direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hembrugterrein Noordelijk deel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Het Hembrugterrein is een bijzondere locatie met een rijk cultuurhistorisch verleden en unieke kwaliteiten. Het vormde vanaf het einde van de negentiende eeuw het hart van de Nederlandse militaire industrie en was ontoegankelijk voor buitenstaanders. De voormalige wapen-, patronen- en munitiefabrieken zijn zeldzaam en uniek. De gebouwen en het Hembrugbos waarin munitie en explosieven beproefd en opgeslagen werden, geven het terrein de uitstraling in een monumentaal industrieel landgoed. Het Hembrugbos heeft belangrijke natuurwaarden voor Zaanstad en omgeving: het is het enige bos binnen de gemeentegrenzen en het enige Kleibos in de regio.

Inmiddels is het Hembrugterrein toegankelijk voor iedereen die het unieke, spannende terrein zelf wil ontdekken. In de bestaande gebouwen op het terrein hebben zich ondernemers gevestigd zoals Taets, Art Zaanstad en Lab-44, kunstenaars zoals Frederik Molenschot, Dirk van der Kooij, Levi van Veluw en Joris Laarman, Het HEM (een nieuw huis voor eigentijdse cultuur) etc.. De komende jaren wordt het gebied verder ontwikkeld tot een gemengd terrein voor bedrijvigheid, wonen, kunst & cultuur en natuur. Deze ontwikkeling vraagt om een juiste balans tussen het bestaande en het nieuwe met bijzondere aandacht voor de belangen van zittende ondernemers op en rondom het Hembrugterrein.

In februari 2015 stelde de gemeenteraad van Zaanstad de Nota van Uitgangspunten Omgevingsplan Hembrugterrein vast en in oktober 2016 het herzieningsvoorstel. Op basis hiervan is in totaal 180.000 m² bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) aan programma mogelijk op het Hembrugterrein waarvan maximaal 120.000 m² bvo voor de woonbestemming kan worden ingezet. Op basis van dit programma werd in februari 2018 het Omgevingsplan Hembrug e.o. vastgesteld dat een kader bood om het Hembrugterrein te ontwikkelen tot een gemengd gebied waar ruimte is om te wonen, werken en ontspannen zonder daaraan op voorhand een gedetailleerd eindbeeld te koppelen. Het Omgevingsplan werd echter in april 2019 bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd.

In 2018 is de ontwikkelcombinatie ABC Vastgoed, LIFE Europe en (inmiddels ook) Ten Brinke Vastgoedontwikkeling (samen Hembrug Zaandam B.V.) de nieuwe eigenaar van het Hembrugterrein geworden. Na de vernietiging van het Omgevingsplan Hembrug e.o. is samen met de gemeente Zaanstad gewerkt aan een herstelproces. Het doel is nog altijd om het Hembrugterrein te ontwikkelen tot een aantrekkelijk en gemengd werk-woongebied met onder meer 120.000 m² (max.) voor de woonbestemming. Een masterplan voor het Hembrugterrein is in april 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. Het Masterplan Hembrug beoogt onder meer een gefaseerde ontwikkeling van het terrein, te beginnen in het noordelijk deel. Dit is mogelijk aangezien het Masterplan Hembrug de integraliteit en samenhang borgt bij een gefaseerde ontwikkeling van het terrein.

Het Hembrugterrein is door verschillende kwaliteiten en de uitstekende ligging in de Metropoolregio Amsterdam een interessante woningbouwlocatie. De woningbouwopgave in de regio is tot 2040 hoog, met een piek in de komende tien jaar. De gemeente Zaanstad levert een belangrijke bijdrage aan de invulling van de regionale woningbouwopgave. Het Hembrugterrein is binnen het Noordzeekanaalgebied één van de ontwikkellocaties waarbij woningbouw een speerpunt vormt in de transformatie met instandhouding en versterking van de unieke kwaliteiten van Hembrug. Naast deze woningbouwopgave zijn de energie- en mobiliteit transities, duurzaamheid, economie en in het bijzonder natuur, kunst en cultuur belangrijke thema's in de ontwikkeling van het Hembrugterrein. Daarbij wordt gezocht naar slimme oplossingen voor milieueffecten (geluid en incidenteel geur en/of stofhinder) die het gebied kent.

Het Hembrugterrein grenst aan de zuid-, west- en oostzijde aan bestaande haven- en industrieterreinen (Westpoort, Zuiderhout en Achtersluispolder) met de nodige milieueffecten op de omgeving. De inpassing van het woonprogramma op het Hembrugterrein wordt om deze reden zorgvuldig en gewogen door Hembrug Zaandam B.V. en de gemeente Zaanstad tot stand gebracht, onder meer door het dialoog te voeren met de Port of Amsterdam, ORAM en de havenbedrijven en (indien mogelijk) concrete afspraken te maken over het vrijhouden van een zone van woningbouw in het zuidelijk deel van het Hembrugterrein. Voorts zijn en blijven de bestaande bedrijven en ondernemers op het terrein zoals Taets, Het Hem, Lab-44, Art Zaanstad etc. onderdeel van Hembrug.

Om de herontwikkeling van het Hembrugterrein te kunnen laten plaatsvinden in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, te beginnen voor het noordelijk deel. Door de grote verschillen tussen het noordelijk en zuidelijk deel qua milieueffecten en de belangen van bedrijven op en rondom het terrein is fasering in juridisch planologische zin wenselijk. Op deze manier ontstaat er meer tijd en ruimte voor het dialoog over de inpassing van woningbouw in het zuidelijk deel met de bestaande (haven)bedrijven. Parallel hieraan kan het noordelijk deel worden uitgewerkt in vorm van een stedenbouwkundig plan. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom voor het noordelijk deel een nieuw ruimtelijk planologisch regime van kracht. Het Masterplan voor Hembrug borgt de integraliteit en samenhang tussen de afzonderlijke delen en het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel fungeert als onderlegger voor dit bestemmingsplan. Voor de in het noordelijk deel gesitueerde (deels gemengde) woon- en bedrijfsgebouwen van derden (Enclave, Levi van Veluw etc.) wordt uitgegaan van de bestaande planologische situatie, tenzij andere afspraken zijn overeengekomen. Het ontwikkelrecht voor 'wonen' zoals in het verleden verkocht door het Rijksvastgoedbedrijf aan ondernemers met als doel gemengd te kunnen werken en wonen wordt waar dit van toepassing is wel meegenomen.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de grenzen van de bestaande woon- en verkeersbestemmingen van bestemmingsplan 'Havenstraat - Hemkade' aan de oostzijde;
  • de lijn onder Kanonnenloods 24 (Gebouw 217) en onder langs de sloot ten zuiden van Kanonnenloods 1-11 aan de zuidzijde;
  • de rand van de Den Uylweg aan de noordzijde;
  • de rand van de Provinciale weg aan de westzijde en;
  • aan de zuidwestzijde een deelgebied tussen het Verloren Spoor en de Provinciale weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0002.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Voorgaande bestemmingsplannen

Tot 1 juli 2013 gold voor het plangebied een zogeheten Uitbreidingsplan in hoofdzaak, dat als gevolg van de invoering van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening per die datum zijn gelding verloor. Daarna gold voor het plangebied enige tijd alleen de Bouwverordening. Deze verordening geeft geen regels omtrent gebruik, noch bevat zij stedenbouwkundige bepalingen.

Volgend op de vaststelling (bij besluit van 15 februari 2018) en de onverhoopte vernietiging door de Raad van State (bij uitspraak van 30 april 2019) van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte "Chw Hembrug e.o.", is op 28 mei 2019 voor het plangebied bestemmingsplan 'Havenstraat - Hemkade' vastgesteld. Dit plan is inmiddels onherroepelijk. Voor het plangebied is in dit plan een gebiedsaanduiding opgenomen die de status van gezoneerd industrieterrein expliciet liet vervallen (het Hembrugterrein maakte historisch onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor). Tegelijkertijd is het plangebied daarmee in de geluidzones van het (resterende deel van) industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor, en van industrieterrein Westpoort gebracht. Wat betreft industrieterrein Westpoort in lijn met het provinciale inpassingsplan Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij, dat is vastgesteld op 2 maart 2015, regelt bestemmingsplan 'Havenstraat - Hemkade' dat binnen bedoelde geluidzones alleen geluidgevoelige objecten mogen worden opgericht indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een hogere grenswaarde, als bedoeld in de Wet Geluidhinder, en dat gebruik van niet geluidgevoelige objecten als geluidgevoelig object in strijd is met de gebiedsaanduidingen voor die zones.

Binnen de gemeente Zaanstad geldt een aantal 'paraplu-bestemmingsplannen'. Het Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld op 7 juni 2018, is niet van toepassing op het Hembrugterrein. Wel geldt het paraplubestemmingsplan 'woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur', vastgesteld op 8 juli 2021, voor het Hembrugterrein. Dit plan heeft als doel het reguleren van de aspecten kamerverhuur- en woningsplitsing binnen de gemeente Zaanstad en ook het aspect toeristisch verhuur van woningen/woonruimte wordt gereguleerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen particuliere vakantieverhuur en bed & breakfast. Toeristische verhuur is alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan bij de functie wonen. De betrokken regelingen zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

Voor kleine delen van het plangebied golden eerder zogeheten 'postzegelplannen', die recentelijk zijn vastgesteld. Aan de oostelijke zijde van het plangebied, grenzend aan de Havenstraat, geldt ter plaatse van de buiten het plangebied gelegen oliehandel Anton van Megen, het bestemmingsplan 'Oliehandel Anton van Megen', dat op 25 november 2021 is vastgesteld. Bij dit plan wordt geregeld om het bedoelde bunkerstation op de huidige locatie te behouden en van een permanente bestemming te voorzien. De geluids- en veiligheidscontour van dat plan overlapt een klein deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan 'Hembrugterrein Noordelijk deel'. De betrokken, in dat postzegelplan geregelde gebiedsaanduidingen zijn daarom in onderhavig bestemmingsplan overgenomen. Een soortgelijke situatie doet zich voor aan de zuidelijke zijde van het plangebied. Ter plaatse van de buiten het plangebied gelegen gebouwen op de adressen Middenweg 58, 62, 83 en Hemkade 12 (Taets) en Grote Hulzen 13 (voormalige panden YadaYada), wordt voorafgaand aan de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan eveneens een postzegelplan vastgesteld. Laatstbedoeld plan legt om bedoelde inrichtingen een geluidscontour, die ter hoogte van de inrichting van Taets voor een klein deel overlapt met het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. De betrokken, in dat postzegelplan geregelde gebiedsaanduiding is daarom in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

Verder zijn eerder verschillende omgevingsvergunningen, gedateerd 23, 24 en 25 september 2020, verleend voor het, in afwijking van bestemmingsplan 'Havenstraat - Hemkade', gebruiken van de binnen het plangebied gelegen gronden van De Enclave voor wonen. De Enclave is gelegen aan de oostelijke zijde van het plangebied, ter hoogte van de Wagenmakerij, het Sectorplan en de Havenstraat. De bedoelde vergunningen staan in rechte vast, en zijn in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen. Daarenboven staat dit bestemmingsplan toe dat - met behoud van de eerder vergunde maximale oppervlaktes voor wonen - de feitelijk bestaande bouwhoogtes van de gebouwen die thans de Enclave vormen, met één bouwlaag worden vergroot. In verband met bedoelde vergunningen zijn eerder ook hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. De betrokken hogere-waardebesluiten gelden naast onderhavig bestemmingsplan, en behouden zodoende hun betekenis.

De afgelopen periode golden voor het plangebied overigens ook opvolgende voorbereidingsbesluiten. Laatstelijk is op 23 december 2021 (opnieuw) een voorbereidingsbesluit genomen, Met dit besluit wordt voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen kunnen plaatsvinden waardoor het Hembrugterrein minder geschikt zou worden voor het verwezenlijken van de ruimtelijke ambities voor dit terrein, maar met de mogelijkheid om initiatieven die passen binnen die ambities door te laten gaan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Hembrugterrein Noordelijk deel'. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Kader en ambities ontwikkeling noordelijk deel

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Stedelijke positie

De ligging van het terrein aan het Noordzeekanaal en aan de Zaan vormen bijzondere kwaliteiten van het Hembrugterrein. Het Hembrugterrein is een belangrijke ruimtelijke schakel in het ZaanIJ programma en in de Visie Noordzeekanaalgebied 2040. ZaanIJ staat voor het aaneengesloten stedelijk gebied langs de Zaan- en IJ oevers van Zaanstad en Amsterdam. Dit gebied verandert de laatste jaren van een voornamelijk industrieel en extensief gebruikt havengebied in een steeds meer gemengd stedelijk gebied. Haven en stad vloeien er als het ware samen en dat biedt kansen en nieuwe mogelijkheden. Het ZaanIJ-gebied maakt onderdeel uit van het Noordzeekanaalgebied.

Het unieke karakter en de strategische ligging als scharnierpunt tussen Amsterdam en de Zaanstreek bieden kansen om de eigen kracht van Hembrug en Zaanstad verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd profiteert Hembrug van de fysieke nabijheid van Amsterdam en de Metropoolregio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0003.png"

Afbeelding 2: Positionering Hembrug in Metropoolregio Amsterdam

De transformatie van het Hembrugterrein tot een gemengd werk-woongebied ligt in lijn met de verdere ontwikkeling van 'Havenstad' en op termijn de samenvoeging van het stedelijk weefsel van Amsterdam en Zaanstad. Dit geldt zowel voor de Noordelijke IJ-oevers (NDSM, Cornelis Douwes, Noorderplas en Achtersluispolder) als de Zuidelijke IJ-oevers (Amsterdam West, Sloterdijk, Minervahaven, Coenhaven, etc.). Hierbij is het van belang om het Hembrugterrein kwalitatief beter te verbinden, zowel in de richting noord/zuid (centrum Zaanstad, intercitystation, visie op Provincialeweg, vervoer over water), als in oost/west-richting (Achtersluispolder, aanpak Dr. J.M. Den Uylweg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0004.png"

Afbeelding 3: Hembrug in Zaanstad

2.1.2 Omgeving plangebied

Aan drie zijden wordt het gebied omringd door haven- en bedrijventerrein: Achtersluispolder aan de oostkant, Zuiderhout aan de westkant en Westpoort (Amsterdam) aan de zuidkant. Ten noorden van het plangebied ligt het bestaande woongebied Havenbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0005.png"

Afbeelding 4: Hembrugterrein en omgeving

Achtersluispolder

De Achtersluispolder is het meest oostelijk gelegen gebied van de gemeente Zaanstad en grenst aan de gemeente Amsterdam. Halverwege de 20e eeuw is hier een industriegebied ontstaan waarbij de scheepvaart voor de nodige industriële bedrijvigheid heeft gezorgd. Het terrein ten noorden van de Noorder IJ- en Zeedijk omvat het Vijfhoekpark, bedrijventerrein van deelgebied Zilverland, de rioolwaterzuiveringsinstallatie, volkstuinen, het crematorium, sportvelden en woningen aan de dijk. Het terrein, gelegen ten zuiden van de Noorder IJ- en Zeedijk, bestaat voornamelijk uit bedrijvigheid.

Achtersluispolder is ca. 94 hectare groot en er zijn rond de 250 bedrijven in het gebied gevestigd. Het bedrijventerrein wordt gedomineerd door middelgrote bedrijven (10-99 werkzame personen). De meeste zijn werkzaam in de sector handel, distributie en transport (32% van de werkzame personen). Binnen de industriële sector is een metaal electrocluster te onderscheiden. De economische activiteiten, gelegen noordelijk op Achtersluispolder, zijn in verhouding meer kleinschalig en arbeidsintensief dan zuidelijk op het terrein.

Het bedrijventerrein vormt als op- en overslagpunt een schakel in de keten voor de verwerkende bedrijven aan de Zaan en aan het Noordzeekanaal. Containerterminal de Vrede is belangrijk voor de opslag, overslag en transport van goederen. Koole tanktransport en Unicontrol zijn opslag- en/of bedrijven specifiek voor de watergebonden voedingsmiddelenindustrie aan de Zaan. De gemeente Zaanstad heeft de ambitie om de Achtersluispolder langzaam van een werkgebied in een gemengd en stedelijk werk-woongebied met hoogwaardige voorzieningen te transformeren.

Zuiderhout

Het bedrijventerrein Zuiderhout is ca. 7 hectare groot en wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het Schiethavenkanaal aan de westkant, Oud Zaenden aan de noordkant en de Provinciale weg aan de oostkant. Zuiderhout wordt door de Zuidelijke Randweg (ZRW) verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. In Zuiderhout Zuid zijn in de zuidwestelijke hoek grootschalige industriële bedrijven gevestigd, zoals Norit (chemische sector) en Pontmeijer (op- en overslag van hout) en een grote bouwmarkt. In de strook tussen de P. Ghijsenlaan en de Provinciale weg bevinden zich meer perifere grootschalige winkels als bouwmarkten en een kleine meubelboulevard. De meest zuidelijke strook van Zuiderhout Zuid, langs het Noordzeekanaal heeft een meer diverse invulling. Langs de Hemkade en P. Ghijsenlaan bevinden zich een aantal grondgebonden woningen en aan de Zaanderhorn een aantal gedoogde woonwagens. Over het algemeen is er een ruimtelijke opbouw zichtbaar van grootschalige gebouwen in het westen van het gebied en langs de ZRW naar meer kleinschalige volumes langs de Provinciale weg en het Noordzeekanaal.

Westpoort (gemeente Amsterdam)

Westpoort is het industriegebied bestaande uit de westelijke havens van gemeente Amsterdam. Het gebied ligt ten zuiden van het Noordzeekanaal en heeft een oppervlakte van ruim 35 km², opgedeeld in het Westelijk Havengebied en bedrijventerrein Sloterdijk. Het Westelijk Havengebied omvat de vierde haven van West-Europa en Westpoort is het grootste aaneengesloten bedrijventerrein van Nederland dat werkgelegenheid biedt aan ruim 63.000 mensen. Een groot gedeelte van de bedrijfsterreinen wordt gebruikt voor havengebonden bedrijfs- en industrieactiviteiten. Daarbij gaat het om overslag van allerlei soorten ladingstromen: steenkool, olieproducten, veevoer, schroot, stukgoed en auto's. Verder is de opslag van fossiele brandstoffen nog een belangrijke hoofdfunctie van het Westelijk Havengebied. In Westpoort zijn bedrijven gevestigd die behoren tot sectoren als distributie, opslag (onder andere cacao) en intermodaal transport. Het industrieterrein Westpoort staat zogenaamde grote geluidsmakers toe. Dit betreft bedrijven die een grote hoeveelheid geluid kunnen produceren. Om deze reden geldt voor Westpoort een geluidszone met een zonegrens.

Havenbuurt

Ten noorden van de Den Uylweg ligt het bestaande woongebied Havenbuurt. Er wonen ca. 425 huishoudens in de Havenbuurt. De gemiddelde dichtheid van adressen is 1.414 adressen per km². De woningen zijn vrijwel allemaal grondgebonden en ca. 63% is in eigendom van particuliere eigenaren.

Directe omgeving

Direct in de zuid- en oostzijde van het Hembrugterrein liggen bestaande woningen aan de Hemkade en Havenstraat (respectievelijk 7 en 51 grondgebonden woningen). De Havenstraat en de Hemkade zijn beide toegankelijk voor bestemmingsverkeer maar de verbinding tussen beide wegen, aan de kop van het Hembrugterrein is alleen toegankelijk voor langzaam verkeer en de buurtbus. Alle woningen hebben in het verleden behoord tot de inrichting van het Hembrugterrein. Verder liggen aan de Havenstraat c.q. in het water van Zijkanaal G (Voorzaan) een bunkerstation en aanlegsteigers voor boten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0006.png"

Afbeelding 5: directe omgeving Hembrug

2.1.3 Hembrugterrein

Het Hembrugterrein is een locatie van ca. 42,5 hectare in Zaandam aan het Noordzeekanaal en de Zaan waarop reeds gebouwen aanwezig zijn en een bos met een oppervlakte van ca. 15 hectare. Het bijzondere karakter van Hembrug wordt door talrijke aspecten bepaald, onder meer de bestaande ondernemingen zoals Taets en Het Hem en kunstenaars op het terrein, de monumentale en industriële gebouwen en hallen, het groen en in het bijzonder het Hembrugbos, de artefacten en bestrating (onder meer stelconplaten), het uitzicht op het water etc.. De wens is om het authentieke terrein verder te ontwikkelen tot een gemengd terrein voor wonen, bedrijvigheid, kunst, cultuur en natuur.

Ca.112 bestaande gebouwen op Hembrug beslaan samen in totaal ca. 95.000 m² bruto vloeroppervlak (zie Bijlage 1). Op het terrein zijn 51 als monument aangewezen objecten aanwezig, waaronder gebouwen, het Kleibos, de aarden wallen en bestaande structuren op het terrein.

Hembrug vormt een bijzondere enclave ('industrieel landgoed') in het stedelijk gebied van Zaanstad, met name door de groene randen van het terrein en het Hembrugbos in het midden. Het Hembrugbos, in eigendom van de gemeente Zaanstad, kan nog niet worden betreden maar wordt in de loop van een aantal jaar wel (deels) publiek toegankelijk gemaakt. Op het Hembrugterrein zijn wegen beschikbaar en leegstaande gebouwen, met name in het zuidelijk deel, worden klaargemaakt, onder voor een kunstprogrammering, werkfuncties en voorzieningen. In het noordelijk deel worden de Enclave gebouwen voor gemengd gebruik (wonen en werken) geschikt gemaakt.

2.1.4 Plangebied Noordelijk deel

Het noordelijke deel van het Hembrugterrein is vrijwel nog onbebouwd. Aan de oostzijde bij de Havenstraat bevindt zich een aantal bestaande gebouwen zoals de Enclave en Gebouw 281 ('De Garage') . In de Enclave worden de gebouwen door ca. 26 huishoudens getransformeerd in woon-werkeenheden. Aan de noordzijde bevindt zich Gebouw 706 (L5). In het Hembrugbos liggen verscholen kleine gebouwen in eigendom van Hembrug Zaandam B.V.. Aan de zuidzijde van het bos is een aantal bestaande gebouwen in gebruik genomen door kunstenaars en/of ondernemers zoals Van der Kooij en Levi van Veluw en staan andere gebouwen nog leeg zoals het rijksmonument Gebouw 320. Voor het overige bestaat het plangebied uit onbebouwde groene zones, afgewisseld met en zonder bomen, tussen de Den Uylweg en de Regenmeter (noordzijde) en tussen de Provinciale weg en het Verloren Spoor (westzijde).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0007.png"

Afbeelding 6: bestaande situatie Noordelijk deel

2.2 Gebiedskader en visie

In dit hoofdstuk is omschreven vanuit welke achtergrond het bestemmingsplan voor het noordelijk deel van Hembrug is opgesteld. Deze (onderzoeks-) geschiedenis loopt van een cultuurhistorische analyse, via de Nota van Uitgangspunten, de Beleidslijnen, de aanmelding van de 7e tranche voor de Crisis- en herstelwet (die ook nu wordt toegepast), het Masterplan Hembrug tot en met het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. De aanmelding van de 7e tranche maakte de start van het bestemmingsplan mogelijk, waarna er vanuit de Nota van Uitgangspunten diverse (beleidsmatige) keuzes en nadere onderzoeken zijn gedaan. Dit heeft onder meer betrekking op:

  • Cultuurhistorische analyse Hembrug (Steenhuis-Meurs, 2010);
  • Nota van Uitgangspunten Omgevingsplan Hembrugterrein (gemeente Zaanstad, 2015) en Herzieningsvoorstel (gemeente Zaanstad, 2016);
  • Gebiedspaspoorten Hembrugterrein (Steenhuis-Meurs, 2016);
  • Evenementenbeleid (gemeente Zaanstad, 2009);
  • Beleidslijnen en Gezond en Veilig Hembrug (Antea-2018);
  • Aanmelding 7e tranche Crisis- en Herstelwet;
  • Samenwerkingsovereenkomst tevens Anterieure overeenkomst (gemeente Zaanstad en Hembrug Zaandam B.V. – 2018);
  • Masterplan Hembrug (BURA urbanism en Strootman Landschapsarchitecten, maart 2021);
  • Kernkwaliteiten en richtlijnen Hembrugbos (gemeente Zaanstad, 2021);
  • Zaans Mobiliteitsplan (gemeente Zaanstad, 2021);
  • Participatierapportage Hembrugterrein 2021 (Kickstad, december 2021);
  • Stedenbouwkundig plan noordelijk deel (BURA urbanism en Strootman Landschapsarchitecten, februari 2022);
  • Visie Hembrugbos (gemeente Zaanstad, februari 2022);
  • Mobiliteitsplan Hembrugterrein (Hembrug Zaandam B.V., februari 2022)
  • Beeldkwaliteitsplan Hembrugterrein (GroupA, Strootman Landschapsarchitecten en BURA urbanism (februari 2022).

De behandeling van de verschillende stukken is hier opgenomen voor zover deze nog actueel en van toepassing zijn. De verschillende studies en beleidsstukken zijn in de loop van tijd tot stand gekomen. Hierbij is sprake geweest van voortschrijdend inzicht waardoor in de verdere uitwerking op ondergeschikte onderdelen bijstellingen hebben plaatsgevonden. De stukken bouwen dus op elkaar voort. Dit geldt met name voor de Cultuurhistorische analyse Hembrug, de Nota van Uitgangspunten, de Gebiedspaspoorten, de Beleidslijn Gebiedskwaliteit, het Masterplan Hembrug en het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. Op deze stukken wordt hierna ingegaan, waarbij het stedenbouwkundig plan uitgebreid behandeld wordt in paragraaf 2.3.2.

2.2.1 Cultuurhistorische analyse Hembrugterrein

Samenvatting

In september 2010 heeft bureau Steenhuis Meurs een cultuurhistorische analyse voor het Hembrugterrein uitgevoerd. Het terrein heeft een bijzondere geschiedenis als hart van de Nederlandse militaire industrie in de twintigste eeuw. Vanaf het eind van de negentiende eeuw groeide de fabriek uit tot een militair productielandgoed zonder weerga. Hier waren wapen-, patronen- en munitiefabrieken van de Artillerie Inrichtingen en ontstond een uitgestrekt bosgebied waarin munitie en explosieven beproefd en opgeslagen konden worden.

Het hele terrein en de afzonderlijke gebouwen zijn als integraal ensemble bewaard gebleven. De samenhang van gebouwen, terreininrichting en de ruimtelijke opbouw van het gebied vertegenwoordigen grote cultuurhistorische waarden en biedt volop aanknopingspunten voor de herontwikkeling van het terrein.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De cultuurhistorische analyse heeft niet aan actualiteit verloren en biedt nog steeds aanknopingspunten voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein. Het doel is om de cultuurhistorische waarde van Hembrug zoveel mogelijk te behouden en te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0008.png"

Afbeelding 7: Cultuurhistorische analyse Hembrugterrein – situatie 1924

2.2.2 Nota van uitgangspunten

Samenvatting

In februari 2015 stelde de gemeenteraad van Zaanstad voor Hembrug de Nota van Uitgangspunten vast. Deze nota geeft de programmatische, kwalitatieve en procesmatige kaders voor het Hembrugterrein. Op basis van voornoemde nota is de programmatische maximale bandbreedte: maximaal programma met bedrijfsmatige invulling: 180.000 m² bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) (woningbouw uitgesloten); maximaal programma met invulling woningbouw: 500 woningen. In oktober 2016 heeft de gemeenteraad, gelet de woningbouwopgave voor de komende 25 jaar voor Zaanstad, ingestemd met een herzieningsvoorstel door wijziging van de functiemix in de Nota van Uitgangspunten Hembrug. De wijziging in de Nota van Uitgangspunten houdt in dat nu 2/3 van het totale ontwikkelprogramma (180.000 m² bvo) voor woningbouw kan worden ingezet (omgerekend maximaal 120.000 m² bvo).

De Nota van Uitgangspunten gaat tevens in op de uitwerking van de Gebiedspaspoorten (zie paragraaf 2.2.3) die vervolgens zijn gemaakt, waarin uitgangspunten ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en het behouden van de karakteristieken van het Hembrugterrein zijn vastgelegd. Tot slot is in de Nota van Uitgangspunten ook de wens opgenomen een passend evenementen- en horecabeleid voor het gebied vast te stellen, waarbij een regeling noodzakelijk is die juist voor Hembrug van toepassing moet zijn.

Participatietraject  

De Nota van Uitgangspunten is mede door inbreng van de adviesgroep vormgegeven. De adviesgroep bestond uit vertegenwoordigers van bewoners van de Havenstraat en Hemkade en ondernemers op het terrein. Zij zijn niet alleen geïnformeerd, maar ook geconsulteerd over de Nota van Uitgangspunten.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De in de Nota van Uitgangspunten (inclusief het herzieningsvoorstel) geformuleerde ambities en doelstellingen liggen nog altijd ten grondslag aan de voorgenomen ontwikkeling van het Hembrugterrein, te beginnen voor het noordelijk deel.

2.2.3 Gebiedspaspoorten

Samenvatting

In opdracht van de gemeente Zaanstad heeft het stedenbouwkundig bureau Steenhuis Meurs in 2016 de gebiedspaspoorten voor het Hembrugterrein geformuleerd. Deze zijn opgesteld op basis van de Cultuurhistorische Analyse Hembrugterrein (2010), het Beeldkwaliteitsplan Hembrugterrein (2011) en de Nota van Uitgangspunten voor Hembrug (2014). De Gebiedspaspoorten zijn een belangrijke bouwsteen voor de herontwikkeling van het Hembrugterrein. Ze geven per deelgebied de uitgangspunten voor vervanging, toevoeging en invulling aan en beschrijven, naast concrete bouwmogelijkheden, ook uitgangspunten ten aanzien van architectuur, gevelindelingen en materiaalgebruik, oftewel 'welstandscriteria'. De gebiedspaspoorten zijn gericht op het 'laadvermogen' per deelgebied en het borgen van de functionele, ruimtelijke en cultuurhistorische logica van het terrein. Er worden uitspraken gedaan over de transformatie van monumenten, bestaande gebouwen, nieuwe gebouwen en de organisatie en inrichting van de openbare ruimte. Per deelgebied zijn de randvoorwaarden voor de nieuwbouw vastgelegd (bouwhoogtes, rooilijnen, te behouden zichtlijnen, aan te houden tussenruimten en dergelijke) en de uitgangspunten voor stedenbouw, architectuur en buitenruimte. Dat nieuwe architectuur of de herinrichting van een buitenruimte moet passen bij het historisch karakter van het ensemble. De Gebiedspaspoorten gaan verder dan het benoemen van dit karakter en geven aan hoe dat zou kunnen (en soms ook: hoe dat zal moeten en waarom).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0009.png"

Afbeelding 8: gebiedspaspoorten Hembrugterrein

Participatietraject

Dit document is tot stand gekomen door intensieve consultatie met experts zoals de Rijksbouwmeester, de Provincie Noord Holland, de monumenten- en welstandscommissies en het supervisieoverleg Zaan en IJ. Ook de adviesgroep Hembrug heeft advies uitgebracht. Dit heeft onder andere geleid tot bijstelling van het gebied waar hoogteaccenten mogelijk worden gemaakt.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De Gebiedspaspoorten hebben niet aan actualiteit verloren en maken deel uit van het kader voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein. Ten aanzien van welstandsaspecten is in 2021 een nieuw beeldkwaliteitsplan voor het terrein opgesteld. Zie paragraaf 2.2.9.

2.2.4 Beleidslijnen Hembrug

Samenvatting

De gemeenteraad van Zaanstad heeft in 2018 tegelijk met de vaststelling van het (inmiddels vernietigd) Omgevingsplan Hembrug e.o. twee beleidslijnen vastgesteld, te weten:

  • Beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrug;
  • Beleidslijn Gezond en Veilig Hembrug.

Het onderscheid tussen beide beleidslijnen is gemaakt omdat de beleidslijn Gebiedskwaliteit zich richt op aspecten gerelateerd aan stedenbouwkunde en welstand en de beleidslijn Gezond en Veilig zich richt op overige beleidsaspecten. De beleidslijn Gebiedskwaliteit is opgebouwd vanuit algemene criteria en uitgangspunten voor de ruimtelijke kwaliteit van Hembrug. Ook zijn er criteria en uitgangspunten voor deelgebieden op het terrein geformuleerd. Voor een toetsing van een ontwikkeling wordt in eerste instantie gekeken naar de criteria en vervolgens naar de uitgangspunten. De beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrugterrein bevat regels ten aanzien van de verschijningsvorm van gebouwen en bouwwerken, de vormgeving van de buitenruimten en de wijze van toepassen van reclame-uitingen. De beleidslijn Gezond en Veilig Hembrug behandelt een reeks van onderwerpen, te weten: parkeren, duurzaamheid, water, externe veiligheid, evenementen, graafwerkzaamheden, terrassen bij horeca etc..

Participatieproces 

Voor het ontwerp Omgevingsplan Hembrug e.o. en de beleidslijnen is een uitgebreide consultatieronde georganiseerd. Dit heeft er onder meer toe geleid dat bij de uitwerking van de Beleidslijn Gebiedskwaliteit meer rekening is gehouden met de ideeën, wensen en belangen die er spelen. De Beleidslijn Gebiedskwaliteit is ten aanzien van supervisie verbeterd door onder andere het proces en de afwegingsruimte te verduidelijken.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De beleidslijnen hebben niet aan actualiteit verloren en maken deel uit van het kader voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein. Ten aanzien van welstandsaspecten is in 2021 een nieuw beeldkwaliteitsplan voor het terrein opgesteld. Op basis van de vaststelling van dit plan in 2022, gelijk aan de besluitvorming door de gemeenteraad van Zaanstad over het bestemmingsplan voor het noordelijk deel van Hembrug zal de beleidslijn Gebiedskwaliteit komen te vervallen. Zie paragraaf 2.2.9.

2.2.5 Masterplan Hembrug

Samenvatting

Hembrug Zaandam B.V. en de gemeente Zaanstad hebben naar aanleiding van de vernietiging van het Omgevingsplan Hembrug e.o.(april 2019) samengewerkt en een nieuwe ontwikkelstrategie voor het Hembrugterrein geformuleerd met in achtneming van de eerder vastgestelde kaders als de Nota van Uitgangspunten, Beleidslijnen etc.. Deze strategie ziet toe op het juridisch planologisch opdelen van het Hembrugterrein in een noordelijk en zuidelijk deel waarbij het merendeel van het woonprogramma in het noordelijk deel wordt gesitueerd. Ten behoeve van de borging van de samenhang is in 2020 een masterplan op hoofdlijnen voor het Hembrugterrein gemaakt door BURA urbanism en Strootman Landschapsarchitecten (zie Bijlage 2). Het Masterplan Hembrug is in april 2021 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld.

Het Masterplan voor Hembrug beschrijft in hoofdlijnen de beoogde herontwikkeling van het terrein in onder meer ruimtelijke, landschappelijke en programmatische zin. Dit plan vormt een kader voor de nadere uitwerking in de vorm van een mobiliteitsplan, een beeldkwaliteitsplan en een masterplan voor de openbare ruimte. Daarnaast wordt in de uitwerking per deelgebied een stedenbouwkundig plan gemaakt, te beginnen met het noordelijk deel van Hembrug.

In het Masterplan Hembrug is een groot aantal ambities voor het terrein verwoord, te weten:

  • Het leveren van een grote bijdrage aan de woningbouwopgave voor Zaanstad en de Metropoolregio Amsterdam.
  • Het in stand houden en versterken van de unieke kwaliteiten van Hembrug.
  • Het realiseren van een plek met goede buurtvoorzieningen waar het prettig wonen, werken en verblijven is.
  • De bestaande bedrijven en ondernemers op het terrein zoals Taets en Het Hem zijn en blijven onderdeel van Hembrug.
  • De situering van de woningbouw op het Hembrugterrein afstemmen op de milieucontouren van (haven)bedrijven op en nabij het gebied.
  • Samen met stakeholders gericht en op basis van dialoog aan de slag gaan met samenhangende opgaven op Hembrug zoals het Hembrugbos, de mobiliteit, de energie, de milieuhinder aspecten (geluid, geur en stof), kunst, cultuur e.d..
  • Kwalitatieve versterking van Hembrug als culturele bestemming voor (internationale) bezoekers, onder meer door kunst in bestaande industriële hallen en gebouwen onder te brengen.
  • Ruimte bieden aan onverwachte ontwikkelingen, invloeden en ideeën in de (her)ontwikkeling van het Hembrugterrein.

Het Hembrugterrein vraagt om een op maat gesneden ontwikkelstrategie, deels ingegeven door de vernietiging van het Omgevingsplan door de Raad van State in 2019, maar ook door de omvang van en grote verschillen op het terrein zelf (onder meer verschillen in geluidbelasting en in belangen van ondernemers, bewoners etc.). De ontwikkelopgave is om 120.000 m2 bvo woonfunctie toe te voegen aan het Hembrugterrein met bijbehorende (buurt) voorzieningen. Dit in combinatie met de programmering van niet woonfuncties, waaronder een ambitieus kunstprogramma in de bestaande (veelal industriële en leegstaande) gebouwen op het terrein. Met de ontwikkelstrategie wordt beschreven vanuit welke aanpak het terrein ontwikkeld wordt. Het Hembrugterrein is geen leeg canvas. Het terrein kent een rijke historie en wordt nog steeds gebruikt. Er wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Uitgangspunt bij de herontwikkeling van het terrein is dan ook dat wordt voortgebouwd op de bestaande waarden en identiteit van Hembrug. Niet alleen door vanuit de inhoud en het ontwerp met respect om te gaan met het cultuurhistorisch erfgoed, maar óók door de herontwikkeling nadrukkelijk samen met de gebruikers van het Hembrugterrein op te pakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0010.png"

Afbeelding 9: Fasering ontwikkeling – noordelijk en zuidelijk deel Hembrug.

Door de grote verschillen tussen het noordelijk en zuidelijk deel qua milieueffecten en de belangen van stakeholders is fasering in juridisch planologische zin wenselijk. Er is meer tijd en ruimte (nodig) voor dialoog over de planvorming in het zuidelijk deel met de bewoners en bestaande (haven)bedrijven. Parallel hieraan kunnen de plannen voor het noordelijk deel al worden uitgewerkt. Het Masterplan voor Hembrug borgt de integraliteit en samenhang tussen de afzonderlijke delen. De samenhang tussen de verschillende planuitwerkingen en de fasering van de plannen. Het merendeel van de woningen wordt in het noordelijk deel en aan de westrand van het terrein gesitueerd. De milieubelasting (geluid, geur en stof) in het noordelijk deel is (relatief) lager en de parkeerbehoefte als gevolg van de nieuwbouw kan direct aan de (west)rand bij de hoofdentree worden opgevangen. Het woonprogramma wordt hoofdzakelijk in de nieuwbouw gerealiseerd. De wens is om in principe alle bestaande, veelal industriële, gebouwen en hallen (niet monumentaal) te behouden omwille van hun schoonheid en in te zetten voor diverse niet-woonfuncties zoals (buurt)voorzieningen, kunst en cultuur, co working, onderwijs etc..

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0011.png"

Afbeelding 10: Stedenbouwkundig hoofdprincipe Hembrug

De ontwikkeling van de nieuwbouw verloopt in grote lijnen van noord-west naar zuid-oost. Het noordelijk deel en de westrand worden planmatig opgezet en gerealiseerd. De nieuwbouw in het zuid-oost deel wordt eerder projectmatig opgezet en stedenbouwkundig ingepast ('acupunctuuringrepen'), bijvoorbeeld voor een hotelfunctie van Taets. De openbare ruimte wordt gefaseerd opgepakt en kent gradaties van ingrepen, van bijna niets doen tot grotere ingrepen. De grotere ingrepen in de openbare ruimte volgen de nieuwbouw. Elke tussenfase in de ontwikkeling levert een goed (voorlopig) 'eindbeeld' op. Het Masterplan Hembrug schetst heel bewust geen eindbeeld. Dit is een belangrijk gegeven voor de ontwikkelstrategie voor Hembrug: hoewel het Masterplan is geworteld in het gemeentelijk kader (Nota van Uitgangspunten, Gebiedspaspoorten etc.) en een kader biedt voor stedenbouw, landschap, programma, beeldkwaliteit etc. is het ook adaptief en flexibel. Dat is nodig omdat een gebiedsontwikkeling zoals dat van Hembrug makkelijk 10 jaar of meer in beslag kan nemen. Door adaptief en flexibel te zijn, bieden we de komende jaren ruimte aan onverwachte inzichten, (externe) invloeden en ideeën die de (her) ontwikkeling van Hembrug kunnen verrijken. Het plan is adaptief maar de belangrijkste hoofdlijnen zijn vastgelegd in een vast raamwerk (zie afbeelding 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0012.png"

Afbeelding 11: adaptief plan in vast raamwerk Hembrug.

De ruimtelijke visie in het Masterplan is opgebouwd uit zeven principes:

  • Groen, geheim, iconisch en herkenbaar.
  • Een uitnodigende collectieve openbare ruimte.
  • Hembrug beter bereikbaar; voetgangers en fietsers krijgen de ruimte.
  • Prettig leven, wonen en werken.
  • Gemengd programma met wonen, werken, recreëren, kunst en cultuur en natuur.
  • Nieuwe eigentijdse gebouwen versterken de bestaande collectie.
  • Een duurzame ontwikkeling.

De belangrijkste thema's in de (her)ontwikkeling van het Hembrugterrein zijn landschap, openbare ruimte, programma, mobiliteit, geluid, stedenbouw en duurzaamheid. Het zoeken naar de juiste balans tussen het behouden en koesteren van het oude en het toevoegen van het nieuwe is daarbij essentieel. En dit allemaal in harmonie en met respect voor de omgeving en de gebruikers, (bestaande ondernemers en bewoners op en rondom Hembrug. Per thema is de essentie en zijn de ontwerpprincipes toegelicht in het Masterplan voor Hembrug.

Het totaalprogramma voor de herontwikkeling van het Hembrugterrein is vastgeklikt op 180.000 m² bvo. Dit is onder meer vastgelegd in de Nota van Uitgangspunten (inclusief herziening) en de Anterieure overeenkomst uit 2018. Van deze 180.000 m² bvo mag maximaal 120.000 m² ten behoeve van de functie wonen worden ingezet en minimaal 60.000 m² niet wonen. Er mag dus minder wonen worden gerealiseerd en meer niet-wonen maar niet andersom. In de vastgestelde Anterieure Overeenkomst is opgenomen dat minimaal 20% van het aantal gerealiseerde woningen een sociale huurwoning dient te zijn. In deze overeenkomst zijn geen verdere eisen aan het woonprogramma gesteld.

Het merendeel (minimaal 80.000 m² bvo) van het woonprogramma wordt bij voorkeur in het noordelijk deel van Hembrug gerealiseerd. Dit betekent dat voor het zuidelijk deel de rest van de 120.000 m² BVO voor wonen over blijft, dus ca. 40.000 m² bvo. De Gebiedspaspoorten bieden deze mogelijkheid: “Het toekomstbeeld van het Hembrugterrein is niet vastomlijnd en zal op een organische manier vorm krijgen. Er wordt gestreefd naar een 'toelatingsbeleid', waarbij alles kan, zolang het past bij de eigenheid van het gebied en een versterking voor de ruimtelijke kwaliteit biedt (architectuur, openbare ruimte, stedenbouwkundige samenhang van de deelgebieden)” (p.26). “Een van de belangrijkste uitgangspunten voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein is de borging van de samenhang. De samenhang van gebouwen, bestaand groen, de terreininrichting en de ruimtelijke opbouw van het gebied is van een bepalende betekenis voor de kwaliteit van het Hembrugterrein – zowel nu als in de toekomst” (p. 28). Aan deze voorwaarden wordt voldaan op basis van het Masterplan Hembrug. De exacte uitwerking en borging hiervan heeft plaatsgevonden in een stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. Dit plan is vastgesteld en vormt de kwalitatieve onderlegger voor het bestemmingsplan voor het noordelijk deel.

Het woonprogramma zoals in het Masterplan Hembrug gepresenteerd voorziet in een gedifferentieerd woningaanbod (overwegend gestapeld) waarin naast de sociale huurwoningen ook andere typen (vrije sector) huur- en koopwoningen worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de gemeente Zaanstad een ontwikkelrecht voor 4.000 m² bvo voor een (basis)schoolvoorziening en 1.000 m² bvo voor maatschappelijke en niet commerciële voorzieningen zoals een buurthuis en/of sporthal/gymzaal.

Op het Hembrugterrein zijn succesvolle, innovatieve ondernemers, kunstenaars en bedrijven gehuisvest. Deze ondernemers en kunstenaars hebben geholpen Hembrug op de kaart te zetten. Een aantal bedrijven heeft gebrek aan werkruimte, mede door het succesvol ondernemen, en wil uit- of inbreiden of op het terrein verhuizen. Het zou mooi zijn als deze behoefte kan worden ingevuld, eventueel in de (nog) leegstaande gebouwen. Daarnaast blijft er ruimte voor startende en in het bijzonder duurzame ondernemers, co-working en sociaal-maatschappelijke initiatieven. Het ondernemen en in het bijzonder het produceren moet zich verhouden tot de woonfunctie op het terrein.

Participatieproces

Dit Masterplan is mede op basis van input vanuit de omgeving tot stand gekomen. In het najaar van 2020 was het Masterplan Hembrug in concept gereed en is het voorgelegd aan de bewoners en ondernemers op Hembrug, de omwonenden (Havenbuurt), de bedrijven op en rondom het terrein (Taets, Zuiderhout, Achtersluispolder en Westpoort), ORAM, de Port of Amsterdam en andere geïnteresseerden. Op verschillende momenten en via verschillende kanalen kon worden gereageerd op het Masterplan. Het voornaamste doel was het verrijken van het Masterplan. Dit proces is beschreven door bureau Kickstad in de rapportage 'participatieproces concept Masterplan Hembrug' van november 2020. In deze rapportage is vastgelegd op welke manieren de belanghebbenden zijn geconsulteerd en wat er uit de participatierondes en enquêtes is opgehaald. Daarnaast is aangegeven wat met de input is gedaan. Sommige opmerkingen of zorgen konden meegenomen worden in het Masterplan, andere worden meegenomen in het vervolgtraject, bijvoorbeeld in het stedenbouwkundige plan, het plan voor de openbare ruimte, het inrichtingsplan voor het bos, etc.. Hoe verder in de tijd, hoe concreter de planvorming wordt. Veel opmerkingen hadden te maken met onderwerpen die in een concreter stadium toegepast kunnen worden.

Bedrijven Westpoort en Havenbedrijf Amsterdam

Na de uitspraak van de Raad van State is contact gezocht met de bedrijven in Westpoort, ORAM en de Port of Amsterdam om te onderzoeken of er een gezamenlijk beeld kon worden geschetst van de ontwikkeling op het Hembrugterrein. Inmiddels zijn periodieke overleggen waarbij Hembrug Zaandam B.V., de bedrijven in Westpoort, Port of Amsterdam, ORAM en de gemeente Zaanstad van gedachten wisselen en via inhoudelijke presentaties informatie delen. Uit deze gesprekken is gebleken dat het grootste belang van de bedrijven ligt in het voorkomen van mogelijke beperkingen van hun bedrijfsvoering door woningbouw en het voorkomen van een toename in klachten van (toekomstige) bewoners.

Voorafgaand aan vaststelling van het Masterplan Hembrug is in februari 2021 de laatste reactie op het voornoemd plan en de zonering ontvangen van negen omliggende bedrijven in Westpoort (Amsterdam Logistic Cityhub, Albeton, Beelen, Van Egmond Potgrond, Elementis, OBA Bulk Terminal, Renewi, Vattenfall en VTTI). Ook de Port of Amsterdam heeft gereageerd op het Masterplan Hembrug. In hun reactie gaven de bedrijven aan dat zij op dat moment nog niet onvoorwaardelijk akkoord konden gaan met het Masterplan Hembrug maar dat een gezoneerde uitvoering van de ontwikkeling op het Hembrugterrein een oplossing kan zijn voor alle belanghebbenden. Dit is wel expliciet afhankelijk gesteld van de nadere uitwerking in stedenbouwkundige plannen omdat pas dan de precieze milieueffecten op de bebouwing zichtbaar worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0013.png"

Afbeelding 12:bedrijvigheid in omgeving Hembrug.

De zonering die is besproken met de bedrijven gaat iets verder dan enkel de knip in een noordelijk en zuidelijk deel van het Hembrugterrein. Het zuidelijk deel wordt hierin onderverdeeld in een midden- en zuidzone. Verkend wordt of deze nadere opsplitsing van het terrein met in de zuidzone (lees: de rand van het Hembrugterrein aan het Noordzeekanaal) geen woonfuncties mogelijk is. De bedrijven stellen voor om onder voorwaarden in een gezamenlijk proces en stappenplan de nadere uitwerking van de ontwikkeling van het Hembrugterrein vorm te geven. Het voorstel van de bedrijven en het Havenbedrijf is positief ontvangen en samen met Hembrug Zaandam B.V. is vervolg gegeven aan een gezamenlijk te verkennen stappenplan en proces. De producten die genoemd worden in de procesbeschrijving die is opgenomen bij het Masterplan Hembrug vormen daarbij belangrijke onderwerpen van gesprek.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De in het Masterplan Hembrug geformuleerde ambities, doelen en beoogde herontwikkeling van het Hembrugterrein in ruimtelijke, landschappelijke en programmatische zin vormen het kader voor de nadere uitwerking in de vorm van kaderplannen zoals een mobiliteitsplan, een beeldkwaliteitsplan en een masterplan openbare ruimte voor deelgebieden, te beginnen met een stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel van Hembrug.

2.2.6 Kernkwaliteiten en richtlijnen Hembrugbos

Samenvatting

Het Hembrugbos (ca. 18 ha.), midden op het Hembrugterrein is een belangrijke identiteitsdrager voor Hembrug. Door de afsluiting van het bos heeft het jaren lang zijn gang kunnen gaan en heeft dit mede gezorgd voor een uniek en ecologisch waardevol bos in de Zaanstreek. Door de verschillende karakters is het bos opgesplitst in twee typologieën (het Naoorlogse bos en het Kleibos). Het bos is in 2020 in eigendom overgegaan van het Rijksvastgoedbedrijf naar de gemeente Zaanstad. De gemeente heeft in 2020 een startdocument voor het Hembrugbos opgesteld. Voor allebei de bostypen zijn kernkwaliteiten en richtlijnen opgesteld. Deze vinden hun basis in de vastgestelde Nota van Uitgangspunten, Beleidslijnen en Gebiedspaspoorten.

In het startdocument worden de kernkwaliteiten geschetst die het Hembrugbos zo kenmerkend en uniek maakt op het gebied van cultuurhistorie, beleving en ruimtelijke kwaliteiten. Op basis van de beschreven kernkwaliteiten zijn richtlijnen opgesteld voor ontwerp, beheer en gebruik. Hiermee zijn beargumenteerd de kaders gesteld over hoe de gemeente Zaanstad om wenst te gaan met het bos.

Uitgangspunt van het Kleibos is dat ter bescherming van de natuurwaarden terughoudend wordt omgegaan met de toegankelijkheid van het bos. De richtlijnen voor het Kleibos zijn:

  • Koesteren en versterken van unieke militaire ensemble.
  • Versterken ruimtelijke verbinding. Geen ruimte voor nieuwe functionele verbindingen.
  • Versterken ecologische waarden door aanplant struiklaag.
  • Behouden en versterken van de diversiteit in bostypologieën.
  • Benutten ecologische potenties aarden wallen.
  • Behouden en versterken van het overwoekerende karakter van het gebied.

De richtlijnen voor het Naoorlogse bos zijn:

  • Versterken ruimtelijke beleving van het bos op de open plek.
  • Ruimte voor losse elementen (folies) in een totaalbos.
  • Versterken diffuse randen van het bos bij ontwikkelingen buiten het bos.
  • Versterken ecologische en belevingswaarde bos.
  • Behouden verbindingen buitenom via bestaande wegenstructuur.

Participatieproces

Ten aanzien van het startdocument Kernkwaliteiten en richtlijnen Hembrugbos is geen participatieproces doorlopen. Deze zal starten vanaf de visievorming. Dan worden er keuzes gemaakt die te maken hebben met inrichting en beheer. Dit startdocument is gebaseerd op reeds vastgesteld beleid waar eerder al participatie over heeft plaatsgevonden.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De in het startdocument beschreven kernkwaliteiten en richtlijnen vormen de basis voor de verdere visievorming en het ontwerp van het Hembrugbos.

2.2.7 Zaans Mobiliteitsplan

Samenvatting 

In september 2021 is het Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Met het ZMP zijn de kaders voor het mobiliteitsbeleid in de periode 2020 – 2040 uitgezet. Het ZMP verwoordt de noodzaak van een mobiliteitstransitie naar meer gebruik van fiets en openbaar vervoer, efficiënte logistiek en elektrificatie van het wagenpark. Het ZMP is opgehangen aan twaalf hoofdkeuzen. Eén van de keuzen betreft het werken met een zonering naar gebiedstypen, passend bij de verscheidenheid van Zaanstad. In het ZMP is het Hembrugterrein ingedeeld in het Noordzeekanaalgebied. Voor dit deelgebied wordt een aantal maatregelen voorgesteld die veelal betrekking hebben op het verbeteren van de bereikbaarheid en het optimaliseren van de doorstroom, zoals het vergroten en optimaliseren van de capaciteit van de Thorbeckeweg, het duurzaam verbinden met Amsterdam Noord door middel van een HOV-as en goede snelfietsroutes tussen Zaandam en Amsterdam. Hierbij is rekening gehouden met de transformatie van het Hembrugterrein en, op langere termijn, de Achtersluispolder naar een gemengd woon-werkgebied. Het ZMP vertaalt zich ook door in de mogelijkheid tot het afwijken van het parkeerbeleid. Het Hembrugterrein is in het ZMP aangeduid als B-Plus zone wat betekent dat de fietser een belangrijke rol vervult en alternatieven voor de auto op orde zijn. Daarnaast benadrukt het ZMP het belang van onder andere mobiliteitshubs, deelmobiliteit en het aanzetten tot ander mobiliteitsgedrag (o.a. met gericht parkeerbeleid bij gebiedsontwikkelingen).

Participatieproces

Het ZMP is in zorgvuldig overleg met belanghebbenden samengesteld. Er heeft een breed spectrum van aan belanghebbenden, zoals ondernemersverenigingen, Fietsersbond, GGD, logistieke organisaties, NS en andere overheden gedurende het proces meegedacht in ronde tafelgesprekken. Daarnaast zijn aparte sessies georganiseerd, bijvoorbeeld over het fietsnetwerk en de stadslogistiek samen met de relevante belanghebbenden. Tot slot hebben alle inwoners en ondernemers hun bijdrage kunnen leveren via een enquête over mobiliteit.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De in het ZMP geformuleerde kaders voor het mobiliteitsbeleid in de periode 2020 – 2040 vormen de grondslag voor de nadere uitwerking in de vorm van een mobiliteitsplan voor het Hembrugterrein.

2.2.8 Mobiliteitsplan Hembrug

Samenvatting 

Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Hembrug e.o.' (2018/860) is tijdens de raadsbehandeling op 15 februari 2018 een Motie aangenomen; 'Motie 1: Plan van bereikbaarheid/ mobiliteit voor het Hembrugterrein'. In deze motie wordt gevraagd om bij de ontwikkeling van het Hembrugterrein, waarbij er een flinke toename van bewoners en bezoekers wordt verwacht, zoveel mogelijk in te zetten op onder meer een duurzame verbetering van het OV, het verbeteren van de fiets- en wandelverbindingen, het toepassen van innovatieve (vervoers)concepten, het parkeren zoveel mogelijk uit het zicht en het verkennen van het parkeerregime om zo de parkeerdruk te verminderen. Ondanks de vernietiging van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Hembrug e.o.' is de ambitie zoals benoemd in de motie blijven bestaan.

Het Mobiliteitsplan Hembrug dient als integraal en overkoepelende plan van aanpak om stapsgewijs tot een duurzame transitie van de huidige en toekomstige mobiliteitsstromen naar en op het Hembrugterrein te komen, waarmee tevens uitvoering wordt gegeven aan voornoemde motie. Het mobiliteitsplan is een uitwerking van het Masterplan Hembrug en sluit ook aan bij de ambities zoals geformuleerd voor het Hembrugterrein in het Zaans Mobiliteitsplan 2040.

Het mobiliteitsplan voor Hembrug geeft antwoord op de vraag hoe de bereikbaarheid van het Hembrugterrein kan worden verbeterd en de modal split (vervoerwijzekeuze) kan worden gewijzigd. Het Hembrugterrein is op dit moment (vrijwel uitsluitend) aantrekkelijk voor auto- en fietsverkeer. Het mobiliteitsplan richt zich op:

  • Het nader in beeld brengen van de huidige mobiliteit op/naar Hembrug en daarbij het signaleren van opgaven c.q. knelpunten;
  • Het formuleren van een breed, samenhangend pakket aan mobiliteitsmaatregelen voor het Hembrugterrein;
  • Het definiëren van een routekaart waarin mobiliteitsmaatregelen en bijbehorende uitvoeringsprojecten zijn gekoppeld aan de (gefaseerde) ontwikkeling van het Hembrugterrein;
  • Het vastleggen van randvoorwaarden en uitgangspunten voor de verdere planuitwerkingen.

Het mobiliteitspakket voor Hembrug bestaat uit twaalf maatregelen. Deze zijn op basis van de inventarisatie van de huidige situatie op en rondom het Hembrugterrein aan de hand van de pijlers 'bereikbaarheid, infrastructuur en parkeren' geformuleerd. Tot de mobiliteitsmaatregelen worden onder en meer gerekend het stimuleren van lopen en fietsen, het verbeteren van openbaar vervoer, het invoeren van parkeerregulering en betaald parkeren, het aanbieden van deelmobiliteit, een sturend parkeerbeleid, monitoring en opvang van parkeerdruk bij grote (publieks)evenementen. Naar verwachting zal, door de implementatie van deze maatregelen samen, het aantal verplaatsingen met de auto met ca. 20% kunnen afnemen ten opzichte van de huidige modal split en het aantal verplaatsingen per fiets, voet en openbaar vervoer toenemen. De maatregelen beogen vooral stapsgewijs en parallel aan de ontwikkeling van het Hembrugterrein aan te zetten tot een meer duurzame vervoerswijze keuze van (toekomstige) bewoners, ondernemers en bezoekers op het Hembrugterrein.

Participatieproces

Voor het opstellen van het Mobiliteitsplan is met grote regelmaat afstemming gezocht met de gemeente Zaanstad, de Vervoerregio Amsterdam, ondernemers op het terrein en andere geïnteresseerden. De grotere (zittende en toekomstige) ondernemers op het terrein zijn specifiek gevraagd te reageren op het Mobiliteitsplan. Amerborgh (Het Hem) geeft aan graag een forse bespoediging van een aantal van de voorgestelde mobiliteitsmaatregelen te verwelkomen, met name als het gaat om de rechtstreekse verbinding over water naar Amsterdam CS. Ook LIFE World (onderdeel van Hembrug Zaandam B.V. wie een groot deel van de kunstprogrammering op het terrein gaat uitvoeren) juicht het toe wanneer deze vervoersoptie meer prioriteit krijgt. Taets juicht het met het Mobiliteitsplan beoogde doel om de mobiliteit op het Hembrugterrein te verbeteren toe en ziet goede kansen voor de voorgestelde mobiliteitsmaatregelen. Tegelijkertijd vraagt Taets aandacht voor het feit dat hij als bestaande ondernemer niet mag worden belemmerd in zijn bestaande bedrijfsvoering voor wat betreft parkeren en bereikbaarheid. Een meer uitgebreide beschrijving van de participatieaanpak en opbrengst is terug te vinden in de Participatierapportage Hembrugterrein (Kickstad, 2021).

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

Het Mobiliteitsplan Hembrug is in procedure voor vaststelling door de gemeenteraad in 2022. Op 12 juli 2022 heeft het college van B&W ingestemd met dit plan. Na vaststelling door de gemeenteraad vormt het mobiliteitsplan het kader voor de planuitwerking en de basis voor het implementatieproces van diverse mobiliteitsmaatregelen voor het Hembrugterrein.

2.2.9 Beeldkwaliteitsplan Hembrugterrein

Samenvatting 

De welstandsnota van de gemeente Zaanstad is voor wat betreft het Hembrugterrein aangevuld met de Beleidslijn Gebiedskwaliteit. In deze beleidslijn zijn voor het Hembrugterrein de criteria en uitgangspunten voor de gebiedskwaliteit (welstand) en de buitenruimte geformuleerd inclusief reclamerichtlijnen. Dit beeldkwaliteitsplan voor Hembrug is opgesteld als nieuw aanvullend beoordelingskader met welstandscriteria. Dit plan geldt zowel voor de ontwikkelings- als beheerfase voor het Hembrugterrein (zie Bijlage 3).

