Plan: | Recreatiepark De Oude Maas |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPZUR20180009-VI01 |
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor het recreatiepark De Oude Maas gelegen aan de Achterzeedijk 1A. Het betreft een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Zuidrand, vastgesteld op 17-02-2015.
Op dit recreatiepark zijn in de bestaande situatie onder meer stacaravans aanwezig.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd om omissies in het vigerende bestemmingsplan Zuidrand te repareren en zodoende een goede bedrijfsvoering niet in de weg te staan. In de vigerende regeling is een bovengrens opgenomen voor het oppervlak aan gebouwen, daarin zijn onbedoeld ook de stacaravans inbegrepen. Daarmee is wat het plaatsen van stacaravans voor wat betreft het recreatiepark op slot gezet en vallen de bestaande stacaravans onder het overgangsrecht. Dit is nimmer de bedoeling geweest van de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Daarom wordt, om het voornemen planologisch/juridisch mogelijk te maken, het vigerende bestemmingsplan (gedeeltelijk) herzien. Omwille van een goede ruimtelijke ordening wordt het aantal kampeerplaatsen, stacaravans en trekkershutten tot een maximum beperkt. In het vigerende bestemmingsplan was geen bovengrens geregeld. Het maximum is gebaseerd op het destijds bepaalde aantal, ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp-bestemmingsplan Zuidrand. Daarnaast bestaat het voornemen om 7 nieuwe stacaravans en 10 trekkershutten te plaatsen. Om dit planvoornemen niet in de weg te staan, zijn deze aantallen ook opgenomen in het nu bepaalde maximum.
Voor wat betreft de bestaande recreatiewoningen op het park, gelegen langs de noordoever van de Oude Maas, en de jachthaven is er geen verandering in het planologisch regime voorzien. Vanuit praktisch oogpunt wordt het gehele recreatiepark opgenomen in één bestemmingsplan. Hiermee worden alle relevante randvoorwaarden voor het volledige recreatiepark duidelijk in beeld gebracht.
Het plangebied ligt aan de zuidoostkant van Barendrecht. Het gebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Oude Maas en de oostkant door de gemeentegrens met Zwijndrecht en de Waal. Aan de noordkant is de Achterzeedijk gelegen. En aan de westkant ligt een recreatiegebied dat wordt gebruikt voor dagrecreatie.
Afbeelding ligging plangebied Bron: brtachtergrondkaart nationaal georegister
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan ''Zuidrand'', vastgesteld op 17-02-2015.
Bestemmingsplan ''Zuidrand''
Ter plaatste van het plangebied gelden de volgende bestemmingen:
Verder geldt er langs de oever van de Oude Maas een 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandzone'.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
De bestaande en nieuwe stacaravans en de nieuwe trekkershutten passen binnen de bestemmingsomschrijving Recreatie - Verblijfsrecreatie, maar voor overige gebouwen is een maximum oppervlakte van 2.662 m2 opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Deze oppervlakte is benut door andere bebouwing. Hierdoor is er geen bebouwingsruimte meer vrij om de nieuwe stacaravans en trekkershutten te realiseren en om de bestaande stacaravans planologisch toe te staan. Door het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan wordt dit wel mogelijk gemaakt.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven met daarbij de bestaande en toekomstige situatie. De relevante beleidsstukken worden in hoofdstuk 3 behandeld. Daarna worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten van het bestemmingsplan bekeken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vertaling beschreven van het plangebied en hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In de bestaande situatie zijn er op het recreatiepark De Oude Maas recreatiewoningen, stacaravans, kampeerplaatsen, camperplaatsen, een jachthaven, een opslagloods en bij het park behorende voorzieningen zoals een sanitairgebouw en parkeren gesitueerd. Het park wordt ontsloten vanaf de Achterzeedijk.
Het voornemen is om op de locatie ten oosten van de recreatiewoningen 7 nieuwe stacaravans te plaatsen. Op het noordoostelijk gedeelte van het recreatiepark worden geen stacaravans geplaatst.
Ook is het planvoornemen om 10 trekkershutten te realiseren op een stuk grond ten zuiden van de jachthaven. Deze locatie grenst direct aan de Oude Maas. In overleg met het waterschap worden afspraken gemaakt om er voor te zorgen dat deze ontwikkeling het functioneren van de Oude Maas niet belemmert. Daarnaast wordt onderzocht welke maatregelen er nodig zijn om binnen 25 meter vanaf de oever van de Oude Maas de trekkershutten te kunnen plaatsen en gebruiken.
De voorgenomen nieuwbouw is qua kleinschaligheid en functie passend op het recreatiepark.
Afbeelding geel omlijnd = beoogde locatie trekkershutten
Beeldkwaliteit
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het plan is als Bijlage 1 bijgevoegd.
In het buitengebied staat het landschap centraal. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom zorgvuldig worden ingepast. Dat betekent dat de bebouwing niet te opvallend mag zijn, en er uit ziet alsof het gebouw ook echt op die plek thuis hoort.
De trekkershutten
Karakteristiek
De trekkershutten zijn klein van stuk, en duidelijk gericht op kort verblijf. De typologie van de trekkershut mag wel ruimer worden geïnterpreteerd, ook modernere vormen zijn denkbaar, als het maar passend is bij de landschappelijke achtergrond van de rivier.
Er wordt gekozen voor een eenduidige uitstraling: alle trekkershutten zijn van hetzelfde type.
Positie en oriëntatie
De trekkershutten hebben hun oriëntatie op de oeverlijn en er is samenhang in onderlinge afstand.
Volume
Gebouwen zijn vormgegeven als eenvoudige en heldere volumes.
