Plan: | Omgevingsplan Strand |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0473.20171364-VA01 |
Vanuit diverse overheidslagen is beleid voor het buitengebied geformuleerd. Deze beleidskaders en de daarin opgenomen randvoorwaarden bepalen mede de beleidsvrijheid die de gemeente heeft bij het opstellen van het omgevingsplan. De gemeente kan, als daar goede redenen voor zijn, er voor kiezen buiten de door de overheid aangegeven kaders beleid te formuleren. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het landelijke en provinciale beleid dat relevant is voor het omgevingsplan Strand.
Op nationaal niveau zijn de volgende plandocumenten indirect van belang voor dit omgevingsplan. Deze plandocumenten hebben hun doorwerking in provinciaal en gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. We zetten in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. We zetten in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd. Niet alleen groei heeft onze aandacht. Ook in gebieden met bevolkingsdaling versterken we de vitaliteit en leefbaarheid.
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit. Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toetsing
Dit omgevingsplan past binnen de hoofdlijnen van beleid uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het plangebied valt onder de kustzone van Nederland. Deze kustzone is van nationaal belang voor het thema klimaatadaptatie. Voor de kust is in de NOVI de volgende opgave geformuleerd:
In de toekomst zal een mogelijke vergroting of verschuiving van de duinreep plaatsvinden. Om voldoende ruimte voor deze duinreep te waarborgen is er in dit plan een regeling opgenomen voor het verplaatsen van bouwvlakken zodat de duinreep de waterveilligheid kan blijven waarborgen. De regeling is opgenomen in Artikel 14 behorend bij de regels van dit plan.
Daarnaast wordt binnen het plangebied wordt op een lager schaalniveau bijgedragen aan doelen die op nationaal niveau spelen, waaronder energietransitie en toerisme.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het Barro in het bijzonder van belang:
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. De volgende wateropgaves zijn voor dit plangebied relevant:
In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 vastgelegd dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven en worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
De ladder bevat een motiveringseis voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen waarbij zorgvuldig ruimtegebruik en de onderbouwing van de behoefte zijn gekoppeld aan regionale afstemming. De Omgevingsverordening Noord-Holland sluit hierbij aan
Toetsing
De ladder moet worden toegepast als er sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
In november 2018 is de Omgevingsvisie van de provincie Noord-Holland vastgesteld. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Kustzone
De duinen en dijken van Noord-Holland maken deel uit van een zone waarin water en land elkaar ontmoeten, beïnvloeden en verrijken. In deze zone komen veel verschillende, karakteristieke combinaties van water, waterkering en achterland voor, die elkaar ook op verschillende manieren beïnvloeden. Deze combinaties zijn te beschouwen als afzonderlijke kustlandschappen. Met name aan de Noordzeekust zijn deze breed en omvatten ze ook de duinen en binnenduinrand.
In deze dynamische overgangszone blijven we voortdurend aan de veiligheid werken, waar nodig in combinatie met de integrale ontwikkeling van het betreffende kustlandschap. Er zal ook steeds meer recreatie plaatsvinden. Duinen en dijken zullen steeds minder de harde scheidslijnen tussen land- en waternatuur vormen. Als gevolg van de klimaatverandering is op delen van de kusten wellicht meer ruimte nodig, waardoor het kustlandschap daar breder wordt. Langs de verschillende kusten kunnen we deze duin- en dijklandschappen beschermen, behouden en tegelijk aangrijpen voor verschillende vormen van (water)recreatie, passend bij de aanwezige drukte en luwte. Het gaat om een balans tussen rust en reuring die op een verstandige manier worden afgewisseld, met het oog op kwaliteit, diversiteit en differentiatie. Op veel plaatsen langs de kusten gaat de ruimtelijke druk verder dan recreatieve ontwikkeling en natuur. Daardoor vereist de ontwikkeling van deze landschappen, zoals de binnenduinrand, een brede, integrale benadering en oog voor de gewenste regionale identiteit. Voor alle kusten biedt een zonering voor rust en reuring met betrekking tot recreatieve bebouwing en activiteiten uitkomst, op basis van de kwaliteiten en karakteristieken van deze landschappen.
