Plan: | Geesterweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0450.BPGeesterweg-VS01 |
Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad van Uitgeest de Gebiedsvisie Centrumplan + 4 schoollocaties Uitgeest-Noord vastgesteld. In deze visie zijn 8 ontwikkellocaties benoemd, die de komende jaren zullen worden herontwikkeld. Dit betreft de ontwikkeling van woningen, maar ook van sportvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen. In samenhang met de ontwikkellocaties zal ook de ontsluiting van het centrum verbeterd worden.
Rondom de Castricummerweg liggen drie ontwikkellocaties. Dit zijn de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en het IJsbaanterrein. Bovendien zal de kruising van de Geesterweg met de Castricummerweg aangepast worden. Op dit moment is dit een vrij stenig gebied. De ambitie is om hier een nieuwe hoogwaardige entree tot het centrum te realiseren. De groene corridor die vanuit het buitengebied langs de Geesterweg loopt, zal daarbij het centrum in getrokken zal worden en aansluiten op het groene cluster rond de kerk.
Deze ontwikkelingen passen niet in het bestemmingsplan Wonen Noord en Centrum. Voor de Bibliotheeklocatie is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld. De andere drie ontwikkelingen zijn nog strijd met het geldende bestemmingsplan. Hiervoor zullen separate bestemmingsplannen vastgesteld worden.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de kruising van de Geesterweg met de Castricummerweg. De bestaande kruising wordt omgebouwd naar een rotonde. Dit bestemmingsplan maakt die ontwikkeling planologisch mogelijk.
Het plangebied betreft het deel van de Geesterweg met de kruising Geesterweg/Castricummerweg. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Het geldende bestemmingsplan betreft 'Wonen Noord en Centrum', vastgesteld op 28 juni 2012. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede van het bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' (bron: ruimtelijke plannen.nl)
Binnen het plangebied gelden de bestemmingen 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Water'. In het plangebied is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 3' van toepassing.
De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk binnen de huidige bestemmingen. De ontsluitingsweg is niet toegestaan binnen 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Water'. Bovendien is de wens om de verkeersbestemming alleen daar te leggen waar ook verkeer komt.
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeve op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De omgeving van Uitgeest maakt deel uit van het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Kenmerkend voor dit landschap zijn de droogmakerijen met hun verkaveling langs meetkundige lijnen, de zogenaamde slagenverkaveling. De kern Uitgeest is opgebouwd uit een lange lijnstructuur, waarbij de hoofdlinten lopen van noord naar zuid. Deze worden doorkruist door dwarsverbindingen. De Geesterweg is de belangrijkste gebiedsontsluitingsweg van Uitgeest die van van noord naar zuid het noordelijk deel van Uitgeest doorkruist. Via de Geesterweg is richting het noorden en het zuiden de A9 richting Alkmaar en Beverwijk te bereiken.
Deze weg is geprojecteerd in de jaren '50 van de vorige eeuw. Ze is langs de westzijde van de toenmalige kern aangelegd, ten oosten van de watergang de Molentocht. Tot de jaren '70 van de vorige eeuw had de Geesterweg de status van westelijke rondweg. Daarna is gestart met de westelijke planmatige uitbreiding De Koog, aan de overzijde van de Molentocht. Sindsdien vormt deze weg de scheiding tussen het oosten en westen van het noordelijk deel van Uitgeest. De weg is wordt begeleid door een brede groen- en waterstrook, die aansluit op het buitengebied ten noorden van de kern en waarmee het landschap in de kern wordt gehaald. De Geesterweg heeft diverse kruispunten, waarbij met name het kruispunt met de Castricummerweg van belang is als toegang tot het centrum.
Figuur 2.1 geeft de huidige kruising van de Geesterweg met de Castricummerweg en de Melis Stokelaan weer.
Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied ter hoogte van de Castricummerweg (bron: Google Streetview)
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Gebiedsvisie centrumgebied (figuur 2.2). Middels deze visie wordt het karakter van Uitgeest versterkt door de uit te gaan van een dorps karakter. Er is gebruik gemaakt van een kleine korrelgrootte, verspringende rooilijnen en verschillende gebouwen en bouwhoogtes. De gebiedsvisie bouwt verder op de horizontale dwarsverbinding die kenmerkend is voor Uitgeest. Het plein bij het gemeentehuis kan in de toekomst getransformeerd worden tot een plein met maatschappelijke voorzieningen en horeca. Dit vormt het nieuwe 'hart' van Uitgeest. Op de Bibliotheeklocatie (nr. 2 op de kaart) en het tegenovergelegen De Meetlocatie (nr. 1 op de kaart) komt ruimte voor woningen. Het nabijgelegen IJsbaanterrein wordt ontwikkeld tot multifunctioneel dorpspark met multifunctionele sport- en recreatiemogelijkheden. Hier komt ook een nieuwe sporthal.
Figuur 2.2: Gebiedsvisie centrumgebied: locaties en deelgebieden (bron: Gemeente Uitgeest)
Om de deelontwikkelingen een ruimtelijk kader te geven, is een landschappelijk ontwerp opgesteld. De visie van dit ontwerp is het creëren van een groen pak door Uitgeest door ontwikkeling. Dat betekent dat de groene corridor langs de Geesterweg, nu vooral gebruikt als berm, opgewaardeerd wordt. Ter plaatse van de Castricummerweg wordt dit park het centrum in getrokken tot aan de kerk. De toegang tot het centrum wordt omgeleid via de Prinses Irenelaan en de Dokter Brugmanstraat. In en aan deze groene structuur komen de verschillende ontwikkelingen: de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en de nieuwe sporthal. Door het nieuwe park komen verbindende wandelpaden.
De Geesterweg krijgt de uitstraling van een parkway, waarbij de stenige kruispunten worden omgebouwd tot groene rotondes.
Er is onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling van de Geesterweg ter hoogte van het Centrumgebied. Daarbij zijn de volgende doelstellingen als uitgangpunt gesteld:
De aanleiding voor een onderzoek naar het veiliger kunnen oversteken van de Geesterweg is o.a. een dodelijk ongeval in 2014 geweest. Verder maken de nieuwbouw van woningen in het Centrumgebied en de ontwikkeling van twee nieuwe kindcentra aan weerszijden van de Geesterweg de aanpassingen van de kruisingen urgenter. Het verkeer op deze kruisingen en in dit gebied zal de komende jaren toenemen.
Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 6. Hierin is onderzocht welke aanpassing van de kruispunten het meest gewenst is. Hieruit blijkt dat door realisatie van rotondes de oversteekbaarheid en veiligheid van het langzaam verkeer op de kruispunten het meest geborgd is. Daarom is gekozen voor het realiseren van een rotonde.
In de toekomstige situatie wordt het kruispunt Geesterweg/Castricummerweg vervangen door een rotonde. Rotondes hebben meer capaciteit en zijn verkeerstechnisch veiliger. Bovendien wordt het verkeer door deze nieuwe inrichting ondergeschikter aan de groenstructuur; de Geesterweg krijgt de uitstraling van een parkway.
Door het groen komen fiets- en wandelpaden, die aansluiten op de padenstructuren die ook in het park worden gerealiseerd.
Figuur 2.4: Impressie rotonde Castricummerweg/Geesterweg (bron: Delva)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Barro
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
De aanpassingen van een bestaande weg is een ontwikkeling op relatief kleine schaal, waardoor dit geen raakvlakken heeft met het Rijksbeleid.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Toetsing
Volgens de handreiking behorende bij de ladder voor duurzame verstedelijking zijn infrastructurele projecten op basis van jurisprudentie geen stedelijke ontwikkelingen. De herinrichting van de Geesterweg wordt daarom niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Bro. Toetsing aan de ladder is daarom niet aan de orde.