Het beeldkwaliteitsplan wordt als onderdeel van de welstandsnota conform artikel 12a van de Woningwet vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. De algemene criteria en de criteria voor excessen uit de welstandsnota blijven van toepassing. Bij de vaststelling van dit beeldkwaliteitsplan als welstandsbeleid voor het Hembrugterrein wordt de beleidslijn Gebiedskwaliteit ingetrokken. De (reeds bestaande) Gebiedspaspoorten dienen bij de planbeoordeling waar nodig voor nadere duiding c.q. interpretatie van het beeldkwaliteitsplan. Bij mogelijke strijdigheden is het beeldkwaliteitsplan doorslaggevend vanwege voortschrijdend inzicht.

Het beeldkwaliteitsplan beschrijft op basis van vier kernwaarden de essenties en bijbehorende ontwerpprincipes van de gewenste beeldkwaliteit voor het Hembrugterrein, zowel voor de inrichting van de buitenruimte, de nieuwbouw als de bestaande, veelal monumentale, gebouwen. Zo worden de gebouwontwerpen op basis van dit plan beoordeeld door de gemeente Zaanstad en dient het plan samen met de Gebiedspaspoorten als leidraad voor architecten, vormgevers en opdrachtgevers om gebouwen te ontwerpen die goed aansluiten bij de Hembrugse Look & Feel.

Onderstaand overzicht geeft in hoofdlijnen de essenties weer voor de buitenruimte en de nieuwbouw en bestaande gebouwen samen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0016.png"

Afbeelding 13: overzicht essenties beeldkwaliteit Hembrugterrein.

In de vroege fasen van de planvorming vindt de kwaliteitsbeoordeling voor het Hembrugterrein plaats in het kwaliteitsteam 'Supervisie Zaandam MAAK Zuid'. Het kwaliteitsteam beoordeelt planontwikkelingen op basis van genoemde kaders. In de vergunningsfase wordt de eindbeoordeling met betrekking tot welstand en monumenten uitgevoerd door de adviescommissie Welstand en Monumenten Zaanstad (AWMZ) of zijn opvolger onder Omgevingswet (als bepaald in artikel 3.7 van de Fysieke Leefomgeving Zaanstad). Via het gemandateerde lid in het kwaliteitsteam is de AWMZ betrokken bij de advisering in de vroege ontwerpfasen. Bij de finale advisering neemt de AWMZ de uitgebrachte adviezen c.q. het adviesdossier uit het kwaliteitsteam 'Supervisie Zaandam Zuid' mee in de afweging.

Participatieproces

In oktober 2021 zijn bewoners en ondernemers op en rondom het Hembrugterrein geïnformeerd over en gevraagd om te reflecteren op de ideeën voor de beeldkwaliteit. Hiervoor zijn twee inloopavonden georganiseerd. Op basis van de verzamelde feedback komt het beeld naar voren dat de ontwerpprincipes aanslaan en er is vertrouwen dat de ontwerpprincipes bijdragen aan het behoud en versterking van de Hembrug Look & Feel. Er is wel een behoefte geuit om duurzaamheid (biodiversiteit, klimaat en energie) meer nadrukkelijk naar voren te laten komen in de beeldkwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan is hierop aangepast. Zie verder Participatierapportage Hembrugterrein (Kickstad, 2021).

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

Het beeldkwaliteitsplan is in procedure voor vaststelling door de gemeenteraad in 2022. Op 31 maart 2022 heeft het college van B&W ingestemd met het ontwerpplan en ter inzage gelegd. Na vaststelling door de gemeenteraad vormt het beeldkwaliteitsplan het toetsingskader voor de planuitwerking. Voor de buitenruimte geldt dat op basis van de ontwerpprincipes voor de beeldkwaliteit uit het beeldkwaliteitsplan voor het Hembrugterrein een masterplan voor de openbare ruimte (MOR) wordt opgesteld. De 'Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad' (WIORZ) is hierbij van belang, mede in relatie tot de overdracht van (delen van) de buitenruimte aan de gemeente Zaanstad en/of derden.

2.2.10 Visie Hembrugbos

Het Hembrugbos is onderdeel van het Hembrugterrein en sinds 2020 in eigendom bij de gemeente Zaanstad. De basis voor het opstellen van een visie voor het Hembrugbos wordt gevormd door het Masterplan Hembrug (Hembrug Zaandam B.V., 2021) en het kernkwaliteitendocument (gemeente, 2021) waarin de kernkwaliteiten van het Naoorlogse bos en het Plofbos staan beschreven, evenals richtlijnen voor de ontwikkeling. De Bosvisie Hembrug dient als eerste stap richting het inrichtings- en beheerplan voor het bos (zie Bijlage 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0017.png"

Afbeelding 14: het Hembrugbos.

Het Hembrugbos wordt in de toekomst openbare buitenruimte voor bewoners, omwonenden, ondernemers en bezoekers. Gelijktijdig met deze visie op het bos is een stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel gemaakt (zie paragraaf 2.3). Voor de borging van samenhang tussen deze planproducten is Strootman Landschapsarchitecten gevraagd voor het maken van de bosvisie aangezien dit bureau ook voor Hembrug Zaandam B.V. het landschapsontwerp en inrichting van de buitenruimte op Hembrug verzorgt.

De visie op de landschappelijke ontwikkeling van het Hembrugbos gaat uit van vier essenties:

  • Ontwikkel het Hembrugbos tot militair erfgoedbos. Het bos is uniek om zijn combinatie van een militair ensemble van leidingstraten, bliksemafleiders en vervreemdende gebouwen in een enigszins overwoekerde en mysterieuze ontoegankelijke setting;
  • Maak het bos (on)toegankelijk en boeiend. Het bos vervult in de toekomst een belangrijke rol als openbaar buitengebied voor bewoners en bezoekers. Tegelijkertijd ontleent het Hembrugbos zijn specifieke mysterieuze karakter aan het feit dat delen juist ontoegankelijk zijn;
  • Het Naoorlogse bos en Plofbos als stille boskern van een groter Hembrugbos. Het bos op Hembrug is niet beperkt tot het Naoorlogse bos en Plofbos, maar loopt verder tot aan de randen van het terrein in het noorden, en tot aan de Kop van de Kaap in het zuiden. Maak duidelijk dat dit het idee is;
  • Ontwikkel een ecologisch waardevol bos voor mensen, planten en dieren. In gemeente Zaanstad is niet veel bos. Het Hembrugbos ligt min of meer geïsoleerd, toch hebben allerlei soorten dieren het gebied in de loop der tijd weten te vinden.

Deze essenties zijn in de bosvisie verder uitgewerkt in kernwaarden en inrichtingsprincipes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0018.png"

Afbeelding 15: het Hembrugbos loopt tot aan de randen.

Participatieproces

In 2017 is een participatiebijeenkomst gehouden over het Hembrugbos. Ideeën en wensen van deze bijeenkomst zijn bekeken en waar mogelijk meegenomen in deze visie. Daarnaast is in december 2021 een digitale participatieavond gehouden door de gemeente Zaanstad. In deze digitale sessie is door middel van thema's gesproken over de invulling, het gebruik en de toegankelijkheid. Ook de input van die bijeenkomst is waar mogelijk meegenomen/aangepast in de visie op het Hembrugbos.

Toepasselijkheid voor dit bestemmingsplan

De toekomstvisie voor het Hembrugbos is in februari 2022 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. De visie op het Hembrugbos vormt input voor het bestemmingsplan van het noordelijk deel van Hembrug. Als vervolgstappen volgt een Masterplan openbare ruimte (MOR) en de uitwerking van het Hembrugbos.

2.3 Ambitie en ontwikkeling noordelijk deel

2.3.1 Opgave en ambities

In april 2021 heeft de gemeenteraad van Zaanstad het Masterplan Hembrug vastgesteld. Het Hembrugterrein is op basis van dit kaderplan verder uitgewerkt voor het noordelijk deel. BURA urbanism en Strootman Landschapsarchitecten hebben voor het noordelijk deel een stedenbouwkundig plan opgesteld (zie Bijlage 5). Dit plan betreft de uitwerking van het noordelijk deel van Hembrug voor onder meer het landschap, de openbare ruimte, het programma en de ruimtelijke inpassing hiervan. Het stedenbouwkundig plan illustreert hoe de identiteit en herkenbaarheid van het Hembrugterrein worden behouden en versterkt door de toevoeging van een nieuwe laag aan het DNA in de vorm van gebouwen en verblijfsplekken die bijdragen aan de kwaliteiten van Hembrug. Dit plan wordt gebruikt voor het maken van een bestemmingsplan voor het noordelijk deel en vormt het uitgangspunt voor de verdere planuitwerking in de vorm van gebouwontwerpen en inrichtingsplannen voor de openbare ruimte.

Hembrug wordt een gemengd terrein voor wonen, werken, kunst, cultuur, natuur en evenementen. Het terrein is door verschillende kwaliteiten en de uitstekende ligging in de metropoolregio Amsterdam een interessante woningbouwlocatie. Het Hembrugterrein grenst aan de zuid-, west- en oostzijde aan bestaande haven- en industrieterreinen, (Westpoort, Zuiderhout en Achtersluispolder) met de nodige milieueffecten (geluid, geur en stof) op de omgeving. De inpassing van het woonprogramma op het Hembrugterrein wordt om deze reden zorgvuldig en gewogen door HBZ en de gemeente Zaanstad tot stand gebracht, onder meer door het dialoog te voeren met de Port of Amsterdam, ORAM en de havenbedrijven van Westpoort.

Het noordelijk deel is ca. 26 ha. groot. Dit is inclusief het Hembrugbos (ca. 15 ha.). In het noordelijk deel (exclusief het bos) wordt het merendeel van de woonmeters gerealiseerd, te weten ca. 87.100 m² bruto vloeroppervlak (afgerond) in nieuwbouw en ca. 5.900 m² bruto vloeroppervlak (afgerond) in bestaande gebouwen. Het woonprogramma is bestemd voor verschillende doelgroepen. Er worden onder meer sociale huur (tenminste 20% van het totaal aantal woningen), vrije sector huur- en koopappartementen ontwikkeld en een beperkt aantal eengezinswoningen. Het woonprogramma in het noordelijk deel wordt verrijkt met andersoortig programma zoals (buurt)voorzieningen en werken.

Naast de ruimtelijke inpassing van het programma (en in bijzonder de hoogteaccenten) zijn behoud, uitbreiding en verrijking van het landschap en de (toekomstige) openbare ruimte, mobiliteit, natuur inclusiviteit, circulariteit, biodiversiteit, omgevingsaspecten (met name geluid, geur en stof) en energietransitie belangrijke thema's voor dit stedenbouwkundig plan. Zo zijn betere verbindingen voor voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer van belang om de verblijfskwaliteit in de buitenruimte op Hembrug te borgen en er voor te zorgen dat de auto niet de enige vervoerswijzekeuze blijft voor (toekomstige) bewoners, ondernemers en bezoekers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0019.png"

Afbeelding 16: het Noordelijk deel van Hembrug richting het zuidoosten.

Ambities noordelijk deel:

  • Het ontwikkelen van een plek waar het goed wonen, werken en verblijven is aangevuld met goede voorzieningen zoals een buurtsuper, openbaar vervoer en deelmobiliteit die zowel in ruimtelijke als programmatische zin de bestaande Hembrug look & feel versterken.
  • Het in stand houden en versterken van de sfeer, de identiteit en de herkenbaarheid van het Hembrugterrein, te weten de Hembrug look & feel. Dit komt terug in de afwisseling van gebouwvolumes, de architectuur en buitenruimte met veel toevallige niet aangeharkte tussenruimte en plek voor ontmoeting – de openbare ruimte is voor iedereen.
  • Het versterken van het landschap, het zoveel mogelijk behouden van bomen en groen en het (per saldo) toevoegen van bomen en het behouden en zo nodig (meer of wederom) herkenbaar maken van artefacten.
  • Het realiseren van het merendeel van het woonprogramma in het noordelijk deel (ca. 93.000 m² bruto vloeroppervlak afgerond) aangevuld met een aantal werkfuncties en voorzieningen (ca. 8.250 m² bruto vloeroppervlak afgerond). Hierin is meegerekend alle bestaande gebouwen, uitgezonderd het (beoogd) gebouwd parkeren in Gebouw 320. Ook het gebouwd parkeren voor het stallen van onder meer auto's en fietsen voor bewoners, gebruikers en bezoekers in de nieuwbouw wordt niet gerekend tot de m² bruto vloeroppervlak voor 'wonen' en 'niet-wonen functies'.
  • Het vergroten van de bereikbaarheid van het Hembrugterrein door het realiseren van meer en/of betere verbindingen voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer.
  • Het zorgvuldig inpassen en nader motiveren van (hogere) hoogteaccenten in het noordelijk deel in relatie tot behoud en kwalitatieve versterking van de openbare ruimte en het landschap.
  • Het maken van een milieu adaptief ontwerp voor de gebouwen/ensembles met als doel het woon- en leefklimaat op Hembrug te borgen en de milieueffecten van industriële (haven)activiteiten in de vorm van geluid-, geur- en/of stofhinder te verkleinen.
  • Voetgangers en fietsers in het noordelijk deel zijn hoofdgebruikers en de auto is te gast. Dit betekent onder meer dat het auto parkeren zoveel mogelijk wordt opgevangen in de westrand en bij voorkeur bij de hoofdentree van het Hembrugterrein en dat verder een fijnmazig netwerk van voet- en fietspaden voor recreatief gebruik wordt aangelegd om beweging en ontmoeting in de buitenlucht te stimuleren.
  • Het implementeren van maatregelen op het gebied van sociale duurzaamheid, klimaatadaptie, natuurinclusief bouwen, biodiversiteit en duurzame mobiliteit.
  • Het realiseren van één of meerdere collectief bodemwarmte/koude systemen (WKO) als alternatief voor gas voor de nieuwbouw.

2.3.2 Kernwaarden

Hembrug is een militair industriegebied met de kenmerken van een landgoed. Landschap en gebouwen hebben onderlinge relaties en versterken elkaar. Voor het testen van de munitie was een Plofbos nodig en voor de opslag aarden wallen. Het terrein werd gecamoufleerd met groen. Het bos is overal voelbaar. De nieuwe gebouwen in het noordelijk deel komen in dit bos te staan, en tussen de gebouwen door is het bos altijd zichtbaar. De randen van het terrein worden ingericht met beplanting zodat het terrein van buitenaf een groene eenheid is: een industrieel landgoed. De samenhang zit in de gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte. Aan de rijke historie van het Hembrugterrein wordt een nieuwe laag toegevoegd door het principe van het mozaïek verder uit te bouwen naar het noordelijk deel.

Het cultuurhistorische erfgoed bepaalt de identiteit van het Hembrugterrein. Doel is om het erfgoed in principe te behouden omdat het waarde heeft, ook voor de toekomst. In het noordelijk deel gaat het voornamelijk om artefacten zoals de grondwallen tussen de Enclave en langs het Verloren Spoor, de (voormalige) schietbaan in het bos, het Verloren Spoor als structuurlijn en diverse zichtlijnen op basis van cultuurhistorische waarde stellingen. Dit erfgoed wordt behouden en waar nodig versterkt. Aan het erfgoed worden nieuwe lagen van architectuur en openbare ruimte toegevoegd. De nieuwe gebouwen versterken de gevarieerde collectie van bestaande gebouwen op Hembrug op eigentijdse wijze en houden de collectie divers én in balans. Gebouwen van verschillende maat en schaal staan als een verzameling solitairen in een 'dragend' en overwegend groen landschap. En de historische structuren zoals het Verloren Spoor, het bos etc. worden aangezet en krijgen een nieuwe betekenis voor de toekomst.

Het contrast tussen het dichte bos en het open water staat symbool voor de afgesloten militaire enclave en de verbondenheid met de omgeving. De locatie ligt te midden van de (haven)industrie. Dit gegeven bepaalt de charme maar geeft ook geluid, geur-, stof- en/of lichthinder. In het noordelijk deel overheerst het vogelgefluit. Het vormt daarmee de tegenhanger van het meer dynamisch zuidelijke deel waar activiteiten voor reuring zorgen. Het bosgebied in het noordelijk deel wordt gekoesterd en zal voor bewoners en gebruikers een plek worden om de natuurwaarde te ervaren en tot rust te komen. De natuurwaarde en sfeer van het bos zijn dominant. De voorzieningen in het noordelijk deel zijn relatief bescheiden in omvang en/of ondergeschikt aan de woonfunctie, op buurtniveau en worden dicht bij de hoofdentree gesitueerd. De auto's zijn te gast en bezoekers worden bij de hoofdentree en aan de zuidwestrand opgevangen. De buitenruimte is doorwaadbaar, openbaar en biedt de mogelijkheid voor het maken van ommetjes door het noordelijk deel van Hembrug en paden sluiten aan op bestaande netwerkstructuren voor lopen en fietsen buiten het terrein.

Het Hembrugterrein is altijd een spannend, geheimzinnig gebied geweest, waar experimenten en testen werden uitgevoerd en vreemde geluiden uit het bos kwamen. Nu is het terrein grotendeels opengesteld maar het spannende is nog voelbaar. In het noordelijk deel valt veel te ontdekken en beleven. Het bos zal op bewoners en bezoekers een grote aantrekkingskracht blijven uitoefenen, zeker het Kleibos met de bunkers. De inrichting van de openbare ruimte met onder meer pleintjes en een fijnmazig netwerk voor langzaam verkeer zal bewoners en gebruikers stimuleren om naar buiten te gaan. Zeker wanneer de privé-buitenruimte voor bewoners relatief klein is (balkons of privé gevelstrook van 1,5 meter netto). Het naar buiten gaan, draagt bij aan ontmoeting en levert verrassende verblijfsplekken op zoals het Hemburgterrein als geheel een verrassende en boeiende plek is.

2.3.3 Programma

Hembrug heeft de potentie om veel mensen op het terrein te laten werken, wonen, creëren, bezoeken en verblijven. Levendigheid betekent bij uitstek functiemenging. De verhouding tussen werken en wonen verschilt per deelgebied op Hembrug. De woonfunctie domineert in het noordelijk deel van het terrein en wordt overwegend in de nieuwbouw gerealiseerd. In het noordelijk deel wordt circa 93.000 van de 120.000 m² bvo (omgerekend ca. 77%) gerealiseerd. Hierin zijn alle bestaande gebouwen in het noordelijk deel meegerekend. Het overgrote deel van de vierkante meters 'wonen' wordt in de nieuwbouw gerealiseerd. In een aantal bestaande gebouwen in het noordelijk deel is of wordt de functie 'wonen' (volledig of gedeeltelijk) mogelijk gemaakt. Dit geldt voor de Enclave gebouwen, Gebouw 281 ('de Garage'), Gebouw 706 (L5) en Gebouw 217. De woonbestemming voor de Enclave gebouwen is in 2021 onherroepelijk geworden. Op basis hiervan gaat een collectieve opdrachtgeversgroep, samengesteld uit 26 huishoudens, in de loop van 2022 in deze gebouwen wonen en werken. Het 'wonen' in het noordelijk deel wordt aangevuld met andere functies zoals een buurtsuper en werkruimtes in zowel bestaande gebouwen als de nieuwbouw. In totaal gaat het om ca 8.250 m² bvo voor 'niet-wonen'. Het gebouwd parkeren voor het stallen van onder meer auto's en fietsen voor bewoners, gebruikers en bezoekers in de nieuwbouw en bestaande gebouwen wordt niet gerekend tot de m² bruto vloeroppervlak voor 'wonen' en 'niet-wonen functies'.

Het noordelijk deel van Hembrug is voor een brede doelgroep bereikbaar om te gaan wonen. Er geldt op basis van de Anterieure Overeenkomst de verplichting om 20% van het aantal woningen in het noordelijk deel in de sociale huur te realiseren. Er loopt een haalbaarheidsstudie voor een woon-/zorgconcept in het noordelijk deel voor mensen met en zonder zorgbehoefte. In dit kader worden ook (zorg)appartementen in het betaalbare segment aangeboden. De ruimtelijke inpassing van dit concept is voorlopig meegenomen in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. En verder worden woningen gerealiseerd in de vrije sector huur en/of -koop, overwegend in appartementen en een klein deel in eengezinswoningen. De verdeling tussen voornoemde segmenten is nog niet bepaald. Het precieze aantal woningen in het noordelijk deel staat om voornoemde redenen nog niet vast. De bandbreedte komt neer op circa 1.050 tot 1.130 woningen.

Het werken in het noordelijk deel is al gevestigd in een aantal bestaande gebouwen, gelegen in een strook ten zuiden van het Hembrugbos en nabij de hoofdentree van Hembrug. Verder wordt de functie 'werken' mogelijk gemaakt in de Enclave gebouwen, Gebouw 281 ('De Garage') en in een paar nieuwbouw paviljoens, gesitueerd tussen de bestaande grondwallen aan het Verloren Spoor. Hier stond in het verleden ook al bebouwing. Bij de hoofdentree van Hembrug wordt ruimte gereserveerd voor een buurtsuper (maximaal 500 m² winkelvloeroppervlak), aangevuld met een pick-uppoint voor pakketjes en dergelijke. Deze voorziening op Hembrug is van belang in relatie tot het beïnvloeden van de 'modal split' en draagt bij aan ontmoeting en community vorming op het terrein. Bij een mogelijk woon-/zorgconcept voor senioren, nabij de hoofentree van Hembrug, worden voorzieningen aangeboden om te voorzien in een groeiende behoefte aan zorg en comfort, gecombineerd met wonen. Deze voorzieningen worden niet uitsluitend aangeboden aan de bewoners maar zijn ook toegankelijk voor de (toekomstige) bewoners en gebruikers op het Hembrugterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0020.png"

Afbeelding 17: Duiding bouwvelden noordelijk deel en verdeling programma over velden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0021.png"

Afbeelding 18: Programma overzicht noordelijk deel.

Grootschalige evenementen niet zijn toegestaan in het noordelijk deel van het Hembrugterrein. Dergelijke evenementen zullen uitsluitend in het zuidelijk deel worden gehouden, dus buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

2.3.4 Ontwerpprincipes

Op Hembrug komt een nieuwe generatie gebouwen tot stand, herkenbaar als onderdeel van het ensemble van het Hembrugterrein en passend bij het industriële karakter. Het Masterplan Hembrug, de Beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrug, de Gebiedspaspoorten en het mobiliteitsplan voor Hembrug vormen de basis voor de uitwerking van het noordelijk deel in dit stedenbouwkundig plan. Deze zijn vertaald in tien ontwerpprincipes. Deze principes geven richting aan de vormgeving van de nieuwbouw. De ontwerpprincipes zijn:

  • De nieuwbouw in de verschillende bouwvelden in het noordelijk deel wordt in een open structuur vormgegeven. De gebouwen staan zoveel mogelijk los van elkaar in een continu maaiveld.
  • De nieuwbouw verschilt in grootte en hoogte waardoor de bestaande unieke afwisseling c.q. mix in 'korrelgrootte' op Hembrug wordt doorgezet in het noordelijk deel.
  • De woonfunctie domineert in het noordelijk deel van het terrein en wordt overwegend in de nieuwbouw gerealiseerd.
  • De gebouwen zijn van wisselende hoogtes voor een aangenaam woon- en leefklimaat, een hoge verblijfskwaliteit in de openbare ruimte en ruimte voor groenbeleving op (lager gelegen) daken. De hoogtes zijn zichtbaar gevarieerd.
  • De afwisseling in hoogte van gebouwen wordt versterkt door voor een aantal nieuwe gebouwen, gelegen binnen een bouwveld, afwijkende dakvormen toe te passen. De maximale hoogte van de dakvorm, gemeten vanaf goothoogte is 2,5 meter.
  • Er ontstaan door de verschillende karakteristieken van de bouwvelden nieuwe buurtjes. Het gaat dan om de inrichting en maatvoering van stegen, straten en gebouwen. Soms staan de gebouwen relatief dicht op of bij elkaar, dan weer bewust verder van elkaar af om licht en ruimte te creëren.
  • De rooilijnen van gebouwen vallen binnen de gedefinieerde lijnen van de Gebiedspaspoorten. Eén uitzondering hierop vormen de rooilijnen van bouwvelden 9B en 1 aan de Provinciale weg. Deze mogen verspringen tot maximaal 5 meter naar buiten mits deze volledig in deze bouwvelden door een verspringing naar binnen worden gecompenseerd. Hierdoor ontstaat afwisseling in deze specifieke rooilijnen.
  • Elk bouwveld in het noordelijk deel beschikt over eigen kenmerken en bijzondere kwaliteiten, veelal ingegeven door de aanwezigheid van groen c.q. waardevolle bomen, de milieueffecten zoals industrielawaai, geluid van wegverkeer etc.. De nieuwbouw wordt locatie specifiek ingepast, onder meer in de keuze voor dichtheid, hoogte, positionering, oriëntatie en configuratie van de gebouwen in de bouwvelden.
  • De begane grond ('plint') van een gebouw (en zeker de hoofentree) vormt de schakel tussen het publieke en private domein en is hierdoor de aangewezen ontmoetingsplek. De plint van een gebouw heeft een hoogte van minimaal 3,3 meter (gemeten vanaf bovenkant vloer tot bovenkant vloer) en de hoofdentree is minimaal net zo hoog.
  • De binnenhoven en dektuinen van gebouwen zijn groen ingericht. Dit versterkt de woonkwaliteit, helpt hittestress voorkomen en zorgt voor meer waterretentie. De privé buitenruimtes, behorend bij de woningen gelegen aan de binnenhoven, zijn relatief beperkt in diepte, te weten: maximaal 1,5 meter gemeten vanaf de buitengevels.
  • Balkons, galerijen, loggia's en dergelijke van gebouwen worden geïntegreerd in de hoofdvorm en het architectonisch gebouwconcept. Deze voegen een nieuwe laag aan het DNA van Hembrug toe. Balkons, galerijen etc. mogen uitsteken mits deze de architectuur van het gebouw niet domineren. In het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van een zone van ca. 2 meter diep, gemeten vanaf de buitengevels rondom gebouwen, voor het realiseren van uitkragende balkons.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0022.png"

Afbeelding 19: Handschets verkavelingsopzet noordelijk deel Hembrug (BURA urbanism).

De ontwerpprincipes zijn sturend maar bieden binnen kaders nog ruimte. De ruimte c.q. flexibiliteit is in deze fase van de gebiedsontwikkeling nog belangrijk. Het programma voor de nieuwbouw staat nog niet vast. Hembrug Zaandam B.V. is in gesprek met potentiële afnemers (lees: beleggers en een woningcorporatie) over de aankoop van woningen in het noordelijk deel en ook de precieze programmaverdeling voor de vrije sector koop is nog niet vastgelegd. Ook zijn kleine aanpassingen c.q. verschuivingen in de opzet van gebouwen nog wenselijk (in afstand en/of afmetingen). Dit naar aanleiding van bijvoorbeeld de meetresultaten uit het geluidsonderzoek en/of op basis van de eerste ontwerpschetsen voor de nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0023.png"

Afbeelding 20: Inspiratiebeelden nieuwbouw noordelijk deel Hembrug.

2.3.5 Inpassing hoogteaccenten en hoger hoogteaccent

Het Masterplan Hembrug, de Beleidslijn Gebiedskwaliteit en de Gebiedspaspoorten vormen het kader voor de inpassing van de nieuwbouw en in het bijzonder de hoogteaccenten in het noordelijk deel. In het Masterplan Hembrug is uitvoerig ingegaan op de wijze waarop de hoogteaccenten kunnen worden ingepast op het terrein. Zo zijn er zoekgebieden geduid, hoogtes aangegeven, spelregels omschreven etc.. Op de raamwerkkaart in voornoemd masterplan zijn voor het noordelijk deel maximaal zes hoogteaccenten aangegeven met een hoogte tot maximaal 30 meter. Voor één van de hoogteaccenten kan worden onderzocht of een hoogte tot maximaal 45 meter mogelijk is. Dit zal wel moeten leiden tot extra kwaliteit voor de openbare ruimte.

De hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent vormen een nieuwe laag, verrijken de gebouwcollectie en versterken het daklandschap op het Hembrugterrein. Verspreid over het terrein steken de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent hier en daar boven de bomen uit zonder het beeld te domineren. De cultuurhistorische waarde van het Hembrugterrein en specifiek de identiteit van het Hembrugbos worden door de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent niet aangetast. Het bos blijft herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0024.png"

Afbeelding 21:Ontwerpprincipes hoogteaccenten Hembrug.

De hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent dragen bij aan de wisselende hoogtes van gebouwen. Dit zorgt voor meer lucht in het stedenbouwkundig plan en versterkt de 'coulisse werking'. Hogere en lagere gebouwen wisselen elkaar af en er ontstaan doorzichten door en in de bouwvelden. Ook wordt het woon- en leefklimaat meer aangenaam en divers en wordt een hoge(re) verblijfskwaliteit in de openbare ruimte bereikt. Er ontstaat meer ruimte voor groene met elkaar verbonden openbare pleinen en ruimte om de nieuwbouw in een bosachtige setting te maken. Deze kwaliteit is belangrijk voor de woon- en verblijfskwaliteit maar zorgt ook voor behoud en versterking van het bos aan de noordrand van het Hembrugterrein, in het verlengde van het Hembrugbos.

De hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent in het noordelijk deel zijn met name verdeeld over de west- en noordrand van het Hembrugterrein en daarbij deels omringd door bos en/of nieuwbouw. De accenten dragen in belangrijke mate bij aan de ambitie om het merendeel van de woningbouw in het noordelijk deel te realiseren. De milieueffecten (geluid-, geur- en stofhinder) van industrieterrein Westpoort nemen af naarmate de afstand tot de bronnen groter wordt. Het woningbouwprogramma in het zuidelijk deel wordt door de inpassing van zes hoogteaccenten in het noordelijk deel kleiner in omvang ('communicerende vaten') en valt beter in te passen tussen de bestaande, veelal monumentale, gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0025.png"

Afbeelding 22: Bouwhoogte hoogteaccenten noordelijk deel Hembrug.

Bij de inpassing van de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent is rekening gehouden met de bezonning op en privacy van aanliggende gebouwen (bestaand en nieuwbouw) en het maaiveld. De gevelafstand tussen de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent onderling én gerekend zonder aanbouw is minimaal 50 meter zodat er voldoende zonlichttoetreding mogelijk is op de verblijfsplekken in de openbare ruimte en clustering van hoogteaccenten wordt voorkomen.

De bezonningstudie wijst uit dat het meest dicht bij de Havenstraat gelegen hoogteaccent in bouwveld 9A in het voor- en najaar niet bijdraagt aan schaduwinval in de privétuinen van (een deel van) de woningen aan de Havenstraat. De bestaande bomen, grenzend aan de privétuinen van de bewoners, veroorzaken (zodra nieuw blad is ontstaan) reeds schaduwinval in een deel van de (relatief diepe) tuinen. Voor dit specifieke hoogteaccent is in tegenstelling tot de overige hoogteaccenten niet de maximale hoogte en footprint aangehouden. Deze hoogte is naar aanleiding van de reactie van een aantal bewoners in het participatieproces met twee lagen ingekort (zie afbeelding 23). De footprint is naar aanleiding van de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan verkleind van maximaal 1.000 naar 800 m² bvo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0026.jpg"

Afbeelding 23: Verkleining aantal bouwlagen hoogteaccent noordrand noordelijk deel Hembrug.

De hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent worden locatie specifiek ontworpen. Zo verschilt het architectonisch beeld van een hoogteaccent in een bosachtige omgeving van een hoogteaccent in een industrieel werklandschap. Verder sluiten de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent aan bij de direct aangrenzende gebouwen. In de ontwerpfase voor de nieuwbouw is zorg en aandacht nodig voor de architectonische vormgeving van de hoogteaccenten en het hogere hoogteaccent in het bijzonder (zie Beeldkwaliteitsplan Hembrug).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0028.png"

Afbeelding 24:Doorsnede noordrand, parallel aan de Den Uylweg (boven) en een uitsnede nabij de Havenstraat (onder - uitgaande van max. 25 meter).

Hogere hoogteaccent

Voor de inpassing van één hoogteaccent van maximaal 45 meter (14 lagen) in bouwveld 9B is een ontwerpstudie uitgevoerd. Bouwveld 9B (noordwestrand van Hembrug) ligt op relatief grote afstand van de bestaande woningen, gelegen aan de zuid- en oostzijde van Hembrug (Hemkade en Havenstraat e.o.) en wordt de meest stedelijke rand van het noordelijk deel van het Hembrugterrein. In dit bouwveld zijn twee hoogteaccenten mogelijk (zuid- en noordzijde). De locatie aan de zuidzijde, nabij de hoofdentree van Hembrug, heeft de voorkeur om als locatie te duiden voor het hogere hoogteaccent in dit bouwveld, mede om de (extra) woonmeters dicht bij de parkeervoorzieningen nabij de hoofdentree te faciliteren en daarmee het Verloren Spoor richting het noorden niet extra te belasten.

Uit de ontwerpstudie komt naar voren dat het hogere hoogteaccent in bouwveld 9B voor meer hiërarchie in het stedelijk mozaïek en aansluiting op het stedelijk weefsel zorgt, bijvoorbeeld met Achtersluispolder, gelegen ten oosten van Hembrug, waar in de toekomst een transformatie met hoogbouw wordt beoogd. Het hogere hoogteaccent maakt het ensemble af waardoor het een herkenbaar silhouet krijgt. De configuratie is interessanter en er ontstaat meer differentiatie in het woonprogramma. Verder verlaagt het de druk op de inpassing van het woonprogramma tussen c.q. dicht op de bestaande bedrijven in het zuidelijk deel van Hembrug. Bovendien resulteert het realiseren van een hoogteaccent van 45 meter in minder oppervlakteverlies aan groen en buitenruimte. In bouwveld 9B is hierdoor ruimte voor drie in plaats van twee openbare pleinen. Het mozaïek van pleinen en de doorwaadbare openbare ruimte als stedenbouwkundig concept worden hierdoor versterkt. Voor de bezonning geldt een zwaardere onderzoeksplicht.

Uit de bezonningstudie wordt duidelijk dat het hogere hoogteaccent met vier extra bouwlagen (vergeleken met de hoogteaccenten) niet leidt tot onevenredig minder zonlicht op het maaiveld. Eén ontwerpprincipe is voor het hogere hoogteaccent aangescherpt. De footprint van het hogere hoogteaccent is maximaal 800 m² bvo. Voor de overige hoogteaccenten geldt maximaal 1.000 m² bvo, uitgezonderd hoogteaccent '11b' in bouwveld 9A. De footprint van 11b is naar aanleiding van de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan voor het noordelijk deel teruggebracht tot maximaal 800 m² bvo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0029.png"

Afbeelding 25: Inpassing hoogteaccenten noordelijk deel Hembrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0030.png"

Afbeelding 26: inpassing hogere hoogteaccent noordwestrand en referentie voor beeldkwaliteit.

2.3.6 Milieu adaptief ontwerpen

Het Hembrugterrein grenst aan de zuid-, west- en oostzijde aan bestaande haven- en industrieterreinen, (Westpoort, Zuiderhout en Achtersluispolder) met de nodige milieueffecten (geluid, geur en stof) op de omgeving. Dit geldt ook voor de aangrenzende verkeerswegen (Provinciale weg en de Den Uylweg). De inpassing van het totale woonprogramma op het Hembrugterrein is om deze reden zorgvuldig en gewogen tot stand gebracht, mede op basis van milieu adaptief ontwerpen. De basis hiervoor is gelegd in het Masterplan Hembrug met onder meer de ambitie om het merendeel van het totale woonprogramma in het noordelijk deel van het Hembrugterrein te situeren, op grote(re) afstand van de bronnen die voor geluid-, stank- en stofhinder kunnen zorgen voor (toekomstige) bewoners en gebruikers op Hembrug.

In het noordelijk deel van Hembrug is de geluidbelasting in verhouding tot het zuidelijk deel minder (complex). Aan de randen is de geluidbelasting het hoogst. Het wegverkeerslawaai van de Provinciale weg en de Den Uylweg neemt snel af naar het midden van het gebied maar de geluidsinvloed van de industrie, gelegen aan drie zijden van Hembrug, blijft tot in het noordelijk deel merkbaar. Het geluid van industrieterrein Westpoort is hierin dominant. In het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel zijn, om een goed woon- en leefklimaat te realiseren, verschillende akoestische bouwstenen toegepast, van grof naar fijn vanuit de insteek dat wat op stedenbouwkundig niveau niet kan worden voorkomen op het niveau van gebouwen aan akoestische maatregelen kan worden getroffen. In het stedenbouwkundig plan is met geluid als volgt rekening gehouden:

  • Het begrenzen van het aantal hoogteaccenten in het noordelijk deel tot maximaal zes en deze zoveel als mogelijk situeren op locaties waar de geluidbelasting in verhouding lager is. Om deze reden zijn vier van de zes hoogteaccenten ten noorden van de hoofdentree gesitueerd, respectievelijk in bouwveld 9A en bouwveld 9B (noord- en noordwestrand).
  • Het toepassen waar mogelijk van hofstructuren en samengestelde cluster/wanden met een geluidsluwe zijde.
  • Het zoveel mogelijk gesloten houden van de rand aan de hoogst belaste zijde.
  • Het zoveel mogelijk oriënteren van kopgevels en/of de verkeersruimte (bijvoorbeeld een galerij ontsluiting bij woongebouwen) aan de zijde met de hoogste geluidbelasting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0031.png"

Afbeelding 27: Geluidbelasting nieuwbouw noordelijk deel.

Het concept stedenbouwkundig plan is door een akoestisch adviesbureau beoordeeld en de geluidbelasting op de gevels van de nieuwbouw is op basis van de proefverkaveling berekend. Zie verder paragraaf 3.14.

Zaanstad is een stad waarin van oudsher de voedingsmiddelenindustrie sterk is vertegenwoordigd. De voedingsmiddelenindustrie is een belangrijke economische drager voor de stad. Historisch is een situatie ontstaan waarbij woningen en bedrijven naast elkaar staan. Deze menging van wonen en werken maakt onderdeel uit van de Zaanse identiteit. Dit geldt ook voor het Hembrugterrein. De combinatie van wonen en werken heeft tot gevolg dat de geur- en stofemissies van bedrijven kunnen leiden tot hinder. Het geurbeleid van de gemeente Zaanstad is er op gericht om het bestaande geurhinderniveau te reduceren en nieuwe geurhinder te voorkomen. De gemeente acht het, onder meer gelet de woningopgave van de Metropoolregio Amsterdam en de eigen Woonvisie om tot 2030 10.000 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad, aanvaardbaar dat geurgevoelige objecten worden ontwikkeld waar geurhinder nu nog niet kan worden uitgesloten. Als ter plaatse aan de streefkwaliteit wordt voldaan, is de geurbelasting beperkt en zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Zie verder paragraaf 3.16.

2.3.7 Beeldkwaliteit gebouwen en buitenruimte

Zie Beeldkwaliteitsplan Hembrugterrein (paragraaf 2.2.9).

2.3.8 Landschap en openbare ruimte

De buitenruimte op het Hembrugterrein heeft een uniek eigen karakter. Deze wordt bepaald door vijf kenmerken, te weten: de inrichting van de wegen, het groen, de ongeplande buitenruimte, de artefacten en een aantal verbijzonderingen in de buitenruimte. De inrichting van de openbare ruimte in het noordelijk deel bouwt voort op deze kenmerken. De ontwerpprincipes zijn:

  • De bestaande straten in het noordelijk deel worden in principe behouden, tenzij aanpassing vereist is, bijvoorbeeld als gevolg van de ontwikkeling zelf of in verband met richtlijnen zoals deze gelden voor toegankelijkheid van nood- en hulpdiensten. Dit laatste geldt specifiek voor de Regenmeter en het Verloren Spoor.
  • Nieuwe straten worden zoveel mogelijk ingericht conform de huidige look & feel op het Hembrugterrein, te weten: gelijkvloers (geen trottoirs), shared space (alle gebruikers op de rijbaan), pragmatisch en een industriële materialisatie.
  • In het noordelijk deel wordt het bos zo veel mogelijk (door)ontwikkeld. De uitstraling en het beheer van het bos is overal gelijkwaardig zodat hierin de eenheid behouden blijft. De rand van het Hembrugterrein is op sommige plekken vrij smal. Om deze reden worden de randen voorzien van 'dicht bos' met een groot aandeel heesters zodat een dichte rand ontstaat.
  • De buitenruimte is collectief en nodigt uit voor gebruik. Dit houdt in dat de buitenruimte zo veel mogelijk ongepland is en de privé-buitenruimtes van (toekomstige) bewoners en ondernemers relatief beperkt.
  • De artefacten, veelal verscholen in het bos, refereren aan het verleden van het Hembrugterrein. In het noordelijk deel zijn dit onder meer de bunkers in het Kleibos en de aarden wallen langs het Verloren Spoor. Deze bijzondere historische objecten worden behouden.
  • Een paar verbijzonderde (openbare) verblijfplekken op Hembrug zijn welkom. In het noordelijk deel vormen bijvoorbeeld de aarden wallen een mooie aanleiding voor een verbijzondering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0032.png"

Afbeelding 28: Ontwerpprincipes openbare ruimte noordelijk deel.

Groen en bomen

In het noordelijk deel draagt vooral het Hembrugbos bij aan de bijzondere sfeer op het terrein. Hembrug wordt hierdoor als geheel herkenbaar vanaf de buitenkant: een mysterieuze wereld achter het groen. Er wordt doorgebouwd op het reeds aanwezige rijke groenbestand en ingezet op behoud, verbetering en uitbreiding van het bos. Dit betekent onder meer dat:

  • De randen van Hembrug langs de Provincialeweg, de Den Uylweg en de Havenstraat worden aangeplant met een dichte groene bosrand.
  • De ecologische kwaliteit van het bos wordt vergroot en op verschillende plekken nieuw bos wordt toegevoegd.
  • De nieuwbouw en bestaande gebouwen in het noordelijk deel zoveel mogelijk in het groen staan. Een zone van ca. 7 meter tussen de dichte groene buitenrand en de gevels van de nieuwbouw wordt overwegend ingericht met gras en bomen en/of heesters tot ca. 5 meter van de gevels. Door de aanplant van bomen komt het bosgevoel tot dicht bij de gevels van de nieuwbouw.
  • Het Verloren Spoor niet een heel strak gedefinieerde ruimte is. Een zone, variërend in breedte van 30 tot 40 meter, met een populierenrij boven insteek talud aan de westzijde, en een losse bomenstructuur aan de oostzijde.
  • De verblijfszone tussen Gebouw 281 ('De Garage') en de bestaande woningen, gelegen aan de Havenstraat, met halfopen bos tot vrijwel aan de privétuinen wordt ingevuld.
  • De groene buitenrand, vanaf de rotonde, dichter naar de hoofdentree (Artillerieweg) wordt getrokken om het gevoel van 'het binnengaan van een bosachtig gebied' te ervaren.
  • De oostrand (bouwvelden 8, Enclave en Garage) samen in wezen één continue groen gebied vormen.

In het noordelijk deel wordt de nieuwbouw zorgvuldig ingepast. Behoud van (zoveel mogelijk) bestaande bomen vormt hierbij het uitgangspunt. Het is echter niet mogelijk om alle bomen te behouden. Bomen die met hun stam in de projectiezone van de nieuwbouw vallen, moeten worden gekapt. Een groot deel van deze bomen verkeert in zeer slechte of slechte staat (omgerekend ca. een derde). Voor elk bouwveld is nauwkeurig in beeld gebracht hoeveel bomen er voor de nieuwbouw gekapt moeten worden. Dit komt in totaal neer op ca. 300 bomen. In de directe omgeving van de nieuwbouw en bestaande gebouwen staan soms bomen met een kroon in de werkgrenszone van ca. 5 meter rondom. Deze bomen worden nader onderzocht om te kunnen bepalen of en hoe deze behouden kunnen worden. Bijvoorbeeld door snoei en/of aanpassing van de inrichting van de bouwplaats. Naar schatting gaat het in totaal om ca. 135 bomen. Bomen die buiten de werkgrenszone van de nieuwbouw en bestaande gebouwen staan, worden behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0033.png"

Afbeelding 29: Paardenkastanjebomenrij bouwveld 8 .

Naar aanleiding van een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan voor het noordelijk deel over behoud van waardevolle bomen is nader en specifiek onderzocht en beoordeeld of de paardenkastanje bomenrij in de werkzone van de nieuwbouw in bouwveld 8 behouden kan worden. Dit geldt ook voor de rij lindebomen aan de zuidzijde van bouwveld 8 (ter hoogte van de Enclave). Op basis van dit onderzoek kunnen zowel de paardenkastanje- als lindebomen worden behouden door het bouwvlak van bouwveld 8 enigszins aan te passen. Daarbij wordt de grens uit de Gebiedspaspoort voor dit bouwveld plaatselijk licht overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0034.png"

Afbeelding 30: Bomeninventarisatie noordelijk deel Hembrug-aangepast n.a.v. zienswijze en vervolgonderzoek bouwveld 8

Er worden niet alleen bomen gekapt maar ook veel bomen in het noordelijk deel geplant. Dit wordt gedaan in de vorm van bosontwikkeling aangevuld met nieuwe solitaire bomen in de buitenruimte bij de nieuwbouw en bestaande gebouwen. Het bomensortiment sluit aan op de groene bouwstenen van Hembrug zoals omschreven in het beeldkwaliteitsplan voor het Hembrugterrein. Een aantal solitairen wordt in grotere maten aangeplant zodat er sneller een mooi beeld van volgroeide bomen kan ontstaan. Voor de bosontwikkeling is het beter om jonge bomen en heesters aan te planten zodat deze beter kunnen aanslaan. Deze worden in hoge dichtheid aangeplant. Circa 4.000 stuks per hectare is gangbaar. In het beheer wordt naar een eindbeeld toegewerkt. Het gewenste beeld van 'dicht bos' aan de randen is na ca. 5 jaar bereikt. Een halfopen bos heeft meer tijd nodig om tot ontwikkeling te komen, ca. 10-20 jaar. In het noordelijk deel worden in totaal ca. 1.400 bomen toegevoegd. Per saldo dus meer dan er voor de inpassing van de nieuwbouw in het noordelijk deel moet worden gekapt. De nieuwe bomen in de bosrand en het Hembrugbos bieden beschaduwde plekken onder de boomkronen. Hierdoor zijn koelteplekken in ruime mate aanwezig en wordt ruimschoots aan de eis van 'op maximaal 300 meter afstand van de woningen' voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0035.png"

Afbeelding 31: Toekomstbeeld bomen noordelijk deel Hembrug.

Binnen- en dektuinen nieuwbouw

De binnentuinen in de nieuwe carré woonblokken worden groen ingericht. Hier kunnen bomen in de volle grond worden geplaatst. De inrichting mag afwijken van de Hembrugse groenelementen met bijvoorbeeld vaste planten, sierbomen en/of heesters. De binnentuinen behoren tot de collectieve privé buitenruimte van bewoners. De dektuinen zijn onderdeel van de nieuwbouw en bevinden zich op de gebouwde parkeervoorzieningen voor de nieuwbouw in een aantal bouwvelden. De mate waarin c.q. wijze waarop de dektuinen groen worden ingericht, verschilt van de binnenhoven gelet het feit dat deze tuinen op een parkeergebouw hoog boven maaiveld of ondergrondse parkeergarage worden aangelegd. Voor de dektuinen geldt het principe van collectief privé gebruik door bewoners in combinatie met relatief beperkte individuele privé buitenruimte. Er wordt bij de planuitwerking nader onderzocht of en zo ja in welke mate deze dek- en binnentuinen overdag openbaar toegankelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0036.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0037.png"

Afbeelding 32:Locatie van binnen- en dektuinen en referentiebeelden noordelijk deel Hembrug.

Water

In de westrand (bouwveld 9B) en het Hembrugbos liggen op dit moment al sloten en greppels. Deze waterstructuur wordt aangepast, zodat een duurzaam watersysteem ontstaat. Vasthouden, bergen en afvoeren is daarbij het vertrekpunt. De afwatering wordt met een langere lengte door het Hembrugterrein geleid: van het Hembrugbos via sloten naar uiteindelijk de sloot langs de Provinciale weg. Het regenwater kan met een stelsel van stuwen zoveel mogelijk infiltreren in de bodem van het gebied en middels een trapsgewijs afvoer van peilniveaus zo lang mogelijk vastgehouden en geborgen worden. Op deze manier ontstaat een robuust watersysteem dat goed in staat is piekbuien op te vangen, met meer capaciteit voor waterberging en bestand tegen verdroging. De bouwvelden worden volgens het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' (van regenwater) verder uitgewerkt om het watersysteem op Hembrug robuust en duurzaam te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0038.png"

Afbeelding 33: Verduurzaming bestaand watersysteem noordelijk deel Hembrug.

De bestaande sloten en greppels in bouwveld 9B worden verbreed en verdiept. Enkele greppels worden verwijderd en gecompenseerd door verbreding van bestaande sloten en greppels in hetzelfde veld. Nieuwe waterlopen hebben een natuurvriendelijke oever (1:3) zonder beschoeiing waardoor fauna gemakkelijk in en uit het water kan treden en voor gevarieerde biotopen. Daarnaast wordt ook voor voldoende drooglegging gezorgd. Voor elk bouwveld zijn de maaiveldhoogte en drempelhoogte van nieuwe woningen bepaald om voldoende drooglegging te bereiken en zodoende te garanderen dat er geen inundatie vanuit het watersysteem zal plaatsvinden.

Bodem

In het noordelijk deel van Hembrug is de bodem niet in dezelfde mate en wijze vervuild als in het zuidelijk deel van Hembrug. De saneringsopgave in het noordelijk deel richt zich op het wegnemen van diverse gevallen van ernstige bodemverontreiniging, die niet spoedeisend zijn. Een deel van de saneringsopgave in het noordelijk deel is al uitgevoerd onder een afgegeven beschikking, onder meer in het Naoorlogse Bos en Plofbos. Dit waren de spoedeisende gevallen. Verder bevindt zich in het noordelijk deel een strook met diffuse verontreinigingen in de (boven)grond, direct grenzend aan het zuidelijk deel. De diffuse verontreinigingen bevatten onder meer PAK- en zware metalen.

Afhankelijk van het toekomstig gebruik en de resultaten van de daarbij uit te voeren risicobeoordeling, zullen functiegerichte saneringen moeten worden uitgevoerd binnen het plangebied. De doelstelling en aanpak van deze functiegerichte sanering zal worden uitgewerkt in een raamsaneringsplan voor het plangebied. Dit plan beschrijft op hoofdlijnen hoe om te gaan met bodemverontreinigingen en vormt een goed instrument om de spelregels voor de saneringsgevallen op gebiedsniveau vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0039.png"

Afbeelding 34: Bodemvervuiling noordelijk deel Hembrug.

2.3.9 Mobiliteit

De ambitie voor Hembrug is het ontwikkelen van een plek waar het goed wonen, werken en verblijven is aangevuld met goede voorzieningen zoals een buurtsuper, openbaar vervoer en deelmobiliteit. Een plek waar voetgangers en fietsers worden gezien als hoofdvervoerswijzen en de auto te gast is. De mobiliteitsopgave richt zich onder meer op het vergroten van de bereikbaarheid van Hembrug en het veranderen van de huidige modal split. Doel is om stapsgewijs tot een duurzame mobiliteitstransitie voor het Hembrugterrein te komen. De mobiliteitsstrategie voor het Hembrugterrein is gebaseerd op een aantal pijlers, te weten: behoud van ruimte en perspectief voor bestaande ondernemers op Hembrug, een integrale benadering van mobiliteit en een strategie die faseerbaar, (op)schaalbaar en adaptief is, mede op basis van (tussentijdse) resultaten uit monitoring.

Voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein is een breed, samenhangend pakket aan mobiliteitsmaatregelen geformuleerd samen met een routekaart (zie Mobiliteitsplan Hembrug, paragraaf 2.2.8). In het kader van en/of gedurende de ontwikkeling van het noordelijk deel van Hembrug worden de volgende maatregelen voorgesteld. Dit deels ook (alvast) voor de ontwikkeling van het zuidelijk deel. De mobiliteitsmaatregelen zijn:

  • Het verminderen van de afhankelijkheid en het gebruik van de auto door het verbeteren van de bereikbaarheid van het Hembrugterrein voor andere vervoerswijzen (OV, lopen en fietsen), het instellen van parkeerregulering maar ook het invoeren van betaald parkeren op het terrein.
  • Het aanbieden van deelmobiliteit (auto, (cargo)fiets etc.) aan bewoners en gebruikers bij de hoofdentree van het Hembrugterrein, dichtbij de OV-halte, de buurtsuper en de parkeervoorziening en een tweede, kleine locatie voor deelmobiliteit is in de (uiterste) noordoosthoek, nabij de bouwvelden 8 en 9A.
  • Het verbeteren van het functioneren van het terrein door het realiseren van gedeelde laad- en losplekken c.q. zones en het aanbrengen van een uniforme bewegwijzering.
  • Het concentreren van het merendeel van de nieuwbouw nabij de hoofdentree en daarmee ook het parkeren. Het aantal vervoersbewegingen in het noordelijk deel neemt af naarmate het Verloren Spoor verder wordt gevolgd in noordelijke richting.
  • Het integraal en zorgvuldig inpassen van het auto parkeren (uit het zicht) voor de nieuwbouw met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, gebruik en toegankelijkheid.
  • Het concentreren van bezoekers parkeren voor het noordelijk deel bij de hoofdentree van het Hembrugterrein (Gebouw 320) en/of in de zuidwestrand. Uitgezonderd zijn parkeerplaatsen voor minder-validen, deelmobiliteit, laden en lossen en nood- en hulpdiensten. Verder wordt (in verhouding) een beperkt aantal parkeerplaatsen voor (uitsluitend) stalling voor bewoners gerealiseerd in groene parkeerclusters in het noordelijk deel.
  • Het direct leiden van gemotoriseerd verkeer naar de parkeervoorzieningen en mobiliteithubs.
  • Het treffen van maatregelen om te voorkomen dat mensen hun auto's buiten de aangewezen plekken of parkeervoorzieningen neerzetten.
  • Het aanleggen van een hoogwaardig en fijnmazig netwerkstructuur voor voetgangers en fietsers. De voetgangers en fietsers worden gezien als hoofdgebruikers en de auto is te gast op het terrein. De loop- en fietsroutes sluiten optimaal aan op OV-haltes, mobiliteitshubs en buurtvoorzieningen.
  • Het realiseren van buurtvoorzieningen zoals een buurtsuper in het noordelijk deel, nabij de hoofdentree, voor (toekomstige) bewoners en ondernemers.
  • Het hanteren van een stedelijkheidsgraad van 'zeer sterk stedelijk' (zone B+) voor het Hembrugterrein op basis van het Zaans Mobiliteitsplan in combinatie met sturend parkeerbeleid door verlaging van de norm voor bezoekers parkeren van 0,3 naar 0,1 parkeerplaatsen per woning.
  • Het stimuleren van fietsgebruik door het zorgvuldig inpassen van fietsparkeren in of nabij gebouwen. Voor de nieuwbouw in de vorm van een collectieve fietsenstallingsruimte(n) bij de hoofdentree van een woongebouw. Voor bestaande gebouwen wordt het fietsparkeren voor bewoners en gebruikers zelf in het gebouw opgelost en bij uitzondering op eigen terrein mits uit het zicht. Het bezoekers parkeren vindt plaats in de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0040.png"

Afbeelding 35:Mobiliteitsambitie Hembrugterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0041.png"

Afbeelding 36: Mogelijke toekomstige parkeervoorzieningen noordelijk deel Hembrugterrein.

Bereikbaarheid

In het kader van het vergroten van de bereikbaarheid van het Hembrugterrein wordt een aantal ontwerpopgaven in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel meegenomen. Zo is er ruimte gereserveerd in het stedenbouwkundig plan voor een mogelijke doorsteek van de bestaande busroute (Lijn 64) vanaf de Provinciale weg naar het Verloren Spoor. Dit in combinatie met het (eventueel kunnen) verplaatsen van een OV-halte op Hembrug bij de hoofdentree en voorzieningen (zoekgebied Verloren Spoor ter hoogte van Gebouw 217). Ook worden nieuwe fiets- en/of voetgangersverbindingen, onder meer vanaf de Regenmeter en Enclave, naar de Havenstraat gerealiseerd. En verder is ruimte gereserveerd voor de aanleg van een voetgangersbrug over Den Uylweg in het verlengde van het Verloren Spoor in het noordelijk deel van Hembrug.

.afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0042.png"

Afbeelding 37: Openbaar vervoersnetwerk en mobiliteitshubs Hembrugterrein.

Infrastructuur

Het Hembrugterrein beschikt over drie entrees, te weten aan de Provinciale weg, de Hemkade en de Havenstraat. De entree aan de Provinciale weg (Artillerieweg) vormt de hoofdingang voor auto's. Vanaf de Havenstraat is het voor auto's niet mogelijk om het Hembrugterrein op te rijden (en visa versa). Een uitzondering geldt voor nood- en hulpdiensten omwille van het goed kunnen functioneren bij calamiteiten. De Bosweg ter hoogte waar deze letterlijk tussen het Naoorlogse Bos en Plofbos doorloopt, wordt vrijgehouden van autoverkeer. Dit betekent dat het wegprofiel van het Verloren Spoor voor tweerichtingsverkeer geschikt moet zijn om het bestemmingsverkeer naar de bouwvelden en de bestaande Enclave te leiden.

De Regenmeter zou op basis van het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel worden doorgetrokken voor autoverkeer (parallel aan de Havenstraat) om bouwveld 8 en de Enclave te kunnen ontsluiten. Naar aanleiding van een aantal zienswijzen van bewoners van de Havenstraat is serieus gekeken of een alternatieve ontsluitingsroute voor bouwveld 8 en de Enclave mogelijk is. Dit bleek het geval (zie afbeelding 38). Op basis van dit alternatief wordt de Regenmeter nog ruim voor de kavelgrens van de privétuinen van de Havenstraat bewoners tot aan de Havenstraat uitsluitend nog als route worden gebruikt voor nood- en hulpdiensten en voor fietsers en voetgangers. Voor de doorgang van nood- en hulpdiensten op de Regenmeter is een verharding van minimaal 3,0 meter breedte nodig met aan beide zijden een vrije ruimte van 0,25 meter (in totaal 3,5 meter vrije ruimte). Het profiel wordt optisch versmald tot ca. 3 meter. Op basis van de afwaardering van het gebruik van dit deel van de Regenmeter (voetgangers, fietsers en nood- en hulpdiensten bij calamiteiten) aangevuld met een (nog nader te bepalen) verkeersmaatregel om auto's te weren, is de kans op mogelijke hinder voor direct omwonenden verkleind. De alternatieve ontsluitingsroute heeft tot gevolg dat het parkeren voor bouwveld 8 en de Enclave ook is gewijzigd (zie verder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0043.jpg"

Afbeelding 38:Hiërarchie wegenstructuur noordelijk deel Hembrug (aangepast n.a.v. behandeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan) .

