direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parq Waal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de Noldijk 113 te Barendrecht ligt het terrein waar voorheen GTI mechanical Rotterdam B.V. was gevestigd.

Doel is om de huidige bedrijfslocatie te transformeren naar een woongebied aan de Waal met een aantal dijk- en landelijke woningen en een kwalitatieve buitenruimte. De locatie wordt voor een groot deel als openbaar gebied ingericht met looproutes door het gebied heen, deels langs de Waal en deels door het gebied, aansluitend op Natuurgoed Ziedewij en de Zuidpolder.

De GTI-locatie is in het bestemmingsplan 'Zuidrand' opgenomen met de bestemming 'Bedrijf' en 'Recreatie-Oeverzone' met een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om het gebied te wijzigen naar een woonbestemming voor maximaal 16 woningen. Inmiddels is er sprake van nieuwe beleidsdocumenten en wensen omtrent de groene recreatieve beleving waarbij een sterkere relatie tussen Noldijk en Waaltje wordt gevraagd. Hierop is het plan aangepast waarin deze ambities zijn vertaald. Omdat er op verschillende punten sprake is van afwijking van de wijzigingsregels is in een gezamenlijk besluit van gemeente en initiatiefnemer besloten om geen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, maar een nieuw bestemmingsplan te maken.

Middels dit nieuwe bestemmingsplan wordt de nieuwbouw mogelijk gemaakt van 16 woningen uit de wijzigingsbevoegdheid plus de vervanging van de te slopen woning aan de Noldijk 121. Hiermee komt het totaal op 17 woningen, in de vorm van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, in een openbaar toegankelijk en recreatief oeverlandschap.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Noldijk (ter hoogte van nummer 113) in het buitengebied van Barendrecht. Het plangebied is kadastraal bekend als perceel 8414 sectie D.

Het plangebied grenst aan de:

  • zuidwestzijde aan bestaande woningen langs de Noldijk;
  • noordoostzijde aan bestaande woningen en agrarische gronden langs de Noldijk;
  • zuidzijde aan de Waal;
  • noordzijde aan de Noldijk en de bestaande woningen Noldijk nrs. 115-121.

Aan de westzijde van het plangebied is de bestemming 'Water' opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Deze is betrokken in voorliggend bestemmingsplan. Echter, op die gronden wordt de bestaande situatie vastgelegd (bestemming 'Water conform het vigerende bestemmingsplan). Binnen dit gebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en daarom niet meegenomen in de onderzoeken en de afbeeldingen die volgen in de toelichting met begrenzing van het plangebied, waar daadwerkelijk een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0001.jpg"

Locatie-aanduiding op luchtfoto (Globespotter.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand' (vastgesteld 17 februari 2015) en is hierin bestemd voor 'Bedrijf', 'Recreatie - Oeverzone', 'Tuin', 'Wonen - Lintbebouwing', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0002.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

Binnen de bedrijfsbestemming, de recreatie - oeverzone bestemming en de tuinbestemming is woningbouw niet mogelijk. Binnen de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing' is de functie wonen wel toegestaan. Maar het is niet mogelijk om woningen te realiseren omdat deze alleen opgericht mogen worden binnen aangewezen bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn ter plaatse van het plangebied niet opgenomen binnen de woonbestemming.

In het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand' is er voor gekozen om duidelijk aan te geven dat wordt ingestemd met transformatie naar woningbouw, maar gezien de status van het plan hier geen directe bouwtitel aan toe te kennen. Het gebied is daarom aangemerkt als ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 3: GTI-locatie’. Door toepassing te geven aan deze bevoegdheid kunnen er maximaal 16 woningen met daarbij behorende bijgebouwen worden gerealiseerd in het plangebied. Zoals aangegeven in de toelichting van het bestemmingsplan ‘Zuidrand’ mag woningbouw op dit terrein pas plaatsvinden als het daadwerkelijke terrein van GTI verzekerd is. Dit omdat het niet de bedoeling is dat de paardenweide apart wordt ontwikkeld en de ontwikkeling van het GTI-terrein uitblijft. Hierdoor zou de ambitie van gemeente en provincie, het uitplaatsen van grootschalige bedrijven, niet worden gerealiseerd.

De initiatiefnemer gaat het gehele terrein herontwikkelen naar woningbouw, maar maakt daarvoor geen gebruik van de wijzigingsbevoegdheid. Het gewenste stedenbouwkundig plan (zie hiervoor ook paragraaf 2.2) sluit niet meer geheel aan op de kaders van de wijzigingsbevoegdheid. Daarom is er voor gekozen om voorliggend bestemmingsplan op te stellen.

Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Ter plaatse gelden in het vigerende bestemmingsplan ook diverse dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen.

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is archeologisch onderzoek nodig als er werkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is archeologisch onderzoek nodig als er werkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan. Het aspect archeologie in relatie tot het plan wordt toegelicht in paragraaf 4.8.

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende andere bouwwerken. Er mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan hiervoor afwijken, mits schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van de waterkering. De dubbelbestemming wordt overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Op de gronden met deze dubbelbestemmingen worden woningen gebouwd. De beheerder van de waterkering wordt daarom om schriftelijk advies gevraagd. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.4.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Er mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd binnen deze zone. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd om te onderbouwen dat de woningen binnen deze zone gebouwd kunnen worden. Zie hiervoor paragraaf 4.6.

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen het aanduidingsgebied 'vrijwaringszone - straalpad'. De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn mede bestemd voor een straalverbinding. Binnen dit aanduidingsvlak mag niet hoger worden gebouwd dan 63 meter. In het plangebied worden geen gebouwen opgericht die hoger zijn 63 meter. Het planvoornemen is daarom niet strijd met deze regels.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In Hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en beoordelingen van verscheidene milieuaspecten toegelicht. In Hoofdstuk 5 de juridische planvorm beschreven. In Hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt ingesloten tussen de Noldijk en het Waaltje. De bedrijfsgronden met bebouwing zijn op dit moment niet meer in gebruik. Naast deze gronden is er een paardenweide aanwezig die eveneens niet meer in gebruik is.

Op de bedrijfslocatie staan twee bedrijfsgebouwen (bouwjaar 1962). Deze zijn al een aantal jaren niet meer als zodanig in gebruik. Direct aan de Noldijk staat een bedrijfsgebouw, maar de rest van de bedrijfslocatie is nauwelijks ervaarbaar vanaf de Noldijk door hoog opgaand groen. Hiermee is er ook geen ervaring van het Waaltje vanaf deze plek. Enkel komend vanaf de Ziedewijdsedijk is het Waaltje ervaarbaar via de privétuin van Noldijk 121. Op dit moment is deze tuin nog niet omkaderd met een hoger erfscheiding, maar die mogelijkheid bestaat er wel.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0003.jpg"

Afbeelding impressie bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0004.jpg"

Afbeelding luchtfoto bestaande situatie

2.2 Toekomstige situatie

Het College en de raadscommissie Ruimte van de gemeente Barendrecht hebben in 2010 ingestemd met het principeplan voor de bouw van woningen op het voormalige GTI-terrein aan de Noldijk. Hiermee wordt invulling gegeven aan de ambitie van de vastgestelde ‘Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht’ om de grootschalige bedrijfsvoering aan de Noldijk te laten vervallen, dan wel te verplaatsen naar elders.


Dit plan is gedurende het bestemmingsplan 'Zuidrand' eveneens voorgelegd aan de provincie en het Waterschap en beiden hebben positief gereageerd op de ontwikkeling onder de voorwaarde dat er een groene recreatieve oever kan worden gerealiseerd en het verhard oppervlak substantieel afneemt.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling:

  • Openhouden en aanvullen van voldoende zichtlijnen vanaf de Noldijk richting het Waaltje. Aaneengesloten bebouwing op de dijk en onder aan de dijk is daarmee niet wenselijk
  • Voortzetting van de openbare groene zone langs het Waaltje. Deze aansluitend op de bestaande openbare groene zone achter de woningen aan de zuidwestzijde van de locatie.
  • Bestaande bomen zijn waarschijnlijk zeer beperkt te behouden ten gevolge van noodzakelijke sanering, graafwerkzaamheden en ophoging. Mogelijk kunnen wel enkele bomen aan de oever worden behouden worden.
  • Versterking van de beleving aan de dijk door het realiseren van nieuwe dijkwoningen.
  • Behoud van het karakter van de Noldijk met woningen met een lage goothoogte en voldoende diversiteit.
  • Goede verkeerskundige aansluiting op de Noldijk. De Noldijk heeft een smal profiel en er moet voldoende zicht zijn en wachtruimte om de Noldijk op te komen, in 2 richtingen, en voldoende ruimte om de Noldijk op goede wijze te verlaten.
  • Vanuit duurzaamheid is het wenselijk om te streven naar een beperking van de hoeveelheid verharding, realiseren van voldoende water en biodiversiteit en streven naar woningen die zoveel mogelijk energieneutraal zijn.
  • Vanuit de marktvraag is het wenselijk om woningen zoveel mogelijk een directe relatie te geven met het water. Mensen moeten met hun boot eenvoudig op het Waaltje uit kunnen komen.
  • Bestaande woningen moeten zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met bestaande rechten en kwaliteiten die de woningen hebben.

Landschapsanalyse

De relevante beleidsstukken zijn geanalyseerd en beoordeeld is welke aspecten meegenomen kunnen/moeten worden in de ontwikkeling. Daarnaast is gekeken is naar de landschappelijke en cultuurhistorische onderlegger om vast te stellen wat de belangrijkste kernwaarden van het gebied zijn. Deze kernwaarden zijn vertaald naar het stedenbouwkundig voorkeursmodel.

Stedenbouwkundig   plan

Het voorgenomen stedenbouwkundig plan heeft als basis een doorlopende groenstructuur met een aantal brede doorzichten van Noldijk op het Waaltje. Woningen worden in kleine clusters in dit nieuwe landschap geplaatst. Er worden maximaal 17 woningen gerealiseerd.

Noldijk

De beleving van de Noldijk wordt versterkt door het toevoegen van nieuwe (vrijstaande) dijkwoningen (4 in totaal). Hiermee komt op verschillende plaatsen een nieuw gezicht aan de dijk waardoor de levendigheid en kwaliteit van dit deel van de dijk wordt vergroot. Tussen de woningen door worden brede stukken open gemaakt waardoor ruime doorzichten naar het water ontstaan. Het eerste doorzicht wordt gemaakt op de kop van de Ziedewijdsedijk. Door de aankoop en sloop van de woning (nr.121) kan deze plek worden opengemaakt. Hiermee ontstaat er tevens een toegang het gebied in voor voetgangers die naar het water willen. Hier ontstaat ook de mogelijkheid om een verbinding te leggen naar de Zuidpolder en mogelijk zelfs een toegang voor de kano. Naast deze locatie komt ook de toegang tot de ontsluitingsweg voor de woningen aan de zuidwestzijde van het plangebied te liggen.

