direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijkuitbreiding Dergmeerweg te Warmenhuizen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het dorp Warmenhuizen in de gemeente Schagen bestaat een grote behoefte voor woningbouw. Voor de locatie Dergmeerweg, gelegen aan de noordzijde van Warmenhuizen, is een uitbreidingsplan ontwikkeld om in een deel van deze behoefte te voorzien. Globaal is het idee om hier een woonwijk met 92 woningen aan te leggen. De gronden zijn in de huidige situatie bestemd als agrarische grond. Binnen de huidige bestemming is het voornemen niet mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van het planvoornemen inclusief bijbehorende buitenruimte en infrastructuur mogelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordkant van Warmenhuizen. De westrand wordt gevormd door de bestaande lintbebouwing Oostwal. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de Dergmeerweg en aan de oostzijde aan de Harenkarspelweg. De grenzen van het plangebied zijn in de huidige situatie ingekaderd waardoor het gebied als eenheid een duidelijke landschappelijke omsluiting kent. De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van het bestemmingsplan. Navolgende figuren geven een indicatie van de ligging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied aan de noordzijde van Warmenhuizen

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0002.jpg"

Figuur 2. Ligging plangebied ten noorden van de Dergmeerweg, tussen de Harenkarspelweg en bestaande bebouwing aan de Oostwal te Warmenhuizen

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Ontbrekende Schakel' (onherroepelijk, vastgesteld op 9 februari 2016). In dit bestemmingingsplan zijn de gronden aangewezen als 'Agrarisch met waarden'. Hiernaast hebben de gronden ook een dubbelbestemming 'Waarde- archeologie'. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van het bestemmingplan weer.

Het bouwen van gebouwen is alleen mogelijk binnen het bouwvlak en indien het gebouwen betreffen ten behoeve van de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het bouwen van woningen en het gebruiken van de gronden ten behoeve van wonen is binnen de huidige bestemming niet mogelijk. In het geldende bestemmingsplan is geen wijziging- of afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het bouwen en gebruiken van de gronden ten behoeve van wonen alsnog mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0003.jpg"

Figuur 3. Ligging plangebied binnen bestemmingsplan 'De Ontbrekende Schakel'

Daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Parkeren' (onherroepelijk, vastgesteld op 11 juli 2017) en het bestemmingsplan 'Paraplu-omgevingsplan 1e tranche' (onherroepelijk, vastgesteld op 14 december 2021). Waar nodig zijn de regels uit deze bestemmingsplannen overgenomen in dit plan.

Het planvoornemen is strijdig met het geldende planologisch beleid. Door middel van voorliggend nieuw bestemmingsplan kan alsnog het juiste planologisch-juridisch kader worden geboden voor het toekomstige gebruik.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Een omschrijving van de planologisch en milieukundige randvoorwaarden, ook wel omgevingsaspecten genoemd, is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Toekomstige situatie

De invulling van het plangebied zal plaatsvinden op basis van 'vraag-gestuurd bouwen'. Uit lokaal onderzoek is gebleken dat er behoefte is bij meerdere generaties, vooral onder jongeren tot circa 35 jaar en een evenredige behoefte bij senioren als middenleeftijdscategorieën. Er is een voorkeur voor appartementen en rijwoningen, zelfbouw en meer verzorgde variaties daarvan.

Differentiatie en fasering

In het plan wordt huisvesting van diverse doelgroepen beoogd. De mogelijke woningtypen lopen daardoor uiteen van vrijstaand tot appartementen. Het is de bedoeling dat de buurt een gevarieerde opbouw krijgt. De mogelijke woningtypen kunnen dan per fase, op basis van de actuele vraag, gevarieerde doelgroepen bedienen. Afhankelijk van de (benodigde) fasering en behoefte zou de locatie kunnen voorzien in 92 wooneenheden waarvan 41% sociaal is.

Gelet op het beoogde karakter, aansluiting op de stedenbouwkundige kenmerken van de naastgelegen woonwijk, ook kleinere wooneenheden en zoveel mogelijk voorzien in gevarieerd ontwikkelbare kavels wordt ingezet op een mogelijke invulling van 42 woningen en 50 appartementen, in totaal 92 nieuwe wooneenheden.

Het dorp Warmenhuizen kent een sterke vraag naar woningen. In het plangebied worden zoals gesteld 92 woningen gerealiseerd. Het is van belang dat een gedifferentieerd woningaanbod wordt aangeboden (eigendom, prijsklasse en verschijningsvorm). Door de planlocatie op deze wijze te ontwikkelen, ontstaat een goed functionerende wijk, die het woningaanbod van Warmenhuizen en de gemeente Schagen op een krachtige wijze aanvult. Het te ontwikkelen programma is als volgt onderverdeeld en ziet er als volgt uit:

  • 1. 41% sociale huur/goedkope koop
  • 2. 38% duur
  • 3. 21% middenduur

Dit is als volgt verder onderverdeeld:

Woningen   Type obv
bovenstaande verdeling  
Totaal woningen  
14 vrije kavels   duur (2)   14  
7 x 2-onder-1-kappers   duur (2)   14  
1 x 3-onder-1kap   2 x duur (2), 1 x middenduur (3)   3  
4 hoekwoningen   middenduur (3)   4  
2 x 3 rijwoningen   sociaal/koop (1)   6  
2 x 16 studio's   sociaal/huur (1)   32  
2 x 4 middenhuur   middenduur (3)   8  
6 appartementen   middenduur (3)   6  
4 appartementen   duur (2)   4  
1 vrijstaande woning   duur (2)   1  
Totaal     92  

Figuur 4. Woonprogramma

De doelstelling van het project is een toekomstbestendig, duurzaam en leefbaar woongebied te ontwikkelen, waarbij de versterking van de kwaliteit van de bestaande kern Warmenhuizen gebaat is. Om deze doelstelling te realiseren is voor het plangebied een stedenbouwkundig plan opgesteld. Zie onderstaand figuur voor het stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundigplan met legenda is ook als (Bijlage 1) bijgevoegd. Het ontwerp van het stedenbouwkundig plan is gebaseerd op drie hoofduitgangspunten:

  • 1. het vormgeven aan een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • 2. het creëren van een bijpassend Dorps woonmilieu;
  • 3. een stapsgewijze ontwikkeling mogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0004.png"

Figuur 5. Stedenbouwkundig plan

Met het stedenbouwkundig plan is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In paragraaf 2.2 wordt hier nader op ingegaan. In het beeldkwaliteitsplan is ook ingegaan op de stedenbouwkundige en landschappelijk inpassing van het plan. Onderstaand is deze motivering weergegeven.

Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing

Het stedenbouwkundig plan geeft vorm aan de overgang van het bestaande, historische bebouwingspatroon naar de rechtlijnige structuur van het buitengebied. Deze overgang is in het plan goed zichtbaar door een spel van rechte lijnen, vervlechting met groenstructuren en variatie aan bebouwing. De bebouwingsclusters daarin bieden een basis voor faseringsmogelijkheden en/of collectieve realisaties.

Landelijke dorpen worden van oorsprong gekenmerkt door groene randen en tuinen als overgang naar het landschap. Dit bepaalt vanuit het landschap gezien voor een groot deel het ruimtelijke karakter van een dorp. Typisch voor deze omgeving is het waterrijke karakter dat het gebied had. De landschappelijke inpassing van het stedenbouwkundig plan is hierop geïnspireerd door langs de randen een waterstructuur met afwisseling tussen tuinen en doorzichten te ontwerpen. Aan de westzijde draagt verlenging van het waterelement met een wadi, de bestaande (groene) erfafscheidingen en opgaande beplantingselementen in belangrijke mate bij aan de inpassing.

De overgang tussen het bestaande lint en de nieuwe buurt is zorgvuldig vormgegeven. Deze ruimte is enerzijds een ruimtelijke buffer en anderzijds biedt de ruimte een duidelijke woonkwaliteit.

De ruimte tussen de bebouwingsstructuren is met waterelementen of groen en parkachtig ingericht. Door de inpassing van nieuw water en tussenruimtes blijft de openheid van de ruimte beleefbaar. Op deze randen worden de nieuwe erven met hun achterzijde georiënteerd waardoor er een geleidelijke overgang vanaf bestaande achtererven is.

