direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hotel De Nolle, Vierpolders
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Architectenbureau Actually Design heeft voor de locatie aan de Groene Kruisweg ter hoogte van De Nolle, plannen uitgewerkt voor de realisatie van een hotel en appartementen. Deze locatie is in het bestemmingsplan Nieuwland voor de hotelfunctie bestemd, op basis van oudere plannen om hier een hotel te realiseren.

Het bouwplan dat door Actually Design is uitgewerkt, past niet volledig binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan Nieuwland en gezien de appartementen, voldoet het ook niet aan de functie 'hotel' uit het huidige bestemmingsplan. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan nodig om als nieuw juridisch-planologisch kader te dienen voor het nieuwe ontwerp. Tegelijkertijd vormt dit bestemmingsplan de verantwoording dat er ook met de gewijzigde situatie sprake blijft van goede ruimtelijke ordening.

Omdat ook de gronden van de naastgelegen carpoolplaats met de ontwikkeling gemoeid zijn en omdat er een relatie is gelegd met reeds gerealiseerde natuur ten zuiden van De Nolle, zijn die gronden ook onderdeel van dit bestemmingsplan. De relatie tussen deze gronden en de hotelontwikkeling, komt verder in deze toelichting aan de orde.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt langs de zuidzijde van de Groene Kruisweg, ter hoogte van De Nolle. Het terrein waar het nieuwe hotel wordt beoogd, is grotendeels al bestemd voor de ontwikkeling van een hotel. Ook de naastgelegen carpoolplaats wordt bij de ontwikkeling betrokken en is om die reden onderdeel van het plangebied. Tot slot is ook de kreek langs de zuidzijde van De Nolle bij het plangebied betrokken. Deze is in 2008 aangelegd in het kader van het project 'Kreken Kweken' en maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone maar is niet eerder als natuur bestemd.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Groene Kruisweg, bevindt zich het bedrijventerrein Seggelant. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich de sportvelden van voetbalvereniging Brielle. Aan de westzijde, afgeschermd door een groene wal, bevindt zich de woonwijk Nieuwland. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het punt waar De Nolle aansluit op de Groene Kruisweg.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is een tweetal bestemmingsplannen van kracht.

Op de locatie waar het hotel beoogd wordt, geldt het bestemmingsplan Nieuwland, zoals vastgesteld op 11 juni 2013. Het plangebied is grotendeels bestemd voor Horeca-Hotel met daar omheen ook de bestemmingen Groen en Verkeer. Daarnaast geldt ook een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 4.

Binnen de hotelbestemming zijn twee bouwvlakken, waarbij het grootste bouwvlak bedoeld is voor het hotel. Dit bouwvlak kent een oppervlakte van circa 2.200 m2. Daarbinnen geldt een maximum bouwhoogte van 13,5 m, waarmee 4 bouwlagen mogelijk worden gemaakt. Het tweede bouwvlak is bedoeld voor een nutsvoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan Nieuwland

De kreek aan de overzijde van De Nolle die al eerder gerealiseerd is maar niet eerder als zodanig is bestemd en om die reden ook in dit bestemmingsplan is opgenomen, valt deels binnen bestemmingsplan Nieuwland. Daarin geldt ter plaatse de verkeersbestemming. Andere delen vallen binnen de bestemmingsplannen Seggelant (vastgesteld 10 december 2013) en het Omgevingsplan Brielle (vastgesteld 28 januari 2020). In die plannen is het respectievelijk aangewezen als Verkeer en als 'Algemeen grondgebruik'. Hoewel daarbinnen ook groen en water zijn toegestaan, zijn evengoed andere vormen van inrichting toegestaan. Om die reden is onvoldoende vastgelegd dat de kreek is aangelegd en beschermd wordt vanuit natuur oogpunt. Om die reden wordt met dit bestemmingsplan de natuurbestemming voor de kreek opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De verbeelding en regels vormen de kaders ten aanzien van het toegestane gebruik van de gronden en bouwwerken en van de bouwwerken die ter plaatse mogen worden gebouwd. In de voorliggende toelichting wordt in hoofdstuk 6 de inhoud van de regels en verbeelding uitgelegd. De overige hoofdstukken van de toelichting, beschrijven de ontwikkeling (hoofdstuk 2), vormen de onderbouwing vanuit het beleidsperspectief van de overheden (hoofdstuk 3), de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, de aanwezige te beschermen waarden (hoofdstuk 4), beschrijft de sectorale aspecten (hoofdstuk 5) en het draagvlak vanuit het economisch en maatschappelijk perspectief (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan weerszijden van De Nolle, zoals in hoofdstuk 1 al is toegelicht. Het deel waarop het hotel beoogd wordt, ligt ingesloten tussen de Groene Kruisweg en De Nolle en bestaat in de huidige situatie grotendeels uit gras en andere pioniersvegetatie. In het oostelijke deel van dit terrein bevindt zich momenteel nog een carpoolplaats, waarvan de toegangsweg verder door dit deel van het plangebied loopt en vervolgens recht tegenover de entree van het sportpark aansluit op De Nolle. De carpoolplaats zal met de ontwikkeling op deze locatie komen te vervallen.

Binnen dit deel van het plangebied zijn ook watergangen gesitueerd, waarvan één parallel aan de weg en één midden door het plangebied. Deze vangen met name in de wintermaanden water op, terwijl ze in andere delen van het jaar veelal droog staan. Dit deel van het plangebied is zoals beschreven reeds aangewezen voor de ontwikkeling van een hotel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied

Op deze locatie is voorheen ook sprake geweest van een bouwplan voor een hotel, genaamd Hotel Atlas. Deze plannen dateren uit de periode rond 2007 en het vigerende bestemmingsplan Nieuwland voorzag ook in de ruimtelijke mogelijkheden daarvoor. Dat bouwplan kende een nagenoeg vergelijkbare situering en had eveneens betrekking op een langgerekte bouwmassa, parallel aan de rijrichting van de Groene Kruisweg. De bouwhoogte van dat bouwplan betrof destijds 13,5 m. Een gevelaanzicht van dat bouwplan is opgenomen in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0004.png"

Figuur 2.2 Gevelaanzicht voormalig bouwplan hotel Atlas

Het andere deel van het plangebied bevindt zich ten zuiden en oosten van De Nolle en bestaat uit een watergang met daarlangs natuurlijke oevers en natuurwaarden. Deze structuur is in 2008 gerealiseerd in het kader van het project 'Kreken Kweken'. Dit project omvat een samenhangend stelsel van kreken en natuurwaarden dat in samenwerking met de Stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland is uitgevoerd. In dit geval zorgt de kreek voor een verbinding met enerzijds het gebied Vierpolders en anderzijds het gebied Seggelant, ten noorden van de Groene Kruisweg. Vanaf daar zorgen andere kreken voor een verdere verbinding in noordelijke richting naar het Brielse Meer.

Een tekening uit het inrichtings- en beheerplan dat voor deze kreken is opgesteld, is opgenomen als figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0005.png"

Figuur 2.3 Uitsnede beheerplan Geuzenpark - Vierpolders

2.2 Planbeschrijving

Het plan dat door Actually Design is uitgewerkt, betreft een langgerekt gebouw van vijf bouwlagen. De entree tot het terrein blijft op dezelfde locatie als waar zich nu de entree tot de huidige carpoolplaats bevindt.

Gebouw en ontwerp

Het gebouw bevindt zich op een zichtlocatie, direct langs de Groene Kruisweg. Om die reden is het gebouw ontworpen met een alzijdige oriëntatie, dus zonder duidelijke voor- en achterkant. De entree van het hotel bevindt zich weliswaar aan de zuidzijde, maar de andere gevels van het hotel zijn eveneens representatief.

Het gebouw bestaat uit vijf bouwlagen: een begane grond met algemene voorzieningen en daarboven vier bouwlagen met de hotelkamers en de appartementen en studio's. Dit resulteert in een bouwhoogte van 17 m. Het gebouw is daarnaast langgerekt van vorm, wat blijkt uit de verhouding tussen de lengte- en de breedtemaat: deze bedragen respectievelijk 132 m en 22 m.

De langgerekte vorm in combinatie met de bouwhoogte maken dat het gebouw een lijnvormig element vormt langs de belangrijkste toegangsweg naar Brielle: de Groene Kruisweg.

In vergelijking met het vigerende bestemmingsplan staat het nieuwe plan een bouwhoogte van 3,5 m extra toe, wat één extra bouwlaag betreft. Deze extra bouwlaag is nodig gebleken om tot een plan te komen dat financieel uitvoerbaar is, zonder daarbij aan kwaliteit in te leveren op deze zichtlocatie.