Andere grote doorzicht wordt gemaakt ter plaatse van de historische boerderij op nummer 124. Hier springen de dijkwoningen terug, naar een plek onder aan de dijk, om ruimte te maken voor deze boerderij. Ook hier ontstaat zodoende een brede blik op het water en een toegang naar het groen en het Waaltje.

Oeverzone

het gebied achter de dijk krijgt in basis een landschappelijk karakter. Woningen zijn hier in kleine clusters in het oeverlandschap geplaatst. Door groene erfscheidingen en lage goten voegen de woningen zich in de omgeving.

Het landschap is openbaar toegankelijk en hier kan men rondstruinen, even aan het water zitten of kinderen kunnen een bootje te water laten. Belangrijk is dat er een doorlopende route in het gebied wordt gerealiseerd die in verbinding staat met het zuidwestelijk gelegen groengebied langs het water. Ook aan de noordoostzijde kan in de toekomst een verbinding worden gerealiseerd als daar de mogelijkheid ontstaat.

Alle woningen in dit deel zijn vrijstaande woningen. Enkele kavels grenzen direct aan het Waaltje en enkele woningen aan de dijkwoningen. Tussen dijkwoningen en oeverzone wordt een brede watergang gerealiseerd die de grens markeert en bestaande en nieuwe woningen de mogelijkheid geeft om met een bootje het Waaltje te bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0005.jpg"

Afbeelding stedenbouwkundig plan met indicatieve bebouwing en inrichting openbare ruimte

Verkeer en parkeren

De woningen zijn via twee aansluitingen op de Noldijk bereikbaar via doodlopende 'erven'. Deze erven gaan uit van menging van verkeersgebruikers zoals auto, fiets en voetganger. Om die reden worden ze zo vormgegeven dat ze informeel van aard zijn met een karakter passend in de natuurlijke setting en landelijke uitstraling. De twee erven zijn enkel verbonden met een pad voor voetgangers.

Er is ruimte gemaakt in het plan voor een nieuwe verbinding voor voetgangers met het in ontwikkeling zijnde Natuurgoed Ziedewij. Tegenover de historische boerderij, Noldijk 124, wordt een voetpad aangelegd dat verbonden kan worden met de toegangsroute naar het natuurgoed. Hierdoor ontstaat er een vergroting van het recreatief netwerk dat verder versterkt kan worden door aan de zuidwestzijde ook de verbinding naar de Zuidpolder te realiseren.

Alle woningen hebben minimaal 2 parkeerplaatsen naast elkaar op eigen terrein. bezoekerparkeren wordt informeel opgelost in de openbare ruimte. Voor dit onderdeel wordt ook verwezen naar 4.2 Verkeer en parkeren.

 

Beeldkwaliteit

Voor de uitwerking, realisatie en instandhouding van de ontwikkeling van het plangebied is een beeldkwaliteitsplan (BKP) van toepassing. Dit plan is als Bijlage 2 bij de regels gevoegd.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen vastgesteld;

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen naar voren die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 januari 2017 is de geconsolideerde versie van het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast.

Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In subparagraaf 3.1.4 is de onderbouwing van de laddertoets opgenomen.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het bestemmingsplan 'Zuidrand' is voor het plangebied de wijzigingsbevoegdheid ''Wro-zone - wijzigingsgebied 3: GTI-locatie'' opgenomen. In dit vigerende bestemmingsplan is het volgende beschreven voor deze locatie:

Het College en de raadscommissie Ruimte hebben in 2010 ingestemd met het principeplan voor de bouw van maximaal 16 woningen op het voormalige GTI-terrein aan de Noldijk. De realisatie van woningbouw (16 woningen) op de planlocatie is hiermee reeds goedgekeurd door de gemeente, en de provincie. Gelijktijdig met het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid is het woningbouwplan ook regionaal afgestemd.

Met de ontwikkeling van dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de ambitie van de Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht om de grootschalige bedrijfsvoering aan de Noldijk te laten vervallen dan wel te verplaatsen naar elders.

Naast deze 16 woningen wordt de bestaande woning aan de Noldijk 121 gesloopt en op een andere plaats nieuw gebouwd. Dit om tegemoet te komen aan de wens van de gemeente om vrije zichtlijnen te realiseren van Noldijk naar het Waaltje. Dit is dus geen toevoeging van een extra woning aan de woningvoorraad.

Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen voorziet in de realisatie van een eerder goedgekeurd plan voor 16 woningen en een verplaatsing van een aanwezige woning. Het totaal aantal woningen in dit bestemmingsplan blijft gelijk ten opzichte van het aantal woningen van 16 dat reeds in het kader van de wijzigingsbevoegheid is goedgekeurd. Met dit woningaantal is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.

Omdat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (buiten bestaand stads- en dorpsgebied) wordt gesteld dat een ladderonderbouwing niet nodig is.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Omgevingsbeleid bestaande uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, vastgesteld op 20 april 2019.

3.2.1 Omgevingsvisie

Uit de kaart van de Omgevingsvisie is op te maken dat het plangebied ligt binnen de volgende aangewezen gebieden:

  • Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering
  • Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
  • Groene buffer
  • Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Het beleid wordt per gebied toegelicht. In de volgende subparagraaf worden de van toepassing zijnde provinciale regels toegelicht.

Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering

De provincie wil nieuwe bebouwing in het landelijk gebied beperken om zo de openheid te handhaven. Agrarische ontwikkelingen (in de vorm van bebouwing en kassen) vinden plaats op bouwpercelen of anderszins geconcentreerd en houden rekening met de aanwezige kenmerken en waarden. Vestiging van nieuwe intensieve veehouderij wordt niet toegelaten binnen de provincie.

Het planvoornemen maakt geen nieuwe agrarische bebouwing mogelijk in het plangebied. In het plangebied wordt wel nieuwe bebouwing toegevoegd, zoals in paragraaf 2.2 en in het bijgevoegde beeldkwaliteitsplan is toegelicht wordt de bebouwing zorgvuldige landschappelijk ingepast. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage bij de regels. Hiermee is geborgd dat de bebouwing zorgvuldig in het landschap wordt ingepast. Het planvoornemen is passend binnen dit provinciaal beleid op dit onderdeel.

Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie vindt het van belang dat de behoefte aan grootschalige recreatieve ontwikkelingen wordt onderbouwd en regionaal afgestemd. Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied, zoals een verblijfsrecreatiepark, een golfbaan of een jachthaven, beschouwt de provincie in het algemeen als vormen van buitenstedelijke recreatie. De ladder voor duurzame verstedelijking is hierop dus niet van toepassing. Het is wel van belang om, op een vergelijkbare manier als bij de Ladder voor duurzame verstedelijking, de behoefte aan de recreatieve ontwikkeling te onderbouwen en regionaal af te stemmen.

Het planvoornemen voorziet niet de toevoeging van een grootschalige recreatievoorziening. De hoofdfunctie in het plangebied is wonen waarbij wel een recreatieve verbinding wordt aangelegd. Dit betreft geen grootschalige recreatieve ontwikkeling.

Ten aanzien van recreatiewoningen beschouwt de provincie permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling. Nieuwe recreatiewoningen zijn alleen toegestaan in bestaande of in nieuwe verblijfsrecreatieparken, teneinde permanente bewoning tegen te gaan. Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van recreatiewoningen.

Groene buffer en ruimtelijke kwaliteit

Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Naast het generieke kwaliteitsbeleid, dat geldt voor de gehele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn. Het plangebied is aangewezen als beschermingscategorie 2 (gebieden met bijzondere kwaliteit), het plangebied maakt deel uit van de groene buffer en een recreatiegebied.

Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden. De gebieden groene buffer en recreatiegebied hebben de volgende kwaliteiten:

  • Openbare recreatiegebieden, vanwege hun onmisbare bijdrage aan de leef- en vestigingskwaliteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied in de provincie.
  • Ontwikkelingen vergroten de diversiteit in ruimtelijke inrichting en programma tussen de verschillende recreatie- en groengebieden.
  • Recreatieve routes dragen bij aan een betere verbinding van de buitenstedelijke groengebieden onderling en met de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse en de samenhang tussen het binnenstedelijk en buitenstedelijk groen.
  • (Her)inrichting van recreatiegebieden is gebaseerd op de ligging ten opzichte van het stedelijk weefsel, de recreatievraag, de landschappelijke kenmerken ter plaatse en de ligging ten opzichte van andere stedelijk groen.
  • Ontwikkelingen behouden of versterken de openbaarheid van recreatiegebieden.
  • Groene buffers. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap het contrast behouden tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte. Daarom zijn deze gebieden aangewezen als groene buffer en als zodanig beschermd. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden.

Aan de hand van provinciale regels uit de Omgevingsverordening wordt het planvoornemen in relatie de groene buffer en recreatiegebied onderbouwd, zie hiervoor de volgende subparagraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0006.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie, groene buffers

Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. De ladderonderbouwing is opgenomen in subparagraaf 3.1.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0007.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie, stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

3.2.2 Omgevingsverordening

Ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9)

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
    • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
    • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder lid 1 c gestelde voorwaarden.

De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):

    • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    • 2. wegnemen van verharding;
    • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.


Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
  • die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Onderbouwing

Aan de hand van het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan (zie hiervoor ook paragraaf 2.2) is het aspect ruimtelijke kwaliteit in relatie tot het planvoornemen onderbouwd. Het totale plangebied (paardenwei en bedrijfslocatie) wordt omgevormd naar een woonlandschap met recreatieve waarden.

Het Waaltje en de Noldijk vormen de belangrijkste context en zijn daarmee bepalend voor de ontwikkeling. In het plangebied staan behoud van het karakter van de Noldijk en het zicht op het Waaltje centraal. Met de ontwikkeling wordt een versterking bereikt van de dijkbeleving, de groene beleving van de oever van het Waaltje, het realiseren van nieuwe recreatieve ruimte en het aanvullen van het recreatief netwerk van de zuidrand van Barendrecht met verbindingen naar Natuurgoed Ziedewij en potentieel naar de Zuidpolder. Hiermee wordt een onderscheidende natuur- en woonbeleving toegevoegd die past bij de context van de locatie en deze versterkt.

Er worden op de locatie maximaal 16 nieuwe woningen gerealiseerd en de vervanging van de woning aan de Noldijk 121. Uitgangspunt is om deze woningen zorgvuldig in de landschapsstructuur in te passen. Het opgestelde beeldkwaliteitsplan biedt hiervoor de spelregels.


Het planvoornemen wordt daarom gezien als ''inpassen'', het planvoornemen past binnen de bestaande identiteit 'groene buffer' en 'recreatiegebied'. De ruimtelijke ontwikkeling is daarom mogelijk op de gronden met beschermingscategorie 2.

Stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.10)

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • 2. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

De ladderonderbouwing is opgenomen in subparagraaf 3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking.

Regionale waterkeringen (artikel 6.22)

De Noldijk is aangewezen als regionale waterkering. Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt als bedoeld in artikel 2.2, bestemt die waterkering als zodanig. De dubbelbestemming uit het vigerende bestemmingsplan wordt overeenkomstig opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

3.3 Regionaal beleid

Waalvisie

De Waal is een uniek stukje van IJsselmonde, met een rijke historie en bijzondere kwaliteiten. Om ervoor te zorgen dat de charmes van de Waal behouden blijven heeft de landschapstafel het initiatief genomen om deze Waalvisie op te stellen. Een belangrijk doel is ook om deze charmes zichtbaar en beleefbaar te maken voor de recreant en de voorbijganger, en de Waal beter aan te sluiten op het bestaande recreatieve netwerk.

De Waalvisie is tot stand gekomen in een samenwerking tussen de 4 aangrenzende gemeenten Ridderkerk, Barendrecht, Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht.

Om de Waal beter zichtbaar en beleefbaar te maken zijn in deze visie een aantal opgaven benoemd:

  • 1. Vertier en waterplezier. De opgave is om het gebruik en de beleving van de Waal te bevorderen zonder dat dit ten koste gaat van de huidige kwaliteiten en het woongenot.
  • 2. Onbezorgd wandelen en fietsen. De dijken en wegen langs de Waal moeten veiliger worden.
  • 3. Gastvrije Waaloevers. Niet alleen vanaf het water, maar ook vanaf het land biedt de Waal een bijzondere beleving. De Waal moet vanaf de oevers op nog meer plaatsen beleefbaar worden gemaakt, en bestaande zichtvensters moeten behouden worden. De opgave is om een aantrekkelijk netwerk van routes, knooppunten en bestemmingen te ontwikkelen.
  • 4. Het verhaal van de Waal. De geschiedenis van de Waal en haar omgeving ligt besloten in verhalen, in relicten in het landschap. Er liggen kansen in het zichtbaar en herkenbaar maken van de geschiedenis. Dat kan bijvoorbeeld met borden, thematische routes, kunst en educatie.
  • 5. Natuurparel de Waal. De Waal als geheel is een waardevolle natuurparel, waar rust en stilte belangrijke waarden zijn. Recreatie en natuur gaan niet altijd goed samen. Het is daarom van belang om maatregelen te treffen om kwetsbare natuur te beschermen, en waar mogelijk verder te ontwikkelen.
  • 6. De natuur als leermeester. De opgave voor natuureducatie ligt voornamelijk in (robuuste) voorzieningen.

Het plan draagt bij aan de opgaven nummers 1 en 3 door de toevoeging van een recreatieve functie langs de oever van de Waal. Het landschap is openbaar toegankelijk en hier kan men rondstruinen, even aan het water zitten of kinderen kunnen een bootje te water laten. Ook wordt door de sloop van de bestaande bebouwing de openheid van de zichtlijnen op de Waal verbeterd. Door de realisatie van het plan wordt de beleving van de Waal bevorderd.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie

Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In deze visie zijn verschillende opgaven opgenomen. De voor dit plan relevante opgaven worden nader toegelicht.

Groen en recreatie

  • Het landschap beter benutten als recreatief uitloopgebied voor Barendrecht én voor de regio, door de gebruikswaarde en belevingswaarde ervan te vergroten.
  • Belevingswaarde vergroten door gebiedseigen kenmerken en kwaliteiten te versterken;
  • Gebruikswaarde vergroten door het stedelijk gebied beter te verbinden met het landschap en groengebieden en toevoeging van (recreatieve) functies toe te staan.
  • Verdere kwaliteitsverbetering van de recreatieve functie van de Zuidrand.
  • Groengebieden en langzaamverkeerroutes beter bruikbaar maken voor recreatieve behoefte.

Door de realisatie van het planvoornemen sluit aan op de recreatieve functie van de Zuidrand. De ambitie van de gemeente om zowel de dijkbeleving als de toegankelijkheid van het Waaltje te vergroten wordt hiermee ingevuld.

Wonen

  • Woningbouwprogramma afstemmen op de lokale behoefte (migratiesaldo nul).
  • Het realiseren van een woningbouwopgave met een bandbreedte tussen de 2.500 en 3.000 woningen in de periode 2010-2030.
  • Het kwalitatieve woningaanbod zo goed mogelijk laten aansluiten op de marktvraag door het benutten van kennis ten aanzien van leefstijlen.

Het gemeentelijk woonbeleid wordt toegelicht in subparagraaf 3.4.4.

3.4.2 Strategische visie

In januari 2018 is de strategische visie ''Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...'' vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen. Voor wonen is onder meer beschreven dat niet alleen binnen de gemeente maar ook binnen de regio de gemeente de taak heeft om te zorgen voor een aantal nieuwe woningen. Voor de huidige inwoners, maar ook voor andere woningzoekenden. Het planvoornemen levert hier een bijdrage in de vorm van nieuwe woningen in een onderscheidend woonmilieu passend in de context.

Groen levert een belangrijke bijdrage aan het karakter van de gemeente. Zoals in paragraaf 2.2 toegelicht wordt het groene karakter van het plangebied versterkt en verbeterd door de realisatie van het planvoornemen. De nieuwe woningen worden zorgvuldig landschappelijk ingepast.

3.4.3 Gebiedsvisie Zuidrand

In de gebiedsvisie uit 2008 is de visie voor dit gebied en daarbij horend de randvoorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen beschreven.

De Waalzone is een smalle zone langs de relatief dicht bebouwde Noldijk. Het ruimtelijk beeld wordt gekenmerkt door het kleinschalig, afwisselend gesloten en open bebouwingslint van de Noldijk met een daarachter gelegen overwegend open gebied met weide- en tuinbouwgronden en oeverlanden. Het doel is om de Waalzone te transformeren naar een aantrekkelijk woon- en recreatiemilieu. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is de sanering en/of uitplaatsing van bedrijven en de glastuinbouw.

Het plan voorziet in de uitplaatsing van de bestaande bedrijfsbebouwing waardoor de locatie langs de Waal getransformeerd kan worden naar een aantrekkelijk woon- en recreatiemilieu. Voor de ontwikkeling van het gebied zijn de volgende uitgangspunten uit de gebiedsvisie relevant:

  • kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatieve functies,
  • het hele gebied dient een (semi)openbaar karakter te krijgen;
  • langs het Waalkanaal dient tot aan de Oude Maas een openbare (fiets- en wandel)route te worden gemaakt, voorzien van lommerrijk groen aan beide zijden en met een uitkijkpunt bij de entree van de haven aan de rivier;

In paragraaf 2.2 is toegelicht dat het plan invulling geeft aan de uitvoering van de gebiedsvisie om de grootschalige bedrijfsvoering aan de Noldijk te laten vervallen, dan wel te verplaatsen naar elders. Daarnaast wordt ook een nieuw recreatie milieu gecreëerd langs de Waal. Het plan is daarmee passend binnen de gebiedsvisie.

3.4.4 Woonvisie

De woonvisie Barendrecht is vastgesteld in 2016. Barendrecht heeft nog slechts een beperkt aantal uitbreidingslocaties beschikbaar voor woningbouw. De woningvoorraad neemt de komende jaren nog wel toe maar in veel beperktere mate dan in de voorgaande periode.

Voor de hoge inkomensgroep en de lage inkomensgroep met koopwoningvermogen wil de gemeente: 50% dure nieuwbouw realiseren

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen in de dure sector. Dit is passend in de Woonvisie. daarbij wordt een onderscheidend woonmilieu toegevoegd.

3.4.5 Folder Waaloever en folder Dijken

In IJsselmonde wordt gewerkt aan een aantrekkelijk landschap. Bij ontwikkelingen in het buitengebied wordt ernaar gestreefd om de beleving en het poldergevoel in stand te houden en waar mogelijk een stukje te versterken. Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de kenmerken van de plek. Met de folder Waaloever en folder Dijken wordt een handreiking geboden om ontwikkelingen aan dijken zo goed mogelijk in te passen.

Op basis van beide folders moeten de volgende uitgangspunten worden betrokken in de planvorming.

Algemene uitgangspunten folder Waaloever en folder Dijk

  • Houd bebouwing eenvoudig, gebouwen in het buitengebied hebben 1 bouwlaag met daarop een eenvoudige, maar beeldbepalende kap.
  • Erfbeplanting is beeldbepalend, door de erfbeplanting liggen de gebouwen minder prominent, min of meer verscholen, in het landschap.
  • Zorg voor zicht op het landschap, houd rekening met de positie van gebouwen en de organisatie van het erf, zodat het landschap zichtbaar blijft
  • Volg de richting van het landschap, geef gebouwen een richting en volg daarbij het landschap.
  • Houd rekening met hiërarchie, bebouwing dicht bij de dijk of weg is het visitekaartje van het landschap. Verder het landschap in is de bebouwing lager, informeler en onopvallend.

Specifieke uitgangspunten Dijken

  • Een dijkerf bestaat uit een ensemble van gebouwen rondom een gemeenschappelijk erf met een gemeenschappelijke toegang
  • De bebouwing bestaat uit maximaal 1 hoofdgebouw (boerderij) en eventueel één of meerdere bijgebouwen
    • 1. Het hoofdgebouw (boerderij) staat boven aan de dijk, bijgebouwen (schuurwoningen, kap- wagenschuren) staan onderaan de dijk.
    • 2. De richting van de hoofd- en bijgebouwen is evenwijdig aan de dijk
  • De korrelgrootte van de bebouwing is groter dan die van de dijkwoning
  • Gebouwen zijn vormgegeven als eenvoudige en heldere volumes
  • De architectuur van hoofdgebouwen is op elkaar zijn afgestemd, de gebouwen zijn familie van elkaar (bijvoorbeeld overeenstemming in kleur- en materiaalgebruik, kapvorm, gevelontwerp).
  • De bebouwing bestaat uit één bouwlaag met een forse kap waarbij de dijkboerderij bestaat uit één bouwlaag, ten opzichte van het dijkniveau.
  • Dakkapellen ogen als een toevoeging, de nok en randen van het dak zijn altijd zichtbaar
  • Type kap: zadeldak
  • Er wordt op eigen terrein geparkeerd, onderaan de dijk, bij voorkeur uit het zicht
  • Opslag en vuilcontainers hebben een plek op eigen terrein, zoveel mogelijk uit het zicht.