Omgevingsvisie NH2050
vastgesteld op 19 november 2018
Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groen en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Toetsing
De aanpassingen aan de Geesterweg sluit aan bij de ontwikkeling van het centrumgebied. Door middel van de beoogde aanpassingen blijft het centrumgebied goed en veilig toegankelijk. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan het ontwikkelprincipe van sterke kernen, sterke regio's.
Omgevingsverordening NH2020
vastgesteld op 22 oktober 2020, inwerktreding op 17 november 2020
De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water.
In de Omgevingsverordening is beschreven dat in elk ruimtelijke plan rekening moet worden gehouden met klimaatadaptatie op de volgende vlakken:
Hierbij moet omschreven worden welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Toetsing
In de uitwerking van het ontwerp worden de aspecten ten aanzien van klimaatadaptie verder uitgewerkt.
Omgevingsvisie Uitgeest 2030
vastgesteld op 27 juni 2019
In de Omgevingsvisie Uitgeest 2030, met als motto 'Mooi, gezond, duurzaam', worden de ambities en de koers van Uitgeest voor 2030 (en daarna) beschreven. Hierin wordt ingespeeld op maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Op basis hiervan zijn vier kernopgave geformuleerd:
De Omgevingsvisie omschrijft dat de woningbouw lange tijd gericht is op het bieden van woningen voor nieuwe inwoners met de ontwikkeling van De Koog, De Kleis en Waldijk. De gemeente Uitgeest wil daarom een nieuwe fase in, waarin aandacht wordt besteed aan kleinere huishoudens, zoals starters of ouderen. Op deze manier kan een mix van inwoners gestimuleerd worden.
Toetsing
De herinrichting van de Geesterweg sluit aan bij de ontwikkeling van het centrumgebied. Door de realisatie van een rotonde wordt de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid geborgd.
Dit komt de bereikbaarheid van het centrum van Uitgeest ten goede.
De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de kernopgave 3 uit de Omgevingsvisie.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een rotonde mogelijk gemaakt. In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een autoweg m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D1.1). De beoogde ontwikkeling betreft een tracélengte korter dan 5 kilometer en blijft daarom onder de drempelwaarde. Dit betekent dat volstaan wordt met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Deze rapportage is toegevoegd in bijlage 1. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderzoek
In april en mei 2022 is er archeologisch bureauonderzoek (Bijlage 5) uitgevoerd door IDDS, waaronder voor het plangebied van dit bestemmingsplan.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk is gelegen op of ten westen van de lage flank van de strandwal die onder de historische dorpskern van Uitgeest ligt. Ten westen van de strandwal bevinden zich afzettingen van het Oer-IJ. De watergang die ten westen van het plangebied ligt, is mogelijk een restant hiervan.
De historische kern van Uitgeest bevindt zich ten oosten van het plangebied en dateert uit de Vroege Middeleeuwen. Het historisch kaartmateriaal wijst uit dat het plangebied niet in de historische kern ligt en dat langs de Castricummerweg (de enige historische weg in het plangebied) geen sprake is geweest van een bebouwingslint.
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied waarschijnlijk een lage archeologische
verwachting heeft, maar dat niet kan worden uitgesloten dat er zones aanwezig zijn met een hoge(re)
verwachting. Om dit te controleren adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren, waarbij dit vervolgonderzoek in eerste instantie wordt geconcentreerd op de gebieden die verstoord gaan worden, waaronder ter plaatse van de beoogde rotonde.
Op basis van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Onder andere het gebied van de sportzaal is met boringen onderzocht. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het met boringen onderzochte deel van het plangebied alleen afzettingen aanwezig zijn met een lage archeologische verwachting. Het plangebied kan daarom voor het aspect archeologie worden vrijgegeven.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Een weg is geen gevoelige functie. Wel dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd, omdat er graafwerkzaamheden plaatsvinden. In 2022 is een verkennend bodem- en asbest in grond onderzoek en verhardingsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 3.