De onderscheidende inrichting van de tussenruimte naar de Oostwal danwel de Dergmeerweg is beoogd om het verschil in de (historische) relatie tussen de wal en ruilverkavelingsbebouwing te duiden. Een afwisseling in besloten en open elementen en afwisseling in schaal van de bebouwing binnen het plangebied geeft verder aansluiting op het kleinschalige en losse karakter van de aanliggende structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0005.png"

Figuur 6. Blauwe verbindende structuur tussen de bestaande en nieuwe wijk

Relatie met flexwonen Noorderlicht

Gedurende het planproces voor de wijkuitbreiding waar dit bestemmingsplan op ziet zijn er ook plannen ontwikkeld voor de realisatie van 120 tijdelijke woningen op de locatie Noorderlicht (Tuitjenhorn/Warmenhuizen). Deze zijn bedoeld voor onder andere (Oekraïense) vluchtelingen en voor woningzoekenden uit Tuitjenhorn en Warmenhuizen.

Naar aanleiding van het advies van de vanuit de ARO (zie ook paragraaf 3.2.2) is onderhavig plan sterker in samenhang gebracht met het plan voor de tijdelijke 120 woningen en is hetzelfde landschappelijke raamwerk als basis gebruikt. Dit heeft op onderdelen geleid tot het aangepaste stedenbouwkundig plan zoals opgenomen in figuur 5 en Bijlage 1. Onderstaand zijn beide plannen naast elkaar weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0006.png"

Figuur 7. Plannen wijkuitbreiding en Noorderlicht naast elkaar.

Naar aanleiding van de adviezen zijn in hoofdlijnen de volgende wijzigingen doorgevoerd.

  • Het aansluiten bij de landschappelijke dragers; een groen-blauwe raamwerk als drager voor de verschillende planontwikkelingen; de Harenkarspelweg ondergeschikt maken door een open en groene inrichting; meer (en gerichtere) aandacht voor natuur/ecologie in het plan, langzaam verkeer in oost-westrichting naar Noorderlicht en accentverschuivingen beeldkwaliteit naar een meer bij de stedenbouwkundige structuur (en het landschap) passende sfeer.

Hoofduitgangspunt voor de planopzet is dat de oost-weststructuur leidend is. De kronkelige bebouwingslinten met een besloten karakter en fijnmazige structuur vormen een duidelijk contrast met de rechte lijnen, grotere schaal en openheid van het ruilverkavelingslandschap aan de oostzijde van het gebied. De structuur van het woongebied Dergmeerweg aan de westzijde, waar gebouwd wordt in de dorpsrand, is ontleend aan de verkavelingsstructuur, het lint van de Oostwal en de bebouwingsstructuur van de Dergmeerweg. De structuur van het flexwonen aan de oostzijde is gebaseerd op de kenmerken van het ruilverkavelingslandschap. De Harenkarspelweg ligt hier tussenin.

Op onderstaande schets is het totale gebied weergegeven waarop de oost-weststructuur in de vorm van waterlopen en beplantingslijnen goed zichtbaar is. Om meer samenhang tussen beide plannen te realiseren zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • de waterstructuur is vereenvoudigd en doorgetrokken over het wachtlandschap;
  • er is meer ruimte langs de Harenkarspelweg en de inrichting aan beide zijden is gelijkwaardig;
  • de indeling van het gebiedje grenzend aan de Dergmeerweg is aangepast;
  • het groen in de wegprofielen is sterker aangezet;
  • er is een fietsverbinding opgenomen tussen de Oostwal, via het woongebied Dergmeerweg naar het gebied met het flexwonen;
  • er is meer ruimte voor een ommetje en er is een (duiker)brug opgenomen in de Harenkarspelweg die tevens een faunapassage vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0007.png"

Figuur 8. Landschappelijke dragers

De beeldkwaliteit van het woongebied Dergmeerweg krijgt een landelijk dorps karakter, met een architectuur die refereert aan de oorspronkelijke bebouwing in het lint of agrarische bebouwing. Er ontstaat een gevarieerd beeld, met afwisselende kaprichtingen, rooilijnen en gevelbeelden. Er wordt terughoudend omgegaan met kleur en materiaalgebruik. In paragraaf 3.2.2 is nader ingegaan op de behandeling in de ARO en de positieve reactie.

Dorps wonen

In een dorp komen, behalve de doorgaande dorpsweg en soms de hoofdweg van een buurt, zelden lange rechte doorgaande wegen voor. Bebouwing werd toegevoegd achter dat dorpslint waardoor buurtschappen ontstonden. Vaak zijn er geen rechtstreekse (auto)verbindingen tussen die woonbuurten en is er sprake van een fijnmazig wandel- en fietsnetwerk. Het straten- en padenpatroon in het stedenbouwkundig plan is gebaseerd op dit dorpse groeiprincipe. Het woongebied krijgt een eigen ontsluiting voor autoverkeer op de Dergmeerweg en het stratenpatroon is kleinschalig vormgegeven met zoveel mogelijk korte straten. Bij de doorsteek met de Oostwal wordt ook de calamiteitenroute gesitueerd. De wandel- en fietspaden geven een goede verbinding met de Oostwal, een informele looproute en voorzieningen aan de rand van Tuitjenhorn.

De nieuwe woonbuurt borduurt verder op het gevarieerde straat- en bebouwingsbeeld van Warmenhuizen (zie hoofdstuk 2 van het beeldkwaliteitsplan in Bijlage 2). Een dorpse schaal met variatie in bouwmassa's en kapvormen is uitgangspunt. Bijzondere plekken krijgen in bebouwing extra aandacht (oriëntatiepunten). Per straat worden verschillende woningtypes geclusterd per zijde. Naast een gevarieerd beeld, is dit ook gunstig bij de fasering van het gebied (flexibiliteit en een gedifferentieerd woningaanbod per fase).

Kenmerkend voor een dorp is het wonen aan de straat, waardoor onderling contact met medebewoners en sociale controle mogelijk zijn. In de nieuwe buurt staan de huizen daarom zoveel mogelijk dicht op een straat, pad of een gemeenschappelijk openbaar gebied.

Er bevindt zich veel groen in en om Warmenhuizen. Karakteristiek in Warmenhuizen zijn de straatbeplanting en de afwisselende voorerven in de straten. In het stedenbouwkundig plan speelt groen ook een belangrijke rol, zijn voortuinen gevarieerd en is ruimte geboden aan stevige groene ruimten en doorzichten naar de groene omgeving.

In oudere dorpen zoals Warmenhuizen is er vaak sprake van een duidelijk contrast tussen besloten gebieden en plekken met een sterke relatie met het buitengebied. In het stedenbouwkundig plan zijn daarom bewust besloten plekken ontworpen en omgevingen waar juist het zicht op het landschap centraal staat. Hierdoor ontstaat niet alleen een afwisselend beeld, maar ontstaan ook gebieden met een duidelijk verschil in karakter en functionele mogelijkheden. Aan de besloten plekken kan rustig worden gewoond, kunnen kinderen veilig spelen en kunnen mensen elkaar op een informele manier ontmoeten. In de open omgeving langs de randen ontstaat als contrast juist een gevoel van ruimte en contact met het buitengebied.

Kenmerkend voor dorps wonen is het parkeren op eigen terrein of vlakbij de eigen woning. Bewoners hechten hier over het algemeen ook veel waarde aan. In het stedenbouwkundig plan zijn voor vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap-woningen parkeerplaatsen voorzien op eigen erf. Voor andere woningentypes zijn geclusterde parkeervoorzieningen ontworpen in de directe nabijheid van de woning.

Bijzondere plekken (gemarkeerd door afwijkende gebouwen)

Het plan omvat belangrijke markante locaties die de identiteit van het gebied dragen. Langs de noord-zuid waterstructuur is een bebouwingsstructuur beoogd uit grotere volumes die in vormgeving verwijzen naar de agrarische achtergrond van deze omgeving.