Specifieke uitgangspunten Waaloever

  • Kleinschalige bebouwing in de oeverzone, op afstand van de dijk. De bebouwing wordt ontsloten door middel van door middel van een informele (eigen) weg/pad. Indien mogelijk worden meerdere oeverschuren via een gemeenschappelijke toegang/erf ontsloten, waardoor er zo min mogelijk inritten aan de dijk worden gecreëerd.
  • Oeverschuren bestaan uit schuurwoningen of kaswoningen.
  • De bebouwing is eenvoudig, heeft een informeel karakter en bestaat uit lichte materialen
  • Ondanks sterke onderlinge overeenkomsten is elk gebouw uniek, er wordt niet seriematig gebouwd
  • Gebouwen zijn vormgegeven als eenvoudige en heldere volumes
  • Er is een duidelijk verschil tussen het hoofdgebouw en de bijgebouwen op een kavel
  • De bebouwing is ondergeschikt aan het landschap
  • De richting van de hoofd- en bijgebouwen is haaks of evenwijdig aan de oeverlijn en wordt zo gekozen dat er zoveel mogelijk zicht vanaf de dijk op de Waal wordt gecreëerd
  • De oeverschuur staat in het landschap, op afstand van de dijk en is georiënteerd op het water (en niet of minder op de weg). Er grenzen geen achterkantsituaties aan de Waal
  • De bebouwing bestaat uit één bouwlaag met een kap
  • De bebouwing heeft geen dakkapellen, de nok en randen van het dak zijn altijd zichtbaar
  • Type kap: zadeldak. De kap is beeldbepalend, het type kap, de grootte en hoogte van de kap passen bij de sfeer, maat en schaal van het landschap
  • Er wordt op eigen terrein geparkeerd, bij voorkeur uit het zicht,

Voor het planvoornemen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin beeldkwaliteitscriteria zijn opgesteld voor zowel de architectuur als de openbare ruimte. Hiermee wordt geborgd dat woningen aan gaan sluiten op het karakter van de Waaloever en de dijk. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.2.

3.4.6 Barendrechts Buitenboek

Met het Barendrechts Buitenboek wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied vergroten door het landschap, de bebouwing en het recreatieve programma met elkaar te integreren.

Relevant voor het plan is het beleid voor de Ziedewijdse Polder. Grootschalige bedrijvigheid leiden tot een versnippering van het samenhangende landschap van de Ziedewijdsepolder. Kassencomplexen en andere grote bedrijvigheid tasten eveneens de ruimtelijke samenhang van de relatief kleinschalige Waaloeverzone aan. Daarnaast is de Waaloever beperkt bereikbaar door tot aan de oever reikende private kavels. Hierdoor zijn langs de Waal de wandelmogelijkheden beperkt.

Voor de Ziedewijdse Polder zijn er een aantal kansen om de ruimtelijke kwaliteit te vergroten. De volgende kansen zijn relevant voor het plan. De Waal als recreatieve structuurdrager kan worden versterkt door het water beleefbaar te maken, de oevers toegankelijk te maken en doorgaande recreatieve routes aan te leggen. De potentie van deze zone is mede sterk afhankelijk van de saneringskansen van de aanwezige bedrijven en tuinbouwkassen.

Het plan draagt hieraan bij door de realisatie van een openbare recreatieve oeverzone langs de Waal. Om ruimte te maken voor de nieuwe ontwikkeling, waaronder de toevoeging van een recreatieve functie wordt de bestaande bedrijfsbebouwing uitgeplaatst. Het plan is passend binnen dit beleidsdocument.

3.4.7 Duurzaamheid

Uitvoerings- programma Duurzaam Energiebeleid Barendrecht

Schetsplan duurzaam energiebeleid (2015)

Op 13 oktober 2015 is door de gemeenteraad het Schetsplan Duurzaam energiebeleid aangenomen. Dit Schetsplan is een routekaart naar CO2-neutraliteit in Barendrecht, conform de ambities van het college zoals vastgelegd in het collegeprogramma. De gemeente Barendrecht heeft de ambitie om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Het duurzaam energiebeleid van de gemeente Barendrecht heeft vier pijlers, te weten:

  • 40% energie besparen,
  • 60% duurzame warmte inzetten,
  • 60% duurzame stroom opwekken,
  • Mobiliteit op basis van een 100% duurzame brandstof mix in 2030.


Klimaatopgave Barendrecht 2019

Het bovengenoemde schetsplan Duurzaam Energiebeleid 2015-2030 moet geactualiseerd worden. Daarom is in 2019 de klimaatopgave vastgesteld door het college. Eén van de meest in het oog springende ontwikkelingen is het gezamenlijk met 23 gemeenten in de regio opstellen van de Regionale Energie Strategie (RES). In deze RES wordt het energielandschap in 2050 vorm gegeven en is basis voor de uiteindelijke route die ook de afzonderlijke gemeenten gaan nemen.


Op lokaal niveau is in het oorspronkelijke schetsplan een hoger ambitieniveau geschetst, CO2 neutraal in 2030. Gebleken is dat dit ambitieniveau vrijwel onmogelijk te bereiken is, tenzij de gemeente als overheid fors gaan ingrijpen en dwingende maatregelen gaan voorschrijven wat nadrukkelijk niet in lijn met de gemeentelijke leidende principes is. Belangrijker is het om een continue afnemende vraag naar energie te realiseren, waarbij optimaal gebruik is gemaakt van de voorhanden zijnde oplossingen.


Om de klimaatopgave vorm te kunnen geven onderscheid de gemeente een achttal sub-onderwerpen, waarbij de eerste vier onderwerpen zich met name richten op energie, te weten:

  • Opwekking
  • Besparing
  • Warmte
  • Opslag
  • Mobiliteit
  • Voedsel
  • Circulaire Economie
  • Klimaatadaptie


Om bovenstaande doelstellingen te bereiken zijn diverse activiteiten en projecten benoemd in het Uitvoeringsprogramma Duurzaam Energiebeleid.

In het plan zijn drie basis uitgangspunten opgenomen die een relatie hebben met duurzaamheid.

  • 1. Natuur - Verwijderen van bedrijvigheid, verminderen van verharding en toevoegen nieuwe groene ruimte en watergangen. Ingezet wordt op gebiedseigen beplanting en versterking van aanwezige biotopen. Daarmee draagt de ontwikkeling bij aan de natuurwaarde. De gebouwen wordt natuurinclusief ontworpen. Aandacht hierbij voor duurzaam materiaalgebruik en voorzieningen voor aanwezige diersoorten
  • 2. Bouwen op natuurlijke bouwwijze. De materialen die gebruikt worden zijn zoveel mogelijk natuurlijk, circulair en herbruikbaar. Bij de keuze voor bouwmateriaal, bouwsystemen en de bouw zelf wordt de uitstoot zo veel mogelijk beperkt.
  • 3. Duurzaam gebruik. De gebouwen worden zo duurzaam mogelijk ontworpen, door bijvoorbeeld verwarming met aardwarmte / warmtepomp en zonne-energie en maximale isolatie. Het streven is dat er zoveel mogelijk klimaatneutrale woningen worden gerealiseerd. De gebouwen worden levensloopbestendig.

Het gebied wordt getransformeerd van bedrijfslocatie naar woonlandschap. Hiermee wordt de hoeveelheid verharding sterk terug gebracht en vervangen door groen. Door variatie aan bomen, bloemrijk grasland en gemengde hagen wordt hier een impuls gegeven aan de biodiversiteit. Met het definitief vervallen van de bedrijfsfunctie worden daarbij mogelijke vrachtwagenbewegingen en dientengevolge uitstoot beperkt en ontstaat ook een bevordering van de gezondheid voor de omgeving. Ook het toevoegen van recreatieruimte draagt bij aan de gezondheid van de omwonenden.

Woningen zijn uiteraard gasloos en zoveel mogelijk energieneutraal.

Met de transformatie wordt daarmee bijgedragen aan de verduurzaming van dit stuk van Barendrecht.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.


Beoordeling

Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand is uitgegaan van het omgevingstype 'rustig buitengebied'. In onderstaande tabel en afbeelding zijn de milieuhinderlijke functies aangegeven die nabij het plangebied liggen. Per functie is de milieucategorie, richtafstand en werkelijke afstand tot het plangebied aangegeven.

Functie   Adres   Milieu
categorie  
Richt
afstand  
Werkelijke afstand  
1. Agrarische gronden   Ten noorden van het plangebied (langs de Noldijk)   2   30 meter   30,5 meter  
2. Bedrijf   Noldijk 124   2   30 meter   7 meter  
3. Bedrijf   Noldijk 140   2   30 meter   32 meter
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0008.jpg"

Tabel bedrijven- en milieuzonering en aanduiding functies op vigerende plankaart (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Ten noorden van het plangebied liggen gronden met de bestemming 'Agrarisch'.

Agrarische gebouwen (waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter) staan op een afstand van minimaal 30 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand.

Ter plaatse van het bedrijf aan de Noldijk 124 wordt niet voldaan aan de richtafstand.

Noldijk 124 - hoveniersbedrijf

Dit bedrijf moet in de bestaande situatie al rekening houden (op grond van het Activiteitenbesluit) met de woonpercelen direct aangrenzend aan dit bedrijfsperceel. De toevoeging van woningen in het plangebied levert daarom geen verdere belemmeringen op voor de bedrijfsvoering, anders dan in de bestaande situatie al het geval is door de ligging van het bedrijfsperceel te midden van bestaande woningen.

Daarnaast vinden de bedrijfsactiviteiten op het buitenterrein plaats aan de achterzijde van het bedrijfsgebouw plaats. Het bedrijfsgebouw staat tussen dit terrein en het plangebied in en heeft daarom een afschermende werking voor geluid op het plangebied. In het bedrijfsgebouw zelf is een kantoor gevestigd van een hoveniersbedrijf. Er vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats in dit gebouw. Geluidshinder op de nieuwe woningen wordt daarom uitgesloten.

Om deze redenen wordt daarom ook aangenomen dat het niet voldoen aan de richtafstand geen belemmering oplevert voor de realisatie van woningen in het plangebied.

Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit bedrijven- en milieuzonering worden gerealiseerd.

4.2 Verkeer en parkeren

Voor het planvoornemen is de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte bepaald op basis van de kencijfers van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

Verkeer

Voor de bepaling van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de kencijfers voor het woningtype koop vrijstaand. Voor dit woningtype in het buitengebied van Barendrecht (stedelijkheidsgraad sterk stedelijk) geldt een minimale verkeersgeneratie van 7,8 verkeersbewegingen en een maximale verkeersgeneratie van 8,6 verkeersbewegingen. Voor de berekening van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van een worstcase benadering. Dit betekent de verkeersgeneratie ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen maximaal 8,6*17= 146,5 (afgerond 147) verkeersbewegingen bedraagt.


Het plangebied is ontsloten via de Noldijk. De capaciteit van de Noldijk is minimaal 3.000 motorvoertuigen per etmaal. Onder normale omstandigheden kan het verkeer zonder knelpunten en congestie worden afgewikkeld. De huidige etmaal intensiteit bedraagt 800 tot 1000 motorvoertuigen per etmaal.

