direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Omgevingsplan Strand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.20171364-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Wat is dit voor plan?

Een omgevingsplan voor het strand van Zandvoort

Zandvoort trekt jaarlijks circa 5,3 miljoen bezoekers o.a. naar het strand. Het strand vormt daarmee een belangrijk onderdeel van het toerisme en de economie van Zandvoort. Het strand kenmerkt zich door de vele verschillende activiteiten - van ontspanning tot watersport - en het groot aantal diverse gebruikers. Denk hierbij aan de strandondernemers zoals de strandpaviljoenhouders, venters, watersportaanbieders, maar denk bijvoorbeeld ook aan de veiligheidsdiensten zoals de Zandvoortse reddingsbrigade, de politie en de KNRM, bewoners en de strandbezoekers.

Om alle activiteiten op het strand, de boulevard en in de zee in goede banen te begeleiden zijn er regels om de veiligheid en de (ruimtelijke) kwaliteit te borgen. De regels voor het strand zijn in de loop der jaren versnipperd geraakt over huurovereenkomsten, bestemmingsplannen, gemeentelijke verordeningen en beleidsnota's, waardoor het voor ondernemers en bewoners een onoverzichtelijk geheel is geworden en niet altijd helder is wat is toegestaan en wat verboden is. Dit vormt de belangrijkste aanleiding om voor het strand van Zandvoort een omgevingsplan op te stellen.

Het omgevingsplan biedt ook kansen om in te gaan op actuele trends en ontwikkelingen op het strand en in de samenleving. Denk hierbij aan de komst van strandbungalows bij strandpaviljoens op het noordelijke deel van het strand, maar ook ontwikkelingen zoals meerdere strandpaviljoens die in het bezit zijn van één eigenaar met als risico dat een privatisering van het strand ontstaat. In het omgevingsplan worden regels gesteld om het openbare karakter van het strand te waarborgen, zodat de bezoeker overal terecht kan en ook het gevoel heeft overal welkom te zijn.

Het vigerende bestemmingsplan “Strand en Duin 2008” is bovendien ouder dan 10 jaar en daarmee planologisch verouderd. Sinds 2008 hebben diverse beleidsontwikkelingen plaatsgevonden en is er een nieuwe omgevingsvisie voor Zandvoort in voorbereiding en zijn er nieuwe trends en ontwikkelingen op het strand, die aanleiding vormen voor een actualisatie van het huidige bestemmingsplan. Waar mogelijk zijn elementen uit de omgevingsvisie verwerkt in het omgevingsplan, zoals het verruimen van functies (wellness). Met de keuze voor een omgevingsplan voor het strand wordt geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet in 2022 en wordt daarmee het huidige bestemmingsplan vervangen. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het omgevingsplan Strand van rechtswege (lees: automatisch) onderdeel uit van het omgevingsplan voor heel Zandvoort. Hiervoor is geen omzetting of speciale handeling voor vereist.

Centrale doelstelling

In samenspraak met het kernteam Strand - bestaande uit bewoners, ondernemers en belangenorganisaties - wat is opgericht in het kader van het omgevingsplan Strand is de volgende centrale doelstelling geformuleerd:


'het gezamenlijk realiseren van een toekomstbestendig strand gericht op verduurzaming, ruimte en flexibiliteit voor ontwikkelingen en (sport-)recreatie, vereenvoudiging van de regels en een goede balans tussen toerisme en de woon- en leefbaarheid van Zandvoort.'

Vanuit deze centrale doelstelling zijn diverse ambities en uitgangspunten uitgewerkt en geformuleerd voor het strand (zie hoofdstuk 2).

Omgevingswet

De komst van de Omgevingswet in 2022 integreert een groot deel van de wetgeving van ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Met de nieuwe Omgevingswet wil het Rijk het realiseren van ruimtelijke projecten makkelijker maken. Voor de overheid door meer samenhang tussen verschillende plannen, waardoor de kaders voor projecten eenduidiger worden en initiatieven sneller kunnen worden gerealiseerd. Voor ondernemers en burgers door vergunningen, die nu nog los van elkaar worden verstrekt, in één vergunning onder te brengen.

Het omgevingsplan is één van de kerninstrumenten van de Omgevingswet. Alle huidige bestemmingsplannen komen te vervallen en gaan op in een integraal omgevingsplan voor de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied. Het omgevingsplan leidt tot een meer integrale aanpak, formulering, inhoud en doorwerking van het plan. Zo is er bijvoorbeeld de mogelijkheid tot opname van lokale verordeningen in het omgevingsplan. Alle gemeentelijke regels bij elkaar zetten dwingt tot een goede onderlinge afstemming en leidt tot deregulering. Voor de bewoner en ondernemer is dit ook prettig, omdat alle regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving voor het strand dan in één document kunnen worden teruggevonden. Voor bewoners wordt via overzichtelijke regelgeving gestreefd naar een goede balans tussen het woon- en leefklimaat en de horeca en recreatieve activiteiten op het strand. Dit biedt ook meer duidelijkheid en sluit goed aan bij de ambities om tot een flexibele en toekomstgericht beleid en regelgeving voor het strand van Zandvoort te komen.

Het omgevingsplan Strand is formeel een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Omdat de Omgevingswet nog niet in werking is getreden kan er formeel gesproken nog geen omgevingsplan worden opgesteld als bedoeld in die wet. De huidige Crisis- en herstelwet biedt echter de mogelijkheid om vooruitlopend op de Omgevingswet een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen. Waar een (regulier) bestemmingsplan normaal gesproken alleen regels over de ruimtelijke ordening mag bevatten, mag een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' meer bevatten, namelijk alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Daarnaast mag een dergelijk plan ook andere typen instrumenten gebruiken dan een regulier bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een 'meldingsplicht' of een 'omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit'. Dit plan is daarmee een omgevingsplan vooruitlopend op de Omgevingswet maar nog niet een omgevingsplan conform de Omgevingswet. Om vooruit te kunnen lopen op de Omgevingswet heeft Zandvoort een pilot status verkregen onder de Crisis- en herstelwet.

Crisis- en herstelwet - bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De pilotstatus biedt o.a. de volgende mogelijkheden om een bestemmingsplan te maken met een verbrede reikwijdte:

  • beleidsstukken en verordeningen voor de fysieke leefomgeving te integreren in het omgevingsplan;
  • door het integreren van regels voor het strand te werken aan deregulering;
  • ruimte te bieden aan initiatieven vanuit de samenleving en zelfregulering.

De Crisis- en herstelwet (Chw) bevat een regeling die voor een belangrijk deel tegemoet komt aan de wens om een bredere, integrale regeling te maken waarbij ook meer ruimte is voor het zoveel als mogelijk samenbrengen van de regels voor het strand en deze op een zodanige wijze vorm te geven dat deze bijdragen aan de veiligheid, gezondheid en een goed werk-, woon- en leefklimaat op en nabij het strand voor ondernemers, werknemers, bezoekers en inwoners.

Dit is een zogenoemd bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (artikel 2.4 Chw en artikel 7c en 7w Besluit uitvoering Chw). Op grond van deze regeling geldt onder andere een verlengde planperiode van 20 jaar, kunnen regels worden opgesteld over het gehele domein van de fysieke leefomgeving en kan een verzoek om vergoeding van schade pas worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt verleend. Deze regeling biedt daarmee ook de mogelijkheid om voor te sorteren op de nieuwe Omgevingswet.

In Bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de wijze waarop de gemeente met dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebruik maakt van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet aan de gemeente biedt.

1.2 Waarom een omgevingsplan?

Omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet treedt waarschijnlijk in 2022 in werking. De omgevingswet biedt de mogelijkheden die aansluiten bij de doelstellingen van Zandvoort om de regels voor de fysieke leefomgeving die er zijn voor het strand van Zandvoort te bundelen in één plan. Zandvoort heeft daarom een aanvraag gedaan bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken om in aanmerking te kunnen komen als pilot in het kader van de Crisis- en herstelwet en een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen. Een dergelijk bestemmingsplan is een belangrijke stap op weg naar het toekomstige omgevingsplan en sluit goed aan bij de ambities van Zandvoort om tot een flexibel, toekomstgericht en integraal beleid en regelgeving voor het strand te komen.

Op weg naar een omgevingsplan

Zoals aangegeven is het plan voor het strand nog geen omgevingsplan op basis van de Omgevingswet. Binnen de ruimte die de Chw biedt is het plan al zoveel mogelijk opgesteld 'in de geest van de Omgevingswet'. Er zijn keuzes gemaakt welke regels voor de fysieke leefomgeving in het ontwerp zijn opgenomen, welke onderwerpen later in dit plan kunnen worden toegevoegd en welke thema's pas aan de orde (kunnen) komen wanneer sprake is van een formeel omgevingsplan onder de Omgevingswet.

In dit plan zijn op basis van de Chw verschillende regelingen samengevoegd in één plan. De basis bestaat uit het vastleggen van de toegestane activiteiten en bouwmogelijkheden die grotendeels gebaseerd zijn op de bestaande regelgeving, maar waarbij de regels wel afgestemd zijn op de actualiteit van het beleid en de ontwikkelingen op en rond het strand. Daarnaast zijn er verschillende bestaande beleidsdocumenten en regelingen die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving die zijn opgenomen in dit plan, om zo op één plek de verschillende regelingen inzichtelijk te maken. Dit geldt onder andere voor (delen van) de APV en het welstandsbeleid.

1.3 Voor welk gebied wordt het omgevingsplan vastgesteld?

Het omgevingsplan Strand beslaat het gehele strand van Zandvoort, de duinreep en de aangrenzende boulevard en een deel van de Noordzee. Voor de herinrichting van de boulevard (Metropool boulevard) is een (separaat) project opgestart voor een gefaseerde ontwikkeling. Fase 1 van het project (het zuidelijk deel van de boulevard) is nagenoeg volledig uitgewerkt en hiermee is rekening gehouden in het omgevingsplan (zie paragraaf 2.4 voor een uitgebreide beschrijving van het project). Voor de volgende fases van dat project zal een aparte ruimtelijke procedure worden doorlopen, indien dit noodzakelijk blijkt te zijn. Voor het duingebied (lees: natuurgebied “Kennemerland Zuid”) dat onderdeel uitmaakt van het huidige bestemmingsplan “Strand en Duin” wordt een apart bestemmingsplan (of omgevingsplan) opgesteld.

Ten slotte is het noemenswaardig dat de twee locaties in de duinreep thans bekend als het 'Beach House Hotel' en 'Bernie's Beach', die nu onderdeel zijn van het bestemmingsplan “Circuitgebied”, niet worden meegenomen in het omgevingsplan. Reden hiervoor is dat er nog geen uitgewerkte plannen zijn voor deze betreffende locaties. Wel is de gemeente in gesprek met beide partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Plangrens Omgevingsplan Strand

1.4 Welke plannen en overige regels worden in dit plan opgenomen?

Bestemmingsplannen
Met dit omgevingsplan worden (delen van) de volgende bestemmingsplannen vervangen:

  • Strand en Duin (vastgesteld 27-11-2008);
  • Partiele herziening Strand en Duin (vastgesteld 11-09-2012);
  • Partiele herziening Strand en Duin (vastgesteld 16-12-2014);
  • Middenboulevard 2009 (vastgesteld 29-09-2009);
  • Boulevard Noord 2009 (vastgesteld 24-03-2009);
  • Circuitgebied 2005 (vastgesteld 27-09-2005).

De hiervoor genoemde bestemmingsplannen vormen de basis voor het huidige, legale gebruik in dit omgevingsplan.


