direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Westerkoog, deelplan 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Zaanstad staat de komende jaren voor een enorme woningbouwopgave. In het gemeentelijk programma MAAK.Zaanstad is de ambitie vastgelegd om tot 2040 binnenstedelijk 15.000 tot 20.000 woningen toe te voegen. Uitgangspunt daarbij is dat de kwaliteit van Zaanstad verbetert. Ook op de lange termijn wil Zaanstad een stad zijn waar mensen met plezier wonen, werken en leren. Daarom werkt de gemeente onder de noemer MAAK.Zaanstad aan meer en betere woningen, verbindingen en voorzieningen. Voor Zaankanters én voor nieuwe inwoners.

De wijk Westerkoog in het westen van Koog aan de Zaan is als onderdeel van Zaanstad Midden één van de aandachtsgebieden in het programma MAAK.Zaanstad. Het gebied Zaanstad Midden wordt gezien als een potentievol gebied dat voorbereid dient te worden op toekomstige ontwikkelingen. In Zaanstad Midden is het verschil niet meteen zichtbaar, maar er wordt wel begonnen met investeren, langzame transformatie, bescheiden ontwikkelingen en het betrekken van partners. Eén van de ontwikkelingen in Zaanstad Midden is het Centrumplan Westerkoog. De gemeente wil voor de inwoners van Westerkoog het centrum van de wijk verder ontwikkelen tot een nog aantrekkelijkere plek. Het plan gaat uit van 117 nieuwe appartementen (waarvan 30% sociale huur), een nieuw buurthuis, huisvesting voor het sociaal wijkteam en een aantrekkelijkere openbare ruimte met meer groen en voldoende parkeerplekken. Met de bouw van 117 nieuwe woningen wordt bijgedragen aan het oplossen van het enorme woningtekort in Zaanstad. De uitgangspunten voor het centrumgebied Westerkoog zijn door de gemeenteraad vastgelegd in het op 26 januari 2021 vastgestelde Globaal Ruimtelijk Programma van Eisen.

Het Centrumplan Westerkoog bestond oorspronkelijk uit drie deelplannen. De plandelen 1 en 2 zouden worden ontwikkeld door SENS Real Estate en het plandeel 3 door woningcorporatie Parteon. Het plandeel 2 is inmiddels komen te vervallen waardoor alleen de plandelen 1 en 3 in ontwikkeling zullen worden gebracht. Voor de verdere uitwerking van de plandelen 1 en 3 zijn in 2021-2022 Ruimtelijke Plannen in voorbereiding genomen. Het Ruimtelijk Plan voor deelplan 1 is op 31 mei vastgesteld. Plandeel 3 zal in het vervolg van deze toelichting deelplan 2 worden genoemd.

De herontwikkeling van het plangebied Centrum Westerkoog, deelplan 1 is niet mogelijk via het geldende bestemmingsplan. Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen voor de herontwikkeling is een nieuw bestemmingsplan nodig. Met dit nieuwe bestemmingsplan Centrum Westerkoog, deelplan 1 wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht om de nieuwbouw planologisch mogelijk te maken. Het bestemmingsplan zal een toetsingskader worden voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het bouwen van de nieuwbouw.

1.2 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de plek waar tot enkele jaren geleden sporthal De Sprong stond met het bijbehorende parkeerterrein en een deel van de watergang ten zuiden van het huidige trappveld. De gronden maken onderdeel uit van het perceel met het kadastrale nummer B5629. Het plangebied wordt begrensd door:

  • de scholen Dynamica XL (Molenwerf 1b-f) en De Watermolen (Molenwerf 3) in het noorden;
  • het trapveld tussen Molenwerf en Doppenmolen, het buurtcentrum De Vuister (Molenwerf 42-44) en een deel van de tussen het trapveld en buurtcentrum in gelegen watergang in het oosten;
  • gezondheidscentrum (Molenwerf 9-15) in het zuiden;
  • de Westerkoogweg in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0001.jpg"

Afbeelding: Ligging plangebied waarbij de indicatieve begrenzing met een rode lijn is weergegeven

Op de gronden in het bestemmingsplan zijn geen gebouwen aanwezig.

1.3 Vorige bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk de bestemmingsplannen:

  • Westerkoog, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 augustus 2008. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Westerkoog" gelden.
  • Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2018. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het "Parapluplan Parkeren Zaanstad" gelden.
  • Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juli 2021 Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur " gelden.

Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan "Westerkoog" de bestemmingen 'Maatschappelijke Doeleinden', 'Groenvoorzieningen', 'Verblijfsdoeleinden', 'Verbijfsdoeleinden groen' en 'Water' gekregen. Binnen de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' zijn in het plangebied maatschappelijke voorzieningen en een sporthal toegestaan. De gronden die zijn bestemd voor 'Verblijfsdoeleinden' mogen worden gebruikt voor verschillende functies als buurtontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.

Volgens het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gemaakt op die plek of in de directe omgeving daarvan, in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die staan in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" of de wijzigingen daarvan.

Het Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur regelt toeristische verhuur van en Bed & Breakfast in woningen en er zijn regels opgenomen over het splitsen en omzetten van woningen. Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Centrum Westerkoog, deelplan 1. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder andere ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt voor het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Ook wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle belangrijke beleidsstukken op het gebied van ruimtelijke ordening (algemeen, Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid) samengevat. Ook wordt themaspecifiek beleid verder toegelicht. Voor ieder beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat wordt mogelijk gemaakt met dit plan?

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Stedelijke positie

Het plangebied ligt in de wijk Westerkoog. Deze wijk is gelegen tussen de rijksweg A8 in het noorden, de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar en de Provincialeweg N203 in het oosten, de wijk Westerwatering in Zaandam in het zuiden en het landelijk gebied van Westzaan in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0002.jpg"

Afbeelding: de ligging van de wijk Westerkoog

Westerkoog is strategisch gelegen. De wijk ligt op een redelijk centrale plek in de gemeente. Door de ligging vlakbij een op- en afrit is het met de auto eenvoudig om via rijksweg A8 naar plaatsen als Amsterdam, Schiphol en Purmerend te rijden. Deze plaatsen zijn ook heel goed met het openbaar vervoer te bereiken doordat NS-station Koog aan de Zaan aan de rand de wijk ligt terwijl ook NS-station Zaandijk Zaanse Schans op korte afstand is gelegen. Vanaf deze stations vertrekt er overdag 4x per uur een trein naar onder andere Zaandam en Amsterdam. In de wijk zijn ook haltes van een bus naar het treinstation van Zaandam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0003.jpg"

Afbeelding: ligging plangebied ten opzichte van openbaar vervoerhaltes

Westerkoog is van Oud Koog afgesneden door de verkeersas Provincialeweg N203-spoorlijn Amsterdam-Alkmaar. Deze drukke verkeersas vormt een barrière tussen de beide delen van Koog aan de Zaan. Verkeer tussen deze beide delen van Koog aan de Zaan kan gebruik maken van de Guisweg en in geval van langzaam verkeer ook van de Kogertunnel en de Bloenwijkertunnel bij respectievelijk de treinstations Zaandijk Zaanse Schans.
In het verleden was er voor gemotoriseerd verkeer ook geen verbinding met de ten zuiden gelegen woonwijk Westerwatering, behalve voor bussen. Inmiddels is deze busbrug al enkele jaren open gesteld voor overig gemotoriseerd verkeer, behalve tijdens de spitsuren. De gemeente heeft de wens om deze brug ook tijdens de spitsuren open te stellen voor overig gemotoriseerd verkeer zodat de verbinding 24 uur te gebruiken is. Momenteel worden onderzoeken gedaan naar de mogelijkheden hiervan.

2.1.2 Westerkoog

Tot de zeventiger jaren waren de gronden van de wijk Westerkoog in gebruik als veenweidegebied in het deel van het Westzijderveld dat tot de gemeente Koog aan de Zaan behoorde. Vanwege de Zaanse uitbreidingsbehoefte is eerst de wijk Rooswijk in Zaandijk ten westen van de spoorlijn gerealiseerd, gevolgd door de wijk Westerkoog in Koog aan de Zaan in de jaren '70 en de wijk Westerwatering in Zaandam in de jaren '80. De woonwijk Westerkoog was dus de tweede uitbreiding aan de westzijde van de stad. Daarvoor had de stad zich ontwikkeld op de beide oevers van de Zaan. Hierbij waren de Zaan, de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar en later de Provincialeweg de ruimtelijke begrenzers.

Het stedenbouwkundig plan voor de woonwijk ‘Westerkoog’ werd vervaardigd door prof. ir. J.H. Froger. Voor de nadere uitwerking waren bureaus Tauber N.V. en Inbo b.v. verantwoordelijk. In 1973 besloot de gemeenteraad van Koog aan de Zaan om in samenwerking met ‘Projektontwikkelingsmaatschappij De Havenzathe’ de eerste fase van het plan te realiseren. Met de gefaseerde aanleg van de woonwijk werd in 1974 begonnen, nadat het terrein in de voorafgaande jaren bouwrijp was gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0004.jpg"

Afbeelding: luchtfoto van Koog aan de Zaan in 1972 met op de achtergrond de in aanleg zijnde wijk Westerkoog

Het onderliggende landschap van de drie woonwijken ten westen van de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar wordt gekenmerkt door het typische slagenlandschap, zoals van het naastgelegen overgebleven Westzijderveld. De slagen van het veenweidegebied zijn in oost-west richting gegraven en liggen loodrecht op de Zaan. In noord-zuidelijke richting, loodrecht op de slagen, zijn de grote ontwateringssloten (gouwen of wateringen genaamd) gegraven.

De wijk Westerkoog strekt zich ten westen van de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar zo'n kilometer breed het Westzijderveld in. In het zuiden grenst de wijk aan de Mallegatsloot. Deze sloot uit het oorspronkelijke landschap scheidt de wijken Westerkoog en Westerwatering en verbindt het polderlandschap, door tussenkomst van de Mallegatsluis, met de Zaan.
De wijk grenst in het westen aan het landelijk gebied van Westzaan. De overgang tussen de wijk en de polder wordt gemaakt door een lang landschapspark waarin de structuur van het polderlandschap behouden blijft. De bebouwing in de randen is met de achterkant naar het omringende gebied georiënteerd. De noord-zuid lopende ontwateringssloot De Watering loopt vanuit de omliggende polder Westerkoog in en is als richting in de wijk opgenomen maar als landschappelijk waterelement is De Watering in de wijk niet meer herkenbaar. Dat geldt ook voor de oost-westlopende ontwateringssloot.

Een deel van de wijk Westerkoog is het resultaat van de uitbreidingsplannen van het Guisveld uit de jaren 70. Deze plannen zijn op enkele infrastructurele ingrepen na niet gerealiseerd. Eén van die ingrepen die wel heeft plaatsgevonden was het verleggen van de Guisweg. De ontsluiting van de wijk Westerkoog, in het verlengde van de (omgelegde) noord-zuid lopende Guisweg, over de Westerkoogweg sluit aan bij deze plannen. Het doorzetten van deze ontsluiting, de zogeheten 'weg binnendoor', is nooit gerealiseerd. Ruimtelijk is de hiervoor gereserveerde ruimte nog herkenbaar tussen de Watering en het gerealiseerde fietspad door het centrum van de wijk. Het voormalige tracé is vanaf de jaren '90 voor een groot ingevuld met bebouwing van de Prinsenstichting. Het fietspad dat hier nu ligt vormt een belangrijke schakel in de langzaam verkeerstructuur van de wijk. Een ontsluiting langs de westrand die alle westelijke wijken uiteindelijk direct met Amsterdam had kunnen verbinden is net als de Westerkoogweg ook nooit gerealiseerd.

De wijk Westerkoog wordt ontsloten middels de ringvormige hoofdwegenstructuur van de Glazenmaker en de Wildeman. Aan weerszijden van deze ring zijn verschillende woonbuurtjes gelegen, vaak ontsloten door een grillige doodlopende wegenstructuur. De verschillende woonbuurtjes zijn opgezet als woonerven en zijn vaak te herkennen aan de specifieke architectonische invulling van die tijd. Zij worden veelal van elkaar gescheiden door brede waterlopen en groenstructuren. Dit is meestal niet duidelijk waarneembaar, omdat de waterlopen zich vaak aan de achterzijde van de percelen bevinden.

De wijk is tegenwoordig een typisch voorbeeld van een nieuwbouwwijk uit de jaren '70, een zeer gewilde wijk met een prettig groen woonmilieu. Het woningaanbod in Westerkoog bestaat grotendeels uit grondgebonden woningen in de vorm van rijtjeswoningen en twee-onder-een kappers. In de wijk Westerkoog wonen daardoor veel jonge gezinnen met kinderen en veel senioren die veelal 'eerste generatie bewoners' zijn. Op dit moment is één op de vijf bewoners ouder dan 65 jaar.

De enige aanwezige bebouwing in Westerkoog die nog stamt uit de tijd als veenweidegebied is de boerderij Weeshuisland 62-64.

2.1.3 Directe omgeving plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van het centumgebied van Westerkoog. Dit gebied is centraal in de wijk gelegen en bevat een wijkwinkelcentrum, een gezondheidscentrum (met huisarts, fysiotherapeut en apotheek), een buurthuis, twee basisscholen en een kinderdagverblijf. Ter plaatse van het plangebied (zie navolgende subparagraaf) bevond zich tot 2016 ook sporthal De Sprong. In het centrumgebied zijn ondanks de hoge mate van functiemenging geen woningen aanwezig. Alleen langs de rand aan de Westerkoogweg staan zorgeenheden van de Prinsenstichting. De woningen van de aangrenzende buurtjes, zijn allemaal met hun rug naar het centrum gekeerd. Om die reden kan het centrumgebied op momenten een desolate indruk geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0005.jpg"

Afbeelding: het centrumgebied en omgeving

Ruimtelijk gezien is het centrumgebied opgezet als een schaakbordpatroon. De verschillende functies zijn gehuisvest in gebouwen van vergelijkbare ordegrootte. Zij liggen niet op een lijn, maar zijn meer diagonaal/versprongen ten opzichte van elkaar geplaatst. Op de open velden, die zo tussen de bebouwing zijn ontstaan, is ruimte voor parkeren (onder bomen) en het speelveldje. Omdat veel van de functies 's-avonds niet geopend zijn, veelal gesloten gevels hebben en maar een beperkt aantal entrees, is een centrumgebied ontstaan met maar heel weinig prettige plekken en weinig sociale controle in een relatief groot gebied met veel dode gevels en heel veel openbare ruimte. De kwaliteit van de buitenruimte wordt als slecht beoordeeld door de bewoners.

In het navolgende worden de omliggende bebouwing en functies rondom het plangebied nader omschreven.

Schoolbebouwing

Het gebied ten noorden/noordoosten van het plangebied is in gebruik voor diverse scholen. Zo staat direct ten noorden van de schoolbebouwing van Dynamica. Deze school is gespecialiseerd in speciaal onderwijs. Het scholencomplex bestaat uit één tot (ruim) twee bouwlagen en is plat afgedekt (geen kap). Tussen het plangebied en het scholencomplex bevindt zich de rijweg Molenwerf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0006.jpg"

Afbeelding: schoolbebouwing Dynamica, ten noorden van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

Ten noordoosten van het plangebied staat een schoolgebouw waarin openbare basisschool De Watermolen en rooms-katholieke basisschool De Golfbreker samen zijn gevestigd. De strook tussen het schoolterrein van Dynamica en het gecombineerde schoolgebouw is in gebruik als openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0007.png"

Afbeelding: het gecombineerde schoolgebouw ten noordoosten van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

De beide schoolgebouwen zijn enkele jaren geleden gebouwd nadat eerdere schoolbebouwing door brand verloren was gegaan.

Trapveld en buurtcentrum De Vuister

Ten oosten van het plangebied bevindt zich een trapveld. Dit trapveld is gelegen tussen de rijweg van Molenwerf en de grondgebonden woningen Doppenmolen 2 t/m 18. De woningen zijn tweelaags met een kap en grenzen met de achtertuinen aan het trapveldje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0008.jpg"

Afbeelding: het ten oosten van het plangebied gelegen trapveld en de achtergelegen woningen Doppermolen 2 t/m 18 (bron: www.google.nl/maps)

Aan de zuidzijde van het trapveld ligt een oostwest gerichte watergang. Deze watergang loopt via het plangebied (zie volgende subparagraaf) door naar de noordzuid gerichte Watering die ten westen van het plangebied is gelegen.

Aan de andere kant van de oostwest gerichte watergang staat nu nog het gebouw waarin buurtcentrum 'De Vuister' is gevestigd (Molenwerf 42-44). Het perceel waarop het gebouw staat maakt onderdeel uit van deelplan 2 van de gebiedsontwikkeling van het Centrumplan Westerkoog (zie de volgende subparagraaf). Het huidige gebouw is tweelaags en plat afgedekt (geen kap). In het gebouw zijn onder meer een wijkteam en een sportschool gevestigd. Het buurtcentrum heeft een bruto vloeroppervlak van 2.947 m², waarvan 110 m² sportschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0009.jpg"

Afbeelding: het huidige gebouw waarin buurtcentrum De Vuister is gevestigd, het perceel van het gebouw maakt onderdeel uit van deelplan 2 van het Centrumplan Westerkoog (bron: www.google.nl/maps)

Ten zuiden van het gebouw is een openbaar parkeerterrein aanwezig, welke voornamelijk wordt gebruikt voor personeel en bezoekers van het wijkwinkelcentrum Westerkoog. Eén van de ingangen van het wijkwinkelcentrum bevindt zich aan het parkeerterrein.