Uit dit onderzoek blijkt het volgende:
Middels het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de vrijkomende materialen
in afdoende mate vastgelegd. Gelet op de onderzoeksresultaten wordt de hypothese 'onverdacht' voor de onderzoekslocatie formeel verworpen. Er wordt echter geen aanleiding
voorzien tot het uitvoeren van vervolgonderzoek.
Beperkingen inzake de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie worden op basis
van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien. Indien tijdens formeel
onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit vergelijkbare gehalten worden gemeten, zal
vrijkomende grond en het fundatiemateriaal beperkt tot niet in aanmerking komen voor
hergebruik.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland
In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Toetsing
Gebiedsbescherming en soortenbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals het Natuur Netwerk Nederland (NNN, zie figuur 4.1) of een Natura 2000-gebied (zie figuur 4.2). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorend tot het NNN is de 'Castricummerpolder en eendenkooi' op circa 375 meter ten westen van de ontwikkeling. Het NNN kent geen externe werking. Ontwikkelingen buiten het NNN hebben dan ook geen invloed op de natuurwaarden binnen deze natuurgebieden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Noordhollands Duinreservaat' op 3,6 km ten westen van het plangebied. De herinrichting van de Geesterweg genereert geen extra verkeersbewegingen op de wegen. Dit is dan ook geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee is een stikstofberekening voor de gebruiksfase niet aan de orde. Wel is een stikstofberekening voor de aanlegfase uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2. Hieruit blijkt dat geen sprake is van depositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Figuur 4.1: Ligging plangebied t.o.v. Natuurnetwerk Nederland
Figuur 4.2: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden
Soortenbescherming
In 2022 is een quickscan ecologie uitgevoerd voor de diverse ontwikkelingen in het centrumgebied. Deze is toegevoegd in Bijlage 7. Hieruit blijkt dat op de locatie van de aan te leggen rotonde geen beschermde planten- en/of diersoorten worden verwacht.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Volgens de Risicokaart (figuur 4.3) waarop EV relevante risicovolle bronnen worden getoond, worden over dit deel van de Geesterweg geen gevaarlijke stoffen vervoerd en zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen andere risicovolle bronnen gelegen waarmee rekening dient te worden gehouden bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
Figuur 4.3: Ligging externe veiligheidscontouren
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In de Wet geluidhinder (Wgh) en eventueel gemeentelijk beleid zijn regels opgenomen voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen) door het wegverkeer.
Bij akoestisch onderzoek moet daarbij worden uitgegaan van het maatgevende toekomstige jaar. In het algemeen is dit 10 jaar na realisatie van het plan of na het akoestisch onderzoek. Bij een onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege de wijziging van een weg dient ook de heersende geluidsbelasting berekend te worden.
Onderzoek
Omdat er een rotonde wordt aangelegd en de weg wordt verlegd, dient te worden onderzocht of er sprake is van een "reconstructie". Dit is onderzocht in het akoestisch onderzoek, toegevoegd in bijlage 8. Hieruit blijkt dat de woningen met de hoogste toekomstige geluidsbelasting de woningen aan de Bonkelaar 25, Lepelaarstraat 21 en Populierenlaan 6 zijn. De toekomstige geluidsbelasting bedraagt op deze woningen maximaal 53 dB inclusief aftrek. De grootste geluidstoenames (ten opzichte van de toetswaarde) treden op op de woningen aan Populierenlaan 6 en Wiekenlaan 1. De toename op deze woningen bedraagt respectievelijk maximaal 1,48 dB en 1,09 dB. Dit is afgerond 1 dB, zodat er geen sprake is van reconstructie.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijnstof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De ontwikkeling betreft geen gevoelige functie en de ontwikkeling genereert geen extra verkeer. Hiermee wordt er geen verandering in de luchtkwaliteit ter plaatse verwacht ten gevolge van de ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-Monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Geesterweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties bedroegen 15,4 µg/m3 voor NO2, 16,6 µg/m3 voor PM10 en 8,3 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen.