Beleidsregels en verordeningen

In het kader van de verbrede reikwijdte van het omgevingsplan vormen de volgende beleidsregels en verordeningen de verdere invulling van het omgevingsplan:

  • Algemene Plaatselijke Verordening Zandvoort (beperkt aantal regels)
  • Welstandsnota Gemeente Zandvoort 2017 (criteria m.b.t. strandpaviljoens en strandhuisjes)
  • Structuurvisie 'Parel aan zee +' 2009
  • Toeristische visie 2017
  • Economische Visie 2019
  • Sportnota 2017+
  • Beleidsregel strandbungalows 2016
  • Nota vent- en standplaatsen 2014
  • Nota Watersportzonering 2020
  • Evenementenbeleid 2006
  • Nota Geluid en Horeca 2002 (inclusief wijzigingsbesluit in 2019)
  • Nota Voertuigen op het Strand 2017
  • Nota Vaartuigen op het Strand 2007
  • Beleidsregels Particuliere Markten 2019
  • Regionale Nota Gezondheidsbeleid 2021-2028
  • Lokaal Preventieakkoord

1.5 Wat kunt u lezen in deze toelichting?

In deze toelichting gaan wij in de verschillende hoofdstukken in op:

Hoofdstuk 2   Uitgangspunten voor dit omgevingsplan  
Hoofdstuk 3   Gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit  
Hoofdstuk 4   Toelichting op de regels  
Hoofdstuk 5   Participatie  
Hoofdstuk 6   Uitvoerbaarheid  

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten voor dit omgevingsplan

2.1 Inleiding

Het omgevingsplan is een van de belangrijkste instrumenten die de gemeente heeft om sturing te geven aan ontwikkelingen, om kansen te benutten en om de kenmerkende waarden en kwaliteiten van het gebied te beschermen en te behouden. Het omgevingsplan is daarom gestoeld op heldere ambities en dient uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Er moet sprake zijn van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Dat wil zeggen dat alle belangen op een evenwichtige wijze zijn gewogen en dat in voldoende mate rekening is gehouden met de geldende beleidskaders en van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De gemeente heeft een Nota van Uitgangspunten opgesteld die de basis vormt voor dit omgevingsplan1 In deze nota zijn de ambities en uitgangspunten voor dit plan geformuleerd. Deze punten bieden houvast bij het geven van ruimte voor ontwikkelingen en borgen tegelijkertijd de kwaliteiten van de fysieke leefomgeving en zijn vertaald in dit omgevingsplan. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor dit omgevingsplan besproken.

2.2 Verbrede reikwijdte

In het vorige hoofdstuk is gesproken over de verbrede reikwijdte van het omgevingsplan ten opzichte van een regulier bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt nader beschreven welke juridische mogelijkheden gebruikt zijn om tot dit omgevingsplan voor het strand te komen.

Fysieke leefomgeving

Het omgevingsplan Strand leidt tot een meer integrale aanpak, formulering, inhoud en doorwerking van het plan en tot een verbreding van de werkwijze. De verbreding van de reikwijdte - van een 'goede ruimtelijke ordening' naar 'fysieke leefomgeving' betekent onder meer dat milieuaspecten in het plan kunnen worden gereguleerd en dat maatregelen voor natuur, verkeer en evenementen rechtstreeks in het plan kunnen worden opgenomen. Ook kunnen er regels worden opgenomen over onder andere het waarborgen van de veiligheid op het strand, duurzaamheid en het beschermen van de gezondheid en leefbaarheid in de omgeving.

Faseren van onderzoek

Aan globale bestemmingsplannen zijn vaak hoge onderzoekslasten verbonden, doordat deze plannen meerdere mogelijkheden bieden waarop een gebied ingevuld kan worden. Dat maakt het bij reguliere bestemmingsplannen op dit moment vaak noodzakelijk om meerdere uitvoeringsvarianten te onderzoeken. De vraag of een functie kan worden gerealiseerd (de 'of-vraag') en de manier waarop het gebied precies wordt ingevuld (de 'hoe-vraag') moeten in dat geval tegelijkertijd worden beantwoord. Het omgevingsplan biedt de mogelijkheid om dit probleem aan te pakken. Zo kan het omgevingsplan verschillende functies aan een locatie toedelen, waarbij nog geen gedetailleerd onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. In het omgevingsplan wordt duidelijk of een functie ergens is toegestaan (de of-vraag) en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan. Pas als zich een concreet initiatief aandient kan onderzoek plaatsvinden naar de precieze invulling (de hoe-vraag).

Planperiode van 20 jaar

De wettelijke vastgestelde plantermijn van 10 jaar vormt nu vaak een belemmering. Plannen stranden, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat de ontwikkelingen, waarin het bestemmingsplan voorziet, binnen 10 jaar gerealiseerd kunnen worden. Het omgevingsplan voor het strand kent straks een looptijd van 20 jaar, dat net dat extra steuntje in de rug kan geven om de uitvoerbaarheid wel aannemelijk te maken. De regering vindt dat het niet bij uitnodigingsplanologie past dat in een omgevingsplan opgenomen functies binnen een bepaalde termijn daadwerkelijk moeten worden verwezenlijkt. Onder de Omgevingswet geldt dat het omgevingsplan een dynamisch plan is dat tussentijds kan worden gewijzigd en geldt er dus geen actualisatieplicht meer. Dit brengt als voordeel met zich mee dat het omgevingsplan op onderdelen kan worden gewijzigd. Hiervoor hoeft dan niet een compleet nieuw omgevingsplan te worden opgesteld.

Meldingsplicht

Het omgevingsplan strand zal met het oog op vermindering van regeldruk en administratieve lasten voor bepaalde activiteiten een meldingsplicht bevatten. Activiteiten zijn dan toegestaan, mits initiatiefnemers dit vooraf melden. Dit instrument biedt de gelegenheid om ruime en flexibele kaders te stellen met behoud van controle en sturingsmogelijkheden. Deze kaders zijn bij uitstek geschikt voor het faciliteren van (kleinschalige) gebruiksactiviteiten en beperkte wijzigingen bij een strandpaviljoen, zoals het verplaatsen van vergunde bouwwerken, zoals terrasschotten en vlaggenmasten.

Flexibiliteit met beleidsregels

Het omgevingsplan kan open normen bevatten die door de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders worden uitgewerkt in beleidsregels. Deze constructie biedt flexibiliteit, doordat wijzigingen in beleid los van het omgevingsplan kunnen worden vastgesteld. Hiermee kan sneller worden ingespeeld op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen. In het kader van het omgevingsplan Strand is een regeling opgenomen met een verwijzing naar het beleid voor strandbungalows en evenementen.

2.3 Ambities en doelstellingen

Een goede aanpak en de sleutel tot succes voor het omgevingsplan begint bij het afbakenen van de doelstellingen en het formuleren van de ambities voor het strand. Deze ambities en uitgangspunten zijn geformuleerd in de Nota van Uitgangspunten. Ze komen voort uit de input van bewoners, ondernemers en belangenverenigingen en zijn daaropvolgend verder uitgewerkt in samenwerking met het kernteam Strand (zie hoofdstuk 5 over participatie). De ambities en uitgangspunten zijn onderverdeeld in een aantal thema's:

  • Ruimtelijke ontwikkelingen
  • Toerisme, sport & economie
  • Duurzaamheid
  • Kustveiligheid
  • Woon- en leefbaarheid omgeving

In zijn algemeenheid kan worden meegegeven dat het omgevingsplan Strand geen grootschalige (en complexe) ontwikkelingen mogelijk maakt, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een haven of pier. Ook vindt er geen uitbreiding plaats van het aantal strandpaviljoens en vinden er geen grote verruimingen plaats van de bouwmogelijkheden op het strand.

2.3.1 Ruimtelijke ontwikkelingen

In het omgevingsplan zijn diverse ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen (deze worden hieronder beschreven). Het merendeel van deze ruimtelijke ontwikkelingen zijn afkomstig van de bewoners, ondernemers en belangenorganisaties. Daarnaast hebben een aantal ontwikkelingen betrekking op al reeds lopende gemeentelijke projecten.

Strandbungalows

Eind 2016 heeft het college een beleidsregel vastgesteld om de realisatie van strandbungalows mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. Initiatiefnemers kunnen op basis van dit beleid een aanvraag om een omgevingsvergunning indienen om af te wijken van het bestemmingsplan. In dit plan is een regeling opgenomen om strandbungalows bij strandpaviljoens op het noordelijke deel van het strand toe te staan, mits wordt voldaan aan het geldende beleid voor strandbungalows. Belangrijk uitgangspunt van dit beleid is dat de strandbungalows ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie (lees: het strandpaviljoen).

Bedrijfsafval en opslag

In het huidige bestemmingsplan Strand en Duin is vastgelegd dat er 1 meter respectievelijk 8 meter vrij moet zijn van bebouwing tussen de duinvoet en het strandpaviljoen in verband met kustveiligheid en de regels van de waterbeheerders2. Inmiddels is de verplichte de afstand van 1 meter tussen de duinvoet en de bebouwing van seizoensgebonden strandpaviljoens losgelaten door de waterbeheerders. In de praktijk worden de bedrijfsafvalcontainers en de opslag in zeecontainers op verschillende manieren geplaatst tussen de duinvoet en het strandpaviljoen, hetgeen het aanblik van het strand vanaf de boulevard niet altijd ten goede komt. Zo kiest de ene ondernemer ervoor om netten te plaatsen over de containers en kiest de andere ondernemer ervoor om de containers vrij en verspreid te plaatsen achter het strandpaviljoen of in sommige gevallen aan de zijkant.

In dit plan is de verplichting opgenomen dat bedrijfsafval- en opslagruimtes inpandig in de gebouwen van het strandpaviljoen moeten worden gerealiseerd, zodat er sprake is van een alzijdig strandpaviljoen. Het plaatsen van zeecontainers wordt uitgesloten, tenzij de zeecontainers zijn geïntegreerd in het gebouw. Deze regeling geldt voor nieuw op te richten strandpaviljoens, waarvoor een (nieuwe) omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Hiermee worden de eisen voor een nieuw op te richten strandpaviljoen verhoogd, waarmee de kwaliteit en de ruimtelijke uitstraling op het strand en vanaf de boulevard bezien wordt verbeterd.

Daarnaast is het toegestaan dat bedrijfsafvalcontainers en opslagruimtes halfverdiept mogen worden geplaatst. Deze regeling is bedoeld om een verbeterd aanblik te bewerkstelligen bij bestaande strandpaviljoens. Dit mag nu al op basis van het beleid het Hoogheemraadschap van Rijnland, maar mocht nog niet vanuit het huidige bestemmingsplan.

Ter verduidelijking wordt opgemerkt dat het bovenstaande geen betrekking heeft op prullenbakken en afvaleilanden e.d. die bedoeld zijn voor bezoekers en op meerdere plekken en verspreid op een strandperceel staan.

Sporttoestellen, kunstwerken en reclame-uitingen

In de zeereep staan diverse bouwwerken zoals sporttoestellen, kunstwerken en reclame-uitingen. De twee eerstgenoemde bouwwerken hebben een plek gekregen in dit omgevingsplan. Ten aanzien van de reclame-uitingen is geconstateerd dat er een aantal in strijd zijn met de voorschriften van het huidige bestemmingsplan (al dan niet tot stand gekomen via een vergunning). In dit plan is een flexibele regeling opgenomen voor reclame-uitingen, waarin reclame-uitingen die afwijken van de voorgeschreven bouwregels voorgelegd kunnen worden aan het Kwaliteitsteam Kust. Bij een positief advies van het Kwaliteitsteam Kust kan er medewerking worden verleend op basis van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Hiermee ontstaat er meer flexibiliteit voor ondernemers om een reclame-uiting met een eigen (unieke) identiteit te plaatsen in de zeereep.