Kap en bouwhoogte
Het gebouw bestaat uit één bouwlaag, eventueel met een kap. Op deze kap mogen geen dakkapellen worden geplaatst.
Materiaal- en kleurgebruik
Natuurlijke materialen en kleuren; hardhout of met een gelijkwaardige hoogwaardige uitstraling. Het gekozen materiaal dient duurzaam te zijn en mooi te blijven.
Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat van het bestemmingsplan vastgesteld.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit bestemmingsplan inzicht gegeven in de invloed van het van toepassing zijnde beleid ten opzichte van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.
Rijksbeleid
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Het plangebied is niet gelegen binnen een invloedssfeer van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt binnen een invloedssfeer van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De Oude Maas is aangewezen als Rijksvaarweg en het plangebied ligt deels binnen de vrijwaringszone van deze vaarweg. Het bouwen langs scheepvaartwegen is gebonden aan regels. In artikel 2.1.2. staan de bepalingen van de vrijwaringszone, de zone langs de vaarweg die vrij moet blijven van bebouwing. In artikel 2.1.3. zijn de regels aangaande de veiligheid van de scheepvaart op vaarwegen opgenomen. De beschermingszone van de Oude Maas is juridisch geborgd in het bestemmingsplan doordat de dubbelbestemming ''Waterstaat - Waterkering'' is opgenomen voor het gedeelte van het plangebied dat binnen de vrijwaringszone ligt. In paragraaf 4.5 wordt het aspect water nader toegelicht
Provinciaal beleid
Uit de kaart behorende bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie d.d. 29 juni 2018) is op te maken dat het plangebied is aangewezen als verblijfsrecreatiegebied (beschermingscategorie). Dit zijn gebieden die een recreatief karakter en passen qua locatie, schaal, inrichting en kwaliteit van de randen goed in hun omgeving.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk (uitbreiding van verblijfsrecreatie). In artikel 2.2.1 lid is opgenomen dat een bestemmingsplan hierin kan voorzien indien de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, geen wijziging op structuurniveau voorziet, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen).
In lid 4 is bepaald dat in het bestemmingsplan ook een beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen dient te worden omdat het plangebied deel uitmaakt van gronden met een beschermingscategorie (categorie 2, recreatiegebied).
Het uitbreiden van het verblijfsrecreatiemogelijkheden in de vorm van een aantal stacaravans en het bouwen van trekkershutten is passend op het recreatiepark De Oude Maas en daarmee passend binnen de bestaande gebiedsidentiteit (recreatie). De uitbreiding betreft geen grootschalige toevoeging van verblijfsrecreatie waarmee wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. Ten aanzien van artikel 2.2.1 lid 4, de bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota van de gemeente Barendrecht en de ontwikkeling wordt ingepast binnen de kaders van het "Barendrechts Buitenboek".
Het provinciale beleid levert geen belemmeringen en er spelen geen rijksbelangen. Derhalve wordt het beleidskader op provinciaal en rijksniveau niet verder uitgewerkt.
Uitzondering hierop betreft de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:
Onderbouwing
Het planvoornemen voorziet in een beperkte uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatiemogelijkheden binnen de bestaande recreatieve bestemming en op gronden van het recreatiepark. Uit een uitspraak van de Raad van State (Uitspraak 201602966/1/R1) blijkt dat een uitbreiding van een kampeerterrein naar zijn aard niet stedelijk is en derhalve niet valt te kwalificeren als andere stedelijke voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Om die reden heeft de raad niet hoeven voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
De uitbreiding vindt plaats op het bestaande recreatieterrein en kan derhalve worden aangemerkt als een niet-stedelijke ontwikkeling. Een onderbouwing van de ladder is niet benodigd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het planvoornemen wel getoetst aan de ladder. De uitbreiding is benodigd om te voorzien in de behoefte voor meer verblijfsrecreatieplekken. Het realiseren van meer aanbod is van belang voor het toekomstig economisch goed functioneren van het recreatiepark.
Het plangebied is gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgezicht (BSD). Er worden voor de ontwikkeling geen (nieuwe) gronden buiten het recreatiepark aangewend. Een uitgebreide onderbouwing van de ligging buiten BSD is niet benodigd omdat er geen nieuwe gronden worden benut voor de ontwikkeling.
Het planvoornemen is in het kader van een goede ruimtelijke ordening getoetst aan de ladder en voldoet hieraan.
In januari 2018 is de strategische visie Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ... vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen.
Specifiek over het plangebied meldt de visie het volgende: het gebied langs de oevers van de Oude Maas heeft een belangrijke recreatieve functie.
Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In de afgelopen jaren is Barendrecht sterk gegroeid, maar met de afronding van Carnisselande en het invullen van Lagewei-Vrouwenpolder komt hier een einde aan. De ambitie is om tot 2025 door te groeien naar ongeveer 50.000 inwoners. Daarbij kiest Barendrecht om een aantrekkelijke woongemeente te blijven, met een vitale economie, waarbij de cohesie tussen mensen wordt versterkt.
Omdat de ruimtelijke structuur van Barendrecht voor een groot gedeelte vastligt, is het een uitdaging daar waar mogelijk te sturen op ruimtelijke ontwikkelingen en deze bij te laten dragen aan een sterke regionale positie, een aantrekkelijke woonomgeving, een sterke economie, een groen karakter en een sterke sociale cohesie tussen mensen. De ambitie daarbij is telkens om het hoge kwaliteitsniveau van wonen, werken, voorzieningen, groen en alles wat verder bijdraagt aan de kwaliteit van samenleven in Barendrecht, vast te houden en waar mogelijk uit te bouwen. Bijzonder daarbij zijn enerzijds de kansen die vooral in de randen van Barendrecht liggen. Anderzijds zal door herstructurering van oudere woongebieden, het centrum en diverse voorzieningenstroken, juist ook in de kern Barendrecht een kwaliteitssprong gemaakt kunnen worden.