Gezondheidscentrum

Het gebouw ten zuiden van het plangebied is in gebruik als gezondheidscentrum (Molenwerf 9-15). In het gezondheidscentrum zijn een huisartsenpraktijk, een fysiopraktijk, een tandartspraktijk en een bloedafnamedienst gevestigd. Het gebouw is tweelaags met een platte afdekking (geen kap). Het gebouw is onlangs gerenoveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0010.jpg"

Afbeelding: het ten zuiden van het plangebied gelegen gezondheidscentrum voor renovatie (bron: cultuurhistorisch onderzoek)

De zuidgevel van het gezondheidscentrum grenst aan de ringweg Glazenmaker-Wildeman.

Prinsenstichting

Het terrein ten westen van het plangebied wordt sinds eind jaren '90 grotendeels gebruikt door de Prinsenstichting. Deze stichting heeft op een deel van de voormalige ruimtelijke reservering van de Westerkoogweg diverse losstaande wooncomplexen gerealiseerd voor begeleid wonen. De gebouwen zijn tweelaags en plat afgedekt (geen kap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0011.jpg"

Afbeelding: de tweelaagse bebouwing van de Prinsenstichting ten westen van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

Woonbebouwing Verwerakker en Stuiverakker en Guldenakker

Ten westen van het plangebied bevinden zich aan de andere zijde van De Watering diverse woningen die zijn gelegen aan de woonstraten Verwerakker, Stuiverakker en Guldenakker. De woonbebouwing aan de Verwerakker bestaat uit drielaagse flatbebouwing terwijl de woonbebouwing aan de Stuiverakker en de Guldenakker bestaat uit grondgebonden woningen van twee bouwlagen en een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0012.jpg"

Afbeelding: flatbebouwing aan de Verwerakker, ten westen van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

De grondgebonden woningen aan de Stuiverakker (16-32) en Guldenakker 34-46 zijn haaks op de Watering gepositioneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0013.jpg"

Afbeelding: grondgebonden woningen aan de Stuiverakker, ten noordwesten van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

Groenstrook en fietsroute Westerkoogweg

De zone ten noorden/noordwesten van het plangebied is in gebruik als groenstrook langs de Westerkoogweg. Deze groenstrook is een voormalige reservering voor de Westerkoogweg. Uiteindelijk is de Westerkoogweg hier alleen in gebruik genomen als fietsroute. De tussen de fietsroute en het water van de Watering gelegen groenstrook is in gebruik als grasveld met aan de waterzijde diverse bomen. In de oorspronkelijke plannen voor het Centrumgebied Westerkoog waren hier 10 semi-bungalows voorzien maar dat plandeel is komen te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0014.jpg"

Afbeelding: de groenstrook tussen De Watering en de Westerkoogweg, ten noorden/noordwesten van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)

2.1.4 Plangebied

Het plangebied is momenteel volledig onbebouwd maar tot 2016 was een deel van het plangebied nog bebouwd met sporthal De Sprong. Deze sporthal had een oppervlak van 1.950 m² een bouwhoogte van 10 meter en is in 2016 door brand verwoest. De sporthal was toen al niet meer in gebruik. De plek van de voormalige sporthal is inmiddels begroeid met gras. Ook is er een (tijdelijke) jongerenontmoetingsplek aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0015.jpg"

Afbeelding: sporthal De Sprong voordat deze door brand werd verwoest (bron: www.google.nl/maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0016.jpg"Afbeelding: het braakliggende terrein van de voormalige sporthal (bron: www.google.nl/maps)

Ten zuiden van de voormalige sporthal bevindt zich een oostwest gerichte watergang die ten westen van het plangebied aansluit op de noordzuid gerichte Watering. Aan de overzijde van de oostwest gerichte watergang bevindt zich een openbaar parkeerterrein. Dit openbare parkeerterrein is gelegen tussen het gebouw waarin buurtcentrum De Vuister is gevestigd en het gezondheidscentrum. Het parkeerterrein is bereikbaar via Molenwerf, welke direct is aangesloten op de ringweg De Glazenmaker-De Wildeman.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0017.jpg"

Afbeelding: de oostwest gerichte watergang en het openbare parkeerterrein (bron: www.google.nl/maps)

2.2 Aanloop bestemmingsplan

In deze paragraaf is omschreven vanuit welke achtergrond dit bestemmingsplan is opgesteld. Deze (onderzoeks-)geschiedenis loopt van het Globaal Ruimtelijk Programma van Eisen Centrumplan Westerkoog (2021) naar het Ruimtelijk Plan (2022) en het daarbij behorende Stedenbouwkundig Plan. Het Ruimtelijk Plan maakte de start van het bestemmingsplan mogelijk, waarna er verschillende (beleidsmatige) keuzes en verdere onderzoeken zijn gedaan. De behandeling van de verschillende stukken is in deze paragraaf chronologisch opgenomen. De verschillende studies en beleidsstukken zijn over de loop van een aantal jaren tot stand gekomen. Hierbij is sprake geweest van voortschrijdend inzicht en ontwikkelingen, waardoor in de verdere uitwerking op ondergeschikte onderdelen bijstellingen hebben plaatsgevonden. De stukken bouwen dus op elkaar voort.

2.2.1 Globaal Ruimtelijk Programma van Eisen Centrumplan Westerkoog (2021)

De gemeenteraad heeft in januari 2021 het Globaal Ruimtelijk Programma van Eisen Centrumplan Westerkoog (GRPvE) met de bijbehorende grondexploitatie vastgesteld.

In 2016 heeft de gemeente een intentieovereenkomst gesloten met SENS om tot een integrale gebiedsontwikkeling te komen, waarbij SENS een inspanning moest doen om in samenwerking met Parteon een totaalplan uit te werken. Echter, de onderhandelingen tussen SENS en Parteon hebben niet geleid tot onderlinge overeenstemming. Daarom is het project eind 2019 in drie plandelen geknipt: SENS werd verantwoordelijk voor deelplannen 1 en 2 terwijl Parteon verantwoordelijk werd voor de herontwikkeling van deelplan 3. Aanvankelijk was opzet om tot gezamenlijke planontwikkeling te komen. Vanwege verschil in tempo tussen de planontwikkelingen hebben beide partijen ervoor gekozen om, wel in samenspraak, maar los van elkaar tot planontwikkeling te komen. Het oorspronkelijke deelplan 2 is inmiddels komen te vervallen zodat deelplannen 1 en 3 resteren. De deelplannen 1 en 3 zijn vervolgens herrnummerd naar respectievelijk deelplan 1 en deelplan 2. De gemeente neemt een regierol om tot een integrale gebiedsontwikkeling te komen binnen het GRPvE, waarbij bouwrijpe grond wordt verkocht aan SENS, Parteon herontwikkelt op eigen grond en de gemeente de openbare ruimte aanpakt.

2.2.2 Ruimtelijk Plan Centrumplan Westerkoog (2022)

Het op 31 mei 2022 door het college vastgestelde Ruimtelijk Plan (RP) vormt de nadere uitwerking van het GRPvE voor deelplan 1 en gaat uit van circa 77 appartementen. Voor het RP is er ook een toetsing natuurwetgeving flora en fauna, een quickscan stikstofdepositie (inclusief Aerius berekening, een onderzoek naar bouwjaren in de omgeving, een KLIC-mdeling, een zonnestudie, een geluidsonderzoek, een watertoets, een verkenning naar de benodigde capaciteit fietsparkeren en een grondonderzoek uitgevoerd en er is een Stedenbouwkundig Plan opgesteld. Deze stukken zijn als bijlagen opgenomen bij het RP.

2.3 Ambitie en ontwikkeling

2.3.1 Ambitie

Het woningtekort in Zaanstad is de afgelopen jaren enorm gestegen. Het is na Amsterdam het hoogste in de Metropoolregio (MRA). Het tekort is nu 5%, terwijl dat hooguit 1,5 tot 2% zou mogen zijn. Mensen moeten daardoor te lang op een woning wachten. De maatschappelijke urgentie van vooral sociale woningbouw is enorm. Zaanstad staat de komende jaren dan ook voor een grote woningbouwopgave. In het gemeentelijk programma MAAK.Zaanstad is de ambitie vastgelegd om tot 2040 binnenstedelijk 15.000 tot 20.000 woningen toe te voegen. Uitgangspunt daarbij is dat de kwaliteit van Zaanstad verbetert. Tussen de gemeente Zaanstad en de corporaties zijn al prestatieafspraken gemaakt om de woningproductie te stimuleren.

Eén van de MAAK.Zaanstad gebieden waar binnenstedelijk woningen moeten worden toegevoegd is Zaanstad Midden. Het Centrumplan Westerkoog is daarbij als nieuwbouwproject aangewezen aangezien de locatie momenteel niet als centrumgebied functioneert en het één van de laatst beschikbare locaties in Westerkoog is om programma toe te voegen.

Omdat het aantal bewoners ouder dan 65 jaar in Westerkoog de komende jaren zal toenemen, neemt ook de behoefte aan woningen die geschikt zijn voor senioren sterk toe. De gemeente heeft daarom de ambitie om dergelijke woningen met passende functies en goed ingerichte openbare ruimte te realiseren waardoor een aantrekkelijk Centrum in Westerkoog ontstaat. Het doel voor het totale gebied (deelplan 1 en 2) is zodoende om een aantrekkelijk centrum in Westerkoog te verkrijgen door middel van het toevoegen van appartementengebouwen, het behoud van functies en het realiseren van een aantrekkelijke openbare ruimte met centrumuitstraling. Door appartementen te bouwen (waarvan minimaal 30% sociale huurwoningen) komen er meer woningen die geschikt zijn voor senioren en jongeren, Dit bevordert de doorstroming in de wijk. Door in de nieuwbouw ook ruimte te bieden aan het sociaal wijkteam en het buurthuis blijft het voorzieningenniveau in het 'hart van de wijk' hoog.

Door de herontwikkeling kan de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit in het gebied worden verbeterd. Een goed ingerichte openbare ruimte met centrumuitstraling en aandacht voor groen door bomen, hagen, parkeren met open verharding met zicht op groene daken, voldoende parkeerplaatsen, een singel, een hernieuwd speelveldje, bankjes en verlichting kan de uitstraling als centrumgebied versterken. Door de gebiedsontwikkeling is ook een integratie van duurzaamheidsmaatregelen mogelijk, zoals een hoge energieprestatie (lage EPC), klimaatbestendigheid, natuur inclusief en circulair.

2.3.2 Uitgangspunten ontwikkeling

De locatie zal gebruikt worden voor de realisatie van huisvesting die geschikt is voor verschillende doelgroepen en die de zo gewenste doorstroming in de wijk kan bevorderen. Het woningaanbod in Westerkoog bestaat momenteel grotendeels uit grondgebonden woningen in de vorm van rijtjeswoningen en twee-onder-een kappers. Het plan voor het centrumgebied voorziet in de komst van meer woningdifferentiatie door de toevoeging van een woonprogramma die aansluit op de wensen en behoefte in de wijk. Met een breed segment aan woningtypologieën, variërend van sociale huurwoningen tot royale penthouses, zal de ontwikkeling een toevoeging zijn aan Westerkoog (zie ook onder het kopje programma).

Stedenbouwkundige opzet

Centraal in de nieuwe stedenbouwkundige opzet ligt een nieuw samenhangend bebouwingscluster met woongebouwen tussen de Molenwerf en de Westerkoogweg, ter hoogte van de voormalige sporthal en het grote parkeerterrein. Het is opgebouwd uit twee urban villa's (D en E in de navolgende afbeelding) aan de oostzijde en twee langere blokken langs de Westerkoogweg (A en B), die samen een bebouwingswand vormen. Rondom het bebouwingscluster zijn, ter plaatse van de bestaande wegen, nieuwe parkeerstraten aangelegd. De symmetrische opzet van de wegen, de aanplant met bomen tussen de parkeervakken en de brede trottoirs zorgen voor een rustig en vriendelijk beeld. Samen met de Westerkoogweg vormen deze straten de verkeersruimte.

Langs de verkeersruimte liggen aan de buitenzijde de winkels en de grotere openbare voorzieningen, afgewisseld met een aantal grotere groene ruimten, zoals het trapveld en het plantsoen bij de fietsbrug. Aan de binnenzijde ligt het nieuwe bebouwingscluster met woonbebouwing (A, B, D en E), enkele clusters collectief groen en centraal in het cluster het parkeren. Doordat er ook woningen in de begane grondlaag worden gerealiseerd ontstaat er een relatie met de omliggende straten. Deze relatie draagt bij aan de sociale cohesie en sociale veiligheid in de openbare ruimte van het hele centrumgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0018.jpg"

Afbeelding: stedenbouwkundige opzet en locaties bouwblokken deelplan 1 (bron: Ruimtelijk Plan Centrumplan Westerkoog)

Het bebouwingscluster (A, B, D en E) is op een bijzondere manier aangehaakt in haar omgeving. De belangrijke singel door het centrumgebied doorsnijdt het cluster. Dit kan belangrijke kwaliteiten met elkaar verbinden en vraagt om een bijzondere inpassing ter hoogte van het bebouwingscluster. Inzet is om het water vanaf de weg goed beleefbaar te maken. Ter hoogte van de Westerkoogweg en de bebouwing van de Prinsenstichting ligt een kans om in de toekomst de singels met elkaar te verbinden en extra waterberging te realiseren.

Aangrenzend aan het bebouwingscluster op de plek van de voormalige sporthal en het parkeerterrein speelt een aantal ontwikkelingen: sloop en nieuwbouw van het buurtcentrum in combinatie met circa 40 appartementen en vernieuwing van de Prinsenstichting (beiden buiten plangebied van het voorliggende bestemmingsplan). Al deze ontwikkelingen dragen bij aan een versterking van een vitaal centrum voor Westerkoog.

Bouwvolumes

In het plangebied worden vier bouwvolumes gerealiseerd, namelijk de blokken A, B, D en E. Deze vier blokken zijn gelegen rondom de singel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0019.jpg"

Afbeelding: de beoogde nieuwbouw in vogelvluchtperspectief, gezien vanuit het noordoosten (bron: Ruimtelijk Plan Centrumplan Westerkoog)

De blokken zijn ieder rechthoekig. De blokken A en B komen aan de westzijde van het plangebied en worden beide drielaags (maximaal 10 meter). De gevels van deze blokken komen op een afstand van minimaal 13 meter van de bestaande bebouwing van de Prinsenstichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0020.jpg"

Afbeelding: impressie blokken A en B, gezien vanaf de Westerkoogweg

De blokken D en E komen centraal in het centrumgebied en zullen daardoor een hogere opbouw krijgen van acht bouwlagen (maximaal 26 meter). Om voldoende ruimte tussen de beide blokken te creëren zal het aan de zijde van de singel gelegen deel van blok E éénlaags worden (maximaal 4 meter). Op die manier blijft er voldoende lucht tussen de blokken. De afstand tussen blokken D en E en omliggende woonbebouwing bedraagt minimaal 43 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0021.jpg"

Afbeelding: impressie blokken D en E, gezien vanaf het trapveld

Programma

Het programma voor het plangebied is als volgt:

  • Een totale toevoeging van 77 appartementen in vier woonblokken A, B, D en E waarvan 57 koopappartementen in bouwblokken A,D en E en 20 sociale huurappartementen in bouwblok B;
  • De realisering van twee privé parkeerhoven ten behoeve van de woningbouw;
  • De huisvesting van het sociaal wijkteam van circa 245 m² BVO, welke momenteel gevestigd is in buurtcentrum 'De Vuister', in de plint van blok E;
  • De huisvesting van sportschool Westerkoog Sport van circa 135 m² BVO, momenteel eveneens gevestigd in buurtcentrum 'De Vuister', in de plint van blok E.

In de plint van blok E in totaal plek voor maximaal 380 m² BVO. Naast de beoogde huisvesting van het sociaal wijkteam en de sportschool wordt in het bestemmingsplan ook de mogelijkheid geboden om in de plint andere functies te kunnen huisvesten. Het gaat daarbij om bedrijven, kantoren zonder baliefunctie, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Een apotheek, huisartsenpraktijk, en avondonderwijs zijn daarbij uitgesloten aangezien dergelijke functies een relatief hoge verkeersaantrekkende werking per etmaal en/of een relatief hoge parkeerbehoefte tijdens piekmomenten (avond) met zich meebrengen. Een apotheek en huisartsenpraktijk zijn bovendien al iets verderop gevestigd. Om parkeeroverlast te voorkomen zijn sportvoorzieningen bedrijven en kantoren begrensd tot maximaal 135 m², zonder baliefunctie tot maximaal 155 m² en maatschappelijke voorzieningen tot maximaal 230 m².

Parteon zal aanvullend nog circa 20 sociale huurwoningen, circa 20 vrije sectorwoningen en circa 700 m² buurtcentrum toevoegen in het aangrenzende deelplan 2 (voorheen deelplan 3). De aanpassingen ten aanzien van de locaties van de Prinsenstichting betreffen uitsluitend bouwkundige aanpassingen. Er wordt geen programma toegevoegd.