Gebouw 281 ('De Garage') wordt vanuit het zuidelijk deel ontsloten. Dit voorkomt een doorgaande route voor autoverkeer rondom het Hembrugbos. Het principe van 'shared space op Hembrug' wordt waar mogelijk in het noordelijk deel vastgehouden. Shared space wil zeggen dat de weg gedeeld wordt met fietsers en voetgangers en de auto te gast is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0044.jpg"

Afbeelding 39: Route nood- en hulpdiensten noordelijk deel Hembrug, NB route parallel aan de Havenstraat ter hoogte van bouwveld 8 komt te vervallen n.a.v. behandeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan en verleggen ontsluitingsroute voor bouwveld 8 en Enclave

Parkeren

Het autoverkeer van bewoners en bezoekers voor het noordelijk deel wordt voornamelijk opgevangen dichtbij de hoofdentree van het Hembrugterrein en direct geleid naar parkeervoorzieningen. Een deel van de vereiste parkeerplekken voor bewoners (lees: uitsluitend stalling) wordt geïntegreerd in de nieuwbouw (uit het zicht) in de bouwvelden zelf (Kop-1, 9A en 9B). Voor onder meer de Enclave en bouwveld 8 wordt uitgegaan van eenvoudig vormgegeven parkeerpockets op maaiveld met puinverharding en groen (bos) eromheen. Het beeldkwaliteitsplan vormt hiervoor het kader (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0045.png"

Afbeelding 40: Referentie boscluster parkeren maaiveld noordelijk deel Hembrugterrein

De ontsluitingsroute voor bouwveld 8 en de Enclave is gewijzigd op basis van een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan. Als gevolg hiervan komt ook het beoogde parkeren parallel aan de Havenstraat uit het stedenbouwkundig plan te vervallen. Het parkeren (uitsluitend stalling) voor bouwveld 8 wordt voorzien in de bosparkeerpocket 'Regenmeter' (ca. 38 plekken) aangevuld met een parkeerpocket van maximaal 5 plekken aan de Bosweg nabij bouwveld 8. Het parkeren voor de Enclave (zowel voor wonen als werken) wordt voorzien op loopafstand in de bosparkeerpocket 'Artillerieweg' (ca. 34 plekken, zie de navolgende afbeelding). De Enclave kan zich in hoofdlijn vinden in het parkeren op (loop)afstand. Wel wordt bij de verdere planuitwerking (lees: inrichtingsplan) aandacht gevraagd voor de logistiek en het parkeren voor minder-validen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0046.png"

Afbeelding 41: Gewijzigd parkeren n.a.v. zienswijzen ontwerpbestemmingsplan noordelijk deel Hembrug

In bouwveld Kop-2 wordt mogelijk een parkeervoorziening in Gebouw 320 (rijksmonument) gerealiseerd. In dit gebouw kan het bewoners parkeren worden ondergebracht van de nieuwbouw in Kop-2 en een deel van de parkeerplekken voor bewoners en gebruikers uit de bouwvelden 9A en 9B. Parkeren op eigen erf vindt bij uitzondering plaats bij de grondgebonden woningen en bestaande gebouwen in de bouwvelden 5.1/5.2 en 6.1/6.2.

Het bezoekers parkeren voor alle nieuwbouw, de Enclave en de bestaande gebouwen in het noordelijk deel wordt opgevangen in de parkeervoorziening in Gebouw 320 (lees: 'Entreehub') en/of in bouwveld 1 (lees: 'De Hub'). Er wordt geen (rest)capaciteit van de bestaande parkeervelden in het zuidelijk deel aangewend c.q. ingerekend om aan de parkeervraag op basis van het programma in combinatie met de parkeernormering voor het noordelijk deel te kunnen voldoen.

De parkeervoorzieningen voor bezoekers zijn (bewust) op loop-/fietsafstand van de nieuwbouw, Enclave en bestaande gebouwen in het noordelijk deel gesitueerd om het aantal verkeersbewegingen van auto's op het Verloren Spoor en de Regenmeter te beperken.

De parkeerbehoefte in het noordelijk deel is berekend op basis van de stedelijkheidsgraad 'zeer sterk stedelijk' (zone B+), conform het Zaans Mobiliteitsplan. Voor bezoekers parkeren is nog gerekend met 0,3 parkeerplaatsen per woning. De absolute normatieve parkeerbehoefte voor het noordelijk deel komt op basis van het indicatief programma neer op ca. 725 (vaste) en 398 bezoekers parkeerplekken, uitgaande van 0,3 parkeernorm voor bezoekers. In het mobiliteitsplan voor het Hembrugterrein is voorgesteld om 0,1 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers aan te houden voor het Hembrugterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0047.png"

Afbeelding 42: Parkeervoorzieningen programma noordelijk deel Hembrug.(aangepast n.a.v. zienswijzen ontwerpbestemmingsplan)

In de nieuwbouw worden collectieve fietsenstallingsruimten gerealiseerd voor bewoners en gebruikers, bij voorkeur zichtbaar en dichtbij de hoofdentrees van (woon)gebouwen om het gebruik te bevorderen. De Amsterdamse bouwbrief vormt een goede leidraad hiervoor. Ook voor bestaande gebouwen geldt het uitgangspunt dat het fietsparkeren in het gebouw zelf moet worden opgelost, of op eigen terrein (uit het zicht). Het fietsparkeren van bezoekers wordt in de openbare ruimte opgevangen en voegt zich in de omgeving. Het parkeren wordt geclusterd, bij voorkeur kleinschalig (10 – 25 plaatsen), in het zicht van hoofdentrees van gebouwen, voorzieningen, OV-haltes, horeca en mobiliteithubs. De grootte van een cluster varieert en wordt afgestemd op het programma ter plekke. Het aantal fietsparkeerplaatsen voor bezoekers komt op basis van het indicatief programma voor het noordelijk deel en de normering neer op ca. 710 plekken.

2.3.10 Overgang privé – openbaar

Op het Hembrugterrein zijn de overgangen tussen privé en openbaar informeel vormgegeven. De tussenruimtes zijn vaak groen ingericht en waar nodig bestraat, bijvoorbeeld voor het laden en lossen en de (vuil)opslag. In de bestaande, veelal gesloten gebouwen wordt gewerkt, waardoor het openbare groen tot vrijwel aan de gevel lijkt te komen. Bij woningen ontstaat een nieuwe relatie tussen openbaar en privé op Hembrug. De ambitie is om deze overgangen ook informeel en 'open' vorm te geven met Hembrugse oplossingen zodat het karakter wordt behouden en versterkt.

Doel is het gebruik van de buiten- c.q. openbare ruimte door bewoners, gebruikers en bezoekers te stimuleren. De individuele privé buitenruimte is om deze reden in principe relatief ondiep (ca. 1,5 meter, gemeten vanaf de buitengevel). Hierbij wordt uitgaan van een doorlopende zone, een herkenbaar onderscheid ten opzichte van de aangrenzende verharding of groen en worden geen vaste erfafscheidingen toegepast. Het onderscheid wordt gemaakt door afwijkend materiaalgebruik of verband bij verharding en bijvoorbeeld grasklinkers bij groen (zie Beeldkwaliteitsplan Hembrug).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0048.png"

Afbeelding 43:Overgang privé-openbaar noordelijk deel Hembrug.

Bij gebouwen met voorzieningen of werkfuncties in de plint of gebouwen met uitsluitend werkfuncties kan de openbare ruimte in principe doorlopen tot aan de gevels. In de Enclave staan c.q. stonden de gebouwen in de verharding. De ambitie is om de verharding waar mogelijk te verminderen zodat deze gebouwen meer in het groen komen te staan.

2.3.11 Objecten in de openbare ruimte

In de openbare ruimte in het noordelijk deel zal een reeks van uiteenlopende elementen worden geplaatst. Denk aan straatverlichting, zitmeubilair, kunstwerken (onder meer duikerbruggen), bewegwijzering, speelobjecten, verkeerspaaltjes etc.. Enerzijds wordt gezocht naar rust en eenheid in de elementen, anderzijds mogen elementen juist verrassen. Een aantal objecten wordt ingetogen vormgegeven (lantaarns, prullenbakken, afvalcontainers) en voor andere objecten wordt ruimte gelaten om samen met bewoners en gebruikers vorm te geven (zit- en speelobjecten etc.). Dit brengt verrassing en zorgt voor verbondenheid van bewoners en gebruikers met hun directe woon- en leefomgeving. Zie Beeldkwaliteitsplan Hembrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0049.png"

Afbeelding 44 : ontwerpprincipe objecten in de openbare ruimte noordelijk deel Hembrug.

Speelvoorzieningen

In het noordelijk deel wordt ruimte gereserveerd voor speelvoorzieningen. Voor de situering van deze voorzieningen is rekening gehouden met de verschillende leeftijdsgroepen met elk een eigen actieradius. De speelvoorzieningen worden als losse speeltoestellen in de openbare ruimte ingepast. Uit het participatieproces kwam naar voren dat veel kinderen uit de directe omgeving graag een skatebaan op het Hembrugterrein willen. Dit wordt nader bestudeerd bij de verdere planuitwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0050.png"

Afbeelding 45: Zoekgebieden speelvoorzieningen per doelgroep noordelijk deel Hembrug.

Openbare verlichting

Het noordelijk deel van het Hembrugterrein bestaat voor een groot deel uit bos met natuurwaarde. Hiervoor is het belangrijk om zorgvuldig en waar mogelijk terughoudend met verlichting om te gaan. De verlichting op het terrein voldoet niet aan de standaard verlichtingseisen voor een woongebied. Het mysterieuze karakter van Hembrug is bijzonder, dus ook donkerte, met name in het bosgebied. Om deze reden wordt voorgesteld om in het noordelijk deel:

  • De Artillerieweg goed te verlichten en met gangbare verlichtingsarmaturen.
  • Het Verloren Spoor en Regenmeter te voorzien van natuurvriendelijke verlichting. Dit komt neer op: dynamisch verlicht (zachte stand als er geen verkeer is), compacte projectie en amberkleurig licht.
  • De straten en wegen naar de ingangen op bouwvelden van lage verlichting te voorzien (bolders) en eventueel waar mogelijk niet (afhankelijk van sociale veiligheid/-beleving).
  • Afwijkende verlichting op bijzondere verblijfsplekken mogelijk te maken, bijvoorbeeld op de pleinen in bouwveld 9B. Hiervoor kunnen de bestaande, mint kleurige lichtmasten in het zuidelijk deel van Hembrug worden hergebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0051.png"

Afbeelding 46: Ontwerpprincipe verlichting noordelijk deel Hembrug. N.B.verlichting ter hoogte van bouwveld 8 (zijde Havenstraat) wordt nog herzien op basis van opheffen ontsluitingsroute bouwveld 8 en Enclave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0052.png"

Afbeelding 47: Referentiebeelden verlichting noordelijk deel Hembrug.

Bruggen

Voor de ontsluiting van een aantal bouwvelden in het noordelijk deel worden in totaal vier duikerbruggen voor voetgangers, fietsers, logistiek, nood- en hulpdiensten en (in beperkte mate) auto's gerealiseerd. De duikerbruggen worden uitgevoerd met ruime openingen zodat de belijning van de sloot goed zichtbaar blijft. Dit geldt ook voor de balustrades zodat de doorzichten zo open mogelijk blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0053.png"

Afbeelding 48: Referentiebeelden duikerbruggen noordelijk deel Hembrug.

Artefacten

In het noordelijk deel liggen verschillende artefacten zoals de grondwallen bij de Enclave en langs het Verloren Spoor, de (voormalige) schietbaan in het bos, het Verloren Spoor als structuurlijn en diverse zichtlijnen op basis van cultuurhistorische waardestellingen. Deze artefacten worden behouden in het stedenbouwkundig plan en waar nodig hersteld. Dit houdt onder meer in dat:

  • Het Verloren Spoor als structuurlijn wordt versterkt door in het zuidelijk deel aan de oostkant van de weg de beplantingsstructuur die ten noorden van de Artillerieweg staat door te zetten. Daarnaast wordt er meer eenheid in de verharding gezocht.
  • De grondwallen langs het Verloren Spoor worden hersteld. Deze zijn uitgezakt en worden strakker gemaakt. Dit versterkt de herkenbaarheid van deze wallen.
  • De zichtlijnen binnen en vanuit het noordelijk deel naar de omgeving worden vrijgehouden van nieuwbouw en beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0054.png"

Afbeelding 49: Artefacten noordelijk deel Hembrug.

2.3.12 Duurzaamheid

Duurzaamheid zit in alle opgaven verweven behorend bij een gebiedsontwikkeling in deze omvang (stedenbouw, landschap, mobiliteit, energie etc.).In het Masterplan Hembrug zijn de ambities op hoofdlijnen geschetst. Voor het noordelijk deel van Hembrug is uitgebreid onderzoek gedaan naar de biodiversiteit en kwaliteit van het bestaande groen (onder meer boominventarisaties, mitigatie- en flora en fauna onderzoeken). De duurzame ambities zijn tegen de achtergrond van de onderzoeksresultaten nader uitgewerkt voor het noordelijk deel. Dit wordt zichtbaar door tal van kenmerken van het plan zoals bijvoorbeeld het 'boomvriendelijk' positioneren van de nieuwbouw, het ontwerpen van groene pleinen met half verhardingen, het beperken van de automobiliteit, het versterken van de groenstructuur en het maken van flauwe oevers met alleen beschoeiing onder de waterlijn en het opvangen van (overtollig) water. Aanvullend wordt aantal thema's in het kader van duurzaamheid nader uitgelicht voor het noordelijk deel.

Klimaatadaptatie

In het noordelijk deel wordt rekening gehouden met de gevolgen van klimaatverandering zoals wateroverlast en hittestress. Groen en bomen worden om deze reden zoveel mogelijk behouden en versterkt. Dit zorgt onder meer voor koele plekken en schaduwwerking in de openbare ruimte. En in de openbare ruimte wordt water gebufferd, onder meer door groene pleinen en verder op groene daken. De westrand van het Hembrugterrein is een polder. De bestaande sloten en greppels in deze polder worden verbreed en verdiept. En met een stelsel van stuwen wordt het water vertraagd afgevoerd richting het Noordzeekanaal. De verbrede sloot langs het Verloren Spoor vormt een belangrijke schakel in dit geheel. En in het gevelontwerp en de keuze voor materialisatie wordt rekening gehouden met het effect op de opwarming van het gebied en de gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0055.png"

Afbeelding 50: Koelteplekken noordelijk deel Hembrug.

Biodiversiteit

Natuur inclusief bouwen beoogt de biodiversiteit te vergroten door gebouw gebonden maatregelen te nemen in combinatie met maatregelen in de openbare ruimte. Mogelijk te treffen gebouw gebonden maatregelen zijn:

  • Het aanbrengen van nestkasten en stenen voor zwaluwen, mezen en de huismus in gevels van nieuwe gebouwen.
  • Het realiseren van verblijfplaatsen voor vleermuizen (spouwmuren en kasten) en het conserveren van nest en verblijfsplaatsen in bestaande gebouwen. Ook de vliegroutes van de vleermuizen zijn geïnventariseerd en ook hier wordt rekening mee gehouden.
  • Het aanbrengen van groene en/of bruine daken op een aantal (bij voorkeur lager gelegen) nieuwe en/of bestaande gebouwen. Deze daken dragen bij aan klimaatadaptie doordat er water gebufferd wordt en trekken insecten aan als er ook bloemen en kruiden groeien. Bruine daken bestaan uit de toplaag van de daarvoor vaak braakliggende grond, dat wordt teruggeplaatst op het nieuwe dak. Er wordt in eerste instantie geen beplanting aangebracht, deze komt vanzelf snel op door de in de grond aanwezige zaden en sporen.
  • Het vergroenen van (delen van) gevels, mede omdat dit bijdraagt aan het voorkomen van hittestress en een plek biedt voor vogels en insecten.

Deze maatregelen worden locatie specifiek toegepast. Zie ook het Beeldkwaliteitsplan voor Hembrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0056.png"

Afbeelding 51: Natuurinclusiviteit noordelijk deel Hembrug.

Circulariteit

De noodzaak tot het behoedzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen wordt steeds meer gezien en onderkend. In het noordelijk deel richt circulariteit zich primair op hergebruik van materialen ten behoeve van het bouw- en woonrijp maken. Denk bijvoorbeeld aan de inkoop van gebruikte materialen zoals stelcon platen en hergebruik van sloop- en of kapmateriaal op Hembrug. Daarnaast worden ontwerpers, opdrachtgevers en bouwers gestimuleerd om hieraan bij te dragen (zie ook het beeldkwaliteitsplan voor Hembrug). Zo is het denkbaar om bijvoorbeeld één van de nieuwe paviljoens, gelegen aan het Verloren Spoor en tegen het Hembrugbos aan, in hout of met recycle materialen te bouwen.

Energie

De woningen in het noordelijk deel van Hembrug worden zo ontwikkeld en gerealiseerd dat ze voldoen aan de landelijke BENG eisen. De intentie is om één of meerdere collectieve bodemwarmte/koude systemen (WKO) te realiseren voor de nieuwbouw in het noordelijk deel. Bij de eengezinswoningen en de Enclave ligt het meer voor de hand om een individueel c.q. collectief maar nog altijd duurzaam systeem toe te passen. Aanvullend daarop worden geschikte daken gebruikt voor het genereren van zonne-energie door PV panelen aan te brengen. Waar mogelijk wordt dit gecombineerd met groene- of bruine daken. En ter stimulering van elektrisch vervoer worden diverse laadvoorzieningen in het gebied voorzien.

Gezond bewegen en spelen

In het noordelijk deel wordt een fijnmazig netwerk van loop- en fietspaden met speel- en verblijfsplekken in de openbare ruimte opgenomen om het bewegen en ontmoeten van elkaar in de buitenruimte of met de natuur te stimuleren. Dit bevordert een gezonde levensstijl en draagt bij aan de sociale cohesie op Hembrug. Belangrijk hierbij is een aantrekkelijke natuurlijke- en groene omgeving waar iedereen zich veilig binnen het gebied (ook in de avond) kan bewegen. Entrees van gebouwen en woningen worden zo gepositioneerd dat mensen zichtbaar zijn en na binnenkomst worden aangezet om de trap te nemen in plaats van de lift. De collectieve fietsenstallingsruimten worden zicht- en/of herkenbaar bij de (hoofd)entreehallen van gebouwen gesitueerd om het gebruik van fietsen te stimuleren, de sociale veiligheid te borgen en de plintuitstraling te vergroten.

Sociale cohesie

Het noordelijk deel van het Hembrugterrein is geschikt en toegankelijk voor alle doelgroepen. Er komen sociale huur en vrije sector (huur- en koop)appartementen en (in beperkte mate) grondgebonden woningen (koop). En verder wordt onderzocht of een woon/zorgconcept, vooral geschikt voor ouderen met een zorgbehoefte, mogelijk is op Hembrug. De buitenruimte wordt openbaar en/of collectief zodat bewoners, ondernemers, gebruikers en bezoekers elkaar op een logische maar niet geforceerde manier kunnen ontmoeten en er volop ruimte ontstaat voor initiatieven. Om de toegankelijkheid voor iedereen te bevorderen, wordt de openbare ruimte bewust gelijkvloers gehouden. En dit alles niet te aangeharkt zodat de buitenruimte in de loop van tijd kan inspelen op veranderende behoeften.

Sociale cohesie wordt verder bevorderd door ontmoetingsplekken voor bewoners, gebruikers en bezoekers in nieuwe en bestaande gebouwen op het Hembrugterrein mogelijk te maken. Zo is de huiskamer van BIND gevestigd in een oud transformatorhuisje in het zuidelijk deel van Hembrug. De huiskamer is een plek voor een kop koffie, voor een mooie ontmoeting, inspiratie, een vergadering of om rustig te zitten werken en daarnaast worden er gebeurtenissen georganiseerd. In het noordelijk deel kan bijvoorbeeld in één van de twee paviljoens aan het Verloren Spoor, tegen het Hembrugbos aan, een tweede ontmoetingsplek ontstaan, gericht op ontmoeting met de natuur- en cultuurhistorische waarden van het Hembrugbos en duurzaamheid, bijvoorbeeld voor educatiedoeleinden aan (school)kinderen uit gemeente Zaanstad e.o..

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0057.png"

Afbeelding 52: Ontmoetingsplek op Hembrug.

2.3.13 Uitwerking per bouwveld – planregels én enige flexibiliteit

Het stedenbouwkundig plan is gebruikt om het bestemmingsplan voor het noordelijk deel vorm te geven en vormt het uitgangspunt voor de verdere planuitwerking in de vorm van gebouwontwerpen en inrichtingsplannen voor de openbare ruimte. De verkavelingsopzet in het stedenbouwkundig plan is gebaseerd op de voorlopige programmasamenstelling in het noordelijk deel, veelal gebaseerd op onder meer de wensen en programma van eisen van potentiële afnemers (aantal beleggers en een woningcorporatie) waar Hembrug Zaandam B.V. mee in gesprek is. Voor de inpassing van een specifiek programma, te weten een woon-/zorgconcept in bouwveld 9B, loopt een verkenning. Voor de vrije sector koop is een voorlopige aanname gedaan voor de programmaverdeling. Deze verdeling wordt op een later moment in de ontwikkeling (lees: na moment onherroepelijk bestemmingsplan) definitief bepaald, mede op basis van de actuele marktvraag en het marktaanbod op dat moment.

Omdat de samenstelling van het programma voor het noordelijk deel in deze fase van de gebiedsontwikkeling nog niet vast staat, is naast het stellen van duidelijke planregels in het ontwerp bestemmingsplan ook enige mate van flexibiliteit nodig. Bijvoorbeeld om bouwmassa's in een bouwveld aan te kunnen passen en/of licht ten opzichte van elkaar te kunnen schuiven, mede ook naar aanleiding van de resultaten van het geluidsonderzoek. En op het moment dat het woon-/zorgconcept in bouwveld 9B niet wordt gerealiseerd, zal dit specifieke product worden losgelaten en omgezet in vrije sector koop en/of huur. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat dit deel van de verkavelingsopzet (bouwveld 9B – zone zuid) moet worden aangepast.

Om flexibiliteit binnen grenzen mogelijk te maken, is in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel voor elk bouwveld afzonderlijk de stedenbouwkundige en landschappelijke essentie, de uitgangspunten, de randvoorwaarden en de planregels omschreven. De planregels zijn vertaald in het bestemmingsplan (verbeelding en regels). Op basis van deze regels is vastgelegd wat noodzakelijk is in relatie tot het borgen van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten. Daarnaast zijn onderdelen zoals bijvoorbeeld de rooilijnen of het bouwvlak vastgelegd in de verbeelding (lees: plankaart) van het ontwerp bestemmingsplan voor het noordelijk deel. Zie hoofdstuk 6 uit het Stedenbouwkundig plan noordelijk deel (BURA urbanism en Strootman Landschapsarchitecten, februari 2022).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0058.png"

Afbeelding 53: Voorbeeld uitwerking bouwveld Kop-1 noordelijk deel Hembrug.

2.3.14 Participatieproces

Doel is om de visie op en ontwikkeling van het noordelijk deel zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de omgeving, op de wensen en behoeften van bewoners en ondernemers op en rondom het Hembrugterrein. Gedurende het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden met de bewoners en ondernemers op en rondom het Hembrugterrein (zoals ook Taets) en geïnteresseerden. Op basis van de uitkomsten uit het participatieproces met bewoners en ondernemers op en rondom het Hembrugterrein is het conceptplan op onderdelen verduidelijkt en gewijzigd (zie verder). Ook is het stedenbouwkundig plan door BURA urbanism gepresenteerd aan en besproken met de havenbedrijven van Westpoort, ORAM en Port of Amsterdam, mede naar aanleiding van hun eerdere inspraakreacties op het Masterplan Hembrug.

Bewoners en ondernemers Hembrugterrein e.o.

In het tweede kwartaal van 2021 zijn bewoners en ondernemers op twee momenten geïnformeerd over de stand van zaken van het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel tijdens de 'Aan De Hembrugtafel' momenten. Hierdoor kwamen mensen op hetzelfde informatieniveau. Voor de zomervakantie is vervolgens een meedenkavond georganiseerd en zijn vier maquette- inloopmiddagen gehouden. Van eind juli tot half september 2021 is een online enquête uitgezet over de doorkijk op het stedenbouwkundig plan. Hiervoor is speciaal en ter aanvulling een document ('tenpager') met uitleg over het plan in wording gemaakt en op de website www.hembrugontwikkelt.nl geplaatst. Een meer gedetailleerde beschrijving van de participatieaanpak en -opbrengst uit al deze sessies is terug te vinden in de participatierapportage Hembrugterrein 2021, opgesteld door bureau Kickstad (zie Bijlage 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0059.png"

Afbeelding 54: Participatieproces planuitwerking noordelijk deel

Uit het participatieproces komt het beeld naar voren dat het merendeel van de respondenten overwegend positief is over het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. Wel zijn de hoogteaccenten in bouwveld 9A een onderwerp van zorg bij een aantal direct omwonenden van de Havenstraat, net als ten tijde van het Masterplan Hembrug. Zij vragen zich af of het hoogteaccent, gelegen achter hun privé tuinen, lager kan worden en ter 'compensatie' de nieuwbouw ernaast kan worden verhoogd. Bij GroenZaans leven er zorgen over het behoud van groen en de bescherming van flora & fauna, in relatie tot de inpassing van nieuwbouw nabij het Hembrugbos. Een ondernemer in bouwveld Kop-2 en bewoners van de Enclave vinden dat sommige nieuwe woongebouwen te dicht bij hun panden in de buurt komen.

De vraagstukken en aandachtspunten die zijn benoemd tijdens de participatie zijn meegenomen in het stedenbouwkundig plan en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan voor het noordelijk deel. De behoefte die is uitgesproken tijdens de verschillende participatiemomenten heeft geleid tot drie concrete aanpassingen in het stedenbouwkundig plan:

  • Het hoogteaccent 'gebouw 11b' in bouwveld 9A is van 10 naar 8 bouwlagen teruggebracht en 'gebouw 11a' (links van gebouw 11b) is met 1 bouwlaag verhoogd; van 5 naar 6 bouwlagen.
  • Het nieuwe woonblok in bouwveld Kop-2 is ca. 3 meter opgeschoven zodat er niet 7 maar ca. 10 meter afstand is tussen de nieuwbouw en het bestaande bedrijfspand van ondernemer/kunstenaar Van der Kooij. Deze optimalisatie is mogelijk zonder verlies van groen.
  • De nieuwbouw in bouwveld 8 wordt iets teruggezet ten opzichte van de aangrenzende Enclave gebouwen. Voor de afstand tussen de nieuwbouw in bouwveld 8 en de bestaande gebouwen in de Enclave wordt uitgegaan van ca. 13 meter.

Het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel is, mede op basis van voornoemde aanpassingen, in 2022 vastgesteld.

Havenbedrijven Westpoort, ORAM en Port of Amsterdam

Het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel is in januari 2022 door BURA urbanism gepresenteerd aan de Port of Amsterdam, ORAM en een aantal bedrijven van Westpoort. Naar aanleiding van deze presentatie heeft Port of Amsterdam aangegeven dat zij graag zien dat een deel van het beoogde woonprogramma op de meest zuidelijk gelegen bouwvelden van het noordelijk deel (Kop-1 en Kop-2) wordt verschoven naar de meer noordelijk gelegen bouwvelden. BURA urbanism heeft uitgelegd dat de huidige verdeling van het woonprogramma in het noordelijk deel zorgvuldig en gewogen tot stand is gekomen. Hierbij was het van belang om de verschillende ontwerpopgaven in balans te brengen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de inpassing van de nieuwbouw versus het behoud van waardevolle bomen en de geluidsbelasting van wegverkeer in de noordrand, een hoge woningdichtheid per bouwveld versus voldoende open buitenruimte voor een goed verblijfsklimaat, hoogteaccenten in een bouwveld versus de afstand tot bestaande woningen en/of de onderlinge afstand etc.. Op basis van het stedenbouwkundig plan wordt ca. 78% van het totale woonprogramma voor Hembrug in het noordelijk deel gerealiseerd. Dit percentage voldoet in ruime mate aan de ambitie zoals verwoord in het Masterplan Hembrug ('het merendeel van de woonmeters in het noordelijk deel'). Ca. 70% van het woonprogramma in het noordelijk deel wordt ten noorden van de hoofdentree gesitueerd en dus op de ruime afstand van industrieterrein Westpoort. Verder werd verzocht om in het stedenbouwkundig plan naast geluidhinder ook in te gaan op geur- en stofhinder. Dit heeft een plek gekregen in het stedenbouwkundig plan.

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische en archeologische waarden

3.1.1 Karakterisering Hembrugterrein

Het rijke verleden van het Hembrugterrein is niet gemakkelijk in een kaart te vangen. Het gebied is jarenlang afgesloten geweest en niet openbaar toegankelijk vanwege de functie als defensieterrein. Het terrein kan gelezen worden als een industrieel landgoed, waarin oorspronkelijk de entree en de formele voorzijde van het landgoed aan het Noordzeekanaal gelegen was en de parkachtige achterzijde van het landgoed aan de noord- en westzijde. Het aanzicht vanuit de noord- en westzijde is daarmee overwegend groen. Vanuit de zuidzijde is de groene structuur meer ondergeschikt aan het formele entreekarakter.

Geschiedenis

Het Hembrugterrein is ontstaan bij de realisatie van het Noordzeekanaal (1865-1876). Daarbij werd samen met een aantal andere polders langs het kanaal ook het Hembrugterrein als polder ingericht. Kort hierna werd begonnen met de aanleg van de Stelling van Amsterdam (1881-1914).

De Stelling van Amsterdam is een historisch belangrijk gebied: het omvat een 135 kilometer lange verdedigingslinie rondom Amsterdam, met 42 forten en een inundatiesysteem. Het leger, de regering en de koning(in) zouden zich binnen deze ring kunnen terugtrekken bij een aanval op Nederland. Naast de forten is een groot aantal batterijen, dijken, sluizen aangebracht op een afstand van 15 tot 20 kilometer van Amsterdam. De Stelling van Amsterdam beschermde Amsterdam en de Zaanstreek als laatste bolwerk in Nederland mocht de vijand zover doorgedrongen zijn dat alle andere verdedigingswerken waren opgegeven.

Op het Hembrugterrein werd de Artillerie Inrichtingen gevestigd in 1899. De Artillerie Inrichtingen verzorgden de ontwikkeling, productie, onderhoud en beproeving etc. van wapens, uitrusting en munitie voor het Nederlandse leger. Het terrein werd met de ligging middenin de Stelling van Amsterdam goed beschermd tegen vijandige aanvallen. Vanaf 1899 tot 2003 werd in het gebied de productie van vuurwapens, artillerie en munitie voor het Nederlandse leger verzorgd.

Tevens werd het terrein als Sectorpark Zaandam ingericht en als Algemeen Verdedigingspark. In het Sectorpark werd de munitie voor de Sector Zaandam van de Stelling van Amsterdam opgeslagen. Het Algemene Verdedigingspark werd gebruikt om munitie, wapens en materieel voor de hele Stelling en voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie op te slaan. De Stelling van Amsterdam is aangewezen als UNESCO Werelderfgoed.

Op het Hembrugterrein zijn diverse monumentale gebouwen aanwezig, gebouwen die voor de vervaardiging, beproeving en opslag van munitie en wapens werden gebruikt. Ook het Kleibos is als rijksmonument aangewezen. Dit bos is aangeplant om de schokgolven als gevolg van explosies op te kunnen vangen. Een meer uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van het terrein is opgenomen in de Cultuurhistorische analyse van het terrein (Steenhuis Meurs, 2010).

Twee zones, drie kernwaarden

De verschillende functies van het Hembrugterrein hebben tot twee zones geleid met ieder een eigen karakter, te weten: artillerie inrichtingen en militair terrein. De artillerie inrichtingen werden een soort fabrieksstad met vier delen:

  • Wapenfabriek;
  • Patronenfabriek;
  • Munitiefabriek (gebouwen omgeven door aarden wallen);
  • Waterfront.

Deze zone kent een hoog dynamisch karakter waarin nieuwe gebouwen in de loop van de tijd gebouwd werden en oude gebouwen weer verwijderd werden. De snelle ontwikkelingen in de wapentechnologie en militaire uitrusting vroegen om deze dynamiek en leidden tot de bouw van typologisch zeldzame en unieke gebouwen.

Het militaire terrein (Algemeen Verdedigingspark en Sectorpark Zaandam) kent een lage dynamiek. Ook deze zone kent een geleding:

  • Plofbos;
  • Beproevingsbos;
  • Sectorpark Zaandam;
  • Bosgebieden.

De gebouwen werden vooral extensief gebruikt en de functie werd niet gewijzigd zodat de gebouwen compleet en gaaf bewaard zijn gebleven.

Door de functie van het militaire terrein en het grote explosiegevaar werd de buitenruimte explosiedempend ingericht. Hierdoor kent het Hembrugterrein een grote samenhang en consistentie ondanks de dynamiek in de artillerie inrichtingen. De inrichting van de openbare ruimte, het groen, de sloten, de aarden wallen, zichtlijnen en heldere overgangen bepalen hierin de samenhang. Het Hembrugterrein bestaat uit een staalkaart van architectonische en typologische topstukken van industriële bouwkunst – waarbij de buitenruimtes en de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur in samenhang zijn opgezet. Het noordelijk deel van het Hembrugterrein wordt overwegend gevormd door het voormalig militair terrein met het bosgebied en sectorpark Zaandam. Een klein deel bestaat uit de voormalig artillerie inrichtingen (zie volgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0060.png"

Afbeelding 55 : Artillerie inrichtingen en Militair terrein (Bron: Gebiedspaspoorten).

Op basis van de geschiedenis en de karakteristieken van het Hembrugterrein wordt het gebied in drie kernwaarden samengevat:

  • Immateriële waarde: een symbolische betekenis, een bos vol verhalen;
  • Structuur: differentiatie van gebieden;
  • Rijkdom en diversiteit aan militair-industriële gebouwen en (landschappelijke) structuren.

Deze kernwaarden liggen aan de basis van de transformatieopgave van het Hembrugterrein. Het gebied herbergt een zodanige verscheidenheid en omvang van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden dat de transformatie van het gebied vraagt om een programma toe te voegen dat zich voegt in en aanpast aan de kwaliteit van het gebied.

3.1.2 Kwaliteiten Hembrugterrein

Het Hembrugterrein kent drie kenmerkende zones: het waterfront, het productiegebied en het bos. In de Gebiedspaspoorten zijn deze zones opgedeeld in negen deelgebieden met elk een eigen identiteit en karakteristieke ruimtelijke eigenschappen. Deze deelgebieden zijn nader geduid en voorzien van richtlijnen voor de ontwikkeling en inrichting. Daarbij is richting gegeven aan de wijze waarop nieuw gebouwd en/of aan de monumenten gebouwd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0061.png"

Afbeelding 56: De negen onderscheiden deelgebieden (Bron: Gebiedspaspoorten).

Drie kenmerkende zones

Het waterfront bestaat uit een strook representatieve gebouwen langs het Noordzeekanaal. De bebouwing begeleidt de entree van het industriële landgoed en gaat langzaam over in een groenzone die de monding van de Zaan in het Noordzeekanaal begeleidt. Het is een informeel gebied met verschillende soorten gebouwen, groenstructuren (bomenlanen, grasvelden) en verkavelingsrichtingen. De gebouwen in het waterfront liggen aan de stenige kade, worden geflankeerd door lommerrijke tuinen en geven doorzicht naar het achterliggend terrein. Belangrijk is de zichtbaarheid naar het water en de doorkijk vanaf het waterfront. Vanuit het Hembrugterrein bieden de doorsteken prachtige vergezichten op het bewegende landschap: op de voorgrond het Noordzeekanaal met de zeeschepen en daarachter het Amsterdamse havenlandschap met grote centrales en kranen.

Het productiegebied bevinden zich de meeste gebouwen met de installaties van de voormalige artillerie inrichtingen. Van de ca. 112 bestaande gebouwen hebben 50 een monumentenstatus. Diverse gebouwen zijn gerenoveerd en inmiddels in gebruik genomen door bedrijven. De oorspronkelijke indeling is, met naast elkaar de wapen-, patronen- en munitiefabrieken, nu nog herkenbaar in de ruimtelijke opzet van dit gebied, te weten:

  • Een open structuur van vrijstaande gebouwen;
  • Een aaneenschakeling van fabriekshallen uit verschillende bouwfases;
  • Een ensemble met enkele gebouwenclusters aan de kant van het waterfront;
  • Een open opzet nabij het Plofbos waarin voorzieningen tegen de impact van eventuele
    ontploffingen zijn genomen (gebouwafstand, aarden wallen, sloten, bomen, groenstructuren en bliksemafleiders).

Het bos is een belangrijke identiteitsdragers van het Hembrugterrein en heeft een historisch gedeelte van beproeving (inclusief Kleibos) en opslag, met veel monumenten, een diverse aanleg van landschappelijke monumenten (aarde wallen en monumentale bomen) en uiteenlopende gebouwtypes en –vormen. De aanwezigheid van de vele sloten (bluswater), aarden wallen, bunkers en een grid van bliksemafleiders verraadt dat in dit gedeelte van het terrein de munitie werd beproefd, die in een ander deel van het terrein werd gemaakt.

Naar het oosten en westen toe heeft het bos een ander cultuurhistorisch karakter (schietbanen, spoorlijn, mobilisatiecomplex), mede omdat hier veel bouwwerken zijn verdwenen. Dit gedeelte vormt nu een groene zone met een relatieve stilte en beslotenheid in een dynamische omgeving.

Het bos loopt tot in de noord- en westrand, dit is ook te zien aan de deelgebieden 7 en 9. Deze randstrook is echter opener dan de rest van de randen. Naar de Zaan en het bosgebied toe is de bebouwing losser van opzet. Aan de kop van het gebied –waar de Zaan en het Noordzeekanaal samenkomen- maakt de bebouwing ruimte en staat vrij van de randen. Meer naar het bos toe is de bebouwingsdichtheid laag en neemt het groene karakter van de buitenruimte het over.

De meest kenmerkende zone voor het noordelijk deel is het 'bos' met onder meer een Kleibos met beproevingsgebied, het sectorpark en het mobilisatiecomplex. De zone 'productie' (wapens, patronen en munitie) beperkt zich tot de meest zuidelijk gelegen strook in het noordelijk deel van Hembrug. De zone 'waterfront' ontbreekt in het noordelijk deel.

Ondersteunende structuren

De drie zones (waterfront, productiegebied en bos) staan uiteraard niet los van elkaar. De structuren (wegen, bovengrondse leidingennetwerk en groen) en zichtlijnen vormen de verbindende elementen tussen de zones., begrenzen de zones en zorgen hiermee voor samenhang. Het groen is voor het Hembrugterrein altijd een essentieel onderdeel geweest want het zorgde voor veiligheid en camouflage en had een explosiedempende functie. De sloten regelden de waterhuishouding en functioneerden als terreinafscheidingen maar werden ook als bluswater ingezet bij explosie en konden oppervlaktebranden afstoppen.

De hoofdroutes vormen grofweg een kruisvorm. De hoofdstructuur loopt van oost naar west, vanaf de oude laadplek bij de Zaan (nu in gebruik als opstapplaats voor het veer), via de productiegebieden en eindigt met een knik op het spoortracé. De noord-zuid as loopt vanaf de entree bij de Hemkade, richting het bos. Het voormalige spoortracé is ook een belangrijke structuur die vanaf het Noordzeekanaal richting het bos gaat. De overige, secundaire wegen op het terrein zijn paden en straatjes door het bos of tussen de fabrieksgebouwen in.

Daarnaast vormen de monumenten een belangrijke kwaliteit van het gebied. De 50 monumenten die verspreid over het terrein voorkomen (waarvan 15 binnen de grenzen van dit bestemmingsplan) representeren verschillende bouwfasen. Niet alleen de gebouwen maar ook het groen, een deel van het bovengrondse leidingnetwerk, de schuilgangen, de Kastanjelaan en de structuur van de voormalige spoorlijn vormen monumentale structuren.

In het noordelijk deel worden de historische structuren onder meer bepaald door de voormalige hoofdstructuren (het Verloren Spoor, de Regenmeter, de Bosweg etc.), de Kastanjelaan, het bovengrondse leidingnetwerk (onder meer in het Kleibos), een aantal bestaande (veelal monumentale) gebouwen zoals de Enclave en Gebouw 320, de sloten en het monumentaal en waardevol groen (aarden wallen, Kleibos etc.).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0062.png"

Afbeelding 57: Historische structuren Hembrugterrein (Bron: Gebiedspaspoorten)

Negen deelgebieden

De drie kenmerkende zones zijn verdeeld in negen deelgebieden die in zichzelf een eenheid vormen. Voor de deelgebieden is een beschrijving gemaakt van de karakteristieken en de wensen voor de ontwikkelingsrichting van het gebied: de Gebiedspaspoorten. Deze paspoorten liggen ten grondslag aan de beschrijving van de kwaliteiten en ambities voor het Hembrugterrein. De negen deelgebieden zijn aangegeven in afbeelding 56. Het noordelijk deel heeft betrekking op de deelgebieden 5 tot en met 9. Zie afbeelding 58 voor de karakteristieken van specifiek deze gebieden.

Deelgebied   Omschrijving   Karakteristieken  
5. Productie wapens   Uitgestrekt geheel van losstaande hallen uit verschillende bouwfases. Aan de noordzijde grotere maat en schaal dan aan de zuidzijde. Gebied is open met grasvlakken en enkele waardevolle bomen. Grens: voormalige spoortracé   a) Uitgestrekt geheel van losstaande (grote) hallen uit verschillende bouwfases.
b) De fabrieksgebouwen aan de noordzijde van het gebied zijn van een grotere schaal en maat dan de gebouwen aan de zuidzijde.
c) De gebouwen liggen in een open gebied van grasvlakken met enkele waardevolle bomen.
d) Het voormalig spoortracé ten westen is een belangrijke grens.  
6. Beproevingsgebied   Uniek gebied uit de militaire geschiedenis. Kleibos is een monument. In het bos diverse gebouwtjes, torentjes en bunkers ten behoeve van het testen van de munitie. Natuurwaarde en veel monumentaal groen   a) Uniek gebied uit de militaire
geschiedenis.
b) Het dicht begroeide kleibos is een monument dat is aangelegd met ls doel om eventuele explosies en branden op te vangen met sloten, aarden wallen, bomen en kleine gebouwen.
c) Het beproevingsgebied diende voor het testen van munitie, waarvoor allerlei gebouwtjes, torentjes en bunkers in het bos werden gemaakt.
d) Het dichtbegroeide bos omvat veel monumentaal groen en herinnert aan de Nederlandse militaire industrie in de 20ste eeuw. Het gebied heeft ook een grote natuurwaarde.  
7. Sectorpark Zaandam
en loodsen Algemeen
Verdedigingspark  
Gebouwensemble en boomrijke setting. Dorpse sfeer versterkt door architectonische vormgeving   a) Gebied met gebouwensembles in een boomrijke setting.
b) Het gebied heeft een dorpse sfeer,die wordt versterkt door de architectonische vormgeving.  
8a/b Naoorlogs bos   Voormalige schietbanen als open weide in het bos   a) Rustgebied met natuurwaarde en monumentale Kanstanjelaan b) Onderdeel van groene rand rondom Hembrugterrein  
9 Mobilisatie complex   Randzone ten westen van voormalige spoorbaan. Onderdeel van groene rand om het Hembrugterrein (eerder wel dicht bebouwd), lager gelegen (1,5 m) dan de rest van het Hembrugterrein.   a) Randzone ten westen van de (verdwenen) spoorbaan.
b) In de jaren dertig stond deze zone vol met loodsen, nu is het onbebouwd.
c) Het gebied ligt 1,5 meter lager dat het Hembrugterrein en is net als 8b onderdeel van de groene rand rondom het Hembrugterrein.  

Afbeelding 58: Historische structuren Hembrugterrein (Bron: Gebiedspaspoorten)

3.1.3 Ambities voor het plangebied

Inzet voor de herontwikkeling van het Hembrugterrein is een ontwikkeling met behoud van de identiteit en herkenbaarheid van het terrein en versterking door de toevoeging van een nieuwe laag aan het DNA in de vorm van gebouwen en verblijfsplekken die bijdragen aan de kwaliteiten van Hembrug. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is het borgen en versterken van de ruimtelijke samenhang in het gebied: tussen de gebouwen, het groen, de omgeving en de terreininrichting. In de Gebiedspaspoorten, Beleidslijnen, het Masterplan Hembrug en het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel zijn de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het gebied verder uitgewerkt en zijn de randvoorwaarden benoemd waaraan voldaan moet worden om de kwaliteit te versterken en te benutten.

De ambities voor het noordelijk deel zijn onder meer het ontwikkelen van een plek waar het goed wonen, werken en verblijven is, waar de sfeer, de identiteit en de herkenbaarheid van het Hembrugterrein in stand wordt houden, de artefacten worden behouden en herkenbaar worden gemaakt en het landschap wordt versterkt, onder meer door zoveel mogelijk bomen en groen te behouden en (extra) bomen aan te planten.

Door de bestaande kwaliteiten en ligging ten opzichte van de omgeving als leidend te bestempelen, wordt locatie specifiek gekeken naar de dichtheid, bouwhoogtes, positionering en eisen aan de uiterlijke verschijningsvorm. De randvoorwaarden hiervoor zijn in de Gebiedspaspoorten beschreven en zijn vertaald in het Masterplan Hembrug en uitgewerkt voor het noordelijk deel in de vorm van een stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundig plan is vertaald naar concrete bouwregels in dit bestemmingsplan en daarmee zijn de randvoorwaarden juridisch geborgd. De ambities om flexibiliteit te bieden en tegelijkertijd de kwaliteiten van het terrein te borgen kunnen tegenstrijdig zijn. Bij het opstellen van de regeling voor het Hembrugterrein hebben waar nodig afwegingen plaatsgevonden tussen flexibiliteit enerzijds en kwaliteit anderzijds. In de beschrijving van de verschillende milieuthema's (navolgende paragrafen van dit hoofdstuk) en in de toelichting op de regels en verbeelding (Hoofdstuk 6) is dit nader toegelicht. Binnen deze context wordt het gebied nader ontwikkeld, waarbij de kwaliteiten van het gebied en de relatie met de omgeving belangrijke randvoorwaarden zijn voor de totstandkoming van de ontwikkeling.

3.1.4 Archeologie

Geschiedenis van het plangebied

Het Hembrugterrein was vroeger de zuidelijke punt van het schiereiland de Hem, dat ver in het IJ uitstak op de plaats waar de Voorzaan in het IJ uitmondde. Het middendeel van dit schiereiland is nu de Havenbuurt en het noordelijke deel het industriegebied tussen de Havenbuurt en de Russische Buurt.

In 1640 schreef de Zaanse geschiedschrijver Hendrik Soetenboom dat in de Middeleeuwen op de Hem de nederzetting Oud-Zaanden lag. De nederzetting Oud-Zaanden werd in 1150 aangevallen door de Drechter-Friezen, afkomstig uit het huidige West-Friesland. Kort daarna verlieten de bewoners de nederzetting en vestigden zich iets stroomopwaarts langs de Zaan, op de plek waar nu het centrum van Zaandam ligt. Oud-Zaanden is dus de voorloper van het huidige Zaandam en daarom van groot belang voor de geschiedenis van de stad.

Het hele gebied van de Voorzaan, dus ook de Hem, is tussen 1150 en 1300 waarschijnlijk onbewoonbaar geweest vanwege wateroverlast. Dit blijkt uit een laag klei die op het vroegmiddeleeuwse laagveen is afgezet. Soms heeft deze laag een dikte van 2 meter.

De Hem was gedurende de 16e tot 19e eeuw buitendijks land dat door een lage kade werd beschermd tegen het water van het IJ. Uit diverse kaarten blijkt dat de Hem weiland was. Er stonden geen molens of pakhuizen. Vermoedelijk komt dit door de buitendijkse ligging waardoor het land, ondanks de kade rond het terrein, toch kwetsbaar was voor overstromingen.

Pas met de drooglegging van het IJ (1861 – 1876) veranderde deze bestemming. De Hem werd onderdeel van de Ijpolders en was niet langer meer een schiereiland maar gewoon de zuidoosthoek van de Zaandammerpolder. De zuidelijk punt van De Hem kwam in handen van het Ministerie van Oorlog, zoals het Ministerie van de Defensie toen heette, die het uitbreidde, ophoogde met twee meter zand en er een kolenloods en enige andere gebouwen vestigde. Enige jaren later werd de wapenfabriek de Artillerie Inrichtingen, de voorloper van de Eurometaal, vanuit Delft naar het zuidelijke deel van de Hem verplaats (1885-1889). Dat men de wapenfabriek juist op dit terrein vestigde, komt niet alleen omdat het terrein al in handen was van het Ministerie van Oorlog, maar ook omdat het midden in de Stelling van Amsterdam lag en in tijden van oorlog niet bereikt kon worden door het vuur van vijandelijke geschut. Vanaf dat moment deed het terrein dus dienst als industriegebied, in het bijzonder als wapenfabriek.

Niet alleen de bestemming van het gebied veranderde in die tijd, ook de naam. In 1878 bouwde men de Hembrug, een onderdeel van de spoorverbinding tussen Zaandam en Amsterdam. Vanwege de Hembrug, die dicht bij het terrein van de Artillerie Inrichtingen lag, kreeg dit zuidelijke deel van de Hem de naam Hembrugterrein.

Vanaf 1885 is het hele Hembrugterrein in de loop der tijd bebouwd met allerlei gebouwen die nodig waren voor het vervaardigen van wapens, variërend van sabels tot kanonnen. Tijdens koloniale oorlogen breidde het personeelsbestand zich uit tot duizenden mensen. In tijden van vrede liep dit weer terug. Na de jaren zestig zette een voortgaande daling van de productie in. De tijd van de wapen- en munitiefabriek Eurometaal was voorgoed voorbij in 2003 toen het bedrijf niet langer rendabel bleek. De grond was vervuild, de gebouwen stonden leeg en waren overgeleverd aan weer en wind, de natuur nam het over. Het gebied was na 2003 eigendom van Domeinen, de dienst die staatseigendommen beheert en vanaf 2012 van het Rijksvastgoedbedrijf. Met subsidie van de Provincie en het Rijk werden vervallen gebouwen (veelal monumenten) hersteld en wind- en waterdicht gemaakt. In 2004 vestigde Taets Gallery (nu Taets Art en Event Park) zich als één van de eerste ondernemers op het terrein. Ondertussen zijn veel meer ondernemers/kunstenaars op het terrein gevestigd en is een groot aantal gebouwen opgeknapt.

Archeologische vondsten

In 1737 werd in Zaandam de Nieuwe Haven gegraven, dat is het water direct ten zuiden van de Russische Buurt in het noordelijke deel van de Hem. De gravers vonden hierbij talrijke doodskisten en botten. In 1905 vond men in de Havenbuurt, 500 meter ten noorden van het Hembrugterrein, bij het verleggen van de spoorlijn, op twee meter diepte uitgeholde boomstammen met skeletten en aardewerk. Eén boomstam met skelet wordt in het Zaans Museum bewaard, samen met een potje. Het gaat om een kleine, handgevormd bolronde pot uit de 11e of 12e eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0063.png" Afbeelding 59:Archeologische vondsten omgeving Hembrugterrein

In januari 2003 heeft onderzoeksbureau BAAC een archeologisch booronderzoek uitgevoerd op het midden- en oostelijk deel van het Hembrugterrein wat in grote lijnen overeenkomt met het plangebied voor dit bestemmingsplan. Hieruit bleek dat de kern van het terrein bestond uit een oorspronkelijke bodem van veen en klei waarop een laag zand was aangebracht van 2 meter dikte. Mogelijk liggen in deze kleilaag resten van bewoning, bijvoorbeeld van Oud-Zaenden, maar een booronderzoek is niet geschikt om dit aan te tonen.

Aanvullend is in maart 2017 door archeologenbureau Argo een verkennend booronderzoek uitgevoerd en zijn proefsleuven gegraven in het plangebied weststrook Hembrugterrein (zie Bijlage 7 en 8). Bij het booronderzoek zijn in totaal 15 boringen geplaatst met een maximale diepte van 2,0 m onder maaiveld. Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied vanaf 0,6 m onder maaiveld geoxideerde en veraarde lagen aanwezig zijn, evenals een vertrapte laag. Dergelijke lagen kunnen een indicatie zijn voor bewoningssporen ter plaatse. In het zuidelijke deel is mogelijk een geul aanwezig. Ook werden verstoorde zones aangetroffen. Voor de niet verstoorde delen werd op basis van het bovenstaande een vervolgonderzoek geadviseerd. In het plangebied is, vanwege de vervuilde laag, niet de gehele proefsleuf aangelegd maar zijn viertal machinaal aangelegde kijkgaten binnen het tracé van de beoogde sleuf gemaakt. Artefacten zijn bij het onderzoek niet gevonden. Het aantal sporen is zeer gering en de laag is niet behoudenswaardig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0064.png"

Afbeelding 60:Archeologisch booronderzoek (links) en proefsleuven (rechts) weststrook plangebied (Argo, 2017).

Conclusie archeologie

Uit de historische vermeldingen en archeologische vindplaatsen blijkt dat op het midden- en oostelijk deel van het plangebied op twee meter diepte een kleilaag ligt die mogelijk resten van de nederzetting Oud-Zaanden kan bevatten. Daarom wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan het midden en oostelijk deel van het plangebied aangegeven als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie). Hierbij wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld bij bodemverstorende werkzaamheden die dieper gaan dan 2 meter onder het huidige maaiveld.

3.1.5 Conclusie cultuurhistorische en archeologische waarden

De cultuurhistorische en archeologische waarden van het Hembrugterrein vormen het uitgangspunt voor de (her)ontwikkeling van het hele terrein en dus ook voor noordelijk deel van Hembrug. Hierdoor is er geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De monumenten worden beschermd door de Erfgoedwet en erfgoedverordening en de regeling in dit bestemmingen borgt de uitgangspunten en randvoorwaarden ten aanzien van cultuurhistorie zoals vastgelegd in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel.

Ten aanzien van archeologie zijn er geen locaties binnen de grenzen van dit bestemmingsplan waar waarden beschermd moeten worden. De verwachting dat archeologische waarden voorkomen, is laag. Om deze reden zijn er geen nadere regels opgesteld. Wel is geadviseerd om, met inachtneming van een veiligheidsmarge van 0,2 m, bij grondverzet dieper dan 0,4 m onder het huidige maaiveld archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren. De algemene zorgplicht vanuit de Erfgoedwet blijft gelden. Bij verdenking van het voorkomen van archeologische waarden dient hiervan melding gemaakt te worden.

Randvoorwaarden

De cultuurhistorische waarden zijn leidend geweest voor het ontwikkelen van de plannen voor het Hembrugterrein. Inzet voor de herontwikkeling van het Hembrugterrein is een ontwikkeling met behoud van de cultuurhistorische waarden en herkenbaarheid van het terrein en versterking door de toevoeging van een nieuwe laag aan het DNA in de vorm van gebouwen en verblijfsplekken die bijdragen aan de kwaliteiten van Hembrug. Om dit in het noordelijk deel te kunnen realiseren, is een stedenbouwkundig plan opgesteld, gebaseerd op de Gebiedspaspoorten, de Beleidslijnen en het Masterplan Hembrug. Daarin zijn randvoorwaarden beschreven waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. Hiermee wordt beoogd richting te geven aan de kwaliteit en het behoud van de cultuurhistorische waarden.

In het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel is elk afzonderlijk bouwveld nader uitgewerkt en vervolgens vertaald naar de bouwregels van dit bestemmingsplan en daarmee juridisch bindend bij de (ver)bouwplannen in het noordelijk deel van Hembrug. De monumenten zijn beschermd middels de Erfgoedwet en de erfgoedverordening Zaanstad. Voor wijzigingen aan de monumenten dient een vergunning aangevraagd te worden die getoetst wordt aan de kwaliteiten van het monument. De planregels borgen de (openbare) ruimte rondom de monumenten, zodat de omgeving geen afbreuk doet aan de monumentale waarde.

3.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten

3.2.1 Omsloten en een goede aanhechting met de omgeving

Het Hembrugterrein is een militair industrieel landgoed. Het ademt een unieke sfeer, van bos tot productiegebied tot waterfront. Kern van het Masterplan Hembrug is behoud en versterking van de eenheid door de ruimtelijke kwaliteiten van het industriële landgoed en de relatie met het water centraal te stellen. De randen van het Hembrugterrein worden gemarkeerd door een samenhangend stelsel van bosschages aan de oost-, noord- en westkant van het terrein, en een wat meer formele rand aan de zuidzijde bij het waterfront. Het terrein ontwikkelt zich tot een levendig gemengd werk- en woongebied en een leefomgeving voor ondernemers, bewoners en bezoekers. Het is dus belangrijk dat het terrein zich tegelijkertijd opent naar de omgeving, met uitnodigende en herkenbare entrees waar je 'thuiskomt', met een effectieve doorlaatbaarheid voor langzaam verkeer en een vlotte verbinding met het centrum van Zaanstad en een goede aanhechting met de omgeving Zaanstad en met Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0065.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0066.png"

Afbeelding 61: Een goede aanhechting met de omgeving, groen omsloten karakter (bron: Masterplan Hembrug 2021).

De essentie 'goede aanhechting met omgeving' uit het Masterplan Hembrug is in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel nader uitgewerkt. Zo is rekening gehouden met een ruimtereservering voor een voetgangersbrug vanaf het noordelijk deel van Hembrug over de Den Uylweg, in het verlengde van het Verloren Spoor. Hierdoor kan in de toekomst een nieuwe aangename route voor voetgangers ontstaan vanaf het Hembrugterrein tot aan het centrum van Zaanstad. Verder is een nieuwe entree opgenomen in het stedenbouwkundig plan, in het verlengde van de Regenmeter richting de Havenstraat, uitsluitend bestemd voor voetgangers en fietsers en (uitsluitend bij calamiteiten) voor nood- en hulpdiensten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0067.png"

Afbeelding 62: Groene randen van Hembrug (bron: Masterplan Hembrug 2021).

Het 'groen omsloten karakter' zoals verwoord in het Masterplan Hembrug (2021) is nader uitgewerkt in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel. De noord- en westrand van het noordelijk deel worden voorzien van samenhangend stelsel van 'dicht bos' van ca. 30 meter (zie afbeelding 63). Deze bosranden worden samen met het bos als belangrijke kwaliteiten van het noordelijk deel van Hembrug gezien. Daarom wordt een groene rand rondom het plangebied voorgeschreven en het bos behouden. Deze randvoorwaarde wordt gedekt met het toekennen van de bestemmingen 'Bos' en 'Groen' in het bestemmingsplan met eigen regels over de mogelijkheden en gewenste functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0068.png"

Afbeelding 63: Groene randen noordelijk deel Hembrug (bron: stedenbouwkundig plan noordelijk deel Hembrug, februari 2022).

3.2.2 Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

De grote cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het Hembrugterrein dienen als uitgangspunt voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein (zie 3.1). De ontwikkeling van het Hembrugterrein dient aan te sluiten bij de bestaande kwaliteiten. Om deze reden zijn de cultuurhistorische waarden uitgebreid beschreven (Steenhuis Meurs, 2010) en is een analyse gemaakt van de wijze waarop een nieuwe ontwikkeling volgens de Nota van Uitgangspunten gerealiseerd kan worden met behoud en versterking van bestaande waarden op het terrein (Gebiedspaspoorten, Steenhuis Meurs, 2016). Dit betreft niet alleen de cultuurhistorische waarden maar ook de landschappelijke waarden die op Hembrugterrein nauw met elkaar zijn verweven. De randvoorwaarden uit de Gebiedspaspoorten zijn na vertaling in het Masterplan Hembrug (2021) en de nadere uitwerking voor het noordelijk deel (lees: stedenbouwkundig plan) verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. Voor zover het de meer aan welstand en architectonische inpassing voorwaarden betreft zijn deze opgenomen in het beeldkwaliteitsplan voor Hembrug (2022).

De bestaande rijks- en gemeentemonumenten binnen de grenzen van dit bestemmingsplan worden volgens de Monumentenwet en de erfgoedverordening Zaanstad beschermd. Ook zijn er zodanige randvoorwaarden aan de ontwikkeling gesteld dat deze monumenten bij de nieuwe ontwikkeling versterkt kunnen worden. Dit houdt in dat monumenten opnieuw in gebruik genomen kunnen worden, waarvoor in een aantal gevallen een forse restauratie noodzakelijk is. En dat nieuwe elementen hier volgens de essenties zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan voor Hembrug (2022) toegevoegd kunnen worden.

Verder zijn zichtlijnen in het bestemmingsplan vastgelegd door middel van de bestemmingen 'Verkeer – Verblijfsgebied' en 'Waarde – Cultuurhistorie' dan wel doordat binnen de bestemmingen 'Bos' en 'Gemengd – 2' geen nieuwe gebouwen in deze zichtlijnen gerealiseerd mogen worden. De landschappelijke monumenten ('artefacten') zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Dit betreft het Plofbos en de aarden wallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0069.png"

Afbeelding 64: Zichtlijnen noordelijk deel Hembrug.