Recreatie in de groene buitenruimte blijkt voor inwoners in belangrijke mate bij te dragen aan de kwaliteit van Barendrecht als woonplaats. Overzichtelijk aanbod, identiteit en regie op lokale en regionale ontwikkelingen dragen bij aan een sterke recreatieve infrastructuur en kwalitatief hoogwaardige groene buitenruimte die voorziet in de behoeften van de inwoners. Gelet op het maatschappelijk en economisch belang van groene recreatie, is deze visie uit 2011 een instrument om richting te geven:
In de kadernota zijn o.a. ontwikkelrichtingen gegeven voor het Recreatiegebied de Oude Maas, de Wevershoek, de Jan Gerritsepolder en de Zuidrand in het algemeen. Met betrekking tot het recreatiepark wordt kort ingegaan op mogelijke toekomstige ontwikkelingen maar niet op de uitbreiding van verblijfsrecreatievoorzieningen. Wel is als voorwaarde voor ontwikkelingen in het gebied van de Oude Maas opgenomen dat de recreatieve ontsluiting en bereikbaarheid van de rivieroever gewaarborgd blijven. Het planvoornemen levert geen belemmeringen op voor het functioneren hiervan.
Op 27 mei 2014 is het parapluplan 'standplaatsen en evenementen' welke bepaalt waar, welke evenementen mogen plaatsvinden en standplaatsen zijn toegestaan. Op grond van de APV dient voor elk evenement of standplaats nog wel vergunning te worden aangevraagd. Dit parapluplan zorgt voor vergroting van rechtszekerheid (voor omwonenden en ondernemers/organisatoren) door het aanwijzen van enkele locaties als standplaats en/of evenemententerrein. Dit plan ziet toe op het toestaan van standplaatsen (voor verkoop, geen caravanstandplaatsen) en het aanwijzen van evenemententerreinen. De regels uit dit plan zijn niet van toepassing omdat er geen standplaatsen mogelijk worden gemaakt en wat betreft parkeren de bestaande parkeergelegenheid wordt aangewend. Daarom worden de regels ook niet overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Het planvoornemen is passend binnen het gemeentelijk beleid.
De nieuwe stacaravans worden gerealiseerd binnen de bestemming ''Recreatie - Verblijfsrecreatie''. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd omdat de stacaravans qua functie al zijn toegestaan binnen de recreatieve bestemming. De archeologische waarden in het gebied worden beschermd door de archeologische dubbelbestemmingen die zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Omdat er nieuwe (permanente) bebouwing wordt toegevoegd in de vorm van trekkershutten is het aspect water onderzocht. Niet alleen is er sprake van een toename van het verhard oppervlak, ook worden de hutten gebouwd binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Het aspect water wordt toegelicht in paragraaf 4.5. De locatie van de trekkershutten is ook gelegen binnen een 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandzone''. Daarom is een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.3.
Voor de locatie van de trekkershutten is ook een flora en fauna onderzoek uitgevoerd omdat de locatie nog onbebouwd is.
Voor wat betreft andere omgevingsaspecten wordt aangesloten bij de reeds uitgevoerde onderzoeken in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Wat betreft bodem is voor het toekomstig gebruik (7 extra stacaravans) wel bodemonderzoek nodig, dit wordt uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning.
Recreatiewoningen, hotels en kantoren zijn geen geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder (jurisprudentie uitspraken ABRvS 30 mei 2000, nr. 199901166/1,Geluid, september 2000 en ABRvS 17 maart 2004, nr. 200300807/1). Aangezien (een deel van de) recreanten het vakantiepark bezoeken om tot rust te komen, kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gestreefd naar geluidnormen (wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder.
In onderstaande afbeelding is de berekende geluidbelasting afkomstig van weg- en railverkeer evenals industrielawaai weergegeven. Op basis van deze kaart wordt gesteld dat sprake is van een akoestisch aanvaardbare verblijfsomgeving.
Afbeelding uitsnede countourenkaart Lden cumulatief, derde tranche
Naar aanleiding van bovenstaande wordt gesteld dat nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.
AGEL adviseurs heeft in juni 2018 het aspect externe veiligheid onderzocht. De memo is als Bijlage 2 bijgesloten.
Uit de risicokaart en vigerende bestemmingsplannen blijkt dat in de omgeving twee risicobronnen aanwezig zijn, te weten een LPG-tankstation aan de Industrieweg 18 en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas. Om deze reden is een nadere beschouwing opgesteld voor het aspect externe veiligheid.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
Groepsrisico (GR)
Het GR wordt beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit.
De verantwoordingsplicht groepsrisico
De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat naast een rekenkundige beoordeling van de hoogte en toename van het GR ook een beoordeling moet plaatsvinden naar de aspecten ‘plasbrandaandachtsgebied’, ‘zelfredzaamheid’ en ‘bestrijdbaarheid’ bij een incident.
LPG-tankstation Industrieweg 18
Op het adres Industrieweg 18 in Heerjansdam (gemeente Zwijndrecht) is volgens de risicokaart een LPG-tankstation aanwezig. Op 10 mei 2016 is een besluit genomen om via dit tankstation niet langer meer LPG te leveren.