Parkeren

Wat betreft parkeren is rekening gehouden met de parkeernormering zoals beschreven in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad uit 2016 (zie paragraaf 3.7.3 voor een verdere toelichting). De totale parkeerbehoefte voor deelplannen 1 en 2 bedraagt 221 parkeerplaatsen. Dit aantal parkeerplaatsen is passend gemaakt binnen het openbaar inrichtingsplan (zie het volgende kopje). Hiervan worden 55 parkeerplekken door SENS gerealiseerd in de twee privé parkeerhoven en dient Parteon het parkeren op eigen terrein op te lossen.

Openbare ruimte

In een centrumgebied waar veel verschillende ruimtelijke lijnen, programma's en modaliteiten samenkomen, moet worden gezocht naar een eenduidige en rustige inrichting die al dit verschillend gebruik een vanzelfsprekende plaats geeft.

Het circuit van Molenwerf en Westerkoogweg vormt de basis voor de openbare ruimte structuur. De symmetrische opzet van de wegen, de aanplant met bomen tussen de parkeervakken en de brede trottoirs zorgen voor een rustig en vriendelijk beeld. De aansluiting van wegprofielen, de kruising van de Molenwerf met het water, de langzaam verkeersroute langs het speelveld naar het winkelcentrum, maar ook de inpassing en aansluiting op de waterlopen in het gebied vormden daarbij de belangrijkste uitdagingen.

Voor de bepaling van de kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte is een ontwerper buitenruimte bij het project betrokken. LAP Landscape & Urban Design heeft een openbaar inrichtingsplan opgesteld. Dit openbaar inrichtingsplan gaat uit van een planontwikkeling waarbij SENS het parkeerterrein tussen bouwblok A en D en het parkeerterrein tussen bouwblok B en E zelf zal ontwikkelen. Deze parkeerplekken zullen aan de bewoners van de koopwoningen worden aangeboden en in een gezamenlijke VvE worden beheerd. Fietsen van bewoners kunnen worden gestald in gemeenschappelijke fietsenbergingen terwijl er fietsparkeerplekken voor bezoekers komen in de openbare ruimte.

De uitwerking van het plan heeft zich de afgelopen periode vooral gericht op een realistisch openbare ruimte te krijgen. Er is daarbij ingezet op de interactie van het programma met de omliggende openbare ruimte door de entrees van gebouwen en functies op diverse plekken te positioneren. Om de parkeerhoven en langs de bebouwing worden groene hagen gerealiseerd, er worden tussen de parkeerhoven 5 bomen geplaatst en er worden grasstenen bij de parkeervakken gebruikt. Het plangebied krijgt daardoor niet alleen een groen aanzicht maar ook de doorlaatbaarheid van het regenwater wordt bevorderd en er is sprake van een verkoelend effect door middel van verdamping.

Het openbaar inrichtingsplan wordt momenteel nog verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0022.jpg"

Afbeelding: stedenbouwkundig ontwerp met openbare ruimte (bron: Ruimtelijk Plan Centrumplan Westerkoog)

Het gebied kent in de bestaande situatie veel bomen langs de wegen en watergangen en tussen het parkeren. Dit groene beeld draagt in een belangrijke mate bij aan de beleving van het gebied. De inzet is zoveel mogelijk van dit volwassen bomenbestand te behouden bij de voorliggende ontwikkeling. Bomen die moeten wijken worden gecompenseerd in het gebied. Bomen in begeleidende structuren moeten worden herplant of worden vervangen door flinke exemplaren. Dit kan zowel in het openbaar gebied als op privé terrein gebeuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0023.jpg"

Afbeelding: impressie inrichting openbare ruimte (bron: Ruimtelijk Plan Centrumplan Westerkoog)

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische waarden

Cultuurhistorische waarden zijn sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Het gaat daarbij om:

  • Gebouwde monumenten en cultuurhistorisch bijzondere objecten (huizen, kerken, forten, molens, enzovoort);
  • Archeologische waarden (in de bodem aanwezige resten van menselijke aanwezigheid zoals: funderingen, begraafplaatsen, scheepswrakken, aardewerk, enzovoort);
  • Historisch-geografische waarden (historische elementen in het landschap zoals sloten, slotenpatronen, bewoningslinten, oude dijken enzovoort);

Cultuurhistorie wordt volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) meegewogen. Het gaat om een beschrijving van 'de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. In Zaanstad komt de verankering van cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Erfgoedstrategie (2019-2023). De Erfgoedstrategie geeft aan dat behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit het uitgangspunt is en dat erfgoed de basis is bij transformaties en verdichtingsopgaven. Cultuurhistorische waarden kunnen ook in stedenbouwkundige ontwikkelingskaders worden opgenomen.

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de bovengrondse cultuurhistorische waarden en de (ondergrondse) archeologische waarden.

3.1.1 Bovengrondse cultuurhistorische waarden

Voor de totale gebiedsontwikkeling (inclusief het inmiddels vervallen deelplan) is door Monumenten Advies Bureau een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd (d.d. april 2022, zie bijlage 2). In het onderzoek is de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van Westerkoog en het plangebied beschreven. Ook is ingegaan op de ruimtelijke opzet en karakter van het plangebied en omgeving. In het onderzoek zijn vervolgens aanbevelingen opgenomen om behoud en versterking van de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit in het gebied te overwegen:

  • In het algemeen wordt aanbevolen om het behoud en inpassing van objecten, historisch-ruimtelijke structuren en karakteristieke blauwgroene elementen uit de bouwperiode van de wijk te overwegen. Het gaat daarbij om structuren en objecten die een basis cultuurhistorische waarde is toegekend (bestaande gebouwen in de omgeving van het plangebied). Behoud is mogelijk, maar niet noodzakelijk.
  • Aanbevolen wordt om bij ingrepen in de ruimtelijke structuur rekening te houden met de structuralistische ontwerpprincipes die ten grondslag liggen aan de stedenbouwkundige opzet van de wijk Westerkoog. Van wezenlijk belang in relatie tot de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het onderzoeksgebied zijn:
    • 1. de relatief grote maat en schaal van de bebouwing en openbare ruimte in de centrumzone, in contrast met de kleinschalige bebouwing en fijnmazige structuur van de openbare ruimte die voorkomt in de woonerven in de omliggende woonbuurten;
    • 2. de functioneel-ruimtelijke relatie van de centrumzone met de ringvormige wijkontsluitingsweg, waarbij voorzieningen met bijbehorende parkeergelegenheid liggen aan de hoofdverkeersroute door de wijk. In de schetsplannen die in 1964 werden vervaardigd door prof. ir. J.H. Froger was dit al één van de belangrijkste ontwerpuitgangspunten voor de aanleg van de nieuwe woonwijk. Ook in het definitieve ontwerp van architectstedenbouwkundige Jan Vormer (bureau Tauber Architecten) vormde de centrumzone samen met de ringvormige ontsluitingsweg een belangrijke ruimtelijke drager van de stedenbouwkundige structuur van de wijk;
    • 3. de dooradering van het centrumgebied door watergangen met begeleidende groenstructuren, als onderdeel van het blauwgroene raamwerk van de wijk. Enerzijds gaat het daarbij om de oostwest lopende watergang met begeleidende groenstructuur, anderzijds om de Westerkoogweg met naastgelegen watergang en begeleidende groenstructuur. Geadviseerd wordt om een groene buffer te creëren tussen deze watergangen en bebouwing. Bij voorkeur maakt deze groene zone onderdeel uit van de openbare ruimte in de centrumzone;
    • 4. het netwerk van voetgangerspaden dat de verschillende woonbuurtjes en de centrumzone van de woonwijk Westerkoog met elkaar verbindt;
      Deze suggestie van een conceptuele benadering, waarbij de oorspronkelijke ontwerpprincipes als inspiratiebron worden opgepakt voor nieuwe ruimtelijke ingrepen, is complementair aan de aanbeveling om behoud en inpassing van bestaande structuren en objecten met een
      basiswaarde te overwegen;
  • Aanbevolen wordt om het in deelplan 2 (voorheen deelplan 3) geplaatste beeld ‘dansend paartje’ bij een herontwikkeling van het gebied te behouden en een passende plek te geven in de openbare ruimte;
  • Een suggestie is om het verhaal over het pre-stedelijke landschap en de verdwenen windmolen langs De Watering beleefbaar te maken door op de plek van de vroegere biksteenmolen ‘Het Prutshuis’ en/of pelmolen ‘De Matsman’ een subtiele verwijzing aan te brengen in de openbare ruimte.

In de planvorming is rekening gehouden met de aanbevelingen. Zo omvat deelplan 1 twee bouwvolumes van drie lagen en twee bouwvolumes van acht lagen, Deze bouwvolumes vormen een hoogteaccent met aan de binnenzijde privé binnenhoven, met parkeerkoffers, zoveel mogelijk groen ingericht en semi openbaar toegankelijk. Aan de buitenzijde rondom komen publieke buitenruimte en openbaar parkeren. De bebouwing vult een vlak van het terug te herleiden schaakbordpatroon, is relatief groot in maat en schaal en vormt daarmee een contrast ten opzichte van de omliggende woonbuurten.

In tegenstelling tot de omliggende woonbuurtjes, die zich in hoofdlijnen kenmerken door een fijnmazige stedenbouwkundige structuur en kleinschalige bouwkundige eenheden in de vorm van blokjes geschakelde eengezinswoningen van twee bouwlagen met kap (de zogenaamde Bloemkoolwijken), is de korrel, schaal en maat in de centrumzone afwijkend. Sinds de aanleg in de jaren 70 kenmerkt dit gebied zich in stedenbouwkundig opzicht door een ruime opzet met grotere gebouwvolumes. De open ruimten bestaan uit enkele middelgrote parkeerterreinen, (school)pleintjes met een verblijfsfunctie en groenvoorzieningen in de vorm van een sport- of speelveldje, gazons en beplantingsstroken. Bebouwde en onbebouwde velden wisselen elkaar af, waardoor de gebouwen meer vrij in de ruimte staan.

Binnen de wijk neemt de centrumzone door zijn functie en ligging een bijzondere plek in, die tot uitdrukking komt in de relatief grote maat en schaal van de bebouwing en openbare ruimte. Door de sloop van sloop van sporthal ‘De Sprong’ kwam in het centrumgebied ruimte vrij om de wens naar appartementen in te vullen ten behoeve van een wooncarrière binnen de wijk Westerkoog. Volgend op diverse workshops met direct omwonenden, winkeliers, de scholen, Parteon, het gezondheidscentrum en overleg met de stedenbouwkundigen van de gemeente Zaanstad is uit de diverse ontwikkelde stedenbouwkundige varianten één variant als voorkeursmodel uit de workshops en besprekingen tevoorschijn gekomen. Deze variant is verder uitgewerkt en uiteindelijk vastgesteld door het College van Zaanstad. Het stedenbouwkundig plan bestaat uit een ensemble van twee lagere appartementengebouwen, een nieuw buurtcentrum met appartementen daarboven en twee hogere appartementengebouwen. In een later stadium zijn daar in het programma op verzoek van de gemeente nog een wijkteam en sportschool aan toegevoegd.

De twee hogere appartementengebouwen in het nieuwe centrumplan geven naast een hogere bebouwingsdichtheid ook een visueel accent als herkenningspunt aan het centrumgebied. Daarbij zijn deze twee nieuwe woongebouwen zo gepositioneerd in het midden van het plan dat ze op ruime afstand van de bestaande eengezinswoningen in de omgeving staan. Door de sloop van sporthal ‘De Sprong’ was de relatieve beslotenheid van het naastgelegen sport- en speelveld verdwenen. De twee nieuwe hogere appartementengebouwen brengen deze beslotenheid van het sport- en speelveld weer terug.

Een leuk detail is dat in het pre-stedelijke landschap de twee windmolens langs de Wetering (Biksteenmolen ‘Het Prutshuis’ en de pelmolen ‘De Matsman’) door hun hoogte duidelijk te zien
waren uit de omgeving. De twee hogere appartementen gebouwen in het plan worden nu een herkenningspunt in het moderne Westerkoog en wordt overwogen om de naam van de twee historische molens aan de hogere gebouwdelen te geven.

3.1.2 Archeologische waarden

In de Archeologienota Zaanstad (2009) zijn de uitgangspunten van de Monumentenwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan geeft. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven.

In het geldende bestemmingsplan "Westerkoog" is met dubbelbestemmingen rekening gehouden met archeologische waarden. Maar op de plaats van het plangebied is geen archeologische dubbelbestemming toegepast omdat er geen archeologische waarde aan de orde is. Vervolgonderzoek naar archeologie is daarom niet nodig.

3.1.3 Conclusie

Voor de gebiedsontwikkeling is een cultuurhistorisch onderzoek verricht. In het onderzoek zijn aanbevelingen opgenomen om behoud en versterking van de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit in het gebied te overwegen. In de planvorming is rekening gehouden met deze aanbevelingen.

Op basis van het geldende bestemmingsplan en het archeologische beleid kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet van archeologische waarde is. Beschermende regels voor archeologie zijn daardoor niet nodig.

3.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten

3.2.1 Stedenbouwkundige inpassing

Het plangebied is momenteel volledig onbebouwd en heeft een basis cultuurhistorische waarde, zoals ook blijkt uit subparagraaf 3.1.1). Het plangebied heeft door de ligging de nodige potentie. Het plangebied maakt namelijk onderdeel uit van het centrumgebied van de wijk Westerkoog maar door het huidige gebruik en de beperkte relatie met de omgeving geeft het plangebied nu op momenten een desolate indruk. Door woningen met passende functies en goed ingerichte openbare ruimte te realiseren kan een aantrekkelijk Centrum in Westerkoog ontstaan waarbij de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit in het gebied wordt verbeterd. In de planvorming is daarom al in een vroeg stadium gekeken naar de inrichting van de openbare ruimte. Er is daarbij ingezet op de interactie van het programma met de omliggende openbare ruimte door de entrees van gebouwen en functies op diverse plekken te positioneren. Om de parkeerhoven en langs de bebouwing worden groene hagen gerealiseerd, er worden tussen de parkeerhoven 5 bomen toegevoegd en er worden grasstenen bij de parkeervakken gebruikt. Het plangebied krijgt ondanks de toevoeging van nieuwbouw ook een groen aanzicht. Ook blijft de bestaande waterstructuur behouden.

In het plangebied wordt een stedelijk centrummilieu ontwikkeld door de toevoeging van appartementengebouwen. Dergelijke gebouwen zijn passend bij een functie als centrumgebied. De nieuwbouw is daardoor deels hoger dan de bestaande bebouwing in de omgeving. In de planvorming is daar rekening mee gehouden doordat de nieuwbouw verhoudingsgewijs op voldoende afstand van de bestaande woningen in de omgeving is gepositioneerd:

  • De nieuwbouw die het dichtst bij bestaande woonbebouwing komt wordt maximaal drielaags. Het gaat daarbij om de blokken A en B, welke op minimaal 13 meter afstand van de aan de overzijde van de Westerkoogweg gelegen bebouwing van de Prinsenstichting komen. Een bouwhoogte van drie bouwlagen (maximaal 10 meter) is vergelijkbaar met de opbouw die in overwegende maten voorkomt in Westerkoog, namelijk twee bouwlagen met een kap. Een bouwhoogte van maximaal 10 meter op minimaal 10 meter afstand is in geval van een straat een gebruikelijke en aanvaardbare afstand.
  • De hogere volumes in het plangebied, blokken D en E, worden achtlaags. De blokken worden daarmee de hoogste in Westerkoog maar gezien de centrale ligging in het centrumgebied en de ruime afstand tot omliggende woonbebouwing (43 meter) is een dergelijke opbouw stedenbouwkundig wenselijk. Door een opbouw van acht bouwlagen wordt het centrumgebied van Westerkoog ruimtelijk geaccentueerd.

3.2.2 Schaduw

Voor de nieuwbouw in het plangebied is een zonnestudie uitgevoerd (d.d. 21 juni 2021, zie bijlage 3). In de studie zijn de effecten op de omgeving inzichtelijk gemaakt door de schaduw weer te geven op 21 maart (voorjaar), 21 juni (zomer), 21 september (najaar) en 21 december (winter). De resultaten van 21 maart en 21 september zijn daarbij gelijk omdat de zonnestand dan hetzelfde is. Uit de zonnestudie blijkt het volgende:

  • Voor- en najaar: de nieuwbouw leidt in de vroege ochtend (09:00) tot enige schaduw bij een klein deel van de bebouwing van de Prinsenstichting. In de rest van de ochtend wordt geen schaduw veroorzaakt bij bestaande gebouwen en tuinen in de omgeving. In het begin van de middag (13:00) treedt schaduw op bij een deel van het schoolplein van Dynamica. Aan het einde van de middag (17:00) gaat er ook schaduw ontstaan bij enkele achtertuinen en woningen aan de Doppermolen en een deel van deelplan 2 (voorheen deelplan 3).
  • Zomer: in de ochtend veroorzaakt de nieuwbouw geen schaduw bij bestaande gebouwen en tuinen in de omgeving. In het begin van de middag (13:00) treedt schaduw op bij een deel van het schoolplein van Dynamica en aan het einde van de middag (17:00) gaat er ook schaduw ontstaan bij een deel van de planontwikkeling van Parteon (deelplan 2, voorheen deelplan 3).
  • Winter: vanwege de lage zonnestand is er sprake van meer schaduw. Halverwege de ochtend (11:00) is er schaduw bij een klein deel van de bebouwing van de Prinsenstichting en een deel van de schoolbebouwing van Dynamica. In het begin van de middag (13:00) treedt er schaduw op bij een ander deel van de schoolbebouwing van Dynamica en het schoolplein waarna de schaduw zich verplaatst naar het gecombineerde schoolgebouw en het schoolplein (15:00).