Het maximale aantal van circa 147 aan het plan gebonden autobewegingen betekent ten opzichte van de autonome hoeveelheid verkeer op de deze weg een toename van circa 14,7 procent. De hoeveelheid verkeer op de weg neemt als gevolg van het plan toe tot maximaal circa 1.147 motorvoertuigen per etmaal. Hiermee wordt nog ruimschoots voldaan aan de maximale capaciteit (3000 motorvoertuigen per etmaal) van de weg. De conclusie is daarom dat op de Noldijk geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie optreden door het plan. De verkeersafwikkeling en -veiligheid van de weg komen niet in het gedrang. De bereikbaarheid van bestaande bestemmingen aan de weg blijft op hetzelfde peil.

Bovenstaande toont dus aan dat de toevoeging van autobewegingen geen probleem oplevert. Daarbij heeft de huidige bedrijfsfunctie ook verkeersgeneratie tot gevolg. Hierbij is niet alleen sprake van autoverkeer, maar ook vrachtverkeer.


Parkeren

Het bestemmingsplan maakt 17 woningen mogelijk, waarvan de vervanging van 1 bestaande woning. Het is mogelijk om hier zowel vrijstaande woningen te realiseren als twee-onder-één-kapwoningen. Omdat in theorie enkel vrijstaande woningen gerealiseerd kunnen worden en deze de hoogste parkeernorm kennen is hier vanuit gegaan.

De gemeente Barendrecht heeft de parkeerkencijfers en de daarbij aangegeven uitgangspunten zoals aangegeven in de CROW publicatie "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV)" vastgesteld als parkeernorm. Op grond van de CROW-publicatie geldt voor een vrijstaande koopwoning een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning in het buitengebied. Dit betekent dat de minimale parkeerbehoefte 34 parkeerplaatsen bedraagt.

In het plangebied worden per woning 2 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Een parkeerplaats op eigen terrein telt niet mee als volledige parkeerplaats in de parkeerbalans, hiervoor geldt een correctie. De parkeerplaatsen in het plangebied worden aangelegd als een dubbele oprit met garage. Hiervoor geldt een berekeningsaantal van 1,8 parkeerplaatsen. Dit betekent dat 17*1,8=30,6 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden.

Indien 2 parkeerplaatsen achter elkaar worden gerealiseerd tellen deze slechts als 1,3 omdat in praktijk blijkt dat de tweede plek slechts beperkt wordt gebruikt. Daarom wordt hier expliciet gekozen voor 2 plaatsen naast elkaar zodat de parkeerdruk op de openbare ruimte minimaal is.

Om te voorzien in de minimale parkeerbehoefte worden nog 34-30,6 = 3,6 (afgerond 4) parkeerplaatsen in openbaar gebied gerealiseerd.

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.


Beoordeling

In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In elk geval er twee ontsluitingswegen aanwezig zijn is een ontwikkeling als NIBM aan te merken als er niet meer dan 3000 woningen worden gerealiseerd.


Het plangebied wordt ontsloten via twee aansluitingen op de Noldijk. Het maximale aantal toegevoegde woningen bedraagt 16. De vervangende woning hiermee niet meegerekend omdat deze al bestaand is. Met dit aantal woningen is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.

Aan de hand van NIBM tool is bepaald of het plan in niet betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Hiervoor is de berekende verkeersgeneratie als invoer gebruikt. Uit de worst case berekening volgt dat de bijdrage aan extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Een nader onderzoek is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0009.jpg"

Afbeelding resultaten NIBM-tool


Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2019) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Ziedewijdsedijk en Noldijk, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 22,3 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 19,3 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 12 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.


Het vervallen van de bedrijfsfunctie en de verwachting dat de autotechniek in de toekomst schoner wordt zorgt ervoor dat de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is dan hiervoor benoemd.

Conclusie

De verkeersgeneratie van dit plan levert geen probleem op voor de omliggende wegen. Daarbij uitgaand van een totaal nieuwe ontwikkeling en niet in ogenschouw nemend dat hier ook sprake is van een bestaande bedrijfsfunctie. Per saldo is het resultaat dus positiever als dit wel wordt meegewogen.

Het plan voorziet daarbij in voldoende parkeergelegenheid en de ontwikkeling mag worden beschouwd als NIBM voor het aspect luchtkwaliteit .

Er is hiermee geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.4 Water

Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP, 2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater.

Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Beoordeling

Waterkwantiteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In de bestaande situatie is het ter plaatse van het bedrijfsperceel niet mogelijk dat het hemelwater direct infiltreert omdat het gehele plangebied verhard is. Ter plaatse van de paardenweide is dit wel mogelijk.

Het hemelwater zal in de nieuwe situatie ter plaatse van de groenvoorzieningen in het plangebied direct in de ondergrond infiltreren. Ter plaatse van de nieuwe woningen wordt riolering aangelegd welk aangesloten wordt op het bestaande stelsel.

Waterbeheer

In de Keur is geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen.

Watergangen en regionale waterkering

In of nabij het plangebied liggen watergangen en/of (regionale) waterkeringen.

Waterkering

Langs de Noldijk ligt een regionale waterkering. Overeenkomstig de legger van het waterschap wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Binnen de beschermingszone van de waterkering worden een aantal woningen opgericht. Hierover heeft overleg met het waterschap plaatsgevonden. De woningen die binnen de beschermingszone liggen kunnen worden opgericht binnen deze zone. Alleen de realisatie van kelders bij deze woningen moet in overleg met Waterschap plaatsvinden. Voor de omgevingsvergunning voor bouw van deze woningen dient schriftelijk toestemming aan het Waterschap te worden gevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0010.jpg"

Afbeelding uitsnede legger waterkering

Bestaande watergangen

Het plangebied grenst aan de zuidwestkant aan de Waal. Er vinden geen werkzaamheden in deze watergang plaats, maar er worden nieuwe woonkavels aan het water gerealiseerd en er wordt een natuurvriendelijke oever aangelegd.

Te midden van het plangebied ligt een watergang categorie overig (beschermingszone 1 meter, onderhoud door perceeleigenaren). Deze watergang wordt verplaatst (in het verlengde van de woning Noldijk 115).

Ter hoogte van het plangebied bevindt direct aangrenzend aan de Waal ook een water inlaat. Deze wordt mogelijk iets verschoven.

Langs de westzijde van het plangebied (tussen de woningen Noldijk 115 - 119 en het plangebied) ligt een bestaande watergang. Deze blijft in de bestaande situatie behouden, alsmede de beschermingszone van 1 meter.

Aan de zuidkant van het plangebied ligt een duiker (in onderhoud van het waterschap met een beschermingszone van 3,5 meter). Deze wordt verplaatst in de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0011.png"

Afbeelding uitsnede legger watergangen

Toename verhard oppervlak

Voor het plan is berekend wat de oppervlakte aan verharding bedraagt in de bestaande- en in de nieuwe situatie. Deze berekening is als Bijlage 1 bijgevoegd. De oppervlakte aan verharding bedraagt in de bestaande situatie 12.143 m2 en in de nieuwe situatie 9.108 m2. De oppervlakte aan verharding neemt met 3.035 m2 af in de nieuwe situatie.

Omdat het verhard oppervlakte afneemt is watercompensatie niet nodig.

Onderhoud nieuw aan te leggen water:

Water grenzend aan gemeentegrond betekent onderhoud door gemeente. Waarschijnlijk om praktische redenen wordt daardoor ook het water grenzend aan uitsluitend particuliere grond door gemeente onderhouden. Hiervoor moeten nadere afspraken worden vastgelegd

Conclusie

Door het verwijderen van een grote hoeveelheid oppervlakteverharding en het graven van verschillende watergangen vindt er een verbetering van het watersysteem plaats. Voor het bouwen van woningen op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Het aspect water levert daarmee geen belemmeringen op voor de realisatie van het bouwplan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen en bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen via wegen en spoorlijnen wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Voor transport middels buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing.

Econsultancy heeft voor het planvoornemen het onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.

Onderzoek

Uit de risicokaart valt op te maken dat het plangebied in de nabijheid van 7 risicobronnen ligt (zie hiervoor ook onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0012.jpg"

Afbeelding ligging plangebied (rood) ten opzichte van de risicobronnen

Buisleiding

Op ruim 275 meter ten noorden van het plan is een waterstofleiding (nr. 1 bovenstaande afbeelding) van de beheerder Air Products aanwezig. Op circa 1,5 kilometer is een buisleiding (nr. 2 bovenstaande afbeelding) van de beheerder Gasunie Transport Services aanwezig. Omdat het plan buiten de inventarisatieafstand van beide buisleidingen ligt en buiten het plaatsgebonden risicocontour van 10 meter van de waterstofleiding (1), is een kwantitatieve risicoanalyse niet noodzakelijk.

Transport

Op circa 550 meter ten noordoosten van het plan ligt de spoorlijn (nr. 3 bovenstaande afbeelding) Kijfhoek – Barendrecht. Gelet op de afstand tot het plangebied (meer dan 200 meter) is het niet noodzakelijk een kwantitatieve risicoanalyse uit te voeren. Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen (stofcategorieën A, B2, B3, C3, D3 en D4) moet rekening gehouden worden met een invloedsgebied van 35 tot meer dan 4 kilometer. Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van een aantal stoffen ligt dient een verantwoording te worden gegeven. In het rapport is in hoofdstuk 4 ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid (zie hiervoor Bijlage 2).

Ruim 1,1 kilometer ten zuiden van het plangebied is vaarwegroute Corridor Rotterdam – Moerdijk gelegen (nr. 4 bovenstaande afbeelding). Over deze route vindt transport met gevaarlijke stoffen plaats door middel van zeeschepen. Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen moet rekening gehouden worden met een invloedsgebied van 35 tot 1.070 meter. Omdat het plan op ruime afstand ligt, worden er geen belemmeringen verwacht.

Inrichtingen

Palletbedrijf J. Staat BV

Pal tegenover het plangebied ligt het palletbedrijf J. Staat BV (nr. 5 bovenstaande afbeelding) met een opslagplaats van 1.000 m2. De inrichting heeft geen plaatsgebonden risicocontour, omdat er alleen buiten pallets worden opgeslagen en geen gevaarlijke stoffen. Wel is de kans aanwezig dat pallets kunnen branden. Omdat het om een bestaande situatie gaat, wordt verondersteld dat aan de voorschriften voor buitenopslag wordt voldaan zodat een eventuele brand niet te snel overslaat. Een nadere onderbouwing is daarom niet noodzakelijk.


Barendrecht Ziedewij

Op ruim 540 ten noordwesten van het plangebied ligt de inrichting Barendrecht Ziedewij (nr. 6 bovenstaande afbeelding). Binnen de inrichting vindt aardolie- en aardgaswinning plaats. Op 40 meter afstand bedraagt het plaatsgebonden risico 10-6/jaar. Gezien de ruime afstand tot het plangebied is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Shipcoat B.V.