Waar de stedenbouwkundige opzet aanleiding geeft voor oriëntatiepunten (bijvoorbeeld bij de entree van de wijk en einde van zichtassen) is het mogelijk om een afwijkende materialisatie en architectuur toe te passen. In een dorpse structuur zijn namelijk altijd ingrepen van een latere tijd en bijbehorende architectuur zichtbaar. De mogelijke oriëntatiepunten zijn op onderstaande kaart aangeduid met een sterretje. Deze oriëntatiepunten zorgen ervoor dat er een dorps karakter met een moderne twist en een eigen samenhang ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0008.png"

Figuur 7. Oriëntatiepunten (oranje) en markante locaties (rood) in het plangebied

Fasering en flexibiliteit

Het stedenbouwkundig plan heeft een geleding met geclusterde bebouwing binnen een ruimtelijk kader met hedendaagse kaveldieptes. Dit maakt een hoge mate van flexibiliteit mogelijk doordat in het plan sprake is van afgeronde eenheden binnen een samenhangend kader. Binnen het gebied als geheel zal sprake zijn van een gedifferentieerd programma, zodat vraaggestuurd kan worden gebouwd.

Het stedenbouwkundig plan als geheel is geen vastomlijnde ontwikkeling. De hoofdopzet geeft, met haar structuurdragers en elementen, als ontwerpkader wel een concreet karakter en zal na vaststelling verder uitgewerkt worden. De verwachting is dat gezien de vraag, direct na de verkoop van de woningen zal worden gestart met de voorbereidingen voor de realisatie. Het is denkbaar dat het ontwerp voor deze fase bijgesteld zal worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0009.png"

Figuur 8. Relatie met fasering Remmerdel

Monitoring vraag en kwaliteit

Het plangebied sluit als ontwikkeling in ruime zin aan op de nieuwbouw bij de Remmerdel. Gezien de looptijd van de planfases, en het doel om vraaggestuurd te ontwikkelen, zal bij de start nader bekeken worden op welke wijze het binnen de kaders van het beeldkwaliteitsplan kan bijdragen aan de kwaliteit van het geheel. Deze kanttekening geldt voor het programma, de spelregels, de referentiebeelden en fasering.

2.2 Beeldkwaliteitsparagraaf

Met het stedenbouwkundig plan is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld en als Bijlage 2 bij dit plan gevoegd. Het beeldkwaliteitsplan bestaat uit drie delen. Met deze indeling kan door de verschillende gebruikers gericht gebruik gemaakt worden van het document.

  • Deel A beschrijft het ontwerp van het uitbreidingsplan, gaat in op het gewenste bebouwingsbeeld, beschrijft de beoogde inrichting van de openbare ruimte en gaat in op de duurzaamheidsambities. Dit deel vormt de leidraad bij de ontwikkeling van de gehele nieuwbouwwijk en dient als inspiratiebron voor initiatiefnemers, ontwerpers en bouwers.
  • Deel B geeft beeldkwaliteitseisen waaraan nieuwbouw moet voldoen. De beeldkwaliteitseisen geven ontwerpers/architecten handvatten voor het ontwerp van de bebouwing en vormen het toetsingskader voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (welstandstoets).
  • Deel C gaat in op de (ruimtelijke) randvoorwaarden, het participatietraject, de visievorming en de achtergronden bij de totstandkoming van het uitbreidingsplan. Deel C voorziet in een onderbouwing van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van het stedenbouwkundig plan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. De NOVI is vastgesteld op grond van de huidige regelgeving (dus als structuurvisie) en zal bij inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden als Nationale omgevingsvisie in de zin van de Omgevingswet. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die met uitzondering van paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone is komen te vervallen. Daarnaast vervangt de NOVI delen van het Nationaal Waterplan, de Natuurvisie en het Nationaal Milieubeleidsplan.

Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio’s;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. afwentelen wordt voorkomen.

Onderhavige ontwikkeling treft geen nationaal belang. Geconcludeerd kan worden dat de NOVI geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de NOVI is vastgelegd. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Zoals reeds in paragraaf 3.1.1 is geconcludeerd treft onderhavige ontwikkeling geen nationale belangen.

3.1.3 Ladder Duurzame Verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' vindt een toetsing plaats.

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. Voor stedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Ladder is kaderstellend voor juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de centrale overheden, zoals bestemmingsplannen en projectbesluiten.

Voor deze plannen moeten de treden van de Ladder worden doorlopen. Het doel van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hiermee wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Stedelijke ontwikkeling

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Uit rechtspraak (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat niet iedere ontwikkeling van onder meer woningbouw als nieuwe stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. Voor woningbouwlocaties geldt dat vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De Ladder moet dan op dit bouwplan worden toegepast. Met het planvoornemen worden 92 woningen gerealiseerd en kan hiermee beschouwd worden als woningbouwlocatie en dus een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Motivering behoefte

Relevante regio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor het aspect wonen valt de gemeente Schagen binnen de woonregio Kop van Noord-Holland.

Woonagenda 

In april 2020 is de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025 vastgesteld. Doelstelling van de woonagenda is dat de provincie Noord-Holland wil zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. De speerpunten van het provinciale woonbeleid zijn een woning voor iedereen, productie op peil: aanjagen woningbouwproductie, gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie en een kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod. De belangrijkste uitgangspunten van het beleid zijn:

  • De provincie streeft naar voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen.
  • Wonen is onderdeel van een integrale verstedelijkingsopgave. De provincie geeft ruimte voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik.
  • De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie.
  • De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwantitatieve en kwalitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst.

De provincie stuurt op een versnelling van de woningbouwproductie de komende jaren. Daarbij wordt aandacht gegeven aan een kwalitatief divers aanbod, aansluitend op de vraag. Regionale programmeringen en gemeentelijk beleid zijn daarbij de basis. Met de toevoeging van 92 woningen kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie. Deze speerpunten zijn vertaald in de Regionale Actieprogramma's. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan.

Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040

De indicatieve woningbehoefte in Noord-Holland Noord tot 2030 is 18.500 woningen, waarvan in de regio Kop van Noord-Holland 2.000 waar het plangebied in is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0010.png"

Figuur 9. Ontwikkeling woningbehoefte 2019-2040 (aantal woningen) (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040).

Onderstaande tabel geeft aan dat er voor de gemeente Schagen tot 2030 een woningbehoefte is van 1.050 woningen om in de behoefte te voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0011.png"

Figuur 10. Ontwikkeling indicatieve woningbehoefte per gemeente 2019-2030 (aantal woningen) (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040).

Monitor woningbouw 2020

De monitor woningbouw bevat cijfers over de ontwikkeling van de woningvoorraad en huishoudens, en de ontwikkeling van de plancapaciteit. Deze cijfers worden afgezet tegen de woningbehoefte uit de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040. Als eerste is de inhaalvraag bepaald van de afgelopen jaren. Dit is het aantal woningen dat bovenop de verwachte vraag naar woningen gebouwd zou moeten worden om de druk op de woningmarkt af te laten nemen. Voor de regio Kop van Noord-Holland geldt dat er de afgelopen jaren 300 woningen minder zijn gebouwd dan de toename van het aantal huishoudens is geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0012.png"

Figuur 11. Inhaalvraag (aantal woningen) op basis van verschil huishoudensgroei en nieuwbouwproductie 2014-2019 (Bron: Monitor woningbouw 2020, provincie Noord-Holland)

Voor de regio Kop van Noord-Holland geldt dat de woningbehoefte tot 2030 1.600 woningen betreft. Het aantal harde plannen betreft 1.900 woningen. Echter worden in de praktijk niet al deze plannen gerealiseerd (planuitval van 30%). Hiermee is er voldoende plancapaciteit om aan de woningbehoefte te voldoen. De beoogde ontwikkeling van 92 woningen draagt bij aan de woningbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0013.png"

Figuur 12. Woningbehoefte 2020-2040 en plancapaciteit (Bron: Monitor woningbouw 2020, provincie Noord-Holland)

RegioAkkoord “De Kop Groeit”

Door de vier gemeenteraden van de Kop van Noord-Holland is het RegioAkkoord “De Kop Groeit” (2020) vastgesteld. De kop staat voor behoud en groei van een goede woon - , werk - en leefomgeving voor inwoners en mensen die verblijven in de regio. Om dit te bereiken zijn onder andere voldoende woningen van goede kwaliteit nodig. In het regioakkoord document is een woonakkoord opgenomen om minimaal 5.000 woningen in de Kop te realiseren tot 2030 waarbij is aangegeven dat het belangrijk is om in deze behoefte te voorzien en de woningbouwproductie te versnellen Uitgangspunt hierbij is 'Sterke kernen, goede voorzieningen” waarbij er ruimte wordt geboden voor kleinschalige woningbouw in het landelijk gebied, aan de randen van de kern.