Uit de zonnestudie blijkt dat de nieuwbouw in het plangebied geen relevant nadelige gevolgen heeft voor bestaande bebouwing en functies in de omgeving aangezien de schaduw slechts een beperkt deel van de dag aan de orde is.

3.2.3 Wind

De bouwhoogtes van de nieuwbouw zijn lager dan 30 meter zodat er geen relevante windhinder in de omgeving te verwachten is. Vanwege het belang van een goed functionerende openbare ruimte is zekerheidshalve door Peutz een theoretisch windhinderonderzoek uitgevoerd (referentie LA/LA//H 8321-2-NO-001, d.d. 22 februari 2022, zie bijlage 4). Bij de beoordeling van het windklimaat is zo veel mogelijk aangesloten bij de NEN 8100. Uit de windstatistiek blijkt dat zuidwest de dominante windrichting is. In de notitie worden de volgende conclusies getrokken:

  • Op veel plaatsen binnen het plangebied is het windklimaat naar alle waarschijnlijkheid gunstig.
  • Bij de noordwesthoek van blok E en in mindere mate bij de zuidwesthoek van blok D is er naar alle waarschijnlijkheid een (zeer) matig windklimaat voor doorlopen te verwachten (zie de navolgende afbeelding voor de exacte locatie). Door het vergroenen van de openbare ruimte in het gebied met de hogere hinderkansen zal het windklimaat hier op termijn verbeteren.
  • Er is een reële kans op een matig windklimaat tussen A en D en tussen B en E. Het windklimaat is hier te verbeteren door het verder vergroenen van dit gebied. De entrees van de gebouwen D en E zijn zeer gunstig gelegen aan de oostzijde van de gebouwen. Hier mag een voor slenteren goed windklimaat verwacht worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0024.jpg"

Afbeelding: indicaties locaties mogelijke windhinder (bron: Notitie windklimaat)

Uit de notitie blijkt dat er op enkele plekken in het plangebied mogelijke windhinder kan gaan optreden maar dat deze mogelijke windhinder relatief eenvoudig te verminderen is door meer groen aan te brengen. Het verder vergroenen van het gebied is onderdeel van de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zodat invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen in het hiervoor beschreven rapport. Zo zal bij de zuidwesthoek van blok D, als de daar geplande begroeiing voldoende volgroeid is, de hinder gedempt worden. Bij de noordwesthoek van gebouw D is een waterpartij aanwezig, waardoor ook bij deze hoek er effectief geen hinder aan de orde is.

3.3 Wonen

Zowel door Zaanstad als vanuit de metropoolregio is onderzoek gedaan naar de woon- en woningbehoefte in Zaanstad en de regio. Ook door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Uit het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (RAP Wonen) van de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam (SRA) blijkt dat in de marktregio Zaanstreek-Waterland (inclusief Amsterdam) voor de periode 2015-2025 als het om woningbehoefte gaat er een tekort aan harde plancapaciteit van 31.330 woningen is. Zowel stedelijk als buiten de stad is er een aanzienlijk capaciteitstekort. Zowel regionaal onderzoek (Wonen in de Metropoolregio Amsterdam, WiMRA) als de monitor woningbouw van de provincie Noord-Holland (2021) bevestigen het tekort aan woningen in Zaanstad en de regio.

Door de snel groeiende behoefte in de periode 2015-2025 is afgesproken de woningbouwproductie te versnellen. Voor de komende jaren betekent dit een verhoging van de bouwproductie in Zaanstad naar 1.000 woningen in een jaar.

Om omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen.

Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle typen en prijsklassen woningen. Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woningaanbod, zodat er op woongebied voor iedereen – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners - wat wils is.

Het bouwen van appartementen in het centrumgebied van Westerkoog is in overeenstemming met en een vervolg op de hiervoor genoemde basisuitgangspunten. Het gaat hier om een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour voor woningen waaraan een duidelijke behoefte is, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.10. Een deel van de woningen in het centrumgebied wordt ontwikkeld in opdracht van woningcorporatie Parteon. De overige sociale huurwoningen worden in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan gerealiseerd. Voor deze woningen is in het bestemmingsplan een minimum percentage sociale huur vastgelegd van 25% (20 van de 77 woningen). Samen met het plandeel van Parteon zal er voor het totale gebied worden voldaan aan de eis van minimaal 30% sociale woningbouw.

3.4 Maatschappelijke functies

In het aangrenzende gebied waar Parteon haar planontwikkeling wil gaan realiseren (deelplan 2, voorheen deelplan 3) bevinden zich nu enkele maatschappelijke organisaties/functies, namelijk het buurthuis 'De Vuister' en het sociaal wijkteam. Het buurthuis komt terug in de nieuwbouw van Parteon terwijl het sociaal wijkteam een plek krijgt in de plint van de nieuwbouw in het plangebied. De sociale en culturele structuur van de wijk Westerkoog blijft daarmee behouden en zal als gevolg van de beoogde herinrichting zelfs worden versterkt.

In de nieuwbouw is in de plint plek voor maximaal 385 m² aan maatschappelijke voorzieningen. Dit gaat om een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak met andere functies (zie paragraaf 3.6).

3.5 Groen en openbare ruimte

In de huidige situatie bestaat het plangebied volledig uit openbare ruimte maar er is nauwelijks sprake van waardevol groen en de gebruikswaarde van de openbare ruimte is laag. Door de huidige inrichting en de beperkte relatie met de omgeving geeft het plangebied nu op momenten een desolate indruk.

In de planvorming is al in een vroeg stadium gekeken naar de inrichting van de openbare ruimte. Er is daarbij ingezet op de interactie van het programma met de omliggende openbare ruimte door de entrees van gebouwen en functies op diverse plekken te positioneren. Rond de parkeerhoven en langs de bebouwing worden groene hagen gerealiseerd, er worden tussen de parkeerhoven 5 bomen ingepast en er worden grasstenen bij de parkeervakken gebruikt. Het plangebied krijgt zodoende ook een groen aanzicht.

3.6 Economische functies

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn nu geen economische functies aanwezig. In het aangrenzende gebied waar Parteon haar planontwikkeling wil gaan realiseren (deelplan 2, voorheen deelplan 3) bevinden zich echter wel enkele functies in het buurthuis. Het buurthuis zelf zal een plek krijgen in de nieuwbouw van deelplan 2, het sociaal wijkteam en de sportschool Westerkoog Sport krijgen een plek in de nieuwbouw in het plangebied (deelplan 1).

In het bestemmingsplan is in totaal maximaal 385 m² aan bedrijfsruimtes mogelijk gemaakt, welke kan worden ingevuld met de volgende functies: bedrijven, culturele voorzieningen, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. De oppervlakte aan sportvoorzieningen mag daarbij niet meer dan 135 m² bedragen.

3.7 Verkeer, vervoer en parkeren

3.7.1 Ontsluiting

De ten zuiden van het plangebied gelegen weg De Glazenmaker is de wijkontsluitingsweg van de wijk Westerkoog. Deze weg vormt samen met de wijkontsluitingsweg De Wildeman de rondweg van Westerkoog en heeft daarmee een belangrijke rol bij de ontsluiting van het plangebied met de auto, de fiets en het openbaar vervoer. Al het autoverkeer van en naar het plangebied zal gebruik maken van deze rondweg, net zoals in de rest van de wijk Westerkoog ook het geval is. Het plangebied zal via een in- en uitrit met De Glazenmaker worden verbonden. Gemotoriseerd verkeer van en naar het plangebied zal gebruik maken van deze in- en uitrit.

Fietsers van en naar het plangebied maken gebruik van de belangrijke fietsroutes in en rondom het plangebied. Fietsverkeer in noordelijke of zuidelijke richting kan gebruik maken van de Westerkoogweg, welke aan de noord- en zuidzijde (nabij de rondweg De Wildeman-De Glazenmaker) uitsluitend toegankelijk is voor fietsers en scooters. De Westerkoogweg is onderdeel van de doorgaande hoofdfietsroute tussen Rooswijk (Zaandijk), Westerkoog (Koog aan de Zaan) en Westerwatering (Zaandam). Het fietsverkeer in oostelijke of westelijke richting kan gebruik maken van de Molenwerf, welke via een fietsbrug en fietspad is verbonden met de woonstraten Stuiverakker en Doppenmolen.

Ten zuiden van het plangebied bevinden zich op circa 100 meter afstand bushaltes van enkele buslijnen. Deze buslijnen hebben een frequente verbinding (2x in een uur) met het station van Zaandam. NS-station Koog aan de Zaan ligt ongeveer 400 meter ten oosten van het plangebied (overdag 4x in een uur een trein naar onder andere Zaandam en Amsterdam en 4x in een uur een trein naar onder andere Wormerveer en Uitgeest).

3.7.2 Verkeersaantrekkende werking

Dit bestemmingsplan maakt woningbouw en maximaal 385 m² aan functies mogelijk. In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd maar in het verleden bevond zich een sporthal op de locatie. Hierna wordt de verkeersaantrekkende werking in de toekomstige situatie vergeleken met die van de situatie tot 2016 (sporthal) en nu (buurtcentrum). Hierbij wordt gebruik gemaakt van actuele kencijfers van het CROW. Ook wordt gekeken naar de effecten van de totale gebiedsontwikkeling, dus inclusief het buiten dit bestemmingsplan gelegen plandeel van Parteon (deelplan 2, voorheen deelplan 3).

Het plangebied ligt in de wijk Westerkoog. Hierdoor kan voor het bepalen van de verkeersgeneratie uit worden gegaan van de kengetallen voor 'rest bebouwde kom van matig stedelijk gebied' zoals bedoeld in CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren; Van parkeerkencijfers naar parkeernormen'.

Verkeer huidige situatie

In de voorgaande situatie was in het plangebied sprake van een sporthal met een oppervlak van 1.950 m². Het kengetal voor een sporthal is 9,1 tot 10,8 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo. Uitgaande van dit kengetal had de sporthal een verkeersaantrekkende werking van 178 tot 211 verkeersbewegingen per etmaal.

In het aangrenzende gebied van deelplan 2 is momenteel een buurtcentrum gevestigd. Het totale oppervlak van het buurtcentrum bedraagt 2.947 m² bvo, waarvan 110 m² in gebruik is als sportschool. Het kengetal voor een sportschool is 30,8 tot 37,9 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo. Dat komt neer op 34 tot 42 verkeersbewegingen per etmaal.
Voor een buurtcentrum is in de CROW publicatie geen kengetal opgenomen dus voor deze functie kan eventueel gebruik worden gemaakt van een kengetal van een functie met een enigszins vergelijkbare verkeersaantrekkende werking. Een buurtcentrum is qua verkeersaantrekkende functie enigszins vergelijkbaar met een bibliotheek, behalve dat de verkeersaantrekkende werking bij een buurtcentrum lager zal zijn. Voor een bibliotheek is in de CROW publicatie een kengetal opgenomen van 8,2 tot 13,0 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo. Bij een buurtcentrum van 2.837 m² bvo (2.947 minus 110) en een verwachte reductie van 50% (vanwege de lagere verkeersgeneratie per etmaal) komt dat neer op 117 tot 185 verkeersbewegingen per etmaal.

Gelet op het voorgaande bedraagt bedraagt de verkeersgeneratie in de huidige situatie 329 tot 438 verkeersbewegingen per etmaal voor de deelplannen 1 en 2.

Verkeer toekomstige situatie

De nieuwbouw in het plangebied zal plek bieden aan ongeveer 20 sociale huurappartementen, ongeveer 57 appartementen en maximaal 385 m² aan niet-woonfuncties:

  • Appartementen (goedkope huur): 3,2 tot 4,0 verkeersbewegingen per etmaal per woning;
  • Appartementen (koop): 5,2 tot 6,0 verkeersbewegingen per etmaal per woning;
  • Bedrijven: 9,1 tot 10,9 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo;
  • Kantoren: 12,4 tot 14,8 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo;
  • Maatschappelijke voorzieningen: 16,1 en 20,2 verkeersbewegingen per behandelkamer gezondheidscentrum;
  • Sportschool: 30,8 tot 37,9 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo.

Gelet op de kengetallen zullen er door de nieuwe appartementen 361 tot 422 verkeersbewegingen per etmaal ontstaan. De verkeersbewegingen vanwege de woningen vinden op doordeweekse dagen vooral plaats in de ochtend- en avondspits. In de weekenden zijn de verkeersbewegingen meer verspreid over de dag.

De invulling van de maximaal 385 m² commerciële ruimtes is nu nog niet definitief. Wel is het de bedoeling dat er een sportschool in (een deel van) de plint komt. Een sportschool heeft een relatief hoge verkeersaantrekkende werking. Bij een omvang van maximaal 385 m², zoals mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan, zullen er verspreid over de dag 119-146 verkeersbewegingen per etmaal plaatsvinden. Tijdens de ochtend- en avondspits zal het aantal verkeersbewegingen beperkt zijn. De invulling met een sportschool is te beschouwen als een worst-case benadering voor wat betreft het aantal verkeersbewegingen per etmaal. Ten aanzien van de ochtend- en avondspits is een invulling met kantoren echter als worst-case te beschouwen. Bij een invulling met kantoren is sprake van 48-57 verkeersbewegingen per etmaal. Een dergelijk aantal verkeersbewegingen per etmaal is dermate laag dat dit geen relevante gevolgen heeft voor de verkeersafwikkeling tijdens de ochtend- en avondspits. Voor de maximale invulling van de commerciële ruimtes zal uit worden gegaan van een volledige invulling met een sportschool. De totale verkeersaantrekkende werking als gevolg van het bestemmingsplan komt daarmee uit op 480-568 verkeersbewegingen per etmaal.

In het kader van de gebiedsontwikkeling is ook relevant om inzichtelijk te maken wat het verkeer zal zijn vanwege het naastgelegen plandeel van Parteon (deelplan 2). Uitgaande van 20 sociale huurwoningen, 20 vrije sector woningen en 700 m² buurtcentrum zal deelplan 2 leiden tot 168-200 verkeersbewegingen per etmaal vanwege de woningen en 29-46 verkeersbewegingen per etmaal vanwege het buurtcentrum. De totale gebiedsontwikkeling komt daardoor uit op 677 tot 814 verkeersbewegingen per etmaal.

Verschil huidige en toekomstige situatie

In de voorgaande situatie tot 2016 (sporthal) was er sprake van 178 tot 211 verkeersbewegingen per etmaal, in de toekomstige situatie gaat het in het plangebied om 480 tot 568 verkeersbewegingen per etmaal. Het plangebied leidt daarmee tot een toename van 302 tot 357 verkeersbewegingen per etmaal. Daarbij wordt opgemerkt dat dit om een worst-case situatie gaat omdat voor de commerciële plint van de nieuwbouw uit is gegaan van functie met de hoogste mogelijke verkeersaantrekkende werking. In de praktijk zal de verkeerstoename waarschijnlijk dus minder dan 302 tot 357 verkeersbewegingen per etmaal bedragen.

Indien ook rekening wordt gehouden met deelplan 2 dan bedraagt de totale toename 348 tot 376 verkeersbewegingen per etmaal. Ook hiervoor geldt dat de verkeerstoename in de praktijk minder zal zijn omdat voor de commerciële plint van de nieuwbouw uit is gegaan van functie met de hoogste mogelijke verkeersaantrekkende werking.

Verkeersbewegingen van en naar het plangebied zullen in de toekomstige situatie uitsluitend via de ringweg De Wildeman-De Glazenmaker (50 km/u) rijden. Via deze ringweg zal het verkeer naar de Guisweg rijden of naar de Binding. Op de genoemde wegen zal het verkeer per etmaal dus toenemen door het project maar deze toename is zodanig dat er geen knelpunten te verwachten zijn. De genoemde wegen hebben tijdens de maatgevende momenten (ochtend- en avondspits) voldoende capaciteit.

3.7.3 Parkeren

Volgens de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen als Centrumgebied Westerkoog rekening gehouden met voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en fietsen.

Autoparkeren

Op basis van het huidige parkeerbeleid, het te realiseren programma en de parkeervraag van het winkelcentrum en overige functies is een parkeerbalans opgesteld (zie bijlage 5). Het te realiseren programma vraagt aan de ene kant parkeerplaatsen voor de bewoners en personeel zelf, en aan de andere kant voor de bezoekers van de woningen en de commerciële ruimtes.

In de parkeerbalans is conform de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 uitgegaan van de parkeernormen voor de categorie: matig stedelijk C. Uit parkeerdrukmetingen blijkt dat vanwege de omgeving van het plangebied de koopavond het maatgevende moment voor het beoogde plan is.