De kust van Zandvoort is in de Omgevingsvisie grotendeels getypeerd als metropool. Alleen het gebied ten zuiden van de Boulevard Paulus Loot heeft een andere typering, namelijk een oase. Voor de kust van Zandvoort gelden de volgende kritische succesfactoren:
Figuur 2.1 typering kusten in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050.
Energietransitie
De ambitie van de provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie. Daarom biedt de provincie de ruimte aan de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Rekening houdend met de ambities voor verstedelijking en landschap. Daarnaast wordt de ontwikkeling van de energievraag, het aandeel duurzame energie en de hoogte van de CO2 –uitstoot gemonitord.
Conclusie
De invulling van dit omgevingsplan sluit aan op het provinciale beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050.
Provinciale Staten hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 is van kracht sinds 17 november 2020.
De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Hiermee zoeken zij naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijkste belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.
De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie bewust vooruit op de Omgevingswet, omdat ze door 21 verordeningen samen te voegen alvast werken in de geest van de Omgevingswet. Er is bewust niet gewacht op invoering van de Omgevingswet, omdat de provincie NH op deze manier kunnen nagaan of de regels lokaal en regionaal maatwerk mogelijk maken en of er genoeg bestuurlijke afwegingsruimte is. In de omgevingsregeling staat uitgelegd welke overheid gaat over welke regels (welke partij welke bevoegdheid heeft).
Strandzonering
Met de vaststelling van de Strandzonering 2025 (PS 26 maart 2018) is het beleid voor het strand geactualiseerd. De actualisatie ziet op borging van een goede balans tussen natuur en recreatieve bebouwing. Enerzijds wil de provincie in het kustgebied natuur en landschap beschermen en rust, stilte en leegte behouden. Anderzijds wil de provincie ruimte geven aan intensieve recreatie en voorzieningen op het strand. Hiertoe zijn in de Strandzonering 2025 drie typen stranden opgenomen, te weten recreatiestrand, seizoenstrand en natuurstrand. Voor elk strand geldt ander beleid.
Figuur 2.2 strandzonering Zandvoort - Omgevingsverordening provincie Noord-Holland
Artikel 6.52 en 6.53 van de omgevingsverordening is de juridische verankering van dit nieuwe beleid. De sturingsfilosofie van de Omgevingsvisie NH2050 en de Omgevingswet indachtig regelt deze artikelen alleen het strikt noodzakelijke, namelijk een borging van een goede balans tussen natuur en recreatieve stranden. Voor de natuurstranden betekent dit 12 maanden per jaar gegarandeerde openheid. Daarom is in artikel 6.53 een algeheel bouwverbod voor de natuurstranden opgenomen. Op de seizoenstranden is seizoensbebouwing mogelijk, maar met het oog op de borging van de rust en de beleving van openheid van het Noord-Hollandse strand blijven deze seizoenstranden minimaal drie maanden (van 1 november tot 1 februari) onbebouwd. Voor recreatiestranden zijn geen regels gesteld. De recreatiestranden in de nieuwe strandzonering zijn locaties di in het voorheen geldende artikel 31 PRV waren aangewezen voor jaarrondexploitatie.
Voor Zandvoort geldt specifiek dat het strand tegenover het stedelijk gebied (bebouwde kom) is gekwalificeerd als een recreatiestrand, waar jaarrondbebouwing is toegestaan. Ter hoogte van het naaktstrand is alleen seizoensbebouwing toegestaan. Meer richting het zuiden (Noordvoort) is sprake van een natuurstrand waar geen enkele bebouwing is toegestaan.
Zandvoort 365 dagen aantrekkelijk. Het motto van de Omgevingsvisie. Zandvoort en Bentveld hebben heel veel moois te bieden aan haar inwoners en de vele bezoekers die de gemeente ieder jaar mag ontvangen. Met alle Zandvoorters, inwoners, ondernemers, instellingen en bezoekers moeten we zorgen dat dit ook in de toekomst zo blijft.