Regionaal woonakkoord Kop van Noord-Holland 2022-2026

Het Regionaal woonakkoord Kop van Noord-Holland (hierna: Woonakkoord) is het vervolg op het Regionaal Actieprogramma Wonen 2017-2020. Het Woonakkoord gaat over onderwerpen waar de regio en de provincie elkaar nodig hebben en om niet effectieve (bestuurlijke) regeldruk te voorkomen. Daarnaast probeert het Woonakkoord woningen in het landelijk gebied mogelijk te maken, zonder Woonakkoord is dat niet mogelijk. Ook biedt het een actuele en krachtige impuls en inspiratie voor lokale woonvisies en prestatieafspraken. Het Woonakkoord is in het voorjaar van 2022 door de colleges van de Kop gemeenten en de Gedeputeerde Staten van de provincies akkoord bevonden.

Eind 2020 hebben de regiogemeenten en de provincie Noord-Holland het convenant Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 getekend (hierna: KwK). Met de ondertekening van het convenant bevestigen de gemeenten de regionale samenwerking te continueren, ten bate van de woningmarkt. Een van de afspraken in het KwK is het continueren van regionale afstemming van woningbouwplannen en het op adaptieve wijze programmeren van het woningbouwprogramma. De vier gemeenten maken in het KwK afspraken van welk basisscenario wat betreft aantal woningen de gemeenten uitgaan.

In het KwK is opgenomen dat voor een goed functionerende regionale woningmarkt het belangrijk is dat regionale afstemming over de nieuwbouwprogrammering in aantallen plaatsvindt. En dat er daarnaast gekeken wordt naar de kwaliteit van toekomstig te ontwikkelen woningen voor wat betreft locatie en woningtypen en samenhang met de bestaande voorraad aan woningen.

'Convenant: Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030' (KWK)

Er is sprake van één kwantitatief en kwalitatief regionaal vraaggestuurd woningbouwprogramma tot 2030. Met het convenant beogen de vier Kopgemeenten en de provincie Noord-Holland een actieve regionale samenwerking woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor hebben de partijen afspraken gemaakt over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland. De partijen erkennen de aparte status van de gemeente Texel. Het convenant is grotendeels een procesdocument. Naast concrete afspraken over de ambities en nieuwbouwprogrammering tot 2030 (kwantitatieve afspraken) is een kwalitatief afwegingskader vastgelegd. Met een werkwijze van adaptief programmeren wordt gewerkt aan een optimale balans tussen vraag- en aanbod van woningen. Deze werkwijze biedt ruimte voor de bovengenoemde ambities van de regio en de mogelijkheid om flexibel in te spelen op actuele ontwikkelingen. Door middel van monitoring kan het programma tijdig worden bijgesteld, zodat er continu gewerkt wordt aan de juiste hoeveelheid woningbouwplannen in de Kop van Noord-Holland.

In kwantitatieve zin is het basisvertrekpunt de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040 opgesteld door de provincie. Als volgende vertrekpunt wordt rekening gehouden met planuitval (30%). Dit betreft plannen in het programma die door externe redenen toch geen doorgang vinden. Bij de derde richtwaarde wordt de anticipatie schil gehanteerd. In bijlage 4 van het Convenant is het totaalprogramma weergegeven. De getoonde lijsten betreffen een 'vertreklijst', hiermee wordt voldaan aan de provinciale regels. Gedurende de looptijd van het convenant zal er adaptief geprogrammeerd worden. Dit zal gaan resulteren in mutaties van de getoonde vertreklijst. De actuele lijst/ overzicht is, gedurende de looptijd, te raadplegen in www.plancapaciteit.nl.

Kwantitatieve behoefte Warmenhuizen

De woningbouwlocatie Dergmeerweg is regionaal afgestemd. Het planvoornemen staat als Warmenhuizen - Dergmeerweg in de lijst opgenomen als functieverandering overig met planstatus 3. plan/besluit in voorbereiding. Op 1 september 2022 is een aantal van 92 woningen voor het project Dergmeerweg bestuurlijk afgestemd.

In verband met het tekort dat uit het Masterplan Wonen naar voren is gekomen (en waar in het Regionaal Woonakkoord over is afgesproken dat dit tekort onderdeel wordt van het KwK) komt de gemeente op een minimaal aantal van 434 woningen voor Warmenhuizen voor de periode 2020-2030 (prognose/KwK + tekort Masterplan Wonen). De gemeente zelf heeft een hogere ambitie dan de prognosecijfers, waardoor een bandbreedt van 434 tot 896 woningen op basis van een naar rato verdeling van de woningen over de kernen van de gemeente. De ontwikkeling van de plannen aan de Dergmeerweg dragen bij aan het bereiken van de doelstellingen van de gemeente Schagen en zorgen voor invulling van de vraag naar woonruimte in Warmenhuizen.

Bestaand Stedelijk Gebied (BSG)

Binnen BSG zijn er geen locaties beschikbaar waar in de vraag naar woningen kan worden voorzien. De bestaande open ruimten, zoals groenstructuren zijn waardevol en bepalend voor het karakter van Warmenhuizen. Deze komen niet in aanmerking voor bebouwing omdat dat te veel afbreuk doet aan de kwaliteit van het dorp. Een voorbeeld hiervan is het groene veldje aan De Helling dat onderdeel uitmaakt van een bestaande en historische groenstructuur waardoor woningbouw op deze locatie niet gewenst is.

Bijzonder aan het plangebied is de ligging in de oksel binnen de rand van Warmenhuizen, achter het bebouwingslint en direct grenzend aan bestaande woonbuurten. De locatie is goed te ontsluiten en ligt centraal tussen sport- en winkelgebieden en educatieplekken in zowel Warmenhuizen als Tuitjenhorn. Stedenbouwkundig is er sprake van een geheel. Het plangebied is weliswaar buiten het BSG gelegen maar is door de gemeente aangeduid als beoogd woongebied.

In de structuurvisie Harenkarspel is de locatie aangeduid als 'tussengebied: nieuw woongebied met maatschappelijke, educatieve, medische en sportieve voorzieningen'. Met het planvoornemen is dan ook sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0014.jpg"

Figuur 13. Fragment structuurvisie Harenkarspel

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0015.png"

Figuur 14. Plaatsing achter bebouwingsrand Warmenhuizen-Tuitjenhorn, centraal tussen sportgebieden (S), winkelgebieden (W) en educatieplekken (E) (bron: beeldkwaliteitsplan Bijlage 2)

Kwalitatieve behoefte

In algemene zin, wordt door inwoners kenbaar gemaakt dat er vraag is naar betaalbare woningen. Daarnaast blijkt uit het woningmarktonderzoek dat in 2019 door Atrivé in de gemeente Schagen is uitgevoerd dat in Warmenhuizen voor de komende jaren een sterke toename van het aantal 1 en 2 persoonshuishoudens wordt verwacht. De vraag naar woningen voor 1 en 2 persoons huishoudens en kleine gezinnen zal de komende jaren mogelijk nog verder toenemen.