De totale bouwhoogte van 17 m komt tot stand door de minimale bouwhoogten die het Bouwbesluit voorschrijft voor de bouwlagen en de tussenvloeren, en door de keuze die is gemaakt om de eerste bouwlaag met de entree en algemene ruimten een grotere hoogte te geven dan de overige bouwlagen met de hotelkamers.

De nieuwe bouwhoogte van 17 m leidt niet tot een andere uitstraling van het gebouw richting haar omgeving. Deze blijft langgerekt van vorm en vormt daarmee de architectonische begeleiding van de entree over de Groene Kruisweg. Het ontwerp is verbijzonderd door een golvende vorm in de gevel, een verspringing tussen de onderste en de bovenste bouwlagen over de zijde van de lange gevel én een overstek op de kop.

Het gebouw wordt landschappelijk zorgvuldig  ingepast in een groene omgeving waarbij ook hoogteverschillen een belangrijke rol spelen. De hoogteverschillen bij de koppen van het gebouw zorgen ervoor dat enerzijds het gebouw een duidelijk landschappelijk kader krijgt waarin het wordt opgesloten en het parkeren en buitenruimte wordt daarmee voor een deel uit het zicht van de Groene Kruisweg gehaald. De groene heuvels zijn als het ware een opmaat naar de hogere groene geluidswal verderop langs de Groene Kruisweg.

Met de architectonische verbijzondering van het gebouw en de hoogteverschillen in het terrein, wordt de benodigde aandacht gegeven aan de inpassing van het plan op deze bijzondere locatie. Bovenstaande beschrijving wordt verder verduidelijkt door de impressies van het bouwplan in figuur 2.4.

Het ontwerp zorgt er bovendien voor dat het ontwerp zich duidelijk onderscheidt van de eveneens grootschalige bebouwing aan de overzijde van de Groene Kruisweg op het bedrijventerrein. Daar is de bebouwing over het algemeen meer functioneel en rechtlijnig van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0007.png"

Figuur 2.4 Impressies bouwplan (vanuit zuidoost en vanuit zuidwest)

Terrein

Wanneer men het terrein betreedt, bevindt het gebouw zich ongeveer middenop met aan de linkerzijde het parkeerterrein voor de hotelgasten en aan de rechterzijde nog een kleinere parkeervoorziening voor bezoekers van het restaurant dat in het hotel gevestigd zal zijn. De indeling van het terrein blijkt ook uit figuur 2.5.

Bij de toegang kan linksaf worden geslagen voor het parkeerterrein en voor de bevoorrading (aan de zijde van de Groene Kruisweg) of rechtsaf voor de huidige carpoolplaats. Voor de entree van het hotelgedeelte is een keerlus gemaakt, zodat mensen hier eenvoudig afgezet of opgehaald kunnen worden.

Het grote en kleinere parkeerterrein en het gebouw worden gezamenlijk ingepakt met een groene terreininrichting. Onderdeel daarvan is de aanplant van nieuwe bomen verspreid over het gehele terrein. Langs de zijde van de Groene Kruisweg wordt met dit groen aangesloten op het bestaande groen langs de Groene Kruisweg.

Verdere elementen die voor een adequate inpassing moeten zorgen zijn de groenwallen die langs het parkeerterrein en tussen het hotel en de kleinere parkeervoorziening worden gerealiseerd. Deze zorgen voor de nodige afscherming. Bij het grotere parkeerterrein gaat dat met name om afscherming van buitenaf, terwijl het bij de kleinere parkeervoorziening gaat om afscherming tussen het terras bij het restaurant en deze parkeerplaatsen.

Tot slot wordt de bestaande watergang die zich aan de hotelzijde van De Nolle bevindt verbreed. Aan de oostzijde en west- en noordzijde wordt deze watergang bovendien verder doorgetrokken richting de Groene Kruisweg. Dit draagt niet alleen bij aan de aankleding van het terrein en het creëren van een ruimtelijk beeld, maar voorziet bovendien in watercompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0008.png"

Figuur 2.5 Hoofdopzet terreininrichting

Programma, hotelconcept en flexwonen

Binnen het gebouw wordt een programma mogelijk gemaakt van maximaal 56 appartementen (en studio's) en een hotel met maximaal 104 hotelkamers.

De appartementen en studio's betreffen wooneenheden gericht op de verhuur. Het betreffen hier gemeubileerde appartementen en studio's die voor een korte periode verhuurd kunnen worden, zogenaamde flexwoningen. De doelgroepen zijn expats en mensen die voor een tijdelijke periode huisvesting zoeken, zoals bij verhuizing of echtscheiding. De appartementen en studio's kunnen zelfstandig worden gebruikt, maar de huurders kunnen ook gebruik maken van de voorzieningen die het hotel biedt. Het feit dat deze woonruimten voor kortere perioden te huren zijn, onderscheidt ze van reguliere woningen waar huurcontracten in beginsel vanaf een jaar aangegaan kunnen worden.

Overigens is in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd dat de woningen alleen gebruikt mogen worden voor een huishouden, wat volgens de definitie gaat om 1 persoon of om meerdere personen die gezamenlijke een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Het huisvesten van meerdere personen die geen huishouden vormen is niet toegestaan.

Daarnaast voorziet het plan in een hotel met maximaal 104 hotelkamers. Binnen de definitie van hotel zijn ook bijbehorende voorzieningen als een bar, restaurant of wellness toegestaan.

Volgens het bouwplan zullen beide delen (de woningen en het hotel) over een eigen entree beschikken. De scheiding tussen beide functies, is ook binnen in het pand doorgevoerd. Dit blijkt onder meer uit twee afzonderlijke lift-/trapportalen en het verschil in indeling van de verdiepingsvloeren, zoals goed naar voren komt in figuur 2.6.

De verdiepingsvloeren van het hotel zijn zo ingericht dat de hotelkamers zich aan weerszijden van een centrale gang op de verdieping bevinden. De kamers zijn zodoende gesitueerd met zicht richting de Groene Kruisweg of uitzicht richting de sportvelden.

Het gedeelte van het gebouw waar de studio's en appartementen bevinden, krijgt op de verdiepingsvloeren een gang waar alle kamers zich aan één zijde bevinden. De gang zelf ligt langs de gevel aan de zijde van de Groene Kruisweg. Daarmee vormt deze gang direct een extra geluidsafscherming tussen de gevel en de appartementen en studio's. Aan de andere zijde van het gebouw, dus richting de sportvelden, beschikken de appartementen en studio's over een eigen balkon.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0009.png"

Figuur 2.6 Indeling verdiepingsvloeren

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Beleidskader

Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor de beoogde ontwikkeling.

Toetsing

De SVIR staat de voorgenomen ontwikkeling van een hotel en woningen ter plaatse van het plangebied niet in de weg.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Beleidskader

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toetsing

Uit de informatie van Kenniscentrum InfoMil en uit jurisprudentie blijkt dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen, of bij ontwikkeling van een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2. Omdat in het vigerende bestemmingsplan Nieuwland op deze locatie al een hotel is toegestaan, wordt het nieuwe plan niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Deze redenatie heeft overigens alleen betrekking op de reguliere hotelfunctie. In de nieuwe planopzet zijn ook woningen in de vorm van appartementen en studio's voorzien. Omdat deze functie eerder in het geheel niet mogelijk was, wordt deze functie met een programma van 56 eenheden (studio's en appartementen) als nieuwe stedelijke ontwikkeling aangemerkt.

Het woningbouwprogramma van dit project staat als zachte plancapaciteit opgenomen in het regionale woningbouwprogramma met een aantal van 54 woningen. Omdat het bij het aanmelden nog om zachte plancapaciteit ging, was op dat moment het exacte aantal woningen en de specifieke doelgroep nog niet bekend.

Bij de uitwerking van het plan is de keuze gemaakt voor een totaal aantal van 56 woningen in de vorm van studio's en appartementen. Deze appartementen en studio's zijn gericht op de verhuur. Op basis van de uitstraling, de situering en de prijsklasse, richt de ontwikkelende partij zich op gebruikers die tijdelijk behoefte hebben aan een verblijfadres en waarvoor een hotelkamer (door bijvoorbeeld de omvang of de afwezigheid van bepaalde voorzieningen) ontoereikend is. Daarbij zijn er zowel in de zakelijke als particuliere markt specifieke doelgroepen aan te wijzen.
Op zakelijk terrein kan gedacht worden aan bedrijven die tijdelijke woonruimte zoeken voor expats die voor een afgebakende tijd in Nederland verblijven. In de particuliere markt kan het om uiteenlopende redenen gaan waarom mensen voor een relatief korte duur over een zelfvoorzienende woning willen beschikken. Te denken valt aan mensen die delen van het jaar in het buitenland wonen en ook een deel van het jaar in Nederland verblijven, mensen die in afwachting zijn van hun nieuwe woning en hun vorige woning al overgedragen hebben of mensen die bijvoorbeeld als gevolg van een scheiding tijdelijk ergens zelfstandig willen verblijven.