Op ruim 750 ten zuiden van het plangebied aan de Industrieweg 17 ligt de Bevi inrichting Shipcoat B.V. (nr. 7 bovenstaande afbeelding). De inrichting ligt op korte afstand van de gemeentegrens met Barendrecht. Binnen de inrichting vindt opslag van verfwaren plaats met een gemiddelde hoeveelheid van 100.000 kilogram. Verder beschikt de inrichting over een H-ex installatie ter bestrijding van een eventuele brand. Deze activiteit valt onder de werkingssfeer van het Bevi en Revi. Op 20 meter afstand bedraagt het plaatsgebonden risico 10-6/jaar en de afstand tot de grens van het invloedsgebied bedraagt 90 meter. Gezien de ruime afstand tot het plangebied is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek.


Emplacement Kijfhoek

Op ruim 600 meter ten oosten van het plangebied ligt het emplacement Kijfhoek (nr. 8 bovenstaande afbeelding). Voor het emplacement Kijfhoek is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) het ‘Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek’ opgesteld (d.d. april 2012). In dit beheersplan is tevens aangegeven dat het invloedsgebied circa 1.380 meter bedraagt en wordt bepaald door het falen van een wagen beladen met waterstoffluoride (toxisch). Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied, maar buiten de PR 10-6 contour van het emplacement. Het hoogste groepsrisico bedraagt 0,9 x de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde wordt hiermee niet overschreden.

In het monitoringsrapport 2019 is voor de ontwikkeling van het GTI terrein de bouw van 18 ruimte voor ruimte woningen aan de Noldijk opgenomen.

Coldstore Wibaco BV

Op ruim 1 kilometer ten noorden van het plangebied ligt de inrichting Coldstore Wibaco BV (nr. 9 bovenstaande afbeelding). Binnen de inrichting is een ammoniakkoelinstallatie aanwezig. De PR 10-6 contour bedraagt 0 meter. Gezien de ruime afstand tot het plangebied is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Conclusie

Door het kleinschalig karakter van de ontwikkeling leidt de ontwikkeling niet tot een significante toename van het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied. Hierdoor resulteert de voorgenomen ontwikkeling niet in een toename van het groepsrisico. Verder is ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij het maatgevende scenario (toxisch). Ook is het plan al opgenomen in het monitoringsrapport 2019 voor het emplacement Kijfhoek.

De onderhavige ontwikkeling in relatie tot het aspect externe veiligheid ondervindt geen belemmeringen.

4.6 Geluid

Onderzoek wegverkeerslawaai

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de verwachten geluidsbelasting op de gevels van de woningen worden onderzocht en getoetst. De te verwachten geluidsbelasting moet voldoen aan de wettelijke vereisten en aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening.

De betreffende woningen van het plan liggen binnen de invloedsfeer van het geluid van het verkeer op de Noldijk. Om die reden is voor het plan akoestisch onderzoek uitgevoerd. De te verwachten geluidsbelasting is bepaald en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Het onderzoek is uitgevoerd door Buro DB en is als Bijlage 3 toegevoegd.


Het plangebied ligt buiten de wettelijke geluidszone van de spoorbaan Rotterdam-Dordrecht. Daarom is onderzoek naar railverkeerslawaai niet nodig.

Resultaten onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat met de te verwachten geluidsbelasting van het wegverkeer op de Noldijk bij vijf van de zeventien woningen de norm van 48 dB overschrijdt. De maximale geluidsbelasting is 53 dB. Daarmee wordt de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden.


Het toepassen van bron- en/of overdrachtsmaatregelen is in deze situatie om technische en stedenbouwkundige redenen niet realistisch. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden wordt het toepassen van mogelijke dove gevels bij de woningen afgeraden.


Aanbevolen wordt om voor de vijf woningen met de geconstateerde normoverschrijding (eerste lijnsbebouwing langs de Noldijk) ontheffing van een hogere grenswaarde aan te vragen. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient middels een nader uit te voeren akoestisch onderzoek te worden aangetoond of/hoe wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de maximale binnenwaarde en de benodigde geluidwering van de gevels.


Conclusie

Met ontheffing van een hogere grenswaarde (tot maximaal 53 dB) en aantoonbaar voldoende geluidwerende gevels, kunnen de woningen in het plan, vanuit het oogpunt van geluid, worden gerealiseerd.

Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarde moet gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Deze hogere waarden worden door het college van Barendrecht vastgesteld.

Er zijn nog geen concrete bouwplannen, waardoor de geluidwering van de gevels niet onderzocht kan worden. In de regels is derhalve een voorwaardelijke verplichting opgenomen om het vereiste van voldoende geluidwerende gevels te borgen.

Industrielawaai

Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het rangeerterrein Kijfhoek. De woningen die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn geluidsgevoelige objecten. Hierdoor is het uitvoeren van akoestisch onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat er wordt voldaan aan de grenswaarde.


Op 29 augustus 2012, kenmerk 2012019380 / WB, heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, een vergunning afgegeven voor het rangeeremplacement Kijfhoek. De door de inrichting veroorzaakte geluidsbelasting is in kaart gebracht in een akoestisch rapport van M+P Raadgevende Ingenieurs (M+P.RAIL.08.14.1, d.d. 8 oktober 2010).

De beoogde ontwikkeling valt binnen de geluidscontour van Kijfhoek (zie figuur 4.5), maar ligt buiten de 50 dB(A) contour. Voor de beoogde ontwikkeling is dan ook geen verder akoestisch onderzoek nodig omdat deze buiten de 50 dB(A) contour ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0013.jpg"

Afbeelding: Geluidszone rangeerterrein Kijfhoek en ligging plangebied

Conclusie

Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor het voornemen.

4.7 Bodem

Voor het plangebied is een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd.

Onderzoek

Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de meest recente NEN en BRL SIKB-protocollen. Het verkennend grond en grondwateronderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5470. Het onderzoek naar de aanwezigheid van asbest is uitgevoerd conform de NEN 5707(grond) en NEN 5897 (puin). Het waterbodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5720. Voor het nadere onderzoeksdeel naar de omvang en mate van de zware metalen en asbest verontreiniging is een onderzoekstrategie gehanteerd met de volgende documenten als richtlijn:

  • NTA 5755 Landbodem - Nader onderzoek;
  • NEN5707 Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen.

Resultaten
Bedrijfsterrein

Uit de onderzoeksresultaten blijkt bij een aantal deellocaties mogelijk sanerende maatregelen of voorzieningen nodig zijn bij de voorgenomen herbestemming voor woningbouw. Dit is mede afhankelijke van de definitieve situering van de woonpercelen, watergangen, openbaar groen, wegen, e.d. In een saneringsplan wordt dit verder uitgewerkt. Onderstaand is per deellocatie aangegeven of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De Wet Bodembescherming spreekt van een geval van ernstige bodemverontreiniging als meer dan 25 m³ grond of 100 m³ grondwater verontreinigd is met één of meerdere gehalten tot boven de interventiewaarde. Volledige sanering van een ernstig geval van bodemverontreiniging (historisch, ontstaan voor 1987) is in principe alleen verplicht wanneer er sprake is van humane-, ecologische of verspreidingsrisico’s.

Er zijn geen aanwijzingen dat de verontreinigingen (volledig) na 1987 zijn ontstaan en daarom onder de zorgplicht zouden vallen, waardoor er per definitie sprake zou zijn van saneringsverplichting (in geval van zorgplicht zijn de omvang en/of de aanwezigheid van risico's niet relevant).

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0015.jpg"

De olieverontreiniging, aangetoond in de waterbodem van de Waal, hoeft niet gesaneerd te worden. Wel is het overwegen waard om deze verontreiniging wel te saneren, zodat bij contact met de waterbodem geen oliefilm op het wateroppervlak verschijnt. Dit is dan meer een ‘cosmetische’ sanering.

Paardenweide

Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat bij een aantal deellocaties mogelijk sanerende maatregelen of voorzieningen nodig zijn bij de voorgenomen herbestemming voor woningbouw. In een saneringsplan wordt dit verder uitgewerkt. Onderstaand is per deellocatie aangegeven of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijzingen dat de verontreinigingen (volledig) na 1987 zijn ontstaan en daarom onder de zorgplicht zouden vallen, waardoor er per definitie sprake zou zijn van saneringsverplichting (in geval van zorgplicht zijn de omvang en/of de aanwezigheid van risico's niet relevant).
afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0016.jpg"

Het verwijderen van het teerhoudende asfalt en/of de asbesthoudende materialen (verwerkt in de schuur) is vanuit bodemhygiëne niet noodzakelijk. In het kader van de voorgenomen herinrichting van het terrein, is dit wellicht wel wenselijk.

Conclusie resultaten

De bodemverontreinigingen op het onderzoeksterrein zijn in voldoende mate in beeld gebracht. Uit het veldwerk en analyseresultaten blijkt dat het asbest en bodemvreemde bijmenging met puin, sintels, slakken e.d. sterk heterogeen verdeeld is binnen de verontreinigde deellocaties. De verschillende heterogene verontreinigingen met bodemvreemde bijmengingen zijn afgeperkt (verontreinigingscontour is in beeld). Binnen de begrensde contouren worden de ‘tussen-‘ en interventiewaarden bij diverse boorpunten overschreden. Door het sterk heterogene karakter van de verontreiniging is niet duidelijk een ‘tussen-‘ of interventiewaardecontour te onderscheiden. Daarom is deze op de onderzoekstekeningen niet ingetekend.

Geadviseerd wordt om een saneringsplan op te stellen dat ingestoken wordt op de toekomstige woonfunctie. Indien verontreinigingen niet volledig gesaneerd worden en ingepast in het toekomstige plan, is het raadzaam nog een risico beoordeling uit te laten voeren. Hierbij worden op basis van de gemeten gehalten de risico’s voor de mens, ecosysteem en verspreiding bepaald.

Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek.

Conclusie

Er wordt een saneringsplan opgesteld met inachtneming van de adviezen uit het onderzoek. Het saneringsplan wordt voorafgaand aan sloop bouwrijpfase overlegd bij de gemeente. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan levert het aspect bodem geen belemmering op.

4.8 Archeologie

Op grond van gemeentelijk beleid, de archeologische verwachting van het gebied, alsmede de bodemverstorende aard van de werkzaamheden die in het kader van de toekomstige ontwikkeling van de plangebied worden uitgevoerd, is een verkennend inventariserend veldonderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van archeologische waarden uit het Neolithicum/Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen A en B. Archeologie Rotterdam heeft voor dit onderzoek een Programma van Eisen opgesteld. die als Bijlage 5 is toegevoegd. Op basis van dit programma is het archeologisch onderzoek uitgevoerd, die als Bijlage 6 is toegevoegd. In het navolgende zijn de resultaten van het onderzoek toegelicht.

