direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Slachthuislaan - Neherkade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De aanleiding voor het bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade is de realisatie van een woontoren met een maximale bouwhoogte van 73 meter hoog, in opdracht van MS Vastgoed, die in het kader van eigen beheer ontwikkeld en de grond heeft aangekocht. De ontwikkeling vindt plaats op de hoek Slachthuislaan-Neherkade - Tak van Poortvlietstraat. Hier is nog het laatste onbebouwde en braakliggende kavel van het voormalige slachthuisterrein gelegen. De kavel maakte oorspronkelijk onderdeel uit van het stedenbouwkundig plan Slachthuisterrein. Op 18-12-2019 heeft het college een planologisch uitwerkingskader (PUK) vastgesteld. Voor de planontwikkeling geldt het gemeentelijk beleid dat op dat moment van toepassing was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0001.png"

Kaart 1 Ligging plangebied in Den Haag

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Doel van het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is de afbakening van een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van circa 220 woningen en circa 250 m² aan vloeroppervlak voor voorzieningen op het gebied van lichte horeca categorie 1 en/of dienstverlening in de plint. Hiervoor dient de mogelijkheid tot exploitatie van een LPG-station aan de Neherkade te worden wegbestemd. De vigerende bestemmingen die binnen de invloedssfeer van de vigerende veiligheidscontour zijn gelegen, worden in dit bestemmingsplan conserverend bestemd.

1.3 Begrenzing van het plangebied

De ontwikkeling vindt plaats op het braakliggend stuk grond gelegen bij de kruising van de Slachthuislaan met de Neherkade. Omdat deze locatie binnen de LPG-veiligheidscontour van het tankstation aan de Neherkade 2980 valt, kan de gewenste ontwikkeling niet doorgaan zonder dat het LPG-station wordt wegbestemd. Het plangebied van het bestemmingsplan betreft daarom het hele gebied dat behoort tot de LPG-veiligheidscontour van het tankstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0002.png"

Kaart 2 Plancontour van het plangebied

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied van het bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade vervangt alleen de betreffende plandelen binnen de bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld     onherroepelijk  
Laakhaven West en Petroleumhaven   20 december 2012     17 juli 2013  
Laakhavens   20 februari 2014     17 april 2015  
Laakwijk- Schipperskwartier   9 juli 2009     8 juli 2010  
Neherkade   27 juni 2013     30 juli 2014  

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen. Voor het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is dat Parapluherziening (fiets)parkeren bestemmingsplan, onherroepelijk vastgesteld 20-09-2018. In deze parapluherziening is het parkeerbeleid opgenomen met een dynamische verwijzing.

De wijze waarop bestemmingsplan het beleid in de parapluherziening vervangt, is beschreven in 3.6.2 .

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied aangegeven. Ook zijn de globale doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. In hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie wordt de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 Beleidskaders de beleidskaders die van toepassing zijn op deze herontwikkeling en in hoofdstuk 4 Fysieke leefomgevingsaspecten de fysieke leefomgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 Planbeschrijving wordt het plan beschreven en een toelichting gegeven op de gekozen bestemmingen en regelingen. In hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak verslag gedaan van het gevoerde (wettelijk) overleg en het participatietraject.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Laakkwartier ligt in de voormalige Noordpolder. De noordoostelijke begrenzing van deze polder, de Haagse Trekvliet, was van oudsher een belangrijke zuidelijke waterverbinding richting Delft en Rotterdam. Dwars door de Noordpolder, min of meer parallel aan de Trekvliet liep de 'wech tusschen die Haghe ende Hornbregge bij Rijswic'. Deze reeds in de 17e eeuw bestrate landweg werd in 1907 verbreed en ging toen officieel Rijswijkseweg heten, een benaming die overigens al lang voor die tijd in gebruik was. Tot aan de aanleg van de Utrechtsebaan in de jaren '70 van de vorige eeuw was dit de belangrijkste zuidelijke invalsweg over land naar Den Haag.

De Noordpolder werd bemalen door twee molens: de Broekslootmolen en de Laakmolen. De Laakmolen uit 1699, op de plaats waar het riviertje de Laak in de Haagse Trekvliet uitmondt, is het oudste bouwwerk in het plangebied. Van groot belang voor de ontwikkeling van het Laakkwartier was ook de aanleg van de spoorverbinding Den Haag-Rotterdam tussen 1843 en 1847. De loop van het spoorwegtracé was bepalend voor de westelijke begrenzing van de wijk.

Aanvankelijk behoorde de Noordpolder geheel tot het grondgebied van Rijswijk. De grens tussen Den Haag en Rijswijk lag bij de Hoefkade. In 1844 vond een eerste grenswijziging plaats, waarbij het gebied tot aan de Laak bij Den Haag werd getrokken. In 1900 werd de grens voor een tweede maal verlegd, nu tot aan de Broeksloot.

Het Laakkwartier is opgezet als woonwijk voor arbeiders, lagere ambtenaren en kleine middenstanders. De aanleg en bebouwing is in de periode 1907-1940 tot stand gekomen en wel in drie hoofdfasen: de aanleg van Molenwijk (nu: Laakkwartier-Noord), Spoorwijk (dat buiten het plangebied valt) en Laakkwartier (het centrale deel). De noordelijke rand, tussen bovengenoemde wijken en Laakhavens, gaat onder de noemer Laakoever. De Laakoever heeft een lange periode dienst gedaan voor grootschalige en watergebonden activiteiten aan de Laakhavens. Vanaf de jaren '70 is hier de stadsvernieuwing op gang gekomen.

Zie ook het Haags gemeentearchief.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen', objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Slachthuislaan - Neherkade aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Slachthuislaan - Neherkade is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De waterstructuur van Laakhaven is van historisch en stedenbouwkundige waarde doordat deze een van de grootste gegraven binnenhavens van Europa uit de jaren twintig van de vorige eeuw is. Aan de Leeghwaterkade is het oorspronkelijke havenbekken nog duidelijk zichtbaar.

Grotere percelen zijn kenmerkend voor het gebied; deze volgen de lijnen van de havenaanleg en boden plaats aan industrie die er tot in de twintigste eeuw domineerde. Het stratenpatroon tussen de Neherkade en de Waldorpstraat volgt in hoofdopzet de oost-west georiënteerde richting van de havenaanleg met een drietal haaks hierop gelegen ontsluitingswegen naar aangrenzende wijken (Calandstraat-Slachthuislaan, Leeghwaterplein/Slachthuisstraat en Rijswijkseweg.


Van de oorspronkelijke bebouwingsstructuur is weinig overgebleven. Veel bouwblokken waren van origine ondiep waardoor bedrijven van twee zijden bereikbaar waren. Nadeel was dat hierdoor een rommelige situatie ontstond doordat achterkanten en voorkanten van bedrijven naast elkaar kwamen te liggen. De laatste decennia zijn echter diverse straten verdwenen. Het grootste deel van de Leeghwaterstraat werd vervangen door de MegaStores en de 1e, 2e en 3e Van der Kunstraat door wat nu de Van der Kunstraat heet. Ook de 2e Lulofsstraat verdween door de aanleg van een bedrijvencomplex met een tweede maaiveld.

2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht, monumenten en karakteristieke gebouwen

Het plangebied grenst aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier. Er zijn binnen het plangebied geen gebouwde monumenten aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0003.png"

Kaart 3 Ligging plangebied ten opzichte van beschermd stadsgezicht Laakkwartier.

2.3.2 Archeologie

Het plangebied ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in een gebied dat wordt gekenmerkt door bodemlagen die onder natte omstandigheden zijn afgezet. Er is in dit gebied sprake van een strandvlakte waarin duizenden jaren geleden tijdens overstromingen klei is afgezet. Omdat het terrein ook nadien laag en drassig bleef kon zich op de kleiafzettingen in de loop van de eeuwen een veenpakket ontwikkelen.

In de pre- en vroeghistorische periodes waren sommige locaties in droge perioden bewoonbaar, maar als dit al het geval is geweest dan zijn de sporen hiervan bij de aanleg van de havens in de 20ste eeuw verdwenen.

Vanaf de late middeleeuwen maakte het gebied deel uit van de Noortpolder. In die tijd was er sprake van weilanden, van elkaar gescheiden door een uitgebreid stelsel van perceleringsloten. Dit bleef zo tot het midden van de 19de eeuw. Toen pas werd het huidige spoortracé aangelegd en een station gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0004.png"

Kaart 4 Ligging plangebied in zone waar sprake is van lage archeologische verwachting

2.4 Ruimtelijke structuur

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Laakoever. De Laakoever ligt globaal tussen de Laakhaven (Neherkade) en het riviertje de Laak. In dit gebied heeft de afgelopen decennia reeds de nodige stadsvernieuwing plaatsgevonden en het gebied getransformeerd van een (watergerelateerd) werkmilieu naar een gemengd woon- werkmilieu. Langs de Neherkade kenmerkt de bebouwing zich als een continue wand van hoogbouw en een luwe zone richting de Laak.

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

De stadsvernieuwing is inmiddels grotendeels afgerond. Het deelgebied Laakoever is te verdelen in vier segmenten:

  • a. Tussen de Rijswijkseweg en de Trekvliet ligt een segment met wat oudere bedrijvigheid. In een voormalig bedrijfscomplex zijn een supermarkt en een bouwmarkt gevestigd. Aan de Rijswijkseweg is recent een complex met (winkel)voorzieningen en woningen gerealiseerd. Verdere verdichting van dit segment zal met name plaatsvinden door middel van hoogbouwobjecten.

  • b. Het tweede segment, tussen Rijkswijkseweg en Slachthuislaan, betreft woningbouw uit de jaren '80 en '90. Het betreft hier uitsluitend hoogbouw in een hoge dichtheid. Op enkele plaatsen komt op de begane grond bedrijvigheid voor, zoals een handel in sanitair en een bandencentrum. Op de kop van de Rijswijkseweg is een benzinestation gevestigd.

  • c. Het derde segment staat bekend als het voormalig slachthuisterrein. Op dit voormalig slachthuisterrein is in de jaren '80-'90 een woongebied gerealiseerd, bestaande uit zowel hoog- als laagbouw. Waardevolle objecten van het slachthuisterrein werden ingepast in de planvorming. Binnen dit gebied komen ook enkele niet-woonfuncties voor, zoals het stadsdeelkantoor, een school, een postkantoor en een restaurant. Het parkeren vindt grotendeels ondergronds plaats, waardoor de meeste openbare ruimte autovrij is. Aan de Neherkade staat de imposante 'Lamel' van architect A. Rossi. Dit langwerpige woongebouw dat tot 17 bouwlagen hoog is, vormt een harde scheidingswand tussen enerzijds de Laakhaven en anderzijds het Slachthuisterrein en daarachter het Laakkwartier-Centraal. Op de begane grond van de Lamel zijn bedrijven gehuisvest welke met name auto-georiënteerd zijn.

  • d. De bebouwing in het gebied rond de Stieltjesstraat – het vierde segment – dateert uit de jaren '70 van de vorige eeuw. Hier staat voornamelijk woonbebouwing in de vorm van enkele torenflats, met daartussen wat laag- en middelhoogbouw. Wat het segment met name onderscheidend maakt van de overige segmenten is de aanwezigheid van groene ruimtes tussen de bouwing. Het segment kent minder een stenig karakter wat elders aan de Neherkade wel zichtbaar is. De laagbouw aan de Neherkade is in gebruik als bedrijfs- en kantoorruimte. Ter plaatse zijn onder meer enkele (semi-)overheidsdiensten gevestigd. Het gevelaanzicht aan de Neherkade is recent gemoderniseerd. Aan deze zijde bevinden zich de entrees van de bedrijven. De aan- en afvoer van goederen vindt aan de achterzijde plaats via de Stieltjesstraat. Aan de Neherkade staan verder een rioolgemaal van het Hoogheemraadschap van Delfland en een benzinestation. Op de hoek van de Slachthuislaan en de Laakweg ligt een politiebureau.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur
2.4.2.1 Gemotoriseerd verkeer

Binnen het plangebied loopt een stedelijke hoofdroute met zowel een functie op stedelijk niveau als voor de ontsluiting van de stadsdelen Laak en Centrum, namelijk de Neherkade en de Calandstraat. Daarnaast is er een stelsel van wijkontsluitingswegen voor zowel de bereikbaarheid van de aanliggende wijken en buurten als voor de verbinding van het stadsdeel Laak met de omliggende stadsdelen en wijken. Met name zijn dit de Slachthuislaan die via de De Genestetlaan verbindt met Gouverneurlaan en verder en de Waldorpstraat die het plangebied verbindt met de Rijswijkweg en het Hildebrandplein en verder. Aan dit stelsel van wegen met een functie voor de stad en het stadsdeel zijn de wegen gekoppeld met primair een functie als ontsluiting van de buurt en als erfontsluiting, zoals de Tak van Poortvlietstraat, de Stieltjesstraat en de van der Kunststraat die allen gedeeltelijk onderdeel uitmaken van het plangebied. Dit zijn in beginsel allemaal wegen die als 30-km gebied zijn ingericht.

2.4.2.2 Openbaar vervoer

Het plangebied ligt op loopafstand van station Holland Spoor, een knooppunt van het landelijk en regionaal railvervoer. Daarnaast wordt het stadsdeel Laak goed bediend met het stedelijke netwerk van tram- en buslijnen. Al deze lijnen doen één of meer NS-stations aan en/of het centrum van Den Haag. Het huidige lijnennet in of nabij het plangebied bestaat uit:

  • a. de route via Leeghwaterplein, Oudemansstraat en Goeverneurlaan (tramlijn 16: Statenkwartier - Moerwijk via Centraal Station);
  • b. de route via Leeghwaterplein, Oudemansstraat, Goeverneurlaan en de Genestetlaan (tramlijn 17: Centraal Station - Wateringse Veld);
  • c. de route Waldorpstraat, Calandstraat, Slachthuislaan, De Genestetlaan en Jan van Beersstraat (buslijn 22: Scheveningen Duindorp - Rijswijk De Schilp; buslijn 29 ( Station Rijswijk - Oude Waalsdorperweg);
  • d. de route Waldorpstraat, Calandstraat, Neherkade (buslijn 26: Voorburg Station - Kijkduin).
2.4.2.3 Langzaam verkeer

Het langzaam verkeer maakt in principe gebruik van dezelfde routes als het gemotoriseerd verkeer. Uitzondering hierop vormt de Neherkade. De doorgaande langzaam verkeers-route loopt parallel aan de Neherkade langs watergang De Laak. De overige wijkontsluitingswegen zoals de Slachthuislaan, De Genestetlaan en de Waldorpstraat hebben aparte fietspaden of fietsstroken. De erfontsluitingswegen hebben geen fietsvoorzieningen. Langs alle wegen in en rond het plangebied zijn trottoirs aanwezig. Voetgangers kunnen bovendien gebruikmaken van diverse paden door de groene zones en de (openbare) verblijfsruimte tussen en rond gebouwen.

2.4.2.4 Parkeren

Rond het plangebied zijn diverse parkeergarages en parkeerterreinen aanwezig die als "parkeren op eigen terrein" worden beschouwd. Openbare /bezoekersgarages zijn op grotere afstand van het gebied aanwezig (Megastores en Laakhavens). Daarnaast zijn in en rond het plangebied parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig. De parkeerdruk is echter hoog en wordt gereguleerd door middel van betaald parkeren en de uitgifte van vergunningen.

2.4.3 Groen

De woongebieden rond de kruising Neherkade en Slachthuislaan hebben over het algemeen een hoogstedelijk, stenig karakter. Dit stenige karakter is zeer herkenbaar rond de Neherkade waar alles is ingericht op infrastructuur en de doorstroomfunctie. Niettemin zijn er in de omgeving ook een aantal belangrijke, structuurbepalende groenelementen aanwezig. Zo is er een aantal lanen met tussen de rijbanen een breed plantsoen. Verder komen her en der kleinere plantsoenen en groenstroken voor. In een groot aantal straten zijn bomen(rijen) aanwezig. Sommige straten hebben ondanks het ontbreken van openbaar groen toch een groene uitstraling door beplanting in particuliere voortuinen. De groenstroken in Laakwijk, met name die binnen de woongebieden, hebben veelal, ondanks het oorspronkelijk fraaie ontwerp, weinig sierwaarde. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen: achterstallig onderhoud, onjuiste beplantingskeuze en/of oneigenlijk gebruik van groenvoorzieningen. Onder dat laatste moet vooral worden verstaan een inrichting (als kijkgroen) die niet meer aansluit bij de huidige behoefte (gebruiks- en speelgroen). Een ander knelpunt wordt gevormd door de parkeerruimte die in Laakwijk in onvoldoende mate aanwezig is, als gevolg waarvan groenstroken voor parkeren worden gebruikt. Dit komt met name door de smalle dwarsprofielen van de openbare ruimte.

2.4.4 Water

Het plangebied ligt in de Noordpolder met een peilniveau van -1,3 m NAP. Naast het plangebied ligt een belangrijke boezemwatergang, de Laakhaven, met een hoger peil van -0,43 m NAP. Daartussen ligt een boezemkade oftewel een regionale waterkering. Het plangebied ligt net naast de zonering van de waterkering. Zie voor een verdere toelichting op het water in het plangebied Water en klimaatadaptatie.

2.4.5 Bodem

Binnen het plangebied bestaat de bodem uit zand op veen. De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde. Zie 4.7 Bodem.

2.4.6 Kabels en leidingen

Ruimtelijk relevante kabels en leidingen worden vastgelegd in de planregels en op de plankaart, Het betreft hier een rioolpersleiding en een drinkwatertransportleiding.

2.5 Functionele structuur

De zone rondom de Laakoever is sinds de jaren '70 van de vorige eeuw grootscheeps vernieuwd en verbeterd. Alle oude huurwoningen tussen de Noordpolderkade en de Ketelstraat zijn vervangen door nieuwbouw van portiekflats. Langs de randen van de wijk is de vooroorlogse particuliere woningvoorraad grotendeels gehandhaafd en met inzet van particuliere woningverbetering opgeknapt. Ongeveer de helft van de 2.400 woningen in de wijk is gebouwd in de stadsvernieuwingsjaren waarbij consequent werd uitgegaan van het 'bouwen voor de buurt'. Alle nieuwe woningen waren bestemd voor de laagste inkomensgroepen en werden dus in de sociale huursector gebouwd. Hierdoor is de eenzijdige bevolkingssamenstelling ook na de stadsvernieuwing blijven bestaan. Aan het eind van de jaren '80 is de fase van de stadsvernieuwing afgesloten.

De woonomgeving is eveneens ingrijpend verbeterd, met name door de aanleg van een buurtpark rond de watergang 'De Laak' met diverse speelvoorzieningen en verbreding van de Neherkade om de toename van het verkeer op te vangen. Aan deze verkeersstructuur zijn in de plinten een diversiteit aan werkgerelateerde voorzieningen gevestigd.

Functies in het plangebied

Aan de Slachthuislaan is een politiebureau aanwezig. Deze heeft een maatschappelijke bestemming. Aan de overkant van het politiebureau zit een bedrijfspand van twee bouwlagen. Naast het politiebureau is een woongebied en een kiosk. Daarnaast (richting de Neherkade) bevinden zich een aantal bedrijfsbestemmingen. Dit zijn specifieke bedrijfsbestemmingen bestemd voor een tankstation (waar in dit bestemmingsplan de LPG hindercirkel vanaf gehaald wordt) en een waterzuiveringsinstallatie. De locatie waar met dit bestemmingsplan een toren van 73 meter mogelijk wordt gemaakt heeft een bedrijfsbestemming en een bouwvlak in de situatie voor vaststelling van dit bestemmingsplan. Er is ook een vergunning afgegeven om op deze kavel een bedrijf te realiseren. Die vergunning is echter nooit uitgevoerd. Daardoor is het een braakliggend terrein geworden. Planologisch gezien heeft dit braakliggende terrein wel een bedrijfsfunctie. De kavel mocht volledig bebouwd worden met een bedrijf. Het water is als water bestemd. Ter hoogte van de Neherkade liggen enkele rioolleidingen die ook apart bestemd worden. De kade heeft ook een waterstaatkundige-waterkeringsfunctie. Ook dat is opgenomen in de planregels. De Neherkade zelf heeft een verkeersbestemming. De Neherkade wordt ervaren als een fysieke barrière. Aan de Laakhavens zijde van het water is op de Calandstraat een gemengd programma. Met commerciële ruimtes in de plint en woningen op de verdiepingen. Er zijn ook aan beide zijde van straat tankstations aanwezig. Deze zijn zonder LPG. Aan de Calandkade wordt een al vergund gemengd programma gebouwd. De torens hebben aan de zijde van de Calandkade commerciële ruimtes op de begane grond en de rest van de bouwblokken/torens krijgen een woonprogramma. Binnen de Gemengd-3 (Verheeskade- Lobattostraat) bestemmingen komen voornamelijk bedrijfsfuncties en andere economische functies voor. In dit bestemmingsplan zijn voor deze locatie geen ontwikkelingen voorzien. Deze bouwblokken zijn alleen maar meegenomen in dit plangebied vanwege de LPG hindercirkel die nu is weggehaald. Die LPG cirkel raakte ook deze panden. In het plangebied komen verder ook nog ligplaatsen voor boten voor (zie 3.7.6 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0005.png"

Politiebureau aan de Slachthuislaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0006.png"

Bedrijfspand tegenover het politiebureau aan de Slachthuislaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0007.png"

De kiosk met op de achtergrond de woontorens. Bezien vanaf de Slachthuislaan (kijkrichting Stieltjesstraat)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0008.png"

Tankstation en waterzuiveringsgebouw vanaf de Neherkade bezien

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0009.png"

Het braakliggende terrein waar dit bestemmingsplan een gemengde toren mogelijk maakt van 73 meter. Bezien vanaf de kruising Neherkade-Slachthuislaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0010.png"

Water en de verkeerskruising Neherkade-Slachthuislaan-Calandstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0011.png"

Calandstraat met een gemengd programma

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0012.jpg"

De gerealiseerde gemengde bouwblokken aan de Calandkade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0013.png"

Economisch programma aan de Verheeskade

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0014.png"

Ligplaatsen voor boten. Vanaf de Verheeskade bezien

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

Voor de ontwikkeling van het braakliggend stuk grond bij de kruising van de Slachthuislaan met de Neherkade, is het beleid ten tijde van de vaststelling van het Planologisch Uitwerkingskader leidend (18-12-2019).

De volgende paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Door de Rijksoverheid wordt al enige tijd de introductie en inwerkingtreding van de Omgevingswet voorbereid. Hierbij hoort een rijksbrede visie op de leefomgeving; de Nationale Omgevingvisie (NOVI). In de NOVI zijn 21 nationale belangen en opgaven benoemd, waarbij de volgende 4 prioriteiten worden onderscheiden:

  • Ruimte voor Klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Bij het kiezen tussen strijdige ruimtelijke belangen worden drie afwegingsprincipes gehanteerd: combinatie van functies gaat voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen. Bij vaststelling zal de NOVI ook een uitvoeringsagenda bevatten. Samen met de regio's wil het rijk samenwerkingsafspraken opnemen in Gebiedsagenda's. De NOVI raakt geen van de belangen die in dit bestemmingsplan worden afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is formeel voor het eerst in 2012 in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. In paragraaf 5.3.1 5.3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. In 2016 is een Besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met de herziening van de Beleidslijn kust en enige andere wijzigingen van kracht geworden.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsprogramma, -verordening en -visie Zuid-Holland – Koers 2021

Met het oog op de invoering van de Omgevingswet heeft de provincie Zuid-Holland al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving gebundeld in een Omgevingsvisie, Omgevingsverordening en bijbehorende programma's.

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie is op 1 april 2019 in werking getreden en geldt als structuurvisie. Naast de beleidskeuzes bevat de visie een beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de omgevingskwaliteit. De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen:

  • de provinciale ruimtelijke structuurvisie, artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het milieubeleidsplan, artikel 4.9 van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionale waterplan, artikel 4.4 van de Waterwet (Ww);
  • het verkeers- en vervoersplan, artikel 5 van de Planwet verkeer en vervoer;
  • de natuurvisie, artikel 1.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb).

 

Op 16 juni 2021 en 22 februari 2022 hebben Provinciale Staten besloten om de omgevingsvisie, omgevingsverordening en Nota van Toelichting te herzien. Daarbij is tevens besloten dat het Programma ruimte en het Programma mobiliteit is ingetrokken. Deze herziening van het Omgevingsbeleid betreft zowel een verbeterslag op het huidige Omgevingsbeleid als een eerste versie van het Omgevingsprogramma. Het betreft een grotendeels beleidsneutrale omzetting en een aantal beleidsrijke aanpassingen op klimaat en circulair. Overige beleidsaanpassingen hebben betrekking op wonen, ruimtelijke kwaliteit, bedrijventerreinen, externe veiligheid en molenbiotopen. Zo wordt er ingezet op:

  • Optimalisatie van woningbouwplannen, met het oog op het versnellen van woningbouw, zuinig en efficiënt ruimtegebruik en duurzame mobiliteit;
  • Waarborging ruimtelijke kwaliteit van landelijke gebieden door een basisbescherming te geven in het beleid om onwenselijke stedelijke ontwikkelingen te voorkomen;
  • Compensatie bedrijventerreinen, status van regionale bedrijventerreinenvisies, woon-werkakkoorden, leegstandaanpak en inzet op duurzaamheid en energieverbruik;
  • Gezonde en veilige leefomgeving, zoals het beschermen tegen onder andere luchtvervuiling en veiligheidsrisico's, en;
  • Behoud van bijzondere molenbiotopen- De Nieuwe Veenmolen en de Laakmolen (gemeente Den Haag).

Omgevingsverordening

De provinciale Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening is per 1 april 2019 in werking getreden en vertaalt het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. Deze regels zijn bindend voor gemeentelijke bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening bevat onder andere regels omtrent de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking voor stedelijke ontwikkelingen, de aanwijzing van kantorenlocaties, het opnemen van bedrijfsbestemmingen en de bescherming van natuurgebieden. De doorwerking van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt zoals eerder vermeld in paragraaf 5.3.1. toegelicht.

Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is in overeenstemming met het provinciale beleid. De nieuwe ontwikkeling, die met het plan mogelijk wordt gemaakt is de toevoeging van circa 220 woningen in bestaand stedelijke gebied; e.e.a. in combinatie met een commerciële plint. In de plint worden geen functies mogelijk gemaakt die in strijd zijn met provinciaal beleid. De rest van het plangebied is conserverend bestemd.

3.2.3 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's. De Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat

De metropoolregio zet zich in voor:

  • 1. Verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio;
  • 2. Economische vernieuwing
  • 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid
  • 4. Attractiviteit van de regio

Het Stadsgewest Haaglanden heeft per 1-1-2015 zijn werkzaamheden beëindigd. De beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Economisch Vestigingsklimaat worden in MRDH verband gecontinueerd. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) (vastgesteld in 2008 door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden) blijft voor de overige beleidsterreinen vooralsnog van kracht; het is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. Voor dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen het samenwerkingsverband op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 en de beleidsvelden die zijn overgegaan naar de MRDH.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is niet gelegen in een kansenzone, maar grenst aan het ontwikkelingsgebied Binckhorst/Laakhavens dat onderdeel uitmaakt van de kansenzone Centrum. Aan het water kunnen bijzondere binnenstedelijke milieus gecreëerd worden met een centrumstedelijke mix van wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan sluit hierop aan.

3.2.4.2 Agenda Ruimte voor de stad

De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, voor gemeenten verplicht gesteld is.

Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief. Dat vraagt om ruimte voor innovatieve milieus, met ontmoetings- en experimenteerruimte, en aantrekkelijke vestigingsmilieus voor starters, studenten, creatievelingen, kenniswerkers en (stedelijke) gezinnen en ondernemende mensen.

Stedelijke ontwikkeling is geen zaak van de gemeente alleen; allerlei partijen spelen daarin een rol. Bij de uitwerking van de Agenda zal inhoud worden gegeven aan het “samen stad maken” langs vier "sporen': ruimte bieden aan initiatieven, co-creatie van ruimtelijke plannen, stadsdebat over de toekomst van de stad en de samenwerking met stakeholders. Er is daarmee ook geen “blauwdrukplanning” aan de orde. Met behulp van negen principes voor stedelijke ontwikkeling wordt in de Agenda Ruimte voor de Stad aangegeven hoe de ontwikkelingen gestuurd wordt:

  • Kwaliteit van het proces door samen stad maken waar mogelijk ruimte aan initiatiefnemers, daarbij hoort ook experimenteerruimte die belangrijk is voor innovatie en dynamiek in de stad en ruimtelijke keuzen om antwoorden te bieden op de stedelijke en regionale opgaven.
  • Ruimtelijke kwaliteit, zoals groen, cultuurhistorisch erfgoed en de buitenruimte omdat die in belangrijke mate bijdraagt aan een aantrekkelijke leefomgeving en het economisch vestigingsklimaat.
  • Kwaliteit door integrale samenhang met sociaal-maatschappelijke opgaven, zoals de opgave om sociaaleconomische differentiatie, functiemenging en ruimte voor wijkeconomie te bevorderen in wijken waar dat nodig is gelet op bijvoorbeeld werkeloosheid.

Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Goede uitvoering met ook oog voor de tijdelijke situatie vraagt een enorme inzet. Daarnaast zullen op basis van deze agenda nieuwe locaties in ontwikkeling worden gebracht. Het betreft zowel het in ontwikkeling brengen van de zachte planvoorraad als nieuwe locaties op basis van deze agenda. Het tot ontwikkeling brengen van deze locaties zal meer dan voorheen in co-productie gebeuren met de stad.

Daarnaast zijn er een aantal grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd in deze agenda. Voor een aantal ontwikkelingen zal gestart worden met verkenningen om zicht te krijgen op mogelijke programma's, en alliantievorming. Dergelijke verkenningen zullen onder andere voor delen van het Central Innovation District, de Binckhorst en Scheveningen, mede in het licht van de gewenste schaalsprong die in het openbaar vervoer gemaakt moeten worden.

Voor het betreffende plangebied wordt ingezet op intensivering met kansen voor verdichting voor het braakliggend terrein nabij de kruising Slachthuislaan en Neherkade. Het benutten van restruimtes aan de bestaande hoofdstructuren tussen Laakhavens en Laakkwartier kan de barrièrewerking van Laakhaven en Neherkade verminderen en de interactie tussen beiden gebieden vergroten. Daarnaast wordt met dit plan beoogd om te verduurzamen en te vergroenen binnen het ontwerp van het gebouw. De rest van het plangebied wordt conserverend bestemd.

3.2.4.3 Haagse hoogbouw, Eyeline en Skyline

De nota 'Haagse hoogbouw: Eyeline en Skyline' is in de raadsvergadering van 25 januari 2018 vastgesteld (RIS 298448) en vervangt de Agenda voor de Haagse Verdichting uit 2009 (RIS159469), voor zover het hoogbouw betreft.

Aanleiding voor de nota 'Haagse hoogbouw: Eyeline en Skyline' zijn de ruimtelijke opgaven uit de Agenda Ruimte voor de Stad. In de Agenda heeft Den Haag gekozen om die groei binnenstedelijk op te vangen en de verdichting te concentreren bij OV-knooppunten en concentraties van voorzieningen. Daarnaast vragen actuele ontwikkelingen en initiatieven om nieuwe regels en kaders voor hoogbouwontwikkelingen in Den Haag.

De inzet is om de 'skyline' van Den Haag te verbinden met de belevingskwaliteit van de stad op ooghoogte en de buitenruimte ter plekke: de 'eyeline'. Hoogbouw is geen doel op zich, maar een middel om strategisch om te gaan met de beperkte ruimte die de stad nog heeft. Doel is de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van de stad op de lange termijn te waarborgen en het vestigingsklimaat te versterken. Door te intensiveren en door hogere bebouwing mogelijk te maken kan de stad de groei van het aantal inwoners faciliteren en voldoende en geschikte woon- en werkruimte bieden, met bijbehorende voorzieningen, nu en in de toekomst.