Aangezien het gemeentelijk woonbeleid geen specifieke uitspraken doet over dit type woningen, is ter verifiëring van de behoefte tijdens het planvormingsproces advies gevraagd aan Housing Solutions, een huisvestingsorganisatie die in de regio bekend is. Hun adviesrapport is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting en daaruit blijkt dat het woonconcept van de studio's en appartementen voorziet in een bestaande vraag in de regio.

Nu het plan definitief is uitgewerkt, zal het uiteindelijke programma van 56 woningen en de aangewezen doelgroep verwerkt worden in het registratiemodel dat aan het regionale woningbouwprogramma gekoppeld is. De constatering dat het uiteindelijk om 2 woningen meer gaat dan de 54 woningen die reeds vermeld stonden in het woningbouwprogramma, hangt samen met het feit dat het eerder ging om zachte plancapaciteit.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Beleidskader

De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouw- corporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.

De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Daarnaast zijn nieuwe woningen gasloos of energieneutraal of leveren zelfs energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (extreme regenval, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.

Toetsing

Het plangebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Daarnaast is de locatie al bestemd als hotelfunctie. Het plangebied is goed bereikbaar door de ligging aan de provinciale weg N218 en een fietsnetwerk. Tevens halteren bussen aan de noordzijde van het plangebied.

Het gebouw wordt voorzien van duurzame materialen en gasloos verwarmd. Daarnaast is aandacht voor een groene inrichting met voldoende waterberging.

Het plan is daarmee niet in strijd met de provinciale Omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0010.png"

Figuur 3.1 Bestaand stads- en dorpsgebied

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Omgevingsverordening Zuid-Holland (Geconsolideerde versie 2021)

De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Hiermee stelt de provincie Zuid-Holland regels voor bestemmingsplannen die op gemeentelijk niveau worden vastgesteld, om op die manier haar provinciale belangen te borgen.

De relevante artikelen zijn in dit geval artikel 6.9 over ruimtelijke kwaliteit, daarvan in het bijzonder lid 6.9 e over de bescherming van Natuurnetwerk Nederland en daarnaast artikel 6.10 over nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Artikel 6.9 en Artikel 6.9e

Artikel 6.9 hanteert als uitgangspunt dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval gaat het in essentie om de ontwikkeling van een hotelcomplex op een locatie waar reeds een hotel mogelijk was gemaakt in het vigerende bestemmingsplan. Daarvan is in paragraaf 2.2 reeds beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de inpassing in de omgeving. Daarmee acht de gemeente dat met dit plan de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Daarnaast is de bestaande kreek langs De Nolle als zodanig bestemd, wat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling betreft en dus ook geen verdere motivering behoeft. Tot zover voldoet het plan aan de uitgangspunten ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit die de Omgevingsverordening daarover stelt.

Een belangrijk aandachtspunt is dat er over het terrein een aanduiding loopt waarmee ter plaatse de aanwijzing als Natuurnetwerk Nederland is geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0011.png"

Figuur 3.2 Aanwijzing Natuurnetwerk Nederland in provinciale Omgevingsverordening

De aanwijzing van het gebied als NNN, maakt dat bij de toetsing aan de regels met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit, rekening gehouden moet worden met beschermingscategorie 1 waarvoor in artikel 6.9e sub 1 het volgende is opgenomen:

Een bestemmingsplan voor een locatie binnen het Natuurnetwerk Nederland, onderverdeeld in bestaande en nieuwe natuur, waternatuurgebied en ecologische verbinding, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

Het opnemen van een hotelbestemming met bijbehorende bouwmogelijkheden binnen de begrenzing van NNN is in strijd met deze regeling.

De gemeente heeft hierover echter afstemming met de provincie gevoerd, aangezien de ingetekende contour voor de NNN naar het oordeel van de gemeente niet juist is. De motivering voor dat standpunt is dat de gemeente, in samenwerking met de Stadsregio en in overleg met de provincie, reeds een ecologische zone heeft aangelegd ten zuiden van De Nolle door middel van het project 'Kreken Kweken' .

De kreek langs De Nolle maakt onderdeel uit van een grotere verbinding tussen enerzijds Het Spui en anderzijds het Brielse Meer, zoals weergegeven in figuur 3.3. Daarin is het deel langs De Nolle rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0012.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0013.png"  

Figuur 3.3 krekenstructuur 'Kreken Kweken'

De kreek is ter plaatse relatief smal, om welke reden er aan de oostzijde een grotere, natuurlijke stepping stone is opgenomen in het ontwerp, net als verder zuidwaarts. Hierdoor zijn er voldoende mogelijkheden om leefgebied te creëren en vormt de kreek de ecologische verbinding daartussen. De kreek is echter nooit verwerkt op de provinciale kaart en is bovendien ook niet als Natuur bestemd in het bestemmingsplan. Met name het geborgd zijn van het NatuurNetwerk in een bestemmingsplan is een eis van de provincie. Na overleg met de provincie in het kader van dit nieuwe bestemmingsplan, is daarom besloten om de bestaande kreek ten zuiden van De Nolle inclusief de natuurlijke stepping stone, tot aan de onderdoorgang richting bedrijventerrein Seggelant, op te nemen in het plangebied van het hotel en te bestemmen als Natuur.

Hiermee is de verbinding die op de provinciale kaart nog over het perceel van het hotel heen ligt, feitelijk al aanwezig en met dit bestemmingsplan nu ook juridisch-planologisch geborgd.

Dat neemt overigens niet weg dat de verbinding in de Omgevingsverordening nog wel over het perceel getekend staat. En dat de bijbehorende bepalingen uit de verordening geen ontwikkelingen mogelijk maken die daar afbreuk aan doen. In dat licht wordt een beroep gedaan op artikel 6.34 van diezelfde verordening. Dit artikel luidt als volgt:

'Een bestemmingsplan kan voorzien in een bestemming waarbij in relatief beperkte mate wordt afgeweken van de regels in deze afdeling (Afdeling 6.2, die betrekking heeft op bestemmingsplannen en NNN), mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de desbetreffende regels.'

Met de hiervoor beschreven motivering is aangetoond dat de bestaande kreek die met dit bestemmingsplan als Natuur bestemd wordt, juist invulling geeft aan de doelstelling van de verordening. En daarmee ook dat de hotelontwikkeling ter plaatse van de ecologische verbinding zoals die in de verordening staat ingetekend, om die reden geen onevenredige aantasting vormt. Hierover heeft in aanloop naar de vaststelling van dit bestemmingsplan overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en de provincie.

De laatste stap is dat verbinding over het hotelterrein die nog op de provinciale kaart staat ingetekend, daarvan verwijderd wordt. Hierover is de gemeente in overleg met de provincie en zal zij een zienswijze indienen tegen dit specifieke onderdeel van het provinciale omgevingsbeleid dat momenteel ter inzage ligt.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

Dit artikel regelt dat - zoals bedoeld met de ladder van duurzame verstedelijking - bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de behoefte aan getoond dient te worden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2, waaruit blijkt dat in een aantoonbare behoefte wordt voorzien.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Brielle

Op 8 december 2009 is door de gemeenteraad van Brielle de structuurvisie Brielle vastgesteld. In de structuurvisie zijn de ruimtelijke ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid verankerd. Doelstelling van de structuurvisie is het bieden van een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een ruimtelijke structuur die bijdraagt aan:

  • goed kunnen wonen en leven in de gemeente;
  • de cultuurhistorische identiteit van Brielle;
  • een bij het karakter van de gemeente passende economische ontwikkeling.

De inhoud van de structuurvisie wordt vormgegeven aan de hand van 9 ambities.

De gemeente vormt, als onderdeel van de regio Rijnmond, een recreatief uitloopgebied voor de Rotterdamse stadsregio. Het recreatieve aanbod is divers en betreft verblijfsrecreatieve voorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, water- en oeverrecreatie op het Brielse Meer en recreatief medegebruik van het agrarisch gebied (wandelen en fietsen).