Doordat er nu geen LPG meer geleverd wordt door het betreffende tankstation, zijn de risico's kleiner dan in de situatie dat er nog wel LPG geleverd werd. Het RIVM heeft in de memo ‘Beschouwing risico's benzinetankstations voor omgevingsveiligheid’ (d.d. 23 juni 2017) de risico's beschreven voor standaard tankstations. In die memo is beschreven dat de risico's zich voornamelijk voordoen bij het vulpunt tijdens de verlading. Rekening houdend met een cumulatief risico van de afleverzuil en het vulpunt gezamenlijk ligt de PR 10-6 contour op een afstand van 24 meter. Bij een eventueel incident is het effectgebied maximaal 40 meter.
Het effectgebied van het tankstation aan de Industrieweg 18 reikt niet tot het plangebied. Daardoor levert dit geen belemmeringen op.
De LPG zone van het tankstation aan de Industrieweg 18 Heerjansdam is wel opgenomen in het bestemmingsplan Recreatiepark De Oude Maas overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan ''Zuidrand'', ondanks dat bij dit tankstation geen LPG meer geleverd wordt. Deze zone is opgenomen omdat het bestemmingsplan van de naastgelegen gemeente Zwijndrecht planologisch deze LPG levering nog toestaat op de locatie. Dit bestemmingsplan wordt herzien maar het is nog niet inzichtelijk of de zone wordt geschrapt of niet. Omdat voorliggend bestemmingsplan eerder wordt vastgesteld dan deze herziening is de LPG zone overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan ''Zuidrand'' wel opgenomen.
Oude Maas
De Oude Maas maakt onderdeel uit van de zeevaartroute Corridor Rotterdam - Moerdijk, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In de Regeling Basisnet is de Oude Maas aangeduid als een vaarweg met bevaarbaarheidsklasse 6 die dient als belangrijke toegangsweg naar zeehavens.
De locatie Achterzeedijk 1a bevindt zich langs het segment Oude Maas (tot Dordtse Kil). In bijlage III van de Regeling Basisnet is vervoer van gevaarlijke stoffen over waterwegen aangegeven.
Het invloedsgebied van de transportroute Oude Maas overlapt het plangebied, waardoor een verantwoording van het groepsrisico benodigd is. Deze is opgenomen in Bijlage 2 Memo externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
In bijlage III van de Regeling Basisnet is naast het aantal vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen ook de afstand van de PR 10-6 contour opgenomen. Voor het segment Oude Maas (tot Dordtse Kil) is aangegeven dat de PR 10-6 contour 0 meter is. Daardoor wordt geconcludeerd dat het PR geen belemmeringen oplevert.
Over de Oude Maas vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, waarbij het invloedsgebied over de nieuwe stacaravans en trekkershutten is gelegen.
Een PR 10-6 contour komt niet voor langs de Oude Maas, waardoor dit geen belemmering oplevert voor de nieuwe stacaravans en trekkershutten.
Op basis van de vuistregels uit het HART blijkt dat het GR minder is dan 10% van de oriëntatiewaarde, waardoor een verantwoording van het GR niet benodigd is.
De nieuwe trekkershutten worden gesitueerd in het PAG, waardoor bouwkundige maatregelen noodzakelijk zijn om deze op de gewenste locatie te realiseren. De gemeente Barendrecht dient over het realiseren van de trekkershutten in het PAG een afweging op te stellen.
Geadviseerd wordt om vroegtijdig de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in de bestemmingsplanprocedure te betrekken en om advies te vragen.
Ecologisch adviesbureau Ekoza heeft in januari 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De quickscan betreft een beoordeling van de huidige en potentiële aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren op de onderzoekslocatie en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden. De quickscan bestaat uit twee delen. Voor het onderzoek is begonnen met een literatuurstudie, gevolgd door een veldonderzoek in het plangebied. Het volledige onderzoek is als Bijlage 4 bij het bestemmingsplan gevoegd.
Sinds 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag komt bij de provincies te liggen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor handelingen en projecten in gebruik, beheer of aanleg door het rijk, zoals hoofdwegen, spoorwegen, hoofdvaarwegen, waterkeringen, militaire terreinen, gastransportnet, hoogspanningsleidingen, delfstoffen, kustlijn, bepaalde visserij etc.
De Wet natuurbescherming is gericht op de bescherming van:
Natura 2000
De basis voor Natura 2000 zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze natuurbeschermingsrichtlijnen hebben naast de bescherming van specifieke flora en fauna eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden.
Elke activiteit (in de wet: project of handeling) zowel binnen als buiten een Natura 2000-gebied die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen:
Programma Aanpak Stikstof
Op 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De depositie van stikstof is een van de belangrijkste belemmeringen om de Europese natuurdoelen te halen. Stikstofdepositie leidt tot vermesting en/of verzuring van de bodem. In natuurgebieden kan dit negatieve effecten hebben op de aanwezige, beschermde flora en fauna.
Uitspraak Afdeling Bestuursrecht Raad van State inzake Programma Aanpak Stikstof
De Afdeling heeft op 29 mei 2019 uitgesproken dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer mag worden gebruikt als toetsingskader voor projecten nabij Natura 2000-gebieden. Op basis van het PAS werd namelijk vooruitlopend op toekomstige positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden, alvast toestemming gegeven voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor die gebieden. Het vooraf daarvoor toestemming verlenen is in strijd met Europese regelgeving. Positieve gevolgen moeten vanaf heden bij een passende beoordeling (wetenschappelijk) vast staan. Alhoewel het merendeel van de zaken over veehouderijen gaat, zijn de uitspraken ook van belang voor projecten voor andere activiteiten zoals wonen, fabrieken, bedrijven, kantoren en infrastructuur nabij Natura 2000-gebieden.