Er is sprake van hoogbouw bij 50 meter of hoger. De nota geeft stadsbrede ambities en regels aan voor hoogbouwontwikkelingen; o.a. t.a.v. wonen, microklimaat en mobiliteit. In de nota worden tevens intensiveringsgebieden aangegeven waar mogelijk hoogbouw kan worden gerealiseerd. Binnen deze gebieden zijn specifieke regels voor typologie, architectuur en buitenruimte opgenomen waaraan hoogbouwinitiatieven worden getoetst.

De Haagse hoogbouw kent een typologie waarvan de samenstelling de volgende opbouw kent:

  • Een stedelijke laag van 9-25 meter;
  • Een plint als onderdeel van de stedelijke laag;
  • De toren;
  • De kroon als beëindiging van de toren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0015.png"

Figuur 3.1: typologie en samenstelling Haagse hoogbouw

De bouwhoogte van de stedelijke laag kan variëren van 9 tot 25 meter. Deze laag vormt de belangrijkste wanden van de straat en sluit aan bij de verhoudingen van de historische stad of de directe omgeving. Het is dat deel van het gebouw dat door de voorbijganger wordt ervaren op ooghoogte, de ('eyeline').Tot ongeveer 25 meter is er direct contact mogelijk tussen binnen en buiten. De vormgeving van de stedelijke laag is cruciaal voor de beleving van de passant en ondersteunt een prettig of veilig gevoel.
De 'plint' wordt gevormd door de onderste of de eerste twee lagen van de stedelijke laag. Het deel dat vanaf de straat direct zichtbaar is en waar vrijwel alle interactie tussen straat en gebouw plaats vindt. Daar presenteren zich diverse vormen van bedrijvigheid, voorzieningen of woningen en komt de meeste dynamiek en levendigheid tot uiting. De plint is wellicht maar 10% van een gebouw maar bepaalt voor 90% de beleving ervan. Enkele regels zijn:

  • een minimale bouwhoogte van 4,5 tot 9 meter;
  • een rijke en zorgvuldige detaillering;
  • een materiaalgebruik dat past bij de omgeving;
  • minimaal 30% van de gevel is glas (transparant) waardoor het interieur zichtbaar is;
  • voldoende ruimte om overgangen tussen openbaar en privé te kunnen maken;
  • utilitaire ruimtes en toegangen van garages dienen zoveel mogelijk binnen het bouwblok te worden opgenomen en mogen de publieke ruimte niet hinderen of domineren;
  • de torens boven de stedelijke laag zijn elegant en slank van vorm;
  • maximaal 50% van de footprint van de stedelijke laag mag worden bebouwd;
  • de Haagse toren wordt beëindigd door een 'kroon' die zich onderscheidt van de overige delen en meerdere verdiepingen omvat. Op pregnante wijze wordt daarmee de identiteit van gebouw en omgeving geduid. Machinekamers van liftschachten, klimaatinstallaties of andere noodzakelijke opbouwen worden daarmee aan het oog onttrokken en in de architectuur geïntegreerd.

De nota 'Haagse hoogbouw: Eyeline en Skyline' is in de raadsvergadering van 25 januari 2018 vastgesteld (RIS 298448) en vervangt de Agenda voor de Haagse Verdichting uit 2009 (RIS159469), voor zover het hoogbouw betreft.

De kavel wordt ingesloten door Neherkade, Slachthuislaan, Tak van Poortvliesstraat en naastgelegen bebouwing De Lamel. De kavel is klein en beperkt voor een toren met een hoogte van ca. 70 meter. De kleine footprint is er de oorzaak van dat het gebouw niet kan voldoen aan de eisen ten aanzien van de ruimtelijke opbouw zoals is opgenomen in de nota Eyeline en Skyline (RIS298338). Het oppervlak van de toren is gelijk aan die van de plot. Voor kleine kavels kunnen specifieke eisen opgesteld worden, passend bij de maat en schaal van het bouwvlak en zijn omgeving. Dit is vertaald in het PUK hoek Slachtshuislaan – Neherkade (RIS303473). Het ontwerp voldoet hier aan.

Daarnaast wordt er niet voldaan den gestelde waarde ten aanzien van de GPR: Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen. In paragraaf 3.11.1.Duurzaamheidsbeleid is dit nader gemotiveerd.

Inmiddels is de Wegwijzer Den Haag klimaatbestendig vastgesteld door het college (RIS308745) als uitwerking van het Programma Duurzaamheid. Hiermee zijn eenduidig de ambities en eisen en aanpak vastgelegd. De ontwikkeling van de toren is in lijn met die afspraken. De omgeving van de toren kan nog meegenomen worden om de klimaatbestendigheidskansen te versterken. De kavel zelf heeft daarvoor te weinig ruimte.

Op 1 juli 2021 heeft de raad de tussenevaluatie vastgesteld van de nota Haagse hoogbouw: Eyeline Skyline (RIS306342).Hierrmee is een aantal nieuwe regels en ambities voor hoogbouw vastgesteld. Voor deze ontwikkeling geldt dat er tevens een beeldkwaliteitsplan is opgesteld, dat als bijlage als bij dit bestemmingsplan is toegevoegd. In paragraaf 3.2.4.7. wordt hier nader op ingegaan.

3.2.4.4 Stedenbouwkundig plan en planologisch uitwerkingskader

De hoek Slachthuislaan-Neherkade vormt een restruimte wat direct grenst aan het stedenbouwkundig plan van Aldo Rossi voor het voormalig Slachthuisterrein. Het stedenbouwkundig plan kenmerkt zich in een differentiatie van openbare ruimten, gebouwtypologieën en woningsoorten in een hoge dichtheid. Totaal maakte het stedenbouwkundig plan ruimte voor een duizendtal woningen en kent het plan een heldere zonering van een stads uiterlijk aan de Laakhavens zijde naar een dorpse uitstraling aan de Laak zijde.

In december 2017 is het Projectdocument locatie "Stedenbouwkundig plan." (RIS298574) vastgesteld. De ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied zijn nader uitgewerkt in het planologisch uitwerkingskader (PUK Hoek Slachthuislaan-Neherkade (RIS303473)). Op 18 december 2019 heeft het college de PUK vastgesteld. Een PUK heeft een geldigheidsduur van twee jaar. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is op basis hiervan uitgewerkt. Aan 1 eis is niet voldaan, dit betreft een duurzaamheidsregel betreffende een GPR-score.

In paragraaf 3.11.1 Duurzaamheidsbeleid is aangegeven waarom er hiervan wordt afgeweken.

Opbouw volume
De omvang van de plint, stedelijke laag, toren en kroon zijn echter nagenoeg gelijk. Om die reden is gekozen voor een subtiele architectonische opbouw. De plint is bestaan uit twee bouwlagen van ca. 7 meter hoog en de stedelijk laag heeft een hoogte van ca. 19 meter. Vanaf 7 meter hoogte is er sprake van een overstek en een gevelritme met uitstekende balkons. De stedelijke laag heeft een subtiele afwijkende gevelopbouw ten opzichte van de erboven gelegen toren welk wordt beëindigd met een kroon van twee bouwlagen en een bijzondere dakrand. Op deze wijze wordt vertaling gegeven aan de uitgangspunten in de opbouw.

Voor de toren geldt een maximale doorsnede van 45 meter waaraan wordt voldaan. De kroon heeft een bouwhoogte van ca. 70 meter en met de ombuw van de installaties op het dak bedraagt de bouwhoogte circa 73 meter.

De toren is in zijn vorm elegant en slank. Door de hoogte van de toren en het ritme van de balkons verkrijgt het ontwerp elegantie en een slanke vorm. Dit wordt versterkt door de scherpe hoek en de diagonale zijde aan de westkant. Volgens het PUK dient de plint te bestaan uit meer dan 30% glas. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. De plint bestaat uit twee bouwlagen met grote ramen op de begane grond rondom. Op de eerste verdieping bevindt zich voornamelijk het collectief fietsparkeren. Grote ramen met een verticale zeefdruk zorgen hier voor de nodige transparantie.

3.2.4.5 College Campus HS Gebiedsagenda Hollands Spoor / Laakhavens

De gebiedsagenda is vastgesteld door het College van B&W op 18 december 2018. De gebiedsagenda wordt gebruikt als input voor de Gebiedsvisie CID en als beleidsmatige kader bij toetsing van (deel-)uitwerkingen zoals een Planuitwerkingskader (PUK) en Nota van Uitgangspunten (NvU) voor deelontwikkelingen binnen het gebied. De gebiedsagenda is een weergave van de stand van denken en planontwikkeling van november 2018. Hoewel de locatie net buiten de begrenzing van de Gebiedsvisie CID valt, is in de gebiedsagenda de knooppunten aan de Neherkade benoemd als potentiële verdichtingslocaties waarmee verbinding gemaakt kan worden tussen Laakhavens en Laakkwartier. Het gehele Laakhavengebied is in de Woonvisie getypeerd als een centrumstedelijk milieu. De woonsfeer is te omschrijven als 'Metropolitaan wonen'. Wonen wordt een steeds belangrijkere functie in dit deel van de stad.

3.2.4.6 Structuurvisie CID

Het Central Innovation District, afgekort het CID, is gelegen tussen en rondom de drie intercity stations Den Haag Hollands Spoor, Den Haag Centraal en Den Haag Laan van NOI, en is in de nabije toekomst een internationaal knooppunt waar ongeveer 90.000 mensen werken en meer dan 30.000 mensen studeren en is daarmee een economische motor van Den Haag. Er komen ongeveer 20.500 woningen bij voor 40.000 nieuwe inwoners en er wordt gerekend op een toevoeging van ongeveer 640.000 m² kantoren en 260.000 m² aan commerciële en maatschappelijke voorzieningen waardoor het verwachte aantal forensbewegingen verdubbelt naar meer dan 400.000 per dag. Daarnaast wordt geïnvesteerd in kennis en innovatie vanuit de missie CID 2040 om vernieuwingskracht te versterken en een ontwikkelingsplatform te bieden door de verplaatsing van innoverende werkzaamheden en activiteiten naar binnenstedelijke interactiemilieus. Het gebied ontwikkelt zich tot een duurzaam, economisch, innovatief, leefbaar en inclusief onderdeel van de stad, met een uitstekende bereikbaarheid en internationale aantrekkingskracht. Hiermee ontstaat in het CID een sterk functiegemengd, hoogstedelijk interactiemilieu, waarbij het draait om de nabijheid van en uitwisseling tussen het bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen (CID Agenda 2040 - Kansen voor nieuw Den Haag).

Op 29 juni 2021 is de structuurvisie CID vastgesteld door de gemeenteraad (RIS 307135) als toekomstbeeld dat richting geeft aan de ruimtelijke ontwikkelingen in het CID met inachtneming van het MER CID, de aanzet tot monitoring daarin en het bijbehorende advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage, en daarmee in te stemmen met de ambitie het CID verder te ontwikkelen als economisch topmilieu en hoogstedelijk gemengd gebied dat wordt gekenmerkt door een hoge concentratie van woningen, werkplekken en voorzieningen in een gebied met een hoge verblijfskwaliteit en een uitstekende bereikbaarheid. Hierbij gelden de volgende 7 ruimtelijke principes:

  • 1. het CID wordt een centrummilieu;
  • 2. verbinden van de losse stationsgebieden door lange lijnen;
  • 3. nieuwe ontwikkelingen worden ingezet voor klimaatadaptatie en energietransitie en moeten kansen bieden voor de bestaande stad;
  • 4. het CID wordt een bonte mix van wonen, werk en voorzieningen
  • 5. we bouwen voort op de bestaande kwaliteit en identiteit van gebieden;
  • 6. het CID kent altijd een functiemix, maar de mate van functiemenging varieert: van rustige woonmilieus tot dynamische woon-werkomgevingen;
  • 7. door het delen en combineren van functies wordt de schaarse ruimte (onder- en bovengronds) optimaal benut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0016.jpg"

Begrenzing CID en locatie planontwikkeling

Binnen het CID wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met grote verstedelijkingsopgaven (hoog dynamische gebieden) en gebieden zonder grote verstedelijkingsopgave (laag dynamische gebieden). De locatie grenst aan het hoog dynamisch gebied: omgeving Den Haag Hollands Spoor / Laakhavens: College Campus, waarvoor een gebiedsagenda is vastgesteld, zie paragraaf 3.2.4.6 College Campus HS Gebiedsagenda Hollands Spoor / Laakhavens.

De knooppunten aan de Neherkade zijn benoemd als potentiële verdichtingslocaties waarmee verbinding gemaakt wordt tussen Laakhavens en Laakkwartier. De planontwikkeling in dit bestemmingsplan grenst aan het CID en sluit hierbij aan en draagt bij aan het gewenste centrummilieu. Het centrummilieu betreft een gemengd en gedifferentieerd (hoog)stedelijk gebied dat wordt gekenmerkt door een hoge concentratie van woningen, werkplekken, winkels en andere voorzieningen in een gebied met een hoge verblijfskwaliteit en een uitstekende bereikbaarheid. Deze mix van verschillende functies levert niet alleen een levendig en aantrekkelijk straatbeeld op, maar zorgt er ook voor dat verschillende functies van elkaar kunnen profiteren: synergie in energie, kruisbestuiving en een hoog voorzieningenniveau. Gemengde gebieden zijn daarnaast over het algemeen leefbaarder en meer adaptief in hun ontwikkeling, nemen minder ruimte in beslag en kunnen omliggende wijken een impuls geven.

In de structuurvisie CID is een globaal programma gebouwde maatschappelijke voorzieningen opgenomen dat past bij de toename van het aantal woningen. In de bijlage van de structuurvisie 'Voorzieningenprogramma' is aangeven om welke type voorzieningen het gaat en welke kentallen zijn gehanteerd. Dit komt overeen met de referentienormen 'centrumstedelijk' zoals vastgesteld door het college 'Haagse referentienormen maatschappelijke voorzieningen' (RIS 307513).

Om dit te bereiken zal er per ontwikkelingsgebied in het CID een voorzieningenprogramma opgesteld worden als uitwerking van de structuurvisie. De invulling van de plinten (plintenstrategie) heeft bij de uitwerking bijzondere aandacht.

Conclusie:

De ontwikkeling in dit bestemmingsplan grenst aan het CID. De planontwikkeling betreft de realisatie van een woontoren met een hoogte van 73 meter. Onderdeel hiervan is een plint waarin ruimte is voor lichte horeca categorie 1 en dienstverlening. De ontwikkeling sluit aan bij het gewenste centrummilieu van het CID waarbij functiemenging van belang is.

Het plangebied van het bestemmingsplan is breder dan alleen de ontwikkellocatie vanwege het wegbestemmen van het LPG-vulpunt van het tankstation aan de Neherkade. Hierdoor valt een deel van het CID binnen dit bestemmingsplan. De betreffende plandelen worden met uitzondering van de hindercirkel conserverend bestemd.

3.2.4.7 Beeldkwaliteit

Voor de hoek Slachthuislaan/Neherkade wordt een bouwhoogte van 73 meter mogelijk gemaakt. Voor hoogbouwinitiatieven van 50 meter of hoger is een Beeldkwaliteitsdocument benodigd. Een Beeldkwaliteitsdocument benoemt o.a. de stedenbouwkundige uitgangspunten (zoals de samenhang met de stedelijke context en de bouwmassa) en de beeldkwaliteit (zoals architectonische opzet, materialisering en kleurstelling).

In het verlengde van het vorenstaande is ook voor de ontwikkeling op de hoek Slachthuislaan/Neherkade een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit document wordt net als het besluit voor Hogere grenswaarden en het MER-beoordelingsbesluit als separaat document door het daarvoor bevoegde gezag vastgesteld. Gezien de motiverende functie die van het Beeldkwaliteitsdocument uitgaat, is de ontwerpversie van dit document ook als bijlage aan de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd. Het definitieve Beeldkwaliteitsdocument zal te zijner tijd net als het bestemmingsplan door middel van een raadsbesluit worden vastgesteld en deel gaan uitmaken van het welstandskader van de gemeente Den Haag.

3.3 Cultureel erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze inwerking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Het betreft:

  • bescherming van stads- en dorpsgezichten
  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Rijksbeschermd stadsgezicht

Een beschermd stadsgezicht is omschreven als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang en als zodanig is aangewezen.

Het plangebied maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.

3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan. Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

Het beleid voor cultureel erfgoed van provinciaal belang is vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie en uitgewerkt in de provinciale Omgevingsverordening. Daarnaast is het cultureel erfgoed ook opgenomen in de provinciale kwaliteitskaart van de Omgevingsvisie. Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:

  • behoud en versterking van cultuurhistorisch waardevolle structuren en ensembles die van bijzonder provinciaal belang zijn, via bescherming én passende ruimtelijke ontwikkeling,
  • cultureel erfgoed vormt een integraal onderdeel van het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid via de kwaliteitskaart en de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit.

De cultuurhistorische,aardkundige en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:

  • cultuurhistorische kroonjuwelen,
  • molen- en landgoedbiotopen,
  • werelderfgoed (bestaand en potentieel);
  • archeologie.

In het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkadezijn geen van de bovenstaande kenmerkende structuren en elementen aanwezig die nader beschermd moeten worden.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (overgangsrecht Erfgoedwet). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

1.   Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;

2.   Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.

3.   Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.


Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

 

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op: https://www.denhaag.nl/nl/in-de-stad/vrije-tijd-en-recreatie/kunst-en-cultuur/archeologie/beleidsnota-arch eologie-2011-2020.htm.

3.4 Groen

3.4.1 Agenda Groen voor de stad

In de Agenda Groen voor de Stad (RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komen te staan. Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven: groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen.

De stedelijke leefkwaliteit is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde. Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.

Voor Hagenaars voelt het vaak of groen voor nieuwe ontwikkeling moet wijken. Het is de uitdaging om intensivering te combineren met een waardevolle, betekenisvolle, gezonde en goed functionerende groenstructuur. Intensivering van de stad vraagt om intensivering van groen en groenkwaliteit. Naarmate de stad verdicht, neemt de waarde van het groen toe. Omgekeerd zorgt groen ook voor toename van vastgoedwaarde. Deze twee waarden zouden elkaar moeten vinden en versterken.

We streven er naar dat elke (vastgoed)ontwikkeling bijdraagt aan de groene kwaliteit van Den Haag. Dit gebeurt op verschillende wijze: op de klassieke wijze door ontwikkeling van parken en straatgroen, door het ontwikkelen en openstellen van groene binnengebieden en daktuinen, als ook het realiseren van geveltuintjes of groene gevels. Ook kunnen investeringen in kwaliteit of gebruikswaarde uitkomst bieden.

Stedelijke Groene Hoofdstructuur
De Stedelijke Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad. De Stedelijke Groene Hoofdstructuur dient duurzaam in stand gehouden te worden en waar mogelijk versterkt (RIS300506). Het groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijk natuurnetwerk, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur. Deze structuur sluit aan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De Stedelijke Groene Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0017.png"

Kaart 14 Stedelijke Groene Hoofdstructuur (RIS 3300506) en ligging plangebied

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

3.4.2 Nota Stadsnatuur

In Den Haag zien we de natuur als belangrijk onderdeel van onze stad. Een stad met een vitale stadsnatuur is een gezonde stad. In de Nota Stadsnatuur (RIS305824) zijn handvatten opgenomen waarmee we werken aan een gezond stadsecosysteem met meer biodiversiteit.

Een groene stad heeft veel te bieden aan inwoners. Bomen en planten zorgen immers voor verkoeling tijdens warme zomers en bieden een aangename plek voor bewoners om te verblijven. Een groene stad is ook beter toegerust om mee te bewegen op veranderingen in het klimaat, zoals uitschieters in temperaturen en neerslag. Een stad waar veel verschillende planten- en diersoorten zoals vlinders en vogels voorkomen, blijkt positief te zijn voor het welzijn van mensen. Een hoge biodiversiteit zorgt ervoor dat lastige soorten minder kans krijgen en er genoeg natuurlijke vijanden zijn om plaagsoorten in toom te houden.

Een belangrijke voorwaarde voor een gezond stadsecosysteem is de aanwezigheid van een uitgebreid netwerk van groengebieden die onderling met elkaar verbonden zijn. De groengebieden zijn de belangrijke kerngebieden voor allerlei planten- en diersoorten. De ecologische verbindingszones zorgen als robuuste brede groenblauwe structuren voor de verbinding van deze gebieden. Zo kunnen dieren zich makkelijker verplaatsen en functioneren deze daarnaast ook als belangrijke leefgebieden. In deze nota wordt de nadruk gelegd op een optimale ecologische inrichting door middel van vuistregels voor biotopen en -beheer, behoud en de mogelijke uitbreiding van de ecologische verbindingszones. Is extra ruimtebeslag van een niet-ecologische functie onvermijdelijk dan moet de inpasbaarheid hiervan worden onderzocht.

Naast het behoud en de ontwikkeling van bovengenoemd netwerk, wordt aandacht besteed aan het rekening houden met leefomstandigheden van planten en dieren bij beheer en inrichting van groen in brede zin. We werken aan een natuurinclusieve stad met een ecologisch gezond stadswatersysteem, het beheersbaar houden van overlastgevende planten en dieren en zetten we in op monitoring van onze stadsnatuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0018.png"

De Neherkade maakt onderdeel uit van de hoofdboomstructuur. De ecologische verbindingszone “Laakzone” grenst aan het plangebied. Het plangebied zelf maakt geen deel uit van het netwerk aan ecologische verbindingszones.

In Den Haag altijd een natuurkansenscan

Bij elke herinrichting en omvorming van de openbare ruimte stellen we een natuurkansenscan verplicht. Ontwerpen die ter beoordeling worden voorgelegd aan de Adviescommissie Openbare Ruimte worden, mede op basis van de natuurkansencan, van nu af aan ook beoordeeld op het gebied van stadsnatuur. Natuurinclusief denken én werken wordt zo steeds meer een vanzelfsprekend onderdeel van het ontwerpproces. De Natuurkansenscan is opgenomen in bijlage 6 van de Nota Stadsnatuur (RIS3058240).

3.4.3 Natuurinclusief bouwen

De gemeente Den Haag wil natuurinclusief bouwen in de stad bevorderen (2019, RIS 301953). Enerzijds gaat het om het verbeteren van de leefomstandigheden van huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. Dit zijn soorten die onder druk staan doordat gebouwen tegenwoordig zo gebouwd worden dat deze soorten geen nestelgelegenheden meer hebben. Anderzijds gaat het om een veel bredere opgave om meer natuurlijk groen in de directe woonomgeving toe te passen. Door de verdere stedelijke verdichting die door de verwachte bevolkingsgroei zal plaatsvinden is deze opgave extra actueel. Daarom wil de gemeente Den Haag aandacht voor het toevoegen van groen (met natuurwaarden) op en aan gebouwen, op binnenterreinen en in de openbare ruimte.


Welke natuurinclusieve maatregelen bij een bouwproject moeten worden toegepast, staat beschreven in het instrument 'Puntensysteem groen- en natuurinclusief bouwen Den Haag' (2019, RIS 301953), zie bijlage Natuurinclusief bouwen. Ook de Haagse nota Eyeline Skyline (2017, RIS 298448) geeft handvatten voor het gebruik van het puntensysteem voor hoogbouw.


Met het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt waarbij het Puntensysteem voor groen- en natuurinclusief bouwen van toepassing is. Aan elke maatregel is een puntenscore toebedeeld. De ligging in de stad (woonwijk, bedrijventerrein, historisch centrum, hoogstedelijk gebied) bepaalt de specifieke lijst met maatregelen. De omvang van het project bepaalt het te behalen aantal punten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0020.jpg"

Voor deze ontwikkeling gaat het om een woontoren van 73 meter hoog met een footprint van 695 m² gelegen in stadszone 'hoogstedelijk gebied'. Hierdoor dient het te behalen aantal punten voor daken/gevels, verblijf en omgeving minimaal, respectievelijk 6, 4 en 6 punten te zijn. Deze punten moeten behaald worden met de maatregelen uit de tabel zoals is opgenomen in het beleid. In bijlage NIB toren Slachthuislaan is opgenomen hoe hiermee wordt omgegaan. Er worden 6, 4 en 6 punten behaald. De bijbehorende maatregelen kunnen als volgt worden samengevat:

  • een toegankelijke buitenruimte met een omvang van 935 m² (880 m² balkons en 55 m² terrassen)
  • realisatie van een groendak met sedum, grassen en kruiden van 220 mm² op het dak van de toren
  • afschermend groen van de installaties voorzien in PV panelen
  • aanleg van klimplanten op een muur / de noordoostgevel van de toren
  • realisatie van een plantsoen van minimaal 60 m² in het trottoir bij de woontoren
  • aanleg van 6 bomen en een haag met een strekkende lengte van 50 m.
3.4.4 Nota Stadsbomen

Stadsbomen zorgen met hun ecosysteemdiensten voor leefkwaliteit in de stad. Stadsbomen spelen ook een belangrijke rol bij en zijn een oplossing voor grootstedelijke uitdagingen zoals klimaatadaptatie en verdichting. Het verhogen van de ecosysteemdiensten van bomen door in te zetten op meer kroonoppervlak en het werken aan een toekomstbestendig Haags stadsbomennetwerk zijn dan ook twee hoofddoelen. Dit is opgenomen in de Nota Stadsbomen (15 april 2021 RIS 307827).

Voor het verbeteren van ecologische verbinding, het activeren van recreatie en de verbetering van gezondheid in de stad is het oplossen van onderbrekingen in het netwerk gewenst. De eerste focus ligt hierbij op de Hoofdboomstructuur, het verbeteren en uitbreiden van de Haagse groene middenbermen en het planten van bomen op boomloze plekken in de stad. Wanneer we ontwerpen met bomen, dan doen we dat met aandacht voor diversiteit, ecologie en het maken van diverse microklimaten in onze stad. Voor de Hoofdboomstructuur zijn ambities verwoord voor toekomstige projecten en gebieden.

De bijdrage van bomen aan de leefkwaliteit hangt af van de maat van de kroon. Dit is te meten met het kroonoppervlak. In 2030 willen we 5% meer kroonoppervlak. Om meer kroonoppervlak te maken zijn goede groeiplaatsen voor bomen essentieel. De boom groeit anders niet goed, kan niet goed presteren en kan overlast veroorzaken. Investeren in goede bestaande en nieuwe groeiplaatsen is een methode om meer kroonoppervlak te krijgen. Specifiek geldt extra aandacht voor het realiseren van goede groeiplaatsen bij daktuinen op straat- en gebouwniveau. Meer kroonoppervlak is ook te realiseren door extra bomen te planten en bestaande bomen goed te beheren. Ook op particulier terrein liggen hiervoor kansen.

In alle (herinrichting)projecten wordt gewerkt aan het behalen van de doelen. Het gaat dan om projecten van ontwikkeling, herinrichting en groot onderhoud in de stad. Hoe omgaan met bestaande en nieuwe stadsbomen is een vast onderwerp van gesprek in deze projecten.

Extra aandacht gaat uit naar het realiseren van goede groeiplaats voor bomen voor daktuinen op straatniveau. Hiervoor moet een zo natuurlijk mogelijke situatie kunstmatig worden gesimuleerd. Tijdens de initiatieffase zal hierover al goed moeten worden nagedacht. Nieuwe daktuinen op straatniveau moeten standaard voldoen aan de eisen voor een goede doorwortelbare ruimte (zie figuur). Afhankelijk van de gewenste inrichting en de gewenste grootte van een boom is maatwerk nodig en bestaan hiervoor minimale maten. Het is daarbij belangrijk vooraf rekening te houden met de benodigde draagkrachten (zie voor meer informatie de Nota Stadsbomen, RIS 307827).


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0021.png"

De inzet van groen vraagt om maatwerk en het bepalen van de gewenste functies. Het vooraf bepalen van de ambitie voor de ecosysteemdiensten is een basisopgave voor elke herinrichting in het gebied. Stadsbomen zien we als dragers van het groen. Voor het realiseren van de twee hoofddoelen, een toekomstbestendig Haags bomennetwerk en 5% meer kroonoppervlak in 2030, hebben we concrete maatregelen benoemd.Voor het realiseren van een toekomstbestendig Haags Stadsbomennetwerk bestaan verschillende opgaven:

  • uitbreiden en versterken van de Hoofdboomstructuur. Een Hoofdboomstructuur verbindt direct of indirect belangrijke groengebieden met elkaar, begeleidt over het algemeen hoofd- en ontsluitingswegen en bestaat vooral uit lanen (met of zonder middenberm) en voldoet aan enkele andere specifieke voorwaarden (zie Nota Stadsbomen);
  • versterken en uitbreiden van Haagse groene middenbermen;
  • Grootschalige uitval voorkomen door te kiezen voor diversiteit in geslacht, soort en cultivar i.p.v. monoculturen;
  • Kiezen voor biodiversiteit en te ontwerpen met het ecologisch passend principe. Het stedelijke doel is dat in 2030 75% van de bomen ecologisch passend 2-4* is. (zie uitleg in Nota Stadsbomen);
  • Werken aan goede microklimaten in de stad met behulp van bomen. Houdt hierbij wel rekening dat bomen een slecht windklimaat niet kunnen oplossen.

Voor het realiseren van meer kroonoppervlak in de stad bestaan de volgende opgaven:

  • Actief verbeteren van bestaande groeiplaatsen door te ontstenen , zoveel mogelijk 'open groeiplaatsen' te realiseren en groeiplaatsverbeteringen toe te passen;
  • Aanplant van extra bomen (let op! In beperkte mate in ecologische verbindingszones)
  • Nieuwe aanplant met toekomstbestendige groeiplaatsen (zoveel mogelijk in 'open' groeiplaatsen);
  • Bij kabels en leidingen maatwerk toepassen, vooraf ondergronds ontwerp maken
  • Zorgvuldig omgaan met bestaande bomen;
  • Stadsbreed denken over meer kroonoppervlak: stimuleren meer bomen en struiken op privaat terrein.
3.4.5 Haagse iconen, kansen voor de groenblauwe structuur

De stedelijke groei van Den Haag zal grotendeels in de bestaande stad plaatsvinden. Daarbij is conform het coalitieakkoord integrale gebiedsontwikkeling het uitgangspunt. Verdichting moet samengaan met vergroening. Dit nieuwe groen moet niet alleen aan en op de nieuwe gebouwen aangelegd worden (wat we met groen- en natuurinclusief bouwen doen), maar ook in de buitenruimte, met inbegrip van de grotere groen- en waterstructuren (groenblauwe structuren) in de stad. Een aantrekkelijke robuuste groenblauwe buitenruimte die bestand is tegen klimaatverandering, zoals hittestress en overvloedige regenval, is belangrijk voor de stad.

Het rapport ‘Haagse iconen, kansen voor de groenblauwe structuur van de stad’ (MUST maart 2018) is het verslag van de verkenning naar de kansen om groen en blauw (water) te ontwikkelen en te versterken in Den Haag. Stedelijke verdichting moet namelijk samengaan met vergroening, zoals we in het coalitieakkoord hebben gezegd. Deze verkenning heeft een groslijst van bijna 100 ideeën voor vergroening opgeleverd. Een selectie van veelbelovende ideeën is geclusterd tot een zevental ‘icoonprojecten’.

Er zijn hierbij mogelijkheden voor de toekomstige inrichting van de Callandkade en Verheeskade i.r.t. de ontwikkelingen die er plaats gaan vinden en de zoektocht naar een kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte voor de toekomstige gebruikers.

3.5 Water en klimaatadaptatie

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water en klimaatadaptie. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

3.5.1 Europees en Rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Het nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2). Dit plan vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen.

Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021(Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren:de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 wordt een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het landelijke watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

3.5.2 Provincie

Het beleid van de Provincie Zuid Holland is gebaseerd op het besluit van 29 juni 2016 waarin is aangegeven dat het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016 – 2021 bestaat uit:

  • de onderdelen van de Visie Ruimte en Mobiliteit voor wat betreft de onderdelen die behoren tot het regionale waterbeleid, waaronder specifiek paragraaf 4.2: 'Water: versterking van de samenhang in identiteit, kwaliteit, en veiligheid', inclusief de kaarten 11 (Waterveiligheid) en 12 (Zoetwater-voorziening en oppervlaktewater); inclusief bijbehorende bijlagen.;
  • de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 inclusief bijlagen, vastgesteld door PS van Zuid-Holland d.d. 14 oktober 2015 en
  • het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015, op de onderdelen: Waarborgen waterveiligheid, Regionale keringen (Normen compartimenteringdijken en voorlandkeringen(paragraaf 4.4.3 doelstelling 4) en Realiseren mooi en schoon water: het thema 'Water en natuur': opstelling beheerplannen voor Natura2000 gebieden, inclusief aanpak van verdroging (paragraaf 5.4.3, doelstelling 1) en het thema 'Vismigratie': opheffen vismigratieknelpunten (paragraaf 5.6.3).
3.5.3 Hoogheemraadschap van Delfland

Waterbeheerplan 2016-2021 Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap” [7] In het Waterbeheerplan heeft Delfland de ambities en doelstellingen voor de komende jaren vastgelegd. Voor de zorgplicht voor 'droge voeten', 'stevige dijken' en 'schoon water' zijn meerjarenprogramma's opgesteld die doorlopen in de planperiode tot 2027. Delfland zet in op stedelijk waterbeheer en samen met gemeenten werken wij aan klimaatadaptatie. Een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem is vertaald naar zelfvoorzienendheid door het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen. Om doelen te bereiken werkt Delfland samen met gebiedspartners en werken we aan het waterbewustzijn om draagvlak te vergroten.

Ambities:

  • Zoet water is van levensbelang en daarom is het belangrijk dat iedereen zuinig omgaat met water en zorgt dat het water schoon blijft.
  • Gezuiverd afvalwater hergebruiken en zorgen dat water langer in het gebied bewaard blijft voor droge tijden.
  • Klimaatverandering leidt vaker tot langdurige droogte en heftiger regenbuien. Om de stad klimaatbestendig te maken wordt met partijen gezorgd naar slimme manieren om water langer vast te houden zonder dat het tot overlast leidt.
  • Om de waterkwaliteit te verbeteren neemt Delfland verschillende maatregelen en controleert nog beter op illegale lozingen. Het water in zwemplassen moet tijdens warme dagen vrij zijn van blauwalgen en bacteriën.
  • Door samen te werken kunnen ook kosten worden bespaart. Bij elke ontwikkeling wordt gekeken welke kansen er zijn om het watersysteem toekomstbestendiger te maken.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. In de Handreiking Watertoets (www.hhdelfland.nl/watertoets) worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht en op welke wijze deze in het plan dienen te worden verwerkt.

3.5.4 Toekomstbestendig Haags water! en Wegwijzer Den Haag klimaatbestendig

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: zorgen dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: Als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Als gevolg van klimaatverandering krijgen we ook in Den Haag vaker te maken met hevige regenbuien, meer hete zomerse dagen, langere droge perioden en een verdere stijging van de zeespiegel. Dergelijke weersextremen kunnen veel schade en overlast veroorzaken, ook op het gebied van gezondheid en economie. De opgave voor de komende decennia is om de bestaande en nieuwe stad meer klimaatbestendig in te richten tegen de gevolgen van extreme neerslag, hitte en droogte. Wat echter nog ontbreekt zijn eenduidige ambities en eisen voor klimaatbestendige inrichting en een gezamenlijke aanpak. Het opstellen van deze aanpak is aangekondigd in de Nota Duurzaamheid (RIS301829) en Programmabrief duurzaamheid 2020 (RIS303503). Met de vaststelling van de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308745) is deze leemte gevuld. Deze wegwijzer is onze kapstok om alle projecten en initiatieven bij te laten dragen aan een meer klimaatbestendig Den Haag.

3.5.5 Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is het "Integraal Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2025 (RIS 306620, vastgesteld 17-11-2020). Het plan beschrijft voor het eerst integraal de hoofdtaken van de gemeente voor de vier watercompartimenten: afvalwater, hemelwater, grond- en oppervlaktewater waarbij de onderlinge relaties, beleid en opgaven beschreven zijn. De raakvlakken met de uitwerking van de stadsbrede klimaatadaptatiestrategie zijn opgezocht en geïntegreerd. Deze strategie wordt in een apart traject behandeld en vastgesteld.

De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid voor de zorgplichten zoals omschreven in de Wet milieubeheer en de Waterwet. De zorg voor het rioolstelsel en het grond- en oppervlaktewater vindt gebiedsgericht plaats en op basis van maatschappelijk aanvaardbare kosten. De klimaatverandering zal effect hebben op de grondwaterstanden. Naast monitoring op mogelijke verhoogde grondwaterstanden zullen ook te lage grondwaterstanden nauwlettender worden gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0022.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0023.png"  
Het grondwatersysteem van Den Haag (bron: Integraal Rioleringsplan 20121-2025)  

De bodemgesteldheid in polders, en in het bijzonder in Wateringseveld, Ypenburg en Leidschenveen (diepe polders) is ongunstiger dan in andere stadsdelen, de verwachte levensduur van de riolering is hier dan ook korter dan gemiddeld. Deze wijken liggen op veengrond en hebben een gemiddeld hoge grondwaterstand die met behulp van sloten en soms ook lokale drainage wordt beheerst. Risico van bodemdaling met invloed op riool en op gebouwen is hier het grootst.

In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op de samenhang tussen diverse gebruiksvormen van en werkzaamheden op maaiveld en ondergronds. Fasering van wegwerkzaamheden en rioolvervanging wordt op elkaar afgestemd. Een primaire notie bij het klimaatbestendiger maken van de stad door het afkoppelen van verharde oppervlakken is het ontstenen en bij voorkeur vergroenen. Verder vormt de aanwezigheid van bomen een uitdaging voor het vervangen van de riolering. Omgekeerd stelt de aanwezigheid van riolering randvoorwaarden aan te planten bomen. Er zal een goede afstemming nodig blijven met programma's van andere partijen, zoals met name het vervangen van waterleidingen door Dunea en gasleidingen door Stedin. Dubbel ruimtegebruik is wenselijk maar stelt wel de nodige voorwaarden. Een goede en tijdige afweging van de belangen is nodig om de verschillende ondergrondse ruimtegebruikers een plek te geven. Er is ook sterke samenhang met energietransitie: aan de ene kant kan er warmte uit de riolering en het water worden gewonnen. Aan de andere kant kan de toenemende vraag naar ruimte in de ondergrond door warmtenetwerken leiden tot een nog grotere druk op de toch al schaarse ruimte in de ondergrond.

Bij herstructureringen en nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap van Delfland een watertoets uitgevoerd. Via een waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt de visie op de verwerking van afvalwater, hemelwater en grondwater en de samenhang met oppervlaktewater beschreven en worden eisen voor de verdere uitwerking verwoord. Het hoogheemraadschap hanteert hierbij de watersleutel. Deze is in 2020 vernieuwd en via de website van het hoogheemraadschap te gebruiken. Indien de ontwikkeling kan leiden tot overlast in het project of de nieuwe wijk, kunnen in een vroeg stadium passende maatregelen worden genomen om overlast te voorkomen.

Meer dan de helft van het oppervlak van Den Haag is niet in bezit van de gemeente zelf. Bewoners en bedrijven zullen hun steentje moeten bijdragen om de stad water robuuster te maken. Voorbeelden van maatregelen op eigen terrein zijn het aanleggen van groene daken en het verminderen van verharding (tegels) in tuinen en op binnenterreinen.

Het Integraal Gemeentelijk Rioleringsplan verwijst ook naar de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308745) die op 25 mei 2021 is vastgesteld door het college. Deze nota geeft aan hoe om te gaan met klimaatbestendigheidsmaatregelen en de ambities en eisen daarvoor betreffende verschillende thema's.

3.5.6 Betekenis van het beleid voor het plangebied

In hoofdstuk 4 van de Handreiking Watertoets is een overzicht opgenomen van alle wateraspecten die van belang zijn bij het opstellen van een ruimtelijk plan of besluit. De aspecten zijn binnen de programma's onderverdeeld naar de volgende thema's:

  • 1. Voldoende water: Voorkomen van wateroverlast, Grondwater en voorkomen van (zoet)watertekort, Onderhoud en bagger;
  • 2. Schoon water: Watersysteemlwaliteit en ecologie;
  • 3. Stevige dijken: Veiligheid en waterkeringen;
  • 4. Gezuiverd afvalwater: Afvalwaterketen;
  • 5. Klimaatadaptatie


Ad 1. Voldoende water: Voorkomen van wateroverlast, Grondwater en voorkomen van (zoet)watertekort, Onderhoud en bagger

Beschrijving van de waterhuishouding

Het plangebied ligt in de Noordpolder met een peilniveau van -1,3 m NAP. In het plangebied ligt een belangrijke boezemwatergang, de Laakhaven, met een hoger peil van -0,43 m NAP. Daartussen ligt een boezemkade oftewel een regionale waterkering.In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor de 'waterkering en de bijbehorende beschermingszone', zie paragraaf 5.5.2 Bestemmingsregels .

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0024.png"

Kaart 9 Helder blauw betreft boezemwater in het plangebied. Lichter blauw is polderwater en valt buiten het plangebied.

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken of vasthouden bij de plaats waar het valt, De gemeente draagt zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.

Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar. Deze norm wordt voor deze ontwikkeling aangehouden in het vaststellen van de waterbergingsopgave

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0025.png"

Figuur 10 Ingevulde Watersleutel voor de ruimtelijke ontwikkeling

Voor de beoogde ontwikkeling is de watersleutel ingevuld. De huidige situatie betreft 0 m² aan verhard oppervlakte/bebouwing en 700 m² aan onverhard stedelijk oppervlakte. In de beoogde situatie wordt dit 700 m² verhard. Qua waterberging dient 69 m³ gerealiseerd te worden. Dit om op lange termijn (scenario 2050) voldoende waterbergingscapaciteit te bezitten en de toenemende neerslagextremen het hoofd te kunnen bieden. De waterberging van 69 m³ wordt als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels (gekoppeld aan de bouw en het gebruik).

Omdat compensatie door het graven van extra oppervlaktewater niet mogelijk is, worden er als alternatief vasthoudmaatregelen getroffen. Op het dak van de nieuwe woontoren wordt een infiltratiesysteem geinstalleerd. Via een krattensysteem onder groendak, installaties en kanalen wordt water geborgen. Middels een slimme dakstuw wordt het waterniveau geregeld. De bergcapaciteit moet zodanig vormgegeven worden dat die in ca, 48 uren, als deze volledig gevuld is, vertraagd leegloopt, zodat de berging weer beschikbaar is voor een volgende regenbui.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0026.png"

Figuur 3.5.5 Stroomschema toepassen van vasthoudmaatregelen

Het graven van open water in het plangebied of peilvlak is voor de ontwikkeling niet mogelijk dus wordt conform het stroomschema van het Hoogheemraadschap (figuur 3.5.5) gecompenseerd door middel van vasthoudmaatregelen. Bij het tot stand komen van de vasthoudmaatregelen wordt de 'richtlijn toepassen vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces' in acht genomen. Deze richtlijn is raadpleegbaar op de website van het Hoogheemraadschap.

De opgave van circa 69 m³ waterberging zal geschieden door een niet verhard oppervlak in het trottoir van de woontoren met een omvang van minimaal 60 m² en de realisatie van een infiltratiesysteem op het dak van de woontoren. Dit betreft een oppervlakte van 500 m², met een capaciteit van 70.000 liter water. De waterberging zal gaan via een krattensysteem (140 l/m²) onder groendak, installaties en kanalen. Naast de kratten komt er ook een slimme dakstuw om het waterniveau in de berging te regelen. Het vullen en het legen van de voorziening gebeurt automatisch. Menselijk handelen is niet nodig. De bergcapaciteit moet zodanig vormgegeven worden dat die in ca, 48 uren, als deze volledig gevuld is, vertraagd leegloopt, zodat de berging weer beschikbaar is voor een volgende regenbui.
Het beheer en onderhoud van de voorziening wordt vastgelegd in een beheerplan. Het beheerplan van de vasthoudmaatregel wordt in een latere fase nader uitgewerkt. Delfland wordt benadert voor nadere afstemming m.b.t. het beheerplan. Dit maakt geen onderdeel uit van de bestemmingsplanprocedure.
De eigenaar van de voorziening draagt zorg voor de levensduur en het vernieuwen van de voorziening. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor de aanleg, het functioneren en het instandhouden van de voorziening. De aanleg, realisatie en instandhouding van de waterberging wordt als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0027.png"

Figuur 11 Doorsnede principe

Het openbaar groen komt in het beheer en onderhoud van de gemeente. Hemelwater wordt zoveel als mogelijk in de bodem geïnfiltreerd en vertraagd afgevoerd.

Drooglegging

Hiermee wordt het verschil tussen het maaiveld en het polderpeil aangeduid. Voldoende drooglegging is belangrijk, omdat het mede bepaalt of de ontwateringsdiepte voldoende groot is. De peilhoogte van gebouwen en constructies dienen zodanig gekozen te zijn dat bij maximale waterstanden er geen schade optreedt. Voor het plangebied geldt dat het bouwpeil van nieuwe gebouwen minimaal 1,18 m is. In de bouwregels wordt dit opgenomen om wateroverlast te voorkomen.

Grondwater

Het onttrekken dan wel infiltreren van (grond)water heeft effect op de grondwaterstand. Deze veranderingndwateronttrekkingen en infiltraties. De beleidsregel 'Grondwateronttrekkingen en infiltraties d.d. april 2015' is het toetsingskader bij de beoordeling van watervergunningaanvragen vo van grondwaterstand kan negatieve gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Dit is voor Delfland aanleiding om regels te verbinden aan het onttrekken en infiltreren van grondwater. Het doel van het grondwaterbeleid is om zo effectief en efficiënt mogelijk met grondwater om te gaan en het voorkomen van negatieve effecten door onttrekkingen en infiltraties. Er is geen sprake van permanente of tijdelijke grondwateronttrekkingen.

Milieubeschermingsgebieden voor grondwater

Onder het begrip milieubeschermingsgebieden voor grondwater vallen waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones.

Elke beschermingszone heeft een eigen beschermingsniveau.

  • Waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden, waarin het beschermingsniveau het hoogste is. Alleen activiteiten in het kader van de grondwaterwinning zijn toegestaan.
  • Grondwaterbeschermingsgebied is een bufferzone rondom het waterwingebied. Hier is het beschermingsniveau iets lager dan in een waterwingebied, er gelden minder verboden. Vaak zijn deze gebieden aangeduid als 25- of 100-jaarzones.
  • Rondom het grondwaterbeschermingsgebied is veelal nog een boringsvrije zone opgenomen. Binnen de boringsvrije zone kan bijvoorbeeld het hebben van een boorput of het dieper graven dan x meter verboden zijn.

Het plangebied ligt niet nabij een waterwingebied of binnen een milieubeschermingsgebied voor grondwater.

Conclusie

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het grondwatersysteem. Voor eventueel negatieve effecten worden mitigerende maatregelen getroffen.

Ad. 2 Schoonwater: Watersysteemkwaliteit en ecologie

Voorkom het gebruik van uitlogende materialen vanuit het belang van een goede waterkwaliteit.

Er is in plangebied geen sprake van natte ecologische zones. Het bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die acute risico's voor de kwaliteit van het watersysteem kunnen opleveren (zoals opslagplaatsen voor chemicaliën) en gevaar kunnen opleveren voor kwetsbare gebieden, zoals het grondwaterbeschermingsgebieden en drinkwaterwingebied.

De extra belasting op de riolering ten gevolge van de ontwikkeling valt binnen de capaciteit van het toekomstige rioolstelsel en het rioolgemaal. De ontwikkeling leidt niet tot extra overstorten op het oppervlaktewater. Daarmee is geen sprake van negatieve invloed op de waterkwaliteit als gevolg van de ontwikkeling.

Conclusie: Het plan leidt niet tot een achteruitgang van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem (inclusief natte ecologische zones).

Ad. 3 Stevige dijken: Veiligheid en waterkeringen

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen. In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0028.png"

Figuur 12 Ligging rioolpersleiding

Binnen het plangebied ligt een rioolpersleiding met een diameter van ruim 1,25 m, die rioolwater richting de afvalwaterzuivering transporteert. De leiding is weergegeven op de verbeelding met een strookbreedte van 5 meter en heeft een bijbehorende beschermingsregeling in de regels.Op onderstaande afbeelding is de ligging van de leiding te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0029.jpg"

Figuur 13 Bovenstaand de zonering van de waterkering

Ad. 4 Gezuiverd afvalwater: Afvalwaterketen

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken" waarbij een gescheiden rioolstelsel het uitgangspunt. Hemelwater, dat afkomstig is van het verhard oppervlak mag niet direct op het oppervlaktewater of riolering afgevoerd worden. Er moet daarbij gebruik gemaakt worden van vasthoudmaatregelen. Gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking is niet toegestaan.

Gezien met dit plan een toename in het aantal huishoudens op locatie wordt voorzien zal de hoeveelheid afvalwater toenemen. In de huidige situatie is er sprake van een gemengd rioolstelsel. Bij realisatie van de woningen wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd om het vuilwaterriool niet te belasten met schoon hemelwater. De afvoer van de capaciteit is voldoende om de extra belasting op de riolering op te vangen.

Met betrekking tot vasthoudmaatregelen is er sprake van het realiseren van groene daken en waterberging op het dak middels een infiltratiesysteem.

Ad. 5. Klimaatadaptatie.

De gemeente is ondertekenaar van het Convenant Klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland, waarin is opgenomen dat deze netwerkpartijen het overeengekomene willen borgen in het beleid van de betrokken overheden en het meenemen in hun bouwprojecten. Als gevolg van klimaatverandering neemt namelijk de kans op weersextremen toe. Om knelpunten te beperken en te zorgen dat Den Haag in 2050 bestand is tegen neerslag, droogte en hitte is de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig vastgesteld (RIS 308745). Het geeft de ambities en eisen aan ten behoeve van de verschillende thema's en stelt een integrale aanpak voor. Vooruitlopend hierop zijn eisen meegegeven in het planologisch uitwerkingskader (PUK). Deze eisen zijn verwerkt in dit bouwplan voor de toren, zie paragraaf Stedenbouwkundig plan en planologisch uitwerkingskader.

Extreme neerslag

Ambitie is dat in 2050 in Den Haag bij een korte hevige bui van 70 mm in 1 uur (eens

in 100 jaar in 2050 volgens huidig klimaatscenario KNMI/STOWA):

  • Er ontstaat geen schade vanuit de openbare ruimte aan gebouwen;
  • Vitale infrastructuur en nutsvoorzieningen blijven functioneren;
  • Routes en locaties blijven voor hulpdiensten beschikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0030.png"

Figuur 14 Uitsnede klimaatatlas Den Haag ter hoogte van de planontwikkeling

Bij nieuwbouw geldt als eis dat er 50 mm van een korte hevige bui van 70 mm in 1 uur op privaat terrein tijdelijk kan worden opgevangen en dat na minimaal 24 en maximaal 48 uur de bergingscapaciteit weer beschikbaar is.

Ontwerpprincipe is hemelwater vasthouden – bergen – hergebruiken – infiltreren – afvoeren. Bij nieuwbouw geldt voor het perceel 50 mm vasthouden-bergen-hergebruiken en/of infiltreren-eventueel afvoeren. Doel (en manier van denken) is om zo weinig mogelijk hemelwater af te voeren middels het riool, zodat maximaal hergebruikt (irrigatie) en geïnfiltreerd wordt.

De kavel is 700 m², dat leidt tot 35 m³.

Het plan is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De locatie is in de huidige situatie braakliggend en volledig onverhard. Het verhard oppervlak neemt toe met 700 m². Omdat compensatie door het graven van extra oppervlaktewater niet mogelijk is, worden er als alternatief vasthoudmaatregelen getroffen. Op het dak van de nieuwe woontoren wordt een infiltratiesysteem geinstalleerd. Via een krattensysteem onder groendak, installaties en kanalen wordt water geborgen. Middels een slimme dakstuw wordt het waterniveau geregeld. De bergcapaciteit moet zodanig vormgegeven worden dat die in ca, 48 uren, als deze volledig gevuld is, vertraagd leegloopt, zodat de berging weer beschikbaar is voor een volgende regenbui.

Hitte

Het aantal tropische zomers neemt naar verwachting tot 2050 verder toe. Het KNMI heeft in het "warmste" klimaatscenario berekend dat de zomertemperatuur zo'n 2,5 graad toeneemt vergeleken met het huidige klimaat. In 2085 zou het zelfs bijna 4 graden warmer worden in de zomer.

Hitte heeft effect op de gezondheid van mens en dier. Door hitte lopen kwetsbare groepen zoals ouderen meer risico op uitdroging, en opwarmend oppervlaktewater is schadelijk voor flora en fauna.

Als ambitie wordt ernaar gestreefd dat Den Haag in 2050 beter bestand is tegen hitte en dat:

  • De gezondheidsimpact op kwetsbare groepen wordt verkleind via voorlichting en meer koele plekken;
  • De openbare ruimte en gebouwen worden hittebestendiger, in samenhang, groener en met een mix van schaduw en zon ontworpen, zodat een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving ontstaat;
  • Vitale infrastructuur en hulpvoorzieningen blijven functioneren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0031.png"

Figuur 15 Uitsnede klimaatatlas Den Haag ter hoogte van de planontwikkeling

Bij nieuwbouw tot 70 meter is de ambitie dat een nieuwe ontwikkeling niet leidt tot een toename van het hitte-eiland effect op de locatie en de directe omgeving. Daarnaast geldt dat er hitte-robuust gebouwd moet worden. Er wordt hier gewerkt met een gebouwomhullende maatregel in de vorm van groene daken.

In paragraaf Natuurinclusief bouwen is nader ingegaan op natuurinclusief bouwen.

Stedelijk groen, zoals bomen, struiken en lage beplanting, dat goed voorzien is van water in de bodem, genereert koelte in de stad. Daarnaast wordt door het waarnemen zien van groen op ooghoogte hitte als minder belastend ervaren.

Als eis is vastgelegd dat 100% van de footprint van de stedelijke laag als horizontale buitenruimte, waarvan minimaal 40% groen is dat een bijdrage levert aan de biodiversiteit.

Bebouwd oppervlak betreft 695 m². Er is 935 m² toegankelijke buitenruimte (880 m² balkons en 55 m² aan terrassen) en een groendak met sedum, grassen en kruiden van 220 m² op het dak van de toren. Op de muur (noordoostgevel) komen enkele klimplanten. Met name het groendak kan een bijdrage leveren aan de realisatie van een leefomgeving met groenkwaliteiten passend bij een hoogstedelijk woonmilieu. Specifieke diversiteitsdoelen zijn hierbij niet aan de orde.

Bij de projectrealisatie is voor het overige weinig ruimte voor vergroening van de buitenruimte. Waar mogelijk worden groenvoorzieningen in de omgeving gerealiseerd. Het 'industriële' karakter van het Laakhavengebied heeft tot gevolg dat de hoeveelheid groen beperkt is. De dichtstbijzijnde ecologische zone is de op korte afstand van het plangebied gelegen Laakzone, een groengebied langs de Laak, een oud veenriviertje midden in het dichtbebouwde Laakkwartier. Tegenwoordig vormt het water met de oevers, graslanden en bomen er langs een natuurlijke oase in de stad. Het water van de Laakhaven zelf vormt overigens een belangrijk element van de Groene Hoofdstructuur.

Keuze van materialen voorkomt warmteaccumulatie. Maak gebruik van materialen met een hoge albedo- factor (reflectiefactor van een materiaal) en een lage absorptie-waarde (minder warmtevasthoudende materialen, zoals bijv. hout). De richtlijn is om 40% van alle oppervlakten in het stedelijk gebied warmtewerend of verkoelend inrichten.

Openbare ruimte
De kwaliteit van openbare ruimte gelegen direct rondom het gebouw, zal worden verbeterd door middel van extra groen (o.a. een plantsoen van 60 m²) en straatmeubilair. Vanwege de beschikbare ruimte is de locatie hiervoor aan de zijde van de Neherkade, Het betreffende inrichtingsplan zal na de bouw van de woontoren, bij het aanhelen van de openbare ruimte rondom het gebouw, worden uitgevoerd.

Droogte

Het klimaat verandert en de scenario's geven aan dat het in Nederland daardoor voor langere perioden mogelijk ook droger wordt Op basis van metingen en uitgebreide modellering is in beeld gebracht wat de effecten van droogte kunnen zijn. De klimaatscenario's geven aan dat droge jaren vaker voorkomen en als droge jaren na elkaar voorkomen, dan versterkt dit de ernst.

Op onderstaande kaart staan de belangrijkste aandachtsgebieden voor droogte. Het geeft de locaties weer waar in zeer droge jaren lage grondwaterstanden en/of bodemdaling kunnen optreden met nadelige gevolgen voor de stad. De analyses zijn uitgevoerd op wijkniveau, hieruit kunnen geen conclusies worden getrokken voor individuele gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0032.png"

Figuur 16 Uitsnede klimaatatlas Den Haag ter hoogte van de planontwikkeling

De ambitie is in Den Haag dat droogte in 2050:

Wordt beperkt door maximale sponswerking in de stad via oplossingen in groen en bodembuffers en door wateraanvoer via het (stedelijke/regionale) oppervlaktewatersysteem;

Niet leidt tot onomkeerbare schade aan kwetsbare gebouwen, infrastructuur, groen en ecologische waarden.

Bij nieuwbouw geldt de eis dat 50 % van de jaarneerslag (her) gebruikt wordt voor watervoorziening van groen of andere voorzieningen en dat droogteresistente soorten gekozen worden. Infiltratie in de bodem is de tweede optie als groene maatregelen niet mogelijk zijn, mits de lokale grondwatersituatie dit toelaat.

Bij de ontwikkeling wordt een groen dak (220 m²) gerealiseerd met een waterbuffer op het dak van de nieuwe woontoren. Dit regenwater wordt vertraagd gescheiden afgevoerd of verdampt of wordt gebruikt door de planten en mogelijk bij overschotten elders in de omgeving geinfiltreerd in de bodem of toegelaten in de oppervlaktewater via een boven-, of ondergronds afvoersysteem buiten de vuilwaterriolering om. Plantkeuze wordt afgestemd op het klimaat (droogte). Het betreft geen droog-weer voorziening. Er wordt geen infiltrerend riool aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0033.jpg"

Figuur 17 Ligging watertransportleiding en grens plangebied

Binnen het plangebied ligt ook een belangrijke regionale watertransportleiding. Het betreft een drinkwatertransportleiding van beton met een inwendige diameter van één meter. Deze leiding is van groot belang voor de distributie van drinkwater. In onderstaande uitsnede geeft de geel-groene zone de ligging weer van de 15 meter brede beschermingszone, met daarboven de oranje-roze zone die de ligging van de leiding weergeeft. De leiding wordt inclusief de strookbreedte opgenomen op de verbeelding en en heeft een bijbehorende beschermingsregeling in de regels.

3.5.7 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionaal beleid

De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking van 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit (Va) en Economisch Vestigingsklimaat (EV). Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) opgesteld. De SBA is nader uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025 die invulling geeft aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de metropoolregio. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025. De Uitvoeringsagenda is vastgesteld op 1 juli 2016.

De Uitvoeringsagenda gaat er van uit dat het belang van het openbaar vervoer en de fiets toeneemt, mede vanwege leefbaarheid van de steden. Met het openbaar vervoer wordt voortgebouwd op het succes van RandstadRail en is de inzet om een schaalsprong te maken voor het openbaar vervoer naar de economische centra. Ook wordt ingezet op meer vraaggestuurd vervoer in combinatie met gemeentelijk vervoer voor doelgroepen op tijden en plaatsen waar het gewone openbaar vervoer geen oplossing is. Voor de fiets gaat de Uitvoeringsagenda uit van de realisatie van meer snelle routes en een uitbreiding van de fietsparkeerplaatsen. Voor het wegverkeer ligt de nadruk op een betere betrouwbaarheid door gecoördineerd verkeersmanagement en door het stimuleren van alternatieven voor spitsverkeer en het afbouwen van de noodzakelijke weginfrastructuur voor een goede bereikbaarheid van de economische centra. De Uitvoeringsagenda zet voor wat betreft de verbetering van de verkeersveiligheid in op o.a. gedragsbeïnvloeding en doelgroepenbenadering. Op het punt van de innovatie biedt de Uitvoeringsagenda ruimte voor de toepassing van nieuwe technieken en mobiliteitsdiensten samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.

In de Uitvoeringsagenda staan diverse projecten en maatregelen genoemd voor de periode 2016-2025. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een project van de Uitvoeringsagenda.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

In de afgelopen jaren is uitvoering gegeven aan het verkeers- en vervoersbeleid zoals vastgelegd in de 'Haagse Nota Mobiliteit' (Rv 115- 2011; RIS180762). De visie in de nota is erop gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door ervoor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerswijze en de route die het beste bij hen past. Daarvoor zijn en worden nog steeds investeringen gedaan voor een verbetering van het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers en bundeling en ordening van het autoverkeer.

In 2019 is door het college van burgemeester en wethouders de Mobiliteitstransitiebrief gepresenteerd als een vervolg op de Haagse Nota Mobiliteit (RIS 302361). Den Haag groeit sneller dan ten tijde van de HNM werd verwacht. Het verkeer wordt drukker en er is steeds minder ruimte in de stad. Om Den Haag ook in de toekomst leefbaar, verkeersveilig en bereikbaar te houden moet er anders worden gekeken naar en omgegaan worden met mobiliteit. De mobiliteitstransitie is de noodzakelijke doorontwikkeling om de stad leefbaar, bereikbaar en verkeersveilig te houden. In 2040 moet mobiliteit schoon, veilig, efficiënt, betaalbaar, verbonden en op maat zijn.


De mobiliteitstransitie van Den Haag zet in op mobiliteit die past bij een verdichtende stad. Dat wil zeggen dat veilig, ruimte-efficiënt en schoon vervoer prioriteit krijgt. Voornamelijk lopen, fietsen en OV dus. Op die manier zorgen we voor minder verkeersslachtoffers, een aantrekkelijkere openbare ruimte en een klimaatvriendelijke en gezonde stad. Het alternatief is dat de wegen van de stad dichtslibben, de luchtkwaliteit verslechtert en automobiliteit steeds meer schaarse openbare ruimte vraagt. Een scenario dat niet past bij de ambities om de stad bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

De ideeën en plannen voor de Haagse mobiliteitstransitie staan in de nieuwe Strategie Mobiliteitstransitie 2022 - 2040 (RIS 310664) als vervolg op de Hoofdlijnenbrief mobiliteitstransitie. In de Strategie Mobiliteitstransitie staat hoe de Haagse mobiliteit er in 2040 uit ziet en hoe de gemeente de mobiliteitstransitie wil versnellen.

Dit plangebied wordt beschouwd al deel van een vooroorlogse stadswijk waarin meer ruimte en groen centraal staan. In wijken met veel gebouwen en weinig groen is niet zoveel plaats in de openbare ruimte. Door lopen, fietsen en deelvervoer in deze wijken aan te moedigen komt er meer ruimte en wordt het verkeer veiliger. De planontwikkeling op deze locatie is deel van ambitie van de Compacte Stad waarin Den Haag kiest voor het verdichten binnen de bestaande grenzen. Door in te zetten op een compacte stad worden de mobiliteits- en bereikbaarheidsopgaven van een leefbare stad en regio verbonden. In deze stad is nabijheid – en niet snel lange afstanden kunnen afleggen – leidend voor bereikbaarheid. Dan zijn de afstanden korter en worden ze vaker afgelegd te voet, met de fiets of met het ov. Ook wordt de bestaande infrastructuur zo beter benut omdat meer mensen zich erover kunnen verplaatsen. Het is de ambitie om de groei van mobiliteit in een groeiende stad op te vangen zonder een toename van het autoverkeer.

Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Binnen de gemeente Den Haag zijn al ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer uitgevoerd. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) voor het openbaar vervoer. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations. In de paragraaf Verkeer en infrastructuur (2.4 Verkeer en infrastructuur) zijn de tram-en busroutes voor het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven.
Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaar vervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0034.png"


Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart "Hoofdstructuur wegverkeer" uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als "stadslaan": wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De "Nota Straten, Wegen en Lanen" (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.

In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen de Calandstraat en de Neherkade die onderdeel zijn van het stedelijke hoofdwegennet. De Neherkade en de Calandstraat maken ook onderdeel van de Centrumring. Om de doorstroming en capaciteit te vergroten op de Centrumring zijn in de afgelopen jaren grootschalige verkeersmaatregelen gerealiseerd zoals de reconstructie van De Put (spooronderdoorgang tussen Vaillantlaan en Calandstraat) en de Neherkade. De Slachthuislaan functioneert vooral als toegangsroute voor de direct in de buurt gelegen functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0035.png"


Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd.
In 2019 is de Fietsstrategie 2040 - Ruim baan voor de fiets is vastgesteld (RIS 302960). Ambitie is dat Den Haag een echte fietsstad wordt, voor álle Hagenaars. In 2040 is de fiets het belangrijkste vervoermiddel voor verplaatsingen in de stad. Dat betekent wel dat de infrastructuur moet meegroeien met het fietsgebruik. Dat betekent letterlijk meer ruimte maken voor de groei van het fietsgebruik. Met investeringen in voldoende capaciteit voor de rijdende en de parkerende fiets die ook bijdragen aan een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte. Mede dankzij nieuwe typen fietsen, zoals de E-fiets, de bakfiets en deelfietsen is de fiets voor meer mensen en voor meer verplaatsingen een aantrekkelijke keuze. In 2040 is de (elektrische) fiets het dominante vervoermiddel voor verplaatsingen in de stad. De afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in het stedelijke fietsroutenetwerk, zowel in de realisatie van sterfietsroutes als in het opheffen van ontbrekende schakels op het hoofdroutenet. Het fietsgebruik op de Haagse en regionale routes groeit stevig en moet in goede banen worden geleid; door de conflicten met andere verkeersdeelnemers te verminderen en door in de ruimtelijke inrichting meer prioriteit aan de fiets te geven.
Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Het plangebied ligt direct aan de sterfietsroutes langs de Laak. Via de Calandstraat en Slachthuislaan sluit het gebied direct aan op het stelsel van hoofdfietsroutes in de stad met vrijliggende fietspaden. Het plangebied heeft dan ook directe en hoogwaardige fietsverbindingen met een groot deel van de stad en de regio.
Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0036.png"

kaart 17: Fietsroute netwerk (Bron: Ruim baan voor de fiets)

Gelet op de verschillende voorzieningen in het stadsdeel Laak zijn veilige wandel- en fietsroutes van en naar de locaties met detailhandel, onderwijs of zorgfuncties van groot belang. De wandel- en fietsroutes ondersteunen ook de openbaar vervoersvoorzieningen. Het aantal fiets- en voetgangers in Den Haag is de laatste jaren sterk toegenomen. Het hoge fietsgebruik is positief en prognoses laten nu al een stijging zien. De levendigheid is goed voor het plangebied en zal bij nieuwbouw nog verder toenemen.

Parkeren en stallen van auto's
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag.

Uitgangspunt voor het autoparkeren is de Parkeerstrategie Den Haag 2021 - 2030 (RIS308711) en de Nota Parkeernormen Den Haag 2021 (RIS 309940). Voor het stallen van fietsen zijn er fietsparkeernormen en toepassingsregels die staan beschreven in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS294386) en de “Beleidsregel bergingen nieuwe woongebouwen Den haag 2017”(RIS 297288). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Dit beleid gaat zowel over het voorzien in de parkeer- en stallingsbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar geeft ook invulling aan mobiliteitstransitie om het gebruik van het openbaar vervoer of de fiets of het lopen te bevorderen.

Voor beide aspecten (parkeren en stallen) geldt dat de aanvrager verantwoordelijk is voor het aanleveren van berekeningen voor de benodigde capaciteit gebaseerd op de ontwikkeling. Deze berekeningen worden door de gemeente beoordeeld en indien akkoord vastgesteld.

In de parkeerregeling zijn diverse clausules opgenomen, die tot op zekere hoogte een verlaging van de normaliter benodigde parkeerbehoefte mogelijk maken. Dit is echter afhankelijk van het bouwkundige programma van een nieuwe ontwikkeling, de beschikbare ruimte en de ligging van het voornemen in de diverse parkeerzones. Bij realisatie van de parkeer- en stallingsvoorziening dient zowel voor de fiets als voor het autoverkeer rekening gehouden te worden met de toenemende elektrische infrastructuur. Het is aan de aanvrager hier het terrein op in te richten en het mogelijk te maken dit uit te breiden wanneer de toekomstige vraag zich hiernaar schikt.

Parkeren plan
In de Regeling Autoparkeernormen zijn de parkeernormen en het toepassingskader beschreven. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Onder voorwaarden kan daarvan worden afgeweken, bijvoorbeeld als parkeren niet op eigen terrein oplosbaar is. Ook deze voorwaarden zijn opgenomen in de Regeling Autoparkeernormen. Meer informatie is te vinden via internetportaal https://www.denhaag.nl/nl/bestuur-en-organisatie/beleid-en-regelgeving/parkeerbeleid.


Voor onderhavig plan is er sprake van een nieuwbouwsituatie in de parkeerzone 'vooroorlogse wijken'. Op basis van het programma met 250 m² lichte horeca en het woningbouwprogramma (ca. 213 woningen < 70 m² en 7 woningen tussen 70 - 100 m²) bedraagt de parkeereis volgens de gemeentelijke Nota parkeernormen in principe:

  • 72 parkeerplaatsen voor bewoners
  • 2 parkeerplaatsen t.b.v. de exploitatie van de commerciele ruimte in de plint van de woontoren en
  • 22 parkeerplaatsen voor bezoekers.

Voor eerstgenoemde groep mag echter worden verondersteld, dat de exploitant van de woontoren een deelauto-regeling zal aanbieden.

Dekking van de parkeerbehoefte

Het gemeentelijke parkeerbeleid gaat uit van het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid voor de auto's van bewoners, werknemers en bezoekers. In het geval van bouwontwikkelingen is leidend dat het parkeren in beginsel op eigen terrein dient plaats te vinden om de ongewenste effecten van de geparkeerde auto op de omgeving van de bouwopgave tegen te gaan. Onder het begrip parkeerplaatsen op eigen terrein is het ook mogelijk dat de parkeerplaatsverplichting in de aanwezige garages wordt opgevangen, onder de voorwaarde dat een en ander qua capaciteit mogelijk is. Er zijn openbare parkeergarages aanwezig nabij de locatie Slachthuislaan-Neherkade, o.a. de Megastores. Er zijn rondom de locatie op de openbare parkeerplaatsen op straat aanwezig. De laatste parkeerdrukmetingen dateren uit juni 2021, hieruit blijkt dat de parkeerdruk overdag en in de avond onder de 70% ligt. Met deze parkeerdruk is overdag en in de avond op loopafstand een vrije parkeerplaats te vinden. In het gehele gebied is er sprake van betaald parkeren op straat.

Door de bewoners en werknemers in de garage te laten parkeren kan het parkeren op de openbare weg worden beperkt tot de bezoekers van de bewoners en van commerciële functies. Voor zover mogelijk, wordt wel aangemoedigd dat deze bezoekers ook in de garage kunnen parkeren. Bezoekers kunnen echter in de huidige situatie al op de openbare weg parkeren. Door het betaald parkeer-regime wordt effectief gestuurd op het gebruik van de plaatsen op de openbare weg. Ook krijgen bewoners en werknemers geen vergunning voor het parkeren op de openbare weg om het beoogde gebruik van deze plaatsen door bezoekers te kunnen waarborgen

Rekening houdend met het vorenstaand mag voor de parkeerbehoefte van bewoners worden verondersteld, dat de exploitant van de woontoren een deelauto-regeling zal aanbieden als gevolg hiervan zijn voor de bewoners minimaal 45 parkeerplaatsen aan te bieden en 2 parkeerplaatsen t.b.v. de exploitatie van de commerciele ruimte in de plint van de woontoren, waarvan 9 plaatsen voor de deelautoregeling beschikbaar dienen te zijn.

In het gebouw wordt naar verwachting een beperkt aantal parkeerplaatsen (6) gerealiseerd. Voor het verschil met de parkeereis dient binnen de kaders van het vigerend parkeerbeleid op andere locaties in het aanbod van parkeerplaatsen te worden voorzien. Dit is, onder andere, mogelijk met het huren van voldoende parkeerplaatsen in een nabijgelegen garage en het waarborgen daarvan met een huurovereenkomst (zie ook de voorwaardelijke bepaling in artikel 9.4.1).

Conform het PUK kunnen bezoekers van bewoners en de aanwezige bedrijvigheid parkeren op de openbare straat. Bewoners komen niet in aanmerking voor een bewonersparkeervergunning. Er zijn openbare parkeergarages aanwezig nabij de locatie Slachthuislaan-Neherkade, o.a. bij de Megastores. Er zijn rondom de locatie op de openbare parkeerplaatsen op straat aanwezig. In het gehele gebied is er sprake van betaald parkeren op straat. In de gebruiksregels van de regels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt


Fietsparkeren plan
De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden, zoals NS-stations en de binnenstad. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS294386). Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.

Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning. Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Het overzicht met de fietsparkeernormen uit de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” is in dit bestemmingsplan in bijlage Fietsparkeernormen van de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

Er is voor dit plan sprake van een nieuwbouwsituatie. De stalingsbehoefte voor de lichte horeca bedraagt ca. 20 stallingsplaatsen (voor fietsen). Uitgaande van een gemeenschappelijke berging voor fietsen van bewoners dient deze een capaciteit van ca. 675 plaatsen te hebben voor het beoogde woonprogramma.

Laden en lossen
Naast de behoefte aan parkeerplaatsen voor auto's en fietsen, kan het bij de bestemming van een gebouw noodzakelijk zijn dat bij/in het gebouw wordt voorzien in een ruimte voor het laden of lossen van goederen. Het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van laden en lossen is een van de gebruiksdoeleinden waarvoor in verband met een goede ordening van functies regels worden opgenomen in een bestemmingsplan. In de regels is opgenomen dat het laden of lossen bij een gebouw op eigen terrein moet gebeuren. Via een nadere eisen-regeling in het bestemmingsplan kan de gemeente nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming.

Voor de ontwikkeling van de woontoren is het (inrijden voor) laden en lossen slechts mogelijk aan de zijde van de Tak van Poortvlietstraat. Aan de zijde van de Neherkade is laden en lossen niet mogelijk gezien de functie van dit wegvak als stedelijke hoofdroute en de eisen die dit stelt aan de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. Aan de zijde van de Slachthuislaan is laden en lossen niet mogelijk omdat dit wegvak direct voor een met verkeerslichten geregelde kruising ligt en een laad- en losplaats fors afbreuk zou doen aan de verkeersafwikkeling op de kruising en de verkeersveiligheid.

3.7 Wonen

3.7.1 Regionale woonvisie

De negen gemeenten in de regio Haaglanden vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. Na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden in 2014 is de samenwerking voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen. Om de woningmarktregio verder te versterken is in 2017 een nieuwe een regionale woonvisie opgesteld voor de periode 2017 – 2021 (Ris-nummer 296460).

De regionale woonvisie kiest er voor om te streven naar een ongedeelde regionale woningmarkt. Dit wil zeggen een woningmarkt waar er voor alle inwoners voldoende betaalbare en gewenste woningen verspreid over de gemeenten in de regio beschikbaar zijn. De regionale woonvisie benoemt daarnaast meerdere gezamenlijke opgaven op het gebied van sociale woningbouw, woningbouwprogrammering, duurzaamheid, wonen en zorg en verbetering van het bestaande vastgoed. Dit is vertaald naar de volgende doelstellingen:

  • Een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, waarmee tot 2020 jaarlijks 5.000 woningen worden toegevoegd aan de woningmarktregio.
  • Hierbij aandacht te hebben voor de opgave om meer stedelijke woonmilieus toe te voegen.
  • Gezamenlijk de opgave voor nieuwe sociale woningen in de regio (circa 12.000 tot 2025) op te pakken, en gelijk ook oog te hebben voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de huidige voorraad.
  • Het aandeel middeldure huurwoningen verhogen binnen het totale nieuwbouwprogramma.
  • Om in 2050 tot een CO2- neutrale of energie-neutrale regio te kunnen zetten de gemeenten in op een volledige energietransitie van de gebouwde omgeving.
  • Regionaal de intentie om vanaf 2018 geen woningen meer te bouwen met een aardgasaansluiting.
  • Intensievere samenwerking op het gebied van wonen en zorg. Dit middels een uniform registratiesysteem voor aangepaste woningen, en het gezamenlijk afspreken van het uitgangspunt dat wanneer een bewoner uit de regio wil verhuizen naar een andere gemeente in de regio, hun zorg- en/of begeleidingstoekenning moet kunnen meeverhuizen.

3.7.2 Woonvisie Den Haag 2017-2030

Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Den Haag 2017-2030 (RIS296833, 29 juni 2017). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.

Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.

De gemeente Den Haag gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000-2500 woningen. De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.

De woonvisie zet in op:

  • 1. Een meer sociaal-inclusieve stad.
  • 2. Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.
  • 3. Een meer toekomstbestendige woningvoorraad. Dit heeft zowel betrekking op de duurzaamheid van woningen als op de levensloopbestendigheid van woningen.

Ad 1) Een meer sociaal-inclusieve stad.

Een aantrekkelijke en gastvrije stad is sociaal inclusief: een stad zonder te grote sociaaleconomische verschillen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.

Voor de woningbouwproductie is dit vertaald in een gemiddelde woningbouwproductie van:

  • 30% sociale huurwoningen voor de hele stad
  • 20% middeldure huurwoningen (€710-900 Euro, prijspeil 2017)
  • En een streven naar 25% middeldure koopwoningen.

Daarbij sturen we op een meer evenwichtige spreiding van de sociale woningbouw over de stad. Ook wordt ingezet op het borgen van voldoende betaalbare woningen voor kwetsbare groepen en wordt gestuurd op de verbetering en vernieuwing van kwetsbare wijken, o.a. via de aanpak 'Nieuwe Generatie Stadswijken'. Streven is meer differentiatie in de woningvoorraad aan te brengen. Eventuele afname van de sociale voorraad in deze wijken dient elders in de stad, maar ook in de regio te worden gecompenseerd.

Ad 2) Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.

Dit is een voorwaarde voor het vasthouden en aantrekken van stedelijk talent. Doel is om voor deze groepen die bijdragen aan het internationale, gastvrije, levendige en economische profiel van Den Haag nog meer onderscheidende stedelijke woon(werk)milieus te ontwikkelen. In het bouwprogramma wordt daarom nadrukkelijk rekening gehouden met de woonvoorkeuren van stedelijke doelgroepen young urban professionals, stedelijke gezinnen, studenten, empty-nesters en expats.

Ad 3) Een meer toekomstbestendige woningvoorraad.

Het streven is dat in 2030 de woningvoorraad voldoet aan de duurzame en woontechnische eisen. Dit betekent dat het onderhoud van woningen op orde is en dat in 2030 tenminste 50% van de woningen wordt verwarmd met een niet-fossiele warmtebron. Voor nieuwbouw betekent dit dat woningen niet langer zijn aangesloten op het gasnet. Verder wordt ingezet op een groter en gevarieerder aanbod aan geschikte woningen en woonzorgvormen voor (langer) zelfstandig thuis wonen.

De locatie ligt op de overgang van het centrumstedelijke milieu in Laakhaven en het levendig stedelijke woonmilieu in Laakkwartier. Het centrumstedelijke woonmilieu wordt gekenmerkt door een mix van wonen, werken en voorzieningen. In de levendige stadswijken is wonen de dominante functie waarbij wel ruimte is voor (voornamelijk) wijk en buurtgebonden winkels, dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid. De locatie kan deze twee milieus met elkaar verbinden, door een bouwprogramma dat aanvullend en gedifferentieerd is ten opzichte van de bestaande woningvoorraad.

Van belang voor de ontwikkeling is dat er een gemengd complex wordt gerealiseerd met een mix van sociaal, vrij markt en woningen in het middensegment. Uitgangspunt is het realiseren van meerdere woningtypes en/ of groottes gericht op verschillende inkomensgroepen.

3.7.3 Woonagenda 2019-2023

Op 14 maart 2019 heeft de raad de Woonagenda 2019-2023 vastgesteld (RIS301880). De woonagenda vormt het actueel woonbeleid van Den Haag (ten tijde van de PUK) en is hiermee een concrete uitwerking van de Woonvisie. De woonagenda vervangt de uitvoeringsagenda bij de Woonvisie Den Haag. Belangrijke elementen van de woonagenda zijn:

  • maatregelen om de realisatie en het behoud van goedkope en middeldure woningen te borgen;
  • maatregelen om de sociale huurwoningen in Den Haag beter te verdelen;
  • maatregelen om de leefbaarheid in wijken te beschermen door een rem op de bouw van kleine woningen (kleiner dan 40/50 m²) en het beperken van de mogelijkheid tot bouwkundig splitsen (zie paragraaf 3.8.7);
  • maatregelen voor specifieke doelgroepen waaronder onmisbare beroepsgroepen, woonwagenbewoners, zorgdoelgroepen en studenten.

De voorziene ontwikkeling in het plangebied dient aan de uitgangspunten uit de Woonagenda 2019-2023 te voldoen. Deze uitgangspunten zijn uitgebreid omschreven in het Planuitwerkingskader Hoek Slachthuislaan-Neherkade (PUK Hoek Slachthuislaan-Neherkade), hieronder wordt hier nader op ingegaan.

Met het plan worden circa 220 woningen aan de woningvoorraad toegevoegd, waarvan 30% sociaal (66) en 23% in het middeldure huursegment (50).

De sociale huurwoningen worden geëxploiteerd door MS Vastgoed, dit is mogelijk op basis van de Woonagenda 2019-2023. De woningen moeten tenminste 20 jaar als sociale huurwoning geëxploiteerd te worden. Verhuur moet conform de 'regels voor toewijzing naar inkomen'* die jaarlijks door de Rijksoverheid worden gepubliceerd. Gedurende deze twintig jaar ligt de huurprijs, ook na mutatie, onder de door het Rijk vastgestelde liberalisatiegrens. Via een jaarlijks accountantsrapport moet dit steeds aangetoond worden.

De woningen worden gedurende twintig jaar, ook na mutatie, ófwel verhuurd aan regulier woningzoekenden via het regionale woonruimteverdeelsysteem ófwel verhuurd aan een (mix) van specifieke doelgroep(en): studenten, zorgdoelgroepen of de beroepsgroepen politieagenten, leraren en/of zorgpersoneel (zie doelgroepen).

Laakhaven heeft een naar verhouding groot aandeel aan kleine woningen in de recent gebouwde complexen, en in nog te bouwen complexen, daarom is differentiatie in de grootte van de woningen een absolute voorwaarde. Maximaal 20% van de woningen mag een kleine woning zijn met een woonoppervlak van maximaal 40 m². Uit de tekening bij vergunningaanvraag blijkt dat er geen woningen kleiner dan 40 m² gerealiseerd worden.

Ten aanzien van de koopwoningen geldt een zelfbewoningsplicht voor de kopers om te voorkomen dat geïnteresseerden particulieren geen kans meer hebben doordat (kleine) beleggers de woningen kopen voor de verhuur. Er worden hier geen koopwoningen gerealiseerd, er is derhalve geen sprake van een zelfbewoningsplicht.

In de anterieure overeenkomst die de gemeente met de ontwikkelaar afsluit zijn hierover de volgende afspraken vastgesteld:

  • Verhuur in de SH-categorie conform de “regels voor toewijzing naar inkomen”.
  • Huurprijs onder de liberalisatiegrens
  • Verhuur via het regionale woonruimteverdeelsysteem.
  • Jaarlijkse (accountants-)rapportage.

In het bestemmingsplan wordt op basis van artikel 3.1 Wro (bepaling dat gemeenten in het bestemmingsplan ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen percentages van woningbouwcategorieën kunnen opnemen) de volgende categorien opgenomen voor de ontwikkellocatie:

  • 30% sociale huurwoningen,
  • 23% geliberaliseerde woningen voor middenhuur

Conclusie

Het woningbouwprogramma voldoet aan het woonbeleid zoals dat is opgenomen in de Woonagenda 2019-2023. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat er een nieuwere versie van de woonagenda is, namelijk de Woonagenda 2020-2023 (RIS305711). Hiermee is de vorige Woonagenda 2019-2023, aangevuld met maatregelen uit het coalitieakkoord ‘Samen voor de stad’. Uitgangspunt is dat iedere inwoner van Den Haag fatsoenlijk en betaalbaar kan wonen. Betaalbaar wonen moet haalbaar zijn voor starters, ouderen, studenten én gezinnen. Het woonbeleid ten tijde van de vaststelling van de PUK is maatgevend. Dit is bevestigd in de collegebrief d.d. 26 mei 2021 "Sturing betaalbare woningbouw in lopende projecten"(RIS308642) ook wel genoemd de zgn. Zaaglijnbrief.

3.7.4 Nota voorraadbeleid 2020

Met de Woonagenda 2020-2023 (RIS 30571) is het algemene woonbeleid op de Haagse woningmarkt vastgesteld. De Nota voorraadbeleid 2020 is een nadere uitwerking van de woonagenda en heeft betrekking op de bestaande woningvoorraad. De bevolkingsgroei heeft gevolgen voor de bestaande woningvoorraad in Den Haag. Er is een tekort aan woningen, maar ook de leefbaarheid staat onder druk. Hoewel het bijbouwen van woningen op lange termijn verlichting biedt, is het eveneens belangrijk dat we de bestaande woningvoorraad optimaal benutten en beschermen. In de nota is vastgelegd welke regels gesteld worden aan het gebruik van de Haagse woningvoorraad. Den Haag is een grote stad en groeit verder, daarom is er een noodzaak tot beleid dat voorziet in een balans tussen goed gebruik van woningen en de leefbaarheid in de stad.

Kamerbewoning

Kamerbewoning betreft het omzetten van een zelfstandige woning naar onzelfstandig gebruik door meerdere huishoudens. In Den Haag is een omzettingsvergunning nodig voor kamerbewoning vanaf drie personen. Dit is geregeld via de Huisvestingsverordening. In het bestemmingsplan worden hiervoor geen specifieke regels opgenomen, het plan regelt wel waar het gebruik wonen is toegestaan, maar niet het aantal huishoudens.

Toeristische verhuur van woonruimte

Met de introductie van de Wet toeristische verhuur van woonruimte is een registratienummer, nachtencriterium, meldplicht en vergunning specifiek gericht op toeristische verhuur mogelijk. Er is een vergunningplicht ingevoerd voor toeristische verhuur in Den Haag. Met een vergunning gericht op toeristische verhuur worden oneigenlijk gebruik van woonruimte en daarmee samenhangende negatieve effecten op de Haagse woningmarkt en de leefbaarheid voorkomen en worden veiligheid van woonruimte en een gelijk speelveld voor aanbieders van andere toeristische accommodaties geborgd.

Toeristische verhuur zonder vergunning, ontheffing of vrijstelling is verboden in Den Haag.Toeristische verhuur kan in verschillende vormen plaatsvinden. Iedere vorm kent een eigen set aan maatregelen (zie hieronder). Er kan altijd maar één vorm van toeristische verhuur plaatsvinden in een woonruimte.

1. Vakantieverhuur

Voor vakantieverhuur is een vergunning voor toeristische verhuur vereist. Daaraan wordt een aantal voorwaarden en voorschriften verbonden, zoals de aanvrager heeft hoofdverblijf op het adres waar de aanvraag op toeziet, de aanvrager moet beschikken over een geldig registratienummer dat vermeld moet worden bij de aanvraag en gebruikt dient te worden bij adverteren, een woning mag maximaal 30 nachten per kalenderjaar verhuurd worden verspreid over maximaal 5 verhuringen en voor elke verhuring moet de verhuurder vooraf het aantal nachten digitaal melden aan de gemeente. De vergunning wordt voor een termijn van drie jaar verstrekt.

2. Pied-à-terre

Wanneer men een woonruimte huurt zonder zich op het adres van die woning als bewoner in te schrijven, valt dit gebruik van pied-à-terre onder toeristische verhuur. Het beperken van gebruik als pied-à-terre ziet vooral toe op het behouden van de schaarse woningvoorraad. Het in gebruik gevenvan een woning voor toeristische verhuur zonder vergunning is in beginsel absoluut verboden, maar voor het in gebruik geven als pied-à-terre kan een ontheffing worden aangevraagd. Hiervoor gelden voorwaarden zoals dat de aanvrager moet beschikken over een geldig registratienummer, dat in de woning niemand staat ingeschreven in het BRP en dat de woning geen goedkope woning mag zijn (wegens schaarste in dat segment). De ontheffing is aan de huurovereenkomst gebonden en alleen de huurder en eventuele leden van diens duurzaam gemeenschappelijk huishouden mogen gebruik maken van de pied-à-terre.

3. Bed & Breakfast

Bij deze vorm van toeristische verhuur is de bewoner gedurende de verhuring van een (deel) van de woning zelf ook aanwezig in de woning. Het gebruik van Bed & Breakfast is vrijgesteld van het verbod op toeristische verhuur indien het bestemmingsplan dit mogelijk maakt. In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt.

Een Bed & Breakfast exploiteren door de bewoner(s) van een woning is onder voorwaarden toegestaan in Den Haag:

  • Gasten logeren in een kamer bij u thuis.
  • U serveert de gast alleen ontbijt.
  • U schenkt geen alcohol tegen betaling.
  • Er mogen maximaal 4 personen per keer overnachten.
  • De gasten maken gebruik van de aanwezige sanitaire voorzieningen.
  • De hoofdbestemming van de woning blijft wonen.
  • U houdt een nachtregister bij.
  • Uw woning moet brandveilig zijn.
  • U betaalt toeristenbelasting aan de gemeente.

4. Short Stay

Onder short stay wordt verstaan: het bedrijfsmatig (met het oogmerk om winst te behalen) verstrekken van logies voor een periode van minimaal 2 weken tot maximaal vier aaneengesloten maanden. Als een huurder ergens meerdere weken of maanden verblijft, zonder zich daar te vestigen als bewoner en in te schrijven in de BRP valt dit onder de definitie van de Wet toeristische verhuur van woonruimte. Het kortdurend verblijf van personen, die zich wel inschrijven in woningen, valt niet onder de definitie van toeristische verhuur. Uit een sterke wisseling van inschrijvingen in de BRP kan ook blijken, dat een woning niet gebruikt wordt om in te wonen. Beide vormen van short stay worden in Den Haag niet toegestaan, omdat de woning dan niet gebruikt wordt om in te wonen (strijdig gebruik).

Woningonttrekking

Woningonttrekking (geheel of gedeeltelijk) zonder onttrekkingsvergunning is verboden in Den Haag. Op basis van de Huisvestingsverordening is hiervoor een vergunning vereist. Daarnaast is het in strijd met het bestemmingsplan als de woning alleen bestemd is voor "wonen".

Bouwkundig splitsen

Het verschil met kamerbewoning is dat er bij bouwkundig splitsen vanuit één zelfstandige woning, meerdere zelfstandige woningen worden gecreëerd. Voor het bouwkundig splitsen is altijd een woningvormingsvergunning en een omgevingsvergunning voor de verbouwing verplicht.

Het beleid voor bouwkundig splitsen is met de nota niet veranderd. In paragraaf Bouwkundig splitsen wordt hier nader op ingegaan.

Samenvoegen van woningen

Een bijzondere vorm van woningonttrekking is het samenvoegen van woningen. Hierdoor verdwijnen twee (of meer) kleinere zelfstandige woningen en ontstaat er één grotere zelfstandige woning. Er is geen aanleiding het huidige beleid op samenvoegen aan te passen. Het toevoegen van grotere woningen, door het samenvoegen van kleinere woningen, is in de huidige Haagse woningmarkt wenselijk.

3.7.5 Beroep/bedrijf aan huis

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m² van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

3.7.6 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten

In de Beleidsnota 'Bij het wonen op het water' (RIS72164) is opgenomen dat er een aantal locaties zijn waar woon/bedrijfsboten blijvend afgemeerd mogen zijn. De aanwijzing van deze ligplaatsen volgt uit het ligplaatsenplan bij de Verordening op de Binnenwateren (RIS304919). Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse.

Op basis van de Verordening op de Binnenwateren is het voor de eigenaar van een schip, niet zijnde een recreatieschip of een passantenschip, en de eigenaar van een drijvende botenstalling, verboden om met dit schip een ligplaats in een binnenwater te hebben in de gemeente, zonder een daartoe door burgemeester en wethouders verleende vergunning.

Naast de 'Verordening op de Binnenwateren' van de gemeente Den Haag, is het B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni 2001, en de beleidsnota 'Bij het wonen op water', van toepassing. Voor ligplaatsen is een ligplaatsenvergunning nodig en tevens een watervergunning van het waterschap. Het waterschap is alleen akkoord indien een ligplaats is opgenomen in het vastgestelde Ligplaatsenplan van de gemeente. Daarnaast is sinds 2018 voor een ligplaats ook een omgevingsvergunning vereist.

In het Ligplaatsenplan (RIS249285) zijn plaatsen in het binnenwater aangewezen, die in beheer en onderhoud zijn van de gemeente, voor het verblijf van recreatieschepen, historische schepen en passantenschepen. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het rode deel aan de Calandkade gebruikt mag worden voor verblijf van historische schepen. In het groene deel mogen recreatieschepen en passantenschepen liggen. Het gebruik is opgenomen in de bestemmingsregeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0037.png"

Daarnaast zijn ligplaatsen aangeduid voor woon- en of bedrijfsschepen. Onderstaande afbeelding laat zien dat er twee ligplaatsen aan de Neherkade zijn en twee aan de Verheeskade. De locaties aan de Verheeskade vallen buiten het plangebied. De ligplaatsen aan de Neherkade zijn bestemd voor bedrijfsschepen. De linkerlocatie aan de Neherkade mogen maximaal 2 schepen aangelegd zijn. In de huidige situatie is dit ten behoeve van daklozenopvang (St. Wereldvrede), Op de rechterlocatie is 1 bedrijfsschip toegestaan. In de huidige situatie zijn op dit bedrijfsschip drie horecagelegenheden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0038.png"

Regeling in bestemmingsplan:

Op de verbeelding zijn voor de twee ligplaatsen (voor bedrijfsschepen) een functieaanduiding opgenomen waarbij in de regels is opgenomen het maximum aantal schepen en dat gebruik sec bedrijfsmatig is toegestaan, conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wonen is niet toegestaan.

3.7.7 Bouwkundig splitsen

Op 18 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld (RIS 270113) die bepaalt dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik, zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot bouwkundig splitsen van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen.

Op 19 april 2017 is de Woonvisie Den Haag 2017-2030 vastgesteld. In deze visie staat de redeneerlijn voor één stedelijke beleidslijn met betrekking tot bouwkundig splitsen. De regels zijn vastgelegd middels een algemeen verbod in de Algemene Bouwregels. Onder bepaalde criteria kan worden afgeweken van het verbod.

Op 14 maart 2019 heeft de raad in de Woonagenda 2019 – 2023 bepaald dat bouwkundig splitsen nog maar in een beperkt aantal buurten in Den Haag wordt toegestaan. Het nieuwe beleid is per 1 juli 2019 in de huisvestingsverordening opgenomen.

In de regels is in de Algemene bouwregels een regel opgenomen dat bouwkundig splitsen niet toestaat.

Conclusie Wonen

Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is in overeenstemming met het provinciale, regionale en Haagse woonbeleid.

3.8 Economie

Algemeen: Economische Visie Den Haag+ 2030; brede economische groei in een stad zonder grenzen

De economische visie dient als Kadernota economisch beleid (RIS303550) en vervangt de beleidsnota "de Kracht van Kwaliteit" (RIS180414). De brede economische groei als algemene doel wordt via vier strategische doelen verwezenlijkt:

  • 1. een attractieve stad voor bewoners, bezoekers en bedrijven;
  • 2. een veerkrachtige economische structuur;
  • 3. een excellent ondernemingsklimaat, waarin ondernemers kunnen groeien;
  • 4. voldoende ruimte voor bedrijvigheid in aantrekkelijke werkmilieus.