  • Bij 117 woningen in de deelplannen 1 en 2 dient rekening te worden gehouden met in totaal 153,4 parkeerplaatsen, waarvan 105,4 parkeerplaatsen voor deelplan 1 en 48 parkeerplaatsen voor deelplan 2 (voorheen deelplan 3).
  • Voor de overige functies in deelplannen 1 en 2 dient volgens de parkeerbalans rekening te worden gehouden met 8,5 parkeerplaatsen, waarvan 6,4 parkeerplaatsen voor de plintfuncties in deelplan 1 en 2,1 parkeerplaatsen voor de plintfunctie in deelplan 2 (voorheen deelplan 3). Daarbij dient te worden opgemerkt dat in de parkeerbalans is uitgegaan van 245 m² sociaal wijkteam en 135 m² sportschool. Ter voorkoming van toekomstige leegstand biedt het voorliggende bestemmingsplan meer ruimte aan plintfuncties dan waar in de parkeerbalans van uit is gegaan. Verderop in deze paragraaf zal daar nader op in worden gegaan. Daaruit blijkt dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies ook passen in de maximaal mogelijke parkeerbehoefte.
  • Uitgaande van het programma in de parkeerbalans is de parkeervraag voor de nieuwe functies in de deelplannen 1 en 2 in beginsel 161,9 parkeerplaatsen.
  • Omdat niet iedereen tegelijk parkeert kan rekening worden gehouden met aanwezigheidspercentages als bedoeld in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Indien ook rekening wordt gehouden met de parkeervraag van het winkelcentrum en overige functies dan zijn tijdens het meest maatgevende moment (koopavond) zijn 220,7 parkeerplaatsen nodig (afgerond 221 parkeerplaatsen). Omdat er 55 parkeerplekken in twee parkeerhoven (op eigen terrein) worden gerealiseerd bedraagt de parkeerbehoefte in de openbare ruimte op het meest maatgevende moment 165,7 parkeerplaatsen.

Het totaal aantal van 221 parkeerplaatsen is passend gemaakt binnen het openbaar inrichtingsplan voor het gehele centrumgebied, waarvan 55 parkeerplekken op eigen terrein en 166 in de openbare ruimte.

Zoals hiervoor ook is aangegeven is in het bestemmingsplan ter voorkoming van toekomstige leegstand rekening gehouden met een flexibelere invulling van de plintfuncties in blok E. Het gaat daarbij om meer functies dan alleen een sociaal wijkteam van 245 m² en een sportschool van 135 m². De functies mogen echter niet leiden tot een theoretisch hogere parkeervraag dan waar nu van uit is gegaan. De 221 parkeerplaatsen die passend zijn gemaakt in het openbaar inrichtingsplan zijn namelijk kaderstellend aangezien er op dit moment geen ruimte is om meer parkeerplaatsen te realiseren. In het bestemmingsplan zijn daarom beperkingen opgelegd aan de functiemix. Naast het sociaal wijkteam van 245 m² en een sportschool van 135 m² is ook rekening gehouden met een (gedeeltelijke) alternatieve invulling van de plint met bedrijven, kantoren en (andere) maatschappelijke voorzieningen sportvoorzieningen. Een apotheek, huisartsenpraktijk en avondonderwijs zijn daarbij op voorhand uitgesloten terwijl bedrijven, kantoren en overige maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen zijn begrensd. De plint van blok E kan worden ingevuld volgens één van de volgende scenario's:

    • 1. sportvoorzieningen met een oppervlakte dat gezamenlijk niet meer dan 135 m² bedraagt en/of een sociaal wijkteam; of
    • 2. maatschappelijke voorzieningen (niet zijnde een sociaal wijkteam), kantoren en/of arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven met een oppervlakte dat gezamenlijk niet meer dan 180 m² bedraagt en/of een sociaal wijkteam; of
    • 3. een sociaal wijkteam, arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven, een crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang en/of een bibliotheek.

Scenario 1 is het scenario dat ook al is doorgerekend in de parkeerbalans (zie bijlage 5) en hiervoor al toegelicht. Voor de scenario's 2 en 3 is het relevant om eerst nader in te gaan op de relevante maatgevende momenten:

  • Om tijdens het algehele maatgevende moment (koopavond) te voorkomen dat het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte hoger dan 166 parkeerplaatsen (+55 = 221) wordt mag het aantal parkeerplaatsen voor niet-woonfuncties tijdens koopavond niet meer dan 8,3 parkeerplaatsen bedragen.
  • Volgens de parkeerbalans is het daarop eerst volgende maatgevende moment de werkdag overdag. Op dat moment mag het aantal parkeerplaatsen voor niet-woonfuncties niet meer dan 4,8 parkeerplaatsen bedragen om te voorkomen dat het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte meer dan 166 parkeerplaatsen (+55 = 221) wordt.
  • Voor niet-woonfuncties is zowel de werkdag overdag als de koopavond relevant om te beschouwen.

Voor beide scenario's wordt nagegaan wat de parkeerbehoefte is, uitgaande van de parkeernormen en aanwezigheidspercentages als bedoeld in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.

  • Scenario 2: van de functies maatschappelijke voorzieningen (niet zijnde een sociaal wijkteam), kantoren met baliefunctie en/of arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven heeft maatschappelijke voorzieningen de hoogste parkeernorm, namelijk 2,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo voor medische en maatschappelijke diensten. Bij 180 m² komt dat neer op een parkeerbehoefte van 4,5 parkeerplaatsen werkdag overdag (100%) en 0,7 parkeerplaats tijdens koopavond (15%). Samen met de parkeerbehoefte van een sociaal wijkteam (0,1 parkeerplaats werkdag overdag en 0,7 parkeerplaats koopavond) en een buurtcentrum (0,2 parkeerplaats werkdag overdag en 2,1 parkeerplaats koopavond) komt dat uit op 4,8 parkeerplaatsen werkdag overdag en 3,5 parkeerplaatsen koopavond. Er wordt daarmee voldaan aan de beschikbare ruimte in de openbare ruimte tijdens de relevante maatgevende momenten.
  • Scenario 3: van de functies arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven, een crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang en/of een bibliotheek heeft een crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang de hoogste parkeernorm, namelijk 1,3 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Bij 380 m² komt dat neer op een parkeerbehoefte van 4,9 parkeerplaatsen werkdag overdag (100%) en 0,5 parkeerplaats tijdens koopavond (10%). Samen met de parkeerbehoefte van een buurtcentrum (0,2 parkeerplaats werkdag overdag en 2,1 parkeerplaats koopavond) komt dat uit op 5 parkeerplaatsen werkdag overdag en 2,6 parkeerplaatsen koopavond. Er wordt daarmee voldaan aan de beschikbare ruimte in de openbare ruimte tijdens de relevante maatgevende momenten.

Uit het voorgaande blijkt dat er voor het programma dat in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn. Bovendien is in de algemene bouwregels een dynamische verwijzing naar het Zaans parkeerbeleid opgenomen zodat gewaarborgd is dat er voldoende parkeerplaatsen voor auto's worden gerealiseerd. Parkeeroverlast in de omgeving is daardoor niet te verwachten.

Fietsparkeren

Het Bouwbesluit verplicht per woning een berging van 5 m² voor fietsen en opslag. Het Bouwbesluit kent daarbij de mogelijkheid om een ‘gelijkwaardige oplossing’ te accepteren. Zo accepteert de gemeente Amsterdam een gezamenlijke fietsenberging, waarbij Bouwbrief 2015-130 als richtlijn geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0025.jpg"

Bij de appartementen in het plangebied zullen per blok gemeenschappelijke fietsenstallingen worden gerealiseerd. Hiervoor is een fietsparkeerbalans opgesteld waaruit blijkt dat in totaal minimaal 275 fietsparkeerplekken voor bewoners nodig zijn: 24 fietsparkeerplekken in blok A, 60 fietsparkeerplekken in blok B, 97 fietsparkeerplekken in blok D en 94 fietsparkeerplekken in blok E. In de bouwplannen voor de blokken is rekening gehouden met deze aantallen fietsparkeerplekken.

Parkeren door bezoekers van de woningen en de commerciële functies vindt plaats in de openbare ruimte.

3.8 Water

3.8.1 Waterhuishouding

Het plangebied maakt, waterhuishoudkundig gezien, onderdeel uit van de Polder Westzaan. Het waterpeil in de Polder Oostzaan is N.A.P.-1.04 meter terwijl het peil van de onderbemaling N.A.P. -1,65 m bedraagt. De onderbemaling is ingericht bij het bouwrijp maken van de wijk in de jaren '70. Het gemaal van de onderbemaling staat nabij de Paardenkampzoom en loost op de Mallegatsloot. Bij dit gemaal is ook een inlaat waar water in de polder kan worden gelaten.

De waterstructuur van de wijk bestaat uit watergangen aan alle randen van de wijk en enkele watergangen die vanuit deze randen de wijk insteken. Deze watergangen lopen door de hele wijk maar zijn vaak niet goed zichtbaar doordat aan de watergangen voornamelijk achtertuinen van woningen zijn gelegen.

In en vlakbij het plangebied liggen geen dijken. De dichtstbijzijnde dijk is gelegen in de groenzone rondom de wijk. De waterkering is gelegen tussen twee waterpeilen en is geen primaire of regionale waterkering. Het plangebied ligt buiten de beschermingszone van deze waterkering.

In en nabij het plangebied bevinden zich twee waterlopen. Het gaat om een deel van de noord-zuidgerichte watergang die vanuit de polder langs de Westerkoogweg naar de Mallegatsloot loopt en om een oost-westgerichte watergang. De herontwikkeling leidt niet tot het dempen van bestaand oppervlaktewater.

Bebouwing en het veranderen van groen in verharding kan de waterhuishouding beïnvloeden. Een eventuele toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater. Het centrumgebied is nu, op het trapveld na, al grotendeels verhard. In de huidige situatie is sprake van 13.362 m² verharding (inclusief de in 2016 afgebrande sporthal). Het oppervlak aan verharding zal met 766 m² afnemen, tot 12.596 m². Doordat er sprake is van een afname aan verharding is er geen compensatie nodig. In de planvorming voor het centrumgebied is echter wel extra wateroppervlak opgenomen doordat de oost-westgerichte watergang ter hoogte van het trapveld met circa 17 m² zal worden uitgebreid. Door dit extra wateroppervlak en de afname aan verharding wordt bijgedragen aan een betere opvang van regenwater in Westerkoog en het voorkomen van hitteoverlast in de zomer. Regenwater dat op de plaats van het plangebied valt zal daarnaast zoveel mogelijk worden opgevangen en worden gebruikt voor het bewateren van (dak)tuinen en eventueel het groen in de omgeving. De aanleg van extra water en het inzetten op groene daken dragen positief bij aan het verminderen van wateroverlast in de wijk.

3.8.2 Riolering

In de wijk is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Daarmee wordt regenwater van verhardingen, en daar waar mogelijk van gebouwen, direct afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Het (gescheiden) regenwaterstelsel zal ook worden toegepast bij de herontwikkeling van het plangebied. Vervolgens is het volledig afkoppelen van het hemelwater een optie zodat daarmee voorkomen wordt aan de bron dat het water vuil wordt. Het water wordt dan vastgehouden op de plaats waar het valt en hierdoor worden gemalen en zuiveringsinstallaties zo mogelijk ontlast met de verwerking van dit regenwater.

Het afvalwater uit het plangebied wordt via rioolgemalen naar de noordzijde van Westerkoog gebracht waarna het via het hoofdrioolgemaal naar de rioolwaterzuivering in Amsterdam wordt gepompt.

3.8.3 Grondwater

Bij het bouwrijp maken van Westerkoog is het veenweidegebied opgehoogd met zand. De hoogteligging was voldoende om geen last te hebben van het grondwater. Door zetting van het veen onder de ophooglaag, is het hele gebied gezakt. Het huidige maaiveld van Westerkoog ligt ongeveer op een peil van N.A.P.- 0,40 m tot N.A.P. 0,50 m waardoor de drooglegging varieert tussen 1,45 en 1,15 meter.

Zaanstad hanteert een ontwateringsnorm voor nieuwbouw gebieden. Deze is dat er voor 70 cm ontwateringsdiepte zorg gedragen moet worden. Bij verdere technische uitwerking van het bouwrijp zal dat aspect worden mee genomen.

3.8.4 Overleg Hoogheemraadschap

Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vindt overleg plaats over de voorliggende herontwikkeling. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft geen principele bezwaren tegen het plan.

3.8.5 Klimaatstresstest

Voor het plangebied is door Antea Group een klimaatstresstest gedaan (projectnummer 0479060.100, d.d. 31 augustus 2022, zie bijlage 6). Het plan is getoetst aan de eisen vanuit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) voor wat betreft wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. De uitkomsten zijn vergeleken met de huidige situatie.

In het algemeen geldt dat in het ontwerp voor de ontwikkeling er veel aandacht voor klimaatadaptatie is. De vergroening en de materialisatie draagt in positieve zin bij in relatie tot de klimaatthema’s. Dit geldt voor zowel het plangebied zelf als de nabije omgeving. Uit de analyse komen de volgende bevindingen voort:

  • A. Wateroverlast:
    • 1. Waterberging terrein: Het plangebied is als geheel beschouwd. Een groot deel wordt verwerkt daar waar het valt (groene daken en groene parkeervakken). Aandachtspunt is het vastleggen van de groene daken in het bestemmingsplan, om deze berging mee te mogen rekenen in de wateropgave van het plangebied.
    • 2. Natuurlijke afwatering: Het hoogteontwerp dient nader gedetailleerd te worden.
    • 3. Waterdiepte: De maximale waterdiepte is minder dan 10 cm.
    • 4. Waterneutraal: Vanuit de ontwikkeling als geheel wordt meer dan 85% binnen het gebied verwerkt.
  • B. Hitte:
    • 1. Schaduw: Door de aanplant van de bomen conform het inrichtingsplan wordt voldaan aan meer dan 30%.
    • 2. Koele plekken: Door de vergroening is een koele plek van ca. 2.100 m² aanwezig in het gebied. Deze zijn niet alleen te bereiken voor het plangebied (maximaal 200 m), maar ook bereikbaar voor omliggende wijken.
    • 3. Horizontale en verticale oppervlakten: Twee-derde van de daken wordt een groen dak en alle particuliere parkeerplaatsen in deelplan 1 worden uitgevoerd als graselementen. In de sfeerbeelden in het ruimtelijk plan is gevelgroen te zien voor alle oostgevels (<50%).
      Aandachtspunt is het vastleggen van de groene daken en gevels in het bestemmingsplan, om deze mee te mogen rekenen als maatregelen voor het plangebied.
    • 4. Vitale en kwetsbare functies: Vitale en kwetsbare functies als beweegbare bruggen zijn niet voorzien in het plangebied. Een transformator is inpandig voorzien in één van de gebouwen met een groen dak.
    • 5. Binnentemperatuur: Groene daken en gevelgroen dragen bij aan gunstig buitenklimaat, en hiermee indirect ook aan het binnenklimaat. Koeling van de appartementen wordt toegepast; waar nodig is voorzien in zonweringen.
  • C. Droogte:
    • 1. Droogtebestendige inrichting: Voorzien is op het zoveel mogelijk vasthouden van regenwater in het plangebied. Issues met de grondwaterstanden worden niet voorzien.
    • 2. Bodemdaling: Bodemdaling is geen issue in het plangebied.
    • 3. Vitale en kwetsbare functies: Vitale en kwetsbare functies als beweegbare bruggen zijn niet voorzien in het plangebied. Een transformator is inpandig voorzien in één van de gebouwen met een groen dak.
  • D. Overstroming:
    • 1. Schade voorkomen: Door het gebied lopen geen hoofdwegen. Een transformator is voorzien op de begane grond van één de gebouwen. Overweging is deze ruimte met schotbalksponningen in te richten, zodat de ruimte beschermd kan worden tegen de mogelijke waterdiepte van 0,5 m vanuit de klimaateffectatlas.
    • 2. Schadebeperking: Aanvullende maatregelen voor schadebeperkende worden, gezien de kans van optreden en de daarbij verwachte waterdiepte, niet doelmatig geacht.

Uit de klimaatstresstest blijkt dat in het bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met groene daken en gevels zodat dergelijke berging meetelt in de wateropgave. Het bestemmingsplan maakt groene daken (en groene gevels) mogelijk. Daarnaast is in de algemene bouwregels de verplichting opgenomen om in geval van bouwen binnen het plangebied en/of aangrenzende percelen te voorzien in waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid waarbij de inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen minimaal 70 mm per uur bedraagt. Onder waterberging worden onder meer ook groene daken verstaan.

3.8.6 Conclusie

De wateraspecten zoals hiervoor beschreven leiden niet tot knelpunten voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.9 Technische infrastructuur

In Westerkoog bevinden zich diverse kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas en telecommunicatie. Deze kabels en leidingen zijn gelegen in de grond waarbij op sommige plekken ook bovengrondse installaties en bouwwerken aanwezig zijn. In het plangebied staat op het parkeerterrein een elektriciteitskast van Liander. Deze elektriciteitskast blijft behouden.

Ten noorden van het plangebied, langs de rijweg Molenwerf, staat een installatie met alarmfunctie. Deze installatie heeft vanwege de onderlinge afstand geen gevolgen voor de woningbouw in het plangebied.

Voor nieuwe onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de "Standaard details" en de "technische voorwaarden" van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied en de bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.