Voor reclame-uitingen blijft dus ook een regeling bestaan met vaste maatvoering. Bij het bepalen van de maten voor reclame-uitingen is rekening gehouden met het ontwerp van de Boulevard Paulus Loot.

Plankier/wandelpromenade

Ten behoeve van de bereikbaarheid en de mobiliteit op het strand van Zandvoort voor o.a. mindervaliden en gezinnen met kinderwagens is de wens geuit om een plankier c.q. wandelpromenade aan te leggen op het strand. In dit plan is een regeling opgenomen die plankieren op het (gehele) strand toestaat op basis van een integraal en concreet uitgewerkt plan. Het is aan de strandondernemers om hier een gezamenlijk plan voor in te dienen. De gemeente heeft hierin een faciliterende rol en fungeert als gesprekspartner voor de ondernemers.

Reddingspost Zuid

Voor post Zuid (“Ernst Brockmeier”) van de Zandvoortse reddingsbrigade zijn plannen in voorbereiding voor het slopen van de huidige reddingspost in de zeereep en een nieuwe reddingspost te bouwen op het strand. Voor deze ontwikkeling wordt een aparte ruimtelijke procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht doorlopen. Indien de omgevingsvergunning voor de reddingspost onherroepelijk is vóór de vaststelling van dit omgevingsplan, zal de reddingspost in dit plan positief bestemd worden.

Uitbreiding aantal jaarrondlocaties

Verspreid over het strand van Zandvoort staan sinds 2009 een vijftal jaarrondpaviljoens en één jaarrond watersportvereniging. Daarnaast staan er gedurende het zomerseizoen 30 seizoensgebonden strandpaviljoens op het strand. Eind 2016 is een evaluatie opgestart om de economische betekenis van de jaarrondpaviljoens in beeld te brengen en tevens om de vraag te beantwoorden of een mogelijke uitbreiding van het aantal jaarrondpaviljoens kan rekenen op maatschappelijk draagvlak en of dit economisch haalbaar is. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een evaluatierapport dat op 29 januari 2019 door de gemeenteraad van Zandvoort is vastgesteld (2018/261162).

Op basis van het evaluatierapport - en het maatschappelijk en economisch onderzoeksrapport van Decisio - heeft de gemeenteraad van Zandvoort besloten om een tweetal locaties (kavels) op het noordelijke deel van het strand onder voorwaarden aan te wijzen als jaarrondlocatie. Het betreft de locaties Strandafgang Barnaart nr. 33 en nr. 40. Deze locaties zijn in dit plan opgenomen als nieuwe jaarrondlocaties middels een specifieke aanduiding. De (ruimtelijke) afweging en onderbouwing hiervan is gelegen in hiervoor genoemd evaluatierapport van 29 januari 2019.

De locatie van Strandafgang Barnaart 33 is opgenomen als jaarrondpaviljoen wat hoofdzakelijk gericht is op zakelijke (bedrijfs)activiteiten en congressen en waar ondergeschikte horeca is toegestaan. De realisatie van een jaarrondpaviljoen op deze locatie, dient integraal onderdeel uit te maken van de herontwikkeling van het gebouw in de zeereep (thans bekend als Bernie's Beachclub) om te borgen dat dit deel van het strand en de boulevard wordt voorzien van een kwalitatieve impuls.

Ten aanzien van de locatie van strandperceel nr. 40 is overwogen dat het economisch en maatschappelijk onderzoeksrapport van Decisio in 2019 heeft geleid tot een besluit van de raad om het aantal jaarrond horeca-paviljoens in beginsel niet uit te breiden, omdat er geen marktruimte is voor extra jaarrond horeca-paviljoens in de winterperiode en er al sprake is van enige concurrentie voor de horeca in het dorp en het niet wenselijk is om de concurrentieverstoring met het dorp verder te vergroten. Ook is er beperkt draagvlak onder bewoners en ondernemers voor extra jaarrond horeca-paviljoens. Een uitzondering hierop betreft de locatie van strandperceel nr. 40, welke grenst aan het strand van Bloemendaal. Uit het onderzoek van Decisio kwam naar voren dat deze locatie vooral moest worden bekeken in relatie tot de situatie rond het paviljoencluster in Bloemendaal. Met de aanwijzing van deze locatie als jaarrondpaviljoen wordt de concurrentie met het dorp niet vergroot vanwege de afstand ten opzichte van het centrum van Zandvoort en de overige vijf jaarrond horeca-paviljoens.

Ondergronds bouwen en NAP

Het huidige bestemmingsplan Strand en Duin schrijft voor dat er niet ondergronds gebouwd mag worden op het strand en dat elke bebouwing dient te worden gerealiseerd tussen 4,5 en 5,5 meter NAP. Deze regeling is in het leven geroepen om te voorkomen dat zandbanketten - waarop de strandpaviljoens staan - niet kunstmatig worden opgehoogd, waardoor een strandpaviljoen op boulevardniveau kan worden gerealiseerd. Hiervoor is echter een ondergrens van 4,5 meter NAP niet noodzakelijk. Door deze eis los te laten kan een strandpaviljoen worden gerealiseerd op het niveau van het strand (zonder kunstmatige ophoging). Daarnaast is er door de ondernemers de wens geuit om ondergrondse bebouwing in de vorm van een kelder ten behoeve van bijvoorbeeld een magazijn (opslag) toe te staan. Vanuit gemeentelijk perspectief bestaan hier geen bezwaren tegen, omdat de ondergrondse bebouwing niet zichtbaar is en in het verlengde daarvan geen negatieve effecten heeft op de kwaliteit van de leefomgeving en bijdraagt aan een verbeterd ondernemersklimaat. Het huidige beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland en Rijkswaterstaat staat volledige ondergrondse bebouwing (nog) niet toe. Omdat het beleid in de toekomst wel kan wijzigen, wordt de mogelijkheid tot ondergrondse bebouwing wel al meegenomen in het omgevingsplan.

2.3.2 Toerisme, sport en economie

Het toerisme is de levensader van Zandvoort en er bestaat dan ook urgentie om deze van impulsen te voorzien. De gemeente Zandvoort wil de toeristische-economische aantrekkelijkheid van het strand van Zandvoort behouden en versterken. Hierbij ligt de focus op het creëren van stedelijk (of stads) aanbod. Oftewel een kwalitatief en divers jaarrondaanbod voor horeca, retail, evenementen en verblijfsaccommodaties. Daarnaast wordt de focus gelegd op de Metropoolregio Amsterdam Samen met Zandvoort Marketing probeert de gemeente de het merk 'Zandvoort, beachforamsterdam' te versterken door aandacht te besteden aan 'branded events' en het binnenhalen en bedienen van (inter)nationale merken die hun (tijdelijke) initiatief in Zandvoort willen ontplooien. Vanzelfsprekend met het uiteindelijke doel om vernieuwend aanbod te creëren en het bestaande aanbod te verbeteren. Om de toeristische-economische aantrekkelijkheid daadwerkelijk te vergroten, worden verschillende activiteiten opgenomen in het omgevingsplan. Ook zijn er een aantal regels opgenomen voor het waarborgen van de kwaliteit voor de directe leefomgeving.

Het is ook van belang om de richtlijnen voor watersportactiviteiten te verduidelijken. In dit omgevingsplan is een watersportzonering opgenomen voor watersportactiviteiten gebaseerd op de Nota Watersportzonering 20203. Daarnaast zijn sportpaviljoens, The Spot en de Watersportvereniging Zandvoort, voorzien van een eigen bestemming. Dit sluit ook aan bij de landelijke standaard van bestemmen om een onderscheid te maken tussen horeca- en sportpaviljoens.

DNA van Zandvoort

De provincie Noord-Holland is in 2013 gestart met het project 'Identiteit Kustplaatsen' om de kwaliteit van het aanbod van de Noord-Hollandse kust te versterken en zo nieuwe doelgroepen aan te trekken. Dit omdat het bestaande aanbod van de kustplaatsen destijds nauwelijks onderscheidend was. In dit project is de identiteit van Zandvoort ontrafeld. Aan de hand van de identiteit van Zandvoort is het merk 'Zandvoort, beachforamsterdam' ontwikkeld. Dit merk sluit aan bij de volksaard van de badplaats en wordt gebruikt om Zandvoort te vermarkten . Het merk staat symbool voor het Zandvoort van de toekomst: dé gemeente die (tijdelijke) initiatieven stimuleert en faciliteert en zich als een kameleon continu kan aanpassen aan de behoefte van de bezoekers. Daarbij past het denken in (kortlopende) formules voor retail, horeca en evenementen. Oftewel When it's hot, it's here! Jaarrond, dus zowel in het drukke zomerseizoen als daarbuiten.

Pop Up-activiteiten

De gemeente en Zandvoort Marketing voeren actief acquisitie om (inter)nationale merken te verleiden om hun tijdelijke initiatief in Zandvoort te ontplooien. Voorbeelden van succesvolle Pop Up-activiteiten zijn de Pop Up-store van Tommy Hilfiger die in 2018 op het strand stond en de 'Beach Truck' van Grohe die in 2019 op de boulevard stond. Door samenwerking met lokale (strand)ondernemers wordt het bestaande aanbod van Zandvoort (tijdelijk) versterkt. Ook heeft de communicatie vanuit het merk (en de associatie met Zandvoort) bijgedragen aan het positieve imago van Zandvoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0003.png"

Wellness

Zandvoort wil voor een groot publiek een aantrekkelijk, bereikbaar en toegankelijk strand bieden met ruimte voor tijdelijk verblijf en sport. Voor het strand zijn diverse ambities en ontwikkelingen naar voren gebracht in de ontwerpomgevingsvisie (zie beschrijving in bijlage 2, paragraaf 2.3.1.).Voor het zuidelijke deel van het strand (ter hoogte van de Boulevard Paulus Loot) zijn er kansen voor een spa en sauna aan zee in combinatie met een hoogwaardig strandpaviljoen. Om dit te faciliteren wordt deze wellness functie opgenomen en toegestaan binnen de aangewezen zone

Evenementen

Zandvoort is van oudsher een evenementendorp en probeert evenementen dan ook zoveel mogelijk te stimuleren en faciliteren. Om de economische claim 'beachforamsterdam' te versterken, voert de gemeente actief acquisitie om (beeldbepalende) evenementen aan te trekken die aansluiten bij de identiteit van Zandvoort. Zo ook op het strand. Het strand en boulevard zijn immers één van de evenementenlocaties van Zandvoort. Voorbeelden van (beeldbepalende) evenementen die op het strand en boulevard plaatsvinden zijn de Red Bull Megaloop, de Circuitrun en Zandvoort Alive.

Voor evenementen is in het omgevingsplan een open norm opgenomen, waarbij de uitleg van deze bepaling afhankelijk is gesteld van de beleidsregel 'Evenementenbeleid 2006'. Indien dit beleid wijzigt, geldt dat voldaan moet worden aan het gewijzigde beleid.