Gevolgen van de uitspraak
Positieve gevolgen moeten vanaf heden bij een passende beoordeling (wetenschappelijk) vast staan. Alhoewel het merendeel van de zaken over veehouderijen gaat, zijn de uitspraken ook van belang voor projecten voor andere activiteiten zoals wonen, fabrieken, bedrijven, kantoren en infrastructuur nabij Natura 2000-gebieden.
De Afdeling heeft zich uitgesproken over nieuwe ontwikkelingen nabij Natura 2000-gebieden. Dit bestemmingsplan beoogd echter een reparatie van een omissie in het hiervoor geldende bestemmingsplan. In dat bestemmingplan was het mogelijk om een onbeperkt aantal caravans en kampeermiddelen te plaatsen. Zoals beschreven in 1.1, wordt het aantal kampeerplaatsen, stacaravans en trekkershutten nu tot een maximum beperkt. Hiermee is dus geen sprake van uitbreiding van bestaand gebruik, eerder een beperking. De situatie met betrekking tot de recreatiewoningen blijft onveranderd. Dat neemt met zich mee, dat ook de mogelijke stikstofdepositie beperkt wordt ten opzichte van de ontwikkelingsmogelijkheden van het hiervoor geldende bestemmingsplan. Hiermee worden verslechterende effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied ten gevolge van de plaatsing van caravans en trekkershutten uitgesloten.
Soorten
Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De Wet natuurbescherming kent drie beschermingsregimes
Houtopstanden
De regels van de Boswet zijn grotendeels onveranderd opgenomen in de Wet natuurbescherming. Een houtopstand is een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die:
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland werd voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. Het doel van het Natuurnetwerk Nederland is om een samenhangend netwerk te creëren van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het huidige netwerk bestaat voor het merendeel uit Natura 2000-gebieden en andere bestaande natuurgebieden.
Natura 2000
Het plangebied ligt op meer dan 330 meter afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oude Maas.
Effectenbeoordeling
De werkzaamheden zijn beperkt van aard en worden op ca. 330 meter uitgevoerd van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden. Het Natura 2000-gebied ligt buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Er zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten. Het onderzoek is weliswaar uitgevoerd voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan, dat laat echter onverlet, dat er geen negatieve effecten zijn op het Natura 2000 gebied. Deze conclusie wordt versterkt doordat het bestemmingsplan uitsluitend voorziet in een reparatie van het bestemmingsplan en niet het toevoegen van nieuwe mogelijkheden waardoor bijvoorbeeld de stikstofdepositie toeneemt (toename verkeer en CO2-uitstoot recreatiewoningen).
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Oude
Maas. Bron: nationaal georegister, OpenStreetMap
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied grenst aan Natuurnetwerk Nederland van de provincie Zuid-Holland (zie onderstaande afbeelding). Dit betreft grote wateren. Ruimtelijke ontwikkelingen die geen significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) mogen plaatsvinden.
Effectenbeoordeling
Het plangebied grenst aan Natuurnetwerk Nederland. Op de locatie zullen stacaravans en trekkershutten geplaatst worden. De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten Natuurnetwerk Nederland liggen. Deze werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten niet aan en passen binnen het beleid van het Natuurnetwerk Nederland, provincie Zuid- Holland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland
Soorten
Grondgebonden zoogdieren
Een aantal grondgebonden zoogdieren zijn in het plangebied of in de omgeving van het plangebied waargenomen. De bever is waargenomen ten zuiden van de Oude Maas in het natuurgebied Oude Maas.
Afbeelding overzicht van waargenomen grondgebonden zoogdieren in het plangebied of in de nabije omgeving
Effectenbeoordeling
De voorgenomen werkzaamheden zullen geen negatief effect opleveren voor grondgebonden zoogdieren. Wel dient er rekening gehouden te worden met de zorgplicht in verband met algemene muizensoorten en konijn, waarvoor een vrijstelling geldt, en de mol, die buiten het beschermingsregime valt, maar waarvoor wel de zorgplicht geldt.
Vleermuizen
Alle vleermuissoorten vallen onder de bescherming van de habitatrichtlijn. Er zijn 2 soorten vleermuizen in de omgeving waargenomen. De gewone vleermuis en de ruige dwergvleermuis. Daarnaast zijn er ook andere soorten vleermuizen te verwachten, zoals de meervleermuis en watervleermuis, die boven het water foerageren.
Effectenbeoordeling
Het plangebied biedt geschikte mogelijkheden voor verblijfplaatsen voor vleermuizen, namelijk de holtes in de wilgen op de landtong bij de jachthaven. Indien deze bomen gekapt gaan worden voor het plaatsen van de trekkershutten, moet onderzoek uitwijzen of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Indien de bomen blijven staan dient extra verlichting die eventueel aangelegd wordt nabij de wilgen, niet naar boven of richting de bomen gericht te zijn om te voorkomen dat eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen verstoord worden. Essentieel foerageergebied is niet aanwezig binnen het plangebied, omdat in de omgeving voldoende gelijkwaardig of beter foerageergebied aanwezig is. Lijnvormige landschapselementen die kunnen dienen als vliegroute voor vleermuizen zijn niet aanwezig binnen het plangebied, waardoor een negatief effect op een essentiële vliegroute van vleermuizen is uitgesloten.
Vogels
In de omgeving van de planlocaties ligt bebouwd gebied, natuurgebied en rivier, waardoor een grote verscheidenheid aan vogelsoorten in de omgeving voorkomen. Alle vogelsoorten behoren tot de Vogelrichtlijn.