Onderzoek

Op basis van de onderzoeksgegevens wordt de uitvoering van archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Wel kunnen off site-resten uit de Nieuwe Tijd en de Late Middeleeuwen worden aangetroffen. Dat er ter plaatse van boring nr. 10, 11, 13 en 14 (zie onderstaande afbeelding) vanaf een diepte van ten minste circa 1.45 - 3.50 meter beneden het maaiveld mogelijk ook oudere overafzettingen aanwezig waarin nog wel archeologische resten uit de periode van het Neolithicum t/m de Vroege Middeleeuwen aanwezig kunnen zijn wordt in dit opzicht niet relevant geacht. Deze afzettingen zullen immers naar verwachting bij de met de planrealisatie samenhangende graafwerkzaamheden niet worden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20200004-VI01_0017.jpg"

Afbeelding: het plangebied (rood omkaderd) en de locaties van de boringen

Hoewel het heipalenplan nog niet bekend is wordt er van uitgegaan dat de heipalen een relatief beperkte oppervlakte zullen beslaan en dat de afstand tussen de heipalen ook voldoende zal zijn om hier ook in de toekomst nog archeologisch onderzoek uit te kunnen voeren. Het aanbrengen van de heipalen wordt indien dat inderdaad het geval is niet beschouwd als een significante bodemverstoring.

Conclusie
Het aspect archeologie levert geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9 Flora en fauna

4.9.1 Quickscan flora en fauna

In het kader van de Wet natuurbescherming is een quickscan uitgevoerd. Het doel van de quickscan is om te bepalen in hoeverre beschermde soorten aanwezig zijn of te verwachten zijn en wat de verwachten effecten zijn op beschermde situaties. Verder is een inschatting gemaakt van welke negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en het NatuurNetwerk Nederland kunnen optreden. Als derde onderdeel heeft de Wet natuurbescherming betrekking op houtopstanden. De quickscan is als Bijlage 7 toegevoegd. In het navolgende zijn de resultaten van het onderzoek toegelicht.

Resultaten onderzoek


Soortenbescherming

  • In een ventilatiepijp in de fabriekshal is een nest van Kerkuil aanwezig. Dit nest is jaarrond beschermd. Voor het aantasten of verwijderen van de nestplaats is een ontheffing van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming nodig.
  • De coniferen bij de Noldijk vormen een potentiële broedplek voor de jaarrond beschermde Ransuil. Tijdens het veldbezoek werden geen sporen gevonden die duiden op aanwezigheid van deze soort, maar een broedgeval kon op dit moment niet worden uitgesloten. Aanbevolen wordt om vervolgonderzoek te doen in de periode half maart - eind juli.
  • Op het terrein heeft zich veel groen spontaan ontwikkeld. Hierin kunnen veel verschillende soorten vogels gaan nestelen. Alle inheemse broedvogels en hun nesten zijn beschermd gedurende de broedtijd. Houd hier rekening mee tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
  • Aanwezigheid van strikt beschermde zoogdieren kon worden uitgesloten. Er is met name gekeken naar mogelijkheden voor vleermuizen, omdat deze in de omgeving voorkomen. De gebouwen en bomen bieden geen mogelijkheden voor verblijfplaatsen. Van een vaste vliegroute of essentieel foerageergebied is geen sprake.
  • Voor kleine, landgebonden zoogdieren die onder de bescherming van artikel 3.10 uit de Wnb vallen, maar op de provinciale vrijstellingslijst staan, geldt de Zorgplicht. Laat een Ecologisch Werkprotocol opstellen waarin concrete maatregelen voor de uitvoering vastgelegd worden.
  • Strikt beschermde amfibieën zijn uitgesloten, maar algemeen voorkomende soorten van de provinciale vrijstellingslijst kunnen wel in het plangebied voorkomen. Ook voor deze dieren geldt de zorgplicht.
  • De strikt beschermde soorten van de overige soortgroepen kunnen op basis van de biotoop en/ of hun verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Gebiedsbescherming

  • Negatieve effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op Natura 2000-gebieden of het NatuurNetwerk Nederland zijn redelijkerwijs uitgesloten. Om dit uit te sluiten is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Deze berekening is toegelicht in subparagraaf 4.9.3.
  • Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied.

Beschermde houtopstanden

  • De hoeveelheid bomen in het plangebied is kleiner dan de definitie in de Wet natuurbescherming om te spreken over een beschermd houtopstand.
  • Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen, waar een kapvergunning van de gemeente Barendrecht voor nodig is.
4.9.2 Vervolgonderzoek Ransuil

Bij de quickscan werd een jaarrond beschermd nest van een Kerkuil vastgesteld. Voor een andere jaarrond beschermde soort, de Ransuil, werd het plangebied geschikt geacht. Met name de grote coniferen aan de zuidwestkant van het gebouw, langs de dijk, vormen een potentiële broedplek. Het vervolgonderzoek naar de Ransuil is uitgevoerd. Het verslag is als Bijlage 8 toegevoegd.

Resultaten onderzoek

De afgelopen jaren zijn op verschillende plekken langs de Noldijk broedgevallen van Ransuil vastgesteld. De controles binnen het plangebied hebben echter geen activiteit van de Ransuilen vastgesteld. Er zijn geen uilen gehoord. Bij de coniferen zijn geen (sporen van) Ransuilen aangetroffen. Ook binnen een straal van 500 meter ten noorden en zuiden van het plangebied zijn geen Ransuilen gehoord. De bezoeken aan het plangebied gaven ook de mogelijkheid om te kijken of de Kerkuil nog aanwezig was. Onder de ventilatiepijp, die toegang geeft tot de nestplek, werden verse braakballen aangetroffen. Dit wijst erop dat de nestplek nog steeds in gebruik is.

Conclusie
Op basis van het vervolgonderzoek is een beschermde nestplek van Ransuil binnen het plangebied uitgesloten. De soort is niet waargenomen en er zijn ook geen aanwijzingen voor aanwezigheid vastgesteld.

De ventilatiepijp aan de achterzijde van de fabriekshal wordt nog wel gebruikt door Kerkuilen. Dit betekent dat voor de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied aan de Noldijk 113 in de gemeente Barendrecht een ontheffing nodig is voor het verwijderen van het nest van Kerkuilen. Voor de ontheffing van de Kerkuil is een activiteitenplan opgesteld en wordt de ontheffing aangevraagd. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om het te borgen.

Het aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9.3 Onderzoek stikstofdepositie

Nieuwe plannen moeten beoordeeld worden op de mogelijke stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Om inzichtelijk te maken, wat de mogelijke stikstofdepositie is, is de stikstofdepositie berekend. De memo en de daarbij horende bijlagen zijn als Bijlage 9 toegevoegd.

Afstand tot Natura 2000-gebieden
De nabij gelegen gebieden in de directe omgeving van het planvoornemen zijn:

  • Oude Maas, op circa 1250 m;
  • Kinderdijk, op circa 6.300 m.


Overigens wordt in de AERIUS-berekening de invloed op alle Natura-2000 gebieden beschouwd / berekend.


Uitgangspunten
Voor het berekenen van de stikstofdepositie in de relevante Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied, is gebruik gemaakt van AERIUS Calculator versie 2019a. In de berekeningen zijn de emissies van NOx en NH3 van de relevante bronnen meegenomen. Het gaat hierbij om:

  • 1. Emissies van vrachtverkeer en mobiele werktuigen in de aanlegfase (realiseren nieuwbouwwoningen)
  • 2. De verkeersgeneratie ten gevolge van de nieuwe situatie


Er zijn in het onderzoek twee berekeningen uitgevoerd om de stikstofdepositiebijdrage van het herontwikkelingsplan op de omliggende Natura 2000-gebieden in kaart te brengen, te weten:

  • de stikstofdepositie ten gevolge van de aanlegfase;
  • stikstofdepositie in de gebruiksfase.

Conclusie

In het onderzoek is een analyse uitgevoerd naar de stikstofanalyse. Hieruit blijkt dat de NOX uitstoot in de toekomstige gebruiksfase 72,1 kg bedraagt en 150,7 kg NOx wordt uitgestoten tijdens de bouwfase (per jaar). De Aerius calculator laat zien dat in zowel de bouw- als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie op de Natura-2000 gebieden. Er zijn namelijk geen rekenresultaten, hoger dan 0,00 mol/ha/j.


Voor dit plan is geen vergunning noodzakelijk voor de Wet natuurbescherming.

4.10 Vormvrije m.e.r.

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.

Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:

  • Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
  • Onderdeel B is reeds vervallen.
  • Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
  • Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.

De procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de procedure niet van toepassing.

Beoordeling

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het planvoornemen bevat een activiteit zoals opgenomen in onderdeel D Besluit m.e.r. (realisatie van woningen op een voormalige bedrijfslocatie). De drempelwaarden van 2000 woningen of meer worden niet overschreden.


Plaats van het project

Het plangebied ligt aan de Noldijk te Barendrecht. Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied. In subparagraaf 4.9.3 is onderbouwd dat er vanuit het aspect gebiedsbescherming geen belemmeringen zijn voor het plan.

Het plangebied ligt niet of nabij een Natuur Netwerk Nederland gebied.

Een deel van het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een waterkering. De dubbelbestemming van deze waterkering met bijbehorende regels blijft gelden waardoor het functioneren van deze kering niet in het geding komt.

Kenmerken potentiële effecten

Uit de beoordelingen en onderzoeken van de omgevingsaspecten in dit hoofdstuk blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

Er wordt een activiteitenplan voor de Kerkuil opgesteld en een vervolgonderzoek naar de Ransuil uitgevoerd. Deze stukken worden voorafgaand aan de sloop en sanering bij de gemeente overlegd. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om het te borgen. Dit aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden, door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.

Het bestemmingsplan bestaat uit de juridische bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergeven, met daarbij de randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Om voldoende rechtszekerheid én flexibiliteit te kunnen bieden, is in het voorliggende bestemmingsplan gekozen voor een globale (flexibele) eindbestemming. Een eindbestemming biedt een directe bouwtitel, wat betekent dat wanneer het bouwplan past binnen de in de bestemming genomen regels, een bouwvergunning (‘omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen’) kan en moet worden afgegeven.

5.2 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende artikelen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In Artikel 1 worden een aantal begrippen verklaard, die worden gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Daarnaast is het 'Artikel 2 Wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

Hierna volgt een toelichting per artikel.