Figuur 4.4: Uitsnede NSL monitoringstool
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). De concept waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Hoogheemraadschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die te vinden zijn op www.hhnk.nl/keur.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft het deel van de Geesterweg vanaf de kruising Geesterweg/Castricummerweg tot en met de kruising Geesterweg/Populierenlaan.
Bodem en grondwater
Vanwege de ligging in stedelijk gebied zijn bodemopbouw en grondwater niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Volgens de Algemene Hoogtekaart Nederland is de maaiveldhoogte ter plaatse circa 0,6 meter +NAP.
Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' heeft de noordelijke woonkern grondwaterproblemen. Er is reeds gestart met het oplossen van deze problemen, onder meer door de aanleg van drainage in combinatie met de vervanging van riolering en de uitvoering van het afkoppelplan. Het principe van Berging, Infiltratie, Drainage Transport wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Deze zorgen voor het afvoeren van overtollig regenwater en grondwater en houden tijdens droogte juist water vast. Daarnaast, bij renovaties van wegen, wijken of riolen wordt van de volgende werkwijze uitgegaan:
Waterkeringen en veiligheid
Volgens de Legger Waterveiligheid ligt het plangebied niet in een beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. Zie figuur 4.5.
Figuur 4.5 Ligging plangebied (rood) t.o.v. waterkeringen (bron: Legger waterveiligheid, HHNK)
Waterkwantiteit
Volgens de Legger Wateren van het HHNK ligt er in en om het plangebied een watergang. Zie figuur 4.5.
Deze watergang blijft behouden.
Figuur 4.6 Ligging plangebied (rood) t.o.v. oppervlaktewateren (bron: Legger wateren 2021, HHNK)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Ten oosten van het plangebied zijn het Uitgeestermeer/Alkmaardermeer en de Westergeestervaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland in het projectgebied of de directe omgeving.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het kruispunt in het plangebied wordt vervangen door een rotonde.
Waterkeringen en veiligheid
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Waterkwantiteit
De ontwikkeling zorgt niet voor een toename aan verharding.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om gedurende de bouw- en de gebruiksfase duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er is binnen het plan geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Voor de nieuwe ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ruimtelijke adaptatie
In het ontwerp wordt gestreefd naar een optimale duurzame gebiedsontwikkeling waarin het Klimaatteam vanuit de verschillende disciplines (duurzaam bouwen, cultuur historisch, natuurinclusief bouwen en klimaatadaptatie) adviseert. Op deze wijze wordt het principe van ruimtelijke adaptie in het ontwerp opgenomen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding aanwezig. Ter bescherming van deze verbinding is de dubbebestemming Leiding - Hoogspanning ondergronds opgenomen. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor groen, verkeer, water, enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie
getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemming:
En dubbelbestemmingen:
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Rondom de wegen ligt de bestemming Groen. Binnen deze bestemming zijn onder andere groenvoorzieningen en fiets- en voetpaden toegestaan.
De Geesterweg heeft de bestemming Verkeer. Hierbinnen is deze weg mogelijk inclusief groen- en watervoorzieningen, fiets- en voetpaden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Daar waar de Geesterweg over gaat naar gebiedsontsluitingswegen met een maximum snelheid van 30 km/h, hebben deze straten de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
De bestaande watergang heeft de bestemming Water.
Artikel 7 Leiding - Hoogspanning ondergronds
Ter bescherming van de 50kV-kabelverbinding is deze dubbelbestemming opgenomen.
Gronden zijn in eigendom van de gemeente. Er worden dus geen bouwmogelijkheden op gronden van derden mogelijk gemaakt. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet nodig. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn middelen gerealiseerd.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 15 september 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de nota zienswijzen in bijlage 9.