Effectenbeoordeling
In de bomen zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen. In het aanwezig groen op het recreatiepark kunnen vogels in het broedseizoen broeden. Omdat er geen werkzaamheden plaats gaan vinden aan of nabij het groen, zullen de werkzaamheden geen negatief effect hebben op mogelijke actieve nesten in het broedseizoen. Actieve nesten mogen niet aangetast worden in broedtijd. Indien de bomen op de landtong bij de jachthaven gekapt worden, dient de kap plaats te vinden voor het broedseizoen (half maart) om te voorkomen dat vogels zich erin nestelen. Indien dit niet voor het broedseizoen plaats kan vinden, moeten de bomen voor verwijdering onderzocht worden op aanwezigheid van actieve nesten.
Reptielen, amfibieën en vissen
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de waargenomen beschermde amfibieën, reptielen en vissen in het plangebied of in de omgeving van het plangebied.
Tabel overzicht van waargenomen reptielen, amfibieën en vissen in of nabij het plangebied
Effectenbeoordeling
Zwaar beschermde vissen, reptielen en amfibieënsoorten stellen kritische eisen aan hun leefomgeving. Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde vissen, reptielen en amfibieën in het plangebied niet aanwezig. Amfibieënsoorten waarvoor een vrijstelling geldt kunnen sporadisch voorkomen binnen het plangebied. Hiervoor moet rekening gehouden worden met de zorgplicht.
Flora
In het plangebied of de naaste omgeving zijn geen beschermde planten waargenomen.
Effectenbeoordeling
De meeste beschermde planten zijn zeer kritisch ten aanzien van hun standplaats. Beschermde planten zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Gezien de aard van het plangebied, gazon en regelmatig en intensief onderhouden tuintjes worden beschermde planten hier ook niet verwacht.
Ongewervelden
De beschermde rivierrombout is in de naaste omgeving van het plangebied waargenomen. Het habitat van de rivierrombout bestaat uit rivieren en grote beken, vooral op plaatsen waar zand of slib is afgezet. Tijdens het veldbezoek is een inschatting gemaakt op het voorkomen van beschermde ongewervelden in het plangebied. Iedere soort is afhankelijk van een bepaald habitat met bepaalde waardplanten. Deze habitats zijn in het plangebied niet aanwezig.
Effectenbeoordeling
Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op beschermde ongewervelden.
Houtopstanden
De bomen vallen niet onder de bebouwde kom houtopstanden. Er is een meld- en herplantplicht indien het gaat om zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer, of bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
Indien er wilgen op de landtong worden gekapt vanwege het plaatsen van de trekkershutten, geldt dat deze bomen niet onder één van de definities van houtopstanden vallen en daardoor geldt er geen meld- en herplantplicht voor deze bomen.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Er zijn geen negatieve effecten ten gevolge van de planologische ruimte die de bestemmingsplanregeling biedt, op het nabij gelegen Natura 2000-gebied. Een AERIUS-berekening om de stikstofdepositie te berekenen is niet nodig.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt tegen Natuurnetwerk Nederland. Dit is buiten de grenzen van Natuurnetwerk. Deze werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten niet aan en passen binnen het beleid van het Natuurnetwerk Nederland, provincie Zuid-Holland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Niet alleen de instandhouding van verblijfplaatsen is van belang, maar ook de instandhouding van het leefgebied. Te allen tijde dient men de zorgplicht in acht te nemen. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Grondgebonden zoogdieren
De voorgenomen werkzaamheden zullen geen negatief effect opleveren voor grondgebonden zoogdieren. Voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en (functionele) leefomgeving van beschermde grondgebonden zoogdieren zijn in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Vleermuizen
De wilgen op de landtong waar de trekkershutten geplaatst gaan worden bieden geschikte mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Indien deze bomen gekapt worden, moet onderzoek uitwijzen wat de functie van deze bomen voor vleermuizen is. Als in deze bomen verblijfplaatsen voor de vleermuizen aanwezig zijn dan is ontheffing nodig. Indien de bomen blijven staan dient extra verlichting die eventueel geplaatst gaat worden ten behoeve van de trekkershutten niet naar boven of in de richting van de bomen gericht te zijn om te voorkomen dat eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen verstoord worden. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied of essentiële vliegroute voor vleermuizen.
Vogels
In het aanwezige groen op het recreatiepark kunnen vogels broeden. Omdat er geen werkzaamheden aan of nabij dit groen plaatsvindt, zullen de werkzaamheden geen negatief effect hebben op de mogelijk actieve nesten in het broedseizoen. Actieve nesten mogen niet aangetast worden in broedtijd. Indien de bomen op de landtong bij de jachthaven gekapt worden, dient de kap plaats te vinden voor het broedseizoen (half maart) om te voorkomen dat vogels zich erin nestelen. Indien dit niet voor het broedseizoen plaats kan vinden, moeten de bomen voor verwijdering onderzocht worden op aanwezigheid van actieve nesten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Ten aanzien van bovenstaand moet wel rekening worden gehouden dat het broedseizoen geen standaardperiode is van half maart tot half juli, maar afhankelijk is van de soort. Het gaat er om of er een broedgeval aanwezig is. Vroeg genoeg kappen om te voorkomen dat vogels zich erin nestelen, verkleint de kans op actieve nesten. Echter kappen buiten het broedseizoen ontslaat de initiatiefnemer niet van zorgvuldig handelen en betekent dus ook voor half maart en na half juli onderzoek naar actieve nesten nodig is.