Groen

Voor de gronden rondom de woonbebouwing is de bestemming ‘Groen’ opgenomen. In de bestemming zijn naast groen- en watervoorzieningen, voorzieningen met een karakter van algemene nut zoals speel- en nutsvoorzieningen en voorzieningen voor langzaam verkeer (voet-, fiets- en ruiterpaden) toegestaan. Om flexibiliteit te behouden en het groene karakter van het gebied te waarborgen is geen bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' opgenomen. Daarom is gekozen om voor de aanleg van een verkeersontsluiting en parkeervoorzieningen een aanduiding op te nemen. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn een verkeersontsluiting en parkeervoorzieningen toegestaan. Uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd. Voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. In de regels zijn nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tuin

De gronden rondom het 'Woongebied' zijn bestemd met de bestemming 'Tuin' ten behoeve van de tuinen van de woningen. In de bestemming zijn naast tuinen, ook parkeer, groen, nuts, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming mag alleen gebouwd worden ten dienste van de bestemming en de aangrenzende bestemming 'Woongebied'. In de regels zijn nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van erkers, veranda's, luifels, balkons en overige bouwwerken.

Verkeer

Een kleine strook binnen het plangebied (langs de Noldijk) is bestemd met de bestemming 'Verkeer'. In de bestemming zijn naast verkeersvoorzieningen, ook groen, speel, parkeer, nuts en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

Water

De regeling van de bestemming 'Water' is één op één overgenomen uit het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Binnen deze bestemming worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Woongebied

Daar waar de nieuwe woningen gebouwd gaan worden, is een bestemming 'Woongebied' opgenomen. Er is gekozen voor de bestemming 'Woongebied', omdat het gebied en de ontwikkeling afwijkend is van de woonbestemmingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Bestemmingsplan Zuidrand is een gedetailleerd bestemmingsplan, waarin de gronden conserverend zijn vastgelegd conform het huidige gebruik. Ten behoeve van de flexibiliteit en invulling van het plangebied is het gebied niet gedetailleerd vastgelegd en is gekozen voor een globale bestemming.

Binnen deze bestemming woningen in de vorm van vrijstaande en twee-aaneen woningen toegestaan. Tevens zijn tuinen, erftoegangswegen, water, fiets- en voetpaden en groenvoorzieningen toegestaan. De hoofdgebouwen dienen binnen de bouwvlakken te worden gerealiseerd. Er zijn maximaal 17 woningen toegestaan. In de regels zijn nadere voorwaarden gegeven voor de bouw de hoofdgebouwen. Daarnaast zijn er nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van erkers, veranda's, luifels, balkons, bijbehorende bouwwerken, ondergronds bouwen, steigers, boothuizen en andere bouwwerken.

Verder zijn er drie voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

  • 1. De voorwaardelijke verplichting - nader akoestisch onderzoek vloeit voort uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek, waarbij sprake is van een normoverschrijding voor de woningen aan de Noldijk. Er zijn nog geen concrete bouwplannen, waardoor de geluidwering van de gevels niet onderzocht kan worden. Derhalve is voorwaardelijke verplichting opgenomen om het vereiste van voldoende geluidwerende gevels te borgen.
  • 2. De voorwaardelijke verplichting parkeren borgt de aanleg van voldoende parkeerplaatsen.
  • 3. De voorwaardelijke verplichting ontheffing Kerkuil is opgenomen voor het borgen van mitigerende en/of compenserende maatregelen met het oog op de gunstige staat van instandhouding van de Kerkuil, waarvoor een ontheffing aangevraagd moet worden.

Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 4

Ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 4' opgenomen. In deze bestemmingen is een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden opgenomen.

Waterstaat - Waterkering

Ter bescherming van de aanwezige waterkering in het plangebied is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. In deze bestemmingen is een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven die gelden voor heel het plangebied en niet bestemming gebonden zijn, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook worden algemene gebruiksregels gegeven. Daarnaast worden enkele algemene afwijkingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten.

In de algemene aanduidingsregels zijn de gebiedsaanduidingen opgenomen, waaronder de 'geluidzone - industrie', 'overige zone - water', 'vrijwaringszone - natuurvriendelijke oever' en de 'vrijwaringszone - straalpad'.

De 'geluidzone - industrie' is opgenomen ten behoeve van de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte van een inrichting.

De gronden met de 'overige zone - water' zijn mede bestemd voor de aanleg van waterhuishoudkundige voorzieningen, Vanwege flexibiliteit bij de aanleg mag onder voorwaarden deze aanduiding van vorm en situatie veranderd worden.

Langs de oever van het Waaltje is een 5 meter brede strook aangeduid met 'vrijwaringszone - natuurvriendelijke oever'. Binnen deze zone worden eisen gesteld aan de aanleg van de oeverconstructie en bouwwerken. Gebouwde erfscheidingen en oeverconstructies, zoals beschoeiingen, zijn hier niet toegestaan.

De 'vrijwaringszone - straalpad' is mede voor de bescherming van de straalverbinding. Ter bescherming van deze straalverbinding is een maximale bouwhoogte van 63 meter toegestaan.

Om te zorgen dat de woningen op een zorgvuldige wijze in het landschap worden ingepast, is in 'Overige regels' een regeling met betrekking tot het beeldkwaliteitsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht bij een procedure waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.12 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld doordat een anterieure overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer.

In artikel 3.1.6 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met het bouwplan moet (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd.

De realisatie van het bouwplan komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Er zijn geen gemeentelijke investeringen mee gemoeid. Dit is vastgelegd in de anterieure overeenkomst. Het kostenverhaal is hierin geregeld. De kosten zijn hierdoor anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluit het bevoegd gezag geen exploitatieplan vast te stellen zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, omdat de plankosten anderszins verzekerd zijn. Een planschadeovereenkomst maakt deel uit van de anterieure overeenkomst.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op 24 juli 2020 is het concept ontwerpbestemmingsplan verstuurd naar de overlegpartners. Op 24 juli 2020 is via een E-formulier aanbieden ruimtelijk plan” het concept ontwerpbestemmingsplan bij de provincie Zuid-Holland aangemeld.

De volgende overlegpartners hebben een reactie ingediend:

  • Provincie Zuid-Holland
  • DCMR Milieudienst Rijnmond
  • Waterschap Hollandse Delta (WSHD)
  • Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond (VRR)

De reacties zijn verwerkt in Nota Vooroverleg evenals eventuele wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan als gevolg daarvan. De Nota Vooroverleg is als Bijlage 10 toegevoegd.

6.2.2 Participatie

De gemeente hecht grote waarde aan participatie en stimuleert initiatiefnemers om met belanghebbenden in gesprek te gaan. Dit past geheel in het gedachtegoed van de aankomende Omgevingswet. Met participatie in de Omgevingswet wordt bedoeld 'het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit om tijdig belangen, meningen en creativiteit op tafel te krijgen. In het kader van dit plan is in een vroegtijdige stadium met de omwonenden gesproken en zijn de reacties hieronder toegelicht.

Op donderdag 9 mei 2020 is er een mail gestuurd naar alle bewoners die op het plan uitkijken. Deze mail bevatte een kaart van het plan en een brief waarin de desbetreffende informatie over het bestemmingsplan beschreven staat en een uitnodiging voor een telefonisch gesprek over het plan. De omwonenden zijn daarna telefonisch en persoonlijk benaderd.

De reacties die hieruit zijn voortgekomen zijn voor het overgrote deel erg positief. Een groot deel van deze bewoners is akkoord gegaan met het plan. Door een klein aantal omwonenden zijn er bezwaren aangegeven.

Deze bezwaren betreffen:

  • de positie van de toegangsweg, inzake inschijnende koplampen en het belemmeren van zicht op de Waal door positie van de nieuwe woning;
  • verminderde privacy door wandelpad achter de woning en nieuwe brug.

Positie toegangsweg en belemmeren van zicht

Dit bezwaar vloeit voort uit de verplaatsing van de woning Noldijk 121. Deze verplaatsing was in eerdere plannen niet voorzien, maar is ontstaan vanuit de gemeentelijke wens voor meer doorzichten vanaf de Noldijk op de Waal. Door deze verplaatsing is de verkaveling aangepast en komt de vervangende woning Noldijk 121 en een toegangsweg voor de deur van twee bewoners te liggen. Dit bezwaar heeft geleid tot een grote aanpassing in het plan, namelijk dat de woning 121 wel wordt gesloopt echter niet meer verplaatst wordt teruggebouwd op de positie aan de dijk tegenover deze 2 bewoners. Eén van deze bewoners heeft schriftelijk aangegeven akkoord te zijn. De andere bewoner heeft niet meer gereageerd.

Verminderde privacy en veiligheid door wandelpad en nieuwe brug

Een bewoner is bang dat een wandelpad achter zijn woning voor minder privacy zal zorgen. Dit betreft een verbinding met het bestaande wandelpad dat wordt aangelegd aan de westzijde van het plangebied. Gemeente heeft in haar beleidstukken het uitgangspunt van een doorgaande route langs de Waal. Dit pad vormt daar onderdeel van en kan daarmee niet vervallen. Er is hier echter sprake van een brede watergang en groen zodat voetgangers op ruime afstand blijven. Door het wandelpad in het plangebied, zal zijn privacy niet verminderd worden. Om de bewoner tegemoet te komen is het wandelpad achter zijn woning zo ver mogelijk in noordoostelijke richting verschoven. Mondeling is aangegeven dat de initiatiefnemer in overleg met de gemeente gaat bekijken hoe de bosschages worden ingericht.

Deze bewoner heeft ook aangegeven te vrezen voor verminderde veiligheid na aanleg van de nieuwe brug tussen het reeds bestaande wandelpad aan de Waal naast/achter zijn woning en het nieuw te realiseren plan. De gemeente is echter van mening dat er haar inziens geen sprake kan zijn van verminderde veiligheid na aanleg van deze brug aangezien middels het hiermee doortrekken van de doorgaande route langs de Waal in het nieuwe plan het bestaande pad minder anoniem(verscholen) maakt hetgeen de veiligheid juist ten goede komt.

Vervolg

Tussen initiatiefnemer en een van de bewoners vindt nog derde afspraak plaats. Dit heeft onder andere betrekking op de gewenste ruilverkaveling.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Parq Waal (OBP Parq Waal) lag samen met het beeldkwaliteitsplan (BKP) en een ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder (ontwerpbesluit HGW) vanaf 6 november 2020 tot en met 17 december 2020 ter inzage. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in de nota zienswijzen samengevat en voorzien van een inhoudelijke reactie. De nota is als Bijlage 11 Nota zienswijzen bijgesloten. Naar aanleiding van de zienswijzen hoeft het vast te stellen bestemmingsplan niet gewijzigd te worden.

Ambtshalve wijziging

In de regels en verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan Parq Waal is onterecht een dubbelbestemming “Leiding – Gas” opgenomen ter plaatse van de watergang aan de westzijde van het plangebied. Om bij de bestaande systematiek aan te blijven sluiten, is de dubbelbestemming geschrapt uit het vast te stellen bestemmingsplan. Dit heeft geen juridische gevolgen voor de bescherming van de gasleiding.