Op basis van het KwK wordt de optimale kwalitatieve toevoeging voor wat betreft het type woningen gebruik gemaakt van de productmarktcombinatie (pmc). Het afwegingskader maakt het beoordelen van projecten op aantrekkelijke of minder aantrekkelijke productmarktcombinaties (hierna: pmc's) mogelijk. Voor het afwegingskader wordt op gemeenteniveau bepaald 'welke producten zijn meer of minder aantrekkelijk in welke gemeenten?' en voor de kernen 'welke producten zijn meer of minder aantrekkelijk in welke kernen?'. De volgende afbeelding toont dit inzicht voor Warmenhuizen. Hieruit blijkt dat er aan alles behoefte is behalve traditionele niet levensloop geschikte eengezinswoningen (betreft grotendeels de bestaande voorraad) omdat hier het aanbod al voldoende is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0016.png"

Figuur 15. Overzicht van verschillende scores van pmc's voor Warmenhuizen

Conclusie

Voorliggend voornemen maakt onderdeel uit van de regionale woningbouwafspraken. Uit voorgaande alinea's komt naar voren dat voldoende behoefte is naar de extra woningen. Er is sprake van een planvoornemen die slechts binnengemeentelijke gevolgen heeft. Het planvoornemen voldoet aan de criteria van de Ladder.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

De Omgevingsvisie bevat provinciaal beleid op het gebied van economische transitie. De provinciale ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. De Omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. In de wetenschap dat de wereld waarmee Noord-Holland is verbonden continu verandert, geeft deze visie enerzijds richting en daarmee houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen.

Doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op “balans tussen economische groei en leefbaarheid”, dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd.

Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit. Uit de ambties en doelstellingen zoals opgenomen in de NH2050 blijkt dat:

b. Wonen en Werken

Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.

  • De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes.
  • Om de verschillende kernen en regio's te versterken worden op regionaal niveau afspraken gemaakt. Zo worden regionaal woningbouwafspraken gemaakt om de woningbouw af te stemmen op de vraag.

Deze speerpunten zijn vertaald in de Regionale Actieprogramma's. In paragraaf 3.3 en 3.1.3 wordt hier nader op ingegaan. Het planvoornemen past binnen de gestelde doelstellingen en ambities in de Omgevingsvsie NH2050.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld en is 17 november 2020 in werking getreden. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken en het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. De 21 nu geldende provinciale verordeningen zijn samengevoegd tot 1 verordening. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. Bij de omgevingsverordening zit een digitale kaart waarbij de regels direct in beeld komen op een specifieke locatie.

 

In deze verordening worden regels gegeven over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.

De planlocatie is gelegen buiten Bestaand Stedelijk Gebied. Onder Bestaand Stedelijk Gebied wordt verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0017.jpg"

Figuur 16. Ligging bestaand stedelijk gebied

Vanuit de omgevingsverordening is afdeling 6.1 Stedelijke functies van toepassing. De volgende artikelen hebben betrekking op het planvoornemen.

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling ligt de nadruk op regionale afspraken. Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. In paragraaf 3.1.2 en 3.3 is ingegaan op de Ladder voor Duurzame verstedelijking en de gemaakte regionale afspraken. Hieruit is naar voren gekomen dat de ontwikkelingen in voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen in de regionale woningbouwafspraken. Dit betekent dat er in principe nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn en dat de provincie meer vrijheid geeft aan gemeenten.

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • 2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
    • a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
    • b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
    • c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
  • 3. nvt op het planvoornemen;
  • 4. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
  • 5. Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.

Op grond van artikel 6.59 van de Omgevingsverordening moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het werkingsgebied ‘landelijk gebied’ voldoen aan de ruimtelijke kwaliteits-eis. Er wordt met het plan aangesloten op de uitgangspunten uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.

In het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2) is in hoofdstuk 3 en 7 ingegaan op de leidraad. Het plan houdt rekening met de algemene ontwikkelprincipes en de gebiedsgerichte ontwikkelprincipes. In hoofdstuk 7 is de ruimtelijke visie beschreven waarin valt te lezen op welke wijze met de landschappelijke karakteristiek, de openheid en de positionering van de bebouwing ten opzichte van de Dergmeerweg wordt omgegaan. De Westfriese Omringdijk wordt op hoog schaalniveau gerespecteerd door de situering van de nieuwe woonbuurt aan de noordoostzijde van Warmenhuizen.

Het planvoornemen is ook besproken in de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) De ARO is een onafhankelijke adviescommissie die vroeg in het planproces om advies kan worden gevraagd over de ruimtelijke kwaliteit van plannen. Tijdens de eerste behandeling op 11 oktober 2022 had de ARO diverse opmerkingen en aanbevelingen. Deze zijn nader uitgewerkt en het aangepaste plan is op 31 januari 2023 nogmaals besproken in de ARO. De ARO is erg positief over de stappen die gezet zijn in het ontwerp. De eerdere opmerkingen van de commissie zijn op een goede manier verwerkt. De ARO is nieuwsgierig naar de uitwerking van het plan, maar het plan hoeft niet nogmaals in de commissie te worden behandeld. Er wordt voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseis.

3.2.3 Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025

In paragraaf 3.1.2 is met betrekking tot de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan op de woonagenda.

3.3 Regionaal beleid

Met betrekking tot het regionale beleid zijn de volgende beleidsstukken van toepassing:

  • Regioakkoord De Kop Groeit!;
  • Regionaal Actieprogramma Wonen 2017 – 2020;
  • Convenant regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland - Kwalitatief woningbouw programma van de Kop (kwk).

In paragraaf 3.1.2 is ingaan op deze beleidsaspecten. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen planontwikkeling in het kwk is opgenomen. Dit betekent dat binnen de regio overeenstemming bestaat dat zowel op kwantitatief als kwalitatief niveau er behoefte is aan de toevoeging van de woningen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Gemeente Schagen

Op 14 december 2021 is de Omgevingsvisie Schagen vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de koers voor de toekomst geschetst. Op hoofdlijnen is uitgewerkt wat belangrijk is in de gemeente Schagen. In de visie zijn 8 speerpunten uitgewerkt met doelen voor 2040. In 2040 is gemeente Schagen:

  • een gezinsvriendelijke gemeente met een stad die belangrijk is voor de regio. Met sterke dorpen. En een gemeente die aantrekkelijk is voor ondernemers;
  • een gemeente die nationaal en internationaal meedoet op het gebied van toerisme en recreatie, wetenschap en (nieuwe vormen van) landbouw;
  • een gemeente die steeds aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen;
  • een gemeente waar iedereen mee kan doen;
  • een gemeente waar kernen, voorzieningen, onderwijs en werk goed bereikbaar zijn;
  • een veilige, gezonde en sportieve gemeente;
  • een duurzame gemeente;
  • een gemeente waarin bewoners en bezoekers de omgeving waardevol vinden.

Wonen

In mei 2020 heeft het college van de gemeente Schagen besloten geen nieuwe woonvisie aan te bieden aan de gemeenteraad maar deze op te nemen in de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie zijn 7 doelstellingen op het gebied van wonen uitgewerkt,

  • 1. per jaar te starten met de bouw van 300 woningen;
  • 2. verbeteren van de leefbaarheid;
  • 3. een woning voor ieder huishouden in Schagen;
  • 4. 40% van de nieuwbouwwoningen moet goedkope koop/sociale huur zijn;
  • 5. een minimale bruto vloeroppervlakte van 35 vierkante meter per woning te hanteren;
  • 6. voldoende starterswoningen in de kernen;
  • 7. stimuleren collectief opdrachtgeverschap (CPO).

Met het planvoornemen worden 92 woningen toegevoegd. Het gaat om een ontwikkeling met meerdere woningen in de koopsector. Een deel van de woningen bevinden zich in het goedkope en middeldure segment en zijn daarmee geschikt voor starters en voldoet daarmee aan de omgevingsvisie.

In het plan wordt huisvesting van diverse doelgroepen beoogd. De mogelijke woningtypen lopen daardoor uiteen van vrijstaand tot appartementen. Het is de bedoeling dat de buurt een gevarieerde opbouw krijgt. De mogelijke woningtypen kunnen dan per fase, op basis van de actuele vraag, gevarieerde doelgroepen bedienen. Het plan voorziet in de realisatie van 92 wooneenheden waarvan 41% sociale huur/goedkope koop is. Het plan voldoet aan de criteria van de omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0018.png"

Figuur 17. Visiekaart

Op de visiekaart behorende bij de omgevingsvisie is met het 'huis' symbool aangegeven dat het in Warmenhuizen mogelijk is om woningen te realiseren tot aan de rand van de kern. Het planvoornemen sluit hier bij aan.