Watersport

De gemeente draagt de watersport een warm hart toe en probeert waar nodig te faciliteren en te stimuleren. Om de watersport veilig en beheersbaar te houden zijn er de afgelopen jaren verschillende regels opgesteld voor watersportactiviteiten van Zandvoort. Zowel in het Bestemmingsplan Strand en Duin als in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zijn regels opgenomen. Omdat de populariteit van de watersport blijft groeien, wil de gemeente watersporters op een veilige en verantwoorde manier meer ruimte bieden. Na een uitgebreid participatietraject is gekomen tot een nieuwe watersportzonering die beter aansluit bij de behoeften en wensen van de strandgebruikers. De opgave was om te komen tot een watersportzonering die eenvoudig en handhaafbaar is, die bijdraagt aan de veiligheid op het strand en op zee en rekening houdt met de andere gebruikers van het strand. Dit heeft geresulteerd in de Nota Watersportzonering 2020 en een aanpassing van de APV. De nieuwe watersportzonering wordt niet fysiek weergegeven op de verbeelding in verband met de bevoegdheid van het college om de zonering te wijzigen. Het is vanuit praktisch oogpunt ongewenst om bij elke wijziging van de zonering het omgevingsplan te moeten aanpassen.

De provincie Noord-Holland heeft in haar Visie Waterrecreatie Zandvoort aangewezen als durfspotlocatie. Een durfspotlocatie is een plek waar ruimte wordt geboden voor extreme wind- en watersporten. In het verlengde daarvan is in het Raadsprogramma Zandvoort 2018-2022, de Sportnota 2017+ en de Economische Visie 2019 de wens geuit voor een jaarrond water(top)sportcentrum. Er wordt de komende jaren onderzocht of er een water(top)sportcentrum in Zandvoort kan worden gerealiseerd in samenwerking met ondernemers en (water)sportaanbieders.

In het Omgevingsplan worden de beoogde durfsportlocaties opgenomen met een specifieke aanduiding, zodat enerzijds uitvoering wordt gegeven aan de provinciale visie en anderzijds watersport in Zandvoort kan worden versterkt. In dat kader is ook onderzocht of er uitbreidingsruimte kan worden gecreëerd voor de twee officiële watersportlocaties The Spot en de Watersportvereniging, bijvoorbeeld door uitbreiding van de bebouwde oppervlakte. Voor de watersportvereniging geldt dat in het verleden een extra 100 m² aan bebouwde oppervlakte is vergund. Dit is verwerkt in de planregels. Verdere uitbreidingsmogelijkheden worden niet mogelijk gemaakt in dit omgevingsplan.

2.3.3 Duurzaamheid

Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. De sterke economische groei die tijdens de vorige eeuw is ingezet, bleek door de gehanteerde sectorale regelgeving over het algemeen voor het milieu beheersbaar. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is de kwaliteit van de leefomgeving sinds 1990 toegenomen, hetgeen overigens een continue inspanning vergt. Echter, bovenlokale gevolgen zijn zeker niet op alle fronten onder controle, zoals het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit.

De Omgevingswet verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Het begrip "duurzame ontwikkeling" is in de begrippenlijst (in bijlage 1 van de Omgevingswet) gedefinieerd: "ontwikkeling die voorziet in behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen". Duurzaamheid gaat daarbij om een breed begrip en vraagt om rekening te houden met relaties tussen menselijk handelen en de (sectorale) kwaliteiten die gezamenlijk de fysieke leefomgeving vormen.

Aan de hand van onderstaande maatregelen wordt verduurzaming van het strand gestimuleerd en gefaciliteerd in het omgevingsplan.

Klimaatadaptatie

Klimaatadaptatie is een breed thema waar uiteenlopende opgaven onder geschaard kunnen worden, van wateroverlast tot hittestress en slappe bodem. Klimaatverandering leidt in Nederland tot hogere tempraturen, een toename van het aantal droge periodes en het aantal piekbuien in de zomer. Het leidt ook tot meer langdurige regenval in de winter. Dit heeft een directe relatie met de leefbaarheid van wijken en de betaalbaarheid van wonen en andere functies. Klimaatadaptatie is daarom een essentieel onderdeel van een toekomstbestendig Nederland.

Veel maatregelen in het kader van klimaatadaptatie hangen samen met ingrepen in de waterhuishouding en het zorgen voor waterberging. Waterwetgeving, waarvan het waterschap het bevoegd gezag vormt, is daarom van belang en regelt bijvoorbeeld het beheer van oppervlakte- en grondwater. Voor bebouwing op het strand en in de directe omgeving is veelal een watervergunning vereist op grond van de Waterwet. Hiermee wordt de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening geborgd.

In het kader van de ontwikkeling van de Metropool Boulevard Paulus Loot (zie paragraaf 2.4) en de toekomstige herontwikkeling van de overige delen van de boulevard is in het bijzonder aandacht voor een duurzame inrichting en gebruik. De verharding wordt gereduceerd en de overmaat wordt ingezet voor groen. Meer groen zorgt dat regenwater in de bodem kan wegzakken, geeft verkoeling in de zomer en schept ruimte voor flora en fauna. Het omgevingsplan faciliteert hierin door het mogelijk maken van groenvoorzieningen op en rondom de boulevard.

Energietransitie

De energietransitie zal de wereld veranderen. Zonneweides, windmolens en biomassa gaan op het platteland ruimte innemen. Zo komen er steeds meer zonnepanelen en energie-opslaginstallaties. Stad en platteland zullen elkaar hard nodig hebben om de transitie waar te kunnen maken. Energietransitie is een doel, neergelegd in het Klimaatakkoord 2020-2050 van Parijs, om van fossiele brandstoffen (olie, aardgas, steenkolen etc.) naar volledige duurzame energiebronnen (zoals zonne- en windenergie) over te stappen.

Eén van de doelen van de Omgevingswet is dat gemeenten meer regie krijgen bij de energietransitie. Door in het omgevingsplan nu al rekening te houden met de effecten van de energietransitie en hier slim op te anticiperen, kan de gemeente een stimulerende rol vervullen.

Het omgevingsplan voor het strand zal worden gebruikt om het duurzaam opwekken, opslag en levering van energie toe te staan, mits voldaan wordt aan vooraf bepaalde voorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan het toestaan van een ondergrondse WKO-installatie (Warmte-koude opslag).

GPR

In de omgevingsvisie van Zandvoort is op het gebied van duurzaamheid de volgende ambitie geformuleerd: “We werken samen aan een groene en toekomstbestendige leefomgeving met meer ruimte voorgroen, water en biodiversiteit.”

Om een toekomstbestendig strand en strandpaviljoens te hebben is er een hoog ambitieniveau wat wordt nagestreefd op het vlak van duurzaamheid. Tegelijkertijd is er een benchmark verricht naar andere gemeenten die ook GPR gebruiken als meetinstrument voor duurzaam bouwen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat een overall GPR-score van 7,0 (financieel) realistisch is en goed aansluit bij de duurzaamheidsambities van de gemeente. Voor nieuw te bouwen strandpaviljoens worden verplichtingen opgenomen om een duurzaam gebouw te realiseren met een GPR-score van minimaal 7,0. Dit GPR-instrument behandelt zowel People, Planet als Profit en sluit daarmee ook aan op de duurzaamheidsvisie van de gemeente. GPR Gebouw is verder voor iedereen makkelijk toegankelijk via internet. Daarnaast is het een Nederlandstalig instrument en is het een instrument waarmee duurzaam bouwen makkelijk kwantificeerbaar wordt. GPR Gebouw biedt daarnaast keuzevrijheid voor de ontwikkelaar, die kan zelf kiezen welke maatregelen hij neemt om duurzaam te bouwen, dit voorkomt discussies over specifieke maatregelen. Het gebruik van GPR Gebouw vergt verder weinig tijd en kosten. Inmiddels wordt door meer dan 150 gemeenten en een hoog aantal ontwikkelaars gewerkt met GRP als meetinstrument.

Binnen het lopende traject van de evaluatie van de huurovereenkomsten voor de strandondernemers zal worden bezien of een korting op de huursom denkbaar is, bij het behalen van bepaalde duurzaamheidsprestaties. Voor nieuw op te richten strandpaviljoens geldt dat zonder meer moet worden voldaan aan de voorgeschreven duurzaamheidseisen.

2.3.4 Kustveiligheid

De duinen en stranden zijn de belangrijkste bescherming voor Nederland tegen de zee. Rijkswaterstaat beheert samen met de waterschappen de Basiskustlijn en de waterkeringen. Dit doen zij door het zandvolume in de kuststrook te monitoren. Per 4 jaar wordt er een suppletieprogramma gemaakt waarin suppleties zijn opgenomen op plaatsen waar een landwaartse trend ten aanzien van de basiskustlijn is. Jaarlijks wordt dit programma geactualiseerd. Voor Zandvoort kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat de kustverdediging op orde is (Zandvoort is geen zogenoemde 'zwakke schakel' in het Hoogwaterbeschermingsprogramma).

Regels ter bescherming van de kustveiligheid

In het kader van het omgevingsplan is het van belang om rekenschap te geven aan het feit dat de gemeente Zandvoort het niet alleen voor het zeggen heeft over de bebouwing en activiteiten op het strand. Zo zal er rekening mee moeten worden gehouden dat door veranderende (klimaat-)omstandigheden het zo kan zijn dat de strandpaviljoens naar voren moeten worden verplaatst in verband met de kustveiligheid op aangeven van de waterbeheerders. In dit omgevingsplan is hiervoor een (flexibele) regeling opgenomen. Verder is een bescherming van de primaire waterkering geborgd door middel van een dubbelbestemming.

Voor het bouwen van een bouwwerk op het strand moet er altijd rekening mee worden gehouden dat naast een omgevingsvergunning tevens een watervergunning moet worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland of Rijkswaterstaat.

Rijkswaterstaat is beheerder van waterstaatswerk Noordzee tot in de duinvoet en verantwoordelijk voor het voorkomen van landinwaartse verplaatsing van de kustlijn.

2.3.5 Woon- en leefbaarheid omgeving

Het strand grenst voor grote delen aan de boulevard en woonbebouwing met soms woningen op een kortere afstand dan 50 meter van een strandpaviljoen. Bij elke activiteit, verandering en uitbreiding van bebouwing op het strand dient er rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de woon- en leefbaarheid van de (directe) leefomgeving. En andersom moet er ook ruimte zijn voor ontwikkeling en recreatieve activiteiten. Het één mag het ander niet op slot zetten. Dit vraagt om een zorgvuldige belangenafweging en het vinden van de juiste balans. Ter bescherming van de belangen van de bewoners worden daarom een aantal nieuwe aspecten opgenomen in het omgevingsplan Strand.

Lichthinder 
Er zijn veel locaties met kunstmatige verlichting, zoals het strand en de boulevard. Dit kan verschillende soorten negatieve effecten veroorzaken. Zo kan er bijvoorbeeld hinder ontstaan bij de mens wanneer mensen zich niet kunnen onttrekken aan het aanwezige kunstlicht, terwijl ze daar wel behoefte aan hebben. Bijvoorbeeld om te kunnen rusten of slapen. Bij de beoordeling van lichthinder dient telkens de afweging te worden gemaakt tussen de maatschappelijke en ondernemersbelangen en de hinderbeleving.

De lichthinder die kunstmatige verlichting veroorzaakt hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. De toekomstige Omgevingswet bevat geen regels voor lichthinder (met uitzondering van kunstlicht in de tuinbouw bij kassen), maar het is wel een aspect wat meeweegt van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Daarom kan een gemeente zelf bepalen of ze regels ter voorkoming van lichthinder wil stellen in het omgevingsplan.

In de afgelopen jaren zijn incidenteel klachten ingediend bij de gemeente over lichthinder afkomstig van kunstmatige verlichting (op het terras) van strandpaviljoens. Omdat dergelijke situaties zich in beperkte mate voordoen, worden er geen harde regels opgenomen over lichthinder in dit omgevingsplan. Ook is verlichting bij strandpaviljoens noodzakelijk voor de veiligheid van het personeel en de bezoekers en ter voorkoming van inbraak. Wel wordt de bevoegdheid opgenomen voor het college om nadere eisen te stellen in het geval sprake is van onaanvaardbare lichthinder.