Reptielen, amfibieën en vissen
Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde reptielen, amfibieën en vissen in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde planten te verwachten, omdat het bestaat uit gazon en regelmatig en intensief onderhouden tuinen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Ongewervelden
In het plangebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Houtopstanden
Indien er wilgen op de landtong worden gekapt vanwege het plaatsen van de trekkershutten, geldt dat deze bomen niet onder één van de definities van houtopstanden vallen en daardoor geldt er geen meld- en herplantplicht voor deze bomen.
Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Wel is nader onderzoek naar vleermuizen nodig indien de bomen op de landtong gerooid worden. Op basis van dit onderzoek moet bepaald worden of er verblijfsplaatsen voor vleermuizen aanwezig. Indien hier sprake van is, is ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Adviesbureau AGEL heeft in januari 2018 de waterparagraaf voor het planvoornemen opgesteld. De volledige waterparagraaf is in Bijlage 3 bijgevoegd.
In het kader van het watertoetsproces is de digitale watertoets doorlopen met daaruit voortkomend een uitgangspuntennotitie. Deze uitgangspuntennotitie bevat de waterhuishoudkundige streefbeelden, strategieën en randvoorwaarden van waterschap Hollandse Delta. In deze waterparagraaf wordt op beknopte wijze ingegaan op de (eventuele) invloeden welke de toekomstige ontwikkeling op de aanwezige waterhuishouding heeft en middels welke maatregelen/ voorzieningen deze invloeden kunnen worden geminimaliseerd.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).
Beleidslijn Grote Rivieren
Het plangebied is deels buitendijks gelegen, in het stroomgebied van de Oude Maas. De Oude Maas is aangegeven als een van de Grote Rivieren in Nederland. Het Barro legt een aantal beperkingen op gebieden die tot het Nationale Belang Grote Rivieren behoren. Er worden ook specifieke voorwaarden gegeven voor verschillende activiteiten in het stroom voerend deel van het rivierbed. Deze criteria zijn opgenomen in de Beleidslijn Grote Rivieren.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft een recreatiepark met caravanterrein, stacaravanterrein, chalets en een jachthaven. Het plangebied bestaat uit hoofdzakelijk gazon met bebouwing in de vorm van stacaravans en chalets. Het plangebied heeft een gemiddeld maaiveldniveau van +3,50m N.A.P.
Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit zavel met homogeen profiel. Echter is het plangebied gelegen op een waterkering met opgebracht maatregelen van zand en klei. Ter hoogte van het plangebied zijn geen gegevens bekend van de grondwatersituatie. De dichtstbijzijnde grondwatertrap betreft grondwatertrap V. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
In het plangebied wordt van west naar oost doorkruist door watergang D21762-D21761, zie onderstaande afbeelding. De watergang heeft een beschermzone van één meter aan weerszijde. De watergang is middels een stuw met overlaat verbonden met het boezemwater ten oosten van het plangebied.
Afbeelding uitsnede Legger Wateren en kunstwerken (bron: Waterschap Hollandse Delta)
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is centraal gelegen op een kern- of beschermingszone van een primaire waterkering, zie onderstaande afbeelding (dijk langs Oude Maas). In deze beschermingszone gelden beperkingen voor het oprichten van bouwwerken, graafwerkzaamheden, het aanleggen van leidingen en het aanbrengen of kappen/rooien van beplanting. Deze beperkingen vloeien voort uit de Keur van het waterschap Hollandse Delta.
Afbeelding uitsnede legger Primaire waterkeringen (Bron: Waterschap Hollandse Delta)
Buitendijkse gebieden
Een deel van het plangebied is buitendijks gelegen. Rijkswaterstaat is hier de waterbeheerder van het buitendijkse deel in het plangebied. In dit gebied is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing evenals de Beleidslijn Grote Rivieren.
Afvalwaterketen en riolering
Binnen het plangebied is riolering aanwezig in de vorm van een persleiding met pompput voor de afvoer van vuilwater. Daarnaast is er een persleiding in de Achterzeedijk aanwezig voor afvoer van vuilwater.
Toekomstige situatie
Algemeen
De initiatiefnemer is voornemens zeven nieuwe stacaravans te plaatsen en eventueel nieuwe stacaravans te plaatsen op de plekken die hier reeds al voor beschikbaar zijn. Daarnaast worden tien trekkershutten geplaatst op de landtong grenzend aan de Oude Maas.
Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta, 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd te worden. Het plangebied ligt in landelijk gebied.
Het hemelwater, afstromend van de nieuwe stacaravans en de trekkershutten, zal niet versneld worden afgevoerd via het riool maar zal ter plaatse direct in de ondergrond infiltreren. Hierdoor is er geen sprake van toename in verhard oppervlak en is compensatie niet benodigd.
Ten behoeve van de ontwikkeling zal geen oppervlaktewater worden gedempt.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen de buitendijkse gebieden is de initiatiefnemer is voornemens zeven nieuwe stacaravans te plaatsen en eventueel nieuwe stacaravans te plaatsen op de plekken die hier reeds al voor beschikbaar zijn. Daarnaast worden 10 trekkershutten geplaatst op de landtong grenzend aan de Oude Maas.
Binnen de buitendijkse gebieden zijn nieuwe niet-riviergebonden activiteiten niet direct toegestaan. Om de trekkershutten en stacaravans mogelijk te maken dient dit verantwoord te worden, in overleg met Rijkswaterstaat, dat de initiatieven niet strijdig zijn met de voorwaarden, zie hiervoor subparagraaf 4.5.1
Bij de vergunningverlening dient volgens de beleidsregels gehandeld te worden. Afwijken van de beleidsregels is slechts mogelijk indien sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht. Hierbij is het noodzakelijk dat de bijzondere omstandigheden worden afgezet tegen de doelen van de beleidslijn.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater zal direct ter plaatse in de ondergrond infiltreren.