Daarnaast zijn nieuwe toevoegingen in het noordelijk deel van Hembrug mogelijk. Het stedenbouwkundig plan geeft aan op welke plaatsen gebouwd kan worden en met welke dichtheden etc.. De basis voor dit plan is het Masterplan Hembrug, de Beleidslijnen en de Gebiedspaspoorten. In het beeldkwaliteitsplan zijn de essenties van de gewenste beeldkwaliteit voor het Hembrugterrein geformuleerd. Deze essenties vormen de welstandscriteria op basis waarvan gebouwontwerpen en inrichtingsplannen worden beoordeeld. In de vroege fasen van de planvorming vindt de kwaliteitsbeoordeling voor het Hembrugterrein plaats in het kwaliteitsteam 'Supervisie MAAK Zuid'. In de vergunningsfase wordt de eindbeoordeling met betrekking tot welstand en monumenten uitgevoerd door de adviescommissie Welstand en Monumenten Zaanstad (AWMZ). Bij de finale advisering neemt de AWMZ de uitgebrachte adviezen c.q. het adviesdossier uit het kwaliteitsteam 'Supervisie MAAK Zuid' mee in de afweging. Het meest belangrijke kwaliteitsaspect vormt hierbij de samenhang op het terrein: in de architectuur en de verschillende opeenvolgende perioden waarin de gebouwen zijn gerealiseerd, in de structuren op het terrein (zichtlijnen, bovengrondse leidingen en groenstructuren) en in de functies die het terrein door de tijd heen heeft gehad.

3.3 Wonen

Zowel door de gemeente Zaanstad als vanuit de metropoolregio Amsterdam is onderzoek gedaan naar de woon- en woningbehoefte in Zaanstad en de regio. Mede door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in de gemeente Zaanstad groot. Ca. 12.000 huishoudens in Zaanstad zijn recent (in de periode 2017-2018) in of naar Zaanstad verhuisd. Dat is 16% van alle huishoudens. Veel instroom naar de gemeente Zaanstad komt uit de gemeente Amsterdam en de regio (zie afbeelding 65).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0070.png"

Afbeelding 65:Verhuizing huishoudens vanuit MRA naar Zaanstad (bron MRA, factsheet Zaanstad 2019)

Uit het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (RAP Wonen) van de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam (SRA) blijkt dat in de marktregio Zaanstreek-Waterland (inclusief Amsterdam) voor de periode 2015-2025 wat woningbehoefte betreft een tekort aan harde plancapaciteit bestaat van circa 31.330 woningen. Zowel stedelijk als suburbaan is sprake van een aanzienlijk capaciteitstekort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0071.png"

Afbeelding 66: Woningtekort groot Amsterdam 2019 (Capital Value/ABF Research, 2019)

Er is door de snelgroeiende woningbehoefte in de periode 2015-2025 afgesproken de woningbouwproductie in de periode 2016-2020 te versnellen. Dit blijkt ook uit de Woonvisie 2019-2024 van de gemeente Zaanstad. Doel is om naast de versnelling van de nieuwbouwproductie in te zetten op een meer divers en betaalbaar aanbod en het zelfstandig gaan en blijven wonen van jongeren en ouderen te bevorderen. Voor de komende jaren betekent dit een verhoging van de nieuwbouwproductie in de gemeente Zaanstad naar 1.000 woningen per jaar. Om de omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft de gemeente Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor het intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle woningtypen en prijsklassen. De gemeente Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woningaanbod zodat er voor iedereen – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners – wat beschikbaar is.

Het Hembrugterrein behoort tot de Top 16 woningbouwprojecten van gemeente Zaanstad (bron: Coalitieakkoord 2018-2022). Deze 16 projecten hebben voorrang bij de gemeentelijke begeleiding. De prioritering is aangebracht met als doel de woningproductie te versnellen tot meer dan 1.000 woningen per jaar. In 2022 zijn de gemeenteraadverkiezingen gehouden in Nederland en is in gemeente Zaanstad een nieuw coalitieakkoord gesloten voor de periode 2022-2026. In het nieuwe akkoord, getiteld 'Slagen Maken' wordt de focus gelegd op de kwalitatieve uitvoering van bestaande woningbouwplannen waarvoor reeds anterieure overeenkomsten zijn gesloten. Voor het Hembrugterrein is in 2018 een anterieure overeenkomst gesloten.

Op basis van het programmakader voor het Hembrugterrein (zie paragraaf 2.2.2) kan 2/3 van het totale ontwikkelprogramma voor het Hembrugterrein, te weten 180.000 m² bvo (bestaand en nieuwbouw samen), voor woningbouw worden aangewend (omgerekend maximaal 120.000 m² bvo). Een belangrijke ambitie in het Masterplan Hembrug is om het merendeel van deze woonmeters in het noordelijk deel van Hembrug te realiseren. Uit het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel wordt duidelijk dat (maximaal) 93.000 m² bvo voor de functie wonen gerealiseerd kan worden waarvan ca. 87.100 m² bvo in de nieuwbouw en het restant in de bestaande gebouwen (zie afbeelding 67).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0072.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0073.png"

Afbeelding 67: Indicatie programma(scenario's) voor wonen noordelijk deel Hembrug inclusief locatieduiding.

Het woonprogramma voor het noordelijk deel is nog voorlopig. Zo loopt er bijvoorbeeld nog een haalbaarheidsstudie voor de inpassing van een woon/zorgconcept in het noordelijk deel (zie paragraaf 3.4). Het woonprogramma zal meer definitief vastgelegd kunnen worden op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is en met woningafnemers (belegger, woningcorporatie etc.) definitieve afspraken gemaakt kunnen worden en de vrije sector koop nader op de woningmarkt ontwikkeling en -aanbod op dat moment kan worden afgestemd. Omgerekend komt het woningaantal in het noordelijk deel voorlopig uit op totaal 1.053 woningen.

Het merendeel van het nieuwbouwprogramma wordt gerealiseerd in appartementen en vrijwel al het wonen in de bestaande gebouwen is in de vorm van grondgebonden- c.q. eengezinswoningen. Op basis van de Anterieure Overeenkomst geldt de verplichting om 20% van het totaal aantal woningen in het noordelijk deel (nieuwbouw en bestaand samen) te realiseren in de sociale huur. Op basis van het voorlopig programma zou dit neerkomen op 210 woningen.

Omdat het woonprogramma nog niet vaststaat, is enige flexibiliteit in het bestemmingsplan nodig ten aanzien van de aantallen en m² bvo. Deze flexibiliteit beperkt zich tot maximaal 80 extra woningen mits passend in relatie tot de stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden in de omgeving van het plangebied. Dit is zo ook in planregels van het bestemmingsplan opgenomen. Voornoemd aantal woningen is met 30 verhoogd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan om beter in te kunnen spelen op de (verslechterde) marktomstandigheden (als gevolg van de oorlog in Oekraïne), mogelijke omzetting van een deel van het woon/zorg programma 'Hamlet' voor bredere doelgroepen zoals 'young professionals' en eventueel meer betaalbare woningen mogelijk te maken in geval de subsidieaanvraag in het kader van de Woningbouwimpuls door het Rijk wordt gehonoreerd aan de gemeente Zaanstad.

Het realiseren van voornoemd woonprogramma in het noordelijk deel van Hembrug is in overeenstemming met de woningbehoefte in de gemeente Zaanstad en de metropoolregio van Amsterdam. Dit geldt ook voor het feit dat het woonprogramma in het noordelijk deel van Hembrug middels een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour wordt gerealiseerd. Zie ook paragraaf 3.10.

3.4 Maatschappelijke functies

Mogelijk wordt een woon/zorgcomplex in het noordelijk deel van het Hembrugterrein gerealiseerd voor senioren van actief en onafhankelijk tot hulp- of zorgbehoevend. Op deze manier wordt ingespeeld op de toenemende vraag in de markt naar (levensbestendige) woningen voor senioren. Het woon/zorgconcept is geïnspireerd door community en lifestyle woonconcepten met een sterke focus op gemeenschappelijke ruimtes voor gemengd gebruik, interactie met de omgeving/buurt en vanuit gastvrijheid gedreven diensten en programmering.

Op basis van het woon/zorgconcept worden alle appartementen modulair opgebouwd. De modules kunnen in de beheerfase worden samengevoegd tot grotere woningen of een 'zorgmodule' kan in tweede instantie worden toegevoegd. Zo zijn de woningen niet alleen levensloopbestending maar door hun flexibiliteit ook toekomstbestendig. Een woon/zorgconcept op het Hembrugterrein sluit aan op de woon- en zorgvisie, ambities en specifieke woningvraag van de gemeente Zaanstad en lokale zorgaanbieders.

Het woon/zorgprogramma is afgestemd op de gewenste brede mix van leeftijdsgroepen, woningcategorieën en prijssegmenten. Doel is een brede mix van bewoners aan te trekken die in een levensbestendige woning willen wonen. De 'senior' laat zich niet omschrijven als een leeftijdsgroep, maar meer als een levensfase waarin de bewoners zich bevinden. Daarnaast sluit het woonprogramma met haar 24-uurszorg woningen aan op de opgave van de gemeente Zaanstad en de lokale zorgpartijen om meer 24-uurs zorgplekken te creëren. Zie afbeelding 68voor het voorlopig programma inclusief de ondersteunende (zorg)functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0074.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0075.png" Afbeelding 68: Indicatie woon-zorgprogramma noordelijk deel Hembrug inclusief locatieduiding.

Samenvatting

Een woon/zorgcomplex in het noordelijk deel van het Hembrugterrein biedt:

  • De mogelijkheid om te kunnen voldoen aan een specifieke woningbehoefte van 'senioren' die zich niet laat omschrijven als een leeftijdsgroep maar meer als een levensfase met interesse voor cultuurhistorisch erfgoed, kunst en cultuur, natuur en een sociale en actieve omgeving.
  • Een voorzieningenprogramma dat is afgestemd op bewoners, bezoekers en buurtbewoners dat bijdraagt aan de gewenste interactie en dynamiek op Hembrug.
  • Een mix van levensloopbestendig en toekomstbestendige huur- en koopappartementen voor een brede mix van senioren: met de mogelijkheid tot zorg indien dit in toekomst nodig blijkt, zoals 24-uurszorg of zorg op afroep.
  • Ca. 231 appartementen waarvan voorlopig 41 met 24-uurszorg in relatie tot de opgave van de gemeente Zaanstad en de lokale zorgpartijen om 600-1.000 intramurale plekken te creëren voor Zaankanters met een lager besteedbaar inkomen.
  • Een maatschappelijke bijdrage aan het tegengaan van eenzaamheid onder ouderen en het bieden van een passende woonvorm voor nu en in de toekomst.

3.5 Groen en openbare ruimte

Een robuuste groenstructuur

Hembrug is een uniek groen terrein te midden van de geïndustrialiseerde gebieden aan het Noordzeekanaal en de Zaan. Het Hembrugterrein bestaat voor een belangrijk deel uit bos. Omdat in de omgeving relatief weinig bos aanwezig is, vormt het Hembrugbos een belangrijk leefgebied voor verschillende vogelsoorten en vleermuizen. Het Masterplan Hembrug benadert het Hembrugterrein als één natuurgebied met variatie in de samenstelling van het groen: een bos aan de rand en in de kern, geleidelijk opener richting het waterfront met een afwisseling van kruiden- en bloemrijke vegetaties, groensingels en verspreide bomen. Het Hembrugterrein wordt een geweldige leefomgeving voor mensen én dieren én planten. De huidige groenstructuur in het noordelijk deel is een belangrijke waarde voor de identiteit van Hembrug. In het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel is doorgebouwd op het reeds aanwezige rijke groenbestand en ingezet op behoud, verbetering en uitbreiding van het bos. Het bos wordt zo veel mogelijk (door)ontwikkeld. De uitstraling en het beheer van het bos is overal gelijkwaardig zodat hierin de eenheid behouden blijft. De rand van het Hembrugterrein is op sommige plekken vrij smal. Om deze reden worden de randen voorzien van 'dicht bos' met een groot aandeel heesters zodat een dichte rand ontstaat.

Door onderzoeksbureau Cobra Groeninzicht is in 2020 en 2021 voor de bouwvelden in het noordelijk deel een nauwkeurige inventarisatie en analyse gemaakt van de kwaliteit van het bestaande groen en bomen (zie Bijlage 9). Zo zijn alle bomen afzonderlijk ingemeten en beoordeeld op behoudenswaardigheid. De kwaliteit en toekomstverwachting is per boom beoordeeld, er is gekeken naar de boomveiligheid en een beheeradvies opgesteld. Uit de inventarisatie is duidelijk geworden welke bomen vanwege de (zeer) slechte kwaliteit en onveiligheid verwijderd dienen te worden en voor welke bomen veiligheidssnoei wenselijk is, controle of nader onderzoek.

Een belangrijk aandachtspunt in relatie tot behoud van bomen vormt de grondwaterstand in het plangebied. Het veranderen van de grondwaterstand kan een (ernstig) negatief effect hebben op de levensduur van de bomen. In geval de grondwaterstand tijdelijk of permanent wordt verlaagd, treedt verdroging op. Wordt de grondwaterstand verhoogd, dan is er kans op het ontstaan van wortelrot met instabiliteit van de boom tot gevolg. Het voorzichtig wijzigen van de grondwaterstand kan ook voordeel opleveren voor de bomen. Hierdoor komt er bijvoorbeeld meer doorwortelbare ruimte beschikbaar. Staat de grondwaterstand nu te laag, dan hebben de bomen in droge periodes juist profijt van een hogere grondwaterstand. In de planuitwerking voor het noordelijk is aandacht hiervoor, bijvoorbeeld door op een aantal plekken een groeiplaatsonderzoek uit te voeren.

Een deel van de nieuwbouw in het noordelijk deel wordt conform het Masterplan Hembrug (en de Gebiedspaspoorten) gesitueerd op plekken waar nu bomen staan: met name in de noordrand. Bij de stedenbouwkundige inpassing van de nieuwbouw is zorgvuldig rekening gehouden met de behoudenswaardige bomen en de kwaliteit van de bestaande bomen. De nieuwe bouwblokken zijn zodanig gepositioneerd dat dit zo minimaal mogelijk ten koste gaat van gezonde en behoudenswaardige bomen.

Naar aanleiding van een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan van bewoners Havenstraat over onder meer behoud van waardevolle bomen is nader en specifiek onderzocht en beoordeeld of een paardenkastanje bomenrij en rij lindebomen in de 'werkzone' van bouwveld 8 behouden kunnen worden. Dit is mogelijk gebleken door het bouwvlak van bouwveld 8 in lichte mate aan te passen. Deze aanpassing is verwerkt in het bestemmingsplan (verbeelding).

Omdat het niet mogelijk is om alle bestaande bomen te behouden, wordt nieuw bos aangeplant in de bosranden (noord- en westzijde) en het Hembrugbos uitgebreid in zuidoostelijke richting (tot vrijwel aan de perceelgrenzen van de bestaande woningen aan de Havenstraat) en op plekken waar de ruimte dat toelaat (buiten het Hembrugbos), bijvoorbeeld op een aantal nieuwe pleinen in bouwveld 9B (noordwestrand). Op deze manier wordt uiteindelijk het noordelijk deel van Hembrug versterkt met meer hectare bos. Zie paragraaf 2.3.8 voor meer toelichting.

Het Hembrugbos

Gesitueerd in het midden op het Hembrugterrein ligt het Hembrugbos. Het bos vormt een belangrijk deel van het totale groen op Hembrug met belangrijke natuur- en erfgoedwaarden. Het Hembrugbos is een uniek bos, met vele sporen uit het rijke Hembrugse verleden, zoals bunkers, bovengrondse leidingen, een schietbaan en aarden wallen. Door deze geschiedenis is het bos écht onderdeel van het terrein: een luwer en groener stuk Hembrug. Het bos kent grofweg twee delen: het Plofbos, met de bunkers en leidingstraten; en het Naoorlogse Bos, met de voormalige schietbaan. Deze twee delen worden doorsneden door de Bosweg.

Het Hembrugbos neemt een belangrijke positie in bij de (her)ontwikkeling van het Hembrugterrein. In 2020 is het bos overgegaan naar de gemeente Zaanstad en de monumenten in het bos naar Hembrug Zaandam B.V.. In 2021 zijn de kernkwaliteiten die het Hembrugbos zo kenmerkend en uniek maken op het gebied van cultuurhistorie, beleving en ruimtelijke kwaliteiten vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. Ook zijn hierbij richtlijnen geformuleerd. Hiermee zijn beargumenteerd de kaders gesteld over hoe de gemeente Zaanstad om wenst te gaan met het bos. Uitgangspunt van het Kleibos is dat ter bescherming van de natuurwaarden terughoudend wordt omgegaan met de toegankelijkheid van het bos.

Op basis van de kernkwaliteiten en richtlijnen voor het Hembrugbos en het Masterplan Hembrug is in 2021 een visie voor het Hembrugbos opgesteld, parallel aan het stedenbouwkundig ontwerp voor het noordelijk deel. Om de samenhang te borgen, is Strootman Landschapsarchitecten gevraagd om een bijdrage te leveren aan de visievorming voor het Hembrugbos. De bosvisie is in februari 2022 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld en dient als eerste stap richting het inrichtings- en beheerplan voor het Hembrugbos. In het bestemmingsplan voor het noordelijk deel is rekening gehouden met voornoemde kernkwaliteiten, richtlijnen en visie op het Hembrugbos, met name in relatie tot de bestemmingen voor de bestaande monumentale gebouwtjes in het Plofbos en de planregels.

Openbare ruimte

De buitenruimte op het Hembrugterrein heeft een uniek eigen karakter. Zo is het materiaalgebruik van de openbare ruimte zeer bepalend voor het karakter van Hembrug en vormt het een belangrijk bindmiddel tussen de architectuur en de atmosfeer in de openbare ruimte. De bestaande inrichting kenmerkt zich in de bestrating van robuuste stelconplaten, met aan de randen een margestrook van roodbruine gebakken klinkers. Verschillende tijdslagen komen daarin tot uitdrukking.

De bestaande straten in het noordelijk deel worden in principe behouden tenzij aanpassing vereist is, bijvoorbeeld als gevolg van de ontwikkeling zelf of in verband met richtlijnen zoals deze gelden voor toegankelijkheid van nood- en hulpdiensten. Dit laatste geldt specifiek voor de Regenmeter en het Verloren Spoor. De nieuwe straten en pleinen worden zoveel mogelijk ingericht conform de huidige look & feel op het Hembrugterrein, te weten: gelijkvloers (geen trottoirs), pragmatisch, een industriële materialisatie en waar mogelijk op basis van het principe 'shared space' (alle gebruikers op de rijbaan). De buitenruimte is collectief en nodigt uit voor gebruik. Dit houdt in dat de buitenruimte zo veel mogelijk ongepland is en de privé-buitenruimtes van (toekomstige) bewoners en ondernemers relatief beperkt. Een paar verbijzonderde (openbare) verblijfplekken op Hembrug zijn welkom. In het noordelijk deel vormen bijvoorbeeld de aarden wallen aan het Verloren Spoor een mooie aanleiding voor een verbijzondering.

Het bestaande netwerk wordt op een terughoudende manier aangevuld met een zacht netwerk van paden. Daarmee worden de beboste delen van het noordelijk deel en de nieuwe woongebieden beter toegankelijk en verbonden met het zuidelijk deel. Er wordt terughoudend omgegaan met het toevoegen van nieuwe verlichting(-sterkte): op sommige (groene) plekken mag het ook donker zijn, mits dat samen kan gaan met een (sociaal) veilige openbare ruimte. Nieuwe parkeervoorzieningen in het noordelijk deel zijn conform de ambitie in het Masterplan Hembrug (en de Gebiedspaspoorten) zoveel mogelijk uit het zicht gesitueerd in gebouwde voorzieningen en in beperkte mate in groene parkeerkoffers geclusterd op maaiveld in de noordoosthoek. In deze koffers kunnen de bewoners van bijvoorbeeld de Enclave en bouwveld 8 hun auto's stallen, aangevuld met een paar deelauto's en dergelijke ('microhub'). De parkeerkoffers op maaiveld in het noordelijk deel (vanaf het Verloren Spoor richting Regenmeter) zijn niet bestemd voor bezoekers parkeren. De bezoekers met auto's worden geweerd en in plaats hiervan centraal opgevangen in de parkeervoorziening(en) bij de hoofdentree en/of de zuidwestrand van het Hembrugterrein.

Voor de openbare ruimte geldt dat op basis van de ontwerpprincipes voor de beeldkwaliteit uit het beeldkwaliteitsplan voor het Hembrugterrein een masterplan voor de openbare ruimte (MOR) wordt opgesteld. De 'Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad' (WIORZ) is hierbij van belang, mede in relatie tot de overdracht van (delen van) de buitenruimte aan de gemeente Zaanstad en/of derden. Het MOR wordt voor besluitvorming aan de gemeenteraad van Zaanstad voorgelegd.

Overgang privé-openbaar

Het collectieve karakter van het Hembrugterrein is een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke visie. Het Masterplan behoudt dit karakter door in principe de (toekomstige) buitenruimte openbaar te houden. Door grenzen op te heffen en mono functionaliteit en privatisering te beperken, dragen we bij aan het collectief gebruik van de openbare ruimte.

Door het realiseren van woningen op Hembrug ontstaat een nieuwe relatie tussen privé en openbaar. De ambitie is om deze overgangen informeel en 'open' vorm te geven met Hembrugse oplossingen zodat het bestaande karakter wordt behouden en versterkt. Binnen de hoofdopzet van de openbare ruimte in het noordelijk deel is ruimte voor pleintjes en groene plekken waar bewoners op verzoek zelf invulling aan kunnen geven. Mensen verbinden zich aan een plek door deze eigen te maken en hier aandacht en zorg aan te besteden. Het aanmoedigen van bewoners en gebruikers om dit samen te doen is hierbij belangrijk. Door aan te sturen op een soort van eigenaarschap van de (toekomstige) openbare ruimte worden de verblijfsplekken in de buitenruimte gevoelsmatig deels van hen. Dit maakt dat ze de plek koesteren, er zuinig op zijn en er dus ook goed voor zorgen. De privé buitenruimte bij een woning blijft in principe relatief beperkt (circa 1,5 meter netto diep gemeten vanaf de buitengevel) en er worden geen vaste erfafscheidingen toegepast. Het onderscheid wordt gemaakt door afwijkend materiaalgebruik of verband bij verharding en bijvoorbeeld grasklinkers bij groen (zie Beeldkwaliteitsplan Hembrug).

Omgang met erfgoed in de openbare ruimte

Het militair-industriële verleden van Hembrug bepaalt het unieke karakter van het terrein. Verspreid over het terrein zijn er naast de industriële gebouwen talloze artefacten te vinden die aan dit verleden herinneren. Alle artefacten in het plangebied blijven in principe behouden, worden waar nodig hersteld en dienen als inspiratie voor de toekomstige inrichting van het gebied, hier en daar gekoppeld aan nieuw gebruik. In het noordelijk deel zijn dit onder meer de bunkers in het Kleibos en de aarden wallen langs het Verloren Spoor. Deze bijzondere historische objecten worden behouden en waar nodig hersteld. Het verloren Spoor zelf wordt als structuurlijn versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0076.png"

Afbeelding 69: Programmering Hembrugterrein (Masterplan Hembrug, 2021)

3.6 Economische functies

Hembrug heeft de potentie om veel mensen op het terrein te laten werken, wonen, creëren, bezoeken en verblijven. Levendigheid op elk moment van de dag betekent bij uitstek functiemenging. De verhouding tussen werken en wonen verschilt per deelgebied op het terrein. Het noordelijk deel is primair op wonen georiënteerd, aangevuld met werken en een paar voorzieningen in delen van het plangebied. Zo zijn niet-woonfuncties bijvoorbeeld in bouwveld 8 en 9A.1 (oost) niet mogelijk.

In het noordelijk deel is ruimte voor 8.250 m² bvo voor 'werken' en voorzieningen samen. In het plangebied is een aantal bestaande bedrijven gevestigd. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is behoud van de bestaande bedrijven als ook het Hembrug Museum (gevestigd in 2 kleine gebouwen). Bij de woningbouwontwikkeling wordt rekening gehouden met de ongehinderde bedrijfsvoering enerzijds en een goed woon- en leefklimaat anderzijds (zie paragraaf 3.19).

Voor De Enclave is vergunning verleend voor 26 woningen. In de Enclave gebouwen gaan de nieuwe bewoners wonen en werken (ongeveer gelijk verdeeld) combineren. Ook voor Gebouw 281 ('De Garage') wordt de combinatie werken met (in mindere mate) 'wonen' mogelijk gemaakt. In de nieuwbouw wordt uitgegaan van buurtvoorzieningen (in de plint) met een buurtsupermarkt (nabij de hoofdentree van het terrein), horeca, een sportschool e.d.. Hierdoor ontstaan nieuwe ontmoetingsplekken op Hembrug. Voor de bestaande gebouwen in het bos geldt dat deze bestemd worden voor culturele voorzieningen en natuureducatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0077.png"

Afbeelding 70: Aandeel niet-wonen noordelijk deel Hembrugterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0078.png"

Afbeelding 71: Toedeling niet-woonfuncties noordelijk deel Hembrugterrein.

3.7 Verkeer, vervoer en parkeren

In paragraaf 2.3.9 is het onderwerp mobiliteit in relatie tot het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel toegelicht. De primaire toegang voor autoverkeer tot het Hembrugterrein is via de rotonde Provincialeweg en Artillerieweg. De Artillerieweg is aangesloten op de hoofdwegenstructuur van de gemeente Zaanstad middels een rotonde op de Provincialeweg (N203). Via de N203 is het terrein verbonden met het stadscentrum en met de Den Uylweg die naar de Rijksweg A8 leidt. De ontwikkeling van het noordelijk deel van het Hembrugterrein zorgt voor een bepaald aantal bezoekers en bewoners en dit zorgt voor een bepaalde verkeersgeneratie van autoverkeer.

Verkeerskundig adviesbureau Goudappel heeft onderzoek uitgevoerd naar de verkeersgeneratie en de ontsluiting van het plangebied. Om een goed beeld te krijgen van de effecten op het wegennet door de ontwikkeling van het noordelijk deel van het Hembrugterrein zijn verschillende wegen in de omgeving van het terrein beschouwd ('studiegebied'). In onderstaande afbeelding zijn voornaamste aanrijroutes en de verschillende locaties weergegeven. Bureau Goudappel is ingegaan op de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten van de verkeersafwikkeling in het studiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0079.png"

Afbeelding 72: Overzicht relevante wegen plangebied Hembrugterrein (Goudappel, 2022).

De verkeerseffecten zijn in beeld gebracht door gebruik te maken van landelijke CROW-kengetallen, het meest recente Zaanse Verkeersmodel en aanvullende software-instrumenten. In de analyse zijn drie situaties onderzocht: de huidige situatie, de autonome situatie in 2032 (zonder ontwikkeling noordelijk deel Hembrug) en de plansituatie in 2032 (inclusief de ontwikkeling noordelijk deel Hembrug). Uit de rapportage komt naar voren dat:

  • Door de voorgenomen ontwikkeling de planbijdrage circa 3.800 motorvoertuigen per etmaal \ op een gemiddelde werkdag zal bedragen.
  • Vooral op de Artillerieweg en in mindere mate op de Provincialeweg en de Thorbeckeweg als gevolg van de planontwikkeling extra verkeer zal ontstaan.
  • De bestaande rotonde Artillerieweg – Provincialeweg het extra verkeer uitstekend kan verwerken.
  • De verkeersafwikkeling op het kruispunt Provincialeweg – Den Uylweg in de plansituatie redelijk/matig is. Optimalisatie in de verkeersafwikkeling is mogelijk door aanpassing van de huidige verkeerslichtenregeling.

Zie Bijlage 10 voor het verkeersonderzoek Noordelijk deel Hembrugterrein (Goudappel, 11 februari 2022).

De verkeersontsluiting van het noordelijk deel van Hembrug vindt plaats over de bestaande wegen en paden op het terrein. Het uitgangspunt is dat de bestaande wegenstructuur op het terrein zoveel mogelijk wordt behouden. De Artillerieweg vormt de gebiedsontsluitingsweg. Het Verloren Spoor, de Regenmeter en het deel van de Artillerieweg na de kruising met Verloren Spoor zijn erftoegangswegen. Voornoemde wegen zijn in het bestemmingsplan bestemd ten behoeve van verkeer (Functie: Verkeer en verblijf). Op deze wegen (staat het ontsluiten van de omgeving voor gemotoriseerd en langzaam verkeer voorop. Het laatste gedeelte van de Regenmeter naar de Havenstraat is uitsluitend te gebruiken als route voor calamiteiten en hulpdiensten en voor fietsers en voetgangers. De gemengde verkeersfunctie vraagt om een goede inrichting van de weg, waarbij verkeersveiligheid en een goede afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten van belang is. Er geldt op deze wegen een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Aanvullend wordt een deel van de Bosweg (vanaf de Regenmeter) gebruikt voor de beperkte ontsluiting van bouwveld 8 en de Enclave. Op deze secundaire weg staat het verblijven voorop en geldt een maximum snelheid van 15 kilometer per uur. De Bosweg op de plek waar deze het Naoorlogse bos en Plofbos doorkruist wordt in principe vrijgehouden van autoverkeer zodat wandelaars en fietsers veilig kunnen bewegen. De richtlijnen van het CROW gelden voor wat betreft de maatvoering van de wegen en de voorzieningen. De gemeente Zaanstad gebruikt ook het (interne) document WIOZ voor de inrichting van wegen, parkeervakken en de openbare ruimte.

De pleinen en straten in het noordelijk deel zijn onderdeel van de gebruiks- en leefruimte van het Hembrugterrein en vooral bestemd voor voetgangers en fietsers. Er komt een extra doorsteek voor fietsers en voetgangers vanaf de Regenmeter richting de Havenstraat en zo mogelijk in de toekomst ook voor voetgangers over de Den Uylweg (brug) in het verlengde van het Verloren Spoor. Er worden nieuwe voetpaden aangelegd (zowel functioneel als recreatief) om (gezond) bewegen en lopen te bevorderen.

Voor het parkeren op het Hembrugterrein geldt het gemeentelijk parkeerbeleid zoals vastgelegd in de nota Ruimte voor Parkeren Zaanstad en de bijbehorende Uitvoeringsnota Parkeren zoals vastgesteld door de gemeenteraad in juli 2016. Er geldt dat de parkeerbehoefte van een te ontwikkelen functie op eigen terrein dient te worden gerealiseerd. De parkeerbehoefte wordt bepaald conform de parkeernormen uit de Uitvoeringsnota. Deze normen zijn gebaseerd op de kencijfers van het CROW. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

In september 2021 is het Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. De parkeerbehoefte in het noordelijk deel is conform het ZMP berekend op basis van de stedelijkheidsgraad 'zeer sterk stedelijk' (zone B+). Het ZMP vertaalt zich in de mogelijkheid tot het afwijken van het parkeerbeleid. Voor bezoekers parkeren is nog gerekend met 0,3 parkeerplaatsen per woning. Voor het Hembrugterrein is een mobiliteitsplan opgesteld met onder meer in het kader van 'sturend parkeerbeleid' een parkeernorm van 0,1 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. Op basis van vaststelling zal deze norm het toetsingskader vormen voor de planuitwerking in het noordelijk deel en worden verwerkt in het nieuwe parkeerbeleid voor Zaanstad. De uitvoering van het ZMP biedt hiertoe ruimte. Het parkeren wordt momenteel als onderdeel van het Zaans Mobiliteitsplan door de gemeente Zaanstad uitgewerkt in een nieuw parkeerbeleid.

De uitgangspunten qua programma voor het noordelijk deel zijn door bureau Goudappel vertaald in een parkeerbalans, uitgaande van het ZMP B-Plus zone voor het Hembrugterrein. Voornoemd programma zorgt voor een totale parkeervraag van 1.123 parkeerplaatsen, verdeeld over 725 vaste plekken en 398 plekken voor bezoekers (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0080.png"

Afbeelding 73: Overzicht parkeerbehoefte programma noordelijk deel (ZMP – B-Plus zone Hembrugterrein).

Het bezoekers parkeren wordt bij de hoofdentree van het Hembrugterrein en/of aan de zuidwestrand opgevangen. Het merendeel van de vaste parkeerplaatsen voor bewoners wordt in een aantal gebouwde parkeervoorzieningen in het plangebied gesitueerd (zie afbeelding 74). Op het bouwveld 9b bevindt zich een collectieve, ondergrondse stallingsgarage, op de bouwvelden CV1 en 9a in bovengrondse stallingsgarages. De parkeervoorzieningen zijn deels op afstand van de woningen gesitueerd om het aantal verkeersbewegingen op de wegen, gelegen aan het Hembrugbos, te beperken tot bestemmingsverkeer. Daarnaast wordt een aantal deelauto's en fietsen e.d. nabij de hoofdentree en/of de parkeervoorziening in Gebouw 320 en/of zuidwestrand gesitueerd en (aanvullend) in één of meerdere parkeerclusters op maaiveld, gelegen aan de Regenmeter en/of het Verloren Spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0081.png"  

Afbeelding 74: Parkeervoorzieningen op basis van programma noordelijk deel Hembrugterrein

3.8 Water

In het kader van de gebiedsontwikkeling Hembrug noordelijk deel en het opstellen van het bestemmingsplan is een watertoetsprocedure doorlopen met vroegtijdige afstemming tussen de betrokken adviserende bureaus Royal Haskoning DHV en bureau SAWA, de gemeente Zaanstad en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het resultaat is een watertoets welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is bijgevoegd (zie Bijlage 11).

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier stelt in dit proces de kaders voor onder andere de watercompensatie vast. De watercompensatie houdt in dat voldoende bergingscapaciteit wordt gerealiseerd voor compensatie van de toename van het verharde oppervlak of het dempen van sloten. Daarnaast blijkt uit de watersysteemanalyse die door het HHNK is uitgevoerd dat delen van de percelen waar de ontwikkeling plaats vindt in de bestaande situatie kunnen inunderen bij extreme neerslagsituaties. Dit vraagt om extra aandacht om een klimaatbestendige inrichting te creëren. Daarnaast geeft het Hoogheemraadschap aan welk beleid en welke criteria aangehouden moeten worden voor bijvoorbeeld het bergen en lozen van regenwater op de riolering en/of het oppervlaktewater. Om de veerkracht van het watersysteem voor klimaatextremen te vergroten, is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de waterbeheerder en de gemeente Zaanstad. Daarom is deze watertoets ook samen met de gemeente opgesteld.

Oppervlaktewaterstructuur

De visie op de oppervlaktewaterstructuur is gestoeld op het beter ontsluiten en verbinden van de watergangen, en het zo veel als mogelijk vasthouden van het water binnen het gebied door een trapsgewijze afvoer met stuwen (zie onderstaand afbeelding). Water wordt zo veel als mogelijk vastgehouden, omdat een zoetwateraanvoer naar het Hembrugterrein ontbreekt en het gebied wordt omgeven door de brakke Noordzeekanaalboezem. Doodlopende kopsloten worden verbonden zodat nieuwe ringstructuren ontstaan en de doorstroming wordt verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0082.png"

Afbeelding 75: Schetsontwerpoppervlaktewaterstructuur met stroomrichting en toekomstig afschot maaiveld.

Door het introduceren van tussenpeilen in de peilgebieden ontstaat er een trapsgewijze afvoer die beter aansluit bij het grondwaterregime. Tevens zorgt dit ervoor dat afstromend hemelwater op een hoger peil kan worden vastgehouden, waardoor optimaal gebruik gemaakt wordt van de sponswerking van de bodem. In relatief droge perioden zal neerslag langer vastgehouden worden in de hogere peilgebieden, deels door infiltratie, en duurt het dus langer voordat water uit de hogere peilgebieden in het plangebied het laagste peilgebied bereikt. In de natte perioden zorgen verbrede watergangen met knijpstuwen in de tussenpeilen juist voor meer bergingscapaciteit om pieken op te vangen. Tevens wordt het water vertraagd afgevoerd naar de lagere peilgebieden als gevolg van de knijpstuwen, waardoor er meer tijd is voor infiltratie en het aanvullen van grondwater.

Het wegnemen van de zogenaamde doodlopende kopsloten en het beter verbinden van de nieuwe oppervlaktewaterstructuur komt de doorstroming en daarmee de waterkwaliteit ten goede. Bij de voorgenomen activiteiten wordt dan ook ingezet op een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit binnen de mogelijkheden van het project.

Rainproof-inrichting

Bij de ontwikkeling van het noordelijk deel zal er worden gewerkt met het zogenaamde rainproof-ontwerpprincipe. Dit betekent dat naast de gangbare afvoer- en waterbergingsnormen, wordt gekeken naar een situatie waarin de neerslaghoeveelheid en/of intensiteit de standaard normen overschrijdt. Het is in zulke gevallen de bedoeling dat essentiële infrastructuur blijft functioneren, en de waterschade geminimaliseerd wordt door slim om te gaan met de inrichting van de ruimte. Denk bijvoorbeeld aan het verlaagd inrichten van groenzones zodat water hier geborgen kan worden. Ook het toepassen van voldoende hoge vloerpeilen en het voorkomen van het vollopen van ondergrondse bouwwerken horen bij een rainproof-inrichting. In samenspraak met en in opdracht van het Hoogheemraadschap is een modelanalyse uitgevoerd door het onderzoeksbureau Sawa middels een 3Di modellering. Deze modelanalyse heeft aangetoond dat gedurende extreme buien het water niet zal stijgen tot dorpelhoogte. Ook de infrastructuur blijft vrij van water-op-straat vanuit het oppervlaktewater.

Waarborging watersystemen

Binnen het bestemmingsplan wordt water binnen alle genoemde bestemmingen mogelijk gemaakt, waardoor er in het gebied bij de verdere uitwerking voldoende flexibiliteit is voor het inrichten van een goede oppervlaktewaterstructuur zoals deze op hoofdlijnen in de watertoets is beschreven. Het Hoogheemraadschap blijft te allen tijde betrokken omdat activiteiten in en rond de bestaande oppervlaktewaterstructuur, alsook het toevoegen van verhard oppervlak welke versneld tot afvoer komt op een oppervlaktewaterlichaam vergunningplichtig zijn. Via deze weg kan het Hoogheemraadschap een vinger aan de pols houden bij de verdere ontwikkeling van het gebied. Tevens zal voor de verdere uitwerking van de ontwikkeling een waterhuishoudingsplan worden opgesteld in samenspraak met het Hoogheemraadschap en gemeente Zaanstad waar alle aspecten als waterkwantiteit, -kwaliteit, -veiligheid, riolering, ont- en afwatering op basis van een duurzaam systeem uitgewerkt worden.

Conclusie

De ontwikkeling van het noordelijke deel van het Hembrugterrein biedt zowel kansen als uitdagingen. Er zijn kansen om de oppervlaktewaterstructuur te verbeteren, te verduurzamen en om meer water in het plangebied vast te houden. De bouwvelden 1 en 9B zijn echter kwetsbaar voor wateroverlast vanuit het oppervlaktewater, omdat deze zich in de laagste peilgebieden van de polder Hemeiland bevinden. Door de gemaakte afspraken en kaders, de weging van de waterbelangen binnen het project en de modellering kan worden vastgesteld dat de waterbelangen geen belemmering vormen in de verdere ontwikkeling van het plangebied. Het proces van vroegtijdig afstemmen binnen de watertoetsprocedure is hiermee doorlopen en akkoord bevonden door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Zaanstad.

3.9 Technische infrastructuur

Voor de openbare ruimte wordt op basis van het beeldkwaliteitsplan voor Hembrug een masterplan voor de openbare ruimte (MOR) opgesteld. De 'Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad' (WIORZ) is hierbij van belang, mede in relatie tot de overdracht van (delen van) de buitenruimte aan de gemeente Zaanstad en/of derden. Het MOR wordt voor besluitvorming aan de gemeenteraad van Zaanstad voorgelegd.

Voor de noodzakelijke ondergrondse en bovengrondse infrastructuur en de raakvlakken met groen, bomen, verharding, water en bebouwing is op basis van het beoogde gebruik rekening gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering in de bestemmingen Verkeer en Verkeer – Verblijfsgebied en de gesitueerde bouwvlakken. Zie Bijlage 12 voor het overzicht kabels & leidingen tracé noordelijk deel (Plegt Vos Infra & Milieu, 2021).

3.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een duurzame verstedelijking van Nederland te bewerkstelligen is afstemming van plannen op de regionale vraag en aanbod aan locaties voor wonen, werken en voorzieningen noodzakelijk. Overheden moeten alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening en de provinciale Omgevingsverordening . Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.10.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Het bestemmingsplan Hembrugterrein Noordelijk deel bevat een zodanige ontwikkeling van een gemengd woongebied dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO). Het plan moet dan ook getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.10.2 Wonen

Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het bestemmingsplan Hembrugterrein Noordelijk deel zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte wordt bepaald.

Kwantitatieve behoefte

Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers in het gemeentelijk beleid van Zaanstad. De gemeente wil in de komende jaren een extra impuls geven door middel van de uitvoeringsagenda. Voor de komende jaren betekent dit een verhoging van de nieuwbouwproductie in de gemeente Zaanstad naar 1.000 woningen per jaar. In het ruimtelijk verzorgingsgebied (Zaanstreek-Waterland & Amsterdam) is sprake van een additionele woningvraag van 53.180 woningen. Het harde planaanbod in het verzorgingsgebied bedraagt 50.230 woningen. De resterende behoefte die hieruit voortvloeit is 2.950 woningen. Het bestemmingsplan Hembrugterrein Noordelijk deel telt met 1.053 woningen minder woningen dan de resterende behoefte. De ontwikkeling van het noordelijk deel van Hembrug voorziet in een kwantitatieve behoefte.

Kwalitatieve behoefte

Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle woningtypen en prijsklassen. De gemeente Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woningaanbod zodat er voor iedereen – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners – wat beschikbaar is. Het programma voor het noordelijk deel van Hembrug voorziet in de behoefte aan een veelzijdig en kwalitatief woningaanbod door onder meer sociale huurwoningen (20% van het totale aantal woningen) te realiseren en (lift ontsloten) vrije sector huur- en koopappartementen voor senioren.

3.10.3 Niet-woonfuncties

Om de ontwikkeling van de maatschappelijke en commerciële voorzieningen in een juist perspectief te plaatsen en mogelijke ruimtelijke effecten te kunnen bepalen, dient het beoogde programma in het noordelijk deel te worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder). Hierbij dient te worden onderzocht of er voldoende behoefte aan de functie is en of er al dan niet (on)aanvaardbare ruimtelijke effecten zijn te verwachten door de ontwikkeling van de beoogde functie. Het Hembrug-project is aangemeld onder de Crisis en Herstelwet, dit betekent dat de behoefte aan het plan – anders dan bij 'standaard' bestemmingsplannen – voor een 20-jaarsperiode moet worden aangetoond. Bij de toets aan de Ladder is hier rekening mee gehouden. In deze Laddertoets wordt ingegaan op de 'Laddergevoelige' functies: functies die mogelijke ruimtelijke effecten kunnen veroorzaken. Dit zijn tenminste de functies horeca, kantoor, detailhandel, logies ten behoeve van een voorziening voor zorgwonen en bedrijfsruimte (o.a. in de vorm van 'werkplaats'). Het ruimtelijke verzorgingsgebied voor de beoogde maatschappelijk en commerciële voorzieningen op het Hembrugterrein is daarbij gesteld op de wijken Oude Haven en Zaandam Zuid (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0083.png"

Afbeelding 76:verzorgingsgebied beoogde maatschappelijke en commerciële voorzieningen (STEC groep 2020).

Onderzoeksbureau Stec groep heeft de laddertoets uitgevoerd voor voornoemde functies (zie Bijlage 13). Uit het Ladderonderzoek komt naar voren dat er voldoende behoefte is aan het programma dat in het noordelijk deel van Hembrug wordt gerealiseerd, Het plan speelt in op een huidige en/of toekomstige latente behoefte t/m het jaar 2040. Bovendien leidt het plan naar verwachting niet tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten (zoals onaanvaardbare leegstand) elders. Het plan leidt niet tot een duurzame ontwrichting van de markt voor de diverse mogelijk gemaakte functies. Sterker: door de beoogde functies mogelijk te maken zorgt het plan Hembrug veelal juist voor een versterking van de ruimtelijke structuur binnen het verzorgingsgebied. Per functie wordt nog dit nog kort geduid.

Horeca

De horeca is een groeimarkt. Mensen eten steeds meer 'buiten de deur'. Het gaat daarbij niet alleen om 'reguliere' horeca, maar ook om eten binnen nieuwe winkelconcepten, foodfestivals, op het werk, etc. De omzet in de horecasector is de afgelopen 5 jaar hard gegroeid. Ten opzichte van 2015 is de omzet van de gehele horecasector met ruim 25% gestegen in 2019 (CBS, 2020). Binnen de sector zien we vooral omzetgroei bij restaurants (+25%) en fastserviceconcepten (+35%). Beide sectoren spelen sterk in op het veranderende eetpatroon van de consument, nieuwe eet-concepten en het gemak.

Er is nauwelijks leegstand in het verzorgingsgebied horeca, de tijdens het onderzoek leegstaande drie horecazaken bevinden zich op relatief grote afstand van het Hembrugterrein. De toekomstige bewoners van het Hembrugterrein en omliggende wijken (verzorgingsgebied) vormen de belangrijkste doelgroep voor de beoogde nieuwe horecagelegenheid op het Hembrugterrein. Tot en met 2030 zal het inwonersaantal in het verzorgingsgebied stijgen naar zo'n 20.580 (+2.340) en tot en met 2040 naar 33.600 (+15.420). Deze ontwikkelingen wekken (extra) behoefte aan horeca op.

Het plan Hembrug voorziet met de toevoeging van de functie horeca binnen het verzorgingsgebied in een behoefte tussen nu en 2040. Binnen het verzorgingsgebied is geen hard planaanbod bekend. Gemeente is voornemens in het gebied Achtersluispolder nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, waaronder mogelijk ook horeca. Dit betreft vooralsnog geen hard planaanbod. Bovendien zal op basis van de additionele behoefte er naar verwachting, naast het Hembrugterrein, nog voldoende marktruimte over blijven voor de toevoeging van horeca.

Bedrijven en kantoren

Uit de Laddertoets blijkt dat het plan Hembrug voorziet met de toevoeging van de functies kantoor, werkplaats en atelier binnen het verzorgingsgebied in een behoefte tussen nu en 2040. Verschillende trends en ontwikkelingen wijzen op een groeiende behoefte aan kleinschalige werk- en kantoorruimtes. Deze typen werk- en kantoorruimtes passen bij een levendige wijk zoals het Hembrugterrein.

De gemeente Zaanstad heeft in de afgelopen jaren veel kantoorruimte getransformeerd naar appartementen of hotels. Hierdoor is het aanbod van kantoorruimte in 2020 beperkt. In 2020 staat in de gemeente circa 9.000 m2 kantoorruimte te koop of te huur. Dit is 82% minder dan in 2017 toen circa 50.000 m2 kantoorruimte te koop of te huur werd aangeboden. Dit komt dus niet alleen voort uit opnames van kantoorgebruikers, maar de afname is voornamelijk het gevolg van een transformatiemarkt in de regio.

De vraag naar kantoorruimte vanuit specifiek de Zaanse markt is relatief beperkt. Enerzijds komt dit door onvoldoende geschikt aanbod, anderzijds is de ruimtebehoefte van kantoorgebruikers in Zaanstad beperkt. Vanuit Zaanstad bevindt de grootste dynamiek op de Zaanse kantorenmarkt zich in het kleine kantoorsegment (< 250 m²). De specifieke kantoorbehoefte vanuit Zaanstad voor het Hembrugterrein komt vooral voort uit eenmanszaken en zzp'ers uit Zaanstad die in de kantoorhoudende branches werkzaam zijn.

Een deel van de verwachte ruimtevraag vanuit kleinschalige kantoorgebruikers zal op Hembrug kunnen worden gehuisvest. Van de totale vraag van 16.400 tot 57.400 m² bvo aan kleinschalige werk- en kantoorruimte zal een aanzienlijk deel op Hembrug kunnen landen. De specifieke omvang hiervan is nog niet te bepalen en is zeer afhankelijk van aanbod elders, specifieke locatie- en pandkenmerken, bereikbaarheid, etc..

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0084.png"

Afbeelding 77: Kleinschalige werk- en kantoorruimte Draaibank, Hembrugterrein.

In Amsterdam is nog een grote resterende behoefte aan meer vierkante meter kantoorruimte. Op basis van een actualisatie van de vraagraming naar kantoormeters uitgevoerd in opdracht van Plabeka, resteert er nog een vraag van circa 1,7 tot 2,9 miljoen vierkante meter aan kantoormeters (bron: Actualisatie Vraagraming MRA, Bureau Buiten, juni 2019). Tegelijkertijd is het huidige planaanbod ontoereikend om deze vraag op te vangen. Er is dus een enorme krapte op de kantoormarkt binnen Amsterdam ontstaan. Om deze vraag naar kantoormeters toch ergens te kunnen faciliteren, wordt buiten de randen van Amsterdam gekeken naar vestigingsmogelijkheden. Overloop van de vraag vanuit Amsterdam zal – zo is de verwachting – zich voornamelijk oriënteren op de regio's Amstelland-Meerlanden (70%) en daarnaast Almere-Lelystad (15%) en Zaanstreek-Waterland (10%).

De verwachting is dat Zaanstreek-Waterland aanvullend een ruimtebehoefte van maximaal circa 96.000 m² bvo aan vraag naar kantoormeters zal moeten opvangen door verloop vanuit Amsterdam (bron: Actualisatie Vraagraming MRA, Bureau Buiten, juni 2019). Deze vraag zal – anders dan de eerder geschetste ruimtevraag van kantoorgebruikers binnen Zaanstad – voornamelijk bestaan uit de meer reguliere kantoorvraag. Denk hierbij aan middelgrote tot grotere kantoorpanden op goed bereikbare locaties. Het gaat hierbij zowel om single-tenant gebruikers als multi-tenant. Naar verwachting zal het overgrote deel van de overloop vanuit Amsterdam zich zo dicht mogelijk bij Amsterdam willen vestigen. Locaties als het Hembrugterrein en Achtersluispolder zijn daarbij interessante alternatieven. Het overgrote deel van de vraag van maximaal 96.000 m² zal zich op één van deze locaties oriënteren.

Gebruikers die zich (mogelijk) op Hembrug oriënteren, vallen in twee soorten uiteen, te weten: kleinschalige ambachtelijke/creatieve bedrijvigheid (werkplaats/atelier) en het meer 'reguliere' MKB. De kleinschalige creatieve bedrijfsruimtegebruikers zullen veel overlap hebben met de ruimtevraag naar kleinschalige kantoor- /werkruimte zoals hiervoor werd omschreven. Een groot deel van de vraag vanuit dit type ruimtevragers (kantoor en werkplaats/atelier) overlapt elkaar. Het verschil zit niet zozeer in de totale ruimtevraag maar voornamelijk in het type pand, milieuhindercategorie en ruimtequotiënt. Dit type locatie leent zich naar verwachting niet goed voor zeer grootschalige bedrijvigheid (denk aan logistieke bedrijvigheid of grootschalige industrie) en ook niet voor de zwaardere industrie. Op Hembrug zullen zich dan ook voornamelijk kleinschalige bedrijfsruimtegebruikers vestigen, vergelijkbaar met de vraag naar het type 'kantoorruimte' zoals in de vorige paragraaf omschreven. Naar verwachting zal de behoefte vanuit dit type ruimtevragers elkaar dan ook deels overlappen.

Buurtsupermarkt

Onderdeel van het programma is de realisatie van een buurtsupermarkt op het Hembrugterrein. Deze fungeert als voorziening voor onder meer de nieuwe bewoners en draagt bij aan een gezond en duurzaam woon- en leefklimaat. Er wordt uitgegaan van een omvang van 500 m² winkelvloeroppervlak (wvo), dat wil zeggen exclusief ruimte voor opslag en logistiek. De toevoeging van een buurtsupermarkt op het Hembrugterrein voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en versterkt bovendien de supermarktstructuur binnen gemeente Zaanstad (en in bijzonder in Zaandam). Uit de Laddertoets en het distributieplanologisch onderzoek (DPO) wordt duidelijk dat deze ontwikkeling niet leidt tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten binnen het verzorgingsgebied (en inclusief de vm. Deen ten westen van het station). Sterker nog, de buurtsupermarkt op Hembrug zorgt voor versterking van de algehele verzorgingsstructuur in het gebied.

In de Laddertoets van de Stec groep is de behoefte aan de ontwikkeling in beeld gebracht, mede in relatie tot de lokale situatie, en worden mogelijke ruimtelijke effecten in beeld gebracht. Daarbij zijn de wijken Oude Haven en Zaandam Zuid als het ruimtelijk verzorgingsgebied gehanteerd. Specifiek voor supermarkten geldt dat het verzorgingsgebied afhankelijk is van de omvang van een supermarkt, de reikwijdte van de betreffende formule en het aanwezige supermarktaanbod in de omgeving. Uit consumentenonderzoek van Deloitte (2019) blijkt dat een (full service) supermarkt een marktgebied bedient binnen een straal van circa 2 kilometer, afhankelijk van de formule (discounter of full service) en soort winkelgebied (buurtsupermarkt of XXL-formule). Een kleinere supermarkt bedient logischerwijs een kleiner gebied. Voor de buurtsupermarkt op het Hembrugterrein wordt uitgegaan van (maximaal) 500 m² winkelvloeroppervlak (wvo), dit is binnen de huidige supermarktstructuur een kleine omvang voor een supermarkt. Een reikwijdte van maximaal 2 kilometer moet daarmee als maximum worden gezien voor deze buurtsupermarktontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0085.png"

Afbeelding 78:Supermarkten in het verzorgingsgebied inclusief de 2 km-straal (Stec groep, 2020).

In het verzorgingsgebied zijn vijf supermarkten gevestigd. In totaal is er in het verzorgingsgebied circa 5.220 m² wvo supermarktaanbod. Het supermarktaanbod is nagenoeg allemaal in het uiterste noorden van het verzorgingsgebied gevestigd. Het gemiddelde supermarktaanbod per inwoner ligt momenteel in het verzorgingsgebied rond het landelijk gemiddelde. Landelijk bedraagt het supermarktaanbod circa 260 m² per 1.000 inwoners. In het verzorgingsgebied is dit circa 285 m² wvo per 1.000 inwoners. Circa 100 meter ten noorden van de Turkse supermarkt Kösem is bovendien nog een leegstaand supermarktpand gevestigd (circa 900 m² wvo). In dit pand zat een Lidl-supermarkt maar staat inmiddels leeg.

Voor het bepalen van de (indicatieve) marktruimte en actuele behoefte is een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. Daarbij is hoofdzakelijk de marktsituatie in het verzorgingsgebied beschouwd. De verwachting is namelijk dat het leeuwendeel van de koopkracht uit dit gebied afkomstig zal zijn. In het DPO is twintig jaar vooruit gekeken. Uit het DPO volgt dat eind 2020 er een (theoretische en kwantitatief) overaanbod van zo'n 700 m² wvo supermarkt in het verzorgingsgebied bestond. Richting 2030 neemt dit overaanbod af en ontstaat er een balanssituatie, in 2032 is door de verwachte bevolkingstoename een behoefte te verwachten van ruim 1.200 m² wvo. Tot en met het jaar 2040 groeit de behoefte aan vierkante meters supermarkt tot circa 3.285 m² wvo. Met andere woorden: het draagvlak voor een supermarktvoorziening tot en met het jaar 2032 en 2040 is groot en vraagt tot 2032 om een toevoeging van circa 1.220 m² wvo.

Het realiseren van een buurtsupermarkt van 500 m² wvo op het Hembrugterrein voorziet in een deel van de totale behoefte van circa 1.220 m² wvo tot 2032. Na de toevoeging van deze kleine supermarkt op het Hembrugterrein resteert er tot en met het jaar 2040 ook nog een latente behoefte van een kleine 2.800 m² wvo. Dit betekent dat – naast de beoogde buurtsupermarkt op het Hembrugterrein – er nog een volwaardige supermarkt binnen het verzorgingsgebied (Oude Haven en Zaandam-Zuid) kan worden toegevoegd. Gemeente Zaanstad is bijvoorbeeld voornemens om in het toekomstig gemengde woon-werkgebied Achtersluispolder een volwaardige supermarkt te realiseren.

Een kleine buurtsupermarkt op het Hembrugterrein speelt in op de specifieke kwalitatieve behoefte van toekomstige inwoners en is passend bij de ruimtelijke voorzieningenstructuur. Voorzieningen als een buurtsupermarkt zijn noodzakelijk voor het functioneren en de levendigheid van het gemengde woon-/werkgebied Hembrug en dragen bij aan de mobiliteitsambitie om het autogebruik en -bezit van (toekomstige) bewoners af te remmen. En op het moment dat een woon/zorgconcept wordt gerealiseerd voor (overwegend) senioren zijn voorzieningen op loopafstand – ofwel binnen het Hembrugterrein – zeer wenselijk. Al het huidige aanbod aan supermarkten binnen het verzorgingsgebied is in het uiterste noorden van het verzorgingsgebied gevestigd. Voor een groot deel van de bewoners van Hembrug zal de dichtstbijzijnde supermarkt – zonder nieuwe toevoeging van een buurtsupermarkt op Hembrug – op circa 2 kilometer afstand komen te liggen. Dit is voor een groot deel van de nieuwe inwoners en gebruikers van Hembrug geen reëel alternatief

Er zijn geen onaanvaardbare ruimtelijke effecten te verwachten door toevoeging van een buurtsupermarkt op het Hembrugterrein. De beoogde buurtsupermarkt op het Hembrugterrein voorziet zowel kwantitatief als kwalitatief in een behoefte. Het aantal inwoners binnen het verzorgingsgebied groeit sterk en er is momenteel geen supermarkt in het zuidelijk deel van Zaandam gevestigd dat in deze behoefte kan voorzien. Voor de voorzieningenstructuur is een ruimtelijke spreiding van supermarkten gewenst: dit wil zeggen dat inwoners van een wijk niet genoodzaakt moeten zijn om meer dan 2 kilometer te reizen om boodschappen te doen. Een supermarktvoorziening zal op loopafstand moeten liggen. Binnen het verzorgingsgebied is dit momenteel niet overal het geval: al het supermarktaanbod is in het uiterste noorden van het verzorgingsgebied gevestigd. Dit sluit ruimtelijk niet aan op de (toekomstige) ontwikkeling van het zuidelijk deel van het verzorgingsgebied en veroorzaakt extra (auto)verkeersstromen.

De leegstaande supermarktmeters (voormalige Lidl) in Zaandam Zuid zijn de enige leegstaande supermarktmeters binnen het verzorgingsgebied. Naar verwachting zal dit pand niet meer worden heringevuld met supermarktmeters: het pand is te klein en markttechnisch beperkt geschikt om er een volwaardige supermarkt in te vestigen, bovendien is de parkeergelegenheid rondom het pand zeer beperkt. Zowel het pand als de locatie voldoet daarmee niet aan de moderne eisen van een supermarkt. Los van de ontwikkeling van een supermarkt op het Hembrugterrein doet deze leegstand zich al voor. De leegstand wordt dus niet veroorzaakt door toevoeging van een supermarkt op het Hembrugterrein aangezien dit zich al autonoom voordoet op een plek die markttechnisch niet interessant genoeg is.

Logies

Een woon/zorgconcept wordt overwogen in het noordelijk deel van Hembrug. Het concept combineert verschillende functies. Naast voorzieningen voor (overwegend) senioren is er bijvoorbeeld ook een gemeenschappelijke ruimte beschikbaar waar bewoners samen kunnen komen. Ondergeschikt aan de woonfuncties kunnen bijvoorbeeld ook zorg- of spa/fitness en/of beperkt detailhandel en horeca (denk aan een koffiecorner of boetiekshop) worden aangeboden. Tenslotte wordt binnen het woon/zorgconcept ook een logiesfunctie ten behoeve van de voorziening voor zorgwonen mogelijk gemaakt. Hoewel hier geen sprake is van een regulier hotel (en ook niet zal concurreren met bestaand regulier hotelaanbod), wordt deze functie wel iets uitgebreider beschouwd aangezien een dergelijke functie ruimtelijke effecten kan sorteren. In totaal maakt het plan 12 verblijfseenheden voor bezoekers van de bewoners van het woon/zorgconcept mogelijk. Zie paragraaf 3.4 voor programma overzicht woon/zorgconcept.

Om de behoefte aan de 12 verblijfseenheden te kunnen bepalen is het allereerst van belang het verzorgingsgebied van de functie zorgvuldig af te bakenen. Het bepalen van het verzorgingsgebied voor verblijfsaccommodaties is veelal ingewikkeld: gasten komen niet uit een bepaalde straal rondom de locatie, maar juist veelal van verder. Voor een recreatief/leisure programma is de aantrekkingskracht van de ontwikkeling bepalend voor de herkomst van bezoekers en daarmee voor het verzorgingsgebied. Voor het woon/zorgconcept is dit lastiger te bepalen. De verblijfseenheden zullen ten dienste van de zorgwoningen gebruikt worden. De herkomst van de bezoekers van de bewoners zal heel Nederland omvatten en mogelijk ook delen buiten Nederland.