Brede economische groei is een integrale opgave. Ruimte voor werk mee moet groeien met het inwoneraantal zodat elke inwoner van Den Haag mee kan doen: ondernemer en werknemer, onafhankelijk van opleidingsniveau. Er is dringend behoefte aan meer en kwalitatief diverse betaalbare, duurzame en bereikbare bedrijfsruimte. De Haagse agglomeratie moet meer ruimte bieden aan verschillende soorten bedrijvigheid: van internationale topmilieus tot bedrijventerreinen en kleinschalige bedrijfsruimte in de wijken met voldoende leer-werkmogelijkheden voor vakmensen.


Hoofdkantoren, innovatieve bedrijven en instellingen willen in gemengde locaties, dicht bij elkaar en bij het openbaar vervoer zijn gevestigd. Ook sfeer, imago en uitstraling worden steeds belangrijkere vestigingsvoorwaarden voor ondernemers, onder andere om talent aan te trekken. Ambitie van Den Haag is in 2030 het best scoren op woon- en leefklimaat van de vier grote Nederlandse steden en dé stad zijn voor kwaliteitstoerisme in Nederland. Er wordt ingespeeld op ontwikkelingen als digitalisering, technologische vernieuwing en verduurzaming en ingezet op schonere lucht en minder geluidhinder.

3.8.1 Bedrijven
3.8.1.1 Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid

De regionale productie en werkgelegenheid is voor ruim een kwart aangewezen op bedrijventerrein. Behoud en uitbouw van dit segment van de economie van Haaglanden vraagt dus ook voor de toekomst om een gevarieerd aanbod aan ruimte.

De regionale bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “Herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “Transformatie naar gemengd gebied” (p. 148). Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”. (p. 145)

Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Over Scheveningen Haven is in de tekst van het RSP opgenomen dat gezien het specifieke karakter het te transformeren zeehaventerrein in Scheveningen Haven gecompenseerd kan worden in de Rijnmond.
Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen gebieden voor bedrijventerreinen. Hier gelden de volgende spelregels voor:

  • 1. nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen zijn pas mogelijk als aangetoond is dat er behoefte is;
  • 2. nieuwe bestemmingen voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zijn niet mogelijk. Woonwerkeenheden mogen alleen onder strenge voorwaarden op delen van bedrijventerreinen en
  • 3. de hoogst mogelijk milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten moet mogelijk zijn op bestemmingen voor bedrijventerreinen. Alleen onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.
3.8.1.2 Stedelijk bedrijventerreinenbeleid

Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid binnen de gemeente Den Haag. Van de ruim 255.000 arbeidsplaatsen in de stad bevinden er zich ruim 34.000 op de bedrijventerreinen, hetgeen neerkomt op ruim 13% van de totale werkgelegenheid (op 1 januari 2014).

Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan de stad in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Laakhaven-Centraal en een gedeelte van de Binckhorst (tot 2020) aangewezen. Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen-Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven die niet makkelijk zijn te mengen met andere functies zoals wonen.

De toenemende leegstand van vooral kantoorpanden op de bedrijventerreinen zorgt voor minder activiteiten en voor troosteloze plekken op de bedrijventerreinen. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om op de bedrijventerreinen te komen tot meer menging van functies. Het mengen moet wel op een dusdanige wijze gebeuren dat de verschillende functies elkaar niet in de weg staan. Om de bestaande bedrijventerreinen vitaal te houden wordt niet alleen aandacht besteed aan functiewijziging, maar ook aan herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming.

3.8.1.3 Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Als bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De bedrijven die tijdens de opstelling van dit bestemmingsplan aanwezig zijn in het plangebied blijven hier gevestigd. Voor deze ondernemingen zijn de gebruikelijke hindernormen van toepassing zoals weergegeve in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging. Hiermee wordt geborgd dat de betreffende bedrijven ook na toevoeging van woningen in de omgeving kunnen blijven functioneren, doordat bij woningbouw rekening wordt gehouden met de betreffende hindernormen.

De exploitatie van het tankstation aan de Neherkade 2980 wordt ontmanteld, waarbij de opslag en verkoop van LPG zal worden beëindigd. Het benzine/servicestation blijft in gebruik. In paragraaf 3.7.5 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten wordt nader ingegaan op bedrijfsboten.

3.8.1.4 Bedrijfshuisvestingstrategie (RIS303177)

Vanwege het tekort aan bedrijfsruimte is een overkoepelende strategie nodig voor bedrijfshuisvesting. Hiervoor is de Bedrijfshuisvestingstrategie (RIS303177) opgesteld die de raad in 2019 heeft aangenomen.

Den Haag groeit hard. Met een leegstandspercentage van rond de 1% is het bijna onmogelijk voor de grote groep kleine ondernemers in de stad om geschikte bedrijfshuisvesting te vinden. Binnen de bredere ontwikkeling van stad is het van belang om voldoende ruimte te creëren en te behouden voor bedrijven, zodat Den Haag een diverse economie houdt met een inclusieve arbeidsmarkt en duurzaam aantrekkelijk is voor ondernemers. Oók voor de zogenaamde stadsverzorgende bedrijvigheid als het midden- en kleinbedrijf, groothandel, automotive, print, media, kleinschalige productie, verhuur, autobedrijven en opslag. Die ambitie is ook duidelijk verwoord in de Bedrijfshuisvestingstrategie (RIS303177) die de raad in 2019 heeft aangenomen. Het tekort aan bedrijfsruimte vraagt om een overkoepelende strategie voor bedrijfshuisvesting. Er zijn hierbij drie doelstellingen:

1. Economische groei stimuleren door het toevoegen van geschikte bedrijfshuisvesting;
a) Tot 175.000 m² op bestaande terreinen;
b) 50.000 m² in de wijken;
c) Onderzoek naar mogelijkheden op de Vlietzone;

d) Regionale samenwerking op het gebied van gezamenlijke marketing, promotie, schuifruimte en programmering.
2. Bijdragen aan de verstedelijkingsopgave door functiemenging, in de stad;
3. Bijdragen aan de duurzaamheidsopgave van de stad door het verduurzamen van bedrijfshuisvesting te stimuleren.


Op basis van deze ambitie zien we het liefst dat de functie 'bedrijf' daar waar mogelijk gehandhaafd blijft en/of wordt toegevoegd.

3.8.2 Detailhandel
3.8.2.1 Provinciaal beleid

Het provinciale detailhandelsbeleid is verwoord in de provinciale Omgevingsvisie. De kern van het beleid ligt in de concentratie van detailhandel in de centra van dorpen en steden, uitgezonderd goederen van een aard en omvang die fysiek niet in te passen zijn in centra. Verspreid liggend aanbod draagt niet bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de detailhandelsstructuur in ruimtelijke zin (afname ruimtelijke kwaliteit, toename leegstand) aan. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve versterking een doorlopende opgave is.

De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te versterken centra', 'te optimaliseren centra' en 'overige centra'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie

Te versterken centra

Het toekomstperspectief voor de 'te versterken centra' is over het algemeen goed. Het provinciale beleid richt zich op behoud en versterking van de (boven)regionale positie van deze centra. Kwantitatieve uitbreiding is in deze centra mogelijk, maar dient altijd weloverwogen plaats te vinden. De Ladder voor duurzame verstedelijking blijft hiervoor een belangrijk instrument. Ontwikkelingen in deze centra moeten niet leiden tot onaanvaardbare leegstandseffecten in andere centra. Qua omvang, functioneren en verwacht toekomstperspectief onderscheiden de binnensteden van Rotterdam en Den Haag zich ten op zichte van de andere centra. Ook hebben deze twee centra een grote aantrekkingskracht op (inter)nationale bezoekers. De andere centra in deze categorie vervullen vooral een regionale functie. Nieuwe ontwikkelingen zouden ook bij dat profiel moeten passen. Te versterken centra van de provinciale hoofdstructuur bestaat op dit moment uit elf locaties:

  • Internationale centra: Den Haag binnenstad en Rotterdam binnenstad;
  • Nieuwe centra: Zoetermeer Stadshart, Rijswijk in de Bogaard, Rotterdam Alexandrium I, Rotterdam Zuidplein en Leidschendam Leidsenhage;
  • Historische binnensteden: Leiden centrum, Delft binnenstad, Dordrecht binnenstad en Gouda binnenstad.

Te optimaliseren centra

De 'te optimaliseren centra' nemen een prominente positie binnen de structuur in en zijn van groot belang voor de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De omvang van het winkelareaal in deze centra is de afgelopen jaren over het algemeen te veel in omvang toegenomen in relatie tot hun verzorgingsfunctie maar missen een kritische massa die juist de grotere steden aantrekkelijk maken voor aankoop van niet-dagelijkse artikelen. De belangrijkste (ruimtelijke) opgaven liggen voor alle betrokken partijen (overheden en markt) dan ook bij deze categorie centra.

Het winkelbestand in deze centra zou bij voorkeur niet moeten uitbreiden en zich primair moeten richten op de eigen bewoners en geen of heel beperkte regionale ambities moeten nastreven. Een belangrijke opgave ligt in het terugdringen van winkelleegstand, o.a. door transformatie naar andere functies. Het gaat hierbij om een maatwerkopgave per centrum, waarbij de provincie via het Actieplan detailhandel Zuid-Holland en het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik ondersteuning kan bieden.

Overige centra

De overige centra vervullen een lokale functie, zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van het dagelijks aanbod en hebben een meerwaarde voor de leefbaarheid van de kleine kernen, wijken en buurten. Het toekomstperspectief is divers: sommige centra functioneren goed, andere centra komen in aanmerking voor een facelift, herprofilering, (gedeeltelijke) transformatie of samenvoeging..

Toelaatbaarheid nieuwe ontwikkelingen

Ruimtelijke ontwikkelingen die met nieuwe detailhandel gepaard gaan, worden in de toelichting op het bestemmingsplan onderbouwd via de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast moet inzicht gegeven worden in de eventuele toename van de leegstand en de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit in het verzorgingsgebied, alsmede eventuele mogelijkheden voor saldering. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel primair binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland en wordt zo nodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. Voor de binnensteden van Rotterdam en Den Haag ligt de grens voor het aanvragen van advies bij de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland vanwege eerdergenoemde redenen op 4000 m² bvo.

Vanwege de mogelijke bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, beoordeelt de provincie de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.

In de Verordening Ruimte zijn PDV-locaties (Perifere Detailhandelsvestigingen) aangeduid voor grootschalige woongerelateerde detailhandel. Tuincentra en bouwmarkten kunnen onder voorwaarden op bedrijventerreinen gehuisvest worden. Binnen Zuid-Holland zijn 2 Grootschalige Detailhandelsvestingen (GDV) aangewezen: Alexandrium II en een deel van de Haagse Megastores.

In het bestemmingsplan is nieuwe zelfstandige detailhandel niet toegestaan.

3.8.2.2 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken.

Het door het Stadsgewest Haaglanden in november 2013 vastgestelde Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 blijft uitgangspunt voor het beleid in de regio.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio Haaglanden te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in 'de detailhandelsladder'.

In het bestemmingsplan is nieuwe zelfstandige detailhandel niet toegestaan.

3.8.2.3 Gemeentelijk beleid

Den Haag zet in op de versterking van de Haagse winkelgebieden. Het beleid is opgebouwd uit drie onderdelen (de beleidscyclus) met de Kadernota Detailhandel (RIS 300626), de Retailmonitor (RIS 301527) en het Actieprogramma Den Haag Winkelstad 2020-2023.

De Kadernota Detailhandel geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de Retailmonitor maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m². Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De ambitie van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad is om de economisch meest vitale winkelstad te zijn. Dit kreeg al continu aandacht, maar dit vergt blijvende aandacht en creativiteit om nieuwe ontwikkelingen het hoofd te bieden. Er wordt gewerkt met drie kernthema's;

• Basis op orde;

• Attractieve Winkelstad;

• Sterk ondernemerschap.

Onder deze 3 kernthema's zijn 6 programma's ondergebracht. Vernieuwing is een belangrijke voorwaarde en loopt als een rode draad door de kernthema's en programma's. Omdat stilstand in een veranderende tijd vaak achteruitgang betekent, stimuleren we vernieuwing zo veel mogelijk binnen de winkelgebieden en bij het ondernemerschap, waarbij het Haags Retailpunt een belangrijke rol vervult.

In het plangebied bevindt zich geen hoofdwinkelstructuur en er is geen nieuwe detailhandel voorzien. Bestaande detailhandel zijn twee bouwmarkten en een verkooppunt voor motorbrandstoffen. In de plint van de woontoren aan de Slachthuislaan-Neherkade wordt een commerciële ruimte ter ondersteuning van de woonfunctie mogelijk gemaakt, maar detailhandel is daarbij uitgesloten.

Ambulante handel

In de nota Markten, Straathandel en Kiosken 2016-2021 “De straat verdient het: handel in de buitenruimte” (zie RIS283882) heeft de gemeente de ambitie uitgesproken meer ruimte te willen bieden aan ambulante handel. Straathandel zorgt voor reuring en dynamiek op straat, verhoogt de aantrekkelijkheid van de stad voor bewoners en bezoekers en schept werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De uitwerking van deze nota is in de Markt- en Straathandelsverordening vastgelegd.

Doel van de Verordening straathandel Den Haag 2017 (RIS 295091) is het stimuleren van economische activiteiten, het bieden van een gelijk speelveld, kansen aan zittende en nieuwe ondernemers, het garanderen van de leefbaarheid voor bewoners, het corrigeren van in het verleden ontstane scheefgroei en het realiseren van een straatbeeld dat past bij de dynamiek van een grote stad.

Een kiosk is een op zichzelf staand gebouw geplaatst in de buitenruimte, dat wordt gebruikt voor consumptieve en/of detailhandelsdoelstellingen. Om de omvang van het gebouw enigszins te beperken wordt een maximale maat van 25 m² en 3 m bouwhoogte toegestaan. Een kiosk is als permanent bouwobject in een bestemmingsplan opgenomen. Een bijzondere vorm van een kiosk is het horecapaviljoen, zoals de bekende Haagse koffiehuizen. Een horecapaviljoen is doorgaans groter dan een kiosk (maximaal 40 m²) en biedt zitgelegenheid binnen en vaak ook buiten (terras). Voor een horecapaviljoen is een horecavergunning vereist. In het bestemmingsplagebied is geen sprake van een horecapaviljoen. Er zijn twee kiosken: een horecakiosk Caland Eethoekje en een detailhandelskiosk voor bloemen. Voor beide kiosken is, conform de huidige omvang, een aanduiding opgenomen op de verbeelding met een bijbehorende regeling in de regels.

3.8.3 Horeca
3.8.3.1 Horecavisie

Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet langs de belangrijkste thema's. Hiermee zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad.

In de horecavisie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Ontwikkeling van de Haagse economie en groei van werkgelegenheid;
  • Ruimte voor vernieuwing en innovatieve concepten;
  • Een gelijk speelveld voor ondernemers;
  • Een toegankelijk en veilig horecaklimaat;
  • Meewegen van bewonersbelangen in beleidskeuzes.


De gemeente heeft als rol om afwegingen te maken tussen de belangen van ondernemers onderling en die tussen ondernemers en bewoners. Hierbij wordt uitgegaan van gebiedsprofielen voor de vestiging van horecazaken.

Het resultaat is dat de kracht van Haagse horecaondernemers optimaal bijdraagt aan de quality of life voor bewoners, de aantrekkingskracht op (zakelijke) toeristen, een concurrerend vestigingsklimaat voor bedrijven en aan de werkgelegenheid in het algemeen.

Horecavisie: uitwerkingsplan 2016-2019

Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. Een essentiële ruimtelijke afweging voor het toestaan van horeca, is het effect op het woon- en leefklimaat. Belangrijke aspecten die dat effect inzichtelijk kunnen maken zijn openingstijden en in welke mate er alcohol wordt geschonken. Er zijn verschillende categoriën horeca, in de Staat van horeca-categorieën, die als bijlage bij de regels is opgenomen, wordt dit nader beschreven. In dit bestemmingsplan wordt horeca in de categorie licht en middelzwaar toegestaan. De functie is toegestaan bij de volgende gemengde bestemmingen: Horecavoorzieningen die aan de hoofdfunctie gerelateerd is, betreft geen zelfstandige horeca. Dit geldt ook voor detailhandel met ondergeschikte horeca. Deze tellen daarom niet mee in het aantal zelfstandige horecabedrijven.

In het bestemmingsplan wordt de bestaande (vergunde) horeca geregeld. In de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan (toren Slachthuislaan-Neherkade) is in de plint (begane grond en eerste verdieping) nieuwe lichte horeca toegestaan. Dit is maximaal 250 m² (inclusief eventuele dienstverlenende bedrijvigheid).

In de volgende gemengde bestemmingen is horeca als volgt toegestaan:

Gemengd 2 => horeca in de categorie licht, maximaal 2 vestigingen van 150 m².(conform verleende vergunning 201903636)

Gemengd 3 => horeca in de categorieën licht en middelzwaar, uitsluitend aan de Verheeskade tussen kruising met de Calandstraat en de kruising met de Lulofsstraat, maximaal 200 m².

Gemengd 4 => horeca in de categorie licht uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, maximaal 200 m². Via afwijking is het mogelijk om middelzware horeca toe te staan en een verhoging van het toegestane metrage voor lichte en middelzware horeca met 200 m².

Gemengd-5 => horeca in de categorie licht, uitsluitend op de begane grond en/of 1e verdieping met een maximum van 250 m².

Naast de gemengde bestemmingen, is horeca in de categorie licht en middelzwaar toegestaan ter plaatse van de aanduiding "kiosk". Daarnaast zijn er bedrijfsschepen waar horeca is toegestaan, zie hiervoor paragraaf 3.7.5 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten.

Conclusie

In het betreffende plangebied wordt de bestaande vergunde horeca conserverend bestemd. In de ontwikkeling is in totaal maximaal 250 m² lichte horeca (inclusief dienstverlening) toegestaan. Dit mag uitsluitend op de begane grond en/of eerste verdieping. Zware horeca is niet toegestaan in het plangebied.

3.8.3.2 Hotelbeleid

In het plangebied komen momenteel geen hotels voor en aangezien het plangebied niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk.

3.8.4 Kantoren

Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2018-2025, de gebruiker centraal 2.0' (RIS 300807). De oude kantorenstrategie uit 2010 (RIS 170032) had als doel om het overaanbod van kantoorruimte in Den Haag en de regio te verminderen, door transformatie van kantoren naar ander vastgoed te stimuleren.

Echter, de Haagse kantorenmarkt is in korte tijd sterk veranderd. De vraag naar kantoorruimte neemt toe, terwijl het aanbod (met name) door het succes van de kantorentransformatie afneemt. Er is nu al sprake van kwalitatieve tekorten en onvoldoende aanbod in bepaalde segmenten, bijvoorbeeld bij kantoorverzamelgebouwen.

Daarnaast verandert de aard van de vraag onder invloed van de 'nieuwe economie'. Het gaat nu steeds vaker om kleine bedrijven, start-ups en doorgroeiende bedrijven. Het Midden en Kleinbedrijf (MKB) is hierdoor een belangrijk onderdeel van de Haagse economie en is op zoek naar passende kantoorruimte op een locatie die goed bereikbaar is met het OV, centraal gelegen en dichtbij andere bedrijven en voorzieningen.

Belangrijke elementen van de kantorenstrategie zijn het aanhouden van een planvoorraad van 200.000 m² bvo voor nieuwbouw, het terughoudend omgaan met transformaties van panden boven de 1500 m² bvo, het respecteren van bestaande transformatieplannen, het stimuleren van verduurzaming en het verruimen van bestemmingsmogelijkheden. Het Central Innovation District en de Internationale Zone zijn de (inter)nationale toplocaties voor kantoren binnen Den Haag.

Voor het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade wordt ingezet op behoud van de kantoorfuncties aan de Neherkade. Nieuwe kantoren worden niet toegestaan. Het plangebied ligt ook deels in het Central Innovation District (CID). Dit bestemmingsplan heeft echter alleen als doel de ontwikkeling aan de Slachthuislaan-Neherkade mogelijk te maken. Van de Laakhavenzijde en het deel van het bestemmingsplangebied dat in het CID valt, is conservernd bestemd. Over eventuele kantoorontwikkelingen in het CID deel van het bestemmingsplangebied, doet dit bestemmingsplan geen uitspraken.

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP) (RIS304176) geeft tot 2030 inzicht in de huisvestingsopgave van scholen voor basis, speciaal, voortgezet en internationaal onderwijs in Den Haag.

Rekening houdend met de bouwkundige staat van de onderwijsgebouwen, demografische ontwikkelingen en ruimtelijke ontwikkelingen, zorgen we voor voldoende scholen op de juiste plek in Den Haag en een goede afstemming van vraag en aanbod; ook tijdens groei, krimp, verbouwing of een calamiteit.

Bij ieder nieuw schoolgebouw wordt gestreefd naar goede voorzieningen binnen de kaders van de Verordening Onderwijshuisvesting. Haagse scholen bieden de juiste capaciteit en functionaliteit om een gezonde exploitatie mogelijk te maken, flexibel mee te bewegen met veranderingen en samenwerkingsvormen met andere organisaties te faciliteren. De school is bij voorkeur niet alleen een ontmoetingsplek voor leerlingen, maar ook voor de buurt. Gelijke kansen voor iedereen is bij een goed voorzieningenaanbod het motto.

We realiseren toekomstbestendige onderwijshuisvesting met kwaliteit. Gezonde en duurzame schoolgebouwen faciliteren een divers onderwijsaanbod en bieden kinderen een veilige en vertrouwde omgeving. We bouwen kwalitatief goede schoolgebouwen met een gemiddelde levensduur van 60 jaar, passend bij de wensen en eisen van deze tijd.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of wordt verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Kinderopvang

Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen onderwijsvoorzieningen, GOA- basisscholen, peuterspeelzalen en kinderopvangcentra aanwezig. Er zijn geen nieuwe onderwijsvoorzieningen in dit plan voorzien.

3.9.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.

Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.

De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.

Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is Jeugdbescherming West, Neherkade 3054 gevestigd.

3.9.3 Maatschappelijke voorzieningen
3.9.3.1 Haagse referentienormen maatschappelijke voorzieningen

De groei van Den Haag zorgt voor veel veranderingen. De opgave om vorm en inhoud te geven aan een evenwichtige groei van de stad is groot en vraagt om een nieuwe aanpak vanuit de gemeente. De integrale gebiedsontwikkeling die het college voorstaat en de implementatie van de omgevingswet bieden een kans om fysieke en sociale waarden, in balans met elkaar, een plek te geven in de langetermijn ontwikkeling van de gemeente.

Op 19 januari 2021 zijn de “Haagse referentienormen maatschappelijke voorzieningen” vastgesteld. Er is een tabel opgenomen met richtinggevende oppervlaktes voor diverse voorzieningen als uitgangspunt te hanteren bij de start van gebiedsontwikkelingen en grootschalige projecten. Na twee jaar zal de gemeente evalueren of de richtinggevende oppervlaktes a. werkbaar zijn en b. tot een bredere implementatie van voorzieningen leidt;

Door de voorzieningenbehoefte voor onderwijs, zorg, welzijn, cultuur, groen en spelen uit te drukken in vierkante meters per 1.000 woningen, voorziet dit document in de behoefte om de maatschappelijke opgaven mee te nemen in de stedelijke ontwikkeling.

Met dit bestemmingsplan wordt geen gebiedsontwikkeling mogelijk gemaakt. Er is 1 ontwikkeling opgenomen in het bestemmingsplan. Dit betrefft het realiseren van een woontoren van 70 meter hoog met circa 220 woningen. Daarnaast komt er een plint waarin ruimte is voor lichte horeca categorie 1 en dienstverlening. De ontwikkeling sluit aan bij het gewenste centrummilieu waarbij functiemenging belangrijk is.

3.9.3.2 Publieke Gezondheidszorg

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade bevinden zich geen wooncomplexen met zorgvoorzieningen. Er worden geen nieuwe woon-zorgcomplexen voorzien in het bestemmingsplan.

3.9.3.3 Buurthuis van de Toekomst

Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen buurthuizen aanwezig. Er worden geen nieuwe buurthuizen in dit bestemmingsplan voorzien.

3.9.3.4 Jeugdverblijven

De Wet op de jeugdverblijven (geldend vanaf 01-07-2016) zorgt voor wettelijk toezicht op volledig privaat gefinancierde internaten waar kinderen verblijven. Deze internaten – die naar aard verschillen van Turks-Nederlandse internaten tot huizen waar slachtoffers van loverboys worden opgevangen – krijgen onder andere een meldplicht jegens het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente, dienen een kwaliteitskader met voorgeschreven onderwerpen vast te stellen en dienen een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen.

Verder dient de houder en alle bij het jeugdverblijf betrokkenen die met minderjarigen in aanraking komen te beschikken over een verklaring omtrent het gedrag. De wet beoogt de controleerbaarheid en transparantie van de situatie in jeugdverblijven te vergroten om uiteindelijk de ongestoorde ontwikkeling en de veiligheid van kinderen die aldaar verblijven zo veel mogelijk te vergroten.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen jeugdverblijven aanwezig. Er worden geen nieuwe jeugdverblijven in dit bestemmingsplan voorzien.

3.9.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m². De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen religieuze voorzieningen aanwezig. Er worden geen nieuwe religieuze voorzieningen in dit plan voorzien.

3.10 Sport en recreatie

3.10.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn 2 sportaccommodaties (sportscholen) aanwezig, namelijk aan de Verheeskade en aan de Slachthuislaan/ Tak van Poortvlietstraat. Zij zijn conserverend bestemd, er worden geen nieuwe sportvoorzieningen in dit plan voorzien.

3.10.2 Spelen

De nota Spelen in de stad 2015 – 2018 (RIS 157604 en RIS 281389) heeft als ambitie om in de stad een goed aanbod te bieden aan speelplekken voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Dat betekent dat er voldoende speelplekken moeten zijn voor zowel de kinderen als de jongeren. Deze speelplekken moeten aansluiten bij de wensen die leven in de stad. Bij de aanleg van speelplekken wordt daarom de omgeving nauw betrokken. Gebruikers, ouders en bewoners willen zich bij speelplekken meer verantwoordelijk voelen (mede-eigenaarschap), als zij bij de aanleg van die speelplek nauw betrokken zijn.

Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 - 150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 - 600 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   > 750 m²  

In dit bestemmingsplan worden speelvoorzieningen toegestaan onder een algemene gebruiksregel. Via een algemene bouwregel is opgenomen dat een speelvoorziening maximaal 4 meter hoog mag zijn.

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2.996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.

Woonmilieu   Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw  
Centrum stedelijk   2,742  
Stedelijk vooroorlogs   2,260  
Groen stedelijk   1,779  
Stedelijk naoorlogs   2,160  
Stadsrand 20e eeuw   2,152  
Stadsrand modern   2,996  
Werkgebieden   2,245  
Totaal   2,702  

Tabel Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. Werkgebieden)

Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96

Daar waar in de richtlijn 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • 1. een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • 2. woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • 3. speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • 4. verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • 5. speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.


In dit bestemmingsplan is de ontwikkeling van een toren opgenomen. Er is geen goede ruimte beschikbaar om goede speelvoorzieningen te realiseren op de planlocatie. In de nabijheid zijn een aantal bestaande speelvoorzieningen aanwezig. Gezien het woontype dat gerealiseerd wordt, is de verwachting dat er geen/weinig gezinnen gaan wonen. Er is daarom ingestemd dat er geen extra speelvoorzieningen op de ontwikkellocatie komen.

3.11 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.11.1 Duurzaamheidsbeleid

Kadernota duurzaamheid - schone energie in een groene stad (5 maart 2019, RIS 301829)

Samen met alle inwoners van Den Haag werkt de gemeente aan een stad die schoner, groener en Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Den Haag heeft zijn weerslag gekregen in verschillende beleidsdocumenten, waaronder ook de 'Kadernota duurzaamheid - schone energie in een groene stad (5 maart 2019, RIS 301829)'. De kadernota beschrijft op hoofdlijnen hoe Den Haag de energievoorziening, leefomgeving, mobiliteit en het afval- en grondstoffengebruik duurzaam en daarmee toekomstbestendig wil maken. Een en ander zal hieronder nader worden toegelicht.

Energietransitie

De kadernota geeft aan dat Den Haag streeft naar actieve invulling van het klimaatakkoord van Parijs. Hiermee sluit de gemeente aan op de besluiten van de Rijksoverheid die op energieterrein zijn genomen. Uitgangspunten hierbij zijn reductie van het energieverbruik en stimulering van het gebruik van schone energie.

De omschakeling van fossiele naar duurzame en daarmee schone energie wordt beschreven in het Stedelijk EnergiePlan (RIS306869). Zij is gericht op de ontwikkeling van een klimaatneutrale stad in 2030 waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • een duurzame stroom- en warmtevoorziening voor de woningvooraad, utiliteitsbouw en maatschappelijke voorzieningen vraagt om de realisatie van duurzame bronnen. Voor het grondgebied van de gemeente Den Haag zijn dit zowel bronnen voor duurzaam opgewekte elektriciteit (zon en wind) maar ook geothermie, aquathermie en restwarmte.
  • om deze duurzame energie vervolgens te kunnen gebruiken is het van belang netwerken aan te leggen en het elektriciteitsnet te verzwaren.
  • naast gebruik van duurzame energie is ook energiebesparing (isolatie, duurzaam gedrag) van belang omdat juist dit een bijdrage kan leveren aan de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie. De markt kan hier zelf zijn werk doen maar de gemeente geeft daarbij zelf het goede voorbeeld door het verlagen van de energievraag van gemeentelijke gebouwen.

In aanvulling op het vorenstaande is het beleid voor een duurzame warmtevoorziening nader uitgewerkt in 'Transitievisie Warmte (RIS310442)'. Deze visie focust vooral op maatregelen en investeringen op wijkniveau. Zij hanteert daarbij de volgende veronderstellingen:

  • een aanzienlijk deel van het vastgoed in Den Haag is niet in gemeentelijk eigendom. Verduurzaming van het particuliere vastgoed kan daarom alleen slagen als burgers, ondernemers en overige partijen bij het veranderingsproces intensieve betrokken zijn of worden.
  • een belangrijk hulpmiddel voor de overstap naar schone energie is de wijk- resp. buurt-gerelateerde kaartanalyse van de 'Transitievisie'. Zij inzicht in de verschillende opties voor de overstap van fossiele naar schone technologie, en de tijdhorizon die hiervoor gehanteerd kan worden (zie de behoefte aan verschillende overstapsnelheden). Algemeen bekende mogelijkheden in dit kader zijn de realisatie van volledig elektrische warmtepompen, hybride warmtepompen en warmtenetten.
  • verder geldt voor iedere buurt in Den Haag dat men aan de slag kan met isolatie, de overstap naar inductie koken en het plaatsen van zonnepanelen op het dak.

Leefomgeving en klimaatadaptatie

De groei en klimaatadaptieve doorontwikkeling van de stad dient volgens de kadernota gepaard te gaan met de ambitie om een gezonde, aangename leefomgeving te creëren. Dit vraagt om een maximale inzet op

  • klimaatbestendigheid (omgaan met wateroverlast, hitte en droogte) en
  • een sterke vooruitgang in milieukwaliteit.

Klimaatbestendigheidsmaatregelen moeten zo mogelijk samenvallen met andere fysieke werkzaamheden in de stad, zoals gebiedsontwikkelingen, herinrichtingen en grootschalig onderhoud.

  • de aan te leggen groenvoorzieningen in de stad zullen aan specifieke kwaliteitseisen moeten voldoen, zodat zij toekomstbestendig worden.
  • in intensiveringsgebieden zullen zij in, op, en aan gebouwen een belangrijk middel zijn om een bijdrage te leveren aan de vermijding van hittestress en wateroverlast in het geval van clusterbuien en langdurige regenval. Daarnaast hebben zij een ondersteunende functie voor het stadsgroen en de stadsnatuur en als leefomgeving voor rust en ontspanning.