Bij de nadere uitwerking van het plan zal, in overleg met de gemeente, worden nagegaan of voor de vuilwateraansluiting van de stacaravans op de bestaande pompput tot de mogelijkheden behoort. Indien dit niet mogelijk is zal er een extra pompput worden geplaatst welke aangesloten zal worden op een van beide persleidingen.
Waterbeheer
In de Keur is geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de beoogde werkzaamheden in de beschermingszone van de waterkering dient er een vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Binnen de buitendijkse gebieden zijn nieuwe niet-riviergebonden activiteiten niet direct toegestaan. Om de trekkershutten en stacaravans mogelijk te maken dient dit verantwoord te worden, in overleg met Rijkswaterstaat, dat de initiatieven niet strijdig zijn met de voorwaarden zoals genoemd in subparagraaf 4.5.1.
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse mits kan worden voldaan aan de gestelde toetsingscriteria vanuit de Keur en Beleidslijn Grote Rivieren.
In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische vastlegging van de uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatiemogelijkheden binnen het plangebied. Voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.
De gekozen planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies binnen het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied als zodanig kan worden beheerd en gerealiseerd.
De functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met de bijbehorende legenda (verklaring van de bestemmingen, aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels, evenals de afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. De volgende bestemmingen komen voor in het plangebied;
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Voor het gehele plangebied geldt deze bestemming, behalve voor het water aan de oostkant van het plangebied.
Middels specifieke aanduidingen is geregeld waar stacaravans of trekkershutten zijn toegestaan. Op de verbeelding zijn ter plaatse van de aanduidingsgebieden vastgelegd hoeveel eenheden trekkershutten of stacaravans, zijn toegestaan.
Op de verbeelding is voor de voornaamste parkeerterreinen op het recreatiepark de functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen.
De binnendijks gelegen watergang (Oude Haven) op de grens met de gemeente Zwijndrecht is als zodanig bestemd voor de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen. Ook wegen, paden en groenvoorzieningen zijn (ondergeschikt) mogelijk.
De rivier De Oude Maas is als zodanig bestemd voor de waterhuishouding, de scheepvaart en de begeleiding daarvan, met de daarbij behorende voorzieningen. ook ondergeschikte groenvoorzieningen zijn mogelijk.
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse rioolpersleiding. In principe mag ter plaatse van deze bestemming niet worden gebouwd, anders dan ten dienste van deze bestemming zelf. Hiervan kan worden afgeweken en bij omgevingsvergunning na schriftelijk advies van de leidingbeheerder.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3 & Artikel 8 Waarde - Archeologie - 5 & Artikel 9 Waarde - Archeologie - 7
In het plangebied gelden verschillende archeologische dubbelbestemmingen. Iedere dubbelbestemming heeft andere randvoorwaarden bij ontwikkelingen.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
De Achterzeedijk functioneert als primaire waterkering en is als zodanig bestemd. Ter bescherming van de waterkerende functie geldt een omgevingsvergunningstelsel. Waar de bestemming primaire waterkering samenvalt met andere bestemmingen is de bestemming primaire waterkering van primaire orde.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding, het verkeer te water en de afvoer van hoog oppervlaktewater. Het betreffen allemaal buitendijkse gebieden. Rijkswaterstaat is hiervan de aangewezen beheerder.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Artikel 13 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts is een regeling opgenomen van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
Onder dit artikel valt het verbod om afval te storten of op te slaan, anders dan binnen het gebruik, dat is toegestaan volgens de aangewezen bestemming.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
Binnen het plan komen 2 aanduidingen voor die meerdere bestemmingen bestrijken. In dit artikel wordt de betekenis van deze aanduidingen verklaard en is vastgelegd wat de gevolgen zijn. Het betreft de veiligheidszone - lpg en de veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandzone. Deze zones zijn ontleend aan sectorale regelgeving.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid (voor het verlenen van een omgevingsvergunning) mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is, dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het voorontwerp-bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.
In de periode van 28 november 2018 tot en met 28 januari 2019 is het voorontwerp bestemmingsplan verstuurd naar overlegpartners van de gemeente (Waterschap Hollandse Delta, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de gemeente Zwijndrecht). In Bijlage 5 is de nota vooroverleg opgenomen waarin de binnengekomen reacties zijn samengevat en beantwoord.
Naar aanleiding van de ingediende reactie van Rijkswaterstaat is het ontwerpbestemmingsplan aangepast; Rijkswaterstaat is expliciet genoemd als beheerder van de gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en in hoofdstuk Hoofdstuk 3 van de toelichting zijn de regels uit het Barro, die van toepassing zijn, beschreven.
Het ontwerpbestemmingsplan lag ter inzage, vanaf 29 maart 2019 tot en met 9 mei 2019.
Er is binnen de periode 1 zienswijze schriftelijk ingediend. Deze zienswijze is beantwoord in de Nota Zienswijzen. Deze nota bevat een puntsgewijze samenvatting van de zienswijze, een puntsgewijze beantwoording van de zienswijze en een overzicht van wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van de zienswijze.
Tevens zijn ambtshalve wijzigingen opgenomen:
In de verbeelding en de regels van het ontwerpbestemmingsplan ontbrak een dubbelbestemming 'Leiding – Riool'. Deze dubbelbestemming is nu alsnog één op één overgenomen van het bestemmingsplan 'Zuidrand'.
Tenslotte is naar aanleiding van de recente uitspraak van de Raad van State inzake het Programma Aanpak Stikstof aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van deze uitspraak. Het bestemmingsplan is verder niet gewijzigd.
De nota zienswijzen is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.
Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.