niet voldaan wordt aan de hoeveelheid woningen per deelgebied en exacte invulling van het parkeren (volledig op eigen terrein en/of onder het gebouw), kan er geen uitwerkingsplan in procedure gebracht worden voor het hele gebied. De ontwikkeling voldoet echter wel aan de intentie van de invulling van het plangebied waarmee Rijk, provincie en Waterschap eerder hebben ingestemd en die ook al voor iedereen ter inzage gelegen heeft zodat daarop gereageerd kon worden. De gemeente acht vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro in dit geval niet meer nodig, omdat dit plan passend is binnen de belangen van genoemde diensten als het gaat over dit plangebied die zij al eerder getoetst hebben.
Ontwerp uitwerkingsplan
Het ontwerp uitwerkingsplan heeft ter inzage gelegen. Voor deelgebied B zijn twee zienswijzen ingediend waarvan één is ingetrokken. De resterende zienswijze is ontvankelijk en heeft geleid tot een aanpassing in de planregels. Er is een reactienota zienswijzen opgesteld die is opgenomen als bijlage 13 bij deze toelichting.