Gelet op het beoogde karakter, aansluiting op de stedenbouwkundige kenmerken van de naastgelegen woonwijk, ook kleinere wooneenheden en zoveel mogelijk voorzien in gevarieerd ontwikkelbare kavels wordt ingezet op een mogelijke invulling van 42 woningen en 50 appartementen. De ontwikkeling in het plangebied past binnen de doelstellingen van de omgevingsvisie.

3.4.2 Doelgroepenverordening

De gemeente Schagen heeft een doelgroepenverordening woningbouw gemeente Schagen 2023 in voorbereiding zodat de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen kan sturen op categorieën woningbouw.

De eisen uit de verordening gelden bij nieuwe ontwikkelingen. Met de doelgroepenverordening kan de gemeente in ruimtelijke plannen en exploitatieplannen eisen opnemen voor het realiseren van sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en sociale koopwoningen. Bij nieuwbouwplannen kan dit leiden tot gevarieerdere ontwikkelingen. Binnen een ontwikkeling zullen ook sociale woningen en middenhuurwoningen gerealiseerd moeten worden nadat de gemeente de eisen uit de verordening heeft opgenomen in een ruimtelijk plan.

De Wro biedt gemeenten de mogelijkheid om in ruimtelijke plannen te eisen dat een bepaald percentage sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en/of middenhuurwoningen gerealiseerd moet worden, mits er een doelgroepenverordening is.

De woningdifferentiatie is geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Hierin is opgenomen dat dient te worden voldaan aan de doelgroepenverordening waarin is bepaald dat binnen het plangebied een bepaald percentage sociale huurwoningen en sociale koopwoningen worden gerealiseerd.

3.4.3 Structuurvisie voormalig gemeente Harenkarspel (2009)

Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Harenkarspel is op 15 december 2009 door de toenmalige gemeenteraad de Structuurvisie Harenkarspel vastgesteld. In deze structuurvisie is naast algemeen beleid ook gebiedsgericht beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur beschreven. Voor het thema wonen is in de structuurvisie aangegeven dat de voormalige gemeente Harenkarspel aantrekkelijk is als vestigingsplaats, op korte afstand van steden en van de kust maar toch met een landelijk karakter en een dorpse wijze van bouwen. Op deze kwaliteit kan worden voortgebouwd.

Het plangebied is onderdeel van een groter gebied dat in de Structuurvisie (voormalig gemeente Harenkarspel) voor het gebiedsdeel ten noorden van Warmenhuizen aangeduid is als ontwikkellocatie voor nieuwe woningen. In paragraaf 3.1.2 is in figuur 12 een uitsnede van de plankaart Structuurvisie voormalig gemeente Harenkarspel weergegeven. In de visie werd gekoerst op woningbouwontwikkelingen met beperkte druk op het kwetsbare historische wegennet, met een globaal evenredige verdeling van de woningen over de kernen. De woningbouwmogelijkheden worden met name daar gedacht waar zij korte aansluitingen kunnen krijgen op de provinciale weg. De voorgenomen woningbouw is passend binnen de Structuurvisie Harenkarspel.

3.4.4 Welstandsbeleid, Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit

Vanwege maatschappelijk en politiek veranderde wensen over het welstandsbeleid heeft de gemeente Schagen de 'Reisgids voor Ruimtelijke Kwaliteit' opgesteld. Hierin wordt het beeldkwaliteitsplan als belangrijk instrument geïntroduceerd om nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen zorgvuldig af te wegen ten opzichte van bestaande kwaliteiten van een gebied en deze daarin zo goed mogelijk in te passen. Er is een beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2) opgesteld om de nieuwe woonbuurt Dergmeerweg goed in te passen in de landschappelijke omgeving en deze tegelijkertijd te verankeren in de stedenbouwkundige structuur van Warmenhuizen. Daarmee kan geconcludeerd worden dat het bouwplan goed past in de landschappelijke omgeving en de stedenbouwkundige structuur van Warmenhuizen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

Wet- en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

Archeologie West Friesland heeft een archeologische quickScan uitgevoerd. Archeologie West-Friesland adviseert de vrijstellingsgrens van de Beleidskaart Archeologie te handhaven. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 1 ha en dieper dan 50 cm rekening gehouden dient te worden met eventueel aanwezige archeologische resten. Gelet op de planomvang van circa 4 ha wordt de vrijstellingsgrens overschreden en dient er rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige archeologische resten. De quickscan is als Bijlage 3 bijgevoegd.

Vooruitlopend op de concrete bouwplannen is een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van landschappelijke, historische en archeologische gegevens een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld voor het plangebied. Een verkennend booronderzoek is uitgevoerd om deze archeologische verwachtingen te toetsen.

Voor het plangebied is op basis van de geraadpleegde bronnen in het bureauonderzoek een middelhoge tot lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie tot aan de Middeleeuwen geformuleerd. Indien aanwezig, bevinden de prehistorische resten zich onder het middeleeuwse kleidek. De kans op resten uit het Neolithicum is vanwege de ligging in de getijdengeul zeer klein. Op de dichtgeslibde getijdengeul kunnen wel resten uit de Bronstijd worden aangetroffen en indien veen aanwezig is, geldt ook voor vindplaatsen vanaf de IJzertijd een middelhoge verwachting. De archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd is laag.

Het doel van het verkennend booronderzoek is het in kaart brengen van het (pre)historisch landschap, het achterhalen van de diepteligging van de mogelijk interessante niveaus en het bepalen van de intactheid van de bodem.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied tot op een diepte van 60 - 80 cm onder maaiveld geen intact bodemprofiel aanwezig is. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische lagen, oude bodemhorizonten of archeologische indicatoren aangetroffen. Het veronderstelde middeleeuwse kleidek is niet goed te onderscheiden van het onderliggende Laagpakket van Wormer door het ontbreken van vegetatiehorizonten of laklagen. Vanwege het ontbreken van relatief hoger gelegen ontkalkte delen kan gesteld worden dat de kans op vindplaatsen uit de prehistorie zeer klein is. Vanwege het ontbreken van een restant van een veenpakket is de kans op vindplaatsen uit de IJzertijd/Romeinse tijd eveneens zeer klein. Op basis hiervan kan de gespecificeerde verwachting binnen het plangebied voor alle perioden worden bijgesteld naar een lage verwachting.

Gezien de lage verwachting voor alle perioden binnen het plangebied, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk. Archeologie West-Friesland adviseert het plangebied vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. Ten behoeve van het vervaardigen van een bestemmingsplan kan gesteld worden dat de dubbelbestemming Waarde-Archeologie kan komen te vervallen.

Conclusie
Het planvoornemen mag op grond van voorgaande ten aanzien van het aspect archeologie uitvoerbaar worden geacht.

4.1.2 Cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.

Het plangebied is gelegen in het ensemble West-Friesland West. De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden van het open en kleinschalige terpen- en linten landschap.
  • het behouden/versterken van de herkenbaarheid van de droogmakerijen.
  • het herkenbaar houden van de Westfriese Omringdijk als doorgaande lijn en indentiteitsdrager.
  • het behouden en versterken van de relatie tussen de Westfriese Omringdijk en het kleinschalige Westfriese landschap.
  • het versterken van het landschap in het zaadveredelingsgebied.
  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-) tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie.
  • het behouden van de vrije ruimte (molenbiotopen) rond historische windmolens, in verband met de windvang en de zichtbaarheid van de molens in het landschap.

In het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2) is in hoofdstuk 3 en 7 ingegaan op de leidraad. Het plan houdt rekening met de algemene ontwikkelprincipes en de gebiedsgerichte ontwikkelprincipes. In hoofdstuk 7 is de ruimtelijke visie beschreven waarin valt te lezen op welke wijze met de landschappelijke karakteristiek, de openheid en de positionering van de bebouwing ten opzichte van de Dergmeerweg wordt omgegaan. De Westfriese Omringdijk wordt op hoog schaalniveau gerespecteerd door de situering van de nieuwe woonbuurt aan de noordoostzijde van Warmenhuizen.