Er komt in de nabije en verdere toekomst veel op ons af. Bijvoorbeeld op het gebied van wonen en werken, de energietransitie en de klimaatverandering. Ook in de toekomst moet Zandvoort bereikbaar zijn en voldoende voorzieningen hebben. De Omgevingsvisie zet al deze opgaven op de agenda en geeft richting aan de mogelijke oplossingen.
De ambities van Zandvoort zijn uitgewerkt in vijf schijven: duurzaamheid, mobiliteit, economie, samenleving en ruimte.
Figuur 2.3 Omgevingsvisiekaart Zandvoort
Figuur 2.4 Legenda omgevingsvisiekaart Zandvoort
Strand
Denk je aan Zandvoort, dan denk je aan zee en strand, in totaal bijna 8 kilometer zand. Het strand biedt ruimte aan vele activiteiten en maakt Zandvoort aantrekkelijk. Dat zorgt voor veel plezier bij Zandvoorters en de vele bezoekers. Het strand kent vele gebruikers en een grote verscheidenheid aan activiteiten. De diversiteit van strand- en watersporten is de laatste jaren enorm toegenomen. De kustlijn wordt gebruikt voor onder andere zwemmen, wandelen, fietsen, beach volleybal, surfen, suppen (stand up paddle), kiten, wakeboarden, raften, vissen en paardrijden. Ook vinden er regelmatig evenementen plaats.
De integrale opgave: Zandvoort wil voor een groot publiek een aantrekkelijk, bereikbaar en toegankelijk strand bieden met ruimte voor tijdelijk verblijf en sport. Voor het strand zijn diverse ambities en ontwikkelingen naar voren gebracht in de omgevingsvisie. Voor het zuidelijke deel van het strand (ter hoogte van de Boulevard Paulus Loot) zijn er kansen voor een spa en sauna aan zee in combinatie met een hoogwaardig strandpaviljoen. Om dit te faciliteren wordt deze functie opgenomen en toegestaan binnen de aangewezen zone. Ook moet het strand in de toekomst openbaar toegankelijk blijven voor iedereen. Ook hier zijn waarborgen voor opgenomen in het omgevingsplan.
Figuur 2.5 Omgevingsvisiekaart deelgebied Strand
Zandvoort ontvangt jaarlijks meer dan 5,3 miljoen dag- en verblijfsbezoekers, voornamelijk uit Nederland, Duitsland en België. Een substantieel aandeel van deze bezoekers zijn bewoners en bezoekers van de Metropoolregio Amsterdam. Dit heeft vooral te maken met de directe treinverbinding van Zandvoort naar Amsterdam. Amsterdam worstelt met toeristische druk en Amsterdam probeert dan ook toeristen te spreiden. Dit biedt jaarrond kansen voor Zandvoort.
In februari 2017 is de Toeristische Visie vastgesteld. Het toerisme is de economische levensader van Zandvoort. Een merendeel van de werkgelegenheid van de gemeente is direct of indirect gerelateerd aan de toeristische sector. Er bestaat dan ook een urgentie om het toerisme van impulsen te voorzien. Hierbij ligt de focus op het creëren van stedelijk (of stads) aanbod met een kwalitatief en divers aanbod voor horeca, retail, evenementen en accommodaties. Daarnaast wordt de focus gelegd op de Metropoolregio Amsterdam. De gemeente besteed aandacht aan ‘branded events’ en het binnenhalen en bedienen van (inter)nationale merken die hun (tijdelijke) initiatief in Zandvoort willen ontplooien.
Zandvoort heeft op het gebied van sport een unieke positie. Geen enkele andere plek in Nederland kent de combinatie van binnensporten, buitensporten, watersporten, strandsporten, sport in de openbare ruimte en de talloze mogelijkheden op het Circuit.