3.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om te zorgen voor een duurzame verstedelijking van Nederland is afstemming van plannen op de regionale vraag en aanbod aan locaties voor wonen, werken en voorzieningen nodig. Overheden moeten alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening en de Omgevingsverordening van de provincie. Artikel 3.1.6, lid 2, van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; en

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.10.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Het plan Centrum Westerkoog, deelplan 1 telt in totaal 77 woningen. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO) en dus moet het plan getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor de overige functies in de plint is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit komt omdat deze functies maximaal 385 m² zijn. Uit jurisprudentie blijkt dat 385 m² aan functies geen NSO is. Bovendien gaat het om een verplaatsing van al bestaande functies uit het te slopen buurtcentrum in het aangrenzende deelplan 2 (voorheen deelplan 3).

3.10.2 Ruimtelijk verzorgingsgebied

Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het plan Centrum Westerkoog, deelplan 1 zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop we de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte bepalen.

3.10.3 Kwantitatieve behoefte

In het ruimtelijk verzorgingsgebied (Zaanstreek-Waterland en Amsterdam) is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van 53.180 woningen voor de periode 2020-2030. Dit blijkt uit een vergelijking van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod:

  • De additionele woningvraag in het verzorgingsgebied is 53.180 woningen.
  • Het harde planaanbod in het verzorgingsgebied is 50.230 woningen.
  • De overgebleven behoefte die hieruit voortvloeit is 2.950 woningen.
  • Plan Centrum Westerkoog, deelplan 1 telt met 77 woningen minder woningen dan de overgebleven behoefte, namelijk 2.848 woningen.
  • Kortom, plan Centrum Westerkoog, deelplan 1 voorziet in een kwantitatieve behoefte.

3.10.4 Kwalitatieve behoefte

Uitgangspunt in het plan Centrum Westerkoog, deelplan 1, met in totaal 77 woningen, is om deels ook sociale huurwoningen (20) aan te bieden. In Zaanstad is op dit moment behoefte aan nieuwe sociale huurwoningen. Ook aan appartementen is veel behoefte binnen de regio en met name in de wijk Westerkoog. Appartementen zijn in Westerkoog nu slechts in beperkte mate aanwezig en kunnen vanwege de vergrijzing voorzien in de toenemende behoefte aan gelijkvloerse woningen. Ook zijn appartementen geschikt voor jongeren. Het plan voorziet dan ook in een kwalitatieve behoefte.

3.11 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (MER).

Voor de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure geeft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandelt de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven. In het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Ook bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is. Dit is de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet toch een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

3.11.1 Ontwikkelingen die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan zorgt voor de herontwikkeling van een onbebouwd terrein in het centrum van de woonwijk Westerkoog tot nieuwe bebouwing met 77 woningen en 385 m² aan voorzieningen. Tot 2016 was in het plangebied een sporthal aanwezig maar deze is door brand verloren gegaan. De nieuwbouw draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het centrumgebied van de wijk.

3.11.2 Plicht tot uitvoeren milieueffectrapport (MER)

De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De ontwikkeling is op zichzelf gezien van een veel kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een m.e.r.-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen.

De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit ziet op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Zoals gezegd blijft de beoogde herontwikkeling op zich zelf gezien ver onder de drempel. Dit kan nog anders zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor. In een straal van 1 kilometer is weliswaar sprake van een tweetal andere projecten (deelplan 2 van Parteon en aanpassing van de bebouwing van de Prinsenstichting) maar het programma van deze ontwikkelingen is zodanig dat alle projecten tezamen nog steeds ruimschoots onder de drempelwaarde blijven. Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. In de navolgende subparagraaf zal in worden gegaan op de relevante overwegingen.

3.11.3 Overwegingen bijzondere omstandigheden

Op grond van bijlage III bij de Europese richtlijn 2011/92/EU zijn de volgende criteria van belang bij het beoordeling van belangrijke nadelige milieugevolgen:

a. De kenmerken van de projecten;
b. De plaats van de projecten;
c. De kenmerken van het potentiële effect, in samenhang met de criteria van de punten a. en b.

Deze omstandigheden worden hierna beoordeeld.

a. De kenmerken van de activiteit/de samenhang met andere activiteiten

De omvang van het project.
Stedelijke ontwikkeling.
Door het bestemmingsplan krijgt het plangebied grotendeels een woonbestemming waardoor er 77 woningen worden gebouwd en 385 m² aan commerciële ruimtes. Het programma sluit functioneel gezien aan op de bestaande woonbebouwing in de wijk Westerkoog en de centrumvoorzieningen in de omgeving. Het programma heeft daardoor in beginsel geen nadelige milieu-effecten voor de omgeving.

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Er is voor de toekomstige huishoudens geen sprake van grootschalig gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Er is daarbij geen sprake van een bijzondere omstandigheid die om een m.e.r.-beoordeling vraagt.

De productie van afvalstoffen
De toekomstige huishoudens produceren afval dat met de reguliere afvalinzameling zal worden ingezameld en zal worden verwerkt.

Verontreiniging
De onderhavige stedelijke ontwikkeling veroorzaakt enige toename van het aantal verkeersbewegingen, namelijk 397 tot 429 verkeersbewegingen per etmaal (zie paragraaf 3.7.2). Deze toename leidt echter niet tot een significante toename van het verkeerslawaai of van een verslechtering van de luchtkwaliteit en heeft daardoor geen noemenswaardig negatief effect op de omgeving.

Geluid
De nieuwe huishoudens zullen geen geluidhinder ter plaatse van de reeds bestaande woonbebouwing veroorzaken. De omliggende bedrijven zullen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woningen, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.19.

Risico's van ongevallen. 

De nieuwe huishoudens vormen geen extern veiligheidsrisico voor de omgeving.

b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt

Het plangebied waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen plaatsvinden is gelegen in het centrum van een bestaande woonwijk. Het plangebied is in het verleden gebruikt als onder meer sporthal en parkeerterrein terwijl voor een deel van het plangebied een ruimtelijke reservering gold om een nieuwe wijkontsluitingsweg te realiseren. Deze ruimtelijke reservering is in de jaren '90 komen te vervallen. Het plangebied maakt gelet op de ligging in het centrum van een bestaande woonwijk en het voorgaande gebruik uit van bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan Westerkoog, welke op 28 augustus 2008 is vastgesteld.

Het plangebied is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000 gebied. Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 3.18.2, blijkt dat de ontwikkeling geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden in de omgeving.

c. De kenmerken van de potentiële effecten

Effecten treden op ten aanzien van afval(water), bodem, geluid, lucht, veiligheid en duurzaamheid. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing.

Zoals aangegeven zijn de orde van grootte en complexiteit van het effect beperkt. De effecten zijn niet anders dan in andere procedures voor inrichtingen in deze sector. De maatgevende effecten blijven binnen toetsingskaders die daarvoor landelijk gehanteerd worden.

Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen.

3.11.4 Conclusie

Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor het milieu (de omgeving) zal hebben. In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt daardoor een m.e.r. niet nodig geacht.

3.12 Duurzaamheid

Het klimaat verandert. Dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) nodig om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het maken van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen voor droogte en waterveiligheid. Het vasthouden, bergen en gebruiken van regenwater voor de (groene) daktuinen kan daar een belangrijke rol in spelen.

De kwetsbaarheid verschilt in het stedelijk gebied. Dat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiënt gebeurt door relatief kleine en lokale maatregelen te nemen. Zo wordt in en rondom het plangebied van Centrumgebied Westerkoog invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en het zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting.

De herontwikkeling van het plangebied zal voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten over dit thema, waaronder de nieuwe Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een stevig aanscherping van de huidige EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.

Gasloos bouwen is verplicht. Alle woningen in het plangebied worden daarom voorzien van individuele warmtepompen met bodemsondes (meest gunstigste optie voor BENG). Ten behoeve van de benodigde energiebehoefte worden aanvullend PV panelen gerealiseerd. De BENG berekeningen zijn door de bouwfysische adviseur ABT gemaakt. Hierin zijn de installatietechnische kenmerken van de installaties en de opties warmte-koude verwerkt. Vanuit de BENG berekening(en) volgt ook de omvang van de benodigde PV panelen.

Verder zullen er groene daktuinen worden gemaakt. Deze daktuinen dragen bij aan adaptatie en de biodiversiteit. Door hemelwater in het project vast te houden wordt hittestress voorkomen en wordt extreme neerslag en droogte bestreden. De nieuwbouw zal uit gezonde, aantrekkelijke en toekomstbestendige bebouwing bestaan waarin de natuur een volwaardige plek in het ontwerp krijgt. Hiervoor wordt ingezet op haalbare, beproefde oplossingen. Zoals voorzieningen voor bijen, amfibieën, gierzwaluwen en vleermuizen, bloemrijke begroeiing in de openbare ruimte en een begroeid waterdak. Goed functionerende oplossingen staan of vallen met goed beheer. Een natuurinclusief ontwerp moet daarom altijd zorgvuldig worden afgestemd op en verwerkt in een technisch en financieel duurzaam beheerplan.

In het vervolg wordt met de beoogde aannemer nagedacht over het onderwerp circulair bouwen. Hierbij kan gedacht worden aan de toepassing van schone hernieuwbare grondstoffen, reductie in materiaalvraag en het bijhouden van bouwmaterialen.

3.13 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

3.13.1 Risicobronnen

In het bestemmingsplan worden voor de toekomstige situatie geen nieuwe risicobronnen gemaakt. Er wordt daarom alleen nagegaan of vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in de buurt van bestaande risicobronnen.

Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat er in en vlakbij het plangebied één risicobron voorkomt, namelijk de rijksweg A8. Over deze rijksweg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt echter op meer dan 600 meter afstand. Door deze afstand ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van de gevaarlijke stoffenroute en buiten de zone van 200 meter waarvoor een verantwoording van het groepsrisico afgelegd moet worden. Onderzoek naar externe veiligheid is daarom niet nodig.

3.13.2 Fysieke (brand)veiligheid

Als de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak nodig. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid plangebied

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland (van januari 2020).

Als het om bereikbaarheid gaat, is het voor dit plangebied belangrijk dat de gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Het gebied is bereikbaar via een in- en uitrit van de rondweg De Wildeman-De Glazenmaker en via de Westerkoogweg. Voor de opkomsttijd (tijd die het uitrukken kost en de rijtijd naar de plaats van het ongeval) geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio's). Vanuit de kazerne aan de Guisweg is het gebied in principe binnen 8 minuten bereikbaar.

Gezien de vorm van de nieuwbouw (rechthoekig) en het vooralsnog ontbreken van een verdere indeling van het gebouw zal nog bekeken moeten worden of elke woning bereikbaar is voor de hulpdiensten. Overleg met het team Risicobeheersing van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is nodig over de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Voor de brandweer gaat het dan om onder andere brandbestrijding en assistentie van de ambulancedienst (vooral afhijsen van patiënten).

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer normaal gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten vooraf maatregelen getroffen worden. In het plangebied ontbreekt een primaire bluswatervoorziening (brandkranen). De dichtstbijzijnde brandkranen bevinden zich in de omgeving. Dit aspect zal bij de aanvraag omgevingsvergunning verder moeten worden bekeken.

Situering van gebouwen

Voor nieuwbouw geldt dat een balansventilatie bij nieuw te bouwen woningen handmatig afschakelbaar moet zijn. De kans dat een uitwendige brand overslaat naar binnen wordt hierdoor kleiner. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit of de Omgevingswet (afhankelijk van wanneer de aanvraag wordt ingediend). Eventuele verdere eisen kunnen voor de omgevingsvergunning bouwen gesteld worden.

Verder is de inrichting van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze toegang mag niet meer dan 10 meter zijn en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het plangebied treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid ook in de verdere uitwerking optimaal te houden.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid er geen beperkingen zijn voor dit bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit of de Omgevingswet (afhankelijk van wanneer de aanvraag wordt ingediend). Daaraan voorafgaand treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland over de verdere uitwerking en dimensionering van de wegen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te borgen. De aanwezigheid van bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid zullen ook onderdeel zijn van dat overleg.

3.14 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is verder bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.

Uit de toetsing kan blijken dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde (48 dB bij wegverkeerslawaai, 53/55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) bij industrielawaai). Als er wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen, 53 dB bij buitenstedelijke wegen, 68 dB bij spoorweglawaai en 55 dB(A) bij industrie) dan kan er een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Er wordt daarbij wel nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Vervolgens vindt een afweging plaats of deze maatregelen reëel zijn en of de maatregelen voldoende effectief zijn. Ook wordt getoetst aan het Zaans geluidsbeleid.

Voor de nieuwbouw in het plangebied is onderzoek uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 07776-54779-04, van 21 juni 2021, zie bijlage 7). In het onderzoek is nog rekening gehouden met behoud van het huidige gebouw van het buurtcentrum in deelplan 2 (voorheen deelplan 3). Behoud van het huidige gebouw van het buurtcentrum is vanuit geluidsoogpunt te beschouwen als worst-case omdat er dan sprake is van minder afschermende bebouwing.

3.14.1 Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzones van de stedelijke wegen De Glazenmaker, De Wildeman en De Binding. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (woningen en mogelijk geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen) binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid nodig. De resultaten van het onderzoek naar wegverkeerslawaai worden weergegeven in deze subparagraaf. De resultaten van de toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid (geluidsluwe zijden en cumulatie) zijn terug te vinden in de subparagrafen 3.14.4 en 3.14.5.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het wegverkeer op De Glazenmaker en De Binding bij opening van de busbrug De Binding en project Guisweg leidt tot een geluidsbelasting van maximaal 47 Lden. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op De Wildeman is maximaal 45 Lden. De geluidsbelastingen voldoen daarmee aan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB Lden. Het wegverkeer op de omliggende 50 km/u-wegen heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de nieuwbouw in het plangebied.

Voor het verkeer op de overige omliggende wegen geldt een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. Volgens de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen geluidszone, maar in verband met een goede ruimtelijke ordening is door ABT BV onderzoek gedaan naar onder meer de geluidsbelasting door wegverkeer van 30 km/u wegen (code 17884, d.d.28 juni 2022, zie bijlage 8). De optredende geluidbelasting ten gevolge van 30 km/u wegen is getoetst aan de voorwaarden van de gemeente Zaanstad. De appartementen waar de grenswaarde wordt overschreden hebben allemaal een geluidluwe zijde. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde van de gemeente. Aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk en omdat 30 km/u wegen vanuit de Wet geluidhinder niet zoneplichtig zijn is een aanvraag van een hogere waarde ook niet noodzakelijk.

3.14.2 Spoorweglawaai

Het plangebied ligt vlakbij de spoorwegen Zaandam-Hoorn en Zaandam-Alkmaar. De zonebreedtes langs een spoorweg worden bepaald door de waarden van de geldende geluidproductieplafonds op referentiepunten langs de spoorweg. Voor de spoorwegen Zaandam-Hoorn en Zaandam-Alkmaar gelden daardoor zonebreedtes van respectievelijk 200 en 300 meter, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het plangebied ligt op ongeveer 450 meter afstand van de spoorweg Zaandam-Alkmaar en op ongeveer 880 meter van de spoorweg Zaandam-Hoorn. Daardoor ligt het plangebied niet binnen de geluidszone van een spoorweg. Spoorweglawaai is om die reden niet verder onderzocht.

3.14.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet in de geluidzone van een industrieterrein. Industrielawaai is om die reden niet onderzocht. Het geluid van omliggende functies zoals de scholen kan verder nog van belang zijn voor het plangebied. Maar deze geluidsbronnen vallen onder milieuzonering (zie paragraaf 3.19).

3.14.4 Geluidsluwe gevels (stille zijden)

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de woningen automatisch zullen beschikken over een geluidluwe zijde (geluidsbelasting lager dan 48 dB door gezoneerd wegverkeerslawaai). Voor de woningen zijn vanwege de gezoneerde wegen (50 km/u of meer) geen aanvullende voorzieningen nodig om te voldoen aan het gemeentelijk geluidbeleid.

Voor wat betreft stille zijden bij woningen vanwege 30 km/u wegen is door ABT BV akoestisch onderzoek uitgevoerd (code 17884, d.d.30 september 2022, zie bijlage 8). Uit dat onderzoek blijkt dat de appartementen waar de grenswaarde wordt overschreden allemaal een geluidluwe zijde hebben. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde in het Zaans geluidbeleid.

3.14.5 Cumulatie

Voor een goede leefomgevingskwaliteit en als eis uit de Wet geluidhinder (en de verdere invulling daarvan in het hogere waardenbeleid van de gemeente Zaanstad) moet er ook een cumulatieberekening gemaakt worden. In deze cumulatie worden de geluidsbelastingen van de verschillende geluidbronnen gecumuleerd tot een toetsbare waarde. Voor de verlening van hogere waarden heeft de gemeente in het beleid vastgelegd dat de gecumuleerde geluidbelasting voor de te verlenen hogere waarden niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting plus 3 dB. In dit geval is de cumulatie van wegverkeerslawaai nooit hoger dan 58 dB. Er wordt daarmee voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting volgens het gemeentelijk geluidbeleid.

3.14.6 Conclusie

Het wegverkeer op de stedelijke wegen leidt niet tot een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde. Er wordt daarmee voldaan aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.