Conclusie

Er is als gevolg van het plan geen strijdigheid met de ontwikkelprincipes van West-Friesland West zoals omschreven in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018. Met de realisatie van het planvoornemen wordt geen wijziging in de structuur van het landschap aangebracht. Cultuurhistorische waarden worden door het voornemen niet aangetast. Daarmee is het project wat betreft voor dit aspect uitvoerbaar.

4.2 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van B en W en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen.

Een bepaalde mate van bodemverontreiniging hoeft in veel gevallen niet direct een probleem op te leveren. In veel gevallen zal historisch onderzoek inzake de betreffende verdachte locatie kunnen uitwijzen of er voldoende aanleiding is om ook bodemonderzoek te laten uitvoeren. Met een oriënterend bodemonderzoek en/of een nader bodemonderzoek kan worden vastgesteld of inderdaad sprake is van bodemverontreiniging, en zo ja, in welke mate en van welke omvang. Op basis van een nader onderzoek kan de provincie bepalen of er een noodzaak is tot gedeeltelijke of gehele sanering van de locatie en of er beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen. Daarbij zal ook de huidige en/of toekomstige bestemming en het gebruik van de locatie een rol spelen uit welke saneringsvarianten kan worden gekozen.

Voor het perceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Grondslag. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft in voldoende mate de situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie weer. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. De onderzoeksresultaten vormen geen belemmeringen voor de beoogde herontwikkeling. Het volledige bodemonderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd.

Conclusie
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om te veronderstellen dat er belemmeringen zijn voor de realisatie van een woonbestemming.

4.3 Ecologie

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming, soortenbescherming en beschermde houtopstanden, zoals vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

4.3.1 Beknopte natuurtoets

In 2019 is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. De resultaten van een ecologisch onderzoek zijn drie jaar geldig zodat een actualisatie van deze inventarisatie noodzakelijk is. Het doel van de actualisatie is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. De actualisatie in de vorm van een oplegnotitie is, inclusief het uitgevoerde onderzoek in 2019, als Bijlage 6 bijgevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat een nog onvoldoende beeld van de natuurwaarden in het gebied verkregen om de toetsing aan de Wnb op te baseren. Er moet nader onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of negatieve effecten op kleine marterachtigen op kunnen treden en of derhalve een ontheffing van de Wnb moet worden aangevraagd. Het aanvullend onderzoek is uitgevoerd (Bijlage 7) en hieruit blijkt dat het gebied geen kleine marterachtigen zijn waargenomen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het plangebied geen onderdeel vormt van het leefgebied van kleine marterachten. Negatieve effecten op kleine marterachtigen door de aantasting van verblijfplaatsen en leefgebied kunnen worden uitgesloten.

Bij uitvoering van het plan dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Daarnaast wordt geadviseerd om vestiging van rugstreeppad tijdens de aanlegfase te voorkomen.

Tevens dient zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase gebruik te worden gemaakt van (buiten) verlichting met gerichte lichtarmaturen, die geen lichtuitstraling richting de bomenrij langs de Dergmeerweg veroorzaken. Dit in verband met de mogelijke functie van deze opgaande groenstructuur als vliegroute voor vleermuizen (zie rapportage uit 2019 in Bijlage 6). Hiertoe is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in het bestemmingsplan.

Op basis van de stikstofberekening (zie paragraaf 4.3.2) is bepaald dat het niet nodig is een vergunning of een vergunning van de Wnb nodig is voor uitvoering van het plan. Een nadere analyse van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. De ontwikkeling is op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de provinciale ruimtelijke verordening.

4.3.2 Stikstofdepositie

Een AERIUS- berekening van de stikstofuitstoot van het planvoornemen moet uitwijzen of er negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden zullen optreden. Op basis daarvan kan worden bepaald of vervolgstappen nodig zijn, zoals het aanvragen van een vergunning van de Wnb. Op 13 november 2023 is de berekening met AERIUS uitgevoerd en is als Bijlage 8 bijgevoegd. De berekeningen met AERIUS genereren een rekenresultaat en een pdf bestand waarin wordt geconstateerd dat het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van effecten ten opzichte van de planologische referentiesituatie (de effecten die nu al kunnen worden veroorzaakt, voor zover planologisch legaal). Dit pdf-bestand maakt onderdeel uit van Bijlage 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0019.png"

Figuur 18. Rekenresultaat aanleg- en gebruiksfsen AERIUS

Met betrekking tot de invoergegevens van de AERIUS-berekening is uitgegaan van een elektrische shovel. Deze uitgangspunten dienen te worden geborgd in het bestemmingsplan. Met het toepassen van intern salderen treedt er door stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect ecologie is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico's in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheids-niveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.

Het rijk heeft een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Om na te gaan of bij het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPDERGMEERWEG-ON01_0020.jpg"

Figuur 19. Fragment Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting ligt op een afstand van circa 805 meter en heeft geen invloed op het plangebied. Daarnaast maakt het planvoornemen zelf ook geen risicovolle inrichtingen mogelijk.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.5 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de ‘geluidbelasting’ op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. Industrielawaai en spoorweglawaai zijn niet aan de orde in en nabij het plangebied. Onderstaand is daarom enkel op wegverkeerslawaai ingegaan.

Onderzoek
Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een geluidsgevoelig gebouw gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidszone. De woonuitbreiding bevindt zich binnen de geluidzone van de Harenkarspelweg, Dergmeerweg en Oostwal.

Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting op de gevel van de woningen en deze te toetsen aan de Wet geluidhinder. Toetsing van de karakteristieke geluidwering voor het vaststellen van de binnenwaarde van de woningen valt buiten het kader van dit onderzoek.

In een zelfstandig rapport is het akoestisch onderzoek uitgewerkt met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de Dergmeerweg, Harenkarspelweg en Oostwal op de gevels van de te realiseren woningen in het woongebied Dergmeerweg in Warmenhuizen in de gemeente Schagen (Bijlage 9).

Uit het onderzoek blijkt dat er meerdere gebouwen/panden niet voldoen aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai vanwege de Dergmeerweg en Harenkarspelweg. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 3 dB vanwege deze wegen. Om de realisatie van woningen op deze locaties mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schagen een hogere waarde te verlenen. Gemotiveerd is waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.

Voorgaande heeft geleid tot het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, gekoppeld aan de bouwregels van de bestemming 'Wonen - 1' en 'Woongebied'. Een omgevingsvergunning voor het bouwen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - hogere waarde' kan alleen dan worden verleend, indien door het bevoegd gezag een besluit hogere waarde is genomen. Er is gekozen voor het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, omdat het bestemmingsplan een globaal karakter heeft en daarmee nog voldoende flexibiliteit biedt ten aanzien van de stedenbouwkundige invulling van het gebied.

Mogelijk zijn voor het verlenen van een hogere waarde wel aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidsgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Voor de woningen waar de cumulatieve geluidbelasting meer dan 53 dB (exclusief aftrek) bedraagt, dient een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevels te worden uitgevoerd. Dit onderzoek dient bij de indiening van het bouwplan mede aangeleverd te worden.

Bouwbesluit 2012 – Warmte- of koudeopwekking (Afdeling 3.2)

Indien de woningen worden voorzien van buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking, dient voor de locatiebepaling van de installaties rekeningen te worden gehouden met de geluideisen zoals gesteld in afdeling 3.2 van het Bouwbesluit 2012.

Conclusie

Met het opnemen van een voorwaardelijke verplichting als waarborg voor het doorlopen van een hogere waarde procedure op grond van de Wet geluidhinder voor de betreffende woningen is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.6 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’.