Houtrook en verbod op vuurkorven

Bij de verbranding van hout in kachels, haarden en vuurkorven komt een mengsel aan stoffen vrij, zo blijkt uit onderzoek van het RIVM. De uitstoot kan sterk verschillen tussen verschillende typen kachels, het gebruikte hout en tussen gebruikers. Mensen kunnen binnen- en buitenshuis met houtrook in aanraking komen. Lokaal kan de luchtverontreiniging bij windstil weer hoog oplopen.

In algemene zin is houtrook schadelijk voor de gezondheid. Gezondheidseffecten hangen af van de mate waarin wij met rook in aanraking komen, onze fysieke gesteldheid en de samenstelling van de rook. Daarnaast zijn er ook mensen die aangeven geurhinder te ondervinden van houtrook. 

Mensen met bestaande luchtwegaandoeningen, hart- en vaatziekten, ouderen en kinderen behoren tot de gevoeligste groepen van de bevolking. Zij kunnen meer en eerder klachten ontwikkelen als zij met houtrook in aanraking komen. Deze gezondheidseffecten zijn niet specifiek voor houtrook en worden ook gevonden bij  bijvoorbeeld luchtverontreiniging door verkeer.

In het omgevingsplan wordt een verbod opgenomen voor het stoken van vuurkorven op de terrassen bij strandpaviljoens vanwege de hiervoor omschreven negatieve effecten en ter bescherming van de bewoners van Zandvoort. Vuurkorven worden veelal gebruikt als sfeermakers, maar hiervoor bestaan ook alternatieven en kan sfeer ook op andere manieren gecreëerd worden.

Het toestaan van vuurkorven en het belang hiervan bij strandpaviljoens weegt niet op tegen de belangen van de gezondheid van de mensen en de bewoners van Zandvoort. Er geldt een uitzondering op dit verbod voor de strandpaviljoens ter hoogte van het naaktstrand.

2.4 Metropool Boulevard Paulus Loot

Boulevard Zandvoort, mooiste boulevard in de winter

Gemeente Zandvoort wil een mooie en functionele boulevard die past bij de behoeftes van inwoners, ondernemers en bezoekers. Bij de herinrichting wordt de boulevard zo heringericht dat deze jaarrond interessant is. Bijzondere vormen van meubilair en verlichting geven de boulevard extra sfeer.

De boulevard verloopt van een drukke metropoolboulevard naar de rustigere duinboulevard. Het programma aan de boulevard is passend bij de deelgebieden.

De hoofdpleinen vormen de grootste momenten aan de route met veel activiteit. Het Badhuisplein zet in op kleinschalige activiteiten en het Entreeplein biedt ruimte voor stedelijke evenementen. De hoofdpleinen vormen een balkon met uitzicht over zee en een tribune voor evenementen op het strand.

De metropoolboulevard biedt ruimte voor een stedelijk, stoer en robuust programma. Robuuste ligelementen, zitranden, schuilplekken, bijzondere verlichting en iconische objecten voor een bijzonder fotomoment. Aan deze boulevard is voldoende ruimte voor flexibiliteit.

De duinboulevard wordt begeleid met kunst in het helmgras. De belangrijkste strandopgangen worden vormgegeven met robuuste zitelementen en duinbalkons. Enkele multifunctionele objecten nodigen uit tot spelen.

Naast de uitstraling is ook het riool onder de boulevard aan vervanging toe. De herinrichting wordt in delen uitgevoerd. Gestart wordt met de rioolvervanging en herinrichting van de Boulevard Paulus Loot. Daarna volgt de Boulevard De Favauge. Op langere termijn zal ook de Boulevard Barnaart volgen.

Toelichting ontwerp Paulus Loot

In het ontwerp Paulus Loot is in het zuidelijk deel tot aan de Thorbeckestraat ingezet op de duinboulevard met wandelen tussen het helmgras. Richting het Badhuisplein is de transitie naar de metropoolboulevard ingezet. Een bredere boulevard met losse groenobjecten.

Door vervanging van parkeerplaatsen (die verplaatst zijn naar onder andere P-Zuid) met duinstrook loopt men écht tussen het helmgras en wordt het duingevoel versterkt. Tevens zijn enkele bijzondere balkons gemaakt waar men staand of zittend uit kan kijken over zee. Er is ingezet op veel en comfortabel zitten en voldoende afvalbakken. Op plekken kan op een bijzonder manier gezeten/ gelegen, visje gegeten worden of gespeeld.

De verbinding met de strandopgangen wordt op een later moment gerealiseerd. Paviljoenbebording en vlaggen zijn goed vindbaar geplaatst en kunst in het groen draagt bij aan oriëntatie.

In de materialisering wordt een sterkt contrast gemaakt tussen wandelboulevard en rijbaan ten behoeve van veiligheid, herkenbaarheid en helderheid gebruikers. Er worden over de rijbaanlengte meerdere drempels aangelegd om snelheid te verminderen. Deze dragen ook bij aan het herkennen van de verschillende oversteken vanaf P-Zuid. Ook worden meer fietsparkeerplaatsen geïntegreerd op een logische plek tussen rijbaan en boulevard waarnaast extra ruimte georganiseerd wordt op hoogtijdagen. De fietsparkeerzones worden flexibel ingericht voor alle gebruikers.

Er is gekozen voor een terughoudende kleur en materiaalgebruik. Zandkleurige verharding/ meubilair en gebruik van natuurlijk materiaal als hout. Allure wordt zichtbaar door hoge kwaliteit verharding en meubilair. Een accent wordt gemaakt door bijzondere lichtmasten met een luxe blauwgrijze kleur.

Duurzame inrichting en gebruik

Binnen het ontwerp is rekening gehouden met duurzaamheid. Er vindt een sterke vergroening plaats en er is meer ingezet op gebruik van de fietser. Er wordt gebruik gemaakt van veel natuurlijk materiaal dat bijv. niet steeds geverfd hoeft te worden. De verharding is stevig genoeg om verzakkingen tegen te gaan. Afvalbakken zijn compacterend, gebruiken zonnepanelen en geven signalen als ze vol zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.1 impressie ontwerp Paulus Loot

2.5 Transformatie standplaatsen naar kiosken

Sinds jaar en dag staan er standplaatsen in Zandvoort. Conform de Nota Vent- en Standplaatsen (2014) staan er in totaal twaalf jaarrond standplaatsen. In het beleid is momenteel opgenomen dat de standplaatsen mobiel dienen te zijn. In 2017 heeft de Vereniging van Standplaatshouders middels een brief de wens geuit om de bestaande standplaatsen te transformeren naar kiosken. Deze voor de standplaatshouders gewenste ontwikkeling is vooralsnog in strijd met voorliggend omgevingsplan, de Nota Vent- en Standplaatsen, de standplaatsvergunning en de huurovereenkomst.

Met de Vereniging van Standplaatshouders is een intentieovereenkomst afgesloten, waarin met de gemeente is afgesproken om een haalbaarheidsstudie te verrichten naar de transformatie van standplaatsen naar kiosken. Afhankelijk van de resultaten van de haalbaarheidsstudie zal een ruimtelijke procedure moeten worden doorlopen om de transformatie naar kiosken mogelijk te maken.

Hoofdstuk 3 Gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit

3.1 Algemeen

De pilot status onder de Crisis- en herstelwet biedt mogelijkheden om in het omgevingsplan (feitelijk een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte) voorwaarden te stellen ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit (dit biedt ruimere mogelijkheden dan het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro). Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om af te wijken van bepaalde wettelijke normen en grenswaarden. Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de wijze waarop in het omgevingsplan de relevante omgevingsaspecten zijn meegewogen.

3.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Het plan voorziet niet in ontwikkelingen waarbij sprake is van functiewijzigingen, waardoor er geen noodzaak bestaat om bodemonderzoek uit te voeren. Het aspect bodem staat de vaststelling van het plan zodoende niet in de weg. Bij eventuele wijzigingen in functie en/of gebruik is een (her)beoordeling noodzakelijk en dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

3.3 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, dient het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit.

Onderzoek

De mogelijkheid voor het ontwikkelen van strandbungalows, uitbreiding van het aantal jaarrondlocaties en dakterrassen zorgen mogelijk voor een toename in verkeer. Voor deze functies dient de verkeersgeneratie inzichtelijk te worden gemaakt zodat middels de NIBM-tool onderzocht kan worden of de ontwikkelingen in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Bij de andere ontwikkelingen is dit uitgesloten. Deze ontwikkelingen zorgen niet voor extra stikstof of fijnstof in de lucht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft het Badhuisplein, direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 14,3 µg/m³ voor NO2, 17,6 µg/m³ voor PM10 en 9,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,2 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0005.png"

Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart

Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking (zie figuur 3.1). Ook vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het water, de weg of het spoor.

Er bevinden zich twee buisleidingen in de buurt van het plangebied. De buisleiding die naar het oosten loopt betreft buisleiding W-532-02 met een grootte van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied van 70 meter reikt niet tot het plangebied.

De tweede buisleiding loopt van noord naar zuid en betreft buisleiding A-560. De grootte van de buisleiding is 36 inch en de werkdruk 66,2 bar. Dit geeft een invloedsgebied van 430 meter. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied. De buisleiding heeft ter plaatse van het plangebied geen PR-contour. Slechts de ontwikkelingen strandbungalows, uitbreiding van het aantal jaarrondlocaties en dakterrassen zorgen voor een toename in het aantal personen. De Strandbungalows bevinden zich allemaal aan het strand en op ruime afstand van de buisleiding. De minimale afstand tussen de strandbungalows en de buisleiding is 1,6 kilometer. De ontwikkeling van de jaarrondlocaties bevindt op een afstand van minimaal 1,7 kilometer en valt hiermee niet in het invloedsgebied. De afstand tussen de buisleiding en waar dakterassen mogelijk zijn, is minimaal 490 meter. Ook deze ontwikkelingen vallen niet in het invloedsgebied waardoor het mogelijk maken van de dakterassen niet voor en toename in het groepsrisico zorgt. Vanuit deze ontwikkelingen is er derhalve geen sprake van een toename in het aantal personen en groepsrisico. Het plangebied bevindt zich wel in het invloedsgebied, maar hier worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor een toename in het aantal personen en daarmee het groepsrisico uitgesloten is. Er kan derhalve worden volstaan met een beknopte verantwoording,

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen welke aansluiten op het verdere wegennetwerk van Zandvoort. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

De aanwezige ouderen en kinderen worden gezien als verminderd zelfredzaam. Bij deze groep wordt ervan uitgegaan dat zij worden geholpen door een ouder/verzorger bij een incident. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Het maatgevende scenario voor de buisleidingen betreft een fakkelbrandscenario. Vanwege (graaf)werkzaamheden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgasleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt.  De effecten van een fakkelbrand zijn hittestraling en rook. Om schuilen/vluchten te bevorderen wordt geadviseerd om afschakelbare ventilatie te installeren om te voorkomen dat (rook) gassen naar binnen worden gezogen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van buisleiding A-560. In de beknopte verantwoording is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Hiermee worden geen negatieve effecten verwacht vanuit het aspect externe veiligheid.

3.5 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden verschillende ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betreffen milieuhinderlijke functies waardoor getoetst moet worden aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de omgeving van het plangebied zijn er voornamelijk bedrijven en woningen gelegen, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied'.