3.15 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.

3.15.1 Luchtkwaliteit op de plaats van het plangebied

De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis regeling 'Niet in Betekenende Mate' (NIBM) is de voorgenomen ontwikkeling aan te merken als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dat blijkt ook uit de toepassing van de NIBM-tool, waarbij rekening is gehouden met de toename aan verkeer zoals is berekend in subparagraaf 3.7.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301_0026.jpg"

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de rondweg De Glazenmaker-De Wildeman onder de 35 µg/m² liggen. Op de plaats van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een plek verder van de weg ligt.

3.15.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het plangebied is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

3.15.3 Conclusie

Het Centrumgebied Westerkoog is niet opgenomen in het NSL. De gebiedsontwikkeling is aan te merken als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor luchtkwaliteit binnen het plangebied worden niet overschreden. Het bestemmingsplan voldoet aan de Wet milieubeheer en de luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

3.16 Geur

Zaans geurbeleid

Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp. Dat is de reden dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in Zaanstad is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 hedonische waarden (NB: de hedonische waarde (H) is uitgedrukt als percentiel. Dit betekent dat bij een score van H=0 er geen onaangename geur wordt waargenomen. H=-2 geeft de waarde aan die 98% van de tijd niet wordt overschreden en dus 2% van de tijd (176 uren per jaar) wel):

  • Licht onaangename geur: H=-1
  • Onaangename geur: H=-2

De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, maar als deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.

Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:

  • 1. Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
  • 2. Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
  • 3. Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.


Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

3.16.1 Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

De ontwikkeling gaat om maximaal 77 woningen. Deze objecten worden gezien als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is. Ook zal er bedrijfsruimte worden gebouwd (385 m² commerciële ruimtes). Omdat woningen geurgevoeliger zijn, zijn deze maatgevend.

3.16.2 Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of vlakbij dit plangebied en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en mogelijke geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken op de plaats van deze ontwikkeling.

De resultaten van deze inventarisatie leiden tot de uitkomst dat het plangebied niet binnen de H=-1 geurcontour van een geuremitterend bedrijf is gelegen. Geconcludeerd kan worden dat nu en naar verwachting in de nabije toekomst geen geurhinder wordt veroorzaakt die van belang is voor deze ontwikkeling. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

3.17 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt wordt de bodemgesteldheid in kaart gebracht. Onderzocht wordt of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Als (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

3.17.1 Bodemkwaliteit op de plaats van het plangebied

Voor de beoogde herontwikkeling is door Antea group verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (projectnummer 0468101.108, d.d. 22 juli 2021, zie bijlage 9). Er is daarbij ook gelijk onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest.

Het onderzoek is verricht volgens de huidige richtlijnen uit de NEN 5740 (Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek) en de NEN 5707 (Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond). Op de plaats van de onderzoekslocatie zijn diverse boringen verricht.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodem in het plangebied ten hoogste licht verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen bevat. Omdat reeds is vastgesteld dat geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied.

3.17.2 Conclusie

Gelet op de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is er geen sprake van een verontreiniging van de bodem of het grondwater. De bodemkwaliteit in het plangebied is geschikt voor de beoogde functies wonen en commerciële plint.

3.18 Natuur

Voor de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten geldt de Wet natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden.

Voor het plangebied zijn natuuronderzoeken verricht. Daarbij is aan de hand van bureauonderzoek en veldwerk bekeken in hoeverre het plangebied geschikt is als habitat voor beschermde soorten. Of bij eventueel geschikt habitat bepaalde beschermde soorten echt aanwezig zijn zal moeten blijken uit specifiek vervolgonderzoek. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is nodig als uit eventueel vervolgonderzoek blijkt dat bepaalde beschermde soorten aanwezig zijn en er door de beoogde herontwikkeling een overtreding van de Wet natuurbescherming plaatsvindt. Om zo'n ontheffing te krijgen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, onder andere het toepassen van compenserende en mitigerende (verzachtende) maatregelen.

In de volgende subparagrafen zijn de belangrijkste conclusies uit de natuuronderzoeken benoemd. Voor een volledig overzicht van de aangetroffen soorten en analyses kunnen de achtergrondrapporten in de bijlagen worden geraadpleegd.

3.18.1 Beschermde soorten in en rondom het plangebied (soortenbescherming)

Door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot is een ecologische quick scan uitgevoerd (G&G-advies QS2021-126, d.d 17 juni 2021, zie bijlage 10). Doel van het onderzoek was om zo inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten als bedoeld in de Wet natuurbescherming en of de plannen negatieve effecten op deze soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken. De quickscan is ook verricht voor de aangrenzende planfase 3 en de inmiddels vervallen planfase 2. Uit de quickscan blijkt ten aanzien van het plangebied het volgende:

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde amfibieën, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen.
  • Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de amfibieën en grondgebonden zoogdieren alleen ‘vrijgestelde’ soorten verblijvend aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte ‘vrijgestelde’ soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het betreffende plan.
  • In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
  • Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (Huismus en Sperwer), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor deze soorten en ze kunnen gemakkelijk uitwijken.
  • Het gebouw van buurtcentrum ‘De Vuister’ is in potentie geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen maar de ontwikkeling van het plangebied heeft geen gevolgen voor dit gebouw.
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijk-baar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Gezien de uitgevoerde toetsing worden met inachtneming van de beschreven restricties geen belemmeringen gezien voor de uitvoer en ontwikkeling van planfase 1 van het Centrumplan Westerkoog.

Uitgangspunt is dat de nieuwbouw uit gezonde, aantrekkelijke en toekomstbestendige bebouwing zal bestaan waarin de natuur een volwaardige plek in het ontwerp krijgt. Hiervoor wordt ingezet op haalbare, beproefde oplossingen. Zoals voorzieningen voor bijen, amfibieën, gierzwaluwen en vleermuizen, bloemrijke begroeiing in de openbare ruimte en een begroeid waterdak. Goed functionerende oplossingen staan of vallen met goed beheer. Een natuurinclusief ontwerp moet daarom altijd zorgvuldig worden afgestemd op en verwerkt in een technisch en financieel duurzaam beheerplan.

3.18.2 Natuur in en rond het plangebied (gebiedsbescherming)

Uit de quickscan die door Van der Goes en Groot is uitgevoerd blijkt dat het plangebied niet ligt in een Natura 2000-gebied, in het Natuurnetwerk Nederland of in een Bijzonder Provinciaal Landschap. Wel bevindt het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' zich op circa 600 meter afstand. Gezien de afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen verdere toetsing uitgevoerd te worden, met uitzondering van een toetsing van te verwachten toename van stikstofemissie door de bouw en ingebruikname van de gebouwen binnen het plangebied. In het Natura 2000-gebied zijn namelijk stikstofgevoelige habitats aanwezig en de bouw en ingebruikname van de gebouwen kan leiden tot een toename van stikstof.

Door Antea group is vervolgens onderzoek gedaan naar stikstofdepositie tijdens de realisatiefase (projectnummer: 0481128.100, d.d. 27 maart 2023, zie bijlage 11) en tijden de gebruiksfase (projectnummer: 0481128.100, d.d. 30 januari 2023, zie bijlage 12). In het onderzoek voor de realisatiefase is op basis van de te verwachten mobiele werktuigen, de te verwachten vervoersbewegingen tijdens de bouw en de rijroute van het vervoer tijdens de bouw berekend wat de aard en omvang van stikstofdepositie is in omliggende Natura 2000-gebieden. Daarbij is gebruik gemaakt van intern salderen vanwege emissies van sporthal De Sprong uit 2015 (gasverbruik en verkeersbewegingen). In het onderzoek van de gebruiksfase i gekeken naar de verkeersbewegingen vanwege het (maximale) programma. Met behulp van de Aerius calculator is vervolgens nagegaan wat de aard en omvang van stikstofdepositie is in omliggende Natura 2000-gebieden. Uit berekeningen met Aerius kunnen significante gevolgen worden uitgesloten op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstofdepositie staat de verdere besluitvorming niet in de weg.

3.18.3 Conclusie soortenbescherming en gebiedsbescherming

In het plangebied zijn naast broedvogels geen verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig. Er is daarom geen vervolgonderzoek uitgevoerd. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Wel dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels.

Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied en maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Het project heeft geen gevolgen voor Natura 2000-gebieden in de omgeving omdat er in de realisatie- en gebruiksfase geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar, inclusief intern salderen. Er is door het project op dit onderdeel dus geen vergunning benodigd ingevolge de Wet natuurbescherming.

3.19 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid hebben als doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aan de ene kant en milieugevoelige functies als wonen en recreëren aan de andere kant. De ruimtelijke scheiding bestaat normaal uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. woonfuncties vlakbij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als op de plaats van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • 2. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is ook afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is eerst een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden uit de "VNG-brochure" gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen bijna geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

3.19.1 Bedrijven en milieuzonering rond het plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Westerkoog en ligt in het centrumgebied van deze wijk. Het plangebied was tot 2016 bebouwd met een sporthal en zal na herontwikkeling plek bieden aan woningen en enkele voorzieningen. In de omgeving zijn scholen, maatschappelijke voorzieningen, winkels en woningen aanwezig. Gelet op deze omgevingskarakteristieken kan het plangebied als 'gemengd gebied' worden aangemerkt.

Aan de hand van de richtafstanden uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, onderzoek en eventuele klachten is bepaald welke bestaande bedrijven/functies hinder zouden kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied (of waar de bedrijfsvoering van de bedrijven/functies kan worden beperkt als gevolg van woningen). Voor het plangebied zijn de scholen ten noorden/oosten van het plangebied van belang, het buurtcentrum ten oosten, het winkelcentrum ten zuidoosten en het gezondheidscentrum ten zuiden van het plangebied.

In het navolgende zal nader in worden gegaan op de bedrijven en overige activiteiten die relevant zijn voor het plangebied.

Scholen en speelveld

De afstand tussen de woonbebouwing en de scholen ten noorden/noordoosten van het plangebied bedraagt iets minder dan 10 meter. Er wordt daarmee net niet voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Ook is er een speelveld op korte afstand ten oosten van het plangebied. Geluid van spelende kinderen is daardoor een bron om rekening mee te houden. Er is door ABT BV akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege spelende kinderen uitgevoerd (code 17884, d.d.30 september 2022, zie bijlage 8). De waarden uit het Activiteitenbesluit zijn daarbij als richtwaarden gebruikt. Uit de berekeningen volgt dat met name voor de blokken D en E hogere geluidniveaus kunnen optreden door spelende kinderen. Door de korte afstanden tot de schoolpleinen en het speelveld zijn met name de maximaal optredende geluidniveaus ter hoogte van de voor- en zijgevels van Blok E aanzienlijk. De richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de richtwaarden voor maximale geluidniveaus worden overschreden in zowel de dagperiode (met name de schoolpleinen) als avondperiode (speelveld). Op de blokken A en B zijn de optredende geluidniveaus minder hoog.

Ten aanzien van de optredende geluidniveaus kan worden gesteld dat mogelijk overlast van spelende kinderen in de appartementen minder hinder zal veroorzaken dan in buitenruimten van de appartementen. Gevels hebben vanuit de huidige bouwmethoden en toegepaste installaties een geluidwering die kan variëren van 23-25 dB. Daarmee kan een redelijk tot goed akoestisch comfort worden gerealiseerd. Bij geopende ramen zal deze geluidwering minder zijn. Buitenruimten geven minder bescherming. Er zijn meerdere maatregelen mogelijk om het akoestisch comfort te verbeteren.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het geluid van spelende kinderen hoorbaar zal zijn maar in de woningen niet tot onaanvaardbare hinder zal leiden (vanwege gevelwering en omdat het geluid niet tijdens de nachtperiode plaatsvindt). Bij de buitenruimten van de blokken D en E kan vanwege de korte afstanden wel hinder worden ervaren maar deze hinder kan worden verminderd door geluidwerende maatregelen. In het bouwplan zijn nu de volgende maatregelen opgenomen:

  • De balustrade dicht maken bij de betreffende delen van de bouwblokken D en E (glazen balustrades in plaats van spijlen hekwerken);
  • Het plafond van de balkons isoleren.

Buurtcentrum

Het te slopen buurtcentrum ligt op een afstand van circa 15 meter van de nieuwbouw. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Nader onderzoek is niet nodig.

Winkelcentrum

Het winkelcentrum ligt op meer dan 20 meter afstand van de nieuwbouw. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Nader onderzoek is niet nodig.

Gezondheidscentrum

De nieuwbouw komt op circa 25 meter afstand van het gezondheidscentrum. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Nader onderzoek is niet nodig.

3.19.2 Bedrijven en milieuzonering in het plangebied

Het bestemmingplan voorziet in woningen maar ook in maximaal 385 m² commerciële functies in de eerste bouwlaag. De commerciële functies in de eerste bouwlaag zien op onder meer op een sportschool, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen. Zulke functies passen, ook door de omvang, goed in een centrumgebied waardoor er gelet op de richtafstanden in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geen rekening hoeft te worden gehouden met een onderlinge afstand. Er is daarom geen knelpunt te verwachten op het gebied van milieuzonering.

3.20 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (hierna: LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld voor de bebouwing en het gebruik van gronden als die beperkingen nodig zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting door de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het LIB in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld in het LIB kunnen alleen toegestaan worden als het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.

De beperkingen in het LIB zijn:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico door het luchthavenluchtverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting door het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden voor woningen of andere in het LIB aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting.

Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies door vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook ligt het plangebied buiten de 20 Ke-contour en buiten de zone voor vogelaantrekkende functies. Het plangebied ligt wel binnen de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.

3.20.1 Bouwhoogte

De maximale toetshoogte voor het plangebied bedraagt 146 meter ten opzichte van NAP. Het plangebied ligt buiten de zone waar een maximale bouwhoogte geldt door het gebruik van de radars rondom Schiphol. De bouwhoogtes van de bebouwing in dit bestemmingsplan zijn veel lager dan 146 meter. Het LIB is daarmee geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

3.21 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en moet worden verzekerd als op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld als het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente helemaal zelf het grondeigendom heeft.

3.21.1 Beoordeling

Voor het plangebied is/wordt met de ontwikkelaar SENS real estate een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is daardoor verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.

3.21.2 Planschade

Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling tot nieuwe woonbebouwing mogelijk. Voor het bestemmingsplan wordt onderzoek naar planschade uitgevoerd. Eventuele planschade die voortkomt uit de vaststelling van het bestemmingsplan is volgens de anterieure overeenkomst voor rekening van initiatiefnemer SENS real estate.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

4.1 Wat houdt het plan in?

4.1.1 Goede ruimtelijke ordening

Bij het bestemmingsplan wordt voor een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, ook in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Uit de onderbouwing (zie hoofdstuk 3) en verdere afweging in relatie tot de onderstaande gebiedskwaliteit, blijkt dat in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de milieueffecten als aanvaardbaar worden gezien.

4.1.2 Gebiedskwaliteit

Westerkoog is een woonwijk waar wonen domineert. In het hart van de wijk zijn enkele wijkvoorzieningen aanwezig maar op de plek van het plangebied zijn nu geen functies aanwezig. Door de huidige inrichting en de beperkte relatie met de omgeving geeft het plangebied nu op momenten een desolate indruk. Het plangebied ligt, net als de rest van Westerkoog, strategisch. Zo ligt de wijk op een redelijk centrale plek in de gemeente en door een nabijgelegen op- en afrit is het met de auto eenvoudig om via rijksweg A8 naar plaatsen als Amsterdam, Schiphol en Purmerend te rijden. Deze plaatsen zijn ook heel goed met het openbaar vervoer te bereiken doordat NS-station Koog aan de Zaan aan de rand de wijk ligt terwijl ook NS-station Zaandijk Zaanse Schans op korte afstand is gelegen. Vanaf deze stations vertrekt er overdag 4x per uur een trein naar onder andere Zaandam en Amsterdam. Nabij het plangebied zijn ook haltes van een bus naar het treinstation van Zaandam terwijl de Westerkoogweg onderdeel is van een doorgaande fietsroute. De randen van de wijk en het aangrenzende landelijk gebied in de Polder Westzaan bieden mogelijkheden om te recreëren.

Het plangebied functioneert momenteel niet als centrumgebied en is één van de laatst beschikbare locaties in Westerkoog om programma toe te voegen. Omdat het aantal bewoners ouder dan 65 jaar in Westerkoog de komende jaren zal toenemen, neemt ook de behoefte aan woningen die geschikt zijn voor senioren sterk toe. De gemeente heeft daarom de ambitie om dergelijke woningen met passende functies en goed ingerichte openbare ruimte te realiseren waardoor een aantrekkelijker centrum in Westerkoog ontstaat. Door in het plangebied appartementen te bouwen (waarvan een deel sociale huurwoningen) komen er meer woningen die geschikt zijn voor senioren en jongeren en wordt er een centrumstedelijk gebied gecreëerd. Door in de nieuwbouw ook ruimte te bieden aan het sociaal wijkteam en het buurthuis blijft het voorzieningenniveau in het 'hart van de wijk' hoog. Een goed ingerichte openbare ruimte met centrumuitstraling en aandacht voor groen door bomen, hagen, parkeren met open verharding met zicht op groene daken, voldoende parkeerplaatsen, een singel, een hernieuwd speelveldje, bankjes en verlichting kan de uitstraling als centrumgebied verder versterken.