De toeristisch-recreatieve sector is een snel groeiende sector in binnen- en buitenland, die regio's en ondernemers dwingt bezig te zijn met productontwikkeling en innovatie. Daarnaast wordt de recreatieve druk op recreatiemogelijkheden vergroot door de toenemende bevolkingsgroei in de Randstad. Door de grote woningbouwopgave in de regio Rotterdam neemt de recreatieve druk op de minder-verstedelijkte gebieden zoals de gemeente Brielle toe.

Toetsing

Figuur 3.4 laat zien dat in de structuurvisie het plangebied is aangewezen als hotellocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0014.png"

Figuur 3.4 Uitsnede structuurvisie Brielle

3.3.2 Gemeentelijk rioleringsbeleid 2017-2021

De gemeente Brielle heeft vanuit de Wet milieubeheer(Wm) de wettelijke zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater. De doelen van deze zorgplichten zijn het beschermen van de volksgezondheid, het handhaven van de kwaliteit van de openbare ruimte en het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling wordt aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Dit zal een gescheiden stelsel zijn. Waar een afkoppeling van hemelwater mogelijk is, gebeurt dit ook.

3.3.3 Welstandsnota 2018

Met de herziening van 2018 wil de gemeente het welstandsbeleid actualiseren, bundelen en waar mogelijk vereenvoudigen. Diverse losse regelingen worden samengevoegd in één welstandsnota. Hiermee moet het welstandstoezicht effectiever en transparanter worden.

De regels zijn niet alleen bedoeld om het oordeel te motiveren, maar eveneens om de burger met bouwplannen vooraf informatie over en inzicht te geven in de wijze waarop de commissie over bouwplannen adviseert. Naast het vastleggen van criteria in het kader van de wet, is de welstandsnota vooral bedoeld om het enthousiasme voor de ruimtelijke kwaliteit te vergroten.

Toetsing

Het plangebied valt binnen 'voorzieningencluster', zie figuur 3.5. Hiervoor gelden specifieke welstandcriteria. Bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning zal hier met het ontwerp in voldoende mate rekening mee gehouden moeten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0015.png"

Figuur 3.5 Overzicht welstandsgebieden

3.4 Conclusie

Gelet op de toetsing in de voorgaande paragrafen, sluit het plan aan bij het ruimtelijk beleidskader.

Hoofdstuk 4 Cultuurhistorie en archeologie

4.1 Cultuurhistorie

In de huidige situatie is het plangebied braakliggend. Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch interessante elementen.

4.2 Archeologie

In figuur 4.1 is een uitsnede te zien van de Archeologische waarden en verwachtingenkaart van de gemeente Brielle. Het plangebied valt binnen de zones waarde - archeologie 3 en 4 en aan de uiterste oostzijde voor een klein deel binnen de zone met een lage verwachting. Binnen zone 3 en 4 zijn bouw- en andere grondroerende werkzaamheden uitgesloten wanneer deze groter zijn dan of dieper reiken dan de maten zoals genoemd in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0016.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Archeologische waarden en verwachtingenkaart en plangebied.

In het verleden is al eens een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de betreffende locatie. Dit onderzoek is opgenomen als bijlagen 2 en 3 en betreft respectievelijk een inventariserend onderzoek en een aanvullend inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek.

Uit deze onderzoeken is gebleken dat gedurende de archeologische inventarisatie in twee boringen houtskool gevonden in de top van organisch pakket A. Deze vondst vormde de aanleiding voor het aanvullend inventariserend en waarderend onderzoek in plangebied.

Uit het proefsleufonderzoek bleek dat de top van het Hollandveen veraard is; hier en daar werd er houtskool in aangetroffen. De top van het Hollandveen levert verder geen archeologische sporen op uit de Midden-/Late Ijzertijd en Romeinse Tijd. In de bovenliggende Afzettingen van Duinkerke I is eveneens een houtskooltje aangetroffen. Het gaat om verspoeld materiaal. De vindplaats kent een lage waardering wat betreft de vondsten uit de top van het Hollandveen en de Afzettingen van Duinkerke I.

In put 1 is een greppel aangetroffen, die door de Afzettingen van Duinkerke I heen tot in de top van het Hollandveen is uitgegraven. Het oorspronkelijke insteekniveau is niet precies vast te stellen als gevolg van de erosie in de Late Middeleeuwen. De vulling van de greppel wordt afgedekt door de Afzettingen van Duinkerke 111. De greppel heeft een noordzuid oriëntatie en maakt deel uit van een omvangrijk, redelijk tot goed geconserveerd en niet door latere ingrepen gemodificeerd verkavelings/perceleringssysteem in het gebied uit de Late Middeleeuwen A. Delen van dit systeem zijn eveneens aangetroffen bij het proefsleuvenonderzoek te Brielle Nieuwland Oost (BOORrapporten 182).

Een dergelijk ongewijzigd, oorspronkelijk verkavelings-/greppelsysteem uit de periode van de eerste grootschalige ontginningen in West-Nederland - Late Middeleeuwen A - is zeldzaam en wordt bijgevolg hoog gewaardeerd.

Gezien de hoge waardering van het laat-middeleeuwse greppelsysteem wordt echter geadviseerd de greppel spoor 1 - en eventuele overige, nog niet getraceerde greppels - te documenteren gedurende de geplande bouwactiviteiten indien de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 1,80 m - NAP en een deel van het perceleringssysteem verloren dreigt te gaan.

Ter bescherming van deze waarden en toepassing van de juiste begeleiding van de grond- en bouwwerkzaamheden, blijft in dit bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming van kracht. Bij de vergunningaanvraag kunnen op grond daarvan de nodige maatregelen als voorwaarde aan de vergunning worden verbonden.

Hoofdstuk 5 Sectorale onderzoeken

5.1 Industrie- en wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Industrie- en bedrijventerreinen

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' of 'grote lawaaimakers' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er in de geluidszone van het industrieterrein geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Regionaal afsprakenkader geluid

De gemeente Brielle heeft samen met andere gemeenten in de regio, Havenbedrijf Rotterdam, provincie Zuid-Holland, Deltalinqs en DCMR het regionaal afsprakenkader geluid ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd over ruimtelijke plannen in de omgeving van de gezoneerde industrieterreinen. Het doel van het Afsprakenkader is een brede afstemming op regionaal niveau in een vroeg stadium van woningbouw- en havenontwikkeling om problemen in vergunningprocedures te voorkomen, elkaar niet te verrassen en geen onnodige kosten te maken.

Wettelijke geluidszone

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidhinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidszone van een weg is in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1: Schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidszone (in meters)  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

De breedte van de geluidszone wordt hierbij gemeten vanaf de binnenzijde van de kant van de weg (aan weerszijden van de weg) en is gelegen vanaf de as van de weg.

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • binnenstedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. Toetsing aan de normen van de Wgh is juridisch niet noodzakelijk.

Dosismaat Lden

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidswaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Onderzoek

Omdat als onderdeel van het plan woningen mogelijk worden gemaakt, die aangemerkt moeten worden als geluidgevoelige objecten, is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de verschillende geluidbronnen waarvan de bijbehorende geluidzone tot over het plangebied reikt. Dit betreft de Groene Kruisweg, De Nolle en de Seggeweg. Daarnaast bevindt de planlocatie zich in de zone van het industrieterrein Maasvlakte Europoort. De rapportage van het uitgevoerde onderzoek is opgenomen als Bijlage 4. Daarbij is getoetst op de grenzen van het bouwvlak dat in dit bestemmingsplan is vastgelegd, aangezien dat de uiterste grenzen zijn tot waar het gebouw gebouwd kan worden. Uit het onderzoek komen de volgende conclusies naar voren:

  • Ten gevolge van het wegverkeer op de Groene Kruisweg bedraagt de hoogste geluidbelasting op het gebouw 65 dB. Hiermee voldoet deze weg niet aan de grenswaarde en tevens niet aan de maximale ontheffingswaarde zoals die geldt voor woningen in stedelijk gebied. De noordoostgevel van het gebouw is niet geschikt voor het toevoegen van een woonbestemming, omdat hier niet wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Aan de zijde waarop deze hoge geluidbelasting plaatsvindt zullen in het huidige plan geen woningen komen. Deze worden gescheiden van de gevel door middel van een gang. In dat geval hoeft deze gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. In de planregels is om die reden ook vastgelegd dat woningen binnen het complex niet aan deze gevel mogen grenzen. Indien bij het gebouwontwerp toch gekozen wordt voor woningen aan deze zijde, dan zullen deze voorzien moeten zijn van een dove gevel.
  • Ten gevolge van het wegverkeer op De Nolle bedraagt de hoogste geluidbelasting op het hotel 55 dB. Hiermee voldoet deze weg niet aan de richtwaarde. Er kan wel worden voldaan aan de maximale ontheffingswaarde zoals die geldt voor woningen in stedelijk gebied. Met toepassing van balkons met een borstwering en plafondabsorptie kan een reductie worden gerealiseerd waarmee de geluidbelasting wordt verlaagd. Hiermee kan een geluidluwe gevel worden gerealiseerd, waarmee kan worden voldaan aan het hogere waarde beleid.
  • Ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein Maasvlakte - Europoort bedraagt de geluidbelasting op het hotel 50 dB(A) op de onderste drie bouwlagen en 51 dB(A) op de vierde en vijfde bouwlaag. Hiermee wordt op de vierde en vijfde bouwlaag niet voldaan aan de richtwaarde. Er kan wel worden voldaan aan de maximale ontheffingswaarde.