Bij strandbungalows is de te verwachtte milieuhinder laag. Volgens de VNG-brochure valt dit onder milieucategorie 1 en kunnen in gemengd gebied naast woningen gerealiseerd worden. De locaties voor het uitbreiden naar jaarrondlocaties betreffen Strandafgang Barnaart nummer 33 en 40. Dit betreffen horecagelegenheden in milieucategorie 1 welke een richtafstand van 0 meter hebben in gemengd gebied. Daarnaast bevinden de dichtstbijzijnde woningen zich op een afstand van minimaal 500 meter. Het mogelijk maken van de dakterrassen is verbonden aan een aantal eisen. Hiermee worden de bewoners beschermd in hun woongenot. Zo moet bijvoorbeeld het dakterras aan de achterzijde voorzien zijn van een kap met geluidswerende functie, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidswerende functie niet noodzakelijk is om te voldoen aan de geluidsnormen zoals opgenomen in de planregels. Daarnaast bevinden zich de meeste woningen op circa 40 meter afstand.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de richtafstanden. Er is sprake van een aanvaardbare woon- en leefklimaat. Tevens worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.

3.6 Water

Toetsingskader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NWP)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP)
  • Verordening water
  • Verordening ruimte 2014

Waterschapsbeleid

Voor de planperiode 2016-2021 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambitie voor Rijnland is het samen werken aan droge voeten en schoon water. Dit wordt gedaan door zich te richten op de volgende zaken: waterveiligheid, voldoende water, schoon en gezond water en de waterketen. Wat betreft waterveiligheid gaan de doelen om preventie, gevolgbeperking en voorbereiding op calamiteiten. Om voor voldoende water te zorgen zorgt het Hoogheemraadschap er voor dat de waterpeilen kloppen, dat het watersysteem in stand gehouden wordt, de gevolgen van wateroverlast beperkt worden en dat er voldoende zoetwater beschikbaar is. Schoon en gezond water is belangrijk voor zowel de mens, natuur als bedrijven. De doelen die hiermee samenhangen richten zich op het verminderen van watervervuiling, het ecologisch beheren en onderhouden van de watersystemen, het realiseren van schone meren, plassen en natuurgebieden en het schoon en veilig maken van zwemwaterlocaties. De ambitie voor de waterketen is het optimaliseren van de verwerking van afvalwater en het hergebruiken van grondstoffen. Het Waterbeheerplan 2016-2021 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Per 10 juni 2016 is een nieuwe gewijzigde Keur in werking getreden. Bij het opstellen van deze Keur is een andere aanpak gebruikt. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland en het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stelt regels waar dat moet. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) om binnen het beheergebied waterveiligheid, droge voeten, voldoende oppervlaktewater en schoon oppervlaktewater te bieden. Het belangrijkste onderdeel van de keur is hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk heeft Rijnland vastgelegd op welke wijze handelingen die invloed hebben op het functioneren van het watersysteem worden gereguleerd. Het gaat hierbij om regulering via een zorgplicht, algemene regel, vergunningplicht of een absoluut verbod. Dit houdt in dat handelingen in het watersysteem in eerste instantie via de zorgplicht gereguleerd worden. Als er redenen zijn om handelingen zwaarder te reguleren, via een algemene regel of vergunningplicht, wordt dat uitgelegd in de regelgeving. In de Uitvoeringsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Uitvoeringsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels.

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Onderzoek

Water en Waterstaat in het omgevingsplan

In het omgevingsplan wordt het aanwezige water in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze zullen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Tevens is in lid 14.1 van de planregels een regeling opgenomen waarmee het, met een omgevingsvergunning, mogelijk is om te bouwen buiten de aangegeven bouwvlakken indien dit noodzakelijk blijkt voor de positionering van de bouwwerken ten opzichte van de duinen ter bescherming van de waterstaatsbelangen.

Waterkwantiteit toekomstige ontwikkelingen

Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat bij een toename van het verhard oppervlak met 500 m2 of meer de initiatiefnemer een oppervlakte ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak dient te reserveren voor extra open water als compensatie. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt hierbij is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem. Met de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in dit plan, neemt de verharding niet meer toe dan 500 m2. Mocht dit wel het geval zijn, zullen compenserende maatregelen getroffen te worden.

Conclusie

Het voorliggende plan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het omgevingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt grotendeels geen onderdeel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000-gebied, weidevogelgebied, Natuurnetwerk Nederland en de daarmee samenhangende strategische reservering natuur of de karakteristieke landschapselementen.

Het zuiden van het plangebied ligt deels binnen het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. In de regeling van dit plan heeft het deel van het plangebied dat binnen het Natura 2000-gebied ligt een natuurbestemming gekregen Er worden hier geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Binnen het plangebied worden enkele (beperkte) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zoals de mogelijkheden voor jaarrondstrandpaviljoens. Om te voorkomen dat de ontwikkelingen niet leiden tot meer stikstofdepositie op het Natura-2000 dient bij het gebruik maken van die mogelijkheden een berekening worden uitgevoerd om depositie en daarmee effecten op het Natura 2000-gebied uit te sluiten. In de planregels is hiertoe een regeling opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0006.png"

Figuur 3.2 Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied (bron: AERIUS Calculator)

Soortenbescherming

Mocht er bij de ontwikkelingen sprake zijn van het slopen van gebouwen, dient een quickscan flora en fauna uitgevoerd te worden om uit te sluiten dat de Wet natuurbescherming overtreden wordt.

Conclusie

Bij het mogelijk maken van de ontwikkelingen dient middels een stikstofberekening aangetoond te worden dat er geen sprake is van negatieve effecten op het Natura 2000-gebied. Tevens dient een quickscan uitgevoerd te worden om aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

3.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Besluit ruimtelijke ordening

Op 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente in de toelichting het volgende aangeeft:

`Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'.

Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig. Tevens bevindt het plangebied zich niet binnen een molenbiotoop of beschermd stads- of dorpsgezicht. De mogelijke ontwikkelingen in het plangebied geven dan ook geen onevenredige belemmering van cultuurhistorische waarden.

3.9 Archeologie

Toetsingskader

Wet op de archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de archeologische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.

Onderzoek en conclusie

Voor de gehele gemeente Zandvoort is in 2020 een archeologische beleidskaart opgesteld, zie Bijlage 3. In deze beleidskaart is de gemeente opgedeeld in diverse categorieën. Binnen het plangebied zijn de volgende categorieën:

  • Categorie 2; deze categorie bestaat uit de zones met een hoge verwachting op relicten uit de Tweede Wereldoorlog een bufferzone rond alle bekende relevante vindplaatsen, zoals waarnemingen, historische erven, buitenplaatsen en de voormalige renbaan.
  • Categorie 3b; deze categorie bestaat uit de gebieden met een hoge verwachting, afgedekt met een (dik) pakket jonge duinen.
  • Categorie 5; deze categorie bestaat uit gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven terreinen en afgegraven gebieden.

In dit onderzoek wordt geadviseerd om een dubbelbestemming opnemen voor de locaties met een archeologische categorie 2 en 3b. Deze categorieën heb in de planregels respectievelijk de bestemming 'Waarde - Categorie - 1' en 'Waarde - Categorie - 2'.

3.10 Verkeer

Huidige situatie

Verkeersafwikkeling en bereikbaarheid

Het plangebied wordt in het noorden ontsloten door de N200, plaatselijk bekend als de Boulevard Barnaart en de Zeeweg. Deze weg vormt de verbinding tussen het noordelijk deel van de kern Zandvoort en Haarlem. Tussen Zandvoort en Bloemendaal aan Zee is de weg langs de westelijke duinrand gelegen, parallel aan de kustlijn. Ter hoogte van Bloemendaal aan Zee buigt de N200 af in oostelijke richting om aan te sluiten op het stedelijk hoofdwegennet van Haarlem. Vanuit Haarlem geven diverse autosnelwegen het plangebied een verbinding met de regio's Amsterdam, Den Haag, Leiden en Alkmaar.

Centraal in het gebied ligt in oost-westrichting de N201, lokaal bekend als de Zandvoortselaan, die een ontsluiting biedt richting de kernen Bentveld, Aerdenhout en Heemstede en eveneens richting Hoofddorp en Schiphol.

Zowel de N200 als de N201 hebben over het algemeen een gebiedsontsluitende inrichting en profilering met een bochtig karakter.

Er zijn in het plangebied geen doorgaande ontsluitingswegen in noord-zuidrichting. Deze bevinden zich alleen ten oosten van het plangebied in en rond Haarlem.

Gedurende een groot deel van het jaar bieden beide ontsluitingswegen voldoende capaciteit om een goede bereikbaarheid van Zandvoort te waarborgen. Knelpunten doen zich echter voor in het zomerseizoen als het strand en andere attracties waaronder het circuit grote bezoekersaantallen trekken. In de zomermaanden is daardoor op de N200 en N201 sprake van filevorming door (strand-)bezoekers.

In het kader van de wegencategorisering heeft de N201 een gebiedsontsluitende functie binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De N200 is ingericht als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 60 km/h. Alle overige wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Ontsluiting openbaar vervoer

Het noordelijk deel van het plangebied wordt diagonaal doorsneden door de spoorlijn tussen Zandvoort en Haarlem. Binnen het plangebied zijn geen stations aanwezig, wel in het centrum van Zandvoort en in de kern Overveen.

Van oost naar west lopen centraal door het plangebied twee buslijnen die een verbinding vormen tussen Zandvoort enerzijds en Haarlem en Amsterdam anderzijds. Daarmee ontsluiten zij het plangebied met de kernen Zandvoort, Bentveld, Heemstede, Halfweg, Haarlem en Amsterdam. De lijndienst in de richting Haarlem volgt een route via de N200. De verbinding met Amsterdam rijdt een route via de N201. Binnen het gebied wordt op meerdere plaatsen gehalteerd op deze weg. Beide verbindingen worden uitgevoerd door vervoermaatschappij Connexxion. In zowel Zandvoort, Haarlem als Heemstede kan worden overgestapt op de trein.

Langzaam verkeer en parkeren

In het plangebied zijn diverse recreatieve en utilitaire fietsvoorzieningen aanwezig. Langs de N201 (Zandvoortselaan) bevindt zich vanaf de grens van de bebouwde kom tot aan de gemeentegrens aan beide zijden een fietspad. Ook langs de N200 (Boulevard Barnaart) loopt een fietspad. Dit fietspad ligt in de noord-zuidrichting langs de wandelboulevard, enkele meters lager dan de weg. Daarnaast is ook een aantal solitaire fietspaden aanwezig, waaronder de verbinding tussen Zandvoort en Bloemendaal over de voormalige trambaan en het Visserspad, langs de zuidzijde van het spoor tussen Zandvoort en Haarlem.

In het duingebied zijn daarnaast vele kilometers recreatief fietspad aanwezig, waaronder de Landelijke Fietsroute (LF 1) die onderdeel uitmaakt van een 360 km lange fietsroute van Den Helder naar de Belgisch/Franse grens. Uiteraard kunnen deze recreatieve fietspaden ook worden gebruikt als wandelroutes.

Het parkeren ten behoeve van de bezoekers van het duingebied vindt geconcentreerd plaats op grote parkeerterreinen. Deze bevinden zich deels buiten het plangebied aan de rand van de duinen en deels ten zuiden van de kern Zandvoort aan de Zandvoortselaan (N201) en in de "oksel" van de N200 ter hoogte van Bloemendaal aan Zee. Ondanks de grote capaciteit van deze parkeerterreinen is op drukke zomerdagen sprake van een overschrijding van de parkeercapaciteit.

Toekomstige ontwikkelingen

Ontwikkelingen bestemmingsplan

De beperkte ontwikkelingen die met dit omgevingsplan mogelijk worden gemaakt hebben geen invloed op de bereikbaarheid van het strand.