De bestaande kwaliteiten van Westerkoog vormen samen met de potentiële mogelijkheden op de plaats van het plangebied belangrijke bouwstenen voor de herontwikkeling. Bij de ontwikkeling is als volgt rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten, de potentiële mogelijkheden en de relevante milieuaspecten:

  • De nieuwbouw zal bestaan uit afwisselende bebouwing die reageert op de omgeving maar door de hoogtes ook de functie als centrumgebied benadrukt.
  • De nieuwe bebouwing komt op voldoende afstand tot bestaande bebouwing in de omgeving en er zijn geen nadelige relevante effecten op het gebied van bezonning en windhinder (zie ook paragraaf 3.2).
  • Er komen appartementen, aanvullend op het bestaande aanbod in de wijk.
  • Er wordt ingespeeld op de grote vraag naar extra woningen en dan vooral sociale huurwoningen en appartementen die geschikt zijn voor ouderen en jongeren.
  • Het bouwen van maximaal 77 woningen zorgt er voor dat er meer inwoners in de wijk Westerkoog komen te wonen. Dit biedt een basis voor betere voorzieningen, meer doorstroming van bewoners en een verschillende bevolkingsopbouw.
  • Door de nieuwbouw komen er meer voordeuren in het centrumgebied en zal er ook in de avonden en weekeinden meer drukte op straat zijn.
  • De woningen zullen door de ligging automatisch worden voorzien van een geluidluwe zijde (zie ook paragraaf 3.14).
  • De woningen hebben geen relevant nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van bestaande functies in de omgeving (zie ook paragraaf 3.19).
  • In het plangebied wordt invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en het zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting (zie ook paragraaf 3.12).

Gelet op de strategische ligging, de bereikbaarheid met de auto, fiets en openbaar vervoer en de kwalitatieve toevoegingen aan de buurt (gedifferentieerd woningaanbod, stedenbouwkundige inpassing, voorzieningen voor de buurt en het verbeteren van de openbare ruimte) is het een goed plan om de beoogde herontwikkeling van het centrumgebied planologisch mogelijk te maken.

4.1.3 Conclusie

Gelet op wat hiervoor staat is de conclusie dat het bouwen van maximaal 77 woningen en maximaal 385 m² voorzieningen een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het woningtekort in Zaanstad is enorm. Het bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk. Deze herontwikkeling is aangewezen als één van de projecten die een bijdrage levert aan de nieuwe woningen in Zaanstad Midden.

Door de herontwikkeling zal het plangebied deels worden bebouwd. Nieuwbouw op deze plek en een herinrichting van de openbare ruimte verbetert de ruimtelijke kwaliteit op de plaats aanzienlijk. En dit heeft positieve effecten voor de wijk Westerkoog. De herontwikkeling leidt tot een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder andere mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in gemengd gebied (met al bestaande woningen), goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Ook vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en zijn de functies een positieve aanvulling op de bestaande bebouwing en woningen in de omgeving. Ook vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de bestaande functies in de omgeving. Het bestemmingsplan maakt dus een nieuwe ontwikkeling mogelijk die voor de algehele belangenafweging wenselijk is en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

 

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden en diensten

Voor het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden volgens artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de mogelijkheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan een breed advies, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet. Voor de participatie wordt daarom een bredere advisering opgezet. Hierin wordt verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein gevraagd input te leveren voor het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Ook worden de verschillende groepen genoemd met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen – wettelijke overlegpartners en ketenpartners– om een reactie te vragen is het ontwerpbestemmingsplan door de gemeente Zaanstad per e-mail aan de diverse partijen toegestuurd met het verzoek om een advies te geven over het ontwerpbestemmingsplan. Dit verzoek is in februari 2023 verstuurd. Geen van de benaderde partijen heeft inhoudelijk gereageerd op het plan.

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij verschillende stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan.

Voor het Centrumplan Westerkoog is uitvoerig contact geweest met buurtbewoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden. Er is gekozen om in een vroeg stadium gebruik te maken van de kennis en behoeftes van de bewoners, gebruikers en de eigenaren. De participatie zat op het niveau meedenken (raadplegen en adviseren).

Naar aanleiding van de verkennende gesprekken zijn in het voorjaar van 2017 twee workshops georganiseerd. In de eerste workshop is samen met belanghebbenden zoals bewoners, het gezondheidscentrum, Parteon, de Prinsenstichting en de twee scholen gebrainstormd over verschillende onderwerpen en verbeterpunten. Ook is in 2017 met behulp van het bewonersplatform ’t Hart van Westerkoog door SENS een wijkonderzoek uitgevoerd onder bewoners. Dit onderzoek is uitgevoerd om de mening van de Westerkogers te horen over de aanwezige voorzieningen, de bereikbaarheid en de kwaliteit van het centrumgebied. Daarnaast is het onderzoek ook gebruik om inzicht te krijgen in de woonbehoefte en woonwensen van de Westerkogers. Het wijkonderzoek is bezorgd bij ongeveer 2800 huishoudens. Uiteindelijke hebben 525 huishoudens deelgenomen aan het onderzoek. Alle informatie die is opgehaald is vervolgens verwerkt in een ruimtelijk toekomstbeeld wat in bewonersavond in juli 2017 is gepresenteerd aan de meer dan 100 aanwezige bezoekers en belanghebbenden. In die bijeenkomst konden aanwezigen hun reacties geven.

Samengevat zijn gedurende de participatie de volgende reacties uit de omgeving opgehaald:

  • Doorstroming moet beter: oud wil niet weg uit de wijk en jong wil graag terug naar Westerkoog. Er is behoefte aan diversiteit in het woningaanbod met o.a.. appartementen die geschikt zijn voor senioren.
  • Veel hoogbouw zoals dat in eerdere modellen was gepresenteerd, is niet wenselijk. Een hoogteaccent mag maar de mogelijke hoogte hangt af van de plek in het centrumgebied.
  • Hoogbouw mag, mits de volumes aan de randen van het plan laag blijven.
  • Pak de herontwikkeling integraal aan. Maak er een logisch geheel van.
  • De openbare ruimte en ligging van de gebouwen is versnipperd, er zijn veel dode hoeken, er zijn veel achterzijde van gebouwen, er zijn vernielingen en er is verpaupering, er is weinig sociale controle.
  • Ontsluiting/entree voor parkeren is onlogisch en rommelig. Er zijn te weinig parkeerplekken en de routing is onlogisch. Parkeren moet logischer en dichterbij het winkelcentrum.
  • Het groen in de wijk verbeteren. De functie van het trapveldje opwaarderen met andere functies, die ook geschikt zijn voor ouderen, bijvoorbeeld jeux de boules.
  • De functie van het buurtcentrum verbeteren en toegankelijk maken voor jong en oud.

Alle opgehaalde reacties zijn verwerkt in het Ruimtelijk Plan, welke ten grondslag heeft gelegen aan het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 2 maart 2023 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen). Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. 2 maart 2023 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. 22 maart 2023 een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord. In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van Beantwoording in Bijlage 13 bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben niet tot wijzigingen in dit bestemmingsplan geleid.

5.3 Ambtshalve wijzigingen

Er zijn ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan geen ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Centrum Westerkoog, deelplan 1' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en te bekijken via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3906BP-0301).

Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste uitleg van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels voor iedere bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels 
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder andere om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangs- en slotregels 
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt voor het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt voor iedere bestemming samengevat wat er bedoeld is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de uitleg van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en bedoeling van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Alleen als een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die te vinden is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten

Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (artikel x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt') .

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan maar één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemmingen, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. Maar de ondergeschikte functies mogen als het gaat om de grootte nooit meer zijn dan de hoofdfunctie. Er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in artikel 9.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op artikel 9.2.

Voorrangsregeling  gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken die geen gebouw zijn. Daarna worden regels gesteld over specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

6.4 Groen

Bestemming Groen (artikel 3 )

Functieomschrijving (artikel 3.1 )

Hoofdgebruik

De bestemming Groen gaat over de grotere groenstroken langs het water. Naast groenvoorzieningen zijn ook fiets- en voetpaden toegestaan terwijl laad- en losvoorzieningen, manoeuvreerruimtes en parkeervoorzieningen zijn uitgesloten (artikel 3.3.2).

Bouwregels algemeen (artikel 3.2 )

De eerste bouwregels van het artikel gaan over de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken die geen gebouwen zijn.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Als er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 3.2.2 )

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrij bouwen van nutsvoorzieningen (artikel 8.4). De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan al is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikel 3.2.4 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten en overige bouwwerken die geen gebouwen zijn. De bouwwerken zijn alleen toegestaan voor de bestemming. Deze regeling ziet dus niet op het bouwen van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken voor de woningen. Daarvoor gelden de regels in de bestemming 'Wonen' (zie de uitleg in paragraaf 6.7).

Specifieke gebruiksregels (artikel 3.3 )

In het artikel is bepaald dat de gronden en bouwwerken alleen mogen worden gebruikt voor de functies zoals genoemd in artikel 3.1 en enkele functies zoals genoemd in de algemene gebruiksregels als bedoeld in artikel 9.2. Het gebruik als rijweg voor gemotoriseerd verkeer en parkeren is binnen de bestemming niet toegestaan.

6.5 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4 )

Functieomschrijving (artikel 4.1 )

Hoofdgebruik

Binnen deze bestemming zijn verblijfsgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij de rijwegen, parkeerhoven en andere openbare ruimte. De definitie van verblijfsgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verblijfsgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.

Bouwregels algemeen (artikel 4.2.1 )

De eerste bouwregels van het artikel gaan over de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken die geen gebouwen zijn.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regels opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Als er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 4.2.2 )

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen (artikel 8.4). De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikel 4.2.6 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen. Daarvoor gelden de regels in de bestemming 'Wonen' (zie de uitleg in paragraaf 6.7).

Specifieke gebruiksregels (artikel 4.3 )

In het artikel is bepaald dat de gronden en bouwwerken alleen mogen worden gebruikt voor de functies zoals genoemd in artikel 4.1 en de functies zoals genoemd in de algemene gebruiksregels als bedoeld in artikel 9.

6.6 Water

Bestemming Water (artikel 5 )

Functieomschrijving (artikel 5.1)

Hoofdgebruik

De bestemming heeft betrekking op de waterlopen (met uitzondering van de wadi's). Naast water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn onder meer ook kaden, oeverstroken en sluizen toegestaan.

Bouwregels algemeen (artikel 5.2)

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 5.2.2)

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 5.2.3 t/m 5.2.6)

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, scheepvaartverkeerstekens en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Steigers zijn niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (zie artikel 5.3).

Afwijken van de bouwregels (artikel 5.3 )

Steigers zijn alleen onder voorwaarden toegestaan. Zo is de steiger alleen voor openbaar gebruik toegestaan.

Specifieke gebruiksregels (artikel 5.4)

In het artikel is bepaald dat de gronden en bouwwerken alleen mogen worden gebruikt voor de functies zoals genoemd in artikel 5.1 en de functies zoals genoemd in de algemene gebruiksregels als bedoeld in artikel 9. Het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen is expliciet verboden.

6.7 Wonen

Bestemming Wonen (artikel 6 )

Functieomschrijving (artikel 6.1 )
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Om het te verduidelijken is een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Particuliere vakantieverhuur
    Particuliere vakantieverhuur is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (particuliere vakantieverhuur hoeft niet per se in een hotel plaats te vinden), maar niet zo lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is particuliere vakantieverhuur gedefinieerd als verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt. Particuliere vakantieverhuur valt niet binnen het hoofdgebruik. Het gebruik als particuliere vakantieverhuur is toegestaan als niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur.
  • Bed & breakfast (artikel 6.3.6 )
    Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft. Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten (4) en slaapvertrekken (2) is opgenomen voor het gebruik als bed & breakfast, om een verkeersaantrekkende werking te voorkomen. Ook staan de regels niet toe om aan de straatzijde op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren. Er is een maximum vloeroppervlak opgenomen (35% van de woning met een maximum van 65 m²) en de bewoner moet bij het nachtverblijf in de woning aanwezig zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het gebouw als eerste een woonkarakter behoudt.
  • Kamergewijze verhuur
    Bij kamergewijze verhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamergewijze verhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaal bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om toch kamergewijze verhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Er dient te worden voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening en er moet voldoende parkeergelegenheid worden aangelegd of aanwezig te zijn.
     
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Als de bewoning bijna helemaal zelfstandig plaatsvindt en de zorg vooral gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.
    Nu is er van uitgegaan dat de zorg bij de eventuele zorgwoningen vooral is gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoners en dat er over het algemeen dus geen zware zorg nodig is.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (artikel 6.3.4 )
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zorgen er voor dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit moet namelijk inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid (artikel 6.4.1)is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (artikel 6.3.6 )
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko).

Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van artikel 6.3.6. Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van artikel 1.23. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan als voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden zorgen ervoor dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft in de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn voor gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Omdat dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan voor een situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering alleen geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een gastouderopvang voldoet aan de voorschriften voor de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Gemengd (artikel 6.1 en 6.3.8 )
In één van de blokken in het plangebied komt een commerciële ruimte van maximaal 385 m² beschikbaar voor functies in een deel van de begane grondlaag. De zone waar deze commerciële ruimte is toegestaan is aangeduid als 'gemengd'.

Bouwregels algemeen (artikel 6.2.1 )
De eerste bouwregels van het artikel gaan over de algemene bepalingen voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken, die geen gebouwen zijn.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Als er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Hoofdgebouwen (artikel 6.2.2 en 6.2.9 )

De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak. Het maximum aantal woningen zoals aangegeven in de bouwregels' mag daarbij niet worden overschreden om zo te voorkomen dat er meer woningen worden gebouwd dan waar in de verschillende onderzoeken van uit is gegaan. Met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' is geregeld hoe hoog de gebouwen mogen worden gebouwd. Ook is voor deze woonkavels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dat houdt in dat de bouw van woningen pas is toegestaan als vastgelegd is dat er bij elke woning sprake zal zijn van minimaal één geluidluwe gevel als bedoeld in artikel 1.

Specifieke bouwwerken (artikel 6.2.4, 6.2.6 en 6.2.7 )
Voor een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen samen met de algemene bepalingen in artikel 6.2.1 t/m 6.2.10. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Een deel van deze regels is opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Voor daktuinen zijn de regels voor dakterrassen van toepassing (zie artikel 6.2.7).

6.8 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (artikel 7 )
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 7 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, als volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.9 Algemene bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (artikel 8.1 )
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Waterberging (artikel 8.2 )

Om te waarborgen dat er rekening wordt gehouden met voldoende waterberging is bepaald dat binnen het plangebied en/of aangrenzende percelen wordt voorzien in waterberging met een inhoud waarbij minimaal 70 mm in 1 uur kan worden opgevangen en verwerkt. Deze waterberging kan onder meer worden gerealiseerd via groene daken en/of via opvang op naastgelegen gronden. In artikel 1 is gedefinieerd wat onder waterberging wordt verstaan. Verder is in de algemene bouwregel bepaald dat een eenmaal gerealiseerde waterberging in stand dient te worden gehouden.

Algemene bouwregel - Duikers en bruggen boven water (artikel 8.3 )

Duikers en bruggen boven water zijn op grond van de algemene gebruiksregels overal toegestaan tot de aangegeven maximum bouwhoogte, de maximum doorvaarhoogte en de maximum doorvaartbreedte.

Algemene bouwregel - Gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (artikel 8.4 )

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen bijna alle bestemmingen toegestaan als de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen voor die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen al toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Er gelden ook nog andere regels voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.10 Algemene gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (artikel 9.1 )
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen in meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij ook een rol. Het verbod ziet op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gemaakt worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet ook de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels (artikel 10.3) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel goed wordt gevonden een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksbedrijven zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. Ook zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet voor een gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Als dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (artikel 9.2 )
Een aantal functies is wenselijk binnen bijna alle bestemmingen als dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, enzovoort. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de grootte van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een grootte krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Als de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gemaakt, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te bouwen. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Als de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gemaakt worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen namelijk ondergeschikt.

6.11 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (artikel 10.1 )
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Aan de ene kant is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Ook is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet bedoeld om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de bouw kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Ook biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen voor nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd. Hierdoor vervalt een bestaand huisje en wordt een ander bestaand huisje uitgebreid. Omdat het vaak gebouwen in de openbare ruimte zijn, is het niet logisch deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag ook de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking ten behoeve van wegen (artikel 10.2 )

De algemene afwijkingsregels bevat de mogelijkheid om wegen of aansluiting van wegen gedeeltelijk buiten een bestemmingsgrens aan te leggen als dat nodig is voor de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit. De leefkwaliteit op de plek van een naastgelegen woning of ander geluidgevoelig object moet daarbij wel aanvaardbaar blijven.

Afwijking verbod op woningsplitsing (artikel 10.3 )
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing (artikel 9.1, onder b). Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

Afwijking verbod op kamergewijze verhuur (artikel 10.4 )

De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op kamergewijze verhuur (artikel 9.1, onder c). Met deze afwijkingsmogelijkheid kan kamergewijze verhuur alsnog worden toegestaan indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6.12 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 11 )
De overgangsregels hebben als doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Als het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 12 )
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.