Conclusie

Gelet op de resultaten uit het akoestisch onderzoek en de voorwaarden in de planregels dat woningen binnen het complex niet aan de naar de Groene Kruisweg gerichte gevel mogen grenzen ofwel dat deze gevel ter plaatse van woningen als dove gevel moeten zijn vormgegeven, worden parallel aan dit bestemmingsplan hogere grenswaarden vastgesteld (zie bijlage 13). In onderstaande tabel is weergegeven om welke woningaantallen het gaat en welke hogere grenswaarden (per bron) wordt vastgelegd. Op basis van het hogere waardenbeleid, is daarbij in het hogere waardenbesluit ook de eis opgenomen dat de woningen waarvoor gebruik wordt gemaakt van een hogere grenswaarde voorzien dienen te worden van een geluidluwe gevel.

Tabel 5.2 Hogere grenswaarden

Omschrijving   Aantal   Geluidbron   Hogere waarde  
Woningen   4   Groene Kruisweg   59 dB  
Woningen   56   De Nolle   55 dB  
Woningen   2   Maasvlakte - Europoort   51 dB(A)  

5.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.3 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van een hotel en woningen. Gelet op de aard en omvang, is dit plan vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Groene Kruisweg (maatgevende doorgaande wegen nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen in 2020 bedragen; 19,53 µg/m³ voor NO2, 18,05 µg /m³ voor PM10 en 10,38 µg /m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7 dagen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Geconcludeerd kan worden dat daarom ter plaatse van het hele plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.3 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden woningen en een hotel gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie (woningen) en een milieuhinderlijke functie (hotel) opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied en de ligging aan een ontsluitingsweg kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. De richtafstanden voor een rustige woonwijk en gemengd gebied zijn in tabel 5.4 weergegeven.

Tabel 5.4 Richtafstanden in rustige woonwijk en gemengd gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0017.png"

Milieuhinderlijke functie

Een hotel wordt niet gezien als een milieugevoelige bestemming. Echter heeft een hotel wel een eigen milieuzonering tot omliggende milieugevoelige bestemmingen.

Volgens de VNG-brochure vallen hotels en pensions, al dan niet met keuken, conferentie-oorden en congrescentra, in milieucategorie 1 en wordt een milieuzonering van 0 meter aangehouden in een gemengd gebied (zie tabel 5.4). Voor de met dit plan mogelijk gemaakte woningen kan derhalve geconcludeerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bestaande woningen in de omgeving bevinden zich op minimaal 40 meter afstand. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan.

Milieugevoelige functie

In onderstaande tabel zijn omliggende functies aangegeven, de bijbehorende milieucategorie, richtafstand en de afstand tot het plangebied.

Tabel 5.5 Functies en milieuzonering in de directe omgeving

Functie   Milieucategorie   Richtafstand in gemengd gebied   Afstand tot het plangebied  
Veldcomplex (met verlichting)   3.1   30 meter   30 meter  
Bedrijventerrein milieucategorie 3.1   3.1   30 meter   80 meter  
Bedrijventerrein milieucategorie 3.2   3.2   50 meter   100 meter  
Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   3.1   50 (voor gevaar mag er geen stap terug gedaan worden)   180 meter  

Uit tabel 5.5 kan geconcludeerd worden dat aan alle richtafstanden worden voldaan. Er is sprake van een aanvaardbare woon- en leefklimaat en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Conclusie

De aanwezige milieuzonering van omliggende functies staat de planontwikkeling niet in de weg.

5.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Beleidsvisie externe veiligheid

Brielle grenst aan het Rotterdamse havenindustriegebied, waar relatief veel risicovolle bedrijven zijn gevestigd en waar sprake is van transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Ook in de gemeente zelf zijn bedrijven gevestigd die relevant zijn en vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de gemeente Brielle in het invloedsgebied ligt van één of meer risicobronnen. Dit betekent dat bij veel ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente aandacht besteed moet worden aan het onderwerp externe veiligheid.

In de wet- en regelgeving wordt ruimte gelaten voor een afweging van enerzijds de risico's en anderzijds de overige maatschappelijke belangen. In deze belangenafweging zit beleidsvrijheid voor de gemeente. Om deze afweging te kunnen maken legt de gemeente Brielle in de beleidsvisie externe veiligheid voor het aspect externe veiligheid met afspraken de grenzen van het speelveld vast voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied is één risicovolle inrichting aanwezig. Namelijk een tankstation ten noordoosten van het plangebied. Het tankstation ligt op 180 meter afstand en betreft een verkooppunt waar LPG wordt verkocht. Het invloedsgebied van deze risicovolle inrichting ligt op 150 meter en vormt dus geen belemmering voor de planontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0018.png"

Figuur 5.1 Risicovolle inrichtingen gelegen nabij het plangebied

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het plangebied op circa 20 meter bevindt zich de N218 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Verder worden ook de stofcategorieën LF1, LF2, LT1 en LT2 vervoerd op deze weg. Omdat er geen LT3, GT4 of GT5 wordt vervoerd, is het toepassen van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) mogelijk. De N218 kan worden getypeerd als 'weg buiten de bebouwde kom (80 km/uur)'. Het aantal GF3 transporten bedraagt 97. Conform de vuistregels van de HART is er bij transporten onder de 500 voor dit routetype geen sprake van een 10-6-contour. Er is sprake van eenzijdige bebouwing en de afstand van het plangebied tot de weg bedraagt circa 20 meter. Uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 1 blijkt dat de populatiedichtheid maximaal 40 personen per hectare betreft (rustige woonwijk). Uit de tabel in de HART blijkt dat bij deze afstand en bevolkingsdichtheid de grenswaarde voor vervoer van GF3 op 3.570 per jaar ligt. Wanneer er worst-case wordt uitgegaan van stadsbebouwing is er sprake van een bevolkingsdichtheid van 120 personen/ha. Uit de vuistregels uit de HART blijkt dat er bij een bevolkingsdichtheid van 200 personen/ha de grenswaarde voor vervoer van GF3 op 140 per jaar ligt. Het daadwerkelijke aantal vervoer ligt op 97 en is lager dan de drempelwaarde. Wanneer het aantal transporten GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde, wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden.

5.4.1 Beknopte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging in het invloedsgebied van de N218 (Groene Kruisweg) is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet relevant toenemen/de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Daarom wordt volstaan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen zodat hulpdiensten bij een incident adequaat kunnen optreden. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via De Nolle. Via deze weg kan in alle gevallen van de bron af gevlucht worden, tevens is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van een hotel en woningen. De mogelijk aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders of het personeel de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen, deuren en ventilatieopeningen en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen (artikel 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012). Voor het ontvluchten is het tevens wenselijk om minimaal één (nood)uitgang van de weg af te richten. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. Dit kan door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Op de website “www.rijnmondveilig.nl” is er meer informatie te vinden over wat te doen bij een incident. Hierdoor is de BHV-organisatie van het hotel op de hoogte van de mogelijkheid van het optreden van een incident, ook buiten het object, en weet hoe er op dat moment gehandeld moet worden. Doorgaans is schuilen in het gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Omgevingsvisie

Waterschapsbeleid

Waterbeheerprogramma 2016 - 2021

Het huidige waterbeheer programma van het Waterschap Hollandse Delta is vanaf 2016 ingegaan. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren.