Omgevingsvisie 2040

Een goede bereikbaarheid is en blijft cruciaal voor Zandvoort. Van oudsher heeft het autoverkeer van bezoekers en toeristen - vooral op piekdagen - een groot effect op de bereikbaarheid in Zandvoort. In de Omgevingsvisie Zandvoort 2040 zet de gemeente in op het aanvullen van de autobereikbaarheid met de mogelijkheden van 'smart mobility': slimme mogelijkheden van deelmobiliteit en schoon vervoer door technologische vernieuwingen van hoogwaardig openbaar vervoer (trein en HOV-bus) en de (elektrische) fiets kan Zandvoort duurzaam bereikbaar houden. Dit vraagt om een breder aanbod van mobiliteitsmogelijkheden met verbetering van de fietsinfrastructuur.

Metropool Boulevard Paulus Loot

De Boulevard Paulus Loot, die loopt vanaf het midden richting het zuiden van het plangebied, wordt opnieuw ingericht. Het nieuwe ontwerp draagt onder meer bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid, een toevoeging van fietsparkeerplaatsen en een duidelijkere scheiding van de verschillende vervoersmodaliteiten. Een uitgebreide toelichting van het ontwerp bevindt zich in paragraaf 2.4.

Conclusie

Het aspect verkeer staat de uitvoerbaarheid van het omgevingsplan niet in de weg. Wel is er voortdurende aandacht voor de bereikbaarheid van Zandvoort en het strand.

3.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkelingen worden niet genoemd in het Besluit m.e.r. Daarnaast zijn deze kleinschalig van aard. Het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

4.1 Hoofdopzet

De planregels zijn onderverdeeld in 6 hoofdstukken. Daarnaast zijn deze regels ruimtelijk ingekaderd op de verbeelding behorend bij dit plan.

In hoofdstuk 1 van de regels komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de begrippen en de wijze van meten.

In hoofdstuk 2 staan de verschillende enkelbestemmingen van dit plan. Alle gronden in het gebied zijn voorzien van een bestemming. De bestemming geeft de functie(s) aan van de gronden. Bij de bestemming horen regels. Het gaat hier bijvoorbeeld om regels voor het bouwen, aanleggen en het gebruik van grond en de opstallen voor bepaalde activiteiten. De regeling van deze bestemmingen zijn voornamelijk een continuering van de bestaande rechten die uit de vigerende bestemmingsplannen zijn overgenomen. Daarnaast zijn er enkele aanvullende voorwaarden en/of mogelijkheden opgenomen in de bestemmingsregels.

In hoofdstuk 3 staan aanvullende regels die gelden voor (delen van) het strand. Dit zijn regels voor de fysieke leefomgeving die los van de enkelbestemmingen op een of meerdere delen van het strand gelden.

Hoofdstuk 4 bevat aanvullende regels voor het gehele plangebied. Dit zijn regels voor de fysieke leefomgeving die los van de enkelbestemmingen op meerdere delen van het plangebied gelden.

Hoofdstuk 5 bevat algemene regels. Dit zijn verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle bestemmingen uit hoofdstuk 2.

In hoofdstuk 6 zijn tot slot de overgangs- en slotregels opgenomen.

4.2 Artikelgewijze toelichting

4.2.1 Toelichting hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte begrippen wordt verstaan. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan Strand en Duin zijn een aantal nieuwe begrippen toegevoegd en gewijzigd.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

4.2.2 Toelichting hoofdstuk 2 - Regels voor gebruik, bouwen en aanleggen
4.2.2.1 Overige voorzieningen

Artikel 3 Maatschappelijk

Gebouwen met een maatschappelijke functie zoals een EHBO-post, huisartsenpost, openbare toiletvoorzieningen, musea en dergelijke vallen onder de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming geldt specifiek voor het gebouw 'De Rotonde' aan het Badhuisplein.

4.2.2.2 Natuur

Artikel 4 Natuur - Strandreservaat

Tussen Noordwijk en Zandvoort (tussen strandpaal 73 en 70) bevindt zich het strandreservaat 'Noordvoort'. Dit is een drie kilometer lang strand waar de natuur voorrang krijgt; een rustplaats voor vogels en een plek waar zeehonden aan land kunnen komen. Met deze bestemming wordt vastgelegd dat het herstel en behoud van de natuurwaarden voorop staat en hier geen recreatieve activiteiten mogen plaatsvinden en ook geen recreatieve bebouwing is toegestaan.

Artikel 5 Natuur - Zeereep

Aan de duinen is de bestemming Natuur-Zeereep toegekend. De duinen zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden alsmede voor zeewering omdat het duingebied de beschermingszone van de waterkering is zoals nader aangeduid op de legger van de primaire waterkering van het waterschap. Daar waar sprake is van de kernzone, is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Gebouwen zijn in de bestemming uitsluitend toegestaan binnen op de verbeelding aangeduide bouwvlakken. Gebouwen binnen deze bestemming zijn uitsluitend de twee bestaande reddingsposten.

In de zeereep zijn diverse bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, zoals vlaggenmasten en reclame-uitingen. Voor reclame-uitingen is een flexibele regeling opgenomen, waarin reclame-uitingen die afwijken van de voorgeschreven bouwregels voorgelegd kunnen worden aan het Kwaliteitsteam Kust. Bij een positief advies van het Kwaliteitsteam Kust kan er medewerking worden verleend.

Gelet op de kwetsbaarheid van het gebied geldt dat een aanlegvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, zoals het egaliseren van gronden of het aanbrengen van (oppervlakte)verharding.

4.2.2.3 Recreatie

Het strand is opgedeeld in verschillende recreatiebestemmingen. Waar er in het vorige bestemmingsplan 'Strand en Duin' het gehele strand bestemd is als één recreatiebestemming, is er in dit plan onderscheid gemaakt in de verschillende aanwezige functies op het strand. Hierdoor is het eenvoudiger om de regels behorend bij één functie op te zoeken (bijvoorbeeld regels voor strandpaviljoens).

Artikel 6 Recreatie - Strand

Deze bestemming geldt voor het deel van het strand waar geen gebouwen zijn toegestaan. Dit is het strand tussen de zee en de strandpercelen. Deze bestemming is gericht op zeewering en extensieve dagrecreatie.

Venten

Aanvullend geldt dat binnen deze bestemming venten is toegestaan.

Artikel 7 Recreatie - Strandpaviljoens

Deze bestemming geldt voor de strandpaviljoens verdeeld over het strand, zeewering en extensieve dagrecreatie. Buiten de activiteiten van de strandpaviljoens om, zijn geen overige commerciële activiteiten op dit deel van het strand toegestaan. In dit artikel zijn tevens de bouwregels opgenomen voor de strandpaviljoens. Strandpaviljoens mogen alleen worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en moeten voldoen aan de maximum bebouwde oppervlakte (inclusief overkappingen) van 700 m² en de voorgeschreven goot- en bouwhoogte. Voor jaarrondpaviljoens geldt als aanvulling dat 75 m² aan bebouwde oppervlakte is toegestaan ten behoeve van een openbaar toegankelijke publieke voorziening (zoals een toilet).

Strandbungalows
Tevens zijn binnen deze bestemming strandbungalows toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'strandbungalows', mits voldaan wordt aan het gemeentelijke beleid voor strandbungalows (beleidsregel 'Toetsingscriteria strandbungalows'). In de regels wordt een verwijzing gemaakt naar dit beleid. In het geval in de toekomst het beleid voor de strandbungalows wijzigt, dan geldt dat nieuwe aanvragen aan het gewijzigde beleid moet worden voldaan.

Het voorgaande heeft geen invloed op reeds vergunde situaties.

Evenementen

In dit artikel wordt vastgelegd dat evenementen op het strand zijn toegestaan, naast het vrije strand en de boulevard. Ondernemers dienen er rekening mee te houden dat er een vergunningplicht geldt voor evenementen op grond van de APV en voldaan moet worden aan het geldende evenementenbeleid.

Duurzaamheid

Voor de strandpaviljoens is een regeling opgenomen waarin duurzaamheidseisen zijn voorgeschreven. Deze regeling geldt voor nieuw op te richten strandpaviljoens.

Welstand
Voor de strandpaviljoens gelden regels over het uiterlijk van de bouwwerken (de zogeheten welstandcriteria). Deze welstandscriteria zijn opgenomen in de regels van deze bestemming, middels een verwijzing naar de beleidsregels.

Artikel 8 Recreatie - Strandhuisjes

Binnen deze bestemming zijn in totaal 675 strandhuisjes toegestaan. Verder geldt deze bestemming voor zeewering en extensieve dagrecreatie. De strandhuisjes dienen verdeeld te worden over de bouwclusters die zijn aangeduid op de verbeelding. Voor de strandhuisjes is een beperkte omvang toegestaan. Daarnaast zijn vier verenigingsgebouwen toegestaan.

Voor de strandhuisjes gelden diverse welstandcriteria. Deze zijn opgenomen in de regels van deze bestemming, middels een verwijzing naar de beleidsregels..

Artikel 9 Recreatie - Watersportcentrum

Binnen deze bestemming is onder specifieke bouwvoorschriften een seizoensgebonden watersportcentrum toegestaan. Deze bestemming geldt op één locatie binnen het plangebied. Verder geldt deze bestemming voor zeewering en extensieve dagrecreatie.

Op deze locatie is naast een watersportcentrum ook aan de functie ondergeschikte horeca in de vorm van het verstrekken van etenswaren en dranken gedurende het zomerseizoen toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak.

Welstand

Voor het watersportcentrum gelden diverse welstandcriteria. Deze zijn opgenomen in de regels van deze bestemming, middels een verwijzing naar de beleidsregels.

Artikel 10 Recreatie - Watersportvereniging

Binnen deze bestemming is onder specifieke bouwvoorschriften een jaarrond watersportvereniging toegestaan. Deze bestemming geldt op één locatie binnen het plangebied. Verder geldt deze bestemming voor zeewering en extensieve dagrecreatie.

In afwijking van de strandpaviljoens en het watersportcentrum, geldt dat binnen deze bestemming een hoofdgebouw in twee bouwlagen is toegestaan van maximaal 700 m² (inclusief overkappingen). Aanvullend is een bijgebouw - bestaande uit één bouwlaag - van maximaal 100 m² toegestaan (reeds vergund en gerealiseerd). Op deze locatie is naast een watersportcentrum ook aan de functie ondergeschikte horeca in de vorm van het verstrekken van etenswaren en dranken jaarrond toegestaan.

Welstand

Voor de watersportvereniging gelden diverse welstandcriteria. Deze zijn opgenomen in de regels van deze bestemming, middels een verwijzing naar de beleidsregels.

4.2.2.4 Verkeer

Artikel 11 Verkeer

De verkeersruimten in het noordelijke deel van het plangebied die voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk zijn en onderdeel uitmaken van het openbaar gebied zijn bestemd als 'Verkeer'. Tevens is aan de Metropool Boulevard Paulus Loot deze bestemming toegekend.

Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel uitmaakt van het structureel groen, zijn de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze bestemming.

Standplaatsen
Op diverse plekken op de boulevard en in de bestemming 'Verkeer' staan diverse standplaatsen. Voor het innemen of hebben van een standplaats geldt op basis van de APV van Zandvoort een vergunningplicht. In het omgevingsplan wordt het gebruik van de boulevard ten behoeve van standplaatsen planologisch toegestaan.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

De verkeersruimten op de Boulevard de Favauge zijn bestemd als verblijfsgebied. Deze bestemming komt grotendeels overeen met de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming zijn geen onoverdekte parkeervoorzieningen toegestaan. Dit betekent dat bijvoorbeeld een Badhuisplein niet mag worden ingericht als een parkeerterrein.