Deze mogelijkheden en faciliteiten zijn er wel in Zandvoort. Echter, de kansen en het rendement zijn nog niet optimaal benut. Zo heeft de watersport in Zandvoort zich de laatste jaren enorm ontwikkeld, maar is de aandacht vanuit de gemeente hiervoor laag geweest. Ook bij andere sporttakken beogen diverse organisaties dezelfde doelstellingen, terwijl zij elkaar nog niet hebben gevonden om gezamenlijk op te trekken.
Missie sportbeleid Zandvoort: Sport moet voor iedere inwoner van Zandvoort mogelijk zijn ter bevordering van sportplezier, gezondheid en zelfontplooiing. Sport heeft een plek in het sociaal domein om de maatschappij sportief te ondersteunen. Daarnaast is Zandvoort dé plek waar sport de verbinding legt met toerisme.
Provincie Noord-Holland heeft in haar Visie Waterrecreatie de gemeente Zandvoort als durfspotlocatie benoemd.
“De durfspot geeft specifieke kansen voor ondernemers en schept duidelijkheid voor alle gebruikers. Hier zijn concentraties en arrangementontwikkeling ontstaan: er is sprake van communities en een echt familiegebeuren met voor ieder wat wils. De durfspot is goed toegankelijk en bereikbaar. Voor de Amsterdamse toerist, die een unieke waterrecreatie ervaring zoekt, is de durfspot als zodanig ontwikkeld, in de markt gezet en gepromoot. Door diverse water- en durfsport20-gebruikers te trekken, zijn voorzieningen aantrekkelijk en kunnen deze worden gedeeld. Voor gebruikers van de durfspot is vanuit veiligheid en risico’s van durfsporten, educatie en opleiding georganiseerd over regelgeving en omgang met natuur en medegebruikers.”
Zandvoort wil met de toekenning van deze titel gezamenlijk met de watersportaanbieders een plan maken om Zandvoort als durfspotlocatie op te kaart te zetten. Te denken valt daarbij aan heldere communicatie over watersportzonering, mogelijke uitingen om bezoekers hierover te informeren en wellicht ook gezamenlijke faciliteiten bieden die extra bezoekers naar de durfspotlocatie gaat trekken. Zandvoort kent twee officiële watersportlocaties die extreme sporten aanbieden. De watersportvereniging en de commerciële aanbieder
Toetsing
In het omgevingsplan wordt de ontwikkeling van durfspot gefaciliteerd. De diverse (snelle en extreme) watersportactiviteiten die behoren bij durfspot, zijn opgenomen in de regels en toebedeeld aan specifieke locaties op basis van de Nota watersportzonering 2020.
De watersportvereniging heeft reeds een uitbreiding gehad voor een bijgebouw van 100 m². Dit is verwerkt in het omgevingsplan.
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) staat de gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid. De APV geldt voor eenieder binnen de gemeente en ken bijvoorbeeld regels ten aanzien van evenementen, horeca, overlast etc. Een groot deel van de regels in de APV heeft betrekking op de fysieke leefomgeving en gaat daarom mee in het omgevingsplan voor het Strand. Bepalingen die geen betrekking hebben op de fysieke leefomgeving of vallen onder de bevoegdheid van de burgemeester blijven in de APV staan.
Iedereen wil prettig wonen, winkelen, werken of wandelen. Mensen moeten hun leefomgeving optimaal kunnen gebruiken en het geheel moet duurzaam en veilig zijn. Bovendien wil men er ook nog eens van kunnen genieten. Het oog wil ook wat. Een mooie buurt verhoogt de waarde van de individuele woningen. De gemeente is van mening dat mensen allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor hun woning, hun tuin en hun straat. Maar waar mensen samenleven zijn afspraken nodig. Precies zo is het met welstandstoezicht. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Zandvoort.
Iedere Zandvoorter heeft behoefte aan openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling. Als een inwoner van Zandvoort een bouwplan heeft waarvoor een vergunning nodig is, dan wordt dit plan getoetst aan redelijke eisen van welstand door middel van de welstandsnota.