De strategie en het beleid van het Waterschap Hollandse Delta is gericht op:

  • het bieden van veiligheid tegen wateroverlast
  • veilige (vaar)wegen
  • voldoende en schoon oppervlaktewater

Daarnaast werkt het waterschap ook actief aan de ruimtelijke inbedding van "water", met oog voor ecologie en het landschap en dat water mee bepalend wordt voor de gewenste ruimtelijk economische ontwikkelingen.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem in de omgeving van het plangebied uit zavel met homogeen profiel. Hier is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 meter beneden het maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 meter beneden maaiveld ligt.

Waterkwantiteit en -kwaliteit

Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Zoals uit figuur 5.2 blijkt, loopt er een watergang dwars over het perceel (T39368) en loopt er een watergang langs de zuidzijde van het perceel (T39367). Beide watergangen vallen in de categorie 'overig water' en hebben een beschermingszone van 1 meter aan beide zijden van de watergang. Binnen deze beschermingszone zijn werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. De watergang die dwars door het plangebied loopt wordt onderhouden door Waterschap Hollandse Delta. De watergang die parallel loopt aan het plangebied valt onder het beheer van de gemeente Brielle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0019.png"

Figuur 5.2 Uitsnede legger oppervlaktewater

Veiligheid en waterkeringen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen gelegen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het plan bevat de realisatie van een hotel en bijbehorende voorzieningen zoals een parkeerplaats. Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m², dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

De bestaand watergang over het terrein wordt gedempt en de watergang langs de zuidzijde komt in aangepaste vorm terug in de nieuwe terreininrichting. De totale omvang hiervan van 600 m2 dient minimaal terug te komen binnen het plangebied.

Uit het 'voorlopig ontwerp landschap' 15-05-2020 door Current Architecture + Urbanisim is bekend hoeveel vierkante meter verharding toegevoegd wordt. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 15.370 m2. Binnen het plangebied wordt circa 6.600 m2 aan verharding toegevoegd. Omdat meer dan 500 m2 aan verharding wordt toegevoegd, dient 10% daarvan (660 m2) terug te komen in oppervlaktewater.

Het totaal terug te keren vierkante meter aan oppervlaktewater bedraagt 1.260 m2 (600 o.b.v. de oppervlakte bestaand water + 660 i.v.m. 10% compensatie).

Met het plan wordt circa 1.600 m2 aan nieuw oppervlaktewater toegevoegd en circa 5.700 m2 als groene inrichting. Hiermee wordt voldoende watercompensatie toegepast.

Overigens is bovenstaande berekening van het moment dat het bestemmingsplan nog uitsluitend zag op het terrein van het hotel. Het plan is nadien nog op onderdelen aangepast. Om te beginnen is de kreek aan de overzijde van de Nolle als natuur bij het plangebied van dit bestemmingsplan betrokken. Hier vinden echter geen ingrepen plaats. De kreek is al aanwezig en wordt dit met bestemmingsplan nu planologisch vastgelegd.

Daarnaast is de carpoolplaats van de provincie aangekocht en bij de terreininrichting van het hotel betrokken. Hier komt een parkeerterrein voor bezoekers van het restaurant dat in het hotel gevestigd is. Op de laatste inrichtingstekeningen is dit parkeerterrein van vergelijkbare omvang als de huidige carpoolplaats. Tot slot is de groen- en waterstructuur langs de buitenrand van het hotelterrein verder uitgebreid.

Met deze wijzigingen is geen sprake van ingrepen die om extra watercompensatie vragen ten opzichte van de eerdere berekening daarvan. Er wordt juist nog meer water toegevoegd. Dit maakt dat de conclusie van de eerdere berekening, namelijk dat er sprake is van voldoende watercompensatie, in stand blijft.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • 1. hemelwater vasthouden voor benutting;
  • 2. (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • 3. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • 4. afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor het dempen en de aanleg van de nieuwe watergangen dient een watervergunning aangevraagd te worden.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.6 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Op de locatie heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 5.

Uit het onderzoek blijkt dat de conform de NEN 5740+A1 gehanteerde onderzoeksstrategie voor uitvoering van een onderzoek volgens de strategie “onverdacht” op basis van de slechts zeer lichte verontreinigingen juist en toereikend is geacht. Nader onderzoek naar de (zeer) lichte verontreinigingen in grond- en grondwater is niet noodzakelijk. Gelet op de resultaten van het onderzoek zijn er ten aanzien van de bodemkwaliteit van het onderzoeksterrein geen belemmeringen voor realisatie van de voorgenomen bouwplannen en ten aanzien van de voorgenomen grondtransactie.

Het onderzoeksrapport is nadien ook door de DCMR beoordeeld, die met de conclusies heeft ingestemd. Deze instemmingsbrief is opgenomen als bijlage 6.

Overigens is het plangebied nadien uitgebreid met de carpoolplaats die betrokken wordt bij het hotelterrein en de kreek aan de overzijde van De Nolle. De carpoolplaats was in het bodemonderzoek reeds onderzocht. Aan de kreek worden geen ingrepen gedaan, waardoor hier geen bodemonderzoek voor nodig is. Deze wordt uitsluitend om juridische redenen nu van de bestemming Natuur voorzien. De aanpassing van het plangebied, geeft daarom geen aanleiding tot nieuw of aanvullend bodemonderzoek. Volstaan wordt met de conclusies uit het onderzoek als in deze paragraaf beschreven.

5.7 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming - Natura 2000

Het plangebied ligt niet in of in directe nabijheid van Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebied Voornes Duin is het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied en ligt op een afstand van circa 6 kilometer. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten.

Om stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden door emissies van de gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling uit te sluiten, is een stikstofdepositieberekening gemaakt met de meest recente versie van het Aerius-model (versie 2021.0.5). Deze berekeningen en de bijbehorende notitie zijn opgenomen in respectievelijk Bijlage 9 en Bijlage 10.

In de notitie wordt geconcludeerd dat voor de gebruiksfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden wordt berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Voor de aanlegfase geldt sinds de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering op 1 juli 2021 een vrijstelling voor de bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie. Onder de vrijstelling valt onder andere het bouwen en slopen van een bouwwerk en de vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden. Dit zijn ook de bronnen waar emissies te verwachten te zijn in de realisatiefase van de beoogde ontwikkeling. Omdat voor deze werkzaamheden een vrijstelling geldt, is een berekening voor de realisatiefase niet nodig.

Gebiedsbescherming - Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Door de provincie Zuid-Holland is in haar Omgevingsverordening de begrenzing van Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Daaruit blijkt dat er over het perceel waarop het hotel beoogd wordt, een (beoogde) ecologische verbinding als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland is ingetekend, zoals blijkt uit figuur 5.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.HoteldeNolle-0130_0020.png"

Figuur 5.3 Ecologische verbindingszone Natuurnetwerk Nederland.

Dit onderwerp is reeds behandeld in paragraaf 3.2.2 van dit bestemmingsplan, waarin het plan wordt getoetst aan het provinciaal beleid. Daarin komt ook de provinciale Omgevingsverordening aan de orde, waarin de provincie regels heeft vastgelegd met betrekking tot de bescherming van (beoogde delen van) het Natuurnetwerk Nederland.

Kort gesteld is in die paragraaf beschreven dat de gemeente, in samenwerking met de stadsregio en in overleg met de provincie, reeds in 2008 in een ecologische verbinding heeft voorzien met de kreek die destijds is aangelegd langs de zuidzijde van De Nolle. Deze kreek zorgt voor een verbinding met het water aan de noordzijde van de Groene Kruisweg op bedrijventerrein Seggelant en geeft daarmee invulling aan de verbinding die volgens de provinciale kaart nog gerealiseerd dient te worden.

De realisatie van het hotel vormt daarom geen belemmering van de beoogde verbinding nu deze al fysiek aanwezig is.

Soortenbescherming

Met de beoogde ontwikkeling zijn werkzaamheden voorzien die een mogelijk effect hebben op beschermde dier- en plantensoorten. Om de mogelijke effecten te onderzoeken, is een quickscan ecologie uitgevoerd binnen het plangebied (bijlage 7). Op 14 mei 2020 heeft een locatiebezoek plaatsgevonden.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om het plangebied bouwrijp te maken buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.

Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de Provincie Zuid-Holland.

Het voorkomen van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen, beschermde planten, vissen, reptielen en beschermde ongewervelden kan worden uitgesloten.

Om de rugstreeppad zich niet te laten vestigen in het plangebied gedurende de aanlegfase, is het van belang om het ontstaan van waterplassen op het land te voorkomen.