Andere doelen bij de doorontwikkeling van een duurzame leefomgeving zijn de borging van schone lucht, water en bodem, een aangenaam omgevingsgeluidsniveau en externe veiligheid. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen in de stad op een verantwoorde wijze mogelijk worden gemaakt. Dit is alleen mogelijk indien ook het gebruik en het beheer van ondergrondse voorzieningen op een duurzame manier georganiseerd wordt en aan hiervoor geldende duurzaamheidsnormen voldoet.

In aanvulling hierop heeft de gemeente de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308744) vastgesteld. De wegwijzer biedt ontwerpprincipes om gebouwen en de buitenruimte klimaatbestendig te ontwerpen en in te richten. Wateroverlast en de schade die daardoor veroorzaakt wordt zijn per locatie te analyseren door middel van stresstesten en consultatie van de klimaatatlas.

Het waterbergende vermogen ofwel de sponswerking van de stad moet vergroot worden om de gevolgen van klimaatverandering te beperken. Daarvoor zal het beheer en gebruik van hemelwater gericht worden op het vasthouden en bergen, infiltreren en/of hergebruiken van water en in voorkomende gevallen op het vertraagd afvoeren van hemelwater. Oplossingsrichtingen zijn sterk afhankelijk van lokale omstandigheden zoals grondwaterstanden en typen ondergrond (zand of veen). Een robuuste oplossing vraagt daarom altijd om een vorm van maatwerk.Het rapport Haagse Hitte (RIS299474) biedt inzicht in de diverse hitte-eilanden van onze stad en de overlast door hoge omgevingstemperaturen. Dergelijke knelpunten kunnen worden vermeden door:

  • technische maatregelen op en aan gebouwen, die gericht zijn op verkoeling of het weren van zonnestraling (zonwering, overstekken, groene daken, verticaal groen, geveltuintjes) en
  • stadsgroen in de openbare ruimte; hier met name stadsbomen en de hoofdbomenstructuur in Den Haag, die op een klimaatbestendig manier beheer moeten worden.

Voor Den Haag zijn verder ook de effecten van droogte onderzocht; e.e.a. in het kader van een Droogtestudie (RIS306855). De studie geeft aan dat verschillende delen van de stad kwetsbaar kunnen zijn voor diverse effecten van droogte. Droogte wordt beperkt door de maximale sponswerking in de stad te benutten door oplossingen in groenvoorzieningen, bodem- en waterbuffers en wateraanvoer via het (stedelijke/regionale) oppervlaktewatersysteem.

Duurzame Mobiliteit

Een belangrijk doel van de kadernota is tevens een schoon, duurzaam en efficiënt mobiliteitssysteem. Hiervoor is een verandering in het mobiliteitsgedrag noodzakelijk zoals vastgelegd in de Strategie Mobiliteitstransitie 2022-2040 (RIS310664). Deze strategie is gericht op de volgende vier thema's.

Ter realisatie van 'stadsvriendelijke vervoerswijzen' zijn duurzame mobiliteitsoplossingen, die zo min mogelijk schade brengen aan mens en milieu, en die ten dienste staan van het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte. Dat betekent dat wordt uitgegaan van het STOMP-principe: Stappen-Trappen-OV-MaaS-Privéauto.

Bij het ontwerp van de openbare ruimte én de gebouwen wordt in de eerste plaats gekozen voor de voetganger en fietser, gevolgd door het openbaar vervoer (OV), deelmobiliteit en privéauto. Zo vormt de mens het startpunt. Lopen is de basis, voor wat langere afstanden bieden fiets, openbaar vervoer en auto's de uitkomst. De privéauto geldt als sluitstuk, deze neemt namelijk de meeste ruimte in beslag.

Om de noodzakelijke doorontwikkeling van het mobiliteitssysteem te bewaken, zijn zes doelstellingen voor mobiliteit geformuleerd, waaronder schone mobiliteit; er wordt ingezet op een klimaatneutrale stad in 2030 en op emissievrije mobiliteit. Dat wordt gedaan door:

  • realisatie van schoner vervoer;
  • reductie van het aantal en de lengte van verplaatsingen;
  • meer verplaatsingen te voet, fiets en openbaar vervoer;
  • de omschakeling naar schone en emissievrije stadslogistiek, taxi- en doelgroepenvervoer.

Luchtvervuiling heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid van onze inwoners en bezoekers. Ter borging van een gezonde leefomgeving wil Den Haag daarom luchtkwaliteitsnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteren. In het verlengde hiervan wordt in de 'Aanpak Schoon Vervoer (RIS303606)' versneld ingezet op schonere voertuigen voor een gezondere lucht. Het spreekt voor zich dat daarnaast ook de inrichting van (de omgeving van) gebouwen een bijdrage aan de realisatie van dit kwaliteitsdoel kan leveren. Voorbeelden hiervan zijn ruimtereserveringen voor bijvoorbeeld (deel)fietsen, (deel)auto's en laadpunten voor elektrische vervoermiddelen. Om de luchtkwaliteit in het centrum te verbeteren kent Den Haag diverse milieuzones, waar het gebruik van gemotoriseerde voertuigen gereguleerd wordt. Inzet van de gemeente is, om vanaf 2025 alle logistiek in de binnenstad stapsgewijs emissieloos te laten plaatsvinden (Milieu Zones Den Haag RIS305702).

Afval en grondstoffen

Met de vaststelling van het Grondstoffenplan (RIS310284) heeft de gemeente Den Haag een belangrijke stap gezet bij de realisatie van Rijksdoeldoelstellingen op het gebied van afval- en reststoffenbeheer. Hoofddoel daarbij is het volledige hergebruik van grond- en reststoffen in 2050 (met als tussenstap 50% secundair materiaalgebruik in 2030). De visie van de gemeente is dat afval als grondstof waarde heeft en zoveel mogelijk hergebruikt of gerecycled moet worden. Dit vraagt om een andere aanpak op het gebied van inzameling, verwerking, inkoop, ontwerp en bouwen en slopen.

In het gemeentelijke grondstoffenplan zijn drie uitgangspunten vastgesteld om de waarde van afval zo maximaal mogelijk te benutten.

  • Het eerste uitgangspunt is dat aan de slag wordt gegaan met vraaggericht inzamelen. Dit houdt in dat specifiek afval wordt ingezameld waar lokale ondernemers vraag naar hebben zodat ze dit weer kunnen verwerken in nieuwe producten.
  • Het tweede doelstelling is de borging van zoveel mogelijk 'waardebehoud' van afval en waar mogelijk de toevoeging van waarde toevoegen, het zogenaamde upcyclen.
  • Tot slot moet afval zoveel mogelijk lokaal worden ingezameld en verwerkt. Als het binnen de gemeentelijke grenzen niet lukt, dan in samenwerking met de regio. Circulariteit van projecten worden getoetst aan de hand van de R-ladder. Dit is een meetinstrument met negen vormen van circulariteit. Voorbeelden zijn re-use (producten hergebruiken) en recycle (materialen verwerken tot nieuwe kwaliteit).

In totaal zijn er acht prioritaire stromen gedefinieerd: bioafval, plastic, textiel, elektrische apparaten, papier en karton, grofvuil, bedrijfsafval en bouw- en sloopafval. Voor ieder van deze stromen wordt gekeken hoe deze het beste ingezameld en uiteindelijk hoogwaardig verwerkt kan worden.

Voor bedrijfsafval geldt op dit moment het uitgangspunt, dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de inzameling van hun eigen afval. De gemeente Den Haag stimuleert waar mogelijk collectieve inzameling door ondernemers en lobbyt nationaal en Europees voor stedelijke afvalinzameling. Dit houdt in dat op termijn de inzameling van huishoudelijk- en bedrijfsafval wellicht gecombineerd kan worden.

Het aanbieden en ophalen van afval brengt een ruimtevraag met zich mee. De opstelplekken en aanrijroutes moeten voldoen aan de daarvoor geldende randvoorwaarden, zoals geformuleerd in onder andere het 'Handboek Openbare Ruimte (www.hor.denhaag.nl)'. Afvalscheiding van de acht prioritaire stromen wordt zoveel mogelijk in de stad gestimuleerd. In de laagbouw geschiedt dit veelal via huis-aan-huisinzameling (waar mogelijk) in combinatie met afvalsorteerstraatjes in de openbare ruimte. In de gestapelde bouw en hoogbouw kan gescheiden inzamelen uitdagend zijn, omdat er inpandig vaak beperkt ruimte is. Waar mogelijk worden nieuwe pilots opgezet met alternatieve inzamelmiddelen.

Daarnaast zal de gemeente bij gebiedsontwikkeling met gronduitgifte het circulair gebruik van materialen en grondstoffen stimuleren middels gunningscriteria in ontwikkelcompetities. Grote winst is te behalen met slimme, modulaire ontwerpoplossingen in bouwprojecten. Er wordt daarbij onder andere ingezet op biobased bouwen (gebruik maken van materiaal dat CO2 opslaat en hernieuwbaar is) en geïndustrialiseerd conceptueel bouwen (bouwproductie versnellen en milieu-impact verlagen).

Duurzaam bouwen in Den Haag

De gemeente Den Haag voert een duurzaam bouwbeleid, waarbinnen door ontwikkelaars van vastgoed een 'duurzaam bouwen' prestatie-instrument gehanteerd moet worden. Dit ter borging van een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving en van het vastgoed zelf. De gemeentelijke voorkeur gaat daarbij uit naar toepassing van de 'Gemeentelijke Praktijk Richtlijn duurzaam bouwen'; afgekort GPR. Daarnaast moeten (nieuwe) initiatieven aan normen op het gebied van energieneutraliteit voldoen (zoals de zogeheten BENG-normen voor 'Bijna Energieneutrale Gebouwen'), net zo als zij ook aan andere normen een regelgeving dienen te voldoen zoals het Bouwbesluit.

Rekening houdend met dit beleid is ook bij de planvorming voor de woontoren op de locatie hoek Slachthuislaan-Neherkade het GPR-instrumentarium gehanteerd. Zo is in het ter plaatse geldende planuitwerkingskader (PUK hoek Slachthuislaan-Neherkade) een GPR-coëfficiënt van 8,0 (op een schaal van 10) opgenomen, hetgeen in het licht van redelijk recent opgeleverde woontorens als een ambitieuze score beschouwd moet worden (zie de gemiddeld lagere GPR-score van projecten als de woontorens A en B van het project de Monarch en van nieuwbouwprojecten als Wijnhaven en Stadsbaken).

In de afbeelding hieronder is te zien welke scores behaald worden voor de ontwikkeling:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0039.jpg"

Tijdens de planvorming voor de woontoren is een bouwkundig concept ontwikkeld, waarmee een GPR-waarde van 7,8 voor het thema energie gerealiseerd kan worden. De in het PUK vastgelegde waarde van 8,0 werd hierdoor rekenkundig weliswaar niet volledig gehaald, maar het concept is door de gemeente in het voorjaar van 2020 toch als een ontwikkeling aangemerkt, op basis waarvan het voornemen als concept ontwerpbestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade gepubliceerd kon worden (zie de publicatie op internetportaal 'ruimtelijkeplannne.nl' van 6 mei 2020). Redenen hiervoor waren met name:

  • de beperkte omvang van de 'bouwplot' (nagenoeg gelijk aan het dakvlak, waardoor aanvullende GPR-maatregelen moeilijk tot niet te realiseren zijn);
  • de 'compensatie' van de iets lagere GPR-score door expliciete duurzaamheidsmaatregelen;
  • de gedeeltelijke inrichting van het dakvlak met een groen dak; en
  • het gebruik van delen van het dakvlak voor de opwekking van duurzame energie door zonnepanelen (incl. veiligheidszones), waardoor het dakvlak overwegend voor duurzame ingrepen wordt gebruikt.

In de planfase tussen het concept-ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbestemmingsplan zelf is bovenstaande planontwikkeling ongewijzigd gebleven. Als gevolg hiervan zal in de planprocedure dan ook een GPR-waarde worden gehanteerd zoals die oorspronkelijk met de ontwikkelaar is overeengekomen.

Het vorenstaande betekent nadrukkelijk niet, dat de gemeente bij toekomstige en overige bouwprojecten, die zich nog in de initiatief- of ontwerpfase bevinden, lagere GPR-waarden zal hanteren dan in vastgesteld beleid zoals de nota 'Eyeline-Skyline'. In tegendeel: gezien de vorderingen in de 'stand ter techniek' zal bij toekomstige projecten een hogere duurzaamheids-coëfficiënten van toepassing zijn dan aan begin van het planproces voor de Slachthuislaan - Neherkade is gehanteerd.

3.12 Overig sectoraal beleid

In het plangebied zijn ook functies aanwezig waarvoor apart beleid is geformuleerd om nieuwe vestiging zo veel mogelijk te voorkomen. De bestaande vestigingen mogen worden voortgezet op grond van de beleidsstukken die hieronder worden behandeld.

3.12.1 Paraplubestemmingsplan Seksinrichtingen

Ten tijde van het van kracht zijn van het bordeelverbod werden seksinrichtingen (o.a. prostitutie-inrichting, erotische massagesalon, seksclub en escortbedrijf) voor het grootste deel van de gemeente Den Haag gereguleerd door een tweetal Leefmilieuverordeningen: Oude Centrum en Stationsbuurt (1992) en Recreatie-inrichtingen c.a. (1994). Na de afschaffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 werd de regeling aangepast en opgenomen in het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003). Hiermee is aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling over seksinrichtingen toegevoegd.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen sexinrichtingen aanwezig. Er worden geen nieuwe sexinrichtingen in dit bestemmingsplan voorzien.

3.12.2 Paraplubestemmingsplan Detailhandel Vuurwerk

In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (vastgesteld d.d. 25 november 2004, onherroepelijk d.d. 27-09-2005) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit paraplubestemmingsplan geldt als overkoepelend bestemmingsplan voor het grondgebied van Den Haag.

De Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk reguleert verder vestigingen waar opslag van vuurwerk tot 10.000 kg is toegestaan. Deze vestigingen komen in het plangebied niet voor. Omdat deze vestigingen, mede vanwege de hoge woondichtheid van het gebied niet gewenst zijn, maakt het bestemmingsplan deze vestigingen niet mogelijk.

3.12.3 Belwinkels

belwinkels en internetgelegenheden

Onder een belwinkel wordt verstaan als er sprake is van één aansluiting voor telefonie en / of internet waar klanten gebruikt van kunnen maken. Voor een internetgelegenheden geldt dit voor het gebruik van internet(aansluiting).

Belwinkels en internetgelegenheden hebben vooral ‘s avonds en ‘s nachts toeloop op straat. Als een dergelijke winkel din een woonwijk is gevestigd, ontstaat.er overlast. Door deze verkeersaantrekkende werking komen met name de woonomstandigheden voor omwonenden, onder druk te staan. Den Haag hanteert daarom beleidsregels ten aanzien van belwinkels en internetgelegenheden (RIS150726).

In het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade wordt geen detailhandel toegestaan en daarmee op voorhand ook geen belwinkels.

Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, natuurbescherming en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Voor de realisatie van de woontoren op de hoek Slachthuislaan-Neherkade is een herziening van ter plaatse geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. Om negatieve effecten van het voornemen op mens en milieu uit te kunnen sluiten dient tijdens de planontwikkeling te worden getoetst of in het kader van deze ontwikkeling een milieueffectrapportage nodig is. Uit het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) volgt dat voor deze ontwikkeling een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Met deze m.e.r.-beoordeling kan een antwoord worden gegeven op de vraag, of voor onderhavig project een milieutoets in de vorm van een milieueffectrapportage noodzakelijk is.

Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling

Met het oog op dit wettelijke kader is voor onderhavig project door een externe partij een aanvullend onderzoek verricht, hetgeen zijn weerslag heeft gekregen in de 'Aanmeldingsnotitie Woontoren Slachthuislaan Den Haag'. Deze notitie is ook in de bijlagen van de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Met de aanmeldnotitie wordt op een beknopte en vormvrije manier inzicht geboden in de belangrijkste milieueffecten die door de bouw van de woontoren kunnen optreden. De focus ligt daarbij op de volgende drie criteria:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project; en
  • de potentiële effecten van het project.

Met onderdeel 1 van de notitie - de beschrijving van de kenmerken van het project - wordt onder andere stil gestaan bij het bouwkundige programma van het voornemen. Dit bestaat uit circa 220 woningen en 250 m² aan vloeroppervlak voor lichte horeca of dienstverlening. Toetsing van deze doelen aan bijlage D van het Besluit m.e.r. leidt tot de conclusie, dat het voornemen ruimschoots onder de drempelwaarden blijft, op grond waarvan een formele m.e.r. beordeling noodzakelijk zou kunnen worden (zijnde 2000 woningen of 200.000 m² aan bedrijfsvloeroppervlak). Als gevolg hiervan volstaat voor onderhavig project dus een zogenaamde vormvrije m.e.r-beoordeling.

Naast deze kwantitatieve toetsing van het bouwkundige programma bevat de notitie ook een beknopte analyse van de effecten van het voornemen ten aanzien van gangbare milieuparameter als bodem, water, lucht, geluid of externe veiligheid en voor zo ver relevant het aspect cumulatieve effecten met andere projecten (i.c. het CID), ecologische, cultuurhistorische of landschappelijke effecten. Belangrijke conclusies daarbij zijn:

  • door het voornemen zijn geen significant nadelige effecten te verwachten t.a.v. de aspecten luchtkwaliteit, waterverontreinging, wateroverlast, geluid, verkeer en neemt het risico op zware ongevallen volgens het 'Bevi' niet toe;
  • het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein en heeft geen specifieke functioneel - of maatschappij-ruimtelijke functie noch is er sprake van significant nadelige effecten op het gebied van archeologie, cultuurhistorie, landschapswaarden en het ecologisch functioneren van Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland en specifieke soortenbescherming; en
  • potentiële effecten van het project hebben op onderdelen een tijdelijk karakter (zoals geluidhinder verkeershinder en trillingshinder tijdens de aanlegfase), maar aard en omvang zijn zodanig beperkt dat hiervan geen siginificant negatieve effecten voor mens en milieu uitgaan. Een permanent effect is de toename van de schaduwwerking door de woontoren. Hiervoor worden geen mitigerende maatregelen getroffen, omdat deze toename beperkt en kwalitatief aanvaardbaar wordt geacht. Daarnaast verandert de windsituatie door het planvoornemen. In het ontwerp voor het gebouw zijn hiervoor reeds mitigerende maatregelen genomen. Door weerkaatsing kan de geluidemissie toenemen op bestaande en toekomstige woningen aan de overkant van het Laakkanaal. Indien nodig zal hieromtrent vervolgonderzoek plaatsvinden en zullen zo nodig mitigerende maatregelen worden genomen.

Conclusie / m.e.r.-beoordelingsbesluit

De aanmeldnotitie maakt zoals vermeld deel uit van de bijlagen van de toelichting voor dit bestemmingsplan. Op grond van het Besluit m.e.r. zoals in werking getreden op 7 juli 2017 dient uiterlijk binnen zes weken na aanbieding van een aanmeldnotitie door het daartoe bevoegde gezag een besluit genomen te worden, of voor het voornemen een procedure voor een milieueffectrapportage doorlopen moet worden. Als gevolg hiervan hebben Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag op 21 juli 2023 het besluit genomen, dat voor de ontwikkeling die met het bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade mogelijk wordt gemaakt, geen milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Voor details m.b.t. dit besluit wordt hier kortheidshalve verwezen naar het besluit zelf.

Het betreffende besluit maakt net als de aanmeldnotitie deel uit van de bijlagen van onderhavige toelichting op het bestemmingsplan. Op grond van artikel 6.3 van de Algemene wet bestuursrecht wordt dit m.e.r.-beoordelingsbesluit beschouwd als een beslissing ter voorbereiding van een besluit. Alleen belanghebbenden die door het m.e.r.-beoordelingsbesluit rechtstreeks in hun belang worden getroffen kunnen beroep indienen. Voor anderen is dit besluit niet zelfstandig vatbaar voor beroep. Gezien de samenhang met het bestemmingsplan zal het m.e.r.-beoordelingsbesluit gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de gemeente Den Haag een routeringsbesluit van toepassing. Dit routeringsbesluit is op 16 mei 2019 voor het laatst gewijzigd (RIS302166) en door de gemeenteraad vastgesteld (besluiten-lijst RIS302538 onder G.10). De wijziging is op 1 oktober 2019 in werking getreden. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg komen te vervallen. Doorgaand vervoer van routeplichtige stoffen is niet meer mogelijk behoudens voor het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Prof. B.M. Teldersweg en de Rijksstraat 447 (Wassenaar) door middel van een ontheffing.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 3. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 4. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 5. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 6. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 7. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation Haan, gevestigd op Neherkade 2980. Op dit moment is er dus sprake van een risicovolle inrichting en het transport van gevaarlijke stoffen binnen de begrenzing van het plangebied om deze inrichting te bevoorraden. Echter heeft het voorliggend bestemmingsplan tot doel de opslag en verkoop van LPG van dit LPG- station te beëindigen. Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel om de vestiging van een LPG-tankstation planologisch onmogelijk te maken en weg te bestemmen. Daarbij dient strijdigheid met andere wettelijke kaders te worden vermeden.

Om de bouw van de woontoren mogelijk te maken, heeft de ontwikkelaar met de exploitant een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten voor het uitkopen van de LPG-tankstation. De exploitant van het LPG-tankstation heeft daarom op 27 maart 2020 een verzoek tot intrekking van de omgevingsvergunning (milieu) bij de Omgevingsdienst Haaglanden ingediend. Op 31 juli 2020 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden een beschikking afgegeven voor het tankstation aan de Neherkade 2980 te Den Haag. Het betreft een Beschikking inzake intrekking opslag en verkoop van LPG. De intrekking van deze activiteit is met ingang van 31 december 2022. Vanaf die datum mag er dus geen opslag en verkoop van LPG meer plaatsvinden op deze locatie.

Met de planregels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan wordt deze wijziging ook op een juridisch bindende manier vertaald.

De verdere betekenis van het opheffen van het LPG-tankstation.

Na het onherroepelijk worden van de intrekkingsvergunning en de ontmanteling van de LPG-installaties vervallen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontouren (veiligheidscontouren) en de effectafstanden volgens de Circulaire externe veiligheid LPG-tankstations. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Laakhaven West - Petroleumhaven is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Als gevolg van de hoge bebouwingsdichtheid binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation, is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het opheffen van het LPG-tankstation heeft tot gevolg dat geen sprake meer is van een groepsrisico. Daarmee wordt tevens invulling gegeven aan het provinciaal beleid inzake externe veiligheid om overschrijdingen van de oriëntatiewaarde, als gevolg van risicovolle activiteiten, op termijn op te heffen. De ontheffing route gevaarlijke stoffen voor het bevoorraden van het LPG-tankstation zal, na ontmanteling van de LPG-installaties, komen te vervallen. Vanaf dat moment vindt er geen bestemmingsvervoer van LPG meer plaats op het traject tussen afslag 4 van de A12 en de Neherkade (ontheffingsroute). Over de Neherkade en de Mercuriusweg zal in het geheel geen vervoer van LPG meer plaatsvinden. Ook hier zal vanaf dat moment geen sprake zijn van een groepsrisico. Over de Maanweg, de Regulusweg, de Binckhorstlaan en de Supernovaweg zal de totale vervoersfrequentie LPG afnemen (in Laak zullen op 31 december 2022 naar verwachting nog twee LPG-tankstations in werking zijn). Daarmee neemt de kans op een calamiteit op deze wegen af. Samengevat, heeft het opheffen van het LPG-tankstation zeer gunstige gevolgen voor de veiligheid in stadsdeel Laak.

Daarnaast wordt dit in het routeringsbesluit van de gemeente Den Haag aangepast zodat het transport van gevaarlijke stoffen over de Neherkade verboden wordt. Hierdoor wordt deze risicobron weggenomen en ligt het plangebied niet langer in het invloedsgebied van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen toepassing is.

Aangezien het plangebied dan niet (meer) binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid (Nota Externe Veiligheid) kan daarom achterwege blijven.

Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Daarbij zijn woningen in alle gevallen als geluidsgevoelige gebouwen aan te merken. Daarnaast is er volgens het Besluit geluidhinder ook sprake van een 'andere geluidgevoelige gebouwen' of geluidgevoelige terreinen, te weten:

  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen;
  • verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;
  • standplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel j. van de Wet op de huurtoeslag; en
  • een ligplaats in het water, bestemd voor een woonschip.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn spoorwegen aanwezig, waardoor met lawaai van railverkeer rekening moet worden gehouden. In akoestisch onderzoek van Wolf + Dikken is in dit kader stil gestaan bij de ruime afstand van de ontwikkeling van de woontoren tot het spoor, de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing, de positie van refrentiepunten ten opzichte van deze randvoorwaarden en de effecten van van de tussenliggende bebouwing op geluidhindercontouren. Daarbij is de volgende conclusie getrokken: alhoewel de woontoren nog net binnen de geluidzone van het spoor ter hoogte van een referentiepunt valt, is de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing zo groot, dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege railverkeerslawaai op het bouwplan niet aannemelijk is. De eventuele vaststelling van een hogere grenswaarde op grond van railverkeerslawaai ligt derhlave niet in de rede.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder hebben naast spoorwegen ook gewone wegen voor het autoverkeer een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarvoor bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze verplichting geldt niet voor wegen met een snelheidsregime van maximaal 30 km/h. Dergelijke wegen hoeven niet in een akoestisch onderzoek betokken te worden.

Op basis van deze randvoorwaarden is tijdens de planvorming voor de woontoren akoestische onderzoek verricht met betrekking tot de volgende wegen:

  • Neherkade;
  • Calandstraat / Calandplein;
  • Slachthuislaan;
  • Verheeskade; en
  • Tak van Poortvlietstraat.

Voor geluidgevoelige objecten langs deze wegen is volgens de Wet geluidhinder een voorkeursgrenswaarde van toepassing van 48 dB veroorzaakt door wegverkeerslawaai. Indien deze waarde niet gehaald wordt, bestaat voor de realisatie van nieuwbouw de mogelijkheid tot vaststelling van een zogenaamde 'Hogere grenswaarde'. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw. In dat geval mag de gevelbelasting maximaal 68 dB bedragen.

In aanvulling hierop dient volgens de Wet geluidhinder bij verlening van een hogere waarde ook de cumulatie van verschillende geluidbronnen in beeld gebracht te worden. Daarnaast mag een hogere waarde op grond van het Haagse ontheffingsbeleid alleen worden verleend als de gecumuleerde geluidbelasting vanwege wegverkeer niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. In het 'Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder' van de gemeente Den Haag wordt hierbij in principe uitgegaan van maximaal 68 dB (de zogenaamde plandrempel). Echter voor hoogbelaste gebieden is de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting vastgesteld op een plandrempel van 69,5 dB.

Rekening houdend met het hiervoor omschreven kader is tijdens de planvorming voor de woontoren onderzoek verricht naar geluidhinder op grond van wegverkeer. Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting door wegverkeer op de Verheeskade de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt. Voor de andere vier wegen is dit wel het geval. Daarbij is duidelijk geworden dat:

  • voor een beperkt aantal geveldelen langs de Neherkade sprake is van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde van 63 dB en
  • voor een beperkt aantal geveldelen op de hoek Slachthuislaan - Neherkade ook sprake is van een overschrijding van de plandrempel inzake de geciumuleerde geluidbelasting van 69,5 dB.

Mitigerende maatregelen en procedure hogere waarden

Gezien deze resultaten zijn voor de realisatie van de woontoren verschillende maatregelen noodzakelijk om een gezond woon- en leefklimaat te kunnen borgen. Deze komen erop neer, dat geveldelen waar de maximale ontheffingswaarde van 63 dB en de plandrempel van 69,5 dB worden overschreden als dove gevel uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast is de vaststelling van Hogere grenswaarden noodzakelijk. Het betreft een maximale geluidbelasting van:

  • 63 dB met betrekking tot de Neherkade
  • 59 dB met betrekking tot de Calandstraat en het Calandplein;
  • 62 dB met betrekking tot de Slachthuislaan; en
  • 58 dB met betrekking tot de Tak van Poortvlietstraat.

In het verlengde van het vorenstaande hebben burgemeester en wethouders besloten de hiervoor beschreven Hogere grenswaarde te verlenen. Dit besluit is in ontwerpvorm vastgelegd in het ontwerpbesluit Hogere grenswaarden, dat door de Omgevingsdienst Haaglanden is opgesteld. Procedureel betreft het een ontwerpbesluit, dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Omdat van het besluit een onderbouwende werking uitgaat voor de ontwikkelingsruimte die door de planregels wordt geboden, is de Beschikking Wet geluidhinder- hogere waarde(n) besluit van 25 juni 2024 ook toegevoegd aan de bijlagen van de toelichting van het bestemmingsplan. Vaststelling van het definitieve bestemmingsplan is pas mogelijk nadat ook het besluit tot verlening van Hogere grenswaarden definitief van kracht is geworden.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m³ voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Slachthuislaan Neherkade maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • de realisatie van een woontoren voor circa 220 appartementen.
  • Ongeveer 250 m² bruto vloeroppervlakte voor lichte horeca en dienstverlening.

In onderhavig geval is sprake van de realisatie van een woontoren voor circa 220 appartementen. Op basis van bovenstaande voorbeelden kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechterd als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. In aanvulling hierop, wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling de toenames in stikstofdioxide en fijn stof zeer beperkt zijn en in 2030 voldoen aan de WHO normen. Er zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Anteagroup een stikstofberekening uitgevoerd. De daarvan opgestelde memo is als bijlage Stikstofdepositie onderzoek toegevoegd aan deze toelichting. Uit de met gebruik van de Aerius Calculator uitgevoerde berekening blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunning noodzakelijk. De AERIUS-berekeningen Notitie stikstof AERIUS bouwfase en Notitie stikstof AERIUS gebruiksfase maken deel uit van de in de bijlagen van deze toelichting.

4.6 Natuurbescherming

4.6 Groene waarden

De wet- en regelgeving voor de groene waarden betreft de Wet natuurbescherming, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Wet ruimtelijke ordening.

De bescherming van de groene waarden kent in de wet- en regelgeving verschillende invalshoeken: gebiedsbescherming, soortenbescherming, bomenbescherming areaalbescherming en netwerkbescherming. In de volgende paragrafen wordt hierop ingegaan.

4.6.1 Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming (Wnb) is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (inclusief Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Is er op grond van de Wet milieubeheer (Wm) sprake van een passende beoordeling dan is een MER nodig. Voor de andere gevallen kent de Wm de vormvrije merbeoordeling. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan onder de verplichtingen vanuit deze wet valt.

De kortste afstand tussen het plangebied en een Natura2000-gebied bedraagt 1,4 kilometer.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is geen bijzonder natuurgebied aanwezig.

4.6.2 Natuurnetwerk Nederland

Om de nationale ruimtelijke beleid te borgen in bestemmingsplannen is op grond van de Wet ruimtelijke ordening door het Rijk het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) van kracht. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om stelsels van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang aan te wijzen dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten - het natuurnetwerk Nederland. Deze gebieden moeten bij provinciale verordening worden aangewezen en hun ligging geometrisch vastgelegd. Ook de Wnb kent een gelijke bepaling voor dit netwerk. Het door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgestelde Omgevingsbeleid vervult deze functie. In paragraaf 6.2.7 wordt gesteld dat een bestemmingsplan voor gronden binnen dit netwerk, met bestaande natuur geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

Het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is niet aangewezen tot onderdeel van het natuurnetwerk Nederland.

4.6.3 Soortenbescherming

Verder heeft de Wnb de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De wet gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.

De wet kent drie aparte beschermingsregimes voor:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
  • 3. andere soorten' die vanuit nationaal oogpunt zijn beschermd.