In de huidige welstandsnota is tevens de welstandscriteria voor strandbebouwing opgenomen. Met het oog op de Omgevingswet en ten behoeve van de integraliteit van het omgevingsplan voor het strand, is de welstandscriteria voor het strand opgenomen in de regeling van dit omgevingsplan.
Op 30 december 2016 is het gewijzigde beleid voor strandbungalows in werking getreden. Dit beleid maakt het mogelijk om binnen de vastgestelde zonering naast een strandpaviljoen tevens strandbungalows te exploiteren. In het omgevingsplan is een bepaling opgenomen op basis waarvan een aanvraag kan worden ingediend voor het plaatsen van strandbungalows. De bepaling schrijft voor dat de aanvraag om een omgevingsvergunning moet voldoen aan de op dat moment geldende beleid voor strandbungalows. In afwijking hiervan geldt dat strandbungalows niet zijn toegestaan bij het watersportcentrum.
Figuur 2.6 zonering strandbungalows
Een standplaats houden en venten raken soms het wonen in Zandvoort. Dit is te zien aan de zuid- en middenboulevard waar twee pijlers van Zandvoort tezamen komen: de woonfunctie en de economische functie. Het wonen is hier dusdanig dicht bij de boulevard en het strand aanwezig, dat ze elkaar wederzijds beïnvloeden.
Op het strand zijn naast de strandpaviljoenhouders ook venters actief. De boulevards bestaan uit: de Zuidboulevard (Boulevard Paulus Loot tot aan Holland Casino), de Middenboulevard (Badhuisplein en Boulevard de Favauge van Holland Casino t/m NH hotel) en de Noordboulevard (Boulevard Barnaart tot de kop van de Zeeweg). Op de boulevards is ruimte gereserveerd voor een aantal standplaatsen.
In verband met de openbare orde, het voorkomen van overlast, de verkeers- en veiligheidsaspecten en uiterlijk aanzien van de gemeente is een vent- en standplaatsen vergunningenbeleid vereist. Dit beleid ‘Nota vent- en standplaatsen’ is op 1 juni 2014 in werking getreden.
In dit omgevingsplan is het gebruik van het strand ten behoeve van de venters opgenomen. Dit is een verplichting die voortvloeit uit de Crisis- en herstelwet en de Omgevingswet, omdat een venter voortdurend zijn goederen vanaf een andere plaats op het strand aanbiedt, hetgeen gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving op het strand. Ook is in het omgevingsplan het gebruik van de boulevard ten behoeve van de standplaatshouders opgenomen.
Zandvoort is met jaarlijks vijf miljoen bezoekers en één miljoen overnachtingen de belangrijkste badplaats van de metropoolregio Amsterdam. Om deze positie te behouden en te versterken, heeft het kwaliteitsteam een kader opgesteld met heldere richtlijnen waaraan de diverse ruimtelijke plannen in de kuststrook moeten voldoen.
Drie sfeergebieden bepalen de bijzondere karakteristiek van Zandvoort: de Duinen, het Dorp en de Metropool. De kracht van Zandvoort als aantrekkelijke badplaats ligt verscholen in de manier waarop deze sfeergebieden van elkaar verschillen en elkaar aanvullen, en de wijze waarop ze met elkaar verbonden zijn. Een eerste matrix beschrijft deze sfeergebieden naar vorm, functie en gebruik. Uit deze matrix kan meteen afgeleid worden of een (ruimtelijk) initiatief passend en wenselijk is.
Vanuit het beleid (gemeente, provincie en rijk) en de ambities binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn richtlijnen benoemd die concreet per sfeergebied zijn uitgewerkt. Dit leidt tot een tweede matrix. Deze matrix verduidelijkt hoe (ruimtelijke) initiatieven kunnen bijdragen aan het versterken van de sfeergebieden waartoe ze behoren. De matrix biedt tevens een helder overzicht van de beoordelingscriteria waaraan initiatieven door het kwaliteitsteam zullen worden getoetst.
Figuur 2.7 drie sfeergebieden: de Duinen, het Dorp en de Metropool.