Verder kan op grond van de quick scan de aanwezigheid van vleermuizen (foerageergebied en vliegroutes) niet worden uitgesloten. Om die reden is nader vleermuizenonderzoek uitgevoerd, wat is opgenomen in bijlage 8. Het betreft een gericht veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen

(foerageergebied en vliegroutes). Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat in en direct rond het plangebied laatvlieger en gewone dwergvleermuis foerageren en vliegen. Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld. De soorten komen in (zeer) lage dichtheid voor; het gebied is derhalve geen essentieel foerageergebied.

Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen de vleermuizen er blijven foerageren en vliegen. In de omgeving zijn ook voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. De gewone dwergvleermuis is ook beperkt verstoringsgevoelig.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten: de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Dit artikel is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten. Voor- en gedurende de uitvoering dient hierbij rekening gehouden te worden.

Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.8 Verkeer en parkeren

Verkeersafwikkeling

Het plan voorziet in de realisatie van een hotel met maximaal 104 kamers en 56 woningen. Binnen het hotel worden ook bijbehorende faciliteiten toegestaan, zoals een restaurant.

Van dit programma is berekend wat de extra verkeersgeneratie is. Daarbij is er vanuit gegaan dat er ook sprake is van een restaurantfunctie met (deels) externe bezoekers. De aanname is gedaan dat 35% van de bezoekers van het restaurant extern is. Op basis van deze uitgangspunten komt de totale verkeersgeneratie uit op 598 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag, zoals berekend in tabel 5.6

Tabel 5.6 Berekening verkeersgeneratie

functie   eenheid   aantal   verkeers-
generatie
(midden
bandbreedte)  
weekdag   omreken-
factor  
werkdag  
hotel 3 sterren   per kamer   104   1,495   155,48   1   155,48  
appartement   aantal   46   4,1   188,6   1,11   209,35  
studio   aantal   10   2,1   21   1,11   23,31  
restaurant   per 100m2 bvo   233,1 *   90   209,79   1   209,79  
TOTAAL         574,87     597,93  

* obv turnover van 3 en 35% externe gasten.

De ontsluiting van de ontwikkeling vindt plaats op De Nolle. In de spits gaat het om circa 60 voertuigen (vuistregel: spits is 10% van de etmaalwaarde) die van en naar de ontwikkeling rijden. Gezien de vorm en de functie van de weg (gebiedsontsluitingsweg) zou deze de toevoeging van de ontwikkeling op een acceptabele manier kunnen verwerken. De verderop gelegen rotonde met de Nolle en de N218 betreft een meerstrooksrotonde. Deze kan een intensiteit van ten minste 25.000 mvt/etmaal goed verwerken. Op basis van expert judgement kan daarom worden gesteld dat de toevoeging van extra verkeer van de ontwikkeling marginaal is ten opzichte van de totale capaciteit die deze rotonde heeft en de verkeersafwikkeling van de rotonde dan ook geen problemen oplevert.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte geldt het parkeernormenbeleid zoals beschreven in het vastgestelde Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan van de gemeente Brielle (GVVP, 2020- 2022). Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt in dit plan verwezen naar de parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW heeft met publicatie 381 de meest actuele parkeerkencijfers opgenomen voor verschillende functies. De hoogte van de parkeernorm wordt daarin bepaald door de ligging en de stedelijkheidsgraad van de ontwikkellocatie. Verder wordt een bandbreedte gegeven in de parkeerkencijfers. De betreffende ontwikkeling is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Vierpolders (gemeente Brielle). Brielle kent een stedelijkheidsgraad van 4. Dat komt overeen met “weinig stedelijk” conform de indeling van het CROW (publicatie 381). Verder kent Brielle een gemiddeld autobezit van 1,2. Het landelijk gemiddelde is 1,1. Het autobezit kan dus als gemiddeld gezien worden, waardoor voor het toepassen van de parkeerkencijfers het midden van de bandbreedte aangehouden kan worden. Het gemeentelijk parkeernormenbeleid omvat geen gebiedsindeling. De locatie is echter gelegen direct binnen de bebouwde kom. Voor het toepassen van de parkeerkencijfers wordt daarom uitgegaan dat sprake is van gebied “rest bebouwde kom”.

Voor de bepaling van de parkeerbehoefte is, naast het aantal kamers en de bovengenoemde uitgangspunten voor het restaurant, ook het kwaliteitsniveau van het hotel van belang. Uitgegaan is van een 3-sterren hotel. De bijbehorende parkeernormen, waar ook het parkeren voor personeel in opgenomen is, en de berekende parkeerbehoefte is opgenomen in tabel 5.7.

Tabel 5.7 Berekening normatieve parkeerbehoefte

Functie   Aantal   Parkeernorm   Normatieve parkeerbehoefte  
Hotel 3 sterren   104 kamers   0,52 per kamer   54,08 ppl  
Appartement   46 appartementen   1,1 per appartement   50,6 ppl  
- bezoek aandeel 0,3   46 appartementen   0,3 per appartement   13,8 ppl  
Studio   10 studio's   0,9 per studio   9 ppl  
- bezoek aandeel 0,3   10 studio's   0,3 per studio   3 ppl  
Restaurant (35% extern)   233,1 m² (bvo)   15 per 100 m² (bvo)   34,965 ppl  
Totaal   165,45 ppl  

De normatieve parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bedraagt 166 parkeerplaatsen. Wegens de aanwezigheid van meerdere functies binnen de beoogde ontwikkeling kan dubbelgebruik worden toegepast om de parkeerbehoefte gedurende de maatgevende periode te bepalen. Op basis van de aanwezigheidspercentages per functie afkomstig uit CROW publicatie 381 is de maatgevende periode gedefinieerd als de zaterdagavond. In tabel 5.8 is de parkeerbehoefte van het plangebied gedurende de maatgevende periode weergegeven.

Functie   Normatieve parkeerbehoefte   Aanwezigheids-
percentages  
Parkeerbehoefte maatgevende periode  
Hotel 3 sterren   54,08 ppl   80%   43,264 ppl  
Bewoners appartementen   50,6 ppl   80%   40,48 ppl  
Bezoekers appartementen   13,8 ppl   80%   11,04 ppl  
Bewoners studio's   9 ppl   80%   7,2 ppl  
Bezoekers studio's   3 ppl   80%   2,4 ppl  
Restaurant   34,965 ppl   100%   34,965 ppl  
Totaal   165,45 ppl     139,35 ppl  

Gedurende de maatgevende periode bedraagt de parkeerbehoefte 140 parkeerplaatsen. Het bouwplan voorziet in 147 parkeerplaatsen. Daarmee voldoet het plan aan de berekende parkeerbehoefte. Overigens zijn dit het aantal parkeerplaatsen die voorzien waren voordat het plangebied werd uitgebreid richting de oorspronkelijke carpoolplaats. Die gronden worden nu eveneens bij het hotelterrein betrokken en ook aan die zijde zullen (onder andere) parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Hoeveel dat er zullen zijn is in dit stadium nog niet bekend, maar het betekent in ieder geval een verdere verbetering van de parkeersituatie die ook zonder deze plaatsen al voldeed aan de gemeentelijke parkeernormen.

Om de aanleg van voldoende parkeerplaatsen te borgen is in de regels van het bestemmingsplan een parkeerregeling opgenomen, die verplicht om bij een bouwplan in voldoende mate te voorzien in eigen parkeervoorzieningen.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.9 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een hotel met 104 kamer, 46 appartementen, 10 studio's en een restaurant van 233,1 m2 bvo. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Wel is een aanmeldnotitie bijgevoegd in voorliggend plan, zie bijlage 11. Over deze aanmeldnotitie is op 18 januari 2022 door het bevoegd gezag het besluit genomen dat er voor dit bestemmingsplan geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is conform het Besluit m.e.r.

Sinds het besluit zijn er een aantal zaken in het plan aangepast. Dit heeft betrekking op:

  • Met dit plan is de bestaande kreek aan de overzijde van het plangebied als natuur bestemd.
  • Het terrein van het hotel is verruimd. Een carpoolplek verdwijnt en ter vervanging wordt hier terreininrichting bij het hotel gerealiseerd. Rondom het hotel wordt de groen- en waterstructuur verder doorgetrokken.

Omdat het slechts om het bestemmen van bestaande kreken gaat en hierin geen wijzigingen of werkzaamheden zullen plaatsvinden, is er geen sprake van een activiteit welke genoemd wordt in het Besluit m.e.r. Het aanpassen van de eerder opgestelde aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet nodig. Ook is met het bestemmen van de bestaande kreken een significante negatieve milieueffect op voorhand uit te sluiten. Met het bestemmen van de kreken als natuur is er juist sprake van een positief milieueffect. Dezelfde conclusie kan getrokken worden voor de verandering van de carpoolplek naar terreininrichting en het aanbrengen van groen- en waterstructuur rondom het hotel. Ook bij deze veranderingen kunnen op voorhand negatieve milieueffecten uitgesloten worden. Het eerder genomen besluit dat geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk blijft daarom in stand.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er

wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.