Hierbij hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden in de soorten die beschermd zijn. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

4.6.4 Bescherming bossen

De Wnb beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. Waar de grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. Aangezien de gemeente op 1 januari 2017 nog geen (nieuwe) komgrens op grond van deze wet heeft vastgesteld geldt volgens artikel 9.9 van de Wnb de komgrens zoals die door de gemeenteraad op 5 maart 1998 is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).

Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wnb. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is geen bosgebied aanwezig

4.6.5 De Wet natuurbescherming: meld- en herplantingsplicht

De Wnb kent voor de meld- en herplantingsplicht voor het vellen van houtopstanden. Houtopstanden die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen, mogen alleen worden gekapt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Allereerst moet de kap van te voren worden gemeld. Voor dunningen is de meldings- en herplantingsplicht niet van toepassing. Anders dan onder de Boswet moet de kap vanaf 1 januari 2017 worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Provinciale Staten kunnen bij verordening regels stellen over de melding en bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt, de termijn en de wijze waarop moet worden gemeld en over de wijze waarop moet worden herbeplant. Na de (gemelde) kap dient de eigenaar van het bos ervoor te zorgen dat drie jaar na het kappen van het bos, hetzelfde areaal bos aanwezig is in de vorm van jonge beplanting. Het herbeplanten van het perceel kan plaatsvinden door aanplant, bezaaiing, natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade worden geen houtopstanden geveld.

4.6.6 Houtopstanden

Ook voor de reikwijdte van te beschermen houtopstanden is in de Wnb grotendeels aangesloten op de Boswet. Wederom geldt de meld- en herplantingsplicht voor houtopstanden van 10 are en groter en een bomenrij van 20 bomen. De term 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Niet voor alle houtopstanden die aan deze vereisten voldoen, geldt de meld- en herplantingsplicht. Net zoals onder de werking van de Boswet zijn bomen op erven en tuinen en een rij wilgen of populieren op of langs landbouwgronden uitgezonderd. Ook is in de Wet natuurbescherming gedacht aan de praktische problemen bij de productie van hout als biomassa. Populieren, wilgen, essen of elzen die zijn bedoeld voor de productie als houtige biomassa zijn uitgezonderd van de meld- en herplantingsplicht indien ten minste eens per tien jaar wordt geoogst, de beplanting na 1 januari 2013 is aangelegd en aan bepaalde beplantingseisen is voldaan. Italiaanse populieren, linden, paardenkastanjes en treurwilgen worden vanaf 1 januari 2017 -in tegenstelling tot voorheen onder de Boswet - wél beschermd.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen houtopstanden aanwezig die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen.

4.6.7 Bomenbescherming

In de op grond van de Gemeentewet door de gemeenteraad vastgestelde Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de bescherming van bomen vastgelegd. Volgens de APV van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden.

In het plangebied van bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade zijn geen monumentale bomen aanwezig.

4.6.8 Betekenis natuurbescherming voor dit plangebied

Voor de bepaling van mogelijke effecten van het gebouw op beschermde soorten zijn het plangebied en de directe omgeving onderzocht door middel van een bronnenonderzoek en een oriënterend locatiebezoek. Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. (de Bouwecoloog d.d. 19 februari 2019 nummer 19001) en een quikscan update flora en fauna (de Bouwecoloog d.d. 10 november 2020).


Op basis van het bronnenonderzoek en het oriënterend locatiebezoek wordt geconcludeerd dat in het plangebied geen beschermde planten en geen vaste rust- of verblijfplaatsen of essentiële leefgebieden van beschermde diersoorten aanwezig zijn. Met de quickscans wordt derhalve geconcludeerd dat voor de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied geen nader onderzoek en geen ontheffing op de Wet Natuurbescherming nodig zijn.


Aanbevelingen
Schade aan beschermde waarden moet altijd zo veel mogelijk vermeden en beperkt worden (mitigatie). Hiernaast is in de Wet natuurbescherming echter ook een algehele zorgplicht opgenomen waarmee alle soorten wonden beschermd. Deze zorgplicht houdt in dat zorgvuldig omgegaan moet worden met de omgeving nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. Deze zorgplicht geldt altijd en voor iedereen.


De volgende maatregelen worden in het kader van de zorgplicht en mitigatie aanbevolen:

  • Werkzaamheden vanaf één kant beginnen, zodat dieren veilig weg kunnen komen.
  • Bij de start van de werkzaamheden rekening houden met het broedseizoen (indicatie: half maart t/m juli), zodat eventuele broedende vogels niet verstoord worden.
  • Werkzaamheden bij daglicht laten plaatsvinden en het gebruik van kunstlicht zo veel mogelijk bepreken, eventueel aangepaste armaturen gebruiken zodat licht bronnen alleen het strikt noodzakelijke verlichten.
  • Het ontstaan van plassen zoveel mogelijk tegengaan, als preventieve maatregel zodat amfibieën het plangebied niet koloniseren.
  • Tijdens de werkzaamheden alert zijn op (beschermde) dieren en deze de ruimte en tijd geven om te vluchten.
  • Indien nodig, zoals wanneer het beschermde soorten betreft het advies van een deskundige inwinnen.

Door het toepassen van de zorgplicht zal geen overtreding van de Wet natuurbescherming worden begaan. De voorgenomen werkzaamheden zullen hierdoor geen effect hebben op beschermde ecologische waarden. Er is geen nader onderzoek en ontheffing op de Wet natuurbescherming nodig.

De Quickscan flora en fauna en de Quikscan update Flora fauna zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Conclusie

Voor de ruimtelijke ontwikkeling is door het adviesbureau zowel een verkennend bodemonderzoek + asbest in grond onderzoek uitgevoerd. Blijkens dit onderzoek vormen de onderzoeksresultaten vanuit milieuhygiënisch optiek geen belemmeringen voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden en is hiermee de bodemkwaliteit geschikt voor de realisering van de voorgenomen ontwikkeling. De rapportage van dit onderzoek is in de bijlagen bij de deze toelichting in bijlage 8 (Verkennend bodemonderzoek).

4.8 Windhinder en bezonning

Onderdeel van de toetsing voor stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen worden de door de gemeenteraad vastgestelde normen voor windhinder en bezonning gehanteerd (RIS 170509).

4.8.1 Algemeen

Indien het project niet voldoet aan de normen dan kan het project worden geweigerd dan wel desalniettemin worden besloten dat onder voorwaarden met de planontwikkeling wordt ingestemd. Naast bezonning en wind weegt de gemeente immers nog vele andere aspecten af zoals architectonische vormgeving, functies, verkeer, parkeren, financiën, volkshuisvesting, sociale veiligheid etcetera.

Onderdeel van de afweging is ook dat er voorwaarden (financieel en materieel) kunnen worden opgelegd aan de initiatiefnemer om maatregelen te nemen aan de vormgeving van het project en/of in de openbare ruimte met het oog op de reductie van windhinder. Overeenkomstig de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kunnen deze eisen worden vastgelegd in een grondexploitatieplan of in een overeenkomst met de initiatiefnemer. De gemeente heeft als taak om al deze aspecten op een evenwichtige wijze tot gelding te laten komen. Het spreekt voor zich dat het aspect veiligheid/gevaar en een slecht klimaat bij wind een hard punt moet zijn. Indien hiervan toch wordt afgeweken dan moeten daarvoor zwaarwegende redenen zijn. De overige aspecten t.a.v. wind en bezonning maken deel uit van de genoemde bredere afweging. Afwijking van die normen is in concrete gevallen mogelijk als de totale belangenafweging daartoe noopt.

4.8.2 Windhinder

Van windhinder is sprake als gedurende een te groot aantal uren per jaar een bepaalde windsnelheid wordt overschreden. Dit treedt op rond hoge gebouwen wanneer er sprake is verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk maken. In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder. Over het algemeen wordt gesteld dat voor gebouwen hoger dan 30 meter windonderzoek noodzakelijk is. De gemeente Den Haag sluit zich wat betreft beleid ten aanzien van windhinder aan op de NEN 8100. Hierin wordt aangegeven wanneer onderzoek naar wind bij bouwwerken nodig is, hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd, aan welke eisen moet worden getoetst en hoe rapportage moet plaatsvinden. De gemeente Den Haag hanteert als ondergrens een 'matig' windklimaat. Een 'slecht' windklimaat wordt slechts bij hoge uitzondering en onder nadere voorwaarden toegestaan

Ten behoeve van de in het plangebied te realiseren nieuwbouw is door het bureau Wolf +Dikken een onderzoek verricht. Dit onderzoek (R812040adA3 d.d. 21-08-2018) is als bijlage 5 Windhinderonderzoek in deze toelichting toegevoegd.

Op geen enkel meetpunt is het windklimaat gevaarlijk. Het windklimaat aan de noordzijde van het gebouw valt onder klasse A. dit betekent dat de activiteiten zoals 'slenteren', 'lopen' en 'zitten', uit de norm als goed worden gekarakteriseerd. Het windklimaat leent zich uitstekend voor de positionering van het entreegebied van het gebouw. Meer naar de kruising van de Neherkade en de Slachthuislaan verandert het windklimaat van A naar klasse B. Hier zal de activiteit 'langdurig zitten' als matig worden ervaren.

Het windklimaat aan de westzijde van het gebouw, op de kruising van de Neherkade en de Slachthuislaan, valt onder klasse C. de activiteit 'doorlopen' zal doorgaans als goed worden evaren, 'slenteren' als matig en 'zitten' als slecht. Hier wordt afgeraden het entreegebied van de toren te positioneren. Hier wordt in het ontwerp aan voldaan.

Het windklimaat aan de zuidzijde, van het gebouw valt onder klasse A en C. Klasse A is aanwezig op de meetpunten 10 en 11. Een uitstekende plek voor het entreegebied. Deze dient echter niet te dicht bij de kruising van de Neherkade en de Slachthuislaan te worden geplaatst, meetpunt 12 en 13. Hier is een windklimaat met klasse C aanwezig. In het ingediende ontwerp is de entree tussen meetpunt 10 en 11 gepositioneerd. De aanbevelingen zijn dan ook verwerkt in het ontwerp.

Het windklimaat aan de oostzijde van de toren valt onder klasse B en C. De activiteit 'doorlopen' zal doorgaans als goed worden ervaren, 'slenteren' als goed tot matig en 'zitten' als matig tot slecht.

De ontwikkeling is in overeenstemming met het beleid.

4.8.3 Bezonning

De realisatie van bouwwerken kunnen gevolgen hebben voor de schaduwwerking in de omgeving. Binnen Nederland worden er geen formele eisen gesteld aan de bezonning van woningen of andere bouwwerken. Gemeenten zijn dus vrij om hun eigen eisen te stellen aan de bezonning. Gemeente Den Haag sluit grotendeels aan op de 'lichte TNO-norm'. De Haagse bezonningsnorm (RIS 17704, 2 januari 1996) gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. De Haagse bezonningsnorm is van toepassing op de omgeving van de te realiseren nieuwbouw en geldt voor bouwwerken vanaf een hoogte van 25 meter of indien de nieuwbouw ten minste 1,5 maal hoger is dan de gemiddelde hoogte van de omgeving. Bestemmingsplannen die hoge bebouwing mogelijk maken, dienen een bezonningsparagraaf te bevatten. Daarin moet worden aangegeven op welke plekken de bezonning in relatie tot de beoogde functies kritisch is, alsook de plekken waar de bezonning als gevolg van de realisatie van het plan zal afnemen en de mate van afname.


Ten behoeve van de ontwikkeling van een 73 meter hoge woontoren is een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek (R812040adA4 d.d. 18-04-2018) is als bijlage 7 Bezonningsonderzoek aan deze toelichting toegevoegd. Daaruit is naar voren gekomen dat ter plaatsen van 49 woningen de mogelijke bezonningsduur afneemt door de realisatie van een woontoren. De betreffende woningen zijn gesitueerd nabij de Calandstraat en de Neherkade. De afname is echter niet éénduidig en te onderscheiden in:

  • Een groot deel van de woningen heeft te maken met een afname, maar behoudt meer dan twee bezonningsuren ondanks een maximale afname van 28%.(mogelijk minimaal 5:25 uur met een uitzondering van mogelijk 3:55 uur).
  • Enkele woningen voldoen aan de Haagse norm met 2:05 uur als ondergrens in de bestaande situatie. Door de realisatie van een woontoren neemt de mogelijke bezonningsuren af tot minder dan twee mogelijke bezonningsuren. Voor deze woningen is de afname meer dan 50% (mogelijk tot minimaal 1:00 uur).
  • Enkele woningen voldoen reeds niet aan de Haagse norm met 1:15 uur als ondergrens in de bestaande situatie. Door de realisatie van een woontoren neemt de mogelijke bezonningsuren beperkt (maximaal 10 minuten) af.

Conclusie

Ondanks de beduidende afname hebben de woningen met minder dan twee bezonningsuren nog steeds mogelijk één bezonningsuur per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober. Weliswaar wordt hiermee niet voldaan aan de Haagse bezonningsnorm, maar het Haags bezonningsbeleid staat toe om gemotiveerd af te wijken van de gemeentelijke bezonningseisen. Het grootste deel van de onderzochte woningen heeft te maken met minimaal twee of meer mogelijke bezonningsuren. Enkele woningen krijgt minimaal één mogelijke bezonningsuur. De gemeente weegt de forse afstand met deze bestaande woningen, de zeer beperkte kavelomvang van de woontoren en het belang van verdichting (vanwege een sterk groeiende bevolking en de grote druk op de woningmarkt) in de nabijheid van station Hollands Spoor door het toevoegen van nieuwe woningen, in dit geval zwaarder dan de afname van de bezonning op de bestaande woningen gelegen in een hoog stedelijk (woon)gebied. De afname van de bezonning op de bestaande woningen wordt dan ook acceptabel geacht.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 Toelichting op de regels en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

Op de hoek Slachthuislaan – Neherkade - Tak van Poortvlietstraat is het laatste, nog onbebouwde en braakliggende, kavel van het voormalige slachthuisterrein gelegen. De kavel maakte oorspronkelijk onderdeel uit van het stedenbouwkundig plan Slachthuisterrein. Dit plan is in de jaren '90 grotendeels gerealiseerd maar de koppen aan de Neherkade bleven daarbij nog onbebouwd o.a. omdat er op onderhavige kavel A nog een politiebureau gevestigd was. Hiervoor is in 1999 een competitie voor bedrijfsbebouwing in 2/3 lagen uitgeschreven. Dit heeft nooit tot een haalbaar plan geleid.

Vanaf 2004 is onderzocht of een initiatief van bedrijfsruimte met daarboven studentenhuisvesting haalbaar was. Het schrappen van de woonbestemming uit het bestemmingsplan als gevolg van de externe veiligheid (LPG verkoop) door de Raad van State betekende in 2010 het einde van dit initiatief. Vervolgens is het weer als bedrijfskavel in het kader van “ik bouw in Den Haag “ in de etalage gezet. Na een tweetal niet haalbaar gebleken initiatieven is in 2014 medewerking verleend aan een initiatief van Topdeck Storage voor de realisatie van een autowasstraat en bedrijfsruimte (bouwhoogte 12 m.). T.b.v. dit plan is de grond ook in erfpacht uitgegeven en is de betreffende functie opgenomen in het bestemmingsplan Laakhavens (2015). De bouw van deze bedrijfsfunctie is echter nooit gerealiseerd.

Het projectgebied voor de woontoren omvat een kleinschalige hoekkavel begrenst door de Slachthuislaan - Neherkade - Tak van Poortvlietstraat. De Neherkade is een belangrijke doorstroomweg (binnenring) in Den Haag en vormt, samen met de Trekvliet, de fysieke begrenzing tussen Laakkwartier (West) en Laakhavens. Samen met het Calandplein/Calandstraat en in het verlengde van de Genestetlaan is de Slachthuislaan een belangrijke toegangsweg tot het centrum van Den Haag. De Tak van Poortvliet vormt de belangrijkste ontsluitingsweg voor de functies op het voormalige Slachthuisterrein. Met deze drie ontsluitingen is de kavel omgeven door met name (drukke) verkeersfuncties en zijn de verblijfskwaliteiten van de aangrenzende openbare ruimte beperkt.

Ontwikkeling in de bredere context

De omgeving van het Station Hollands Spoor en Laakhavens ondergaat grote veranderingen. Alle ontwikkelingen rondom station Hollands Spoor en in Laakhavens worden ingezet om het gebied te transformeren tot een gebied met alle kwaliteiten van een centrum stedelijk gebied. Een gebied dat aantrekkelijk is als verblijfsgebied en voorzien van ontmoetingsplekken, waarin een hoge stedelijke dichtheid gecombineerd is met een gemengd programma.

De gebiedsagenda voor HS College Campus is 18 december 2018 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (RIS 301328). De gebiedsagenda geeft de samenhangende aanpak van het gebied weer, waarbij het publieke domein het vertrekpunt vormt.

Het projectgebied van het initiatief betreft de hoek van de Slachthuislaan – Neherkade - Tak van Poortvlietstraat. Hiervoor gelden randvoorwaarden die in het PUK Hoek Slachthuislaan-Neherkade (planologisch uitwerkingskader) zijn vastgelegd. Het projectgebied maakt (beperkt) onderdeel uit van het reeds gerealiseerde stedenbouwkundig plan van Rossi voor het Slachthuisterrein en wordt ingesloten door Neherkade, Slachthuislaan, Tak van Poortvliesstraat en Slachthuisstraat. Tevens gaat het door zijn ligging aan een stadsentree een ensemble vormen met de reeds gerealiseerde (hoogbouw)initiatieven aan de overzijde van de Laakhavens.

Het initiatief vormt aanleiding om de overige stadsentrees aan de Neherkade in elkaars perspectief te zien.

5.3 Duurzaamheid

5.3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied.

Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voor elke nieuwe stedelijke ontwikkeling een zorgvuldige afweging gemaakt te worden waardoor de ruimte in stedelijk gebied optimaal wordt benut. Hiervoor dient in het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving te worden gegeven van de behoefte aan deze ontwikkeling. Als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied valt, dient te worden aangetoond, waarom een ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. In het Bro is hiervoor onderstaande regeling opgenomen:

Lid 2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen dient een verantwoording van de locatiekeuze te overleggen. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.

Voor de volgende ontwikkeling moet de behoefte worden aangetoond:

- ontwikkeling toren Slachthuislaan-Neherkade (woningen en commerciële ruimte in de plint)

Betekenis voor het plangebied

Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat er met circa 220 woningen meer dan 11 woningen worden toegevoegd. De Laddertoets moet alleen worden uitgevoerd wanneer de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. Hier moet beoordeeld worden of er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daar is hier sprake van.

Naast de functies wonen, winkels, kantoren en bedrijventerrein, kan een nieuwe stedelijke ontwikkeling gaan over een groot scala van functies met een zekere omvang. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan moet de Ladder worden toegepast. Het gaat hierbij om de toevoeging van bebouwing met meer dan 500 m².

Wonen:

Voor de bepaling van de behoefte aan nieuwe woningen voor de Ladder van duurzame verstedelijking werkt de provincie met twee demografisch gestuurde ramingen voor de 'gewenste woningvoorraadgroei': 1. Woningbehoefteraming (WBR) en 2. Trendraming (TR). De provincie stelt de hoogste uitkomst vast als regionale behoefte aan nieuwe woningen in een bepaalde periode.

De WBR 2019 is voor de Den Haag de hoogste uitkomst voor de periode van 2020-2030. De totale behoefte bedraagt in deze periode 65.860 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0358FSlachtNeh-50VA_0040.png"

ABF Research heeft in mei 2019 in opdracht van het Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een inventarisatie van de plancapaciteit voor woningbouw uitgevoerd. Uitkomst van deze inventarisatie is dat er in de stedelijke regio's, waaronder de regio Den Haag, veel plannen in voorbereiding zijn genomen. De plannen in de zeven regio's tezamen vormen 59% van het totaal aantal plannen in voorbereiding in Nederland voor de periode tot 2030. In principe zijn er plannen genoeg om in de toename van de behoefte te voorzien en ook het woningtekort in belangrijke mate te laten dalen. Gezien de praktijk van vertragingen e.d. is een ruime overmaat in deze regio's juist noodzakelijk.

Naast deze kwantitatieve behoefte is er ook een kwalitatieve behoefte aan de woonmilieus dat wordt toegevoegd in het plangebied. De regio stelt in de Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017-2021 dat er in de regio sprake is van een overaanbod van suburbane woonmilieus en een aanzienlijk tekort aan stedelijke en dorpse milieus.

Volgens de Grote Woontest Haaglanden is er op dit moment een tekort aan het woonmilieu 'woonwijk met vooral eengezinswoningen' binnen Den Haag.

Binnen het plangebied is bebouwing in de vorm van appartementen voorzien. De behoefte aan appartementen ligt lager dan de behoefte aan eengezinswoningen. In de regio is een groeiende behoefte aan appartementen op locaties dicht bij voorzieningen en concentratie plekken van openbaar vervoer. Het woningbouwprogramma dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt draagt bij aan dit woonmilieu.


In het verlengde van het vorenstaande kan worden opgemerkt dat volgens de Grote Woontest Haaglanden sprake is van een tekort aan het woonmilieu 'woonwijk met vooral eengezinswoningen' binnen Den Haag. Binnen het plangebied is bebouwing in de vorm van circa 220 appartementen voorzien. De behoefte aan appartementen ligt lager dan de behoefte aan eengezinswoningen doch ook in de regio is een groeiende behoefte aan appartementen op locaties dicht bij voorzieningen en concentratie plekken van openbaar vervoer. Het programma op deze ontwikkelllocatie draagt bij tot dit woonmilieu.

De planlocatie betreft een centrale en goed bereikbare locatie in de stad: aan de binnenring van Den Haag (Neherkade) en in de nabijheid van OV knooppunt station Hollands Spoor en het voorzieningenniveau van Laakhavens, Laakkwartier, Rijswijk en binnenstad. Laakhaven Centraal is in de Agenda Ruimte voor de Stad aangewezen als gebied met kansen voor stedelijke intensivering omdat het grenst aan het CID en het station Den Haag Holland Spoor. Er wordt in dit gebied ruimte geboden aan de groei van het aantal inwoners in de stad door compacter te bouwen en hogere bebouwing mogelijk te maken. Vooral door de nabijheid van de Haagse Hogeschool biedt dit gebied bij uitstek een kans voor studentenwoningen of starters. De zone langs het water is in de nota Haagse Hoogbouw. Eyeline & Skyline benoemd als locatie voor hoogbouw omdat het brede profiel van de Neherkade - Laakhaven - Verheeskade hier voldoende ruimte voor biedt.

Conclusie

Uit het doorlopen van de treden van de ladder blijkt dat de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade .

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.4.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving die o.a. via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in een nieuw tabblad in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het bestemmingsplanSlachthuislaan - Neherkade behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaand tabel (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.4.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.   De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5 paragraaf 5.3.1.Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.  
In het Omgevingsbeleid zijn beleidskeuzes gemaakt met het oog op de visie op de ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de omgevingskwaliteit. De provincie wil met haar omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.   Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade is in overeenstemming met het provinciale beleid.  
In de Omgevingsverordening is opgenomen dat
uitsluitend nieuwe detailhandel is toegestaan op gronden:
a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van hervestiging.  
Het bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade maakt geen nieuwe detailhandel mogelijk. De planregels borgen evenwel de bestendiging van bestaande, legale detailhandel. Daarnaast wordt lichte horeca mogelijk gemaakt met een maximale oppervlakte van 250 m² in totaal. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid.  
Cultureel erfgoed    
Cultuur historische waarde    
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf Archeologie) en waar nodig van een beschermende regeling voorzien.  
Water    
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (ook wel WBP 5) is het strategisch werkplan van het Hoogheemraadschap van Delfland. het Hoogheemraadschap draagt zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, het beheer van de waterkeringen en het kwantiteitsbeheer van grondwater.   Over deze ontwikkeling heeft vooroverleg met het waterschap plaatsgevonden. De ontwikkeling is in lijn met de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig.  
Veiligheid en Waterkering   In het plangebied bevindt zich een klein deel van de waterkering aan de Neherkade. De beschermingszone van deze waterkering valt eveneens deels samen met onderhavig plangebied. De kernzone is bestemd als Waterstaat - Waterkering, de beschermingszone is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding Waterstaat - beschermingszone.  
Groen    
In Den Haag wordt de natuur als belangrijk onderdeel van onze stad gezien. Een stad met een vitale stadsnatuur is een gezonde stad. In de Nota Stadsnatuur (RIS305824) zijn handvatten opgenomen waarmee er gewerkt wordt aan een gezond stadsecosysteem met meer biodiversiteit.
 
Het bestemmingsplan respecteert het stadsecosysteem. De planontwikkeling voor de woontoren heeft geen negatieve effecten op de stadsnatuur zoals deze volgens de Nota Stadsnatuur beschermd dient te worden.  
Verkeer en parkeren  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen: De bestemming Verkeer-Straat ziet op alle buurtontsluitingswegen in het plangebied. De overige straten onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Verblijfsgebieden zijn als Verkeer-Verblijfsgebied aangegeven.

Voor de Calandkade en Verheeskade worden mogelijkheden voorzien voor de versterking van groen/blauwe structuren. Zij krijgen daarom de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in plaats van Verkeer-Straat.
 
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op de eigen terrein.met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag.
 
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   In het plan wordt ingezet op de stedelijk gewenste verdichting.Het plan behelst hoogbouw met circa -woningen, waarvan 30% in de sociale woningbouw en 23% in het middeldure huursegment. Het woningbouwprogramma voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid.  
Economie  
Bedrijven
 
In het plangebied worden de bestaande bedrijven conserverend opgenomen, met uitzondering van de LPG-activiteiten bij het tankstation. Deze zijn komen te vervallen. Er worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.  
Detailhandel en Dienstverlening
 
In het plangebied wordt detailhandel conserverend opgenomen, dit betreffen de bouwmarkten en kiosk. Daarnaast is productiegebonden detailhandel bij bedrijven toegestaan. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandel mogelijk. Binnen de ontwikkeling zijn er mogelijkheden voor dienstverlening in de plint opgenomen in het bestemmingsplan.  
Horeca
 
In het plangebied wordt bij de ontwikkeling de vestiging van een lichte horeca-bedrijf tot maximaal 250 m² (inclusief eventuele dienstverlening) in de plint (begane grond + eerste verdieping) toegestaan.  
Kantoren
 
In het plangebied zijn de bestaande kantoren conserverend opgenomen.  
Sport en recreatie  
Sport   De bestaande sportvoorzieningen zijn conserverend opgenomen in het bestemmingsplan. De sportvoorzieningen in het plangebied zijn met
behulp van een aanduiding op de verbeelding
toegestaan binnen Gemengd-3.  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf 1 tot en met Artikel 23 Waterstaat - Waterkering) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (Artikel 24 Anti-dubbeltelregel tot en met Artikel 28 Overige regels) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in Artikel 30 de slotregel in Artikel 31.
5.5.1 Inleidende regels

In Artikel 1 Begrippen worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.5.2 Bestemmingsregels

Artikel Bedrijf 1

Binnen deze bestemming zijn de tankstations aan het Calandplein en het tankstation aan de Neherkade 2980 toegestaan.

Artikel Bedrijf 2

Deze bestemming is toegekend aan het garagebedrijf aan de Slachthuislaan en het nutsbedrijf, de waterzuiveringsinstallatie aan de Neherkade.

Artikel Gemengd 1

In het plangebied komen binnen deze bestemming vooral kleinschalige, verspreide bedrijvigheid in woongebied voor. In gebouwen met de bestemming GD- 1 is in de eerste plaats (op de verdiepingen) wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een bedrijf of een beroep aan huis. In de tweede plaats mogen op de begane grond bedrijven en dienstverlening worden gevestigd. Vaak is de bedrijfsruimte in gebruik als garagebedrijf. De bedrijfsruimte is bouwkundig afgescheiden van de woningen ontworpen en gebouwd. Hierom zijn eer bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorie A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.

Artikel Gemengd 2

In het plangebied is binnen de bestemming GD-2 een ontwikkeling opgenomen die middels een verleende Wabo procedure (afwijking bestemmingsplan), 288 appartementen met een garage en 3 bedrijfsruimten mogelijk heeft gemaakt. In de plint is de mogelijkheid opgenomen van commerciële ruimte in de vorm dienstverlening en horeca in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende ' Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën 1 van de regels.

De commerciele ruimtes zijn alleen aan de kade toegestaan. Die moeten bijdragen aan de toekomstige kwaliteit van de kade. Functiemenging moet bijdragen aan de levendigheid van het gebied. Dienstverlenende bedrijven en maximaal twee vestigingen lichte horeca van 150 m² behoren tot de mogelijkheden.

Artikel Gemengd 3

Ook binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan, echter wordt hier de Staat van bedrijven bij functiemenging aangehouden, omdat deze bedrijven dicht op bestaande woningen of woningbouwlocaties zijn gelegen. De Staat van bedrijven bij functiemenging is opgenomen in bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging van de regels. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën A, B toegestaan. Kantoren zijn aangeduid op de verbeelding en zijn toegestaan aan de Verheeskade. Aan de Verheeskade betreffen dit bestaande kantoren. Kantoren zijn uitsluitend op de verdiepingen toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is een bouwmarkt toegestaan. In het plangebied bevinden zich de Gamma en de Praxis. Daarnaast bevindt zich nog de Jysk.

Sportvoorzieningen zijn op de verbeelding met een aanduiding opgenomen en alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan.

Het bedrijfsverzamelgebouw aan de Lulofsstraat 55 is met een aanduiding 'gemengd' op de verbeelding aangeduid. Hier zijn naast de al eerder toegestane functies ook ambachtelijke bedrijvigheid, ondernemingen in de creatieve industrie, muziekoefenruimtes, kantoren en dienstverlening toegestaan. De oppervlakte per vestiging mag maximaal 300 m² bedragen, om ervoor te zorgen dat de bedrijfjes een kleinschalig karakter houden.

Artikel Gemengd 4

Binnen deze bestemming zijn, net als in de bestemming Gemengd - 1 bedrijven in de categorieën A, B van de Staat van bedrijven bij functiemenging toegestaan. Het grootste deel van deze bestemming bestaat echter uit woningen, die vanaf een hoogte van 9 meter zijn toegestaan. In de gebouwen aan de zuidwestzijde van het Calandplein zijn woningen toegestaan vanaf een hoogte van 6 meter, uitsluitend vanaf de 2e verdieping (derde bouwlaag). Binnen deze bestemming zijn daarnaast nog een gezondheidscentrum met apotheek, praktijkruimte, dienstverlening, showroom en kantoren toegestaan, overeenkomstig de rechten opgenomen in het vigerend bestemmingsplan. Op de begane grond van de de tweede fase van het Calandblok is aan de zuidoostzijde een horecagelegenheid in de categorie licht toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.

Artikel Gemengd 5

Binnen de bestemming Gemengd- 5 is op de verdiepingen uitsluitend wonen toegestaan. Op de begane grond en eerste verdieping is dienstverlening en alleen horeca toegestaan in de categorie "lichte horeca" (categorie 1, open tot 23 uur) van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels en een totaal oppervlak van maximaal 250 m². Daarnaast is het mogelijk in de plint parkeerplaatsen en ondersteunende voorzieningen te realiseren behorend tot de infrastructuur en milieuvoorzieningen van de woontoren.

Artikel Groen

In dit bestemmingsplan is de bestemming “Groen” relatief gedetailleerd aangegeven. In ieder geval zijn alle waardevolle plantsoenen, die onderdeel uitmaken van de groene hoofdopzet van de wijk, in deze bestemming opgenomen. Kleine snippers, zoals grasbermen, die geen deel uitmaken van een groenstructuur op buurtniveau, zijn niet in deze bestemming opgenomen, maar zijn opgenomen binnen de verkeersbestemmingen. Ook zijn speelvoorzieningen toegestaan.

Artikel Kantoor

Deze bestemming maakt kantoren mogelijk. Tevens is met een functieaanduiding (m) op de verbeelding en in de regels uitsluitend jeugdzorg mogelijk. Daarnaast is een aanduiding opgenomen voor lichte horeca.