Het gebied waarbinnen het toevoegen van een logiesfunctie een mogelijk effect zal hebben op de bestaande voorraad, is beter in te kaderen. Naar verwachting valt het gebied waarbinnen een gast een afweging tussen de beoogde verblijfsaccommodaties en een andere verblijfsmogelijkheid maakt, binnen een straal van zo'n 10 tot 15 kilometer. Voor bezoekers van het woon/zorgconcept zal deze straal nog iets beperkter zijn: bezoekers kiezen namelijk specifiek voor dit concept op deze plek. De marktregio (het gebied waar effecten mogelijk te verwachten zijn) is daarom (maximaal) op de gemeenten Zaanstad en Amsterdam gesteld. Mochten effecten zich op de bestaande verblijfsaccommodatiemarkt voordoen, dan zullen deze zich naar verwachting dan ook voornamelijk in dit gebied voordoen. Voor het bepalen van de behoefte het onderzoeksbureau Stec groep twee berekeningen gemaakt: één specifiek voor de gemeente Zaanstad (laag scenario) en één voor het gehele verzorgingsgebied, dus Zaandam én Amsterdam (hoog scenario).

De markt voor verblijfsaccommodaties heeft zich in de pré-corona jaren explosief ontwikkeld. Het aantal overnachtingsmogelijkheden nam fors toe maar tegelijkertijd bleven de bezettingsgraden ook alsmaar stijgen. Er leek geen eind aan deze groeimogelijkheden te komen. Door de coronacrisis kwam deze groei toch abrupt tot een eind. De verwachting is dat na de coronacrisis de economie en de markt voor 20.096 verblijfsaccommodaties weer zullen herstellen. De toekomst is echter onzeker. Om deze reden zijn twee scenario's gehanteerd om de marktruimte voor verblijfsaccommodaties te bepalen: een laag en hoog scenario. De bezettingsgraad is bovendien niet voor het specifieke verzorgingsgebied te bepalen, een geschikte dataset hiervoor ontbreekt. Daarom is de verwachte marktruimte bepaald op basis van twee verschillende bezettingsgraden – voor provincie Noord-Holland en voor (regio) Amsterdam.

Op basis van het huidige aanbod aan hotelkamers en de bezettingsgraad in de regio is er indicatief nog behoefte aan ruim 185 hotelkamers in Zaanstad in de komende 10 jaar. Voor het gehele verzorgingsgebied – inclusief Amsterdam – is de verwachte behoefte logischerwijs nog velen malen groter: ruim 19.000 kamers t/m 2032. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat de economie en de verblijfsaccommodatiebranche zich post-corona weer zal herstellen naar de pré-coronasituatie.

Er worden geen onaanvaardbare ruimtelijke effecten verwacht van de 12 verblijfseenheden in het woon/zorgconcept binnen het plangebied, ook niet in relatie tot de ontwikkelrechten van Amerborgh en Taets voor het realiseren van hotelkamers in het zuidelijk deel van het Hembrugterrein (in totaal maximaal 280 hotelkamers). De behoefte aan hotelkamers binnen de regio Amsterdam lijkt eindeloos, terwijl er ook een hotelstop in Amsterdam geldt. Enkel voor gemeente Zaanstad is er al een forse vraag te verwachten (circa 185 kamers), hier zal een deel van de enorme behoefte vanuit Amsterdam nog bijkomen. Op dit moment staat er in het verzorgingsgebied geen groot aantal verblijfsaccommodaties leeg of te koop. De Stec groep taxeert dat, afgaande op de gezonde pré-corona bezettingsgraad in de regio, er voldoende behoefte zal bestaan aan nieuwe verblijfsaccommodaties in het verzorgingsgebied. De bezettingsgraden lagen pré-corona ver boven het minimaal benodigde bezettingspercentage dat gehaald dient te worden om onaanvaardbare ruimtelijke effecten te voorkomen. De verwachting is dat de markt zich postcorona ook weer zal herstellen naar of in de buurt van deze percentages. Onaanvaardbare ruimtelijke effecten (zoals leegstand) als gevolg van de logiesfunctie zullen zich dan ook niet voordoen. De logiesfunctie is bovendien alleen te gebruiken door bezoekers van de bewoners van het woon/zorgconcept.

3.11 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (MER) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage). Het Besluit MER en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een MER.

In het kader van de MER of een MER-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De MER-procedure verschaft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandeld de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven. In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit MER) wordt aangegeven voor welke activiteiten een MER-plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit MER activiteiten die niet direct MER-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een MER nodig is, de zogenaamde MER-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een MER-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit MER aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije MER-beoordeling behoort te worden uitgevoerd. Bij een vormvrije MER-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een MER-beoordeling worden uitgevoerd.

3.11.1 Plicht tot uitvoeren vormvrije m.e.r.-beoordeling

De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals in artikel 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage verwoord. De ontwikkeling is echter van een kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een MER-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen. De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2°. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of

3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Zoals gezegd blijft de beoogde herontwikkeling onder de drempel. Dit kan nog anders zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor aangezien het totaal aantal woningen op het Hembrugterrein (dat wil zeggen: fase 1 noordelijk deel en fase 2 zuidelijk deel samen) ruim onder de 2.000 woningen blijft). Voor het noordelijk deel wordt uitgegaan van 1.053 woningen en voor het zuidelijk deel ca. 170 woningen (restantprogramma van 21.340 m² bvo). Verder spelen er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen ruimtelijk relevante en concrete herontwikkelingen. Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije MER-beoordeling.

3.11.2 Overwegingen bijzondere omstandigheden

Op grond van bijlage III bij de Europese richtlijn 2011/92/EU zijn de volgende criteria van belang bij het beoordeling van belangrijke nadelige milieugevolgen:

  • a. De kenmerken van de projecten;
  • b. De plaats van de projecten;
  • c. De kenmerken van het potentiële effect, in samenhang met de criteria van de punten a. en b.

Deze omstandigheden worden hierna beoordeeld.

a. De kenmerken van de activiteit/de samenhang met andere activiteiten

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Er is voor de toekomstige huishoudens en de (buurt)voorzieningen geen sprake van grootschalig gebruik van natuurlijke hulpbronnen en dus van een bijzondere omstandigheid die om een MER-beoordeling vraagt.

De productie van afvalstoffen

De toekomstige huishoudens en de (buurt)voorzieningen produceren afval dat met de reguliere afvalinzameling zal worden ingezameld en verwerkt.

Verontreiniging

De onderhavige stedelijke ontwikkeling veroorzaakt een toename van het aantal verkeersbewegingen (zie paragraaf 3.7). Deze toename leidt echter niet tot een significante toename van het verkeerslawaai of van een verslechtering van de luchtkwaliteit en heeft daardoor geen noemenswaardig negatief effect op de omgeving.

Geluid

De nieuwe huishoudens en de (buurt)voorzieningen zullen geen geluidhinder ter plaatse van de reeds bestaande woningen veroorzaken. De bestaande bedrijven zullen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woningen (zie paragraaf 3.19).

Risico's van ongevallen. 

De nieuwe huishoudens en de (buurt)voorzieningen vormen geen extern veiligheidsrisico voor de omgeving.

b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt

Het plangebied waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen plaatsvinden, is gelegen tussen industrie- en bedrijfsterreinen. De gemeente Zaanstad beoogt de Achtersluispolder te transformeren in een gemengd stedelijk werk-/woonmilieu. Het Hembrugterrein was in het verleden een militair industrieterrein met wapen-, patronen- en munitiefabrieken. Het plangebied maakt daardoor onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000 gebied. Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 3.18, blijkt dat de ontwikkeling geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden in de omgeving.

c. De kenmerken van de potentiële effecten

Effecten treden op ten aanzien van afval(water), bodem, geluid, lucht, veiligheid en duurzaamheid. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing. Zoals aangegeven zijn de orde van grootte en complexiteit van het effect beperkt. De effecten zijn niet anders dan in andere procedures voor inrichtingen in deze sector. De maatgevende effecten blijven binnen toetsingskaders die daarvoor landelijk gehanteerd worden. Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen.

Conclusie

Op grond van het voorgaande is het oordeel dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen zal hebben voor het milieu (de omgeving). In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt om deze reden een Milieueffectenrapportage niet nodig geacht.

3.12 Duurzaamheid

Een duurzame ontwikkeling in algemene zin betekent het beperken van de impact op klimaatverandering met meerwaarde voor de eindgebruiker, zowel voor huidige als komende generaties. Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren.

In het noordelijk deel van het Hembrugterrein wordt op talrijke manieren invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige woon-/leefgebied. Dit draagt bij aan het streven van de gemeente Zaanstad om als stad energieneutraal te worden. Duurzaamheid zit in alle opgaven verweven behorend bij een gebiedsontwikkeling in deze omvang (stedenbouw, landschap, mobiliteit, energie etc.).In het Masterplan Hembrug zijn de ambities op hoofdlijnen geschetst voor het Hembrugterrein en in het stedenbouwkundig plan zijn deze nader uitgewerkt voor het noordelijk deel (zie paragraaf 2.3.12). Duurzaamheid wordt zichtbaar in tal van kenmerken van het plan zoals bijvoorbeeld het 'boomvriendelijk' positioneren van de nieuwbouw, het ontwerpen van groene pleinen met half verhardingen, het beperken van de automobiliteit, het versterken van de groenstructuur en het maken van flauwe oevers met alleen beschoeiing onder de waterlijn en het opvangen van (overtollig) water. Aanvullend wordt aantal thema's in het kader van duurzaamheid nader uitgelicht voor het noordelijk deel, te weten: klimaatbestendigheid, energie, hittestress en circulariteit, Zie paragraaf 3.18 voor het onderwerp biodiversiteit.

3.12.1 Klimaatbestendige inrichting

Volgens het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (2018) is het doel om Nederland voor 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en water robuust in te richten. Om Nederland klimaatbestendig te maken, is vergroening een belangrijke maatregel. Klimaatadaptatie kan tevens een stevige impuls geven aan biodiversiteit. En ook het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) wijst erop dat klimaat adaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) nodig zijn om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers. Het vergroten van de klimaatbestendigheid kan het meest efficiënt kan gebeuren door lokale maatregelen te treffen.

Het groene karakter van het Hembrugterrein is een belangrijke waarde in relatie tot wateroverlast. Het Hembrugbos draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast en het bergen van water. Er is ruim aandacht voor een solide watersysteem dat zorgt voor meer opslag van regenwater in natte perioden, Pleinen en binnentuinen worden zo veel mogelijk groen of halfverhard ingericht zodat deze ook kunnen bijdragen aan het verminderen van vertraging van overstroming. De nieuwbouw in het noordelijk deel wordt als losse gebouwen in een groene setting ervaren. Buitenruimtes worden zo groen mogelijk ingericht (dit geldt zowel voor de (toekomstige) openbare ruimte, collectieve ruimten en private buitenruimten zoals binnentuinen en daken). Infiltratiemogelijkheden dragen bij aan het opvangen van piekbelasting en voorkomt verdroging bij hitte. Daken en gevels worden ingezet. Denk aan een tweede functie zoals groene daken, zonnepanelen en combinaties hiervan. Het dek op de gebouwde parkeervoorzieningen wordt groen ingericht.

3.12.2 Energietransitie

Zoals in de nieuwe routekaart voor de Zaanse Energie Agenda is beschreven zet de gemeente Zaanstad zich in voor energiebesparing in de gebouwde omgeving en gebruik van duurzame energie. Comfortabele energiezuinige woningen is een andere manier om de energievraag te beperken. Voor nieuwbouw geldt dat vergunningaanvragen vanaf 2021 moeten voldoen aan de landelijke BENG eisen (Bijna Energie Neutraal Gebouwen). De woningen in het noordelijk deel van Hembrug worden zo ontwikkeld en gerealiseerd dat ze voldoen aan de landelijke BENG eisen.

Op Hembrug lopen tal van stoombuizen tussen de bestaande gebouwen. Sporen van het zelfvoorzienende energieverleden van het voormalig militair industrieterrein. Een bron van inspiratie voor het opstellen van een hedendaags energieconcept voor Hembrug. Met het groeiende bewustzijn en aangescherpte regelgeving is de energietransitie een serieuze opgave. Het is verplicht om de nieuwbouw gasloos te bouwen. De intentie is om één of meerdere collectieve bodemwarmte/koude systemen (WKO) te realiseren voor de appartementen in het noordelijk deel. Bij de eengezinswoningen ligt het meer voor de hand om een individueel maar nog altijd duurzaam systeem toe te passen. Aanvullend daarop worden geschikte daken gebruikt voor het genereren van zonne-energie door PV panelen aan te brengen. Waar mogelijk wordt dit gecombineerd met groene- of bruine daken. En ter stimulering van elektrisch vervoer worden diverse laadvoorzieningen in het gebied voorzien.

Eén energiesysteem voor de nieuwbouw en bestaande gebouwen samen op het Hembrugterrein lijkt op korte termijn niet haalbaar. Dit komt onder meer door het onderscheid in bouwkundige eigenschappen van gebouwen. De bestaande gebouwen zijn in de regel slecht geïsoleerd en veel gebouwen hebben een monumentale status. Het verduurzamen van de monumenten is een aanzienlijke opgave. In de toekomst worden er mogelijk prestatie-eisen gesteld aan bestaande gebouwen en/of willen of moeten gebouweigenaren van het gas af. Dan kan koppeling met het energiesysteem voor de nieuwbouw op Hembrug worden overwogen.

3.12.3 Tegengaan van oververhitting

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en onbebouwd-groen. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Hittestress kan leiden tot ziekte en extra sterfte onder gevoelige bevolkingsgroepen zoals ouderen en chronische zieken, maar ook tot verminderde arbeidsproductiviteit en slaapstoornissen.

Het groene karakter van het Hembrugterrein is een belangrijke waarde in relatie tot hittestress. Het Hembrugbos draagt bij aan het tegengaan van oververhitting. Door de groene inrichting van het noordelijk deel met binnentuinen en pleinen met (zoveel als mogelijk) bomen tussen gebouwen en rondom het woon-/verblijfsgebied wordt volop ingezet op verkoeling. Pleinen hebben voldoende zon, maar ook voldoende schaduw nodig om levendig gebruik mogelijk te maken en oververhitting te voorkomen. Zo ook verschillende groene lanen en looproutes met genoeg schaduw, onder meer naar (buurt)voorzieningen op Hembrug. Ook waterberging in openbare ruimte draagt bij aan het verminderen van hittestress op het terrein. Bij de situering van de nieuwbouw wordt rekening gehouden met de effecten op bezonning. Groene gevels en daken maar ook de geometrie, materiaal en kleur van gebouwen dragen bij aan verkoeling.

3.12.4 Bijdragen aan circulaire economie

Het idee achter de circulaire economie is dat er geen afval overblijft en alle reststoffen hergebruikt worden. Zo ontstaat er een kringloop. De noodzaak tot het behoedzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen wordt steeds meer gezien en onderkend. In het noordelijk deel richt circulariteit zich primair op:

  • Behoud en hergebruik van (sloop)materialen ten behoeve van het bouw- en woonrijp maken en/of het toepassen bij nieuwbouw. Denk bijvoorbeeld aan de inkoop van gebruikte materialen zoals stelconplaten en hergebruik van sloop- en/of kapmateriaal op Hembrug.
  • Stimuleren ontwerpers, opdrachtgevers en bouwers om bij te dragen aan circulariteit in relatie tot de nieuwbouwopgave (zie ook het beeldkwaliteitsplan voor Hembrug).
  • Ontwerpen met oog voor verlenging van de levensduur en hergebruik van gebouwen.
  • Inzetten op gemeenschappelijke voorzieningen op het gebied van (deel)mobiliteit en energie.
  • Kansen om afvalscheiding programma met andere collectieve functies te combineren (bijvoorbeeld in mobiliteit hub).

3.13 Veiligheid

3.13.1 Externe veiligheid

Adviesbureau Antea Group heeft de externe veiligheid voor het plangebied onderzocht (zie Bijlage 14). Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. In het proces voorafgaand aan deze procedure is uitgebreid nagedacht over verschillende varianten voor de invulling van het plangebied. Externe veiligheid was onderdeel van de integrale afweging. Dit heeft er toe geleid dat, alles afwegend, gekozen is voor deze planinvulling.

Externe veiligheid kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Om een beeld te krijgen van de impact van de beoogde ontwikkeling op het gebied van externe veiligheid, is het noodzakelijk om de ontwikkeling te beschouwen in relatie met de relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Om een beeld te krijgen van deze bronnen in de omgeving, is de risicokaart, en de EV-signaleringskaart geraadpleegd. In onderstaande afbeelding zijn de relevante risicobronnen met de relevante risicoafstanden en het plangebied weergegeven. Er valt te zien dat er verschillende relevante risicobronnen aanwezig zijn. De risicobronnen zijn onder te verdelen in de categorieën 'Inrichtingen' en 'Transport'. Ten noorden, zuiden en oosten van het plangebied bevinden zich nog twee snelwegen en twee spoortrajecten die alle zijn opgenomen in de Regeling basisnet. Omwille van de leesbaarheid zijn deze niet opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0086.png"

Afbeelding 79: Risicobronnen in relatie tot het plangebied.

Een deel van het plangebied (met name het zuidelijk deel van het plangebied) ligt binnen de 20 Ke-contour van Schiphol. Met deze contour wordt de geluidbelasting aangegeven. In de provinciale Omgevingsverordening is deze contour aangewezen als afwegingsgebied voor externe veiligheid en geluid. Schiphol kent ook veiligheidscontouren, de 10-6-contour ligt ver van het plangebied verwijderd. De ligging binnen de 20 Ke-contour betekent voornamelijk dat er sprake is van geluid ten gevolge van vliegbewegingen van en naar Schiphol. De risico's van overvliegende vliegtuigen worden niet gezien als externe veiligheidsrisico.

Inrichtingen

Een aantal risicovolle inrichtingen zijn gelegen ten westen van het plangebied op bedrijventerrein Zuiderhout en ten zuidoosten van het plangebied op het bedrijventerrein Westpoort. Van deze bedrijven reikt het invloedsgebied van Liquid Storage & Handling en Lanxess Manufacturing over het plangebied. In het rapport (Bijlage 14) wordt nader ingegaan op de effecten van deze inrichtingen voor de ontwikkeling van het noordelijk deel van Hembrug. Daarnaast bevindt zich ten oosten van het plangebied aan de Havenstraat en het Zijkanaal G Oliehandel Van Megen B.V. Op deze locatie is een bunkerstation aanwezig vanwaar boten worden bevoorraad ten behoeve van de levering van brandstof aan de scheepvaart. Voor deze locatie is, ondanks dat het geen Bevi-inrichting betreft, een QRA gemaakt waaruit blijkt dat het de plaatsgebonden risicocontour slechts voor een klein deel over het plangebied is gelegen. Binnen de contour voor het plaatsgebonden risico en het brandaandachtsgebied zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Dit heeft te maken met een veranderde bedrijfsvoering waarbij het vervoer over de weg drastisch zal worden verminderd en de bevoorrading van deze oliehandel voor het overgrote deel over het water zal plaatvinden.

Transportroutes

In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd aanwezig:

  • Noordzeekanaal.
  • Dr. J.M. den Uylweg, N516 (S150).
  • Provincialeweg, N203 (S152).
  • A8 (afrit 1 (Oostzaan) - Knp. Zaandam).
  • A10 (Knp. Coenplein - afrit S101 (Westpoort 2000-3000) (incl. Coentunnel).
  • Route 270, Amsterdam Singelgracht – Amsterdam Westhaven (spoor).
  • Route 480, Amsterdam Singelgracht – Aziëhaven (spoor).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0087.png"

Afbeelding 80: PR-contouren van de N203 en N516.

Conclusies 

Uit de risico-inventarisatie en berekeningen door Antea Group blijkt ten aanzien van de inrichtingen Lanxess Handling & Storage B.V. en Liquid Storage & Handling dat het plaatsgebonden risico 10-6/jaar op grote afstand van het plangebied ligt maar wel het groepsrisico moet worden verantwoord. Voor het Noordzeekanaal kan worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording. Voor de provinciale wegen moeten de gevolgen ten aanzien van het externe veiligheidsrisico worden berekend en moet het groepsrisico worden verantwoord. Uit de berekeningen volgt dat het groepsrisico toeneemt, maar de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Voor de trajecten die zijn opgenomen in de Regeling basisnet kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording.

3.13.2 Verantwoording groepsrisico

In hoofdstuk vier van het onderzoeksrapport door Antea Group wordt nader ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van de risicobronnen voor het plangebied en worden elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht. Deze elementen zijn afgeleid uit het Bevi en Bevt en zijn tevens omschreven in hoofdstuk twee van deze rapportage en in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. In het genoemde hoofdstuk vier zijn alle elementen beschouwd. Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • scenario's.
  • zelfredzaamheid.
  • bestrijdbaarheid.

Scenario's

Bij een incident met gevaarlijke stoffen zijn meerdere scenario's mogelijk. De gevolgen van deze scenario's zijn verschillend. Ten aanzien van de inrichtingen is een gifwolk relevant en ten aanzien van de transportbronnen zijn een (koude) BLEVE (boiling liquid expanding vapour explosion) en een gifwolk relevant.

Er zijn twee soorten BLEVE's die op kunnen treden, te weten: een koude BLEVE en een warme BLEVE. Voor beide scenario's geldt dat er een vuurbal en een drukgolf kan ontstaan met hittestraling, overdruk en scherfwerking tot gevolg. Een koude BLEVE wordt veroorzaakt door een externe beschadiging, bijvoorbeeld een botsing. Hierdoor scheurt de ketel open. LPG komt vrij en ontsteekt direct. Een warme BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de ketel doet oplopen. De effecten van een warme BLEVE kunnen verder reiken dan de effecten van een koude BLEVE (320 om 280 meter bij onbeschermde personen buiten). Door de maatregelen uit de 'Safety Deal hittewerende bekleding op LPG autogastankwagens' zijn tankauto's voorzien van een hittewerende coating die de kans op een warme BLEVE gedurende tenminste 75 minuten voorkomt. De brandweer is daardoor in staat de tank tijdig te koelen. Dankzij deze maatregel kan een warme BLEVE ten aanzien van de weg buiten beschouwing worden gehouden.

Een gifwolk heeft een groot invloedsgebied en drijft af met de wind. Het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) van een gifwolk kan daarmee meerdere kilometers strekken. Buiten dit gebied kunnen nog gewonden vallen, waardoor hier ook hulpverlening nodig kan zijn. Afhankelijk van de eigenschappen van de toxische stoffen, kan een persoon bij inademen van de gifwolk komen te overlijden of schade aan de luchtwegen ondervinden.

Bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is het effect dat optreedt vooral warmtestraling door een (plas)brand. Het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) is circa 45 meter, uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. Buiten dit gebied kunnen nog gewonden vallen, waardoor hier ook hulpverlening nodig kan zijn. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand. Voor sommige transportassen uit het Basisnet is een plasbrandaandachtsgebied aangewezen. Een plasbrandaandachtsgebied (PAG) is wettelijk vastgesteld en bedraagt 30 meter. De wegen nabij het plangebied hebben geen PAG.

Voor de wegen waarvoor geen plasbrandaandachtsgebied is vastgesteld, kan echter ook een plasbrand ontstaan. Tussen de relevante wegen (N516 en de N203) en de bouwvelden in het noordelijk deel van Hembrug is een sloot gelegen. Hierdoor kunnen eventuele brandbare vloeistoffen het plangebied niet reiken. De afstand van de sloot langs de N516 en het dichtstbijzijnde bouwveld bedraagt ongeveer 30 meter. Dat betekent dat in geval van een plasbrand de bebouwing langs deze weg, indien deze aan de rand van het bouwveld is gerealiseerd, blootgesteld kan worden aan de stralingsbelasting ten gevolge van de plasbrand. De afstand van de sloot langs de N203 en het bouwveld bedraagt ongeveer 30 meter. Buiten deze 30 meter zone zijn de effecten (warmtebelasting) dusdanig dat extra maatregelen voor nieuwe (beperkt) kwetsbare niet nodig zijn.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit is afhankelijk van het scenario. Gerichte risicocommunicatie (vooraf) draagt eraan bij dat de bewoners en gebruikers van het plangebied bekend zijn met het handelingsperspectief in geval van een alarmering. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is: schuilen of vluchten, sluiten van ramen en deuren en eventuele mechanische ventilatie uitzetten. Alarmering kan worden verricht met bijvoorbeeld een NL-Alert of de sirenes.

Bij een dreigend incident, kan vluchten de beste optie zijn. Om goed te kunnen vluchten bij brand in het gebouw, zijn er vanuit het Bouwbesluit (dan wel het daarop volgende Besluit bouwwerken leefomgeving) eisen gesteld aan de ontvluchtingsmogelijkheden. Deze voorzieningen moeten gerealiseerd worden. In geval van een (dreigend) incident aan de weg, zijn de vluchtmogelijkheden aan de risicovolle zijde (noord- en/of westzijde) niet bruikbaar. Het is daarom belangrijk dat de vluchtcapaciteit aan deze zijden te compenseren met extra vluchtmogelijkheden aan de oost- dan wel zuidzijde. In de huidige planopzet zijn de bestemmingsvlakken en de wegen dusdanig opgezet dat vluchten logischerwijs plaats kan vinden van de risicobron (de Provinciale wegen) af. Zie afbeelding 81. De landelijke campagne is verder gericht op het naar binnen vluchten/schuilen in een gebouw, ramen en deuren te sluiten en ventilatie uit te schakelen. Het naar binnen vluchten kan bij een ongeval in de omgeving een veilige oplossing bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0088.png"

Afbeelding 81 Ontvluchtingsmogelijkheden plangebied.

Het is mogelijk dat binnen het plangebied een functie wordt geplaatst gericht op niet (of beperkt) zelfredzame personen. Denk in dit verband aan het woon/zorgconcept met onder meer een aantal zorgunits. Het is geen vast gegeven dat de personen in de zorgunit beschouwd moeten worden als beperkt- of niet zelfredzame personen maar het valt ook niet uit te sluiten. Het bouwveld waar deze functie wordt beoogd, bevindt zich op ongeveer 50 meter afstand van de dichtstbijzijnde risicobron (N516). Hierdoor is er meer tijd om te kunnen handelen waardoor de zelfredzaamheid van deze personen wordt vergroot. Verder wordt er aangeraden dat voor de gebruikers van het gebouw een 'zelfredzaamheidplan' beschikbaar is. Ook zullen de zorgunits niet in één van de hoogteaccenten komen.

Een koude BLEVE kan plaatsvinden zonder enige aankondiging vooraf. Hierdoor is er geen tijd om te vluchten. Dit betekent dat alle personen binnen circa 80 meter (gebaseerd op: RBM II) slachtoffer worden. De 1 procent letaliteitgrens ligt op ongeveer 130 meter (gebaseerd op: RBM II). Een exacte afstand kan echter niet worden gegeven omdat dit afhankelijk is van lokale omstandigheden. Dit scenario is relevant voor de provinciale wegen N203 en N516.

In het geval van een gifwolk dient men te schuilen in een gebouw en de ramen en deuren gesloten te houden en indien mogelijk de mechanische ventilatie uit te zetten. De tijd die beschikbaar is voor het op de hoogte stellen van de aanwezigen, is onder meer afhankelijk van de locatie van het incident en lokale meteorologische omstandigheden. Gebouwen kunnen geschikt worden gemaakt als schuillocatie. De geschiktheid als schuillocatie kan worden verhoogd wanneer de mechanische ventilatie voorzien wordt van een (centraal bediende) noodschakelaar. Het is een goedkope maatregel die bij een calamiteit met giftige stoffen zeer effectief kan zijn. Deze maatregel is niet direct te borgen in de ruimtelijke procedure maar overwogen kan worden om een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan op te nemen waarin is aangegeven dat alleen omgevingsvergunning wordt verleend als de mechanische ventilatie uitgeschakeld kan worden. Dit is relevant ten aanzien van: Lanxess Manufacturing B.V., Liquid Storage & Handling, de N203 en N516, het Noordzeekanaal en de snelwegen en spoortrajecten (Basisnet). In het bestemmingsplan is geen voorwaardelijke verplichting opgenomen, mede omdat de verplichting om in gebouwen de mechanische ventilatie (centraal) uit te kunnen schakelen op termijn landelijk van kracht wordt via het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De verschillende scenario's vragen alle een ander aanvalsstrategie. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven, hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd, beschikbare blusmiddelen en hulpverlening) en de bereikbaarheid van het plangebied en infrastructuur (opstelplaatsen). Relevant is dat het plangebied goed bereikbaar wordt en met de toekomstige ontwikkeling in de toekomst gewaarborgd blijft. Belangrijke wegen zijn in ieder geval de N203, N516 en de toegangswegen tot het plangebied.

Het ontstaan van een plasbrand kan niet in alle gevallen worden voorkomen na een calamiteit. Een plasbrand kan wellicht worden bestreden, afhankelijk van de stof die de brand veroorzaakt en de beschikbare blusmiddelen. In de directe omgeving kunnen objecten die worden aangestraald, worden gekoeld indien er voldoende water beschikbaar is. Het ontstaan van een koude BLEVE is niet te bestrijden omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan, kunnen wel bestreden worden. Een warme BLEVE is geen relevant scenario voor de beoogde ontwikkeling. Een gifwolk is lastig te bestrijden. In sommige gevallen is het mogelijk om een gifwolk te verdunnen en mogelijk neer te slaan met een watergordijn. De Veiligheidsregio heeft protocollen voor het bestrijden van deze scenario's. De Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is om deze reden in de gelegenheid gebracht om advies uit te brengen (zie paragraaf 3.13.3).

In het voorgelegde plan voor het noordelijk deel is voor zover mogelijk rekening gehouden met het beperken van de hoogte van het groepsrisico. Dit is bereikt door een relatief grote afstand aan te houden tussen de bouwvelden en de regionale wegen.

3.13.3 Advies Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

De beoogde herontwikkeling is ter advisering voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Voor de beoogde herontwikkeling zijn op basis van advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland extra maatregelen van toepassing. Door deze maatregelen mee te nemen bij de planuitwerking wordt voldaan aan een gewenst woon- en leefklimaat met betrekking tot externe veiligheid.

Fysieke (brand)veiligheid

Wanneer de fysieke (brand)veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Zo zal bij het opstellen van inrichtingsplannen voor de openbare ruimte aandacht worden besteed aan de onderwerpen ontvluchting en zelfredzaamheid en zullen de omgevingsvergunning aanvragen voor bouwen worden beoordeeld op basis van de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen gesteld worden, bijvoorbeeld in relatie tot het woon/zorgconcept. Dit betreft een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Mogelijke geluidswerende maatregelen zoals hoge borstweringen e.d. beschermen de bewoners ook in geval van calamiteiten op de Provinciale weg. Binnen het woon/zorgcomplex zijn logische en goed vindbare vluchtroutes waar de bewoners zich veilig en snel kunnen voortbewegen. In de zorgappartementen zelf wordt gewerkt met een 'stay in place concept' (waarmee de veiligheid binnen de woning wordt vergroot) en sprinklers. De veiligheid van de mensen wordt daarmee op drie niveaus vergroot. Generieke maatregelen aan het gebouw, in het gebouw én in de appartementen zelf.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de woonappartementen en eengezinswoningen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen te bereiken zijn; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Om deze reden komt aan de noordoostzijde een calamiteiten aansluiting die het plangebied verbindt met de Havenstraat. Hulpdiensten kunnen ingeval van een calamiteit gebruik maken van deze route. Voor de opkomsttijd geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio's). Vanuit de brandweerkazerne aan de Houtveldweg in Zaandam is het plangebied in principe binnen 5 minuten bereikbaar.

Verder is de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot de gebouwtoegangen mag niet meer dan 10 meter bedragen en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. De geplande situatie voldoet aan deze voorwaarden wat de bouwwerken betreft. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het plangebied treedt de gemeente Zaanstad in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid ook in de nadere uitwerking optimaal te houden.

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of krijgen, moeten van tevoren maatregelen worden getroffen. In het plangebied is één primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig. Dit aantal wordt als gevolg van de ontwikkeling -conform de regels die het Bouwbesluit hieraan stelt- uitgebreid. Deze brandkranen zijn ook inzetbaar voor de rest van het gebied. Bij de uiteindelijke vergunningverlening wordt getoetst of de voorzieningen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Wanneer de primaire bluswatervoorziening uitvalt, kan gebruik gemaakt worden van het oppervlakte water dat als secundaire bluswatervoorziening geldt.

Tijdens de bouwfase kan er sprake zijn van risico verhogende handelingen. Zo kunnen werkzaamheden als graven, heien en het rijden met zwaar materieel een calamiteit veroorzaken. De gemeente Zaanstad maakt daarom een BLVC-plan waarin maatregelen, verantwoordelijkheden en afspraken tijdens de bouwwerkzaamheden geborgd zijn. BLVC staat voor bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie. De gemeente Zaanstad doet dit in samenspraak met de leiding, eigenaar en beheerder, te weten: de Gasunie, VRZW en de bouwer. In het BLVC-plan wordt beschreven hoe het risico op een calamiteit wordt beperkt en wie het aanspreekpunt is. Het plan voorziet ook in effectmaatregelen voor de bestaande gebouwen.

Conclusie veiligheid

Vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid ziet de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland geen beperkingen ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke vergunningverlening wordt getoetst of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Daaraan voorafgaand treedt de gemeente Zaanstad in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland over de verdere uitwerking en dimensionering van de wegen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te borgen.

3.14 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.

Uit de toetsing kan blijken dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde (48 dB bij wegverkeerslawaai, 53/55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) bij industrielawaai). Indien er wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen, 53 dB bij buitenstedelijke wegen, 68 dB bij spoorweglawaai en 55 dB(A) bij industrie) dan kan er een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Er dient daarbij wel te worden nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Vervolgens dient een afweging plaats te vinden of deze maatregelen reëel zijn en dan wel of de maatregelen voldoende effectief zijn. Hoewel het Hembrugterrein is uitgezonderd van het Zaans geluidsbeleid, is ervoor gekozen om voor het plangebied aan te laten sluiten op het gemeentelijk geluidbeleid.

3.14.1 Onderzoek

Voor het project is door Buro Bouwfysica een akoestisch onderzoek omgevingsgeluid uitgevoerd ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure (zie Bijlage 15). Het plan is gelegen binnen de invloedssfeer van verschillende geluidbronnen, te weten:

  • Omliggende binnenstedelijke wegen met als belangrijkste de Dr. J.M. den Uylweg, Provinciale weg en Artillerieweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de binnenplanse 30 km/h wegen, waaronder Verloren Spoor, Regenmeter, Artillerieweg en Havenstraat, in de beoordeling meegenomen.
  • Gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid.
  • Daarnaast valt een deel van het plangebied binnen het genoemde 20Kegebied uit de Nota Ruimte (Luchthavenindelingsbesluit Schiphol).

Om de voorgenomen woningbouw mogelijk te maken en het bijbehorende bestemmingsplan voor het Noordelijk deel van Hembrug vast te stellen is in voorliggend onderzoek in detail de geluidssituatie voor de volgende aspecten onderzocht en zijn de randvoorwaarden aangegeven waaronder de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen mogelijk is:

  • Het bepalen van de geluidbelastingen op de bouwvlakgrenzen t.b.v. hogere waarden besluit en positie van dove gevels/gevels met ontheffing.
  • Het bepalen van de geluidbelastingen op de proefverkaveling om de uitvoerbaarheid van een planontwikkeling binnen de regels van het bestemmingsplan aan te tonen.

Voor een gedetailleerde toetsing voor het aspect geluid in relatie tot individuele bedrijven (milieuzonering of vergunningsvoorschriften), zowel binnen als buiten het Hembrugterrein, wordt verwezen naar paragraaf 3.19). Dit valt buiten de scope van het onderzoek van Buro Bouwfysica zoals toegelicht in deze paragraaf.

Voor de Enclave gebouwen zijn de omgevingsvergunningen ter realisatie van 26 woningen eerder al verleend en onherroepelijk geworden. De berekeningen en adviezen voor de Enclave zijn gerapporteerd in onderzoek 18296.13, d.d. 11 december 2019 van Buro Bouwfysica. Voor deze gebouwen met gecombineerde woon- en werkfuncties is naar aanleiding van een pro forma zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan het bestaande geluidsonderzoek 'Van Megen' uitgebreid met een aantal meetpunten op de Enclave gebouwen en de nieuwbouw in bouwveld 8. Deze waren eerder niet meegenomen in het geluidsonderzoek bij de inpassing van 'wonen' in relatie tot de (toekomstige) bedrijfsvoering van Van Megen (zie bijlage 26).

Uitgangspunt voor het onderzoek en dit bestemmingsplan is een toetsingskader waarbij geen gebruik gemaakt wordt van de zogenaamde Zeehavennorm of een Stad & Milieu benadering. De verantwoording van het plan vindt plaats binnen het reguliere wettelijk kader van de Wet geluidhinder.

Afbeelding 82 toont een vereenvoudigde weergave van de verbeelding met de nummering van de bouwvlakken die in het onderzoek is gehanteerd. Binnen deze bouwvlakken worden door dit bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige gebouwen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0089.png" Afbeelding 82: Nummering bouwvlakken in akoestisch onderzoek noordelijk deel.

Voor de bestemmingen 'Gemengd-1' en 'Gemengd-3' (de Garage) zijn de maximaal optredende geluidbelastingen voor de gezoneerde bronnen weergegeven op de bouwvlakgrenzen (zie afbeelding 83). De geluidbelastingen vanwege wegverkeerslawaai zijn hierbij gepresenteerd na aftrek conform art. 110g Wgh, uitgezonderd de gecumuleerde geluidbelasting (Lcum). In bijlage 1 van het akoestisch onderzoek zijn de rekenresultaten opgenomen. Overschrijdingen van de maximaal te verlenen ontheffingswaarden zijn rood gearceerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0090.png"

1. Cumulatieberekening gezoneerde bronnen >voorkeursgrenswaarden + luchtvaartlawaai.

Afbeelding 83: Maximaal optredende geluidbelasting op bouwvlakgrenzen noordelijk deel Hembrug (Buro Bouwfysica).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0091.png"

Afbeelding 84: Overzicht doof uit te voeren gevels en bouwlagen noordelijk deel Hembrug (Buro Bouwfysica).

De geluidbelasting als gevolg van luchtvaartlawaai, uitgedrukt in Lden bedraagt 50-51 dB. Deze geluidwaarden zijn ondergeschikt aan de geluidbelasting afkomstig van de beide gezoneerde industrieterreinen en de wegen in en rondom het plangebied.

3.14.2 Wegverkeerslawaai

Uit de berekeningen kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt vanwege de Dr. J.M. den Uylweg overschreden op bouwvlak 2,3, 4 en 10, vanwege de Provinciale weg op bouwvlak 3 en 4 en vanwege de Artillerieweg op bouwvlak 3 en 4 zodat t.b.v. de planologische procedure voor deze wegen hogere waarden voor de woningen moeten worden vastgesteld.
  • Vanwege het verkeer op de niet-gezoneerde 30 km/uur Artillerieweg zijn maximale geluidbelastingen berekend van 50 tot 58 dB op bouwvlak 5 en 6. Uitgaande van de normstelling voor gezoneerde wegen is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) van maximaal 10 dB. Vanwege het verkeer op de overige niet-gezoneerde 30 km/uur wegen waaronder Verloren Spoor/Regenmeter en de Havenstraat zijn maximale geluidbelastingen berekend lager dan de voorkeursgrenswaarde.
  • Vanwege de Dr. J.M. den Uylweg is deels op de noordgevel van bouwvlak 3 accent H=24 m (vanaf 4,5 m wnp 030-032) sprake van overschrijding van het maximum van 63 dB. Dit maakt het toepassen van een dove gevel vanwege de Dr. J.M. den Uylweg noodzakelijk.

3.14.3 Industrielawaai

Uit de berekeningen kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voor beide industrieterreinen overschreden op alle bestemmingen (uitgezonderd bouwvlak 6 en 10 = voorkeursgrenswaarde industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid) zodat t.b.v. de planologische procedure hogere waarden voor de woningen moeten worden vastgesteld tot een maximum van 55 dB(A) vanwege industrieterrein Westpoort en Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid.
  • Vanwege industrieterrein Westpoort is op een deel van de bouwvlakken 3, 4, 5, 9 en Gebouw 217 sprake van overschrijding van het maximum van 55 dB(A). Dit betekent dat het toepassen van dove gevels vanwege industrieterrein Westpoort voor delen van deze bestemmingen noodzakelijk is.
  • Vanwege industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor-Zuid is op een deel van de bouwvlakken 3 en 4 sprake van overschrijding van het maximum van 55 dB(A). Dit betekent dat het toepassen van dove gevels vanwege industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor-Zuid voor delen van deze bestemmingen noodzakelijk is.

3.14.4 Cumulatie

Uit de berekeningen komt naar voren dat de maximale gecumuleerde geluidbelasting LCUM 58-67 dB bedraagt. Dit wordt conform het beleid beoordeeld als een aanvaardbaar niveau voor een goed woon- en leefklimaat.

3.14.5 Hogere waarden

Gezien het voorgaande is het noodzakelijk om voor de geluidgevoelige functies binnen het plangebied hogere waarden vast te stellen zoals in onderstaande tabel is aangegeven te verantwoorden op basis van onderstaande overwegingen. De hoogte is gelijk aan de maximaal optredende geluidbelasting met inachtneming van de maxima van de Wgh (63 dB wegverkeerslawaai en 55 dB(A) industrielawaai). Overwegingen bij de vaststelling van hogere waarden zijn:

• Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen voor het industrieterrein Westpoort en Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid wordt gezien de grote omvang, verspreide ligging van de bronnen niet doelmatig geacht. Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen voor de wegen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wordt uit financieel en/of landschappelijk oogpunt niet doelmatig dan wel wenselijk geacht.

• Door de vaststelling van hogere waarden wordt via de werking van het Bouwbesluit een goede geluidwering van de gevel gewaarborgd. Deze karakteristieke geluidwering dient te worden afgestemd op de ongewogen en energetisch gesommeerde geluidbelasting en het heersend spectrum (dus alle soorten geluid) minus de toegestane binnenwaarde van 33 dB/35dB(A) voor nieuwbouw. Bij de aanvraag omgevingsvergunning dienen deze maatregelen in detail te worden onderbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0092.png"

Afbeelding 85: overzicht hogere waarden geluidgevoelige functies noordelijk deel Hembrug.

3.14.6 Haalbaarheid proefverkaveling / uitvoerbaarheid bestemmingsplan

Uit voorgaande paragrafen is gebleken dat op een beperkt deel van het plan de grenswaarden uit de Wgh worden overschreden. Het omgevingsgeluid is daarmee een relevante parameter voor het stedenbouwkundig ontwerp. Aan de hand van de laatste proefverkaveling, weergegeven in afbeelding 86 is onderzocht of deze verkaveling te verantwoorden is binnen het reguliere wettelijk kader. In afbeelding 87 volgt een vereenvoudigd overzicht van de proefverkaveling met bloknummering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0093.png"

Afbeelding 86: Verkavelingsopzet noordelijk deel (BURA urbanism – Strootman landschapsarchitecten, 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0094.png"

Afbeelding 87: Nummering gebouwen met geluidgevoelige bestemmingen noordelijk deel Hembrug (Buro Bouwfysica)

De maximaal optredende geluidbelasting op de gevels van de proefverkaveling bedraagt vanwege de Dr. J.M. den Uylweg, de Provinciale weg en de Artillerieweg respectievelijk 64 dB, 55 dB en 54 dB voor de blokken met direct zicht op deze wegen. De maximaal optredende geluidbelasting vanwege industrieterrein Westpoort en Achtersluispolder- Westerspoor bedraagt voor beiden 58 dB(A) voor de blokken met direct zicht op deze industrieterreinen.

Ter plaatse van de binnenhoven in blok 1a (wnp 121-124), blok 13 (wnp 047-050) en blok 15 (wnp 083-086) is alleen vanwege industrielawaai op de bovenste laag sprake van een geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) met 1 a 2 dB. Op maaiveldniveau voldoen alle bronnen aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting als gevolg van luchtvaartlawaai bedraagt 50-51 dB. Deze geluidwaarden zijn ondergeschikt aan de geluidbelasting afkomstig van de beide gezoneerde industrieterreinen en wegen in en rondom het plangebied.

Op afbeelding 88 is aangegeven waar dove gevels noodzakelijk zijn. De maximale gecumuleerde geluidbelasting LCUM bedraagt 58-67 dB op de gevels van de proefverkaveling en 59-60 dB voor de vrije veld punten in het bos. Dit wordt conform het beleid beoordeeld als aanvaardbare niveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0095.png"

Afbeelding 88: Overzicht dove gevels proefverkaveling noordelijk deel Hembrugterrein (Buro Bouwfysica).

3.14.7 Geluidluw geveldeel

Ten behoeve van de integrale motivering van een goed woon- en leefklimaat dient per appartement bij het verdere ontwerp een geluidluw geveldeel gerealiseerd te worden in aansluiting op het gemeentelijk geluidbeleid, hoewel het Hembrugterrein in dat beleid is uitgezonderd. De eis van een geluidluw geveldeel is in de planregels van dit bestemmingsplan opgenomen.

Als mogelijke oplossingen kan gedacht worden aan een buitenruimte met verhoogde borstwering, een verglaasde buitenruimte of de toepassing van Metaglas SilentAir gevelschermen of geluidgedempte spuivoorzieningen zoals een comfortbox (geluidwerend louvre binnenzijde afsluitbaar). E.e.a. wordt in een later stadium nader uitgewerkt. De bij de maatregelen aangegeven geluidreductie is toereikend om een geluidluw geveldeel te realiseren, waarmee alle woningen voldoen aan het Zaanse geluidbeleid en het plan voor wat geluid betreft uitvoerbaar is.

3.14.8 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied woningbouw mogelijk is mits:

  • Dove gevels of niet geluidgevoelige functies worden gerealiseerd op de aangegeven locaties (zie afbeelding 88).
  • Hogere waarden wordt vastgesteld (zie afbeelding 85).

In het plangebied is sprake van een aanvaardbaar niveau op basis van de onderstaande overwegingen:

  • a. De gecumuleerde waarde voldoet aan de beleidsregel hogere waarde.
  • b. Er is binnen het plangebied sprake van een kwalitatief hoogwaardig groengebied.
  • c. Eventueel de realisatie van een geluidscherm langs de zuidzijde van de Dr. J.M. den Uylweg met een lengte 220 meter en hoogte van 5,5 meter aansluitend op het bestaande scherm tot op 30 meter afstand van Provinciale weg, om zo de dove noordgevel (bouwvlak 3 bouwvlakgrenzen/blok 1a proefverkaveling) te voorkomen, voor zover passend binnen de stedenbouwkundige, financiële en verkeerskundige randvoorwaarden. In de planregels wordt de mogelijkheid van een eventueel geluidsscherm in de toekomst niet verhinderd.
  • d. Per appartement kan bij het verdere ontwerp een geluidluw geveldeel worden gerealiseerd conform het beleid met de, in het rapport, aangegeven principes.
  • e. Door de vaststelling van hogere waarden wordt via de werking van het Bouwbesluit een goede geluidwering van de gevel gewaarborgd. De gevel geluidwering dient te worden afgestemd op de ongewogen en energetisch gesommeerde geluidbelasting en het heersend spectrum (totaal van alle soorten geluid) minus de toegestane binnenwaarde van 33 dB/35dB(A) voor nieuw te bouwen woningen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning dienen deze maatregelen in detail te worden onderbouwd.

Het plan wordt daarmee beoordeeld als uitvoerbaar in het kader van omgevingsgeluid.

3.15 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • De grenswaarden niet worden overschreden;
  • De luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • Het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.

3.15.1 Wettelijk kader

De belangrijkste wet- en regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. In deze paragraaf, ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit, is de basis gelegd voor een programmasystematiek voor maatregelen en projecten, wat geconcretiseerd is in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit: het NSL. Voor de toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk vier normen van toepassing :

  • jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide NO2 (40 µg/m3).
  • jaargemiddelde concentratie fijnstof PM10 (40 µg/m3).
  • aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie fijnstof PM10 (maximaal 35 dagen per jaar >50 µg/m3).
  • jaargemiddelde concentratie fijnstof PM2,5 (25 µg/m3).

In navolging van artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer kan worden gesteld dat een ruimtelijke ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang kan vinden indien wordt voldaan aan een van de volgende punten:

  • a. er is geen sprake van normoverschrijding.
  • b. er is per saldo sprake van een verbetering (saldobenadering).
  • c. het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • d. het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.

3.15.2 Onderzoek

Bureau Goudappel heeft op basis van onderzoek de concentraties langs de omliggende wegen getoetst aan de normen uit de Wet milieubeheer (zie Bijlage 16). Tevens is beoordeeld in hoeverre de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het onderzoek is uitgevoerd met verkeerscijfers die representatief zijn voor de toekomstige situatie in 2032. Er is echter gerekend met de achtergrondconcentraties en emissiefactoren voor het jaar 2021. Omdat de luchtkwaliteit naar de toekomst toe verbetert, is hiermee een 'worst case'-scenario beschouwd. Volledigheidshalve wordt vermeld dat het onderzoek geen betrekking heeft op stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden (zie paragraaf 3.18.2).

Jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide

Voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide geldt een norm van 40 µg/m3. De concentraties zijn gepresenteerd in onderstaande tabel. Hieruit valt op te maken dat de norm van 40 µg/m3 in geen geval overschreden wordt. Als gevolg van de plannen neemt de concentratie stikstofdioxide met ten hoogste 0,3 µg/m3 toe. Deze toename is berekend langs wegvak 2 S152 Provincialeweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0096.png"

Afbeelding 89: Overzicht concentraties stikstofdioxide wegvak plangebied

Jaargemiddelde concentratie fijn stof PM10

De jaargemiddelde concentratie fijn stof PM10 is gepresenteerd in onderstaande tabel. Uit de tabel valt op te maken dat de norm van 40 µg/m3 in geen geval overschreden wordt. Als gevolg van de plannen neemt de concentratie fijnstof PM10 met ten hoogste 0,1 µg/m3 toe, langs enkele wegvakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0097.png"

Afbeelding 90: Overzicht concentratie fijnstof PM10 plangebied.

Opvallend is de relatief hoge concentratie langs wegvak 1, ten zuiden van het plangebied. Dit is het gevolg van hogere achtergrondconcentraties nabij het havengebied rond het Noordzeekanaal. De langs de weg berekende concentratie wordt grotendeels bepaald door deze achtergrondconcentratie. De wegbijdrage bedraagt circa 0,1 µg/m3 . Benadrukt wordt dat ook hier ruim aan de norm uit de Wet milieubeheer wordt voldaan en dat een worst-case benadering gehanteerd is ten aanzien van de achtergrondconcentraties en emissiefactoren. De relatief hoge concentratie staat los van de plannen rond het Hembrugterrein.

Aantal overschrijdingsdagen fijn stof PM10

Op ten hoogste 35 dagen per jaar mag de etmaalgemiddelde concentratie fijn stof PM10 hoger dan 50 µg/m3 zijn. Het aantal overschrijdingsdagen is gepresenteerd in navolgende tabel. Hieruit valt op te maken dat sprake is van ten hoogste veertien overschrijdingsdagen. Ook hier is de relatief hoge achtergrondconcentratie rond wegvak 1 bepalend. Het extra verkeer als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zorgt niet voor een toename van het aantal overschrijdingsdagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0098.png"

Afbeelding 91: Overzicht overschrijdingsdagen fijnstof plangebied.

Jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5

De jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5 is weergegeven in onderstaande tabel. In geen geval is er sprake van een overschrijding van de norm van 25 µg/m3. De hoogst berekende concentratie bedraagt 11,3 µg/m3 , langs wegvak 1. Als gevolg van de plannen neemt de concentratie fijnstof PM2,5 met ten hoogste 0,1 µg/m3 toe, langs enkele wegvakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0099.png"

Afbeelding 92: Overzicht jaargemiddelde concentratie fijn stof plangebied.

3.15.3 Conclusie

Bureau Goudappel heeft de luchtkwaliteitssituatie beschouwd. In geen geval is er sprake van overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. Het extra verkeer als gevolg van de plannen draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarmee vormt de luchtkwaliteitssituatie geen belemmering voor de uitvoering van de plannen. Daarom voldoet het bestemmingsplan aan de Wet milieubeheer en vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

3.16 Geur en stof

3.16.1 Wettelijk kader

Het rijksbeleid met betrekking tot geur is vastgelegd en uitgewerkt in de volgende wet- en regelgeving:

  • De Herziene Nota Stankbeleid (1994) van het ministerie van VROM.
  • Brief rijksbeleid geur (30 juni 1995) van de minister van VROM.
  • Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer (2007).
  • Informatiedocument: Handleiding geur (2016), Ministerie van VROM.
  • Bedrijven en Milieuzonering (2009) VNG.

Het rijksgeurbeleid moet worden toegepast bij zowel milieuregelgeving als in de ruimtelijke ordening. De activiteiten binnen een bedrijf waarbij geur ontstaat moeten tenminste voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling. De geurvoorschriften staan in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Het algemene uitgangspunt is het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder. Het Activiteitenbesluit geeft geen normeringen (grenswaarden) voor het geurniveau. In lokaal beleid kan het bevoegd gezag het aanvaardbaar hinderniveau vastleggen in grenswaarden (doelvoorschriften) of maatregelen (middelvoorschriften).

Op 12 november 2014 is door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland de “beleidsregel beoordeling geurhinder inrichtingen Noord-Holland” vastgesteld. De doelstelling van de beleidsregel is het verminderen van het aantal geurklachten. De beleidsregel is niet specifiek opgesteld ten behoeve van het toetsen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoals het toevoegen van woningbouw, oftewel het ruimtelijke spoor. Echter het beleid is van toepassing indien het in vergunning of maatwerk op grond van Activiteitenbesluit is opgenomen.

Gemeente Zaanstad is een van de weinige gemeenten in Nederland die een eigen geurbeleid heeft opgesteld. Het huidige beleid is van 22 juli 2016. Het doel van het Zaans geurbeleid 2016 is het beperken van het aantal geurgehinderden. Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van de streefkwaliteit en, op termijn, de ambitiekwaliteit. Uitgangspunt voor de streefkwaliteit is het bereiken van de situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en het aantal geurgehinderden 12% of minder bedraagt. De streefkwaliteit is vertaald naar een hedonische waarde voor de geurbelasting. Met het begrip hedonische waarde wordt de onaangenaamheid van de geur bedoeld, deze is gerelateerd aan de geurconcentratie. De gewenste eindsituatie van het Zaans geurbeleid is dat er voldaan kan worden aan de ambitiekwaliteit. Uitgangpunt voor de ambitiekwaliteit is het bereiken van de situatie waarin er geen geurgehinderden meer zijn. Ook de ambitiekwaliteit is vertaald naar een hedonische waarde voor de geurbelasting. In onderstaande tabel zijn de grenswaarden van de streefkwaliteit en de ambitiekwaliteit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0100.png"

Afbeelding 93:Geurimmissietoetsingskader streef- en ambitiekwaliteit gemeente Zaanstad.

De bovenstaande grenswaarden voor de maximale geurbelasting uit het Zaans geurbeleid zijn immissiegrenswaarden die worden berekend op de gevel van geurgevoelige objecten. Het Zaans geurbeleid onderscheidt drie typen geurgevoelige objecten die elk een bepaalde zwaarte van beschermingsniveau nastreven. Woningen worden beschouwd als 'standaard geurgevoelig'.

Het Zaans geurbeleid wordt toegepast in het kader van het milieurecht (milieu spoor) en van goede ruimtelijke ordening (ruimtelijk spoor). Een ontwikkeling kan zowel nieuwbouw als herbestemmen inhouden. Bij het inpassen van geurgevoelige objecten moet rekening gehouden worden met de streefkwaliteit en ambitiekwaliteit. De beschermingsgraad is afhankelijk van het te ontwikkelen object. In gebieden waarin wordt voldaan aan de streefkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkeling van nieuwe geurgevoelige objecten. Dat wil niet zeggen, dat er in die gebieden helemaal geen geurhinder kan optreden. Wanneer er sprake is van geurhinder die voldoet aan de streefkwaliteit wordt deze in Zaanstad echter aanvaardbaar geacht. Dit geldt voor alle type geurgevoelige objecten. In gebieden waarin de streefkwaliteit wordt overschreden, dient terughoudend met ruimtelijke ontwikkelingen te worden omgegaan. De gemeente acht ruimtelijke ontwikkelingen in die gebieden echter wel mogelijk. Er zullen in dat geval voldoende waarborgen moeten bestaan voor een gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit; een goed woon- en leefklimaat.

Voor stof wordt in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen fijn stof en grof stof. Van fijn stof spreekt men indien de deeltjes kleiner zijn dan 10 micrometer. Grof stof wordt meestal veroorzaakt door verstuiven bij op- en overslag werkzaamheden. Het is zichtbaar als het ontstaat en het veroorzaakt hinder tot ongeveer 1 kilometer rondom de stof veroorzakende werkzaamheden. Het verspreiden van grof stof wordt redelijk makkelijk voorkomen door maatregelen zoals het overkappen van stuivende werkzaamheden en het stofvrij houden van terreinen. Het fijne stof is niet zichtbaar bij de bron en het ontstaat voornamelijk bij verbrandingsinstallaties (roet), landbouw en verkeer (slijtage van wegdek en banden). Voor de emissie van stof gelden zowel middelvoorschriften zoals filters en wassers als emissiegrenswaarden bij de bron. De belangrijkste bepalingen ten behoeve van het voorkomen van stofemissies zijn genoemd in het Activiteitenbesluit.

De emissiegrenswaarde voor stof voor activiteiten die overdekt plaatsvinden is maximaal:

  • 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom = 200 g/u.
  • 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u.

De eisen zijn niet van toepassing indien de activiteiten in de buitenlucht mag plaatsvinden. Bij pneumatisch transport van goederen in de stuifklassen S1 of S2 geldt een emissiegrenswaarde van 10 mg/Nm3 voor stof. Dit voorschrift geldt voor stofemissies uit een container, bulktransportwagen of ander transportmiddel.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan moet beoordeeld worden in hoeverre er, met het oog op mogelijke geurhinder, sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij het plangebied zijn al enkele bestaande geurgevoelige objecten aanwezig (woningen Hemkade en Havenstraat) en in het plangebied worden diverse nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Zo zijn er in het plangebied 1.053 woningen gepland, aangevuld met een aantal (buurt)voorzieningen en werkfuncties. De woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten terwijl de overige functies worden beschouwd als minder geurgevoelig. De geurgevoelige objecten worden verspreid over het plangebied gerealiseerd. De standaard geurgevoelige objecten zijn voor dit plangebied maatgevend. In de navolgende geurbeoordeling wordt enkel uitgegaan van de standaard geurgevoelige objecten.

3.16.2 Inventarisatie geur- en stofimpact

De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) heeft onderzoek verricht om inzicht te geven in eventuele impact op het plangebied ten gevolge van geur- en stofemissies van relevante omliggende bedrijven (zie Bijlage 17). De impact die een bedrijf veroorzaakt is afhankelijk van de milieuruimte die het inneemt en wordt voornamelijk bepaald door de aard van het bedrijf en de activiteiten die binnen een bedrijf worden uitgevoerd. Bij ruimtelijke ordening wordt voor het bepalen van de impact die een bedrijf kan hebben gebruik gemaakt van de VNG richtafstanden. De grootte van de richtafstanden zijn afhankelijk van de milieucategorie van de betreffende industrie.

In 2016 heeft de ODNZKG in opdracht van gemeente Zaanstad geïnventariseerd welke bedrijven eventueel een stof- en geurimpact kunnen hebben op het Hembrugterrein. Voor deze inventarisatie zijn bedrijven geselecteerd vanaf milieucategorie 3.1 waarbinnen activiteiten plaatsvinden die geur- en of stof hinder kunnen veroorzaken op gevoelige bestemmingen in het plangebied. Bij de inventarisatie van eventuele stof- en geurimpact en de beschrijving van de milieuruimte die een bedrijf volgens zijn vigerende milieuvergunning inneemt is eerst gekeken of binnen de richtafstanden van het betreffende bedrijf gevoelige bestemmingen zijn beoogd. Gekeken is naar richtafstand behorende bij de betreffende milieucategorie die volgens de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG gelden ten opzichte van gemengd gebied. Vervolgens is bepaald of een bedrijf geur- en/of stofrelevant is. Om te bepalen of deze geur- en stofrelevante bedrijven van invloed zijn op het plangebied is gebruik gemaakt van de volgende criteria:

  • Het bedrijf valt binnen milieucategorie 3.1 of hoger (VNG) of;
  • Het bedrijf is geur- en of stofrelevant omdat er activiteiten plaatsvinden die stof en of geur veroorzaken
  • Het bedrijf ligt binnen of nabij het plangebied (de eventuele geurcontour of richtafstanden (VNG) van het bedrijf raakt de grens van het plangebied).