Standplaatsen
Op diverse plekken op de boulevard en in de bestemming 'Verkeer' staan diverse standplaatsen. Voor het innemen of hebben van een standplaats geldt op basis van de APV van Zandvoort een vergunningplicht. In het omgevingsplan wordt het gebruik van de boulevard ten behoeve van standplaatsen planologisch toegestaan.

4.2.2.5 Water

Artikel 13 Water

Het gedeelte van de Noordzee dat behoort tot het gemeentelijk grondgebied is bestemd voor Water. Omdat er sprake is van eb en vloed is het gebruik als strand, zoals omschreven binnen de recreatiebestemming, eveneens toegestaan. Overigens geldt dit andersom ook. Binnen de bestemming Water zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, toegestaan met een bouwhoogte van 3 meter.

Voor het bouwen en plaatsen van een bouwwerk binnen de dubbelbestemming is een watervergunning vereist op grond van de Waterwet. Een watervergunning dient te worden aangevraagd bij Rijkswaterstaat of voor jaarrond bouwwerken bij het waterschap het Hoogheemraadschap van Rijnland.

4.2.3 Toelichting hoofdstuk 3 - Aanvullende regels voor het strand

Artikel 14 Algemene regels voor de fysieke leefomgeving van het strand

In dit artikel zijn regels opgenomen voor activiteiten op het strand die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en thans grotendeels geregeld zijn in de APV van Zandvoort. Het betreft o.a. de volgende activiteiten:

  • vrijhouden strandafgangen
  • watersport
  • naaktstrand
  • verplaatsen bouwvlakken
  • maken, veranderen van een uitweg
4.2.4 Toelichting hoofdstuk 4 - Aanvullende regels voor het plangebied

Artikel 15 Algemene regels voor de fysieke leefomgeving voor het plangebied

In dit artikel zijn regels opgenomen voor activiteiten binnen het gehele plangebied die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Onderdeel hiervan is een algemene zorgplicht. Dit houdt in dat naast de overheid de ondernemers en bewoners een verantwoordelijkheid hebben voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Deze algemene zorgplicht is vooral een vangnet voor als er geen specifieke regels zijn op een onderwerp, die wel invloed heeft op de fysieke leefomgeving. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het schoon houden c.q. vrijhouden van zwerfafval van de gehuurde strandpercelen en de omgeving.

Artikel 16 Geluidzone - circuit

De gronden die gelegen zijn in de Geluidszone-circuit zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het Circuit Zandvoort op geluidsgevoelige objecten. Geluidsgevoelige objecten mogen hier slechts worden gebouwd of uitgebreid indien de geluidsbelasting vanwege het Circuit Zandvoort op de gevels van deze gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1

Delen van het plangebied zijn in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 50 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld wordt bewerkt een archeologisch onderzoek nodig is.

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2

Andere delen van het plangebied zijn in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 250 m² en dieper dan 6,0 m + NAP wordt bewerkt een archeologisch onderzoek nodig is.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

Door middel van deze dubbelbestemming is de waterkering op de ruimtelijke verbeelding van het plan geregeld. Hiermee is voor een ieder duidelijk dat hier extra beschermende maatregelen van toepassing zijn en dat voor bepaalde werkzaamheden tevens een vergunning van Hoogheemraadschap van Rijnland nodig is.

4.2.5 Toelichting hoofdstuk 5 - Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 21 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval vallen onder de algemene verbodsbepaling op 'strijdig gebruik'.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte. Deze afwijkingsregels zijn niet van toepassing op de artikelen met betrekking tot de bebouwing op het strand en in de zeereep (artikel 7 tot en met 11 van de planregels).

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen met betrekking tot de situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.

Artikel 26 Overige regels

In dit artikel is een algemene bepaling opgenomen met betrekking tot parkeren.

4.2.6 Toelichting hoofdstuk 6 - Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Dit is een standaardregel die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.

Artikel 28 Slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingsplan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Participatie onder de Omgevingswet

Eén van de kernpunten van de Omgevingswet is vroegtijdig samenwerken met de omgeving: bewoners, bedrijven, belangenorganisaties en overheden, oftewel participatie. Participatie is meer dan de formele momenten waarop burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties zienswijzen kunnen indienen. Het gaat juist om het betrekken van partijen bij het besluitvormingsproces voordat de formele besluitvorming van start gaat. Op welke manier participatie moet gebeuren is afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project, de omgeving en de belanghebbenden. In de Omgevingswet wordt daarom vastgelegd dat het gebeurt, maar niet hoe het moet gebeuren.

Met participatie wordt de kwaliteit van oplossingen vergroot. Het zorgt voor draagvlak, want verschillende perspectieven, kennis en creativiteit komen direct op tafel. Het verrijkt omgevingsplannen en projecten en leidt uiteindelijk tot snellere besluitvorming.

5.2 Kernteam Strand

Op en rondom het strand vinden vele activiteiten plaats en eenieder ervaart dat op zijn eigen manier. Strandpachters die jaarlijks hun strandpaviljoen op- en afbouwen, strandventers die heen en weer rijden en bezoekers bedienen, kite- en windsurfers die de Noordzee trotseren en de bewoners aan de boulevard zijn slechts een greep uit de grote groep van stakeholders die betrokken zijn bij het strand.

“Een belanghebbende of stakeholder is iemand die invloed ondervindt (positief of negatief) of zelf invloed kan uitoefenen op een overheidsbesluit. Denk bijvoorbeeld aan bewoners-(verenigingen), ondernemers-(verenigingen) en belangenorganisaties.”

Om de samenwerking gedurende het proces te borgen en te optimaliseren is een kernteam Strand ingesteld. Dit kernteam heeft een grote diversiteit en bestaat uit vertegenwoordigers van bewoners, ondernemers en belangenorganisaties. Voorliggend omgevingsplan is zoveel als mogelijk in overleg met het kernteam Strand opgesteld. Gezamenlijk vormen onderstaande partijen de stakeholders voor het omgevingsplan Strand en het kernteam Strand:

  • Vereniging van strandpachters Zandvoort

Op het strand van Zandvoort staan 38 strandpaviljoens. Het merendeel van de strandpachters is lid van de strandpachtersvereniging.

  • Bewonersplatform Leefbare Kust (BLK)

De bewoners aan de boulevard en met name op het zuidelijk deel van de boulevard zijn verenigd in een bewonersplatform.

  • Kampeerverenigingen Amsterdam, Helios, Voorwaarts en Strandgenoegen

Op het noordelijke deel van het strand staan strandhuisjes. Deze strandhuisjes worden beheerd door vier kampeerverenigingen.

  • Vereniging van standplaatshouders

Deze verenging bestaat uit de standplaatshouders die op de boulevard staan.

  • Verenigingen van eigenaren (vve's)

Aan de boulevard staan meerdere appartementengebouwen met uitzicht op het strand en de zee. Elk appartement heeft zijn eigen Vve.

  • Zandvoortse Reddingsbrigade (ZRB)

De reddingsbrigade verzorgt onder andere de bewaking van strand- en badgasten. In Zandvoort zijn er twee reddingsposten (Ernst Brokmeijer 'Zuid' en Piet Oud 'Noord').

  • Omgevingsdienst IJmond

De omgevingsdienst voert diverse taken uit voor Zandvoort en denkt mee over duurzaamheid op het strand.

  • Ondernemers Belangen Zandvoort (OBZ)

Ondernemers Belangen Zandvoort is het overkoepelende orgaan van alle ondernemersverenigingen in Zandvoort, die ondernemers uit Zandvoort vertegenwoordigt.

  • Koninklijke Horeca Nederland (KHN)

Koninklijke Horeca Nederland is een branchevereniging voor de horeca en vertegenwoordigt ruim 20.000 horecaondernemers. Binnen de KHN is er ook een afdeling Zandvoort.

5.3 Samenwerken aan het omgevingsplan Strand

Voor het opstellen van het omgevingsplan voor het strand zijn bewoners, bedrijven en belangenorganisaties betrokken nog voordat er überhaupt iets op papier stond. Vanuit een open houding en benadering is de gemeente in gesprek gegaan met eenieder die wilde meepraten over het strand met als streven om in co-creatie de uitgangspunten voor dit omgevingsplan te bepalen.

Door te kiezen voor een andere aanpak dan gebruikelijk is bij bestemmingsplannen ontstaat er al in een vroegtijdig stadium draagvlak en komen eventuele knelpunten al in een vroeg stadium aan het licht.

5.4 Participatiebijeenkomst in mei 2018

De ambities en uitgangspunten voor het strand van Zandvoort zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 zijn grotendeels tot stand gekomen door input van bewoners, ondernemers en belangenorganisaties tijdens de participatiebijeenkomst over het omgevingsplan op 17 mei 2018 in de Blauwe Tram van het Louis Davidscarré.

Tijdens de bijeenkomst zijn de bewoners en ondernemers met elkaar in gesprek gegaan over wat er goed gaat op het strand en wat voor verbetering vatbaar is. Daarnaast hebben zij een lijst opgesteld met initiatieven/ideeën die een meerwaarde kunnen zijn voor het strand. Deze lijst is verder opgepakt en besproken in het kernteam Strand en vervolgens uitgewerkt in voorliggend omgevingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.20171364-VA01_0007.png"

Figuur 5.1 artikel over het omgevingsplan Strand (bron: Haarlems Dagblad)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

In de Wro is de verplichting opgenomen om bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Dit vindt plaats door het opstellen van een exploitatieplan, waarin deze verdeelsleutel vastligt. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk als de overheid en de ontwikkelende partij, de initiatiefnemer, voorafgaand privaatrechtelijk tot overeenstemming komen in de vorm van een anterieure overeenkomst.

De Wro stelt eisen aan het exploitatieplan en in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld voor welke type bouwplannen een exploitatieplan noodzakelijk is, indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Het gaat om nieuwbouwplannen (woningen of andere hoofdgebouwen), forse uitbreidingen van bestaande gebouwen of kassen (met ten minste 1.000 m²) of forse verbouwingen, bijvoorbeeld als bedrijfsruimten worden omgezet in (ten minste 10) woningen.

Dit omgevingsplan maakt geen van dit soort bouwplannen, zoals in het Bro benoemd, mogelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Volgens artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het concept ontwerpomgevingsplan toegezonden aan een aantal overlegpartijen.

Ontwerp

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage liggen. Gedurende deze periode was het voor eenieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Het resultaat is een afzonderlijk document bij het raadsbesluit weergegeven.

6.3 Handhaving

Met dit omgevingsplan wordt beoogd om voor eenieder duidelijk en herkenbaar beleid voor de fysieke leefomgeving te formuleren voor het strand van Zandvoort. Het omgevingsplan is zodanig opgezet dat het ruimte biedt voor ontwikkelingen binnen de randvoorwaarden die volgen uit 'een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit'. Het omgevingsplan biedt daarmee meer flexibiliteit en ruimte dan het traditionele bestemmingsplan.

Bij het opstarten van een handhavingstraject zal altijd nog een controle plaatsvinden of in het concrete geval toch een legalisatie van de activiteit mogelijk is, maar de verwachting is dat dit in de meeste gevallen niet aan de orde zal zijn. Dit betekent dat in de meeste gevallen sprake is van de beginselplicht tot handhaving.

Het uitgangspunt is dat er handhavend wordt opgetreden wanneer de regels van het omgevingsplan niet worden nageleefd. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen of ongewenste activiteiten in de fysieke leefomgeving plaatsvinden die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van het strand. Het omgevingsplan in combinatie met een goede handhaving van de vastgestelde regels beschermen de kwaliteiten van het strand en geven beter sturing aan ontwikkelingen.