Artikel Maatschappelijk

Deze bestemming is breed opgezet zodat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zich kunnen vestigen in de gebouwen die hiervoor zijn bestemd: buurt- en wijkcentra en andere welzijnsvoorzieningen, overheidsvoorzieningen als een stadsdeelkantoor en een politiebureau, scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang.

Artikel Tuin

De gronden die als Tuin zijn bestemd, liggen veelal aan de voorzijde van de woningen en (bij de hoekwoningen) aan de zijkant. Dit erf grenst aan de openbare weg. Gelet op de waardevolle stedenbouwkundige structuren, gemeentelijk beschermd stadsgezicht, dan wel de bestaande bebouwingsdichtheid mogen hier geen aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.

Artikel Verkeer - Hoofdverkeersweg

In deze bestemming vallen de binnen het plangebied aanwezige gebiedsontsluitingswegen voor autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. De bestemming voorziet ook in parkeer- en groenvoorzieningen.

Artikel Verkeer - Straat

Woonstraten zijn bestemd als “Verkeer - Straat”. Het onderscheid is afgestemd op de categorisering volgens ‘Duurzaam Veilig’ (waarin wordt uitgegaan van een maximum snelheid van vijftig kilometer per uur op de hoofdontsluitingswegen en dertig kilometer per uur op de woonstraten en buurtontsluitingen). Ook zijn binnen de bestemming kunstwerken alsmede voorzieningen voor parkeren en groen opgenomen.

Artikel Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan alle langzaam verkeersverbindingen en pleinen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voet- en fietspaden, pleinen, toeganggebouwen ten behoeve van ondergronds gelegen parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen

Artikel Verkeer - Verblijfsstraat

De bestemming omvat de verblijfsstraten binnen het plangebied. Daarnaast zijn voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen toegestaan. Tevens zijn terrassen mogelijk daar, waar aangrenzend de bestemming horeca is toegelaten.

Artikel Water

Het Laakkanaal en de vijver aan het Leeghwaterplein zijn bestemd als Water. Deze gronden zijn bestemd voor ligplaatsen t.b.v. pleziervaart langs de Verheeskade, waterhuishouding, scheepvaartverkeer, oever, (aanleg)steiger en vaarweg. Alleen waar functieaanduidingen zijn opgenomen op het water zijn woon-en bedrijfsboten toegestaan. Langs de Neherkade zijn twee functieaanduidingen 'Woonschepenligplaats' opgenomen. Langs de Verheeskade zijn twee ligplaatsen voor bedrijfsboten mogelijk gemaakt. Deze hebben de functieaanduiding 'Ligplaats'.

Artikel Wonen

De besteming Wonen (W) ziet op zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen. Een hoofdgebouw is uitsluitend binnen dat bouwvlak toegestaan. Buiten dat bouwvlak zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan met uitzondering van het deel van het erf dat voor Tuin is bestemd. Het gaat om tuinen die sterk bepalend zijn voor de stedenbouwkundige karakteristiek van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier en die daarom niet mogen worden bebouwd en zoveel mogelijk groen moeten blijven, alhoewel dit niet rechtens afdwingbaar is. Enkele binnenterreinen van appartementengebouwen zijn als onbebouwbaar erf aangewezen door middel van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'; er mogen hier niet alleen geen bijgebouwen worden gebouwd maar ook geen aanbouwen. Vanwege de leefbaarheid voor de omwonenden is het gewenst een binnenterrein zo open mogelijk te houden. Ook is een aantal erven bij meergezinswoningen bestemd als Verkeer- Verblijfsgebied. Deze bestemming benadrukt het semi- openbaar karakter van deze gebieden. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt en gericht op het behoud van de openheid van deze gebieden.

Artikel Leiding - Riool

De dubbelbestemming Leiding- Riool heeft betrekking op de strook van 5 meter aan weerszijden van de rioolwaterpersleiding in beheer bij het Hoogheemraadschap van Delfland. De leiding loopt vanaf de kruising Neherkade/Slachthuislaan onder de Stieltjeslaan opnieuw richting de Neherkade.

Artikel Leiding - Water

In wordt de aanwezige drinkwatertransportleiding nader beschermd. Ander gebruik en andere bebouwing binnen de zones zijn slechts mogelijk als de belangen van de dubbelbestemmingen zich er niet tegen verzetten en als vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende beheerder.

Artikel Waarde - Archeologie

Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid. Gronden die tegelijkertijd zijn aangewezen voor bijvoorbeeld Wonen en Waarde- Archeologie zijn bestemd voor wonen en het behoud van archeologische waarden.

Artikel Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan gronden die door het Hoogheemraadschap van Delfland voor waterkering zijn aangewezen. het belang van de waterkering gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zin toegekend: Verkeer- Hoofdverkeersweg en Verkeer- Straat. Ander gebruik en andere bebouwing binnen de zone, anders dan ten behoeve van de waterkering, zijn slechts mogelijk als de belangen van de waterkering zich er niet tegen verzetten en als vooraf schriftelijke advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland of als zij hiervoor een keurvergunning hebben verleend.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 29.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels:

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Daar waar in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 29. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Tenslotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil,buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 31 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Slachthuislaan - Neherkade'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan maakt de ontwikkeling van Slachthuislaan-Neherkade mogelijk. De ontwikkeling is aan te merken als een bouwplan, zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarom is de gemeente op basis van artikel 6.12 Wro verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is middels:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.


Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Doordat kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen. Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling, is een anterieure overeenkomst met de eigenaar van de ontwikkeling afgesloten waarbij ondermeer de post planschade is gedekt.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 7 mei 2020 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 4. Dunea
  • 5. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 6. GGD Haaglanden
  • 7. Politie Eenheid Den Haag
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer N.V.
  • 10. Stedin B.V.
  • 11. TenneT Regio West
  • 12. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 13. Bewonersorganisatie Schipperskwartier
  • 14. Stichting wijkberaad Laakhavens
  • 15. MS Vastgoed

Van de onderstaande instanties zijn reacties ontvangen.

2. Hoogheemraadschap van Delfland

U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's "Waterhuishouding algemeen", "Waterkwantiteit", "Waterkwaliteit", "Waterveiligheid" en "Gezuiverd afvalwater".

Waterkwantiteit

De huidige locatie mag volgens het huidige bestemmingsplan volledig verhard worden. De locatie ligt echter sinds lange tijd braak, in ieder geval sinds 2003.

Vanuit het beheer van de waterhuishouding is het gebied beschouwd als onbebouwd.

De bebouwing, die nu neergezet wordt, heeft een levensduur tot zeker 2085. Delfland past op korte termijn de watersleutel aan, zodat voor alle ontwikkelingen de waterbergingsopgave uitgerekend wordt, gebaseerd op de verwachte neerslag in 2085. Waarschijnlijk is de aangepaste watersleutel van kracht, als het bestemmingsplan ter inzage gelegd wordt. Dit leidt ertoe, dat er een waterbergingsopgave voor dit plan gesteld zal worden. Desgewenst kunnen wij alvast de wateropgave met de verwachte aangepaste watersleutel berekenen.

Tenslotte heeft ook Den Haag het Convenant Klimaatadaptief Bouwen ondertekend. Dat heeft geleid tot de Haagse Eisen en ambities voor Klimaatadaptief Bouwen. Uitgangspunt hierbij is, om bij nieuwe ontwikkelingen 50 mm waterberging op eigen kavel te realiseren en het gebouw zodanig aan te leggen, dat hevige buien van 70 mm per uur niet tot schade leiden.

Voor ontwikkelingen, die hieraan niet kunnen voldoen, geldt een wateropgave ter compensatie van toenemende verharding. Hierbij heeft Delfland voorkeur voor compensatie door het graven van extra oppervlaktewater. Indien compensatie in oppervlaktewater aantoonbaar niet mogelijk is, kan als alternatief voor vasthoudmaatregelen gekozen worden. Vanwege het belang voor de waterhuishouding hanteert Delfland richtlijnen bij de beoordeling van vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding. Deze zijn te vinden op www.hhdelfland.nl/richtlijn-vasthoudmaatregelen.

Wij verzoeken u in de waterparagraaf nader uit te werken, op welke manier de wateropgave wordt ingevuld en aan te tonen, dat aan de richtlijn voor vasthoudmaatregelen voldaan wordt.

Daarbij is het belangrijk, dat de gekozen maatregel goed functioneert, past binnen het gebied en ook op de lange termijn betrouwbaar is. De eigenaar van het perceel is immers zelf volledig verantwoordelijk voor de aanleg, het functioneren en het in stand houden van de voorziening.

Reactie

In de afgelopen periode hebben verschillende overleggen met het Hoogheemraadschap plaatsgevonden. In deze overleggen zijn de waterparagraaf en alle overige onderdelen die betrekking hebben op het thema water (toelichting, verbeelding en regels) in het bestemmingsplan besproken. Onderdelen zijn aangevuld en aangepast. Op 29 augustus 2022 heeft het hoogheemraadschap vervolgens schriftelijk aanvullend advies uitgebracht, t.a.v. de vraag hoe de waterberging ter plaatse geborgd kan worden. Een en ander is het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Waterkwaliteit

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterkwaliteit, indien geen uitlogende materialen toegepast worden. Wij vragen u die voorwaarde voor de bestemmingen, waarin bebouwing opgericht kan worden, op te nemen.

Reactie

De Wet milieubeheer verplicht gemeenten om periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen. De gemeente beschrijft in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) de uitvoering van het beleid voor de afvoer hemelwater en grondwater. Het Integraal Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2025 beschrijft voor het eerst integraal de hoofdtaken van de gemeente voor de vier watercompartimenten: afvalwater, hemelwater, grond- en oppervlaktewater waarbij de onderlinge relaties, beleid en opgaven beschreven zijn. Daarnaast is de integraliteit versterkt door de aansluiting bij en afstemming op de bouwopgave, klimaatadaptieveoplossingen bij opgaven in de openbare ruimte en communicatie (interne en externe risicodialogen).In het plan omschrijft de gemeente verder op welke wijze zij invulling geeft aan haar zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater.

De wet milieubeheer, in artikel 10.29a, heeft als doelstelling dat afvloeiend hemelwater en grondwater lokaal in het milieu wordt teruggebracht. Uitgangspunt hierbij is dat deze waterstromen geen of zodanig geringe verontreinigingen bevatten, dat ze zonder maatregelen direct in het milieu kunnen worden geloosd. De hemelwaterzorgplicht is verankerd in artikel 3.5 van de Waterwet. Gemeenten zijn verplicht de zorg van het hemelwater als onderdeel op te nemen in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP).

Het is niet toegestaan het regenwater te vervuilen. Dat brengt met zich mee dat bij de bouw van de gebouwen geen uitlogende materialen, zoals koper, zink, lood en teerhoudende dakbedekking (PAK’s). gebruikt moeten worden.

Waterveiligheid

Op de verbeelding ontbreekt de beschermingszone van de regionale waterkering ter plekke van de Neherkade, zuidwestelijk van de Slachthuislaan. In onderstaande uitsnede geeft de geel-groene zone de ligging van de 15 meter brede beschermingszone weer met daarboven de oranje-roze zone, die de ligging van het waterstaatswerk weergeeft. Wij verzoeken u de verbeelding hierop aan te passen en de zonering in de toelichting te beschrijven.

Reactie

Het bestemmingsplan is hierop aangepast.

Gezuiverd afvalwater

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van een afvalwaterleiding weer, die namens Delfland door Delfluent Services beheerd wordt. Het betreft een rioolpersleiding met een diameter van ruim 1,25 m, die rioolwater richting de afvalwaterzuivering transporteert. De leiding wordt weergegeven op de verbeelding. Wij verzoeken u deze informatie ook in de toelichting op te nemen.

Reactie

Het bestemmingsplan is hierop aangepast.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar www.hhdelfland.nl/watervergunning-aanvragen.

Reactie

Dit is nu opgenomen in de waterparagraaf van het bestemmingsplan.

4. Dunea
“Naar aanleiding van uw Concept Ontwerp Bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade delen wij u het volgende mee.

Binnen de grenzen van betreffend bestemmingsplan ligt een belangrijke regionale watertransportleiding met grote diameter van ons bedrijf. Deze is nog niet in uw plan opgenomen.

Het betreft een drinkwatertransportleiding van beton met een inwendige diameter van één meter.

Deze leidinginfra is van groot belang voor de distributie van drinkwater.

In de herziening van het bestemmingsplan zien wij de ligging van onze drinkwatertransportleidingen graag geborgd door middel van het bestemmen van de leidingstroken (5 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleidingen), vermelding op de plankaart en vermelding van de door de leidingbeheerder gestelde voorwaarden.

De genoemde strookbreedte is van groot belang. Binnen deze strookbreedte dient bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden te worden met de aanwezige transportleiding.

In de bijlage hebben wij op de tekening de drinkwatertransportleiding in een rode kleur aangegeven.

Een actueel digitaal bestand van onze transportleidingen heb ik d.d. 15-4-2019 naar

geodesk@denhaag.nl (contactpersoon [naam]) gestuurd.

Voor verdere informatie kunt u zich wenden tot ondergetekende.

Wij vertrouwen u met deze reactie voldoende te hebben geïnformeerd.

Een reactie uwerzijds zien wij met belangstelling tegemoet.”

Reactie

Het bestemmingsplan is hierop aangepast.

5. Omgevingsdienst Haaglanden

“Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:


Geluid
Verkeerslawaai:

Het akoestisch onderzoek is niet akkoord bevonden.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het treffen van maatregelen ter verlaging van de geluidbelasting ten gevolge van de Neherkade, de Calandstraat/Calandplein en de Slachthuislaan niet doeltreffend is enstuit op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard.

Voor de Tak van Poortvlietstraat is het in principe mogelijk een 30 km/uur-zone in te stellen. In dat geval is er geen hogere grenswaarde nodig omdat 30 km/uur wegen geen zone kennen volgens de Wet geluidhinder.

Gezien de afstand tussen de planlocatie en het spoor en de tussenliggende afschermende bebouwing is de geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer niet onderzocht.

Kritische aspecten:

In tabel 4 van H7 staat dat de hoogst optredende geluidbelasting (incl. aftrek art. 110g Wgh) ten gevolge van de Neherkade 63 dB bedraagt. Echter volgens figuur 1 uit bijlage 5 en de tabel in bijlage 6 bedraagt de hoogst optredende geluidbelasting 64 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Dit dient aangepast te worden in het rapport.

De woningen waarbij de geluidbelasting hoger is dan de maximaal te ontheffen waarde dienen een dove gevel te hebben tenzij uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat door de gebouwvorm of afscherming binnen het ontwerp de maximaal toelaatbare grenswaarde en de plandrempel niet overschreden worden.

In het ontwerpbestemmingsplan is het punt Slachthuislaan-Neherkade bestemd als 'verkeer hoofdverkeersweg'. Daarin staat het bouwvlak 'onderdoorgang' getekend, maar dit is niet beschreven in de regels bij 'verkeer-hoofdverkeersweg' (art. 14 van de regels).

De toren ligt op de bestemming 'gemengd 5' (art.9). Hierin staat wel de term onderdoorgang, echter de onderdoorgang die wordt bedoeld ligt op de bestemming 'verkeer-hoofdverkeersweg'.

Als de toren tot in de punt mag worden gebouwd boven de driehoek met het bouwvlak 'onderdoorgang' dan dient het akoestisch onderzoek daar ook op aangepast te worden.

Ook lijkt het bestemmingsvlak waarop gebouwd mag worden in z'n geheel dichter op de Neherkade te liggen, gelijk aan de rooilijn van het gebouw ernaast. Dit kan akoestisch relevant zijn. Het rapport dient dit te beschouwen.


Industrielawaai/bedrijven:

In de omgeving van het bouwplan bevinden zich enkele bedrijfsbestemmingen. Aan de westkant is een tankstation gelegen.

Deze inrichting valt, na opheffing van het LPG punt, volgens de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) in milieucategorie 2. De omgeving kan getypeerd worden als gemengd gebied. Dit houdt in, dat voor dit tankstation een richtafstand voor geluid geldt van 10 meter. De woontoren komt op meer dan 50 meter afstand van de bestemming 'bedrijf 1' te liggen waarop het tankstation is gesitueerd. Ten zuidoosten van de inrichtingsgrens van het tankstation is op ca. 18 meter een woongebouw gelegen dat maatgevend is voor de toegestane geluidemissie van het station.

De tankstations ten noordwesten van het bouwplan zijn op meer dan 100 meter afstand gelegen en liggen tevens nabij bestaande woningen die maatgevend zijn.

Aan de zuidoost kant van het bouwplan is op ca.14 meter afstand de bestemming ; bedrijf-2' gelegen. Conform art.4 van het bestemmingsplan mogen hier uitsluitend bedrijfsactiviteiten in de categorieën A, B en C van de aparte Staat van bedrijfsactiviteiten uit bijlage 2 van de regels plaatsvinden en zijn zoneplichtige bedrijven (inrichtingen waar conform de Wgh een geluidzone omheen moet liggen) uitgesloten. De categorieën A,B en C bedrijven zijn per definitie bedrijven die zich vanwege de beperkte mate van hinder lenen voor functiemenging.

Conclusie: het bouwplan levert geen beperkingen op voor de bedrijven in de omgeving.

Externe Veiligheid
Aanleiding voor het bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade is het juridisch uitsluiten van de vestiging van een LPG-tankstation ter plaatse van het perceel Neherkade 2980 teneinde de woontoren op het perceel Slachthuislaan hoek Neherkade mogelijk te maken.

In paragraaf 1.3 (Begrenzing van het plangebied) staat het volgende:

De veiligheidscontour valt binnen de bestemmingsplannen Laakwijk Schipperskwartier, Laakhaven- West, Neherkade en Laakhavens. De vigerende bestemmingen die binnen de invloedssfeer van de veiligheidscontour liggen worden conserverend bestemd, hierdoor verandert er verder niets, los van de ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt.
De veiligheidscontouren reiken aan de noordzijde van het LPG-station niet verder dan het oppervlaktewater. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de veiligheidscontouren en de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - LPG' op de verbeelding van het bestemmingsplan Laakhaven West - Petroleumhaven en het bestemmingsplan Laakhavens. Deze zone heeft betrekking op het invloedsgebied van het LPG-tankstation.

De tekst in paragraaf 1.3 dient dienovereenkomstig te worden aangepast.

In paragraaf 4.3 van de toelichting wordt het aspect externe veiligheid nader uitgewerkt.

De tekst met betrekking tot het routeringsbesluit dient geheel te worden herzien. Bij besluit van 16 mei 2019 is het routeringsbesluit uit 2013 grotendeels herzien. Dit besluit is op 1 oktober 2019 in werking getreden.

Als gevolg van dit besluit is het doorgaand vervoer van LPG en propaan op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg verboden. Alleen de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Prof. B.M. Teldersweg is, via een ontheffing, toegestaan.

Het gedeelte betreffende 'Onderzoek en conclusie' dient eveneens geheel te worden herzien.

Op dit moment is er sprake van een risicovolle inrichting en het transport van gevaarlijke stoffen binnen de begrenzing van het plangebied om deze inrichting te bevoorraden. Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel om de vestiging van een LPG-tankstation planologisch onmogelijk te maken. Daarbij dient strijdigheid met andere wettelijke kaders te worden vermeden.

Om de bouw van de woontoren mogelijk te maken, heeft de ontwikkelaar met de exploitant een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten (uitkopen LPG-tankstation). Bestuursrechtelijk heeft dit geen betekenis. De exploitant van het LPG-tankstation heeft daarom op 27 maart 2020 een verzoek tot intrekking van de omgevingsvergunning (milieu) bij de Omgevingsdienst Haaglanden ingediend. Beëindigíng van de opslag en verkoop van LPG en sanering van de LPG-installaties zullen plaatsvinden zoveel eerder als noodzakelijk om ingebruikname van het voorgenomen bouwplan van MS Vastgoed voor een woontoren op de hoek Slachthuislaan/Neherkade mogelijk te maken doch uiterlijk 31 december 2022.

Voornoemde datum zal in het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning worden opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan dient hierop te zijn aangepast aangezien het bestemmingsplan vóór genoemde datum zal zijn vastgesteld. Dit betekent dat de regels voor gebiedsaanduiding 'Bedrijf 1' hierop aangepast moeten worden (artikel 3.1 van de planregels).

In de toelichting dient nader te worden ingegaan op de verdere betekenis van het opheffen van het LPG-tankstation. Na het onherroepelijk worden van de intrekkingsvergunning en de ontmanteling van de LPG-installaties vervallen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontouren (veiligheidscontouren) en de effectafstanden volgens de Circulaire externe veiligheid LPG-tankstations.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Laakhaven West - Petroleumhaven is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Als gevolg van de hoge bebouwingsdichtheid binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation, is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het opheffen van het LPG-tankstation heeft tot gevolg dat geen sprake meer is van een groepsrisico. Daarmee wordt tevens invulling gegeven aan het provinciaal beleid inzake externe veiligheid om overschrijdingen van de oriëntatiewaarde, als gevolg van risicovolle activiteiten, op termijn op te heffen.

De ontheffing route gevaarlijke stoffen voor het bevoorraden van het LPG-tankstation zal, na ontmanteling van de LPG-installaties, komen te vervallen. Vanaf dat moment vindt er geen bestemmingsvervoer van LPG meer plaats op het traject tussen afslag 4 van de A12 en de Neherkade (ontheffingsroute). Over de Neherkade en de Mercuriusweg zal in het geheel geen vervoer van LPG meer plaatsvinden. Ook hier zal vanaf dat moment geen sprake zijn van een groepsrisico. Over de Maanweg, de Regulusweg, de Binckhorstlaan en de Supernovaweg zal de totale vervoersfrequentie LPG afnemen (in Laak zullen op 31 december 2022 naar verwachting nog twee LPG-tankstations in werking zijn). Daarmee neemt de kans op een calamiteit op deze wegen af.

Samengevat, heeft de opheffing van het LPG-tankstation zeer gunstige gevolgen voor de veiligheid in stadsdeel Laak.

Bodem
Algemeen

Het in het bestemmingplan genoemde bodemonderzoek 'Verkennend bodemonderzoek nabij kruising Slachthuislaan en Neherkade te Den Haag' (opgesteld door ATKB, met kenmerk 20150038/rap01 van 23 april 2015) betreft slechts een deel van de locatie zoals weergegeven in paragraaf 1.3 van het bestemmingsplan. Er is bij de Omgevingsdienst Haaglanden geen bodemonderzoek bekend van het gehele plangebied.

Ten behoeve van de omgevingsvergunning is voor de realisatie van de bouw van een woontoren een bodemonderzoek conform de NEN 5740 noodzakelijk en mogelijk tevens asbestonderzoek conform de NEN 5707.

De huidige teksten zijn niet actueel. Wij stellen voor om de onderstaande geactualiseerde tekst in de bodemparagraaf op te nemen.

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;

b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;

c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem.

Het is niet altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

In de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad).

Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.

Het plangebied is niet voldoende onderzocht. Ten behoeve van de bouw van de woontoren zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal eventueel gesaneerd moeten worden.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B3. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone O1.

Conclusie

De behandelde thema's vormen geen belemmering voor een verdere planvorming.

Tot slot wordt nog opgemerkt dat op de digitale verbeelding de gebiedsaanduiding 'Gemengd - 5' een maximale hoogte van 13 m is opgenomen.

Dit dient in overeenstemming te worden gebracht met de toegestane hoogte van de woontoren.”

Reactie

Vorenstaande vooroverlegreactie heeft aanleiding gegeven tot een herziening dan wel verduidelijking van Het bestemmingsplan. Verbeelding, planregels en toelichting zijn hierop aangepast.

8. Veiligheidsregio Haaglanden
“U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 7 mei 2020 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerpbestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade te Den Haag. De ontwikkeling betreft de realisatie van een woontoren van 70 meter hoog. In de woontoren worden circa 230 woningen gerealiseerd. Daarnaast komt er ongeveer 250 m² ruimte in de plint in de vorm van lichte horeca categorie 1 en dienstverlening. In deze brief treft u het advies aan.


Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met betrekking tot de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van het LPG-tankstation Haan, gevestigd op Neherkade 2980. Uit het concept ontwerpbestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade blijkt echter dat het LPG-tankstation zal worden gesaneerd, waarbij de opslag en verkoop van LPG zal worden beëindigd. Hierdoor wordt deze risicobron weggenomen en ligt het plangebied niet langer in het invloedsgebied van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen toepassing is. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de ontmanteling van het LPG-tankstation van essentieel belang is om de ontwikkeling plaats te laten vinden. Hiervoor dient de vergunning voor de bestaande inrichting te worden ingetrokken en tevens dient de mogelijkheid tot het oprichten van een LPG-tankstation uit het vigerende bestemmingsplan te worden gehaald. Daarnaast is het van belang dat het routeringsbesluit van de gemeente Den Haag wordt aangepast zodat het transport van gevaarlijke stoffen over de Neherkade verboden wordt. De Omgevingsdienst Haaglanden is bij bovenstaande betrokken.


Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid [1] en bestrijdbaarheid [2] van incidenten de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Om deze reden wordt aandacht gevraagd voor het toetsen van de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen voor de inrichting van de openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.

Voor dit bestemmingsplan is de bluswatervoorziening op dit moment voldoende. Dit dient wel geborgd te worden in de toekomst. Omdat de precieze inrichting van het plangebied nog niet bekend is, kan nog niet bepaald worden of de bereikbaarheid voor de hulpdiensten voldoende is.

Het is van belang dat bij de nadere uitwerking van het plangebied contact wordt opgenomen met de heer [naam] [e-mail] [telefoonnummer] om ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid voldoende is. Belangrijke aandachtspunten zijn de hoge verkeersintensiteit van de locatie en het creëren van opstelplaatsen.


Tot slot

Het is belangrijk dat bij de verdere uitwerking van het plangebied ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid.

Als u vragen heeft naar aanleiding van bovenstaande, dan kunt u contact opnemen met mevrouw [naam] [telefoonnummer] [e-mailadres] of de heer [naam] [telefoonnummer] [e-mailadres].”

Reactie

Vorenstaande vooroverlegreactie heeft geen aanleiding gegeven tot een herziening van de planstukken.

9. HTM
“Naar aanleiding van het vooroverleg ex. art 3.1.1 Bro over het ontwerp-bestemmingsplan Slachthuislaan – Neherkade, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.”

Reactie

Vorenstaande vooroverlegreactie heeft geen aanleiding gegeven tot een herziening van de planstukken.

12. N.V. Nederlandse Gasunie
“Bij e-mailbericht van 7 mei 2020 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtstbij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.”

Reactie

Vorenstaande vooroverlegreactie heeft geen aanleiding gegeven tot een herziening van de planstukken.

xx. B3 Bouwadviseurs B.V/ MS Vastgoed
“We hebben het concept ontwerp-bestemmingsplan Slachthuislaan – Neherkade bekeken en hebben enkele opmerkingen/aandachtspunten:

1. Op de kaart in de ruimtelijkeplannen is nu een bouwhoogte van 13 m opgenomen. Het huidige bouwkundige ontwerp voorziet in een bouwhoogte van 70 m voor dakvlak met enkele overschrijdingen voor installaties en dakranden.

2. Daarnaast wordt gekeken naar een pergola opstelling voor PV-panelen. Daarmee komt bouwhoogte op 73 m. Het is ons niet duidelijk of dit is toegestaan in de algemene afwijkingsregels lid 28.1.a.

3. De exacte afmetingen van het bouwvlak zijn voor ons niet te controleren (het online opmeten is niet precies genoeg): op het eerste oog lijkt het bouwvlak te kloppen (op maaiveldniveau, dus excl. uitkragingen).

4. De in het bouwplan opgenomen uitkraging van de toren en uitstekende balkons worden nergens benoemd en vallen buiten de regel van artikel 25. Gaat dat goed?

5. Daarnaast is er volgens mij geen directe verwijzing opgenomen in de bouwregels naar de parkeernorm en fietsenstallingsnorm. Deze worden wel vermeld in de afwijkingen van de in het plan opgenomen bouwregels, maar niet in de bouwregels. Ik denk dat dit een omissie is in het stuk, maar het heeft voor ons geen gevolgen.

Verder zijn er geen op- of aanmerkingen. Graag zien we aanpassingen op punt 1, 4 zodat het huidige bouwplan past binnen het bestemmingsplan. Daarnaast horen we graag of punt 2 mogelijk is binnen het bestemmingsplan voorstel of dat dit wellicht ook meegenomen kan worden in een wijziging op dit concept.

Vooraf aan het definitief maken van de het bestemmingsplan hebben we graag overeenstemming op bovenstaande punten.”

Reactie

Vorenstaande vooroverlegreactie heeft geen aanleiding gegeven tot de volgende verduidelijkingen danwel herziening van de planstukken:

  • aanpassing van de aanduiding voor de maximale toegestane bouwhoogte van 70 m naar 73 m, waardoor de realisatie van constructies voor installaties en dakranden juridisch geborgd is
  • bestendiging van flexibiliteitsbepalingen, die ook in het vigerende bestemmingsplan van toepassing zijn, waardoor uitkragende bouwdelen waar gewenst en in het beeldkwaliteitsdocument nader gedefinieerd op een passende manier geborgd zijn.

7.2 Inspraak - en participatieverordening

In het kader van de procedure voor onderhavig bestemmingsplan hebben de planstukken en het bijbehorende beeldkwaliteitsdocument in ontwerpvorm ter inzage gelegen. Omwonenden en andere belangstellen resp. belanghebbenden zijn daarbij 6 weken lang in staat gesteld zienswijzen m.b.t. de ontwerpdocumenten aan te bieden. Van deze mogelijkheid is door 2 reclamanten gebruik gemaakt. Met de eerste zienswijze is de gemeente door leidingenbeheerder TenneT om een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan verzocht (dit op grond van een ondergrondse hoogspanningsleiding in de Laakzone). Deze zienswijze heeft tot een kleine aanpassing van de plangrens langs de Laakzone geleid, zodat de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook volledig buiten het plangebied van het bestemmingsplan Slachthuislaan-Neherkade liggen.

Met de tweede zienswijze is door een belanghebbende aandacht gevraagd voor planaspecten, die zijn bedrijfsvoering in het aangrenzende vastgoed 'De Lamel' negatief zouden kunnen beïnvloeden; hier met name door de rechtstreeks aangrenzende bebouwing tegen de zijgevel van zijn bedrijfsunit en de herinrichting van de buitenruimte naast zijn bedrijfsperceel. Deze zienswijze had echter geen betrekking op specifieke onderdelen van de juridisch bindende planstukken, zodat de verbeelding en planregels van het bestemmingsplan in het licht van deze zienswijze geen aanpassing behoeven.

Gedurende de terinzagelegging heeft op 13 december 2023 ook een informatie- en participatieavond plaatsgevonden. De ontwerpdocumenten voor het voornemen zijn tijdens deze avond nader toegelicht en belangstellenden is de mogelijkheid geboden tot het stellen van vragen en een reflectie op het voornemen. Daarbij is met name aandacht gevraagd voor:

  • de parkeerdruk en leefbaarheid in de wijk
  • de voorzieningen waarmee de parkeerbehoefte door de woontoren gedekt zal worden
  • bouwkundige en bouwprocestechnische kwesties en
  • (visuele) effecten en aspecten van de woontoren.

Naar aanleiding van de vragen m.b.t de parkeerdruk heeft aan gemeentezijde een herijking en toetsing van de berekende parkeerbehoefte plaatsgevonden. Deze heeft tot het inzicht geleid, dat ter dekking van de parkeerbehoefte een normatieve vraag van 69 parkeerplaatsen verondersteld moet worden in plaats van 55 parkeerplaatsen, die in het ontwerpbestemmingsplan waren genoemd. De betreffende passage in de toelichting (zie paragraaf 3.6) is hierop aangepast. Daarnaast heeft deze herijking tot een herformulering van een voorwaardelijke bepaling in artikel 9.4 geleid, zodat geborgd kan worden, dat de vraag naar parkeerplaatsen op een adequate manier gedekt kan worden.