Door middel van dossieronderzoek is vervolgens geïnventariseerd welke specifieke voorschriften voor geur of stof in de vergunning zijn opgenomen. Indien er voor een bedrijf een geurcontour is vastgelegd in de milieuvergunning dan zal deze maatgevend zijn. Tenslotte is voor elk bedrijf aangegeven of de eventuele geur- en stofimpact als belemmering voor de ontwikkeling wordt beschouwd. De situaties die als een belemmering voor het plan worden beschouwd zijn situaties die niet in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving en vigerende vergunningen.

De afstand ten opzichte van elkaar, maatregelen en voorschriften zijn in principe voldoende om geurhinder en stofhinder te voorkomen. Ondanks dat er voldaan wordt aan richtafstanden en dat er gewerkt wordt binnen vergunningseisen kan het voorkomen dat er incidenteel hinder wordt ondervonden. Bij het bepalen of een bedrijf incidenteel geur- en of stofoverlast op het Hembrugterrein kan veroorzaken is meegenomen of er in het verleden klachten zijn geweest over een bedrijf, of er zich in het verleden ongewone voorvallen hebben voorgedaan waardoor voorschriften tijdelijk zijn overtreden of de aard van het bedrijf en de bedrijfsvoering geurrelevant of stofrelevant is.

In totaal is de geur- en stofimpact van negentien bedrijven buiten het Hembrugterrein geïnventariseerd. Zie paragraaf 3.19 voor bedrijven binnen of nabij het plangebied. De resultaten van de inventarisatie en de conclusies met betrekking tot de VNG richtafstanden, stof- en geur relevantie, de aard van de vergunde activiteiten, incidentele hinder en eventuele belemmering voor het plangebied zijn samengevat in onderstaand overzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0101.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0102.png"

Afbeelding 94: samenvatting resultaten inventarisatie geur- en stofimpact bedrijven buiten plangebied (ODNKG, 2021).

3.16.3 Conclusies

Uit de inventarisatie van geldende voorschriften uit vigerende omgevingsvergunningen en Activiteitenbesluit, blijkt dat voor bijna alle bedrijven voorschriften geldig zijn ter voorkoming van geur- of stofverspreiding. Dit zijn meestal middelvoorschriften die bepaalde maatregelen voorschrijven. Hoewel voorschriften en maatregelen in acht genomen worden door de bedrijven, brengt de aard van de werkzaamheden soms met zich mee dat er incidenteel stof of geur waarneembaar is binnen het plangebied.

Bij de bedrijven Ahold, Beelen, Bunge, Exter, Renewi en Pieter Bon zijn er concrete grenswaarden opgenomen voor de geurbelasting of de geuremissie. Deze grenswaarden zijn opgenomen in voorschriften, considerans of zijn geldend omdat ze onderdeel uitmaken van de bescheiden bij de aanvraag om omgevingsvergunning. Deze bedrijven voldoen aan de grenswaarde voor geur van het provinciaal geurbeleid en/of voldoen aan de streefkwaliteit van het Zaans geurbeleid.

Er vindt geen overlap plaats van de VNG richtafstanden tussen de onderzochte omliggende bedrijven en het plangebied met betrekking tot de thema's geur en stof. De VNG richtafstanden tussen gemengd gebied van het Hembrugterrein en bedrijven rondom het Hembrugterrein zijn voldoende groot om de ontwikkeling van gevoelige bestemmingen mogelijk te maken. De vergunde activiteiten van de onderzochte bedrijven en de VNG richtafstanden vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied voor de thema's geur en stof.

3.17 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

3.17.1 Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart

De gemeente is verdeeld is zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied geldt voor zowel bovengrond als de ondergrond dat de gemiddelde bodemkwaliteit 'industrie' is (zie Bodemkwaliteitskaart Zaanstad van 26 maart 2020). Dit betekent dat de grond van onverdachte locaties over het algemeen matig verontreinigd is met zware metalen en PAK. Plaatselijk kunnen echter ook lichte of sterke verontreinigingen met deze stoffen en eventueel ook andere stoffen voorkomen.

Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctieklassezone (zie Bodemkwaliteitskaart Zaanstad van 26 maart 2020) de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis.

Voor het huidige plangebied geldt dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen' of schoner (toevoegen verwijzing naar toepassingskaart). De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.

3.17.2 Graafprotocol

Het gebied waar de graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden, maakt deel uit van het Hembrugterrein, waar in het verleden plaatselijk met strijdgassen is gewerkt. De graafwerkzaamheden vinden plaats op een deel van het terrein dat op grond van de ons bekende historische gegevens niet verdacht is ten aanzien van het voorkomen van strijdgassen. Uit zorgvuldigheid ten aanzien van de gezondheid van werknemers en omgeving moet men tijdens graafwerkzaamheden alert zijn op de minimale mogelijkheid emballage met strijdgassen in de bodem tegen te komen. Hiervoor is zogenaamd graafprotocol opgesteld, waarin is vermeld waar tijdens de werkzaamheden op gelet moet worden en hoe te handelen bij het aantreffen van emballage.

3.17.3 Bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied

Binnen het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken en saneringen uitgevoerd. Een samenvatting van deze onderzoeken en evaluatie van reeds uitgevoerde saneringen zijn opgenomen in door TTE opgestelde memo's (zie Bijlage 18). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden.

Op basis van de beschikbare informatie kan gesteld worden dat binnen het plangebied sprake is van een aantal gevallen van ernstige bodemverontreinigingen. Daarnaast is sprake van een ernstige diffuse grondverontreiniging in het zuidelijke deel van het plangebied. De aanwezige ernstige, spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging zijn reeds gesaneerd. De overige ernstige gevallen zijn niet spoedeisend bij het gebruik als bedrijfsterrein en zijn niet gesaneerd. Indien dit gebruik wijzigt, zal er een nieuwe risicobeoordeling, gebaseerd op het nieuwe gebruik, moeten worden uitgevoerd en voorgelegd aan het bevoegd gezag. Hiermee wordt dan beoordeeld of bij het gewijzigde gebruik risico's kunnen optreden.

Afhankelijk van het toekomstig gebruik en de resultaten van de daarbij uit te voeren risicobeoordeling zullen functiegerichte saneringen moeten worden uitgevoerd binnen het plangebied. De doelstelling en aanpak van deze functiegerichte sanering zal worden uitgewerkt in een raamsaneringsplan voor het plangebied. De kosten voor het functiegericht saneren van de bodem zijn meegenomen in de grondexploitatiekosten van het plangebied.

3.17.4 Conclusie

Op basis van de beschikbare onderzoeken en memo's van TTE blijkt dat de bodemkwaliteit van een groot deel van het plangebied geschikt is voor de beoogde functie 'wonen met tuin'. Voor een deel van het plangebied is dit echter nog niet het geval. Hier moeten nog saneringsmaatregelen worden getroffen om dit deel geschikt te maken voor het beoogde gebruik. De kosten voor deze sanerende maatregelen zijn inzichtelijk en vormen geen belemmering voor het realiseren van de beoogde functie en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

3.18 Natuur en stikstofdepositie

3.18.1 Natuurbescherming op Hembrug

Voor de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten geldt de Wet natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen plant- en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden.

Het Hembrugterrein is geschikt als leefgebied voor diverse plant- en diersoorten die beschermd zijn in het kader van de soortbescherming van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb). Hieronder bevinden zich onder andere strikt beschermde soorten binnen de groep vogels en vleermuizen, waarvan de aantasting van verblijfplaatsen en/of functionaliteit van het leefgebied verboden is. Door sloop-, renovatie en verduurzamingswerkzaamheden kunnen deze of andere functies aangetast worden. Ingenieursbureau Arcadis heeft om deze reden onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten op het Hembrugterrein. Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden vanaf 2018 tot 2022. Zie onderstaand overzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0103.png"

Afbeelding 95:Overzicht uitgevoerde onderzoeken en rapportages natuur plangebied Hembrug periode2018-2021.

Voor specifieke beschrijvingen van methodieken en resultaten wordt verwezen naar bovenstaande rapportages (zie Bijlage 19).

Habitatsgeschiktheidsonderzoek

In 2018 is voor het Hembrugterrein een habitatsgeschiktheidsonderzoek uitgevoerd. Hierbij is gekeken of habitat van beschermde soorten aanwezig was, of dat beschermde soorten uitgesloten konden worden. Uit deze habitatsgeschiktheidsanalyse is naar voren gekomen dat geschikt habitat aanwezig was voor de volgende soorten:

  • a. Beschermde flora.
  • b. Vleermuizen (verblijfplaatsen, foerageergebied en mogelijke vliegroutes).
  • c. Diverse marterachtigen.
  • d. Diverse roofvogels en uilen met jaarrond beschermde nesten.
  • e. Overige broedvogels.
  • f. Rugstreeppad.
  • g. Ringslang.

Overige beschermde soorten konden op basis van de habitatsgeschiktheidsanalyse uitgesloten worden.

Geschikte gebieden zijn onderzocht naar beschermde flora. Hierbij heeft een veldbezoek plaatsgevonden in de nazomer (augustus) 2018 (voor laatbloeiers) en in het voorjaar (mei) 2019 voor de vroegbloeiers. Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat beschermde plantensoorten op het Hembrugterrein ontbreken en uitgesloten kunnen worden.

Bij vleermuisonderzoek in de zomerperiode geldt de regel dat het plangebied te allen tijde overzien moet worden. Om deze reden is in 2019 en 2020 onderzoek verricht. Er werden zomer- en kraamverblijfplaatsen en vliegroutes aangetroffen. Onderzoek naar balts- en paarverblijven en (massa)winterverblijfplaatsen heeft plaatsgevonden in het najaar van 2018. Omdat zwermgedrag en baltsgedrag een meer constant gedrag is, geldt de overzichtsregel voor dit type onderzoek niet. Op deze manier kon het overgrote deel van het terrein onderzocht worden. Voor een klein deel van het noordelijk bos, welke nog niet in 2018 en in andere onderzoeken onderzocht was, heeft in 2020 najaarsonderzoek plaatsgevonden. Er werden balts- en paarverblijfplaatsen en winterverblijfplaatsen aangetroffen. Mogelijke winterverblijfplaatsen (bunkers en kelders) zijn, voor zover toegankelijk, geïnspecteerd in februari 2019. Er werd een winterverblijfplaats aangetroffen. De aanwezigheid van beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen is gezien de locatie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voor het noordelijk deel.

Onderzoek naar marterachtigen heeft net als het zomeronderzoek van vleermuizen voor de tot ontwikkeling te brengen delen van het terrein plaatsgevonden. Tijdens deze onderzoeken is geen aanwezigheid van marterachtigen vastgesteld. De aanwezigheid van marters kon voor deze delen op basis van het soortgerichte onderzoek uitgesloten worden. Wel zijn tijdens onderzoek naar vleermuizen in 2018 sporen aangetroffen van een steenmarter of boommarter (marter spec.) in één van de oude bunkers in het Kleibos.

Op het Hembrugterrein waren diverse nesten aanwezig die mogelijk gebruikt werden door vogels met jaarrond beschermde nesten (roofvogels). In 2019 heeft hier onderzoek naar plaatsgevonden voor het hele Hembrugterrein. Hieruit bleek het volgende:

  • Eén nest werd gebruikt door de buizerd, maar dat is gezien de locatie niet van invloed op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voor het noordelijk deel.
  • Overige nesten waren niet in gebruik of werden door zwarte kraai gebruikt.
  • Een havik en sperwer zijn waargenomen op het terrein maar zijn niet broedend vastgesteld.

Naast de roofvogels was tevens het voorkomen van uilen mogelijk. In 2019 heeft gecombineerd met o.a. onderzoek naar rugstreeppad onderzoek naar kerkuilen plaatsgevonden. Er zijn toen geen kerkuilen waargenomen. In 2020 werd tijdens het vleermuisonderzoek een kerkuil roepend waargenomen. Verwacht wordt dat het hier een jong dier betreft (2019 was in de regio Zaandam een succesvol broedjaar voor kerkuilen). Mogelijk bevindt deze zich in een gebouw voor bouwveld 2, maar dat is niet van invloed op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voor het noordelijk deel. Om dit vast te stellen dient een inspectie plaats te vinden. Deze heeft om veiligheidsredenen (aanwezigheid van asbest) nog niet plaats kunnen vinden.

Voor overige broedvogels heeft geen gerichte inventarisatie plaatsgevonden. Bij werkzaamheden moet overtreding voorkomen worden door het nemen van de volgende mitigerende maatregelen, te weten: werken buiten het broedseizoen en indien niet mogelijk, voorkomen van vestiging van broedvogels in of nabij het werkgebied.

Voor de rugstreeppad heeft soortgericht onderzoek in 2019 plaatsgevonden voor het gehele Hembrugterrein. Hierbij is gezocht bij geschikt leefgebied naar roepende dieren. De rugstreeppad is niet waargenomen tijdens dit onderzoek en kan op basis van het soortgericht onderzoek uitgesloten worden. Omdat de rugstreeppad een pioniersoort is, kan deze soort bouwterreinen snel koloniseren. Het is daarom verstandig om bij bouwwerkzaamheden mitigerende maatregelen te nemen om vestiging van de rugstreeppad en daarmee problemen in relatie tot de bouwwerkzaamheden te voorkomen.

Voor de ringslang heeft in 2019 soortgericht onderzoek plaats gevonden voor het gehele Hembrugterrein. Hierbij is gezocht naar ringslangen in geschikt leefgebied. Om de trefkans te verhogen is gebruik gemaakt van reptielenplaatjes (tapijttegels). De ringslang is niet waargenomen tijdens dit onderzoek en kan op basis van het soortgericht onderzoek uitgesloten worden.

Werken met een ecologisch werkprotocol

Voor de verder ontwikkeling is een ecologisch werkprotocol (EWP) opgesteld om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. In dit EWP wordt beschreven welke maatregelen genomen dienen te worden om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Daar waar overtreding van verbodsbepalingen uit de Wnb niet te voorkomen is, is een ontheffing verleend. Het EWP betreft een document waarin de mitigerende maatregelen zijn opgenomen die uitgevoerd worden om conflicten met de Wnb te voorkomen of welke noodzakelijk zijn conform de reeds verleende ontheffing voor specifiek de bouwvelden 9A en 9B in het plangebied.

Natuurontheffing

In het plangebied zijn diverse verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen aangetroffen. Indien werkzaamheden invloed uitoefenen op deze verblijfplaatsen is een ontheffing Wnb nodig. Bij een ontheffing moet aan de volgende vragen worden voldaan:

  • a. De ontwikkeling dient een in de Wet genoemd belang.
  • b. Er mogen geen alternatieven zijn.
  • c. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan het streven naar een gunstige staat van instandhouding.

Ad. a:

In het plangebied worden woningen ontwikkeld. Hiermee draagt het gebied bij aan het verkleinen van het woningtekort in de metropoolregio van Amsterdam (MRA). De MRA wil een inclusieve en duurzame regio die voorbereid is op de toekomst en dat vereist een betaalbare en toegankelijke woningmarkt, evenwichtige spreiding van divers en betaalbaar woningaanbod voor verschillende inkomensgroepen, een toekomstbestendige woningvoorraad en aantrekkelijke woonomgeving. Het omvormen van het voormalig militair industrieterrein in een gemengd woon-/werkgebied draagt bij aan deze doelstellingen. De ontwikkelingen dient het belang: “Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere reden van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten”.

Ad. b:

De druk op de woningmarkt in Amsterdam e.o. is zeer groot en de MRA staat voor grote uitdagingen op zoek naar nieuwe woonruimtes. Het voormalig militair industrieterrein wordt getransformeerd in een gemengd woon-/werkgebied. Dit gaat niet ten koste van het groene buitengebied rondom de steden. In de werkwijze zal rekening gehouden worden met kwetsbare periodes waardoor er geen alternatieven zijn voor planning. Tevens zullen maatregelen genomen worden om de staat van instandhouding te behouden. Daarmee wordt de meest geschikte werkwijze toegepast. Er is dus geen sprake van alternatieven.

Ad. c:

Het plangebied heeft door zijn groene karakter een aantrekkende werking op diverse vleermuissoorten die het gebied als foerageergebied, vliegroute en verblijfplaats gebruiken. De meest aangetroffen soorten betroffen de gewone en ruige dwergvleermuizen. De populaties van deze soorten zijn in de regio omvangrijk. De werkzaamheden hebben beperkt invloed op de maatregelen. Daarnaast zullen er maatregelen genomen worden om deze soorten te mitigeren. Het gaat hierbij om het aanbieden van tijdelijke verblijfplaatsen en permanente verblijfplaatsen in de nieuwe situatie. Beide soorten zijn goed te mitigeren met diverse maatregelen. Daarnaast blijft het groene karakter van het plangebied, wat het terrein zo geschikt maakt als leefgebied voor de vleermuizen, behouden en versterkt. Hierdoor blijft het plangebied ook in de toekomst een geschikt leefgebied voor deze soorten en wordt er geen afbreuk gedaan aan het streven naar een gunstige staat van instandhouding. Zeker niet na het nemen van diverse maatregelen.

Het is gezien voorgaande redenatie mogelijk om een ontheffing Wnb te krijgen voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor de bouwvelden 9A en 9B is reeds een ontheffing verleend mede op basis van het opgestelde mitigatieplan. Omdat ontheffingen doorgaans voor een relatief korte periode worden toegekend zal deze waar nodig in delen, afhankelijk van de planning, aangevraagd worden.

3.18.2 Stikstofdepositie

Het Hembrugterrein ligt op circa 2,3 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan en op 2,4 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkenland, Oostzanderveld & Twiske'. In deze Natura 2000-gebieden is sprake van een overspannen situatie doordat de achtergrondwaarde bij voor stikstofgevoelige habitats hoger is dan de kritische depositiewaarde (KDW).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0104.png"

Afbeelding 96: Ligging plangebied ten opzicht van Natura 2000-gebieden.

Wettelijk kader

Binnen de Europese Unie worden de belangrijkste leefgebieden van de meest bedreigde en waardevolle soorten en habitattypen aangewezen als Natura 2000-gebied. Deze Natura 2000-gebieden moeten samen een Europees ecologisch netwerk vormen om de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. De juridische basis voor dit netwerk zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, die in Nederland zijn door vertaald in de Wet natuurbescherming (Wnb). Per gebied worden voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Dit kunnen behouds- of uitbreidings-/verbeteringsdoelstellingen zijn.

Het is verplicht om plannen en projecten te beoordelen op de gevolgen voor Natura 2000- gebieden. Voor projecten geldt een vergunningsplicht als het project een significant gevolg kan hebben op een Nederlands Natura 2000-gebied (art. 2.7 lid 2, Wnb). Bij vaststelling van plannen moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen van het plan voor Natura 2000- gebieden (art. 2.7 lid 1, Wnb). Bij plannen of projecten in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied dient in een oriënterende fase onderzocht te worden of de ontwikkeling een significant (negatief) gevolg op het betreffende Natura 2000-gebied kan hebben. Indien na dit onderzoek op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de activiteit een significant gevolg heeft, dient meer gedetailleerd dan in de oriënterende fase in kaart gebracht te worden wat de effecten van de activiteit kunnen zijn. Deze analyse heet een 'passende beoordeling'. Wanneer uit de passende beoordeling alsnog de zekerheid wordt verkregen dat de activiteit geen significant gevolg heeft, staat de Wet natuurbescherming besluitvorming (voor wat betreft gebiedsbescherming) niet in de weg.

De stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied wordt berekend met behulp van het verplicht te gebruiken rekenprogramma Aerius Calculator (2021.0.2). Van elke te berekenen situatie wordt een model gemaakt met invoergegevens waarmee vervolgens de berekening wordt uitgevoerd. Het rekenprogramma Aerius Calculator bepaalt zelf de rekenpunten op de Nederlandse Natura 2000-gebieden. De bijdrage aan de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden wordt berekend ter plaatse van voor stikstofgevoelige habitats. In de berekeningsuitdraaien van Aerius Calculator worden zowel alle invoergegevens als alle resultaten weergegeven.

In het kader van het onderhavige plan vinden zowel emissies plaats in de realisatie- als gebruiksfase. Op 9 maart 2021 is voor de realisatiefase de Wet stikstofreductie en natuurverbetering door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet, die per 1 juli 2021 van kracht is geworden, voorziet in een vrijstelling voor activiteiten van de bouwsector, zoals slopen en bouwen. Een nadere toelichting hierop wordt gegeven in de Nota van Toelichting (Stb. 2021, 287, p. 38). De bij deze activiteiten vrijkomende emissies die zorgen voor stikstofdepositie mogen dan bij de beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. Er is dan ook uitsluitend een berekening noodzakelijk voor de gebruiksfase.

Ondanks dat er voor de realisatiefase een generieke vrijstelling geldt, is in het kader van deze ontwikkeling door Antea Group een berekening uitgevoerd voor het plangebied voor de realisatiefase (zie Bijlage 21). Door tijdens de realisatiefase diverse maatregelen in verschillende combinaties toe te passen zal het rekenresultaat niet hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar.

Uitgangspunten berekening gebruiksfase

Antea Group heeft ook het onderzoek voor de stikstofdepositie voor het plangebied voor de gebruiksfase uitgevoerd (zie Bijlage 20). Voor de berekening is uitgegaan van een programma in het plangebied, samengesteld uit 1.053 woningen, verdeeld over 945 appartementen en 108 grondgebonden woningen, en in totaal 8.257 m2 bvo aan voorzieningen (onder meer een fitnesstudio, buurtsupermarkt, kantoren, een café/bar/cafetaria en een restaurant). Alle woningen en voorzieningen in het plangebied, ook in bestaande gebouwen, worden aardgasvrij gerealiseerd. In het onderzoek is gerekend met een maximale verkeersgeneratie waardoor verschuiving in het programma mogelijk is mits het maximum aantal verkeersbewegingen niet overschreden wordt.

Doel is om in 2023 te starten met de realisatie van de woningen en voorzieningen in het plangebied, mits het bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van het noordelijk gebied zal gefaseerd worden doorlopen, waarbij gestreefd wordt naar een start van het bouwproces in 2023 met een doorlooptijd van de bouw tot en met 2025. In 2026 zijn alle woningen en voorzieningen in gebruik. In de jaren 2023, 2024 en 2025 zal een deel van de woningen reeds in gebruik worden genomen. Aangezien nog niet bekend is welke fasering wordt gehanteerd is per jaar berekend hoeveel verkeersbewegingen per etmaal maximaal kunnen plaatsvinden zonder dat dit leidt tot een toename van stikstofdepositie. Op basis van het aantal verkeersbewegingen kan een maximaal te realiseren programma per jaar gemaakt worden. De regels omtrent het maximaal te realiseren programma/ de maximale verkeersgeneratie zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

In AERIUS Calculator is voor de gebruiksfase het jaar 2026 doorgerekend. Dit is het eerste jaar dat alle woningen en voorzieningen volledig in gebruik genomen kunnen worden. Naast het jaar 2026 zijn ook de jaren 2023, 2024 en 2025 doorgerekend. In deze jaren zal een deel van de woningen reeds in gebruik zijn. De berekeningen zijn als bijlage bij het rapport gevoegd. Hierna wordt uitsluitend het rekenjaar 2026 in beeld gebracht. Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 zal uitsluitend berekend worden hoeveel verkeersbewegingen in die jaren maximaal plaats mogen vinden. De aantallen voor deze jaren zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. De regeling in het bestemmingsplan is daarbij beperkt tot de bestemming Gemengd-1. Wat betreft de overige bestemmingen is in de uitgevoerde berekening van de jaarlijks maximaal toe te voegen motorvoertuigbewegingen, zekerheidshalve namelijk aangenomen dat het aantal motorvoertuigbewegingen vanwege die overige bestemmingen direct vanaf het moment van vaststelling van dit plan volledig plaatsvinden.

Door verkeerskundig adviesbureau Goudappel is een onderzoek verricht naar het aantal verkeersbewegingen per jaar afkomstig van onderhavige ontwikkeling. De verkeersgeneratie is bepaald op basis kengetallen van het kennisplatform CROW en is verwerkt in het verkeersmodel van de gemeente Zaanstad. De omrekenfactor van werkdag naar weekdag is gebaseerd op basis van lokale verkeerseffecten. Voor de verdeling over de wegen wordt ervanuit gegaan dat 6,8% van het verkeer richting de Symon Spiersweg beweegt, 2,1% richting de Hempont en 91,1% richting het kruispunt Cornelis Bruijnzeelweg/ Provincialeweg/ Dr. J.M. den Uylweg. Vanaf dit kruispunt gaat 69,1% van het verkeer afkomstig van het Hembrugterrein op dit kruispunt richting de A8, 21,1% richting het centrum en 9,8% richting de Cornelis Bruijnzeelweg. Het verkeer is op het Hembrugterrein gemodelleerd tot de kruising Verloren Spoor met de Artillerieweg. Daar parkeert het verkeer in één van de parkeergelegenheden.

In onderstaande afbeeldingen is de maximale verkeersgeneratie per jaar voor het gehele plangebied en voor bestemming Gemengd-1, zonder dat dit leidt tot een toename van stikstofdepositie, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0105.png"

Afbeelding 97: Maximale verkeersgeneratie in gebruiksfase per etmaal per jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0106.png"

Afbeelding 98: Maximale verkeersgeneratie in gebruiksfase voor bestemming Gemengd-1 per etmaal per jaar.

Voor de verdeling over de wegen wordt ervanuit gegaan dat 6,8% van het verkeer richting de Symon Spiersweg beweegt, 2,1% richting de Hempont en 91,1% richting het kruispunt Cornelis Bruijnzeelweg/ Provincialeweg/ Dr. J.M. den Uylweg. Vanaf dit kruispunt gaat 69,1% van het verkeer afkomstig van het Hembrugterrein op dit kruispunt richting de A8, 21,1% richting het centrum en 9,8% richting de Cornelis Bruijnzeelweg. Het verkeer is op het Hembrugterrein gemodelleerd tot de kruising Verloren Spoor met de Artillerieweg. Daar parkeert het verkeer in één van de parkeergelegenheden.

In dit stikstofdepositieonderzoek is voor de gebruiksfase in 2026 voor het plangebied de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van de Natura 2000-gebieden berekend. Uit de berekening blijkt dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Ook voor de rekenjaren 2023, 2024 en 2025 is het rekenresultaat niet hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.

Monitoring

Om planologisch te borgen dat de gebruiksfase niet resulteert in een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/j, zijn, als aangegeven, in dit plan regels omtrent het maximaal te realiseren programma/ de maximale verkeersgeneratie opgenomen. Die regels kennen wat betreft de maximale verkeersgeneratie de vorm van een voorwaardelijke verplichting, die borgt dat de ingebruikname van nieuwe functies binnen de bestemming Gemengd - 1 wordt gekoppeld aan een maximum toegestaan aantal motorvoertuigbewegingen per jaar. In verband met die voorwaardelijke verplichting is tevens voorzien in monitoring van het aantal motorvoertuigbewegingen door het college van burgemeester en wethouders. Deze monitoring is zowel van belang voor het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan, als voor het bieden van zekerheid aan eigenaren en gebruikers over de vraag of voorgenomen ingebruikname in overeenstemming met het plan kan worden geacht. De monitoringsgegevens worden aan een ieder op aanvraag terstond beschikbaar gesteld en worden per kwartaal gepubliceerd in een rapportage die digitaal raadpleegbaar is via de gemeentelijke website www.zaanstad.nl. De in dit plan opgenomen monitoringsregeling is verder uitgewerkt in de gemeentelijke beleidsregel "Beleidsregel Monitoring".

Conclusie

Voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied berekent AERIUS Calculator bij de verschillende berekeningen van de gebruiksfase (en realisatiefase) een planbijdrage van maximaal 0,00 mol/ha/jaar op stikstofgevoelige habitattypes. Gelet op de planbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar kan geconcludeerd worden dat ten aanzien van het aspect stikstofdepositie significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Het aspect 'stikstof' staat verdere besluitvorming niet in de weg. Om planologisch te borgen dat de gebruiksfase niet resulteert in een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/j, is in dit plan een monitoringsregeling opgenomen voor de bestemming 'Gemengd – 1'. Deze is verder uitgewerkt in een gemeentelijke beleidsregel en wordt separaat vastgesteld.

3.19 Bedrijven en milieuzonering

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de gemeenteraad de bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen, en onderbouwen waarom de gemaakte ruimtelijke keuzen passend zijn, d.w.z. een goed woon- en leefklimaat borgen, zonder onevenredige aantasting van de bestaande, legale bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied.

Milieuzonering is een veelgebruikte methode om (wederzijdse) invloed en hinder tussen bedrijfsactiviteiten en de woonomgeving te voorkomen. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds, en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is eerst een analyse en beschrijving van de omgeving nodig, en van de in een gebied aanwezige en beoogde functies. Een hiertoe in de praktijk veelvuldig toegepast hulpmiddel betreft de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn voor categorieën van bedrijfsactiviteiten richtafstanden opgesteld voor geluid, stof, veiligheid en geur. De richtafstanden uit de VNG-brochure gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van (volledige) functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Ook onderhavig plan stoelt op ruimtelijke scheiding, en op een analyse en beschrijving van de omgeving en de daarin aanwezige en beoogde functies. De ruimtelijke ambities van dit plan zijn evenwel dat het plangebied zich ontwikkelt tot een gemengd gebied, waarbij behalve woningbouw ook bedrijvigheid de inzet is. Alhoewel genoemde VNG-brochure voorziet in een regeling om de richtafstanden voor een rustige woonwijk te converteren naar richtafstanden voor een gemengd gebied, zoals het Hembrugterrein, sluit de benadering uit de VNG-brochure van uitsluitend ruimtelijke scheiding, niet goed aan bij bedoelde ambitie van functiemenging van bedrijvigheid en wonen op het Hembrugterrein. In de VNG-brochure wordt bovendien uitgegaan van gemiddelde bedrijfssituaties, waardoor de toepassing ervan onnodig verstarrend werkt, dan wel de leefomgeving onvoldoende beschermt.

Ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit binnen het plangebied, kende het (inmiddels vernietigd) bestemmingsplan met verbrede reikwijdte "Chw Hembrug e.o' daarom als benadering dat binnen het plangebied (extra) regels gelden voor geluid- en geurhinder - uitgaande van, in de kern, een maximum van 50 dB(A) (overdag) en een H=-1 geurcontour op 1 meter uit de gevel - en voor externe veiligheid. Ook onderhavig plan gaat van die benadering uit, waarbij deze regels voor geluid en geurhinder gelden voor nieuwe bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied. Daarbij gelden deze planologische regels naast de regels die 'in het milieuspoor' gelden op grond van het Activiteitenbesluit. In veel gevallen betekent dit praktisch dat, vanwege de regels in dit plan en omwille van de met dit plan beoogde ontwikkeling tot een gemengd gebied, op een kortere afstand aan normen voor geluid en geurhinder moet worden voldaan, namelijk op ten hoogste 1 meter uit de gevel van het gebouw waar de betreffende activiteit wordt uitgeoefend. Ten hoogste, want in sommige gevallen brengen de regels in het milieuspoor mee dat op kortere afstand aan zulke normen zal moeten worden voldaan. Bijvoorbeeld ingeval van een gemengd gebouw waarin werken en wonen in naastgelegen ruimten plaatsvindt. Het onderhavig plan verschilt in dit opzicht niet van een 'klassiek' bestemmingsplan dat in zo'n gemengd gebouw zou voorzien.

Daar waar deze regels het uitgangspunt zullen zijn voor nieuwe bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied, is de raad nagegaan in hoeverre de gekozen benadering leidt tot een onaanvaardbare inperking van de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven binnen het plangebied. Bovendien is de raad nagegaan in hoeverre de invloed van bedrijfsactiviteiten buiten het plangebied aan een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied in de weg staat.

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is geïnventariseerd welke bestaande bedrijvigheid op het Hembrugterrein mogelijk overlastgevend zou kunnen zijn voor de beoogde woningbouw binnen het plangebied en, andersom, of de bestaande bedrijfsvoering van deze bedrijven belemmerd zou worden door de beoogde woningbouwontwikkeling in het noordelijk deel van Hembrug. Door middel van een bedrijfsbezoek door Antea Group met een rondgang door het bedrijf en middels vragen en gesprekken is een goed beeld gevormd van de activiteiten en omvang van de bedrijven (zie Bijlage 22).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0107.png"

Afbeelding 99: overzicht bedrijven binnen en grenzend aan plangebied

Voor de bedrijven 1 (Kooij BV), 2 (Ultra Ultra), 3 (Levi van Veluw) en 5 (Eatch) geldt dat zij zijn gevestigd in gebouwen die voorheen in eigendom waren van het Rijksvastgoedbedrijf. Met de huidige eigenaren van deze gebouwen is bij aankoop het volgende contractueel overeengekomen:

17.1. Koper dient te voldoen aan de bij of krachtens het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) gestelde normen ten aanzien van milieuhinder die door de uitoefening van het op het Verkochte uit te oefenen beroep of bedrijf wordt veroorzaakt, met dien verstande dat aan deze normen wordt voldaan op een (1) meter van de gevel van het zich op het Verkochte bevindende gebouw waar de bron van de milieuhinder zich bevindt, en dusdanig dat een goed woon- en leefklimaat mogelijk is op een (1) meter van bedoelde gevel waar de bron van de milieuhinder zich bevindt.

Bedrijf 1 (Kooij B.V.) en Hembrug Zaandam B.V. hebben in 2022 een overeenkomst gesloten op basis waarvan de productiewerkzaamheden van bedrijf 1 volledig worden verplaatst buiten het plangebied. Dit mede naar aanleiding van de resultaten van het akoestisch onderzoek voor het bedrijfspand van Kooij B.V. en de relatief korte afstand tot de nieuwe woonbestemming (zie Bijlage 23). In het huidig bedrijfspand (Gebouw 217) zal Kooij B.V. per 1 oktober 2024 geen productie meer uitvoeren en het bedrijfspand vanaf deze datum enkel gebruiken ten behoeve van kantoor, bedrijfswoning (beperkt tot 103 m² bruto vloeroppervlak) en showroom (niet zijnde overige detailhandel). Het bestemmingsplan is op basis van deze overeenkomst in zoverre gewijzigd ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan doordat de bestaande productie gedurende de periode tot aan voornoemde datum positief is bestemd. Wel zijn daarbij regels opgenomen ter beperking van geluid- en geurhinder naar de omgeving. Na de datum van 1 oktober 2024 is het gebruik als bedrijf niet meer toegestaan.

Wat betreft de bedrijven 2 (Ultra Ultra) en 3 (Levi van Veluw) is vastgesteld dat zij, gezien de aard en omvang van de activiteiten, niet belemmerend zijn voor woningbouw binnen het plangebied en niet belemmerd worden door de nieuwbouw. Volledigheidshalve is voor bedrijf 3 (Levi van Veluw) een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd door Buro Bouwfysica (zie Bijlage 24). Daaruit blijkt dat zowel de representatieve bedrijfssituatie als de incidentele bedrijfssituatie passen binnen de afspraken die hier over zijn gemaakt (50 dB(A) op 1 meter van de gevel, zie ook verderop in deze paragraaf), behalve ter plaatse van de ruimte waar de machines van Levi van Veluw staan opgesteld. Daar wordt op 5 meter van de gevel wel voldaan aan 50 dB(A). In het bestemmingsplan is om deze reden en uitsluitend voor bedrijven 2 (Ultra Ultra) en 3 (Levi van Veluw) de afstand, gemeten uit de gevel, tot 7 meter vergroot ten opzichte van generieke normstelling voor geluid op een (1) meter van de gevel van het gebouw waar de betreffende activiteit wordt uitgeoefend. Op die manier is van een onaanvaardbare inperking van de bedrijfsvoering van deze bedrijven geen sprake. Uit het akoestisch onderzoek blijkt verder dat ter plaatse van de beoogde woonvlakken ruimschoots wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit.

Voor bedrijf 4 (De Patronage), in eigendom van Hembrug Zaandam B.V. geldt een huurovereenkomst tot 31 mei 2027. In de planregels is geregeld dat in het betreffende bouwveld woningbouw alleen is toegestaan na bedrijfsbeëindiging.

Wat betreft het buiten het plangebied gelegen bedrijf 5 (huurder Eatch B.V.) is vastgesteld dat het bedrijf niet belemmerend is voor woningbouw binnen het plangebied. Op basis van het Voorbereidingsbesluit december 2020 is gebruik van het betrokken bedrijfspand (Gebouw 414) gelijk aan dat van voormalig huurder Flexkeuken (productiekeukens voor catering) toegestaan. In 2022 is vooruitlopend op de vestiging van de nieuwe huurder Eatch B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Buro Bouwfysica (zie Bijlage 25). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat gedurende de dagperiode wordt voldaan aan de vorengenoemde geluidnormen op 1 m uit de gevel van gebouw 414, zodat geluidbelasting het plangebied niet bereikt. Alhoewel bedrijf 5 heeft aangegeven niet in de avond en nacht te willen produceren, is ook die situatie onderzocht. Dit onderzoek heeft geresulteerd in aanbevelingen voor een aantal te treffen geluidbeperkende maatregelen, die in september 2022 zekerheidshalve zijn uitgevoerd.

Voor de bedrijven 6 (Taets), 7 (Hotel Wonderland) en 8 (Oliehandel Van Megen) gelden afzonderlijke regelingen uit eerder vastgestelde bestemmingsplannen, die in onderhavig bestemmingsplan zijn overgenomen, zoals ook is aangegeven in paragraaf 1.3 van deze toelichting.

Ten opzichte van bedrijf 8 (Oliehandel Van Megen) is deels sprake van een gewijzigde situatie. Om deze reden is door Westerveld Advies een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd in relatie tot Oliehandel Van Megen (zie Bijlage 26). Daaruit blijkt dat er ook ter plaatse van bouwveld 8 en het buiten de geluidzone gelegen deel van de Enclave rekening dient te worden gehouden met bedrijfsgeluid van Oliehandel Van Megen doordat er op enkele plekken sprake is van een (beperkte) overschrijding van de grenswaarden. Door het toepassen van maatregelen is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van de woningen mogelijk. In het bestemmingsplan is dit gewaarborgd door een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Hierdoor zijn geluidgevoelige objecten alleen mogelijk indien er aan de grenswaarden word voldaan dan wel als de juiste maatregelen worden getroffen. Voor de Enclave zijn aanvullende eisen gesteld in geval van een toename van de bouwhoogte ten opzichte van de bestaande situatie. Ook is er bij de situering van de tuinen bij de Enclave rekening gehouden met de ligging ten opzichte van Van Megen. De tuinen komen op enige afstand (buiten de huidige geluidzone). De geluidsbelasting ter plaatse van de tuinen is minder dan 50 dB(A) en daarmee zodanig dat deze als geschikte buitenruimte bij de woningen kan fungeren. Ter plaatse van de tuinen is zodoende een goed woon- en leefklimaat mogelijk, ook in geval van een gewijzigde bedrijfsvoering van deze oliehandel.

Bedrijf 9 (huurder Frites uit Zuyd) vertrekt naar verwachting in 2022 (doch uiterlijk voor 1 juli 2023) van het Hembrugterrein, mede op basis van het feit dat Frites uit Zuyd voor een nieuw bedrijfspand elders een huurovereenkomst is aangegaan en de volledige productie inmiddels is verplaatst buiten het plangebied. Aangezien het bestemmingsplan een fasering kent die in gebruik name van het nieuw te realiseren programma pas mogelijk maakt vanaf 1 juli 2023 is Frites uit Zuyd geen belemmering voor verwezenlijking van het bestemmingsplan.

Naast de hiervoor vermelde bedrijven binnen en direct grenzend aan het plangebied is ook de scheepswerf van Amsterdam Yachtservices aan de Zuiddijk 404 relevant. In 1997 is voor de inrichting Scheepswerf Vooruit een revisievergunning verleend. Amsterdam Yacht Services maakt als opvolger van scheepswerf Vooruit gebruik van de revisievergunning uit 1997. In deze vergunning is een voorschrift opgenomen, voorschrift 4.14, dat maximale geluidsniveaus begrensd ter plaatse van de bestaande woningen aan de Havenstraat 100 en 101. De maximaal toegestane piekniveaus op deze locatie bedraagt 70 dB(A) voor de dagperiode, 55 dB(A) voor de avondperiode en 50 dB(A) voor de nachtperiode. In de praktijk wordt er alleen in de dagperiode gewerkt waardoor er in de werkelijkheid ruim wordt voldaan aan de vergunde situatie. Het maximale geluidniveau bedraagt volgens een berekening van de Omgevingsdienst niet meer dan 68 dB(A) ter plaatse van de woningen aan de Havenstraat 100 en 101. Overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening zijn maximale geluidsniveaus in de dagperiode toelaatbaar tot 70 dB(A) en onder voorwaarde is ontheffing mogelijk tot 75 dB(A). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er, mede gelet op de werkelijke/feitelijke situatie, geen belemmering is voor het uitvoeren van de werkzaamheden van Amsterdam Yacht Services als gevolg van de geprojecteerde woningen in het plangebied. De nieuwe woningen zijn namelijk op grotere afstand van de scheepswerf geprojecteerd dan de bestaande woningen Havenstraat 100 en 101 en de nieuwbouwwoningen zullen beter geïsoleerd zijn dan de bestaande woningen. Doordat de vergunde waarden lager zijn dan wat in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is aangegeven zullen de werkzaamheden van Amsterdam Yacht Services geen nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat.

3.20 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. De beperkingen in het LIB betreffen:

  • 1. de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • 2. de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • 3. de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • 4. een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting. Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies vanwege vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook is het plangebied gelegen buiten de zone met betrekking tot vogelaantrekkende functies. Het plangebied is wel gelegen binnen de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte en een deel van het plangebied is gelegen binnen de 20 Ke-contour (LIB5).

3.20.1 Bouwhoogte

De maximale toetshoogte voor het plangebied bedraagt 146 meter ten opzichte van NAP. De maximale bouwhoogte (vanwege de radar) bedraagt 74-76 meter ten opzichte van NAP. De bouwhoogte van de bebouwing in dit bestemmingsplan is veel lager, er kan worden voldaan aan het LIB op dit punt. Het LIB is daarmee geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

3.20.2 Geluid

In het nieuwe Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) is een enigszins gewijzigde ligging van de 20 Kecontour van Schiphol opgenomen (LIB5). Deze wijziging leidt ertoe dat een deel van het Hembrugterrein binnen de contour komt te liggen. Binnen deze contour worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. In het akoestisch onderzoek (Bijlage 15) is hieraan aandacht besteed. De geluidbelasting als gevolg van luchtvaartlawaai, uitgedrukt in Lden bedraagt 50-51 dB. Deze geluidwaarden zijn ondergeschikt aan de geluidbelasting afkomstig van de beide gezoneerde industrieterreinen en de wegen in en rondom het plangebied. Tot een belemmering of aanvullende voorwaarden leidt dit niet.

3.20.3 Externe veiligheid

Een deel van het plangebied is ook gelegen binnen het afwegingsgebied externe veiligheid (LIB5). In het LIB worden aan de ligging binnen LIB5 geen eisen gesteld. In de provinciale Omgevingsverordening is de contour van LIB5 in geval van wonen aangewezen als afwegingsgebied voor geluid (zie vorige subparagraaf) en externe veiligheid. In het deel van het plangebied dat in de contour van LIB5 is gelegen zijn voornamelijk bedrijfsfuncties gepland. In totaal gaat het om slechts een beperkt aantal woningen. Schiphol kent ook veiligheidscontouren. De 10-6-contour ligt ver van het plangebied verwijderd. Het is daarmee verantwoord om binnen het plangebied woningen mogelijk te maken binnen de LIB5 contour.

3.21 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

3.21.1 Beoordeling

Het Hembrugterrein wordt ontwikkeld door de ontwikkelcombinatie ABC Planontwikkeling, LIFE Europe en Ten Brinke Vastgoedontwikkeling (samen Hembrug Zaandam B.V.). Het Hembrugterrein en de meeste gebouwen zijn in 2018 door het Rijksvastgoedbedrijf aan Hembrug Zaandam B.V. verkocht, nadat zij in de verkooptender als beste uit de bus kwamen. De gemeente Zaanstad is eigenaar van het Hembrugbos en een deel van de gebouwen is in bezit van particuliere ondernemers. Er is een geldende Anterieure Overeenkomst Hembrug d.d. 8 januari 2018 tussen de gemeente Zaanstad en Hembrug Zaandam B.V. zodat het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is. Er hoeft om deze reden geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

3.21.2 Planschade

Het bestemmingsplan leidt niet tot een verruiming van bouwmogelijkheden ten opzichte van het voorgaande planologisch kader omdat geen bestemmingsplan gold dat beperkingen ten aanzien van bouwen gaf. Het bestemmingsplan leidt evenmin tot een verruiming van gebruiksmogelijkheden die hinder zouden kunnen opleveren. Ook daarvoor geldt dat geen bestemmingsplan van kracht was dat beperkingen ten aanzien van het gebruik gaf, uitgezonderd het gebruik voor wonen.

De verruiming van gebruiksmogelijkheden voor wonen leidt niet tot planologisch nadeel voor eigenaren van onroerend goed binnen of buiten het plangebied. Voor zover binnen het plangebied bedrijfsactiviteiten gevestigd zijn die door nieuwe woningen in de bedrijfsvoering belemmerd zouden kunnen worden, zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen die belemmeringen voor de bedrijfsvoering voorkomen (afstand, bouwgrenzen, dove gevels, milieuzonering). Bovendien zijn de gebouweigenaren binnen het plangebied eigenaar geworden als gevolg van verkoop door het Rijksvastgoedbedrijf in de wetenschap dat het Hembrugterrein door middel van onder meer woningbouw getransformeerd zou worden. Er is dus sprake van voorzienbaarheid.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Voor dit bestemmingsplan zijn met name geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten. Zoals ook blijkt uit de onderbouwing in hoofdstuk 3 en nadere afweging in relatie tot de gebiedskwaliteit zoals in het Stedenbouwkundig Plan neergelegd, zal in het plangebied sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Alle belangen afwegend wordt de geluidhinder en de externe veiligheid als aanvaardbaar beschouwd. De overige milieuaspecten kunnen evenmin worden aangemerkt als een belemmerende factor.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden en diensten

De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie is daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein zijn gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen zijn de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens zijn verschillende groepen aangehaald met wie in deze periodecontact is geweest.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het ontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op [datum] verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn wel/niet schriftelijk of per mail adviezen ingediend. De reacties van deze instanties zijn betrokken in de afwegingen in de Reactienota (zie hoofdstuk 3 van bijlage 28).

5.1.2 Belanghebbenden

Het bestemmingsplan is gebaseerd op onder andere het Masterplan Hembrug, het Stedenbouwkundig Plan voor het Noordelijk deel, het mobiliteitsplan. Bij de totstandkoming van deze plannen is de omgeving betrokken in een participatieproces.


Participatie 2020: Masterplan Hembrug

Het participatieproces rond het Masterplan is in september 2020 gestart. Bewoners en ondernemers op Hembrug, de omwonenden (Havenbuurt), de bedrijven rondom het terrein (Zuiderhout, Achtersluispolder en Westpoort), de Port of Amsterdam en andere geïnteresseerden konden gedurende twee maanden op verschillende momenten en via verschillende kanalen reageren op het Masterplan. Het participatieproces heeft vanwege de RIVM-maatregelen met betrekking tot COVID 19 voornamelijk online plaatsgevonden.

De volgende momenten zijn georganiseerd:

  • er is een projectwebsite ingericht waar alle relevante informatie is te vinden
  • er is een webinar georganiseerd om het concept Masterplan te presenteren en vragen te beantwoorden met ruim 100 kijkers.
  • er zijn zes online themasessies georganiseerd waar 24 mensen aan hebben deelgenomen
  • er is een digitale enquête gelanceerd waar 78 mensen op hebben gereageerd gedurende 3,5 weken
  • en er hebben verschillende één-op-één gesprekken met stakeholders plaatsgevonden.

Aandachtspunten en suggesties vanuit dit traject die relevant zijn voor het bestemmingsplan hebben vooral betrekking op de hoogteaccenten: maak duidelijker waar ze komen, hoe hoog ze worden, wat het effect ervan is op de omgeving en houd rekening met de wensen van direct omwonenden (die hinder kunnen ondervinden van de hoogteaccenten).

Overige input vanuit de participatie landt in uitwerkingsplannen zoals een stedenbouwkundige plan, een beeldkwaliteitsplan etc.. In het participatierapport behorende bij het Masterplan Hembrug is hierover mee te lezen: https://zaanstad.raadsinformatie.nl/modules/3/Agendavoorraad/658703.

Participatie 2021

De vorderingen in de planontwikkeling van de verschillende plannen waar de eerste helft van 2021 aan is gewerkt (Stedenbouwkundig Plan Noordelijk deel, mobiliteitsplan en Hembrugmerk) zijn op frequente basis gedeeld met het bredere publiek. Dat gebeurde tijdens de 'Aan de Hembrugtafel'-momenten in maart, mei en juni; een live talkshowachtig setting waarin de belangrijkste elementen uit de conceptplannen toe worden gelicht, zodat mensen daarna beter in staat zijn om goede feedback te geven.

Voor de geïnteresseerden die dieper op de inhoud in wilden gaan van specifieke onderwerpen zijn meedenksessies georganiseerd. De volgende momenten hebben plaats gevonden:

  • 19 april - Meedenkavond mobiliteit
  • 28 april - Meedenkavond bomen, natuur en water
  • 28 juni - Meedenkavond stedenbouw

Niet iedereen is even digitaal vaardig of wil online participeren. Om laagdrempelig bereikbaar te zijn hebben we wekelijks een inloopspreekuur op vrijdagen tussen 10:00-12:00 georganiseerd aan het Verloren Spoor 1.

Aanvullend op de inloopspreekuren organiseerden we in juli vier inloopmomenten waarop geïnteresseerden de maquette van het Stedenbouwkundig Plan Noordelijk Deel kunnen bekijken. Dit kon op 7, 9, 14 en 16 juli 2021.

Ook zijn er diverse één-op-één gesprekken gevoerd met bewoners en ondernemers op het Hembrugterrein. Met betrekking tot mobiliteit vooral om een beter beeld te krijgen van de huidige verkeerssituatie en het gebruik op het terrein. Dit vormt de basis van het mobiliteitsplan en geeft een goed beeld van zaken die behouden of juist verbeterd / aangepast moeten worden. Er is gesproken met Studio Molen, Flinders, ArtZaanstad, De Patronage, Berlage Vastgoed, Lab 44 en Het Hem.

Met bewoners langs de Havenstraat zijn gesprekken gevoerd over met name de hoogteaccenten in het Stedenbouwkundig Plan Noordelijk deel en over de mate van bomenkap die nodig is om de nieuwe bebouwing in te passen. Ook zijn er veel gesprekken gevoerd met geïnteresseerden, die in de toekomst graag wonen of werken op het Hembrugterrein.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 6 april 2022 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. 7 april 2022 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. 19 april 2022 een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 9 unieke zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage 29 bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het omgevingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • 1. Om gemotoriseerd verkeer tussen de Regenmeter en de Havenstraat geheel uit te sluiten is de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' op de verbeelding doorgetrokken naar de woningen Havenstraat 114-147 zodat ook ter hoogte van de Enclave geen doorgang naar de Havenstraat mogelijk is (met uitzondering van calamiteitenverkeer);
  • 2. Om het parkeren in de nabijheid van de woningen Havenstraat 90-101 te voorkomen zijn op de verbeelding aanduidingen 'specifieke vorm van bos - 2' en 'specifieke vorm van gemengd - 1' opgenomen. Binnen deze aanduidingen is het gebruik als ongebouwde parkeervoorzieningen voor gemotoriseerde voertuigen in de bestemmingen 'Bos - HBZ' en 'Gemengd - 1' uitgesloten;
  • 3. Het bestemmings- en bouwvlak van bouwveld 8 is aangepast om zo enkele bomen te kunnen behouden;
  • 4. Er is in artikel 1 een begripsbepaling opgenomen voor 'bouwen';
  • 5. Het bouwvlak van bouwveld 8 is aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' en gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting. Deze voorwaardelijke verplichting houdt in dat er voldoende rekening dient te worden gehouden met het bedrijfslawaai van Oliehandel Van Megen;
  • 6. De bouwvlakken ter plaatse van enkele gebouwen van de Enclave zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2' en gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting. Deze voorwaardelijke verplichting houdt in dat er voor de gebouwdelen van geluidsgevoelige objecten die hoger worden dan de bestaande bebouwing voldoende rekening dient te worden gehouden met het bedrijfslawaai van Oliehandel Van Megen. Ook is een aanvullend akoestisch onderzoek opgenomen in de bijlagen van de toelichting;
  • 7. De aanduiding 'tuin' in de bestemming 'Bos - HBZ' is aangepast zodat deze niet overlapt met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - bedrijfshinder';
  • 8. Het maximum bebouwd grondoppervlak van het dichtst bij de Havenstraat gelegen hoogteaccent (11b) in bouwveld 9A is verkleind van 1.000 naar 800 m²;
  • 9. In bestaande bebouwing in de bestemming 'Gemengd - 1' zijn nieuwe nieuwe geluidgevoelige objecten of nieuwe geluidsgevoelige ruimtes niet toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat er aan de gestelde geluidseisen kan worden voldaan;
  • 10. Binnen de bouwvelden 8 en 9A.1 zijn bedrijven en kantoren, horecavestigingen en sportvoorzeningen in de regels expliciet uitgesloten;
  • 11. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - bedrijfshinder' is een uitbreiding van bestaande geluidgevoelige objecten niet toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat er aan de gestelde geluidseisen kan worden voldaan;. Ook is verduidelijkt dat alle genoemde geluidswaarden van toepassing zijn;
  • 12. In paragraaf 3.19 van de toelichting is nader ingegaan op milieuzonering met betrekking tot de scheepswerf van Amsterdam Yachtservices aan de Zuiddijk 404.

5.3 Ambtshalve wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in Hoofdstuk 4 van Bijlage 28. De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn enkele grotere wijzigingen doorgevoerd:

  • 1. Door de beëindiging van bedrijfsactiviteiten per 1 oktober 2024 is de bestemming van het perceel Kannonenloods 24 gewijzigd van 'Bedrijf' naar een nieuwe bestemming, zijnde 'Gemengd - 4'. Daarin is het huidige bedrijfsmatige gebruik mogelijk tot de genoemde datum. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn eveneens aangepast, voor zover deze betrekking hadden op het perceel Kannonenloods 24;
  • 2. De begripsbepaling voor brutovloeroppervlak (bvo) is aangepast door inpandige installatieruimten (waaronder traforuimte en/of WKO installatieruimte) uit te zonderen;
  • 3. De begripsbepaling voor detailhandel is aangevuld om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen;
  • 4. De begripsbepaling voor winkelvloeroppervlak (wvo) is aangepast door technische ruimtes uit te zonderen;
  • 5. In diverse bestemmingen is verduidelijkt dat onder eenmaal gerealiseerd gebruik ook bestaand gebruik wordt verstaan.
  • 6. In de bestemming 'Bedrijf' zijn ter voorkoming van hinder op het gebied van geluid en geur voorwaarden gekoppeld aan zowel bestaand gebruik zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan als niet-bestaand gebruik;
  • 7. De begrenzing van de aanduiding 'tuin' in de bestemming 'Bos - HBZ' en nabij de bestemming 'Gemengd - 2' is aangepast. Het aanduidingsvlak is daarbij opgedeeld in twee vlakken die zijn hernoemd tot 'specifieke vorm van bos - tuin - 1' en 'specifieke vorm van bos - tuin - 2'. Het vrijstaande bijbehorende bouwwerk dat in het ontwerpbestemmingsplan binnen het gehele aanduidingsvlak mogelijk was gemaakt is nu beperkt tot de aanduiding 'specifieke vorm van bos - tuin - 2';
  • 8. In bouwveld 2.3 in de bestemming 'Gemengd - 1' is in de bouwregel bepaald dat er maximaal 14 grondgebonden woningen zijn toegestaan in plaats van twee rijen van elk maximaal 7 grondgebonden woningen;
  • 9. In de bouwregels voor bouwveld 8 is verduidelijkt dat er uitsluitend eengezinswoningen zijn toegestaan en dat het daarbij om niet-gestapelde grondgebonden woningen gaat;
  • 10. In de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' zijn vanwege bedrijven in de omgeving ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met bijbehorende voorwaarden;
  • 11. In artikel 6.5 zijn voor alle niet-woonfuncties voorwaarden opgenomen ten aanzien van geluid en geur, in plaats van bij alleen bedrijven en kantoren;
  • 12. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is het maximum bvo horeca verminderd;
  • 13. In de bestemming 'Gemengd - 2' zijn artikel 7.2.3 en 7.2.4 aangepast doordat het in de subleden c opgenomen maximum van 1 dove gevel per geluidgevoelig object is geschrapt.
  • 14. Het verbod op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bestemming 'Gemengd - 2' (Enclave) is geschrapt. Vierkante meters van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis dienen tot het maximum bvo voor kantoren, bedrijven en ateliers te worden gerekend. Verder is per bestemmingsvlak aangegeven hoeveel bvo er aan kantoren, bedrijven en ateliers is toegestaan;
  • 15. Ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat is in de bestemming 'Gemengd - 3' ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor geluidgevoelige objecten met bijbehorende voorwaarden. Verder is artikel 8.3.1 onder b aangepast doordat een omgevingsvergunning alleen verplicht is gesteld voor een wijziging van eenmaal gerealiseerd gebruik (en niet ook voor de ingebruikname);
  • 16. De afwijkingsbevoegdheid met betrekking tot oppervlaktes is verruimd zodat de overschrijding van het bruto vloeroppervlak maximaal 5.500 m² kan bedragen met een maximum van 80 woningen (was respectievelijk 5.000 m² en 50 woningen). Door deze verruiming kan beter worden ingespeeld op de (verslechterde) marktomstandigheden (gemiddeld kleinere units), (gedeeltelijke) omzetting Hamlet woon/zorgconcept voor doelgroep 'young professionals en/of studenten' en om meer betaalbare (dus kleinere) appartementen mogelijk te maken op basis van het honoreren van de 'Woningbouwimpuls tranche 4'-subsidie aanvraag van de gemeente Zaanstad door het Rijk;
  • 17. De monitoringsregel in de overige regels is aangepast waarbij de regels met betrekking tot de monitoring van niet-woonfuncties bij elkaar zijn gebracht, er regels zijn opgenomen met betrekking tot de monitoring van de ingebruikname alsmede vergunde aantallen hoofdgebouwen, oppervlakten en bouw- en goothoogten. Verder is verduidelijkt waar de monitoringsgegevens inzicht in dienen te geven. Ook is een verwijzing opgenomen naar de Beleidsregel Monitoring Hembrugterrein Noordelijk deel;
  • 18. Paragraaf 2.2 van de toelichting (Gebiedskader en visie) is daar waar nodig geactualiseerd vanwege onder meer recente besluitvorming;
  • 19. In paragraaf 2.3 van de toelichting (Ambitie en ontwikkeling noordelijk deel) is verduidelijkt dat grootschalige evenementen niet zijn toegestaan in het noordelijk deel van het Hembrugterrein.
  • 20. In paragraaf 2.3 van de toelichting en verder is aangegeven welke wijzigingen er naar aanleiding van zienswijzen zijn aangebracht ten opzichte van de eerdere planvorming;
  • 21. In paragraaf 3.7 van de toelichting is nader ingegaan op de gevolgen van het Zaans Mobiliteitsplan voor het parkeren.
  • 22. In subparagraaf 3.10.3 is verduidelijkt dat er binnen het woon/zorgconcept ruimte is voor logies ten behoeve van een voorziening voor zorgwonen (in plaats van hotel/short stay);
  • 23. Paragraaf 3.13 is aangepast naar aanleiding van advies van de veiligheidsregio. Verder is het onderzoek naar externe veiligheid geactualiseerd en opgenomen in de bijlagen van de toelichting;
  • 24. Er is een voorbeeldberekening uitgevoerd voor stikstofdepositie tijdens de realisatiefase. Het onderzoek is beschreven in paragraaf 3.18 van de toelichting en opgenomen in de bijlagen van de toelichting;
  • 25. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege het bestaande bedrijf Levi van Veluw. Het onderzoek is beschreven in paragraaf 3.19 van de toelichting en opgenomen in de bijlagen van de toelichting. Ook is de tekst in paragraaf 3.19 aangepast naar aanleiding van de recente afspraken met de bedrijven;
  • 26. In paragraaf 3.20 van de toelichting is ander ingegaan op externe veiligheid in relatie tot het Luchthavenindelingbesluit.

Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.

Het digitale bestemmingsplan 'Hembrugterrein Noordelijk deel' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd STED3895BP).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangsregels en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in de daarop volgende paragrafen per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten

Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)

De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt') .

Voorrangsregeling  gebruiks- en bouwregels

De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Toelichting per bestemming

Artikel 3 Bedrijf

Aan de zuidzijde van het bos is een aantal bestaande gebouwen in gebruik genomen door kunstenaars en/of ondernemers zijnde het Hembrug Museum, Levi van Veluw, Ultra Ultra en De Patronage. Voor deze panden en bedrijven is in het bestemmingsplan voorzien in een maatbestemming. Het betreft bestaand gebruik in paden die geen eigendom zijn van Hembrug Zaandam BV.

Voor het Hembrug Museum is overeenkomstig de koopovereenkomst met het RVB geregeld dat in deze twee panden uitsluitend culturele voorzieningen zijn toegelaten.

In 3.3.1 is bepaald dat bestaand gebruik gewijzigd mag worden in ander gebruik of mag worden vergroot, maar dat deze wijzigingen vergunningplichtig zijn. Daardoor wordt zicht behouden op de aard en omvang van het gebruik.

De hindercontour (geluid en geur) van bedrijfsmatig gebruik is op grond van artikel 3.3.2 bepaald op 7 meter, opdat in de omgeving van de bedrijven nieuwe woningen met een goed woon- en leefklimaat kunnen worden gerealiseerd.

Artikel 4 Bos

Deze bestemming geldt voor het deel van het bos dat eigendom is van de gemeente. In Bijlage 4 is uiteengezet hoe de gemeente de toekomst van dit bos ziet. De hoofdfunctie van het bos is natuurontwikkeling/-behoud, landschap en natuureducatie almede dagrecreatie. ter bescherming van dit hoofdgebruik is in artikel 4.3 bepaald dat het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden (zoals graven of verharden) vergunningplichtig is.

Artikel 5 Bos - HBZ

De gebruiksmogelijkheden binnen Bos - HBZ zijn ruimer dan binnen de bestemming Bos. Het betreft de gronden die eigendom zijn van Hembrug Zaandam BV, waar naast de natuurlijke functie van de gronden deze tevens een betekenis hebben als ontsluiting of buitenruimte (tuin) voor aangrenzende gebouwen (zoals de Enclave) en waarbinnen bestaande gebouwtjes aanwezig zijn. De bestemming omzoomt bovendien de tot ontwikkeling te brengen gronden met de bestemming Gemengd - 1, waarbij de gronden enerzijds een groen kader vormen voor de ontwikkelingen maar anderzijds ook de ontsluiting van de gebouwen in een groene setting plaatsen.

De bouwregels binnen deze bestemming zijn overwegend conserverend: uitsluitend bestaande gebouwen of 1-op-1 vervanging daarvan. Alleen langs de Artillerieweg is (ondergronds) toegestaan dan de parkeergarage onder de bestemming Gemengd - 1 mag doorlopen tot aan de weg en ten behoeve van de Enclave mag binnen de aanduiding 'tuin' een vrijstaand bijgebouw worden opgericht.

In 5.3 is bepaald dat eenmaal gerealiseerd of bestaand gebruik van de kleine gebouwtjes in het bos gewijzigd mag worden in ander gebruik of mag worden vergroot, maar dat deze wijzigingen vergunningplichtig zijn. Daardoor wordt zicht behouden op de aard en omvang van het gebruik. Voorwaarde voor het gebruik van de gebouwen is dat deze niet zijn aangesloten op het gasnet (gasloos) opdat het gebruik geen nieuwe stikstofuitstoot veroorzaakt.

Artikel 6 Gemengd - 1

De nieuw te bebouwen gronden zijn bestemd als Gemengd - 1. Deze bestemming geldt voor alle gronden / bestemmingsvlakken waar nieuwbouw wordt voorzien. Voor de bestemming als totaal geldt een maximum brutovloeroppervlakte van de gebouwen van 91.315 m2. Binnen dat oppervlak is nader gespecificeerd wat de toegelaten oppervlaktes en volumes per bouwveld zijn (in artikel 6.2.2 t/ 6.2.8; dit zijn stedenbouwkundige bepalingen die regels geven over de vorm waarin wordt gebouwd) en welke oppervlaktes van de te onderscheiden gebruiksfuncties binnen dat totaaloppervlak zijn toegestaan (in artikel 6.5; dit zijn gebruiksregels die maxima stellen aan de gebruiksintensiteit van het gebied, voornamelijk uit oogpunt van functiemenging en stikstof).

De stedenbouwkundige bepalingen in de artikelen 6.2.2 t/ 6.2.8 hebben als opzet:

  • er is per bouwveld bepaald vanaf welk peil de goot- en bouwhoogte moet worden gemeten
  • het bebouwd grondoppervlak binnen het bouwvlak is gemaximeerd
  • binnen dat maximum bebouwd grondoppervlak is bepaald hoeveel hoofdgebouwen worden toegelaten
  • van de hoofdgebouwen is per gebouw geregeld binnen welke afmetingen van de footprint en de hoogte gebouwd mag worden
  • binnen bouwveld 1, bouwveld 2.3 en bouwveld 9.A1 mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd als bouwvolumes op een onderbouw (op pagina 104/105 en pagina 123 van het Stedenbouwkundig plan in Bijlage 5 is voor de bouwvelden 1 en 9.A1 te zien op welke wijze het bouwen van volumes op een onderbouw is bedoeld)
  • binnen de bouwvelden 5.1, 5.2, 6.1, 6.2 en 8 zijn uitsluitend eengezinswoningen toegestaan

De bepaling in 6.2.1 onder c. sub 3. luidt "het deel van een gebouw dat hoger is dan de in deze regels toegelaten goothoogte mag uitsluitend worden gebouwd als vergroting van de onder de goothoogte gelegen bouwlaag en mag geen zelfstandige bouwlaag zijn". Deze regel is erop gericht dat de op de pagina's 108 en 114 van het Stedenbouwkundig plan weergegeven voorbeelden an bijzondere dakvormen kunnen worden gerealiseerd. Deze dakvormen hebben tot doel extra kwaliteit aan het ontwerp toe te kunnen voegen, waarbij de aanleiding van de bouwhoogte bestaat uit creatieve vormgeving en niet uit het met extra bouwlagen optimaliseren van bouwprogramma.

Voor de eengezinswoningen binnen de bouwvelden 5.1, 5.2, 6.1, 6.2 en 8 geldt dit overigens niet: daar mag de kap wel een zelfstandige bouwlaag van de woning vormen.

Voor de nieuwe woningen geldt dat de geluidsbelasting op de gevel dient te voldoen aan de Wet geluidhinder en het Zaanse geluidbeleid, waarvoor in artikel 6.2.9 een voorwaardelijke verplichting is opgenomen. De nieuwe woningen liggen niet binnen de hindercontouren van bedrijven die gereguleerd worden via het Activiteitenbesluit.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', langs de westelijke rand van het Hembrugterrein, wordt met toepassing van artikel 6.4 mogelijk gemaakt dat de gevels van de nieuwbouw een verspringend beeld geven door niet alleen binnen het bouwvlak variatie in de positie van gevels toe te staan, maar ook plaatselijke overschrijdingen van de bouwgrenzen mogelijk te maken. Voorwaarde is dat de overschrijdingen buiten de bouwgrenzen gecompenseerd worden door terugliggende gevels achter de bouwgrenzen. De compensatie dient net zo groot of groter te zijn als de overschrijding. Onder b. is gespecificeerd hoe de overschrijding / compensatie gemeten dient te worden.

In 6.5.1 onder b. en c. is bepaald dat bestaand danwel eenmaal gerealiseerd gebruik gewijzigd mag worden in ander gebruik of mag worden vergroot, maar dat deze wijzigingen vergunningplichtig zijn. Daardoor wordt zicht behouden op de aard en omvang van het gebruik en kan worden getoetst aan de faseringsbepalingen (vanwege stikstof) van artikel 6.6.

Deze faseringsbepalingen in artikel 6.6 verzekeren dat de stikstofuitstoot van de nieuwe ontwikkelingen, die worden veroorzaakt door het verkeer van/naar de nieuwe gebouwen, voldoet aan de Wet natuurbescherming. Dat wil zeggen: dat de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura2000-gebieden ten gevolge van de ontwikkelingen niet groter is dan 0,00 mol/ha/jr. Deze fasering is gekoppeld aan ingebruikname van de gebouwen, omdat de motorvoertuigbewegingen in de gebruiksfase van de bebouwing bepalend is voor de vraag of wordt voldaan aan de stikstofnormen. De verkeersgeneratie kan worden bepaald aan de hand van kencijfers zoals opgenomen in Bijlage 3 bij de regels. Voor de woningsegmentering die in de deze bijlage wordt gehanteerd (woningen goedkoop, woningen midden en woningen duur) kan gebruik worden gemaakt van de definiëring in het gemeentelijk woonbeleid.

De ambitie van de ontwikkeling van Hembrug is gericht op beperking van het autogebruik, zoals al uiteengezet is in paragraaf 2.2.8 / paragraaf 2.3.9. Zodra dat geëffectueerd wordt betekent dat dat de nieuwe ontwikkelingen binnen Hembrug minder verkeer oproepen en dus dat er minder stikstofuitstoot wordt veroorzaakt. Tegen die tijd kan er daarom met andere (lagere) kencijfers voor de verkeergeneratie worden gerekend en is een snellere fasering mogelijk. In die mogelijkheid voorziet artikel 6.7.

Artikel 7 Gemengd - 2

De bebouwing van de Enclave is bestemd als Gemengd - 2. Voor wat betreft het gebruik voor wonen binnen deze gebouwen legt dit bestemmingsplan exact vast wat al aan woonoppervlak is toegestaan op grond van de inmiddels onherroepelijke omgevingsvergunningen voor deze gebouwen. Het niet-woonprogramma binnen de gebouwen wordt nu in deze bestemming gereguleerd, waarbij het goede woon- en leefklimaat van de woningen uitgangspunt is voor het te realiseren niet-woongebruik. De hindercontour (geluid en geur) van bedrijfsmatig gebruik is daartoe op grond van artikel 7.3.3 bepaald op 1 meter.

Voor de nieuwe woningen geldt dat de geluidsbelasting op de gevel dient te voldoen aan de Wet geluidhinder en het Zaanse geluidbeleid, waarvoor in artikel 7.2.3 een voorwaardelijke verplichting is opgenomen. Vanwege de mogelijke hinder van via het Activiteitenbesluit gereguleerde bedrijven (zoals Taets) is in 7.2.4 een voorwaardelijke verplichting opgenomen, opdat enerzijds de bedrijfsvoering niet door de woningen wordt belemmerd en anderzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

In de berekeningen ten aanzien van de stikstofdepositie is ingebruikname van de Enclave per direct aangenomen, zodat dit gebruik niet is gekoppeld aan fasering.

In artikel 7.3.2 is het toegelaten gebruik geregeld binnen de bestemming. De maxima aan vierkante meters wonen aan de ene kant en niet-woonfuncties als kantoren, bedrijven etc. aan de andere kant. Voor De Enclave is eerder, bij omgevingsvergunningen, een verhouding tussen wonen en overige gebruiksfuncties (bedrijven, kantoren en ateliers) vergund die de gemeenteraad vanuit het belang van de goede ruimtelijke ordening wenselijk acht. Die verhouding is in onderhavig bestemmingsplan verankerd. Daarbij is verduidelijkt is dat beroep en bedrijf aan huis niet tot vierkante meters wonen worden gerekend maar tot vierkante meters niet-woonfuncties als kantoren, bedrijven, waaronder catering etc.

Artikel 8 Gemengd - 3

Het bestaande gebouw de Garage is bestemd als Gemengd - 3 om toekomstige ingebruikname mogelijk te maken. Dat kan zijn in de vorm van nieuwe woningen, nieuw niet-woonprogramma of een combinatie. Het goede woon- en leefklimaat van de eventuele woningen is uitgangspunt voor het te realiseren niet-woongebruik. De hindercontour (geluid en geur) van bedrijfsmatig gebruik is daartoe op grond van artikel 8.3.3 bepaald op 1 meter.

Voor de nieuwe woningen geldt dat de geluidsbelasting op de gevel dient te voldoen aan de Wet geluidhinder en het Zaanse geluidbeleid, waarvoor in artikel 8.2.3 een voorwaardelijke verplichting is opgenomen. Vanwege de mogelijke hinder van via het Activiteitenbesluit gereguleerde bedrijven (zoals Taets) is in 8.2.4 een voorwaardelijke verplichting opgenomen, opdat enerzijds de bedrijfsvoering niet door de woningen wordt belemmerd en anderzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

In de berekeningen ten aanzien van de stikstofdepositie is ingebruikname van de Garage per direct aangenomen, zodat dit gebruik niet is gekoppeld aan fasering.

Artikel 9 Gemengd - 4

Het bestaande gebouw aan de Kannonenloods 24 is bestemd als Gemengd - 4. De toegestane functies zijn conform het bestaande gebruik. Het gaat daarbij om één woning, een kantoor, een atelier en een showroom.

Voor de nieuwe woningen geldt dat de geluidsbelasting op de gevel dient te voldoen aan de Wet geluidhinder en het Zaanse geluidbeleid, waarvoor in artikel 9.2.3 een voorwaardelijke verplichting is opgenomen. Vanwege de mogelijke hinder van via het Activiteitenbesluit gereguleerde bedrijven (zoals Taets) is in 9.2.4 een voorwaardelijke verplichting opgenomen, opdat enerzijds de bedrijfsvoering niet door de woning wordt belemmerd en anderzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

In de berekeningen ten aanzien van de stikstofdepositie is ingebruikname van Kannonenloods 24 per direct aangenomen, zodat dit gebruik niet is gekoppeld aan fasering.

Artikel 10 Groen

De bestemming Groen is toegepast voor de rand van het Hembrugterrein waar deze grenst aan de omliggende provinciale wegen.

Artikel 11 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegepast voor de kleine strookjes aan de randen van het Hembrugterrein die behoren tot de omliggende provinciale wegen.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

De hoofdverkeersontsluiting binnen het Hembrugterrein is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Aan de zuidzijde is een strook grond voorzien van deze bestemming, met daarbij bouwregels, om de realisatie van een parkeergebouw ten behoeve van het Hembrugterrein mogelijk te maken. Dat kan worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

6.5 Dubbelbestemmingen

ter bescherming van archeologische waarden en cultuurhistorische waarden zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie (artikel 13) en Waarde - Cultuurhistorie (atikel 14) opgenomen. De regels van de dubbelbestemming zijn een aanvulling of beperking op de regels van de andere geldende bestemmingen. Het doel van deze regels is om te voldoen aan de verplichting om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige dan wel te verwachten archeologische en cultuurhistorische waarden.

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (artikel 15) geldt voor een strook langs de Havenstaat die deel uitmaak van de waterkering langs het zijkanaal. De dubbelbestemming regelt dat deze gronden gebruikt mogen worden als waterkering. De bescherming van de waterkering vindt niet plaats door regeling in het bestemmingsplan, maar in de Keur van het Hoogheemraadschap.

6.6 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - anti-dubbeltel (artikel 16)

In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In artikel 16 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.7 Algemene bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 17.1)

Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Duikers en bruggen boven water (lid 17.2)

In het plangebied is op diverse plekken water toegestaan. Voor de bereikbaarheid van het plangebied kan het nodig zijn om duikers en bruggen te realiseren. In de algemene bouwregel is daarom vastgelegd dat duikers en bruggen boven water zijn toegestaan, mits er wordt voldaan aan enkele voorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte, de doorvaarhoogte en de doorvaartbreedte.

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 17.3)

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen wenselijk zijn binnen alle bestemmingen. Deze gebouwen zijn via een algemene bouwregel mogelijk gemaakt in het gehele plangebied. De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen, met uitzondering van de bouwhoogte (aangezien deze 1 m hoger is dan wat vergunningsvrij is toegestaan).

6.8 Algemene gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 18.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

seksbedrijfen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksbedrijf op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksbedrijf, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

6.9 Algemene aanduidingsregels

Veiligheidszone - brandstofopslag (lid 19.1 )
Het bestemmingsplan kent een algemene uitsluiting voor Bevi-inrichtingen. Deze inrichtingen kennen strengere milieuregels dan overige bedrijven, voornamelijk omdat er een hoger risico op onveilige situaties kan zijn. Binnen het bestemmingsplan is een (bestaande) locatie aangewezen waarvan is afgewogen dat deze inrichting is toegestaan, namelijk het gasverdeelstation aan het Weerpad 1c. De algemene aanduidingsregels regelen de voorwaarden voor deze Bevi-inrichting.

De aanduiding 'overige zone - Bevi-inrichting' regelt de locatie waar de vestiging van Bevi-inrichting is toegestaan. Daarbuiten wordt dit niet wenselijk geacht. De hoofdregel is dat de zogeheten plaatsgebonden risico-contour van nieuw te vestigen Bevi-inrichtingen binnen de perceelsgrenzen moet blijven. In sommige gevallen kan daarvan worden afgeweken door het bevoegd gezag, maar alleen wanneer de gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen percelen niet in het geding komt. Niet alle functies zijn immers toegestaan binnen de veiligheidscontour van een Bevi-inrichting.

Geluidzone - bedrijfshinder (lid 19.2)

Buiten het plangebied bevindt zich Oliehandel Van Megen. Voor dit bedrijf en de bijbehorende geluidszone is in 2011 een bestemmingsplan vastgesteld. Een deel van de geluidzone heeft betrekking op het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Dit deel van de geluidzone is via een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - bedrijfshinder' aangeduid. Binnen deze gebiedsaanduiding mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten en functies worden opgericht, tenzij daarvoor omgevingsvergunning is verleend. Van de beperking om geen nieuwe geluidgevoelige objecten en functies op te richten kan worden afgeweken indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels van het geluidgevoelige object voldoet aan de gestelde grenswaarden en etmaalwaarde. Bij het berekenen van de geluidbelasting dient rekening te worden gehouden met de geluidbelasting van de gewijzigde – planologisch mogelijk gemaakte – inrichting van Oliehandel Van Megen.

Als de geluidsbelasting op een gevel hoger is dan de gestelde grenswaarden en etmaalwaarde dan is een nieuwe geluidgevoelige object en functie ook mogelijk indien die gevel wordt uitgevoerd als dove gevel, vliesgevel of met andere vergelijkbare maatregelen die de geluidbelasting op de gevel terugbrengen tot de bedoelde grenswaarden. Dergelijke gevels zijn niet nodig wanneer voor het betreffende bedrijf maatwerkvoorschriften zijn vastgesteld waarin een hogere geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige gebouwen wordt toegestaan en uit akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de gevel wordt voldaan aan de geluidbelasting die in het maatwerk is vastgesteld en e sprake is van een binnenwaarde van 35 dB(A).

6.10 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 20.1 )
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking ten behoeve van wegen (lid 20.4)

Door middel van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' is vastgelegd waar wegen kunnen komen. Het kan echter voorkomen dat de situering van de wegen net iets daarvan afwijkt. Als de weg in geringe mate buiten de bestemmingsgrens is gesitueerd dan kan worden afgeweken van de verkeersbestemming mits de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daar aanleiding toe geven en de leefkwaliteit van nabijgelegen geluidsgevoelige objecten niet in het geding komt. Omdat de weg slechts in geringe mate buiten de bestemmingsgrens kan worden gesitueerd zal het merendeel van de rijweg nog steeds in de verkeersbestemming moeten zijn gesitueerd. Als gevolg van de afwijkingsbevoegdheid zal er dus geen nieuwe weg in bijvoorbeeld de bestemming 'Groen' kunnen worden gerealiseerd.

Afwijking verbod op kamerverhuur en woningsplitsing (lid 20.5 )

De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.11 Overige regels

Hogere waarden (lid 21.1)

Voor de nieuwe geluidsgevoelige functies zijn in het kader van het voorliggende bestemmingsplan hogere grenswaarden vastgesteld als bedoeld in de Wet geluidhinder. In dit artikellid is in tabelvorm per bron aangegeven welke hogere waarde van toepassing is bij een bouwvlak. De nummering die in de tabel voor de bouwvlakken is opgenomen correspondeert met de bijlage in de regels.

Monitoring (lid 21.2)

Het bestemmingsplan voorziet in een monitoringsregeling. Die regeling betreft verschillende aspecten, variërend van de gerealiseerde ontwikkelruimte tot stedenbouwkundige aspecten als bouwhoogte en oppervlakte. Tot die aspecten behoort ook de ingebruikname van, in de kern, bepaalde nieuwe functies binnen het plangebied. Om planologisch te borgen dat de gebruiksfase niet resulteert in een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/j, zijn regels omtrent het maximaal te realiseren programma/ de maximale verkeersgeneratie opgenomen. Die regels kennen wat betreft de maximale verkeersgeneratie de vorm van een voorwaardelijke verplichting, die borgt dat de ingebruikname van nieuwe functies binnen de bestemming Gemengd - 1 wordt gekoppeld aan een maximum toegestaan aantal motorvoertuigbewegingen per jaar. In verband met die voorwaardelijke verplichting is tevens voorzien in monitoring van het aantal motorvoertuigbewegingen door het college van burgemeester en wethouders. Deze monitoring is zowel van belang voor het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan, als voor het bieden van zekerheid aan eigenaren en gebruikers over de vraag of voorgenomen ingebruikname in overeenstemming met het plan kan worden geacht. De monitoring dient plaats te vinden volgens de gemeentelijke beleidsregel die daarvoor is vastgesteld.

6.12 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 22 )

De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 23 )

De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlagen Toelichting

Bijlage 27 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet). De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land.

De NOVI is een instrument van de toekomstige Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in gaat. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio's
  • een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Op dit moment werkt het kabinet wegens de COVID-19-pandemie aan een economisch herstelbeleid. Het is van belang dat dit herstelbeleid ook onze doelen op het terrein van leefomgevingsbeleid voor de langere termijn dient. Het oplossen van problemen op de korte termijn komt zo in lijn met de strategische visie zoals in de NOVI verwoord. Dat geeft mogelijkheden zogenoemde 'synergiekansen' te benutten. Bijvoorbeeld door te kiezen voor herstelmaatregelen die niet alleen bijdragen aan gezondheid, maar ook aan de verduurzaming en kwaliteit van de leefomgeving.

Beoordeling

Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI. Aan de prioriteiten wordt invulling gegeven door het bestemmingsplan ’Hembrugterrein Noordelijk deel' aangezien het een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied betreft. Als gevolg van de herontwikkeling zal worden bijgedragen aan de forse woningbouwopgave die van toepassing is voor de Metropoolregio Amsterdam. De betekenis van de Nationale Omgevingsvisie voor het bestemmingsplangebied is voor het overige beperkt. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan ‘Hembrugterrein Noordelijk deel' wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Het plangebied is onderdeel van bestaand stedelijk gebied en voorziet in een stedelijke ontwikkeling. Daarom dient te worden getoetst of dit bestemmingsplan voor wat betreft behoefte aan de ladder voor duurzame verstedelijking voldoet en/of eventueel in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten in het geding komen. In paragraaf 3.10 is de Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast terwijl cultuurhistorie en archeologie in paragraaf 3.1 aan bod komen. Kortheidshalve wordt naar die paragrafen verwezen.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Crisis- en herstelwet (Chw)

De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).

De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.

In bijlage 1 van de Chw is aangegeven in welke gevallen er bij een bestemmingsplan procedurele versnellingen van toepassing kunnen zijn. De bouw van meer dan 11 woningen is een activiteit die is genoemd in bijlage 1. De procedurele versnelling betekent dat de Raad van State in principe binnen 6 maanden na binnenkomst van een eventueel beroepschrift moet beslissen. Binnen die periode vindt een zitting plaats. Na de zitting laat de uitspraak meestal hooguit nog 6 weken op zich wachten. Om gebruik te kunnen maken van de procedurele versnelling uit de Chw moet in de kennisgeving van het vastgestelde bestemmingsplan worden vermeld dat de Chw van toepassing is en welke gevolgen dat heeft.

Beoordeling

De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Hembrugterrein, dat is aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw).Het Hembrugterrein wordt genoemd in Bijlage 44 bij het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet. Op de ontwikkeling is vorengenoemd artikel 7c van dit besluit van toepassing. Verder is de Chw van toepassing bij de behandeling van een eventuele beroepszaak bij de Raad van State omdat er met dit bestemmingsplan meer dan 11 woningen gebouwd worden.

1.5 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke vermindering van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • delen van algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's (niet eerder dan) eind 2022 in werking.

Beoordeling

De Omgevingswet is nog niet van toepassing. Dit plan is daarom opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening. Een vergunningsaanvraag om te bouwen die (eventueel) wordt ingediend na de inwerkingtreding van de Omgevingswet dient aan de eisen van de Omgevingswet te voldoen.

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders
2.1 Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid (NH2050)

Op 19 november 2018 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie NH2050 "Balans tussen economische groei en leefbaarheid" vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio’s, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Ten aanzien van de metropool Amsterdam wordt geconstateerd dat deze zich snel ontwikkeld. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moeten worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.

Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij dient oog te worden gehouden voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. Ook dient er een vinger aan de pols te worden gehouden voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag door er voor te zorgen dat regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen bij de vraag blijven aansluiten. De bestaande voorraad woningen wordt daarbij betrokken.

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt de verdichting in binnenstedelijk gebied mogelijk. Als gevolg van de beoogde herontwikkeling zal de bestaande stedelijke structuur worden versterkt. Op deze wijze wordt de beschikbare binnenstedelijke ruimte zo optimaal mogelijk benut en wordt het landschap gespaard. Ook wordt ingezet op besparing van energie en een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting. Dit past binnen de hoofddoelstellingen in het provinciale beleid.

2.2 Omgevingsverordening NH2020

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgend bepalingen van belang:

  • Artikel 2.20 Aanwijzing industrieterreinen van regionaal belang wet geluidhinder: Als industrieterreinen van regionaal belang als bedoeld in artikel 163, tweede lid, van de Wet geluidhinder, worden aangewezen de industrieterreinen ter plaatse van het werkingsgebied industrieterreinen van regionaal belang Wet geluidhinder.
  • Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen: Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • Artikel 6:20 Milieucontour industrieterrein van provinciaal belang: Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied milieucontour industrieterrein van provinciaal belang, voorziet alleen in een nieuwe of wijziging van een bestaande functie:
    a) als er geen beperkingen optreden voor de bestaande milieugebruiksruimte voor geluid, geur of omgevingsveiligheid voor bedrijven op het industrieterrein van provinciaal belang; en
    b) als in het geval van woningen of andere milieugevoelige objecten rekening wordt gehouden met de milieubelasting van het industrieterrein van provinciaal belang op de desbetreffende locatie. Daarbij worden de redenen vermeld om op de desbetreffende locatie een nieuwe milieugevoelige functie toe te staan, voorzien van een afweging over de verwachte kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de aan de zijde van de ontvanger zo nodig te treffen maatregelen alsmede de uitkomsten van onderzoek naar de haalbaarheid van die maatregelen.
  • Artikel 6.62 Klimaatadaptatie: De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

Beoordeling

Omdat het voorliggende bestemmingsplan de herontwikkeling tot een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt dient het programma in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Uit paragrafen 3.3 en 3.10 blijkt dat de ontwikkeling past in het regionaal woonbeleid en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.12 van de toelichting is ingegaan op onder meer klimaatadaptatie.

Het bestemmingsplan 'Havenstraat-Hemkade' heeft geregeld dat het Hembrugterrein geen deel meer uitmaakt van het gezoneerde industrieterrein, zodat het bepaalde in artikel 2.20 van de Omgevingsverordening niet meer van toepassing is. Ook in het voorliggende bestemmingsplan is het Hembrugterrein niet aangewezen als gezoneerd industrieterrein.

Westpoort is een industrieterrein van provinciaal belang, het Hembrugterrein niet. Het Hembrugterrein ligt binnen de Milieucontour industrieterrein van provinciaal belang. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen beperkingen optreden voor de bestaande milieugebruiksruimte voor geluid, geur of omgevingsveiligheid voor bedrijven op het industrieterrein Westpoort en dat rekening wordt gehouden met de milieubelasting van het industrieterrein. Uit de toelichting bij dit bestemmingsplan blijken de redenen om op deze locatie woningen toe te staan en is een afweging gemaakt over de verwachte kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De aan de zijde van de ontvanger te treffen maatregelen beperken zich tot het op delen van de nieuwbouw toe te passen dove gevels. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de uitvoering daarvan haalbaar is.

2.3 Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap

In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.

De vijf principes zijn achtereenvolgens:

  • 1. Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren.
  • 2. De aantrekkelijkheid en de belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en geschiedenis uitgesprokener maken.
  • 3. Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of 'outstanding' zijn.
  • 4. 'Doorwaadbaarheid' van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen.
  • 5. Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.

Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met aandacht voor de onder 1. tot en met 5. genoemde principes. Het plan is daarmee in overeenstemming.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders
3.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Voor de herontwikkeling van het Hembrugterrein is een kader op hoofdlijnen geformuleerd, waarin een ontwikkelingsconcept voor het gebied wordt geschetst. De uitwerking vindt fasegewijs plaats waarbij voortdurend gekeken wordt naar en aansluiting gezocht wordt bij actuele ontwikkelingen en gewijzigde marktomstandigheden. Na 2020 zullen tijdelijk gevestigde functies steeds meer omgezet worden of plaats maken voor definitief vestigingen, ofwel plaats maken voor andere definitieve vestiging van functies, die passen bij het dan geldende ontwikkelingsconcept. Na het herstel en in gebruik name van de monumenten verschuift het accent naar nieuwbouw op plekken, die niet tot de waardevolle cultuurhistorische elementen behoren maar wel goed passen in de ruimtelijke structuur van het industriële landgoed. We houden er rekening mee dat woningbouw, als gevolg van aanpassingen in de regelgeving en/of het terugdringen van de milieuzoneringen en overlast tot de mogelijkheden gaat behoren. Daarmee wordt mede invulling gegeven aan de regionale verstedelijkingsopgave tot 2040. Als het Hembrugterrein én de directe omgeving tot 2020 voldoende gebruikers en bezoekersstromen op gang brengen wordt daarmee het draagvlak gecreëerd voor frequent hoogwaardig openbaar vervoer over water tussen Hembrugterrein, Zaanstad en de metropoolregio Amsterdam.

Beoordeling

In paragraaf 2.2 is uiteengezet hoe de uitwerking van de plannen stap voor stap vorm heeft gekregen.

3.2 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen.Waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1.000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en aantrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. De openbare ruimte versterkt de aantrekkingskracht van de nieuwe woonbuurt. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gehele gebied. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden
4.1 Erfgoedwet

He t behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was voorheen geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kende elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen geweest om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen zijn geïntegreerd. Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat de wet op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de eerdere wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.

  • Er is een regeling voor het vervreemden van cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de rijksoverheid of van gemeentelijke of provinciale overheden;
  • De zorg voor de rijkscollectie is op uniforme wijze wettelijk verankerd. Voor de musea waarvoor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister van OCW) verantwoordelijk is, kwam deze wettelijke verankering in de plaats van de privaatrechtelijke beheersovereenkomsten;
  • Voor de Minister van OCW is de verplichting in het leven geroepen om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden;
  • Bij de integratie van de bepalingen van de Wbc is een voorziening toegevoegd die andere partijen dan de Staat, zoals musea, de gelegenheid geeft om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen;
  • Het vergunningstelsel voor het verrichten van archeologische opgravingen is vervangen door een stelsel van wettelijk geregelde certificering;
  • Om de verstoring van waardevolle scheepswrakken tegen te kunnen gaan en in algemene zin het maritieme erfgoed beter te kunnen beschermen, is de verbodsbepaling tot het verrichten van opgravingen uitgebreid en worden definities verduidelijkt.
  • De in de Mw 1988 geregelde procedure tot aanwijzing van rijksmonumenten is vervangen door de eenvoudigere uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • Ten slotte zijn de handhaving en het toezicht geharmoniseerd en is in dat kader het toezicht gelijkgetrokken voor een ieder die rijkscollectie beheert en zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom in het algemeen van toepassing verklaard.

4.2 Nota Belvedère

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.

4.3 Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.

Beoordeling

In het kader van de planvoorbereiding is veel aandacht gegeven aan de cultuurhistorische waarden, zie ook paragraaf 2.2 en 3.1.

4.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Deze is inmiddels opgevolgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016 en daarna de Omgevingsverordening. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.

Beoordeling

Aangezien het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied is gelegen, is het Leidraad niet van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

4.6 Erfgoedstrategie 2019-2023

In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.

In het door de raad vastgestelde beleid “Identiteit van Zaanstad” staat dat karakteristieke bebouwing langs de dijken linten en paden wordt gekoesterd en behoud en herstel van de historische bebouwing wordt gestimuleerd.

Vanuit Inverdan is het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten uitgangspunt; deze kunnen als vertrekpunt dienen voor nieuwe ontwikkelingen. MAAK Zaanstad wil het goede versterken, en het minder goede verbeteren. Maar daarvoor moet wel eerst bepaald worden wat de identiteit en kwaliteit van het te ontwikkelen gebied is.

De Identiteit van Zaanstad (Beleid “historische linten, dijken en paden”):

  • Het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten is uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden worden ingezet om deze verborgen kwaliteiten inzichtelijk te maken en om als vertrekpunt te dienen voor nieuwe ontwikkelingen.

De cultuurhistorische verkenning historische linten, dijken en paden is vastgesteld door het college. De aanbevelingen hierin zijn uitgangspunt bij het ontwikkelen van plannen.

In de Nota Ruimte van het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) zijn de kernkwaliteiten voor de verschillende Nationale Landschappen benoemd. De dijk- en lintdorpen werden in deze nota als kernkwaliteit geduid. Iedere provincie heeft vervolgens de opdracht gekregen deze kernkwaliteiten voor haar Nationale Landschappen nader uit te werken. Dit heeft in Noord-Holland geresulteerd in een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze is opgesteld om de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap te behouden en versterken met ontwikkelprincipes voor ontwikkelingen. In deze Leidraad zijn de dijken en dorpslinten gekenmerkt als kwaliteit. Zaanstad erkent eveneens deze waarden van de historische dijken, linten en paden en heeft ze daarom aangemerkt als kernkwaliteit binnen de gemeente.

4.7 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Beoordeling

Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. Voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.1 van de toelichting.

4.8 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling

Uit de historische vermeldingen en archeologische vindplaatsen blijkt dat op het midden- en oostelijk deel van het plangebied op twee meter diepte een kleilaag ligt die mogelijk resten van de nederzetting Oud-Zaanden kan bevatten. Daarom wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan het midden en oostelijk deel van het plangebied aangegeven als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie). Hierbij wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld bij bodemverstorende werkzaamheden die dieper gaan dan 2 meter onder het huidige maaiveld (zie ook paragraaf 3.1 van de toelichting en Artikel 13 van de planregels).

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden
5.1 Welstand

Beoordeling

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

Beoordeling

Voor de toekomstige bebouwing in het plangebied is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld dat voor dit gebied wordt vastgesteld als welstandscriteria. De besluitvorming ten aanzien van deze welstandscriteria zal parallel lopen met dit bestemmingsplan.

5.2 Nota woonbebouwing Zaanstad 2020

Op 20 oktober 2020 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning en daartoe bijbehorende bouwwerken.

De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning. De nota is bedoeld om initiatiefnemers te informeren over de vergunningplichtige bouwmogelijkheden die er zijn. Daarnaast is het document bedoeld als leidraad voor de medewerkers van de gemeente die met dergelijke bouwactiviteiten te maken krijgen.

Afhankelijk van de categorie bouwactiviteit kiest de gemeente Zaanstad ervoor om maatwerk te leveren, mee te werken als de bouwactiviteit aan bepaalde regels voldoet, of niet mee te werken. Bij initiatieven die in aanmerking komen voor maatwerk geldt het beleid in deze nota als toetsingskader. Denk daarbij aan bijgebouwen op hoekkavels of dakopbouwen.

De nota heeft betrekking op:

  • Bijbehorende bouwwerken;
  • Dakkapellen, dakramen en lichtstraten,
  • Dakopbouwen en dakterrassen;
  • Voorzieningen op en aan gebouwen (zoals zonnepanelen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • Overschrijding bouwvlak (vergroting van het hoofdgebouw en sloop/nieuwbouw hoofdgebouw).

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.

Beoordeling

Voor het Hembrugterrein is het Beelkwaliteitsplan leidend.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen
6.1 Woonvisie Samen verder met het Zaans mozaïek

De raad van de gemeente Zaanstad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  • stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie.
  • de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie.
  • de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad.
  • versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken.
  • zelfstandig gaan en blijven wonen.
  • duurzaamheid is de norm en de kans.

Beoordeling

Het plan voorziet in de behoefte om meer woningen te realiseren en doet dit binnen de stedelijke contouren. 20% van de woningen wordt in de sociale huursector gerealiseerd. Zoals uit de plantoelichting blijkt is er veel aandacht voor duurzaamheid in het plan. Het plan draagt zodoende bij aan de doelstellingen van de woonvisie.

6.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente Zaanstad de Uitvoeringsagenda Wonen 2019 - 2024 vastgesteld. Door middel van deze agenda wordt een extra impuls gegeven aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  • 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  • 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  • 3. betaalbare huurvoorraad;
  • 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  • 5. zelfstandig gaan en blijven wonen.

Deze actieprogramma's gaan over concrete en zichtbare stappen die de gemeente zet om de ambities uit de woonvisie dichterbij te brengen. De uitvoeringsagenda richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met dit uitvoeringsprogramma zet de gemeente in op onder andere duurzaamheid en (betere) doorstroming door middel van een gedifferentieerd woningaanbod.

6.3 Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024

De zes Zaanse woningcorporaties, het Huurdersoverleg Zaanstreek (HoZ) en de gemeente Zaanstad werken samen aan een stad waar mensen prettig wonen in leefbare wijken, mensen met een laag inkomen een dak boven het hoofd hebben en waar iedereen zich thuis voelt. De gezamenlijke ambities en afspraken zijn voor de periode 2020 tot 2024 vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024 om lange termijn ambities waar te maken. De samenwerkingsafspraken richten zich op verschillende deelthema's met ieder zijn eigen ambities:

  • 1. betaalbaarheid en voorraadontwikkeling;
  • 2. kwaliteit en duurzaamheid;
  • 3. samen leven.

Deze deelthema's gaan over concrete en zichtbare stappen die de Zaanse corporaties, het HoZ en de gemeente zetten om de ambities op deze thema's dichterbij te brengen en richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met deze samenwerkingsafspraken wordt ingezet op onder andere het realiseren van meer sociale huurwoningen, een betere benutting van de bestaande sociale huurwoning, investeringen in de bestaande wijken en samen werken aan de leefbaarheid voor en kwetsbaarheid van bewoners.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Groen en openbare ruimte
7.1 Groen- en waterplan Zaanstad 2018

De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie. De rol van de gemeente verandert en er moeten prioriteiten gesteld worden welke taken en rol de gemeente neemt bij ieder onderwerp. De ene keer is de gemeente aan zet om te ontwikkelen of te faciliteren en de andere keer de maatschappij en toetst de gemeente alleen. De gemeente heeft hier het kwadrantenmodel voor ontwikkeld, groen en water valt grotendeels in het kwadrant regisseren; kernkwaliteiten behouden. Hiermee geeft de gemeente ruimte aan partijen om initiatieven op te starten.

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn de klimaatadaptieve maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.

Beoordeling

Het plangebied wordt een gezond, aantrekkelijk en toekomstbestendige nieuwe buurt waarin de natuur een volwaardige plek in het ontwerp krijgt. Goed functionerende oplossingen staan of vallen echter met goed beheer. Een natuurinclusief ontwerp moet daarom altijd zorgvuldig worden afgestemd op en verwerkt in een technisch en financieel duurzaam beheerplan.

7.2 Bomenbeleidplan 2020-2050

In Zaanstad wonen nu ongeveer 156.000 inwoners. De gemeente gaat de komende jaren behoorlijk groeien. Tot 2040 komen er in onze gemeente ongeveer 20.000 nieuwe woningen bij. Die moeten allemaal binnenstedelijk gebouwd worden. Dit betekent meer woningen, voorzieningen en wegen op hetzelfde aantal vierkante kilometers. De gemeente wil dat bomen ook een belangrijke plek krijgen en behouden. In het bomenbeleidsplan is beschreven hoe de gemeente de komende dertig jaar met de bomen wil omgaan. Dat leidt tot onder meer de volgende uitgangspunten:

  • In elke wijk moeten voldoende grote bomen door het behouden en planten van grote(re) bomen.
  • Bomen als parasols door zoveel mogelijk grote bomen te planten op plaatsen waar ze ook oud kunnen worden en langs routes naar bijvoorbeeld scholen, sport- en speelplekken en winkelcentra ('klimaatroutes').
  • Bomen helpen je de weg te vinden waarbij de wens is dat in 2050 90% van de 'boomstructuur' geplant is.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren
8.1 Zaans Mobiliteitsplan

In september 2021 is het Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld.

In het zuiden van Zaanstad vindt een grote transformatie plaats in de Achtersluispolder en op het Hembrugterrein. De gemeente zet in op het duurzaam verbinden van dit gebied met Amsterdam Noord door middel van een HOV-as. Vanuit de Achtersluispolder worden oversteeklocaties gerealiseerd voor langzaam verkeer over de Thorbeckeweg om de nieuwe ontwikkeling aan Zaanstad te hechten.

Verder moet, zeker op korte termijn, zolang het HOV er nog niet is, de potentie van water beter worden benut. De verbinding tussen Hembrug en Amsterdam moet versterken, door een substantieel hogere frequentie van de Hempont. Wachttijd moet geen reden meer zijn om niet naar Amsterdam te fietsen. De ontwikkelingen langs het Noordzeekanaal en het IJ in Zaanstad en Amsterdam zouden verder wat Zaanstad betreft aanleiding moeten geven voor het verkennen van waterbusachtige oplossingen.

Ten zuiden van de Wilhelmina sluis ziet de gemeente kansen voor vervoer over water als versterking van het netwerk voor alle motieven. Zeker bij de stapsgewijze ontwikkeling van Hembrugterrein en Achtersluispolder kan vervoer over water een belangrijke bijdrage leveren voor woonwerkverkeer, vooral ook in de periode dat andere vervoervormen nog niet voldoende kwaliteit kunnen bieden. Een waterbusachtig concept verbindt bijvoorbeeld Zaandam, Hembrugterrein, Achtersluispolder, NDSM, Houthavens en Amsterdam Centraal met elkaar. De fiets mag bij voorkeur mee aan boord. Hierbij is het wenselijk dat er op het Noordzeekanaal met hogere snelheid dan tot nu toe mag worden gevaren, om het echt te laten concurreren met OV en fiets. Dan wordt het namelijk ook voor wonen aantrekkelijke optie.

Het ZMP wordt voor elk deel van Zaanstad uitgewerkt in een gebiedsuitwerking. Voor gebieden is deze uitwerking al gestart parallel aan het opstellen van het ZMP. Voor de nieuwe ontwikkelingen Hembrugterrein en Achtersluispolder zijn ook al mobiliteitsvisies gemaakt of in ontwikkeling.

De verbeterde aanhechting is cruciaal voor het succes van lopen en fietsen in de Achtersluispolder en Hembrugterrein: het moet vanzelfsprekend zijn om zo veel mogelijk lopend of met de fiets te doen, of het (H)OV te gebruiken. En dat is weer noodzakelijk, om impact van de groei van de stad op de Thorbeckeweg te beperken. Een scherpe parkeernorm en stevige inzet op deelmobiliteit moet hier ook aan bijdragen.

Het ZMP vertaalt zich in de mogelijkheid tot het afwijken van het parkeerbeleid. Het Hembrugterrein is in het ZMP aangeduid als B-Plus zone. Zodra uitvoering van het ZMP daartoe ruimte biedt zullen voor het Hembrugterrein passende nieuwe (lager) parkeernormen worden vastgesteld. Het parkeren wordt momenteel als onderdeel van het Zaans Mobiliteitsplan door de gemeente Zaanstad uitgewerkt in een nieuw parkeerbeleid. Doel is om de nieuwe beleidsregels voor parkeren in september 2022 in te voeren.

De uitgangspunten qua programma voor het noordelijk deel zijn door bureau Goudappel vertaald in een parkeerbalans, uitgaande van het ZMP B-Plus zone voor het Hembrugterrein.

8.2 Vervoersplan Zaanstreek 2022

In het door Connexxion opgestelde Vervoersplan voor de Zaanstreek zijn op basis van een lijnennetvisie van de Stadsregio Amsterdam en een analyse voorstellen gedaan voor 2022.

Momenteel worden bedrijventerrein Zuiderhout en het Hembrugterrein op maandag tot en met zaterdag overdag bediend door lijn 63 en buurtbus 456. Door de toenemende bedrijvigheid rondom Zuiderhout en het Hembrugterrein op alle dagen van de week, in combinatie met de naderende bouw van een nieuwe woonwijk rondom de Houthavenkade, stelt Connexxion voor om dit gebied voortaan ook in de avonduren en op zondag te gaan ontsluiten. Dit kan door lijn 64 de route van lijn 63 te laten overnemen en dit traject vervolgens op alle momenten van de dag te bedienen. Hierdoor beschikken zowel bezoekers als medewerkers van de meubelboulevard, evenals toekomstige bewoners van de nieuwe woonwijk, op elk dagdeel over een busverbinding.

Beoordeling

In het kader van het vergroten van de bereikbaarheid van het Hembrugterrein wordt een aantal ontwerpopgaven in het stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel meegenomen. Zo is er ruimte gereserveerd in het stedenbouwkundig plan voor een mogelijke doorsteek van de bestaande busroute (Lijn 64) vanaf de Provinciale weg naar het Verloren Spoor. Dit in combinatie met het (eventueel kunnen) verplaatsen van een OV-halte op Hembrug bij de hoofentree en voorzieningen (zoekgebied Verloren Spoor ter hoogte van Gebouw 217).

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Economie
9.1 Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025

De visie gaat uit van een hoofdstructuur met drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum. Deze gebieden krijgen prioriteit waar het gaat om het inzetten van gemeentelijke middelen. Andere gebieden en locaties kunnen in het nieuwe beleid, dat gericht is op focus en kwaliteit, geen prioriteit krijgen.

Beoordeling

Het plangebied is niet aangewezen als winkelgebied en maakt zodoende geen onderdeel uit van de hoofdstructuur. In het voorliggende bestemmingsplan is niettemin een kleine vestiging van een burtsuper mogelijk gemaakt, omdat daarvoor binnen de transformatie behoefte en draagvlak bestaat.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Water
10.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het "Waterprogramma" (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening. Deze Keur is per 1 januari 2022 worden vervangen door de Waterschapsverordening HHNK.

Ten aanzien van het beheer van de riolering is het Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 van belang.

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan. Daar is vooralsnog geen sprake van. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toetsing in paragraaf 3.8 van de toelichting en Bijlage 11.

10.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Technische infrastructuur
11.1 Zenders voor telecommunicatie

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

Beoordeling

De transformtaie van het Hembrugterrein is niet van invloed op telecominstallaties.

11.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

Beoordeling

Ten oosten van de snelweg A8 bevindt zich volgens de netkaart van het RIVM een 380 kV-hoogspanningslijn Velsen-Coenplein. De afstand tussen deze hoogspanningslijn en het plangebied is groot waardoor ter plaatse van het plangebied geen veiligheidstrook geldt.

11.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

Beoordeling

Ten oosten van de snelweg A8 bevindt zich volgens de netkaart van het RIVM een 380 kV-hoogspanningslijn Velsen-Coenplein. In de netkaart is een indicatieve zone van 2 x 110 meter aangegeven. De afstand tussen de hoogspanningslijn en het plangebied is veel groter waardoor het plangebied buiten de indicatieve zone van de hoogspanningslijn is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3895BP-0301_0108.jpg"

Netkaart hoogspanningslijnen

11.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

Beoordeling

De eventuele plaatsing van windturbines is afhankelijk van maatwerk. Windturbines zijn daardoor niet mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan. Eventuele medewerking aan de plaatsing van een windturbine zal via een separate planologische procedure plaatsvinden.

11.5 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling
11.5.1 Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.

Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen

11.5.2 Leidingen op de verbeelding

Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.

Beoordeling

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van aardgastransportleidingen.

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Maatschappelijk
12.1 Strategische agenda rondom ouder worden in Zaanstad

Net als in andere gemeenten zal de toename van het aantal oudere inwoners in Zaanstad de komende decennia naar verwachting omvangrijk zijn. Hoewel daarna ook weer een periode van ‘verjonging’ aanbreekt wordt in de strategische agenda een beeld geschetst van de vergrijzing in kwantitatieve zin. Het aantal 65-plus huishoudens zal in de periode tot 2030 groeien van 26% naar 34% ten opzichte van het totaal aantal huishoudens. Het aantal 75-plushuishoudens zal waarschijnlijk toenemen van 7.600 naar 13.650 in 2030 en dus verdubbelen ten opzichte van 2016. Naast de opgave in kwantitatieve zin is vooral de kwalitatieve opgave van belang. Hoe willen mensen oud worden, welke behoeften hebben inwoners? In de strategische agenda staan de volgende elementen centraal:

  • Zelfstandigheid, zelfredzaamheid, eigen regie;
  • Participatie: meedoen, ertoe doen, van betekenis zijn, gezien worden;
  • Sociale netwerken: mensen die naar je omkijken en iets voor je kunnen doen, contact, samenredzaamheid, leefplezier in plaats van eenzaamheid en verveling;
  • Oud kunnen worden in de eigen wijk als je dat wilt;
  • Veiligheid (zowel binnenshuis als in de leefomgeving), geborgenheid;
  • Mobiliteit (je zelf kunnen verplaatsen, eventueel met hulp/vervoer);
  • Voorzieningen zoals winkelcentra, gezondheids centra, Openbaar vervoer etc. in de nabijheid zodat je nog lang zelfstandig je leven kan leiden zoals je dat zelf wil;
  • Ondersteuning voor de mantelzorger(s) verdient expliciet aandacht.

Vanuit de hiervoor geschetste behoeften is vervolgens bekeken wat er de komende jaren nodig is. Dat is verwoord in vijf ambities, namelijk:

  • 1. dat mensen zoveel mogelijk in de eigen wijk kunnen blijven als zij ouder worden;
  • 2. dat er passende woningen en woonvormen zijn voor de ouderen van nu en van de toekomst;
  • 3. dat ouderen blijven meedoen en onderdeel zijn van vitale netwerken;
  • 4. dat mensen ouder kunnen worden in een veilige en toegankelijke omgeving met goede voorzieningen in de buurt;
  • 5. dat er een gevarieerd zorg- en dienstenaanbod voor ouderen in de wijk is en een goede spreiding van gecombineerde woonzorgvormen in Zaanstad.

Beoordeling

Het woonprogramma voor het noordelijk deel is nog voorlopig. Zo loopt er bijvoorbeeld nog een haalbaarheidsstudie voor de inpassing van een woon/zorgconcept in het noordelijk deel (zie paragraaf 3.4).

12.2 Sociale structuurvisie 2009-2020

De sociale structuurvisie richt zich op de sociale kwaliteit van Zaanstad. De sociale kwaliteit van een stad bestaat uit de mate waarin bewoners in staat zijn deel te nemen aan het sociale en economische leven en de condities, die hun welzijn en individuele talenten stimuleren. Het gaat daarbij vooral om maatschappelijke participatie en binding voelen met de woonomgeving. Dat wordt in belangrijke mate beïnvloed en bepaald door wat er in de stad aan voorzieningen zijn; de sociale infrastructuur van de stad.
Bewoners moeten stappen kunnen zetten in hun leven en daar hun verantwoordelijkheid voor kunnen dragen. Tevreden wonen is wonen in een veilige vertrouwde buurt waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten, aanspreken en elkaar steunen. Maar ook dat er goede voorzieningen zijn zoals scholen, zorginstellingen, sport- en culturele organisaties en -accommodaties. Goede gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor een optimale ontwikkeling en daarom moet de zorg ook goed geregeld zijn.

Per wijk is een sociale agenda opgenomen met ambities voor de korte en lange termijn. Ook voor het Hembrugterrein is een dergelijke sociale agenda opgenomen. Voor de lange termijn was genoemd: "Ontwikkeling Hembrugterrein tot innovatief gebied" en in de planning voor 2009 en verder "Mogelijkheden Hembrugterrein zijn in onderzoek".

Beoordeling

Sind vaststelling van de sociale structuurvisie met sociale agenda is de planontwikkeling stapsgewijs uitgewerkt, zie daarvoor paragraaf 2.2 van de toelichting. Zoals hiervoor al aangegeven loopt er nog een haalbaarheidsstudie voor de inpassing van een woon/zorgconcept in het noordelijk deel.

Hoofdstuk 13 Beleidskaders Duurzaamheid
13.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

Beoordeling

In paragraaf 2.3.12 en 3.12 van de toelichting is ingegaan op duurzaamheid. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze paragrafen.

13.2 Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026

Zaanstad wil in 2050 een klimaatbestendige stad zijn door zich aan te passen aan hevige neerslag, hitte, overstromingsrisico's en droogte. Daarvoor zijn de afgelopen jaren al stappen gemaakt en deze aanpak wordt de komende jaren geïntensiveerd. Dat wordt gedaan door het stedelijk gebied en het landschap aan te passen en ook bewoners, bedrijven en andere partijen daarbij intensief te betrekken. In het uitvoeringsplan is beschreven welke aanpak de gemeente daarbij voor ogen heeft en welke maatregelen er op korte termijn kunnen worden genomen.

Voor gebiedsontwikkelingen zijn onder meer de volgende acties van toepassing:

  • Extreme wateroverlast:
    • 1. Realiseren van voldoende oppervlaktewater (sloten) binnen het bouwplan en daarmee voldoen aan de eisen van het hoogheemraadschap (bestaand beleid). Wordt hiervan afgeweken dan wordt elders in het betreffende watersysteem watercompensatie gevonden of wordt gebruik gemaakt van elders gerealiseerde compensatie.
    • 2. Voor alle bouwprojecten wordt de watercompensatie bijgehouden zodat de mate van verharden van gebieden en de noodzakelijke compensatie door meer oppervlaktewater te realiseren kan worden bewaakt.
    • 3. Bij gebiedsontwikkelingen zijn de basisveiligheidsnormen van de MRA uitgangspunt en binnen het bouwplan wordt de richtlijn gehanteerd dat gebouwen de neerslag die valt binnen 48 uur tijdelijk bergen op of in het gebouw, of in de particuliere buitenruimte.
    • 4. Het water van de gebiedsontwikkeling moet binnen de grenzen van de gebiedsontwikkeling worden geborgen of worden geloosd op het watersysteem van de polder.
    • 5. Er is voldoende drooglegging van terreinen (0,8 meter).
    • 6. In het kader van de gebiedsontwikkeling wordt in beeld gebracht in welke mate het te bebouwen terrein al een functie heeft in het kader van de klimaatadaptatie-opgave. Voor de bestaande bergingsfunctie dient binnen de bouwontwikkeling een alternatief te worden gerealiseerd.
    • 7. Bij het inrichten van de openbare ruimte optimaliseert de gemeente de waterberging op woonstraten.
  • Hogere temperaturen:
    • 1. Bij gebiedsontwikkeling wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: het basisveiligheidsniveau voor hitte als ontwikkeld in de MRA en gevels en daken worden vergroend.
    • 2. Voor de openbare ruimte wordt een kroonbedekking gerealiseerd van 20%.
    • 3. Binnen een afstand van 300 meter is er een plek van koelte met een minimale grootte van 200 m².
    • 4. Plekken van koelte zijn onderdeel van structuren van koelte en deze sluiten aan op de structuren in de bestaande stad.

Bijlage 28 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van 7 april 2022 tot en met 18 mei 2022. Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken.

De zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van Beantwoording (zie Bijlage 29).

Hoofdstuk 2 Participatie

Zie Bijlage 6 voor het Participatieverslag.

Hoofdstuk 3 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het (voor)ontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

  • 1. Rijkswaterstaat
  • 2. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
  • 3. Provincie Noord Holland
  • 4. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
  • 5. GGD Zaanstreek Waterland
  • 6. Qirion (voorheen Liander)
  • 7. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  • 8. Havenbedrijf Amsterdam (Port of Amsterdam)
  • 9. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek

Van Rijkswaterstaat, Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, Qirion (voorheen Liander) en Kontakt Milieubeheer Zaanstreek zijn geen adviezen ontvangen, van de andere overlegpartners wel. De Veiligheidsregio heeft verzocht om mondeling overleg, dat inmiddels heeft plaatgevonden en wat leidde tot verduidelijkingen ten aanzien van het onderzoek betreffende de externe veiligheid. Aanvullend is ene schriftelijke reactie gegeven.

De schriftelijke reacties zijn hierna weergegeven en van reactie voorzien.


Art 3.1.1. Bro overleg  
Indiener   Samenvatting reacties   Antwoord gemeente Zaanstad   Gevolgen voor ontwerpbestemmingsplan  
       
Provincie Noord-Holland
1  
Een aantal documenten waaronder de beleidstoetsing ontbreken, waardoor een volledige beoordeling nog niet kan worden gemaakt.
 
De beleidstoetsing was verspreid over de hoofdstukken 2 en 3 van de toelichting op het voorontwerp-bestemmingsplan opgenomen. Mede n.a.v. deze reactie is die toetsing meer gecentreerd weergegeven en verder uitgewerkt in Bijlage 27. Onder meer is een meer expliciete toetsing aan de Omgevingsverordening ingevoegd in Bijlage 27, paragraaf 2.2 van de toelichting. Daaruit blijkt dat het ontwerpbestemmingsplan in overeenstemming is met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.   De reactie leidt niet tot aanpassingen in de planregels en verbeelding, wel tot de gevraagde aanvullingen in de toelichting (Bijlage 27).  
2   De vormvrije MER ontbreekt waardoor onduidelijk is welke keuzes er zijn gemaakt om te komen tot een voorkeursvariant en de impact.   In paragraaf 3.11 van de toelichting is (en was) de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen.

Bij het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is overigens geen sprake van een afweging tussen varianten. Dat gebeurt als er een MER wordt gemaakt. Voor dit project is er geen aanleiding om een MER te maken, zo is gebleken uit de m.e.r.-beoordeling.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
3   Aangegeven wordt dat de beoogde herontwikkeling onder de drempel blijft. Aangegeven wordt dat dit nog anders kan zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor aangezien er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen ruimtelijk relevante en concrete herontwikkelingen spelen. Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Havenstad aan de kant van de gemeente Amsterdam en Achtersluispolder lijken ons concrete ontwikkelingen evenals de toekomstige verplaatsing van bedrijven en de energietransitie. Hoe is hier mee omgegaan in de afweging voor de keuze voor een vormvrije MER?  
Uiteraard is, ook wat betreft de m.e.r.-beoordeling, zorgvuldig gekeken naar concrete, voorziene ontwikkelingen.
De ontwikkelingen van Haven-Stad, Achtersluispolder, de toekomstige verplaatsing van bedrijven, de energietransitie en het Hembrugterrein kunnen echter niet samen als één project worden gezien.
Tussen de genoemde projecten bestaat namelijk geen (directe) samenhang. Er is geen ruimtelijke samenhang; de projectgebieden zijn geen aaneengesloten gebied. Er is geen samenhang in de milieueffecten (zo worden de diverse projecten door meerdere wegen ontsloten). Er is bovendien geen samenhang in de besluitvorming (het betreft gebieden die niet binnen de bevoegdheid van één bestuursorgaan zijn gelegen; zo is de gemeente Amsterdam bevoegd ten aanzien van Havenstad).