6.2 Planvorm

Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, dat zoveel mogelijk is toegesneden op het beoogde bouwplan met de beoogde vormen van gebruik. Daarbinnen blijft er ruimte voor de initiatiefnemer en de architect om het uiteindelijke bouwplan vorm te geven, maar de speelruimte daarvoor is met het detailniveau van dit bestemmingsplan beperkt. Daarmee geeft het plan een grote mate van rechtszekerheid.

Het is tevens een plan met directe werking, wat inhoudt dat het plan na inwerkingtreding direct als basis dient voor het behandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunning.

De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te

passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

6.3 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, de planregels en de verbeelding. De planregels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het plan, waarbij de toelichting met name een beschrijvende en toetsend karakter heeft waarmee de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale weergave van het plangebied, waar met enkelbestemmingen is weergegeven welke bestemming waar geldt. In dit geval is het grootste deel van het terrein bestemd voor 'Gemengd'. Daarbinnen is een bouwvlak opgenomen, waar gebouwen (en eventuele overkappingen) verplicht binnen gesitueerd moeten worden. Op de verbeelding is met een maatvoeringsaanduiding tevens de maximum bouwhoogte van het plan weergegeven (17 m). Hiermee zijn de meest voorname uitgangspunten direct vanaf de verbeelding af te lezen.

De buitenranden van het terrein zijn grotendeels als Groen bestemd, gebaseerd op de groene omlijsting die in het inrichtingsplan is ingetekend. Met deze groenbestemming, wordt ook het water mogelijk gemaakt dat hier in het inrichtingsplan is ingetekend.

De kreek aan de overzijde van de Nolle, is bestemd als Natuur.

De enkelbestemmingen geven niet alleen aan welke bestemming waar van kracht is, maar vormen tevens een koppeling naar de planregels waarin per bestemming ook bestemmingsregels zijn opgenomen.

Naast de genoemde enkelbestemmingen, liggen er ook archeologische dubbelbestemmingen over het plangebied. Deze dubbelbestemmingen gelden aanvullend aan de enkelbestemmingen.

Regels

De planregels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken, waarbij hoofdstuk 1 (Inleidende regels), hoofdstuk 3 (Algemene regels) en hoofdstuk 4 (Overgangs- en slotregels) algemeen van toepassing zijn voor het gehele plangebied. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels en deze zijn specifiek daar van toepassing waar op de verbeelding de betreffende bestemming is opgenomen. Een nadere toelichting op de inhoud van de regels vormt in de volgende paragraaf.

6.4 Planregels

6.4.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt

gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de maatvoering van bouwwerken wordt gemeten of

berekend.

6.4.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

De bestemming Gemengd staat de functies hotel en wonen beide toe. Voor het gebouw zijn een bouwvlak en de maximum bouwhoogte op de verbeelding vastgelegd en daarnaast zijn er in de regels diverse bouwregels opgenomen voor de verschillende soorten bouwwerken.

Ten aanzien van de omvang van beide functies, is in de gebruiksregels vastgelegd dat het hotel maximaal 104 kamers kan beslaan en dat het aantal woningen maximaal 56 betreft. Ook is, met het oog op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, vastgelegd dat woningen niet aan de naar de Groene Kruisweg gerichte gevel mogen grenzen, ofwel dat deze gevel ter plaatse van de wooneenheden als dove gevel wordt uitgevoerd indien de wooneenheden wel aan deze gevel grenzen.

Met de bestemming zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse vuilcontainers mogelijk.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen is opgenomen langs de buitenranden van het terrein, afgestemd op de beoogde inrichting van het bouwplan. De bestemmingsregels staan naast groen ook zaken als water, paden, nutsvoorzieningen en ondergrondse vuilcontainers toe. Met betrekking tot het bouwen geldt dat gebouwen binnen deze bestemming niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Natuur

De kreken aan de zuidzijde van De Nolle zijn bestemd als Natuur. Hiermee is niet alleen de functie in overeenstemming gebracht met de feitelijke inrichting, maar zijn de kreken ook beschermd tegen ingrepen die de natuurwaarden aan kunnen passen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

Deze dubbelbestemming bevat beschermende regels bij het uitvoeren van bouwplannen of andere (grondroerende) werkzaamheden. Voor deze werken en werkzaamheden is op basis van dit artikel een omgevingsvergunning nodig, die kan worden verleend indien archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

Uit dat onderzoek zal moeten blijken of er archeologische waarden aanwezig zijn en of de werken en werkzaamheden in dat geval niet tot aantasting daarvan leiden.

Gelet op de archeologische verwachting die ter plaatse geldt, is er een vrijstelling voor ingrepen die kleiner zijn dan 30 m2 en/of niet dieper reiken dan 30 cm onder maaiveld.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

Deze dubbelbestemming bevat beschermende regels bij het uitvoeren van bouwplannen of andere (grondroerende) werkzaamheden. Voor deze werken en werkzaamheden is op basis van dit artikel een omgevingsvergunning nodig, die kan worden verleend indien archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

Uit dat onderzoek zal moeten blijken of er archeologische waarden aanwezig zijn en of de werken en werkzaamheden in dat geval niet tot aantasting daarvan leiden.

Gelet op de archeologische verwachting die ter plaatse geldt, is er een vrijstelling voor ingrepen die kleiner zijn dan 250 m2 en/of niet dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld.

6.4.3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

De Anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat gronden die eenmaal bij de berekening van de toegestane mate van bebouwing op een bouwperceel zijn meegerekend, daarna niet opnieuw bij een ander bouwplan kunnen worden meegerekend. De formulering van de anti-dubbeltelregel is

bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel is een bepaling opgenomen, waarmee enige flexibiliteit wordt geboden voor ondergeschikte bouwdelen. Bepaald is dat deze, tot op zekere hoogte, door opgenomen bouwgrenzen (niet zijnde bestemmingsgrenzen) mogen overschrijden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Over het plangebied is de aanduiding 'geluidzone-industrie' opgenomen, waarmee de geluidzone van Maasvlakte-Europoort is vastgelegd. In dit artikel is voor deze aanduiding geregeld, dat ter plaatse geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd mogen worden, tenzij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of er een hogere waarde is vastgesteld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel biedt bevoegdheden om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van voorgeschreven minimum en maximum maatvoeringen en van bouwgrenzen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Deze afwijkingsmogelijkheden zijn aan voorwaarden gebonden en er dient onderbouwd te worden dat hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en dus geen verplichting.

Artikel 13 Overige regels

Dit artikel bevat een bepaling waarmee bij de toetsing van bouwplannen de verplichting geldt dat ook in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

Een tweede bepaling gaat over verwijzingen naar wettelijke regelingen. Hiermee is bepaald dat daar waar in de regels naar wettelijke regelingen verwezen wordt, de van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan kunnen betekenen.

6.4.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Het overgangsrecht beschrijft hoe omgegaan dient te worden met vormen van gebruik en met bouwwerken die strijdig zijn met dit bestemmingsplan en die reeds op het moment van vaststelling aan de orde c.q. aanwezig waren. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Artikel 15 Slotregel

De slotregel legt de titel van het bestemmingsplan vast.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Tevens is er een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 2 juli 2021 tot en met 2 september 2021 ter inzage gelegen in het kader van de inspraakprocedure en is in diezelfde periode voorgelegd aan diverse overlegpartners in het kader van het wettelijk vooroverleg.

Naar aanleiding hiervan zijn 3 inspraakreacties en 2 overlegreacties ontvangen. Deze zijn behandeld en beantwoord in de Nota van beantwoording, die als bijlage 12 bij dit plan is opgenomen. Naar aanleiding hiervan zijn enkele aanpassingen aan het plan gedaan. Deze maakten onderdeel uit van het ontwerpbestemmingsplan dat daarna is gepubliceerd.

7.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 28 januari 2022 tot en met 10 maart 2022 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden zienswijzen worden ingediend.

Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt en de ingediende zienswijzen zijn in de Nota van beantwoording zienswijzen behandeld en van een beantwoording voorzien. Deze Nota is als bijlage 14 bij dit plan opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn er bij de vaststelling van het bestemmingsplan wijzigingen doorgevoerd. In de Nota van beantwoording en het vaststellingsbesluit zijn deze wijzigingen uiteengezet.