Voor de Achtersluispolder geldt dat de plannen op dit moment nog onvoldoende concreet zijn om ze in de m.e.r.-beoordeling te kunnen betrekken. Zo moet voor de Achtersluispolder eerst nog de milieu-, financiële en maatschappelijke haalbaarheid van een herontwikkeling worden onderzocht.
Concrete voornemens van bedrijven gelegen in Westpoort zijn in de planvorming betrokken. Meer algemene, nationale opgaven als de energietransitie en circulaire economie, laten zich op dit moment niet verder meenemen in onderzoek.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
4   Het aangepaste stedenbouwkundig plan ontbreekt, waardoor de nadere invulling onduidelijk is en deze heeft invloed op de verschillende rapporten en ook op de geadviseerde richtafstanden.   Het aangepaste Stedenbouwkundig Plan (SP) is aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd. Voor de verrichte onderzoeken is het bestemmingsplan tot uitgangspunt genomen, uitgaande van de mogelijkheden die dat plan laat. Zoals bij elk bestemmingsplan voor een gebiedsontwikkeling is nadere invulling binnen deze randvoorwaarden mogelijk. De gestelde regels daarvoor zijn objectief begrensd en duidelijk.
Op basis van het SP – en mede naar aanleiding van deze reactie- is overigens wel de planregeling in artikel 6.2 verder uitgewerkt zodat de te realiseren stedenbouwkundige volumes (en daarmee het woonprogramma) minder globaal zijn vastgelegd. Dit komt de leesbaarheid en rechtszekerheid van het plan ten goede.  
Op basis van het SP zijn de regels en verbeelding aangepast, waardoor tevens tegemoet gekomen is aan de reactie.  
5   De beleidstoetsing aan de OVNH2020 ontbreekt voor Industrieterrein van provinciaal belang (IPB) en industrieterrein van regionaal belang. Hierdoor kunnen wij niet stellen dat met de woningbouw binnen de milieucontour van het IPB (artikel 6.20) voldaan wordt aan het feit dat het geen nadelige effecten heeft voor de milieugebruiksruimte voor de omliggende bedrijven. Ook de aan de zijde van de ontvanger (zo nodig) te treffen maatregelen alsmede de uitkomsten van onderzoek naar de haalbaarheid van die maatregelen ontbreekt. U dient hier rekenschap aan te geven.   Naar aanleiding van deze reactie is de beleidstoetsing in het ontwerpbestemmingsplan meer expliciet opgenomen, en wel in Bijlage 27 bij de toelichting. In aanvulling daarop wijzen wij op het volgende.
Westpoort is een industrieterrein van provinciaal belang. Het Hembrugterrein ligt binnen de Milieucontour industrieterrein van provinciaal belang. Daarover is in de Omgevingsverordening geregeld:
"Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied milieucontour industrieterrein van provinciaal belang, voorziet alleen in een nieuwe of wijziging van een bestaande functie:
a) als er geen beperkingen optreden voor de bestaande milieugebruiksruimte voor geluid, geur of omgevingsveiligheid voor bedrijven op het industrieterrein van provinciaal belang; en
b) als in het geval van woningen of andere milieugevoelige objecten rekening wordt gehouden met de milieubelasting van het industrieterrein van provinciaal belang op de desbetreffende locatie. Daarbij worden de redenen vermeld om op de desbetreffende locatie een nieuwe milieugevoelige functie toe te staan, voorzien van een afweging over de verwachte kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de aan de zijde van de ontvanger zo nodig te treffen maatregelen alsmede de uitkomsten van onderzoek naar de haalbaarheid van die maatregelen."

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen beperkingen optreden voor de bestaande milieugebruiksruimte voor geluid, geur of omgevingsveiligheid voor bedrijven op het industrieterrein en dat rekening wordt gehouden met de milieubelasting van het industrieterrein.
Uit hoofdstuk 2 van de toelichting bij dit bestemmingsplan blijken de redenen om op deze locatie woningen toe te staan en is een afweging gemaakt over de verwachte kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Aan de zijde van de ontvanger te treffen maatregelen betreffen op delen van de nieuwbouw toe te passen dove gevels. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de uitvoering daarvan haalbaar is.
De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken geven geen aanleiding tot het treffen van verdere maatregelen aan de zijde van de ontvanger.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen in de planregels en verbeelding, wel tot de gevraagde aanvullingen in de toelichting (Bijlage 27).  
6   Onduidelijk is welke milieucategorie momenteel voor de betreffende bedrijfsgronden geldt. Er dient ook gekeken te worden naar wat maximaal planologisch is toegestaan en niet alleen van de milieucategorie behorende bij de sbi code van het bedrijf. Verder is niet duidelijk hoe nu de toekomstige woonbestemmingen zijn gelegen t.o.v. de huidige bedrijven en of voldaan kan worden aan de nu geadviseerde richtafstanden.   Momenteel geldt voor het Hembrugterrein geen bestemmingsplan dat beperkingen stelt aan de toegelaten milieucategorieën (per 1 juli 2013 heeft het eerdere Uitbreidingsplan in hoofdzaak zijn gelding verloren; het bestemmingsplan Havenstraat-Hemkade kent aan de betrokken gronden geen functies toe).
Het voorbereidingsbesluit heeft de bestaande situatie per bedrijf vastgelegd, zie daarvoor de publicaties op de landelijke voorziening ruimtelijkeplannen.nl.
Het bestemmingsplan duidt de ligging van de toekomstige woonbestemmingen; daarvoor zijn de bestemmingen Gemengd-1 tot en met 3 opgenomen. Voor de huidige bedrijven binnen het plangebied is de bestemming Bedrijf opgenomen.
Om de redenen toegelicht in par. 3.19 van de toelichting, sluit de klassieke benadering (uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzondering) met milieucategorieën en richtafstanden, binnen het plangebied niet goed aan bij de ambities voor het gebied. Ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit binnen het plangebied, kent onderhavig bestemmingsplan daarom als benadering dat binnen het plangebied (extra) regels gelden voor geluid- en geurhinder, en voor externe veiligheid.
De raad is nagegaan in hoeverre de gekozen benadering leidt tot een onaanvaardbare inperking van de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven binnen het plangebied, en komt tot de conclusie dat dit niet het geval is.
Wat betreft bedrijven buiten het plangebied (zowel binnen het Hembrugterrein als daarbuiten) is eveneens onderzoek gedaan naar de gevolgen van woningbouw binnen het plangebied, daarbij in voorkomend geval (wel) gebruik makend van de richtafstanden uit de VNG-brochure bedrijven en milieuzondering. Onder meer is hiertoe onderzoek verricht door de Omgevingsdienst. Uitkomst van bedoelde onderzoeken is dat zich ook hier geen knelpunten voordoen.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
7   Toekomstige ontwikkelingen waaronder concrete voornemens van bedrijven gelegen in Westpoort die vragen om fysieke- en milieuruimte zijn niet meegenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, waaronder de opgaves energietransitie en circulaire economie. Deze opmerking geldt voor alle milieuthema's.   In de onderzoeken voor dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de bestaande milieuruimte. Dit is overeenkomstig artikel 6.20 van de Omgevingsverordening.
Ten aanzien van de geluidruimte is het zonebeheermodel van de provincie maatgevend. Dit is de basis geweest voor het akoestisch onderzoek.
Ten aanzien van externe veiligheid en geur is door de Omgevingsdienst een inventariserend onderzoek uitgevoerd.
Concrete voornemens van bedrijven gelegen in Westpoort zijn daarbij betrokken. Meer algemene, nationale opgaven als de energietransitie en circulaire economie, laten zich op dit moment niet verder meenemen in onderzoek. De raad ziet overigens ook niet in waarom bedoelde ontwikkelingen onverenigbaar zouden zijn met de beoogde ontwikkelingen in het plangebied, en de op haar rustende opgave om te voorzien in voldoende woningbouw.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
8   Voor omgevingsveiligheid hebben de ontwikkelingen binnen Westpoort voor o.a. waterstof op- en overslag en transport (toename transport Hempont) wel impact op de veiligheidscontouren en de benodigde risicoruimte. De gemeente Amsterdam, POA en de provincie doen hier gezamenlijk onderzoek naar. Hier zal de gemeente Zaanstad ook bij worden betrokken.   Hiervan wordt met belangstelling kennis genomen.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
9   Voor omgevingsveiligheid is onder de Ow een nieuw instrument aandachtgebieden. Voor de wegen zijn de aandachtgebieden in het hoofdstuk externe veiligheid deels meegewogen en voor de bedrijven is dit niet gedaan. Gezien de beoogde inwerkingtreding van de Ow op 1-7-2022 is het belangrijk om rekening te houden met de toekomstige aandachtsgebieden met het toekennen van functies en af te wegen of er een voorschriftengebied moet worden aangewezen.   De Omgevingswet is nog niet in werking getreden en de datum van inwerkingtreding is nu bepaald op 1 januari 2023. Het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgesteld onder de vigeur van de Wet ruimtelijke ordening en op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet zal de tijdens ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan geldende wetgeving daarom van toepassing blijven. Er wordt daarom niet uitgegaan van toekomstige wetgeving, maar van nu geldende wetgeving.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
10   Het hoofdstuk externe veiligheid omvat wat onduidelijkheden in de toelichting versus het rapport in de bijlage.   Naar aanleiding van deze reactie zijn de rapportage en de toelichting nog eens gescreend. Reacties van de Veiligheidsregio, de Omgevingsdienst en Port of Amsterdam hebben geleid tot enige aanpassingen (verduidelijkingen) in de rapportage. De aangepaste rapportage is verwerkt in de toelichting.   Het onderzoek en de verwerking daarvan in de toelichting is aangepast.  
11   Overigens wordt onder de Ow uitgegaan van gebouw en locaties voor omgevingsveiligheid en geur en niet van object.   Zie het antwoord op reactie 9.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
12   Er zijn af en toe een paar aantal inhoudelijke discrepanties tussen de toelichting en het akoestisch rapport in de bijlage.   Op basis van het beschikbaar gekomen SP en de aanpassingen in de planregeling (naar aanleiding van het SP) is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. De aangepaste rapportage is verwerkt in de toelichting.   Het onderzoek en de verwerking daarvan in de toelichting is aangepast.  
13   Vanwege het industrielawaai afkomstig van zowel industrieterrein Westpoort als Achtersluispolder - Westerspoor-Zuid wordt bij veel objecten de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden - ook wordt in veel gevallen de maximale grenswaarde van 55 dB(A) overschreden. Dit betekent dat er voor veel woningen een hogere waarden verleend moet worden en ook dat er veel dove gevels gerealiseerd gaan worden. Zie onderdeel gezonde leefomgeving.   Uit het (aangepaste) onderzoek kan worden opgemaakt op welke locaties een overschrijding van de voorkeursgrenswaarden aan de orde is. Aan de hand van het SP en het bestemmingsplan is onderzocht of de verkaveling te verantwoorden is binnen het reguliere wettelijke kader.
Geconcludeerd is dat door het vaststellen van hogere waarden en het opnemen van de verplichting tot het maken van dove gevels, in combinatie met aanvullende maatregelen zoals een geluidluw geveldeel en een geluidwering die is afgestemd op de energetisch gesommeerde geluidbelasting, een aanvaardbaar (binnen)niveau kan worden gewaarborgd. De overwegingen waarom de situatie als aanvaardbaar wordt beoordeeld zijn in de rapportage, en in de plantoelichting, opgenomen.  
Het onderzoek en de verwerking daarvan in de toelichting is aangepast.  
14   In de toelichting wordt gesteld dat het gemeentelijk geluidbeleid van Zaanstad niet van toepassing is op het Hembrugterrein. Daarentegen wordt in het akoestisch rapport duidelijk het uitgangspunt gehanteerd dat dit geluidbeleid juist wel wordt gevolgd bij de vaststelling van de hogere waarden. In het bestemmingsplan dient te worden verduidelijkt of het geluidbeleid (inclusief de technische bepalingen en aanvullende voorwaarden) nu van toepassing wordt verklaard op dit gebied.   In het Zaanse geluidbeleid is het Hembrugterrein inderdaad expliciet uitgezonderd. Uit het beleid volgen daarom geen eisen ten aanzien van dove gevels / geluidluwe gevels.

Niettemin is, mede naar aanleiding van deze reactie ervoor gekozen om, omwille van een goed woon- en leefklimaat, toch deze eisen aan de ontwikkeling te verbinden. In het voorontwerp bestemmingsplan waren deze voorwaarden nog niet opgenomen in de regels, in het ontwerpbestemmingsplan wel.  
Omwille van het realiseren van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn de regels aangepast, waardoor tevens tegemoet gekomen is aan de reactie.
 
15   Mooi dat in het kader van een goed woon- en leefklimaat wordt geadviseerd om de slaapkamers te voorzien van een geluidluwe geveldeel, bij de geluidwering uit te gaan van de eisen van nieuwbouw en de geluidwering af te stemmen op basis van het gecumuleerde geluid. Minpunt is dat dit op geen enkele manier in het bestemmingsplan is geborgd. Dat dit in de toelichting van het bestemmingsplan of als onderbouwing in een hogere waarden besluit wordt opgenomen lijkt onvoldoende om deze aspecten goed in de uitvoeringsfase te borgen. Door hiervoor specifieke planregels op te nemen kan dit worden geborgd.   In het voorontwerp bestemmingsplan waren deze voorwaarden inderdaad nog niet opgenomen in de regels, in het ontwerp-bestemmingsplan wel.   De regels zijn aangepast, waardoor tegemoet gekomen is aan de reactie.  
16   In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het raadzaam om bij cumulatie ook enige aandacht te besteden aan andere bronsoorten zoals overige bedrijvigheid op het Hembrugterrein.   Mede naar aanleiding van deze reactie is nogmaals zorgvuldig naar cumulatie gekeken. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de gecumuleerde waarde voldoet aan de gemeentelijke beleidsregel hogere waarde. De geluidbelasting van overige bedrijvigheid op het Hembrugterrein is overigens geringer dan van de gezoneerde geluidbronnen die zijn onderzocht, zodat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is dan berekend.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
17   Door middel van bedrijfsbezoeken langs de huidige bedrijven gelegen op het Hembrugterrein zijn de activiteiten en omvang van de bedrijven inzichtelijk gemaakt. Er is voornamelijk gekeken naar de huidige feitelijke bedrijfsvoering in relatie tot toekomstige ontwikkelingen.   Deze constatering is correct. Bedacht moet daarbij worden dat de zittende bedrijven zich hier konden vestigen en gebouwen konden verwerven in de wetenschap dat het terrein ontwikkeld zou worden naar een gemengd stedelijk gebied met een groot aandeel woningen. In de betrokken koopovereenkomsten is dit vertaald in voorwaarden ten aanzien van de toegelaten geluid- en geurbelasting vanwege de bedrijven. Het bestemmingsplan leidt niet tot een (verdere) beperking daarvan maar doet recht aan de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals deze voor de betrokken bedrijven voorzienbaar waren.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
18   Onder de Omgevingswet is gezondheid een belangrijk aspect van integraal omgevingsbeleid. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij het inrichten van de fysieke leefomgeving.   Wij begrijpen en waarderen dat de provincie vooruitlopend op de Omgevingswet aandacht vraagt voor gezondheid, maar zoals aangegeven, is de Wet ruimtelijke ordening bepalend voor de inhoud en opzet van dit bestemmingsplan.
De GGD is evenwel reeds in 2015, en wederom in 2021, om advies verzocht. In 2015 heeft de GGD een advies verstrekt over de milieugezondheidskundige aspecten, waarmee rekening werd gehouden bij het vaststellen van het eerdere Omgevingsplan. Ook nu is dat advies betrokken bij de planvorming, wat is te herkennen in het SP. De meest in het oog springende adviezen van de GGD zijn het ontmoedigen van autogebruik, het stimuleren van lopen, fietsen en OV, en de zorg die aan de inrichting van de openbare ruimte wordt besteed. Deze adviezen zijn in het SP en ontwerp-bestemmingsplan meegenomen.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
19   Alle milieu aspecten (gezondheidsbescherming) m.b.t. de gezonde leefomgeving zijn afzonderlijk behandeld en niet integraal gewogen. Ook is voor geluid en geur vanwege de vele verschillende bronnen en de hinder die optreedt door meerdere bronnen tegelijk (cumulatie) mogelijk geen sprake van een gezond woon- en leefklimaat.   De milieuaspecten zijn inderdaad - vanwege de deskundigheid die daarvoor is vereist - in afzonderlijke onderzoeken onderzocht en in de toelichting per milieuaspect verantwoord, zoals te doen gebruikelijk. Daarnaast heeft evenwel een integrale weging plaatsgevonden. Hoofdstuk 4 'Verantwoording' voorziet daarin.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
20   Voor geur wordt aangegeven dat er sprake is per bron van mogelijke hinder als incidenteel karakter er is echter niet gekeken naar het cumulatieve effect van meerdere geurbronnen. Het kan voorkomen dat afzonderlijke bedrijven aan de geurnorm voldoen. Maar door cumulatie kan de totale geurbelasting het aanvaardbaar hinderniveau ruim overschrijden. Vooral bij bedrijventerreinen zoals in dit geval waar veel bedrijven in de directe omgeving van elkaar liggen, is dit een aandachtspunt. Er is voor geur bij gebrek aan beschikbare geurcontouren met name gekeken de geadviseerde richtafstanden (VNG brochure 2009). Het blijft altijd van belang omdat het om gemiddelde gaat om onderzoek te doen naar de mogelijke milieueffecten van de bedrijven en niet blind te varen op de richtafstanden van de VNG-brochure zie jurisprudentie: Afdeling van 17 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1408.   Inderdaad heeft de Omgevingsdienst per bron zorgvuldig de mogelijke geurhinder in kaart gebracht, een en ander op basis van onderzoek naar de mogelijke effecten. Anders dan de reactie veronderstelt, is door de OD ook gekeken naar cumulatie van geurhinder. De conclusie van de verrichte beoordeling is dat op dit vlak geen knelpunten zijn te verwachten.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
21   Verder wordt er beperkt gekeken naar de gezonde leefomgeving (gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering) en ontbreken concrete maatregelen.   Zie het antwoord op reactie 18.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
22   In onze provinciale omgevingsvisie NH2O50 hebben wij uitgesproken te streven naar het behalen van de WHO-normen in 2050, voor de hele provincie. Wij hebben net als de gemeente Zaanstad in januari 2020 het Schone lucht Akkoord (SLA) ondertekend en het programma "gezonde leefomgeving" vastgesteld. Hierin is de ambitie uitgesproken uit om te voldoen aan de WHO advieswaarden voor 2030. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt echter getoetst aan de huidige Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit die worden herzien door Europa. Wij raden u dan ook aan om het ambitieniveau te benoemen en te verwijzen naar de aanpak van de gemeente Zaanstad in het kader van luchtkwaliteit. Recent, september 2021, zijn de WHO advieswaarden aangescherpt voor stikstofdioxide en fijnstof.   Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is het wettelijke toetsingskader maatgevend. Wet en jurisprudentie vergen rapportage die aan de wettelijke eisen voldoet, reden waarom daarnaar in de toelichting wordt verwezen.
Niettemin worden verschillende maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord inderdaad al in Zaanstad toegepast. Zo is gezondheid (o.a. schone lucht) één van de doelstellingen bij het opstellen van de Omgevingsvisie en het nieuwe Zaanse mobiliteitsplan. Op het gebied van mobiliteit is in het collegeakkoord het elektrificeren van het eigen wagenpark opgenomen. Bij de nieuwe concessie voor het openbaar vervoer is emissieloos één van de doelen. Zaanstad neemt deel aan de green deal emissie stadslogistiek die ertoe moet leiden dat steden in 2025 zoveel mogelijk emissievrij worden bevoorraad. Verder zijn er in Zaanstad walstroomvoorzieningen voor de binnenvaart en is het gebruik van generatoren daar niet toegestaan. Al deze maatregelen dragen bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit.
Op het Hembrugterrein wordt ook een bijdrage geleverd aan het bereiken van deze doelen, wat blijkt uit het Mobiliteitsplan dat gelijktijdig met het SP en het Beeldkwaliteitsplan (BKP) en dit bestemmingsplan voor besluitvorming voorligt.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
23   Verder zijn wij benieuwd of en hoe het 'Eindverslag verstedelijking MRA en gezondheid' van het RIVM d.d. 30 juli 2021 wordt meegenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Welke doelen en ambities streeft de gemeente Zaanstad na in het kader van de gezonde leefomgeving. Wij zijn dan ook benieuwd hoe aan de gestelde ambities voor een gezonde leefomgeving uitvoering wordt gegeven in het voorontwerpbestemmingsplan. Gezonde leefomgeving zit er nu onvoldoende in en zou een apart hoofdstuk kunnen worden in het voorontwerpbestemmingsplan.   Zie het antwoord op reactie 18.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
24   Aangegeven is dat er afstemming is geweest tussen POA en de bedrijven gelegen in Westpoort en dat één van de uitkomsten een fasering van de opgaven inhoud. Wij zouden graag duidelijkheid krijgen of in het participatieproces ook gesproken is over de toekomstige ontwikkelingen binnen Westpoort en toekomstige ontwikkelingen bij bedrijven zoals energietransitie. Wij worden graag op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen rond het convenant Hembrugterrein over het later te ontwikkelen zuidelijk deel Hembrugterrein. De provincie is hier conform de OV NH2020 en een mogelijk klachtenprotocol voor bedrijven belanghebbend in.   Op de fasering (noord en zuid) is in hoofdstuk 2 van de plantoelichting nadrukkelijk ingegaan. Ook het bijbehorende Masterplan gaat daarop in.
De afstemming waaraan gerefereerd wordt, heeft inderdaad plaatsgehad en vindt nog steeds plaats. De toekomstige ontwikkelingen binnen Westpoort en toekomstige ontwikkelingen bij bedrijven zoals de energietransitie worden in dat kader ook besproken.
Over de ontwikkelingen rond bedoeld convenant zal verder separaat contact met de provincie worden opgenomen.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
       
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

1  
Op bladzijde 18/19 wordt ingegaan op het aspect Landschap uit het Masterplan. Hierin wordt aangegeven dat in de noordwesthoek van het plangebied veel nieuwe bomen aangebracht gaan worden (zie ook paragraaf 3.5 op blz 53). Deze noordwesthoek is dezelfde locatie waar langs de Provinciale weg ook de bestaande waterstructuur gaat worden verbreed (inclusief onderhoudspad). Dit geeft een beperking voor het aantal (nieuwe) bomen op deze locatie waar bij de verdere uitwerking van de plannen rekening mee moet worden gehouden.   Er is in het SP nadrukkelijk rekening gehouden met beide opgaven (water/onderhoudspad en bomen). Het begrip 'veel bomen' heeft betrekking op het feit dat er momenteel geen enkele boom staat in de noordwesthoek. De bedoelde inrichting zal worden uitgewerkt in een inrichtingsplan voor de openbare Ruimte. Het HHNK zal worden betrokken bij het opstellen daarvan.
 
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
2   Op bladzijde 20 wordt ingegaan op de 'Openbare ruimte' waarbij staat vermeld dat eind 2021 een Masterplan openbare ruimte naar verwachting gereed zal zijn. Het hoogheemraadschap is verrast te lezen dat onder het kopje openbare ruimte niets over het aspect 'water' staat genoemd. De waterlopen en het beheer en onderhoud ervan hebben ook invloed op de inrichting van de openbare ruimte (zoals dit wél bij 'landschap' staat opgenomen). De onderhoudbaarheid van de waterlopen op het Hembrugterrein is door de historische situatie en bosrijke omgeving geen standaardsituatie die aan de uitgangspunten van het hoogheemraadschap voldoet. Bij de nadere uitwerking van de plannen is de onderhoudbaarheid een belangrijk aspect waar het hoogheemraadschap aandacht voor vraagt.   Naar aanleiding van de reactie is in de toelichting de beschrijving van de kaderstellende planvorming voor het bestemmingsplan herschreven, waarbij binnen de paragraaf 'Landschap en openbare ruimte' (par. 2.3.8) en in de paragraaf 'Water' (par. 3.8) het aspect water de gepaste aandacht krijgt. Zie ook paragraaf 4.3 van het bijgevoegde SP. Met het aspect 'onderhoud' wordt bij de planuitwerking in de vorm van inrichtingsplannen rekening gehouden.   De toelichting is aangepast, voor zover dat na mondeling overleg nog nodig bleek.  
3   Onder de kop 6 Stedenbouw wordt op bladzijde 25 gesproken over de bouwhoogten (overwegend 12 en 15 meter) gesproken. Het hoogheemraadschap vraagt zich af of dit ten opzichte van bestaand of nieuw maaiveldniveau wordt gerekend.   De plansystematiek is binnen de bestemming 'Gemengd-1' aangepast. In deze opzet wordt de bouwhoogte per bouwveld gemeten van een hoogte die ten opzichte van NAP is bepaald. Zie daarvoor de te onderscheiden subleden in artikel 6.2.   De planregels zijn aangepast, zie artikel 6.2  
4   Om de westelijke bouwblokken (met name veld 9) klimaatbestendig te ontwikkelen is het namelijk noodzakelijk het bestaande maaiveld flink op te hogen (zie bijlage 18). Wordt hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de bouwhoogten (ook in relatie met de boomgrens)?   Ja, er wordt rekening gehouden met klimaatbestendig ontwikkelen. Door ingenieursbureau Royal Haskoning DHV is een watertoets gedaan voor het noordelijk deel. Een en ander is verwoord in de waterparagraaf (Bijlage 11).
Voor elk bouwveld zijn de maaiveldhoogte en drempelhoogte van woningen bepaald om voldoende drooglegging te bereiken en zodoende te garanderen dat er geen inundatie vanuit het watersysteem zal plaatsvinden. Zo wordt bijvoorbeeld voor de bouwvelden 9B en Kop-1 het waterpeil van de sloot langs het Verloren Spoor verlaagd, het maaiveld verhoogd en is een drempelhoogte van de woningen bepaald. Er wordt ook voor voldoende drooglegging gezorgd.  
De toelichting is aangepast, voor zover dat na mondeling overleg nog nodig bleek.  
5   Uitgangspunt is om het afstromende water goed (ondergronds) te bufferen en vertraagd tot afvoer te laten komen. Deze afvoer gaat getrapt waarbij het genoemde NAP-0,72 meter waterpeil slechts één van de waterpeilen is. Misschien beter om dat ene waterpeil hier niet te noemen maar meer de getraptheid aan te geven.
En naast de grote waterbuffer voor tijden van droogte is deze waterbuffer ook noodzakelijk voor natte perioden.
Bij de (te verbreden) waterlopen is aandacht voor de toegankelijkheid om de waterlopen te kunnen onderhouden ook een belangrijk aspect wat in dit rijtje op blz 35 opgenomen moet worden.  
Er staat inmiddels geen peilen zoals NAP-0,72 meter e.d. meer genoemd in de toelichting van het plan. Nadruk ligt op getraptheid. Zie ook Bijlage 11 van het bestemmingsplan. Klopt, waterbuffer is ook meegenomen in watertoets procedure zodat ook piekbuien opgevangen en gebufferd kunnen worden in het watersysteem. Zie watertoets in Bijlage 11 t.a.v. toegankelijkheid van de waterpartijen.   De toelichting is aangepast, voor zover dat na mondeling overleg nog nodig bleek.  
6   Om het watersysteem in Afbeelding 16 op blz 36 duidelijk aan te geven verzoekt HHNK het gemaal (nabij KOP cv-1) en de afvoer nabij cv-5 als watergang (ipv duiker) aan te geven. Verder ontbreekt een legenda bij dit kaartje en is het verschil tussen een bestaande of nieuwe duiker niet uit de Afbeelding te halen.   Zie Bijlage 11 voor deze aspecten. Pijl gemaal staat op afbeelding (paragraaf 3.8 Toelichting).   De toelichting is aangepast.  
7   Bij de ondergrondse parkeergarages (pagina 30) is het belangrijk om deze ondergrondse constructies zodanig te realiseren dat deze bij afstromend regenwater of grote peilstijgingen a.g.v. extreme neerslag niet vollopen.   Klopt, daarvoor opgenomen dat vloerpeilniveau van toeritten parkeergarages op minimaal vloerpeil van de woningen zodat deze droog blijven. Aan bouwplannen die leiden tot ondergronds bouwen kunnen bovendien, bij omgevingsvergunning, nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de situering en vormgeving ter voorkoming van overmatige grondwateroverlast (artikel 6.3 van de planregels).   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
8   De paragraaf 3.8 Water is heel summier waarin vooral wordt verwezen naar de opgestelde waterparagraaf die in bijlage 18 is opgenomen. In deze waterparagraaf zijn de kaders en uitgangspunten bepaald om Hembrug waterhuishoudkundig en klimaatbestendig te kunnen ontwikkelen. Figuur 10 uit de waterparagraaf schetst het principe van het toekomstige watersysteem. Verzoek om in ieder geval deze figuur nog wel op te nemen in paragraaf 3.8 van de toelichting.   Naar aanleiding van deze reactie is paragraaf 3.8 van de plantoelichting uitgebreid. De bij de toelichting gevoegde bijlagen maken overigens integraal onderdeel uit van het plan.   De toelichting is aangepast.  
9   De laatste zin van paragraaf 3.8 suggereert alsof het watertoetsproces nu is afgerond, maar nu begint het eigenlijk pas. Bij de uitwerking van de verschillende deelplannen blijft het hoogheemraadschap graag nauw betrokken om de gemaakte afspraken verder uit te werken naar ontwerpen die uiteindelijk voor de watervergunningen kunnen worden ingediend. Verzoek om deze vervolgstappen nog wel in paragraaf 3.8 op te nemen.   De tekst van de toelichting is op dit punt aangevuld.   De toelichting is aangepast.  
10   In paragraaf 3.12 Klimaat en Duurzaamheid mist een essentieel onderdeel voor de klimaatbestendige inrichting van het gebied en dat betreft de ophoging van het bestaande maaiveld en vloerpeil in met name gebied 9 om de kans op inundatie van kwetsbare objecten te beperken. Verzoek om dit aspect in deze paragraaf mee te nemen.   Zie paragraaf 3.8 en Bijlage 11. Het is inderdaad belangrijk en heeft een eigen paragraaf gekregen, apart van duurzaamheid.   De toelichting is aangepast.  
11   Bijlage 2 Beleidskader van de toelichting moet nog ingevuld worden. Het hoogheemraadschap gaat ervan uit dat het beleidskader van het hoogheemraadschap hier ook in wordt opgenomen (hoewel dit grotendeels ook al in bijlage 18 staat vermeld).   Naar aanleiding van deze reactie is Bijlage 11 bij de toelichting uitgebreid en is in Bijlage 27 expliciet ingegaan op het beleidskader van HHNK.   De toelichting is aangepast.  
12   De begrenzing van het plangebied in de zuidwesthoek ligt waterhuishoudkundig onlogisch. Als onderdeel van de ontwikkeling Hembrug gaat de waterloop langs de Provinciale weg tot aan het gemaal Pontweg verbreed worden. De plangebiedgrens stopt echter net noordelijk van het gemaal. Het hoogheemraadschap verzoekt om in ieder geval de waterloop tot aan het gemaal (en het gemaal zelf) mee te nemen binnen de bestemmingsplangrens.   Verbreding van het water kan al worden uitgevoerd zonder dat het bestemmingsplangebied zich daartoe uitstrekt. De plangrenzen zijn gekozen aan de hand van de fasering in de ontwikkeling van het Hembrugterrein, de vervolgstap is dat voor het zuidelijke deel ook een bestemmingsplan (omgevingsplan) in procedure zal worden gebracht. Daardoor zullen voor het gehele Hembrugterrein uiteindelijk ruimtelijke plannen gaan gelden.
In nader overleg met HHNK is afgestemd dat aanpassing van de plangrens nu niet nodig is.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
13   Veel waterlopen binnen het plangebied vormen historische structuren en zullen bij de ontwikkeling van het Hembrugterrein ook water blijven en/of verbreed worden. Op de Verbeelding heeft echter geen enkele waterloop de bestemming Water. Het hoogheemraadschap ziet met name de 2 belangrijke afvoersloten naar het gemaal Pontweg en richting de stuw naar de Havenstraat als Water bestemd.   In nader overleg met HHNK is afgestemd dat aanpassing van de verbeelding nu niet nodig is.
Binnen de bestemmingen is geregeld dat water kan worden gerealiseerd, verlegd of verbreed. HHNK blijft in de besluitvorming daaromtrent bevoegd gezag, op grond van het Keur.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
14   In de uiteindelijke inrichting zullen er diverse (ondergrondse) waterbergingsvoorzieningen en groenstroken zijn aangelegd waar periodieke inundatie wordt geaccepteerd. Het hoogheemraadschap ziet deze locaties in (de volgende versie van) de Verbeelding met de aanduiding 'waterberging' op de Verbeelding staan gegeven.   Zie het antwoord op reactie 13.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
15   Binnen de regels staat terecht aangegeven dat binnen vrijwel alle bestemmingen water/waterberging mogelijk is, maar zoals hierboven opgemerkt is het beter om (een deel van) de waterlopen als 'Water' te bestemmen en deze bestemming nog toe te voegen bij de regels.   Zie het antwoord op reactie 13.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
       
GGD Zaanstreek-Waterland

1

 
In het verleden is de GGD al nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Hembrugterrein. In 2015 heeft de GGD reeds een advies verstrekt over de milieugezondheidskundige aspecten. De GGD wil graag betrokken blijven bij de planvorming van het gebied.   De GGD is in 2015 en wederom in 2021 om advies verzocht. In 2015 heeft de GGD een advies verstrekt over de milieugezondheidskundige aspecten, waarmee rekening werd gehouden bij het vaststellen van het eerdere Omgevingsplan. Ook nu is dat advies betrokken bij de planvorming, wat is te herkennen in het SP. Het meest in het oog springende is het ontmoedigen van autogebruik, het stimuleren lopen, fietsen en OV en de zorg die aan de inrichting van de openbare ruimte wordt besteed.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
       
Port of Amsterdam
 
1  
In de nabije toekomst zal het havengebied een belangrijke rol spelen in grote opgaven als de energietransitie en de circulaire economie. Nieuwe functies en activiteiten die eveneens milieuruimte behoeven. De reeds ingezette transformatie van de kolenterminal in de Westhaven naar een overslagterminal voor andere, niet-fossiele ladingstromen is daar een mooi voorbeeld van. Uit onder andere ons Strategisch Plan 2021-2025 en de Gemeentelijke Visie Haven kan worden opgemaakt dat de haven gaat veranderen. Op basis van het voorgaande kan meer aandacht besteed worden aan het belang en de toekomstige betekenis van de haven. Daarmee wordt volgens ons ook meer recht gedaan aan de lange aanloop en het uitgebreide participatietraject voorafgaand aan dit plan.   Uiteraard is zorgvuldig gekeken naar concrete, voorziene ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied.
De genoemde ontwikkelingen zijn nu nog niet te vertalen naar, bijvoorbeeld, concrete nieuwe milieucontouren waarmee rekening gehouden kan worden. De Amsterdamse Gemeentelijke Visie gaat bovendien niet uit van uitbreiding van milieuruimte, maar van slim gebruik van bestaande milieuruimte.

De ontwikkeling van het Hembrugterrein leidt overigens niet tot beperkingen in het gebruik van de bestaande milieuruimte.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen in de planregels en verbeelding, wel tot aanvullingen in de toelichting.  
3   Ten aanzien van de regels die de provincie stelt aan kwaliteit van de fysieke leefomgeving merken we voorts op dat de relevante milieuaspecten voor dit plan door u vooral beoordeeld zijn vanuit de gedachte van wat binnen de bestaande situatie en de huidige wet- en regelgeving mogelijk is. Niet is aangegeven wat de te verwachten kwaliteit van de fysieke leefomgeving is, en hoe die verbeterd kan worden op basis van te treffen maatregelen aan de zijde van de ontvanger. Dit zal zeker ten aanzien van geur, geluid en stof onderzocht moeten worden.   De te verwachten kwaliteit van de fysieke leefomgeving waarover in de Omgevingsverordening wordt gesproken, gaat over de invloed van bestaande milieucontouren op nieuw gebruik. Daarop gaan de onderzoeken en de plantoelichting in.
Aan de zijde van de ontvanger te treffen maatregelen betreffen op delen van de nieuwbouw toe te passen dove gevels.
De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken geven geen aanleiding tot het treffen van verdere maatregelen aan de zijde van de ontvanger.  
De reactie leidt niet tot aanpassingen in het plan.  
4   Allereerst merken wij op dat de toelichting en regels over de exacte hoeveelheid BVO aan woonprogramma en overige milieugevoelige functies niet geheel navolgbaar is. Dit komt door de flexibiliteit die het plan biedt voor het toevoegen van maatschappelijke functies, extra woonprogramma binnen de stikstofruimte en het bestaande gebruik. Primair zien wij daarom graag bevestigd worden dat voor het gehele Hembrugterrein het bestemde BVO aan woonprogramma maximaal 120.000 m2 (tijdelijk, permanent, bestaand, beoogd en potentieel) betreft.
 
Mede n.a.v. deze reactie is de planregeling aangepast en verduidelijkt.
Het binnen het bestemmingsplan te realiseren nieuwe bruto vloeroppervlak is vastgelegd in artikel 6.2.1 en 6.5.2. In artikel 19.2 is bepaald dat daarvan tot maximaal 5.000 m2 bvo / 50 woningen mag worden afgeweken, een en ander vanwege de flexibiliteit die voor een herontwikkeling als de onderhavige is vereist.

In de beleids- en planvorming van de gemeente wordt uitgegaan van een totaal maximum van 120.000 m2 bvo wonen op het Hembrugterrein (waarvan het plangebied een deel uitmaakt). De meest recente bevestiging daarvan is geweest met de vaststelling van het Masterplan in april 2021.  
De reactie leidt tot aanpassingen in het plan.  
5   In het verlengde daarvan is de flexibiliteit qua bouwvolumes en BVO-woonprogramma op basis van de planregels erg groot. Hierdoor is het voor ons lastig na te gaan hoe de verdelingen van woningen over de bestemmingsvlakken er uiteindelijk uit zal zien. Onze zorg is dat vanwege de flexibiliteit de verdeling ook een andere kant op kan vallen. In dat geval kan het merendeel van de woningen enkele honderden meters dichterbij Westpoort komen wat voor toekomstige bewoners qua overlast een merkbaar verschilt oplevert.
Idealiter ligt het zwaartepunt van de woningen in het noorden en noordoosten van het plangebied zoals in hoofdstuk 2.3.3.2. van de plantoelichting ook beschreven staat.

De flexibiliteit werkt ook door ten aanzien van de bouwhoogtes. Drie van de zes hoogteaccenten (hoger dan tien bouwlagen) zijn beoogd aan de Artillerieweg. Daardoor kunnen ter plaatse relatief grotere bouwvolumes ontstaan, met hogere aantallen woningen en bewoners. Wij zijn benieuwd hoe gemeente de controle houdt over de verdeling van woningen en hoe de gemeente erop toeziet dat er een logische en ideale verdeling van woningen ontstaat. Dit zou via extra planregels geborgd kunnen worden.  
Mede n.a.v. deze reactie is de planregeling aangepast en verduidelijkt.
Het zwaartepunt van de woningen komt in het noorden en noordwesten van het plangebied te liggen. Dit is inmiddels nader uitgewerkt in het SP (zie Bijlage 5) dat na toezending van het voorontwerp bestemmingsplan aan PoA beschikbaar is gesteld. Op basis van dat SP is de planregeling in artikel 6.2 verder uitgewerkt zodat de te realiseren stedenbouwkundige volumes (en daarmee het woonprogramma) minder globaal zijn vastgelegd.  
Op basis van het SP zijn de regels en verbeelding aangepast, waardoor tevens tegemoet gekomen is aan de reactie.  
6   Verder valt ons op dat het plan de optie bevat om 15% van het BVO-woonprogramma uit te breiden wanneer er geen significante stikstofdepositie wordt veroorzaakt (artikelen 6.4.2. en 6.6.2. van de planregels). Dit maakt de realisering van een groter woonprogramma in het noordelijk deel mogelijk, hetgeen wij in principe ondersteunen. Een en ander heeft wat ons betreft wel tot gevolg dat het maximale BVO-woonprogramma in het zuidelijke deel bepaald wordt door het potentiële BVO woonprogramma in het noordelijk deel, en niet het daadwerkelijk gerealiseerde. Temeer omdat in het de planregels het maximum van 120.000 m2 BVO-woonprogramma niet geborgd is. Wij zien graag deze wisselwerking benoemd worden in de toelichting.   Ten opzichte van het voorontwerp is het ontwerp-bestemmingsplan aangepast. De bedoelde optie is kleiner geworden. Nu is in artikel 19.2 is bepaald dat daarvan tot maximaal 5.000 m2 bvo / 50 woningen mag worden afgeweken.
Het uitgangspunt dat in totaal maximaal 120.000 m2 bvo op het Hembrugterrein wordt gerealiseerd, wijzigt daar niet door.

Op het zuidelijke deel is nu nog geen ruimtelijk plan geldend dat wonen mogelijk maakt. Het te zijner tijd op te stellen Omgevingsplan zal voorzien in een afgewogen regeling om de beleidsuitgangspunten goed te borgen.  
De reactie leidt tot aanpassingen in de planregels en verbeelding.  
7   Ten aanzien van andere milieugevoelige functies staat in de plantoelichting op pagina 23 dat de gemeente een ontwikkelrecht heeft voor 4.000 m² BVO voor een (basis)schoolgebouw. Ook is de maatschappelijke voorziening met woonzorgvoorziening op slechts op één locatie bestemd. Educatieve functies zijn binnen de bestemming “Gemengd 1” nu niet mogelijk en er is geen mogelijkheid om de maatschappelijke voorziening elders te plaatsen. Wij denken dat het plan gebaat is bij meer flexibiliteit om te voorkomen dat deze milieugevoelige functies bij voorbaat al op een deel van het Hembrugterrein terecht komen waar dat wellicht minder goed past.   Over de locatie van een eventuele onderwijsfunctie is besluitvorming nog niet aan de orde. In het voorliggende bestemmingsplangebied wordt niet voorzien in deze functie mede omdat een vrijstaande school in het noordelijk deel van negatieve invloed is op de ambitie om het merendeel van het woonprogramma in het noordelijk deel te realiseren zoals verwoord in het Masterplan Hembrug. De inpassing van de school is voorzien in het zuidelijk deel. Hierbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de milieueffecten.   De reactie leidt niet tot aanpassingen in de planregels en verbeelding.  
8   Tot slot constateren wij dat in de verbeelding verschillende bestemmingsvlakken “Gemengd 1” in het zuidoosten geen aanduiding voor de maximale bouwhoogte bevatten. Volgens ons is dat wel noodzakelijk.   Op basis van dat SP is de planregeling in artikel 6.2 verder uitgewerkt zodat de te realiseren stedenbouwkundige volumes (en daarmee de toegelaten bouwhoogtes) concreet zijn vastgelegd. De bouwhoogtes staan overwegend niet op de planverbeelding maar in de planregels.   Op basis van het SP zijn de regels en verbeelding aangepast, waardoor tevens tegemoet gekomen is aan de reactie.  
9   Ook is het ons niet duidelijk waarom de parkeerbestemming langs het Verloren Spoor een maximale bouwhoogte en specifieke bouwaanduiding heeft. Eventuele bebouwing van dit gebied valt onder het zuidelijke deel waar de plannen nog voor ontwikkeld worden.   De parkeerbestemming en -bebouwing langs het Verloren Spoor maken bewust onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan om te borgen dat het benodigd aantal parkeerplaatsen voor het noordelijk deel binnen het plangebied kan worden opgevangen. Verdere uitwerking geschiedt in een stedenbouwkundig plan voor het zuidelijk deel en in de vorm van een inrichtingsplan. De woonbestemming ligt in het noordelijk deel conform de knip noord/zuid in het Masterplan Hembrug.   De reactie leidt niet tot aanpassingen in de planregels en verbeelding.  
10   Zoals bekend is op alle bestemmingsvlakken c.q. bouwvolumes sprake van een hoge geluidsbelasting, waardoor dove gevels en/of hogere waardenbesluiten noodzakelijk zijn. Bij enkele hooggelegen hoekwoningen zijn zelfs meerdere dove gevels noodzakelijk wat overigens niet mogelijk is conform gemeentelijke geluidsbeleid. Voor de leefbaarheid in het zwaar geluid-belaste gebied is het van belang dat woningen met dove gevels en/of hogere waardenbesluiten ook moeten beschikken over een geluidluwe gevel, en dat dit als voorwaarde wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Een dergelijke bepaling ontbreekt in de planregels en wij vinden het belangrijk dat dit toegevoegd wordt.
Daarnaast missen wij in het plan een verbod om dove gevels bouwkundig aan te passen. De handhaving van dove gevels is op verschillende plaatsen in Nederland kwetsbaar gebleken; in dove gevels worden uiteindelijk toch te openen geveldelen gemaakt. Een verbod om dove gevels bouwkundig aan te passen zal de handhaving van het voorschrift een dove gevel in stand te houden vergemakkelijken. Een dergelijk verbod zien wij dan ook graag toegevoegd worden.
Tot slot merken wij op dat indien er een dove gevel nodig is ter plaatse van een bedrijfswoning, dit dan ook moet worden opgenomen in het bestemmingsplan.  
In het Zaanse geluidbeleid is het Hembrugterrein expliciet uitgezonderd. Uit het beleid volgen daarom geen eisen ten aanzien van dove gevels / geluidluwe gevels.

Niettemin wordt ervoor gekozen, omwille van een goed woon- en leefklimaat, toch deze eisen aan de ontwikkeling te verbinden. In het voorontwerp bestemmingsplan waren deze voorwaarden nog niet opgenomen in de regels, in het ontwerpbestemmingsplan wel.

Voorts is in het ontwerpbestemmingsplan de verplichting opgenomen om dove gevels in stand te houden. In hert voorontwerp ontbrak deze bepaling nog.  
Omwille van het realiseren van een goed woon- en leefklimaat zijn de regels aangepast, waardoor tevens tegemoet gekomen is aan de reactie.

Voorts is aan de reactie tegemoet gekomen door het opnemen van de verplichting om dove gevels in stand te houden.  
11   Ten aanzien van geur vrezen we voor een sterk onderschatte milieusituatie voor het gehele plangebied.
De belangrijkste reden is dat de focus op individuele bedrijven ligt en het onderzoek een in meerdere gevallen een theoretische benadering hanteert op basis van VNG-richtafstanden. Blijkens het geuronderzoek vormt van de twintig onderzochte bedrijven geen één een belemmering voor het plan. Wel kan van minimaal elf bedrijven incidentele hinder verwacht worden. Gezien dit hoge aantal moet wat ons betreft ook het cumulatieve effect onderzocht worden om te bepalen of geuroverlast een regelmatig karakter kan aannemen.
Ook het onderzochte aantal meldingen van overlast is een onderschatting van de toekomstige werkelijkheid. We weten dat er nu al omwonenden overlast ervaren, en dat worden er alleen maar meer.
Het onderzoek zou daarom ook moeten kijken naar effectieve maatregelen die aan de ontvangerszijde
genomen kunnen worden.  
Mede naar aanleiding van deze reactie hebben wij de verrichte onderzoeken andermaal zorgvuldig nagelopen.
Het geuronderzoek bevat een beoordeling van de cumulatie van geurhinder, die mede n.a.v. deze reactie nog nader is uitgewerkt. Verwezen wordt op deze plaats naar het antwoord op reactie 20 van de provincie. Verwezen wordt verder naar hetgeen hiervoor is toegelicht over te treffen maatregelen aan de zijde van de ontvanger.  
De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting op het plan.  
12   Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (waaronder GF3) uit Westpoort is de Hempont een belangrijke ontsluitingsroute. De tunnels onder het IJ en het Noordzeekanaal laten namelijk geen GF3 klassen toe. De Schellingwoudebrug/Zuiderzeeweg en de Hempont zijn daarmee de enige verbinding met het noorden van provincie Noord-Holland voor dit vervoer. Het belang van de Hempont en de provinciale route wordt ook groter wanneer bijvoorbeeld de toekomstige ondertunneling van de A10 bij de Zuid-as het gebruik van de Schellingwoudebrug minder aantrekkelijk wordt.
Tegelijkertijd verwachten wij dat het transport van traditionele energiedragers (met name benzine en diesel) op korte termijn langzamerhand vervangen wordt door hernieuwbare energiedragers (waaronder waterstof en bio-LNG). Om het belang hiervan goed mee te wegen stellen we voor dat de prognoses van vervoer gevaarlijke stoffen over de N203/N516 (met name klasse GF3) voor 2030 verhoogd worden op basis van een reëel energietransitiescenario en daar groepsrisicoberekeningen voor uit te voeren. Dit stelt de gemeente vervolgens in staat om een overweging te maken, op basis van de onderbouwing en uitgebreide verantwoording, of de toekomstige groepsrisico's nog steeds acceptabel zijn om een veilige leefomgeving én de energietransitie mogelijk te maken.  
De verantwoording van het groepsrisico op grond van het Bevi en Bevt gaat uit van het risico dat kan worden geprognosticeerd op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld.

De te vervoeren gevaarlijke stoffen zijn landelijk ingedeeld in groepen. Voor brandbaar gas is dit GF3; bio-LNG en bijv. LPG vallen hier in dezelfde groep. In de toekomst zal het vervoer van LPG afnemen, van bio-LNG mogelijk groeien. Waterstof is een aparte groep. Waterstof explodeert sneller, maar heeft een veel kleinere ruimtelijke impact. Gezien de afstand tussen de wegen en de bouwblokken, is het niet noodzakelijk om deze stof te beschouwen.

Op basis van het rapport “Screening groepsrisico wegen met verover gevaarlijke stoffen” zijn de jaarin-tensiteiten voor 2012 overgenomen. Deze intensiteiten zijn verhoogd met de prognose voor 2030 zoals aangegeven in 'Prognose Basisnet weg en water'. De gehanteerde vervoersaantallen zijn vetgedrukt weergegeven in tabel 3.2 van het rapport 'Externe veiligheid 2021'.
 
De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
13   Betreft het onderzoek in de bijlage vragen wij ons af of het gehanteerde populatiemodel correct is. Dat er naar een worst-case scenario qua aantallen wordt gekeken is verstandig, maar de verbeelding van de populatievlakken suggereert dat deze aantallen over heel het plangebied zijn verdeeld (in plaats van de vlakken met bestemming “Gemengd 1”). Dit zien wij graag opgehelderd worden.   De afbeelding 'Figuur 3.3 Gemodelleerde bevolkingsvlakken binnen het plangebied' moet worden gelezen in samenhang met 'Tabel 3.1 Overzicht personendichtheid per bevolkingsvlak'. Daaruit blijkt dat de verdeling van de populatievlakken een worst-case benadering is van de in het bestemmingsplan toegelaten ontwikkelingen.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
14   Het onderzoek doet verder ook nog een goede suggestie om de zelfredzaamheid bij een gifwolkincident te vergroten: de voorwaardelijke verplichting op te nemen om in gebouwen de mechanische ventilatie (centraal) uit te kunnen schakelen. Wij stellen voor dat deze voorwaardelijke verplichting als planregel wordt opgenomen.   Naar aanleiding van deze reactie hebben wij hiernaar nogmaals gekeken. Wij constateren dat hiertoe geen aanleiding bestaat, mede indachtig dat de verplichting om in gebouwen de mechanische ventilatie (centraal) uit te kunnen schakelen op termijn landelijk van kracht worden via het Besluit bouwwerken leefomgeving.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  
15   Tot slot merken wij op dat er geen nadere toelichting wordt gegeven op het 200 meter explosieaandachtsgebied rondom de transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (in tegenstelling tot het 30 meter plasbrandaandachtsgebied).   De in de rapportage genoemde afstand van 200 meter betreft niet explosieaandachtsgebied, maar een Bevt-afstand. Deze afstand is relevant ten opzichte van basisnet(vaar)wegen. Hier is relevant dat het Noordzeekanaal is opgenomen in het basisnet. De zone is op figuur 3.4 dan ook langs dit kanaal aangegeven. De zone refereert aan artikel 8 Bevt.   De reactie leidt niet tot aanpassingen.  

Hoofdstuk 4 Ambtshalve wijzigingen

Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan is een aantal wijzigingen aangebracht. Indien deze wijzigingen niet het gevolg zijn van een zienswijze of een advies in het kader van het wettelijke vooroverleg, zijn dit ambtshalve wijzigingen. De ambtshalve wijzigingen die betrekking hebben op het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan (de regels en de verbeelding), zijn hier opgesomd. Daarbij is ook de reden achter welke wijziging vermeld.

Wijziging   Reden  
De bestemming van het perceel Kannonenloods 24 is op de verbeelding gewijzigd van 'Bedrijf' naar een nieuwe bestemming, zijnde 'Gemengd - 4'. In de regels is een artikel voor de bestemming Gemengd - 4' opgenomen (artikel 9). De bestemming 'Bedrijf' heeft daardoor geen betrekking meer op Kannonenloods 24. De bestemming 'Bedrijf' is hier op aangepast.
 
Door de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten er 1 oktober 2024 is er vanaf die datum geen sprake meer van een bedrijf. Vanwege de beoogde functies is een nieuwe bestemming geïntroduceerd. Daarin is het huidige bedrijfsmatige gebruik mogelijk tot de genoemde datum. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn eveneens aangepast, voor zover deze betrekking hadden op het perceel Kannonenloods 24.
 
De begripsbepaling voor brutovloeroppervlak (bvo) in artikel 1 is aangepast door inpandige installatieruimten (waaronder traforuimte en/of WKO installatieruimte) uit te zonderen.
 
Door deze aanpassing is verduidelijkt dat dergelijke inpandige installatieruimten niet meetellen bij het bepalen van het bvo.
 
De begripsbepaling voor detailhandel in artikel 1 is aangepast waarbij onder meer is verduidelijkt dat grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel. tuincentrum en supermarkt wel tot detailhandel worden gerekend en horeca en internetdetailhandel niet.
 
De begripsbepaling is aangevuld om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen.  
De begripsbepaling voor winkelvloeroppervlak (wvo) is aangepast door technische ruimtes uit te zonderen.
 
De begripsbepaling is aangevuld om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen.  
In de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bos - HBZ', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 3' is opgenomen dat onder eenmaal gerealiseerd gebruik ook bestaand gebruik wordt verstaan.
 
Door deze toevoeging is verduidelijkt dat ook een omgevingsvergunning nodig is voor een wijziging van al bestaand gebruik.  
In de bestemming 'Bedrijf' zijn voorwaarden ten aanzien van geluid en geur gekoppeld aan (1) bestaand gebruik zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan en (2) niet-bestaand gebruik.
 
Door voor de bedrijven voorwaarden op te nemen kan hinder op het gebied van geluid en geur in de omgeving worden voorkomen.
 
De begrenzing van de aanduiding 'tuin' in de bestemming 'Bos - HBZ' is aangepast. Het aanduidingsvlak is daarbij opgedeeld in twee vlakken die zijn hernoemd tot 'specifieke vorm van bos - tuin - 1' en 'specifieke vorm van bos - tuin - 2'. Het vrijstaande bijbehorende bouwwerk dat in het ontwerpbestemmingsplan binnen het gehele aanduidingsvlak mogelijk was gemaakt is nu beperkt tot de aanduiding 'specifieke vorm van bos - tuin - 2'.   Door de aangepaste begrenzing zijn er geen tuinen meer toegestaan in de geluidszone van oliehandel Van Megen. Om de voorkomen dat er in beide aanduidigsvlakken een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gerealiseerd zijn beide vlakken anders genaamd. Het vrijstaande bijbehorende bouwwerk is alleen toegestaan in het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van bos - tuin - 2'.  
In bouwveld 2.3 in de bestemming 'Gemengd - 1' is in de bouwregel bepaald dat er maximaal 14 grondgebonden woningen zijn toegestaan in plaats van twee rijen van elk maximaal 7 grondgebonden woningen;   De beperkte aanpassing van de bouwregel biedt meer flexibiliteit, zonder dat dit leidt tot een ander programma.  
In de bouwregels voor bouwveld 8 in de bestemming 'Gemengd - 1' is verduidelijkt dat er uitsluitend eengezinswoningen zijn toegestaan en dat het daarbij om niet-gestapelde grondgebonden woningen gaat.
 
De aanpassing is doorgevoerd om onduidelijkheid bij de vergunningverlening te voorkomen.  
In de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' zijn vanwege bedrijven in de omgeving ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor het toestaan van (delen van) geluidsgevoelige objecten met bijbehorende voorwaarden.
 
Door het opnemen van voorwaardelijke verplichtingen wordt de bedrijfsvoering van al bestaande bedrijven in de omgeving zoveel mogelijk gewaarborgd en wordt bijgedragen aan een goed woon- en leefklimaat.  
In artikel 6.5 van de bestemming 'Gemengd - 1' zijn voor alle niet-woonfuncties voorwaarden opgenomen ten aanzien van geluid en geur, in plaats van bij alleen bedrijven en kantoren.
 
Het opnemen van voorwaarden bij alle niet-woonfuncties draagt bij aan een goed woon- en leefklimaat.  
In de bestemming 'Gemengd - 1' is het totaal maximum bvo horeca in lid 6.5.4 verminderd.
 
Het maximum bvo is aangepast vanwege gewijzigde planvorming.  
In de bestemming 'Gemengd - 2' zijn artikel 7.2.3 en 7.2.4 aangepast doordat het in de subleden c opgenomen maximum van 1 dove gevel per geluidgevoelig object is geschrapt.   Het maximum van 1 dove gevel per geluidgevoelig object komt voort uit het Zaans geluidbeleid. Dit beleid is echter niet van toepassing op het Hembrugterrein zodat er geen noodzaak is om deze beperking op te nemen.
 
Het verbod op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in artikel 7.3 in de bestemming 'Gemengd - 2' is geschrapt. Vierkante meters van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis dienen tot het maximum bvo voor kantoren, bedrijven en ateliers te worden gerekend. Verder is per bestemmingsvlak aangegeven hoeveel bvo er aan kantoren, bedrijven en ateliers is toegestaan;   Bestemming 'Gemengd - 2' betreft 'De Enclave'. Voor De Enclave is eerder, bij omgevingsvergunningen, een verhouding tussen wonen en overige gebruiksfuncties (bedrijven, kantoren en ateliers) vergund die de gemeenteraad vanuit het belang van de goede ruimtelijke ordening wenselijk acht. Die verhouding is in onderhavig bestemmingsplan verankerd.

Vanwege de beoogde verhouding tussen wonen en overige gebruiksfuncties binnen De Enclave, was in het ontwerp-bestemmingsplan een verbod op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgenomen. In plaats daarvan is nu ervoor gekozen om in het bestemmingsplan te regelen dat gebruik voor beroep en bedrijf aan huis binnen de bestemming 'Gemengd - 2' niet wordt gerekend tot de vierkante meters bvo wonen, maar tot de vierkante meters bvo overige gebruiksfuncties (bedrijven, kantoren en atelier), zodat de vanuit de goede ruimtelijke ordening beoogde verhouding binnen De Enclave gewaarborgd blijft.
 
In de bestemming 'Gemengd - 3' is in artikel 8.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor geluidgevoelige objecten met bijbehorende voorwaarden.
 
De voorwaardelijke verplichting is opgenomen ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat.  
In de bestemming 'Gemengd - 3' is artikel 8.3.1 onder b aangepast doordat een omgevingsvergunning alleen verplicht is gesteld voor een wijziging van eenmaal gerealiseerd gebruik (en niet ook voor de ingebruikname).   De regeling is gelijk gesteld aan de regeling in de bestemming 'Gemengd - 2'.  
De afwijkingsbevoegdheid met betrekking tot oppervlaktes (artikel 19.2 in het ontwerpbestemmingsplan, inmiddels vernummerd naar artikel 20.2) is verruimd zodat de overschrijding van het bruto vloeroppervlak maximaal 5.500 m² kan bedragen met een maximum van 80 woningen (was respectievelijk 5.000 m² en 50 woningen).   Door de verruiming van de afwijkingsbevoegdheid kan beter worden ingespeeld op de (verslechterde) marktomstandigheden (gemiddeld kleinere units), de (gedeeltelijke) omzetting van het Hamlet woon/zorgconcept voor doelgroep 'young professionals en/of studenten' en er ontstaat daardoor ruimte om meer betaalbare (dus kleinere) appartementen mogelijk te maken op basis van het honoreren van de 'Woningbouwimpuls tranche 4'-subsidie aanvraag van de gemeente Zaanstad door het Rijk;
 
De monitoringsregel in de overige regels (artikel 20.2 in het ontwerpbestemmingsplan, inmiddels vernummerd naar artikel 21.2) is aangepast waarbij de regels met betrekking tot de monitoring van niet-woonfuncties bij elkaar zijn gebracht, er regels zijn opgenomen met betrekking tot de monitoring van de ingebruikname alsmede vergunde aantallen hoofdgebouwen, oppervlakten en bouw- en goothoogten. Verder is verduidelijkt waar de monitoringsgegevens inzicht in dienen te geven. Ook is een verwijzing opgenomen naar de Beleidsregel Monitoring Hembrugterrein Noordelijk deel.   Door deze aanpassing is de monitoringsregel verbeterd zodat in de toekomst op een juiste manier monitoring kan plaatsvinden.