Voor elk plan wordt in het kader van de watertoets bepaald wat het effect is op de waterhuishouding. Als verantwoordelijke instantie voor het waterbeheer in, en in de directe omgeving van, het plangebied hanteert Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) als uitgangspunt dat het bebouwen van landelijk gebied geen verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag betekenen. Daarom adviseert het hoogheemraadschap bij uitbreiding van verhard oppervlak compenserende maatregelen te nemen. Het hoogheemraadschap denkt daarbij aan vergroting van de bergingscapaciteit door bestaande waterlopen te verbreden of door nieuw oppervlaktewater aan te leggen. Tijdelijke berging van water door uitbreiding van het wateroppervlak creëert een grotere buffer in het systeem en daardoor een geringere peilstijging bij hevige regenval. De initiatiefnemer van het bouwplan is verantwoordelijk voor deze compenserende waterberging. Dat geldt zowel voor de financiering als voor de daadwerkelijke aanleg.

Watertoets

Op 17 mei 2022 is de digitale watertoets doorlopen. Op basis van het planvoornemen heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) bepaald dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. In het resultaat van de watertoets staat aangegeven waar per onderdeel rekening mee moet worden gehouden. Hieronder worden de gegeven onderdelen uit de watertoets weergegeven en wordt ingegaan hoe hier rekening mee is gehouden in het plan. Het volledige advies is als Bijlage 10 aan de toelichting toegevoegd.

Advies verharding en compenserende maatregelen >2000

De bebouwing- en/of verhardingstoename ten gevolge van het plan bedraagt meer dan 2000 m2. Binnen het werkgebied van het HHNK is de afgelopen decennia door verstedelijking het areaal aan open water afgenomen. Om onder andere dit verschijnsel tegen te gaan is in 2003 de watertoets geïntroduceerd die ervoor moet zorgen dat de waterbelangen beter in ruimtelijke plannen worden meegenomen en dat ontwikkelingen 'waterneutraal' worden gerealiseerd.

Een van de onderdelen van de watertoets is het beoordelen van de verhardingstoename. Een dusdanige toename van het verharde oppervlak heeft negatieve gevolgen voor het watersysteem. Het hemelwater stroomt versneld af en komt direct tot afvoer. Compensatie in de vorm van waterberging of infiltratie is noodzakelijk om deze negatieve effecten op te heffen. Bij een verhardingstoename van meer dan 2.000 m2 berekent het HHNK aan de hand van diverse plangebiedkenmerken een specifiek compensatiepercentage. Onderstaand is bij het wateradvies van 21 oktober 2022 nader ingegaan op de compensatievraag.

Waterkwaliteit en riolering (onbekend)

Samen met de gemeenten heeft het hoogheemraadschap de basisdoelstelling het hemelwater zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Het HHNK adviseert de mogelijkheden te onderzoeken het hemelwater op eigen terrein te verwerken in de bodem of rechtstreeks te lozen op het aanwezige oppervlaktewater. Voorwaarde hierbij is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Geen verontreininging

Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZ I). Dit betekent dat het HHNK voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.

Wateradvies 28 juni 2022

Uit de op 17 mei 2022 ingediende watertoets en het ontvangen digitale wateradvies blijkt dat de normale procedure moest worden gevolgd, Op 28 juni 2022 is het wateradvies van het HHNK ontvangen. Onderstaand is het advies van het HHNK weergegeven. Het wateradvies is ook als Bijlage 11 bijgevoegd.

Waterkwantiteit

Uit de ingediende gegevens bij de genoemde digitale watertoets blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Uitgaande van de daarin aangeleverde gegevens vindt binnen het plangebied een verhardingstoename plaats van circa 32.509 m2. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren.

De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied 03751-09 uitgebreid te worden met 1.806 m2 waterberging (6% van de verhardingstoename). Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0.86 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 14.4 mm/dag, een drooglegging van 1.4 meter en grondsoort klei.

De plannen voorzien in de aanleg van nieuwe waterlopen. In de beschrijving is 7.551 m2 aan oppervlakte voor waterloop opgenomen en 2.370 m2 aan talud/wadi. Van die tweede post is niet direct duidelijk dit als waterberging geldt en de eerste post is ruimschoots voldoende om aan de vereiste compensatie te voldoen, daarom is HHNK alleen van de eerste post uitgegaan. Er wordt dus voldaan aan de compensatie-eis in het huidige plan. Uit het wateradvies van 21 oktober 2022 (zie onderstaand) is gebleken dat het HHNK uitgegaan is van verkeerde uitgangspunten. In onderstaand aanvullend advies van het HHNK is een nieuwe berekening uitgevoerd.

Onderhoud

De nieuwe waterlopen zullen onderhouden moeten worden. De huidige waterlopen, aan de rand van het gebied, worden onderhouden door de wegeigenaar en eigenaren van de aangrenzende percelen. In de huidige situatie is dat in alle gevallen de gemeente Schagen. Het plan zal dus moeten voldoen aan de onderhoudseisen van de gemeente Schagen. Bij het aanvragen van de watervergunning bij HHNK is deze toestemming nodig.

Er worden een aantal waterlopen doorkruist door wegen. Het staat niet ingetekend op de tekening, maar het HHNK vermoed dat hier duikers komen te liggen. Houd er rekening mee dat het onderhoud waarschijnlijk varend gedaan zal gaan worden vanwege de breedte van de waterlopen, de duikers zullen dan doorvaarbaar moeten zijn. Verder moeten er voldoende afzetplaatsen voor maaisel aanwezig zijn, moet de boot het water in en uit geladen kunnen worden en moet de boot kunnen draaien in bochten en bij doodlopende einden. Op basis van de huidige tekeningen lijkt in al deze punten voldoende voorzien te zijn. In het plan zijn de duikers en bruggen doorvaarbaar.

Waterkwaliteit

Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het uitgangspunt is dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater van schone oppervlakken gescheiden worden. Afvalwater kan worden gekoppeld aan het bestaand gemeentelijk riool nabij het plangebied.

Het hemelwater kan direct afgekoppeld worden naar de bestaande en nieuw te graven watergangen binnen het plangebied. Voor een lozing op het oppervlaktewater moet op grond van de Waterwet een vergunning worden aangevraagd of moet een melding worden gedaan. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het afstromende hemelwater. De benodigde watervergunning wordt aangevraagd.

Met betrekking tot het afstromend hemelwaterwater raadt het HHNK aan om terughoudend om te gaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Indien uit architectonische overwegingen gekozen wordt voor bijvoorbeeld een zinken dak, kan een zuiverende voorziening noodzakelijk zijn.

Ruimtelijke adaptatie

De verandering van het klimaat heeft gevolgen voor de veiligheid, de economie en de gezondheid van de inwoners. Hevige buien veroorzaken schade en overlast. Langdurige droge periodes veroorzaken hittestress, met name in stedelijke gebieden. Een slim ingerichte ruimtelijke inrichting helpt deze steeds vaker voorkomende weersextremen het hoofd te bieden. Het uitgangspunt hierbij is om water lokaal op te slaan tijdens (extreme) buien, zodat het vervolgens gebruikt kan worden in droge perioden. Voorbeelden van maatregelen die hierbij helpen zijn wadi's, waterdoorlatende verharding op bijvoorbeeld parkeervakken, waterbergende wegen en opslag in infiltratiekratten. Dit aspect komt aan de orde bij de nadere civieltechnische uitwerking van de plannen. Op dat moment wordt bekeken in hoeverre klimaatadaptieve maatregelen toegepast kunnen worden in het plan.

Vergunningen

Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van meer dan 800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Afhankelijk van de complexiteit van aanvraag en/of werken is het belangrijk om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan. Het HHNK geeft aan dat rekening moet worden gehouden met de noodzakelijke proceduretijd die hiermee is gemoeid. De watervergunning zal worden aangevraagd en de gemeente zal hierover contact opnemen met het HHNK.

Wateradvies 21 oktober 2022

In een eerder stadium heeft het HHNK een digitale watertoets van dit voornemen ontvangen waarop tevens een aanvullend advies is verzonden. Zie hiervoor.

Dit advies is verwerkt in het bestemmingsplan, echter, heeft het HHNK destijds een verkeerd compensatiepercentage aangegeven en verzuimd een reactie te geven op twee doodlopende delen van het watersysteem. Onderstaand de aanvullende reactie vanuit het HHNK met deze punten hierin aangegeven.

Waterhuishouding

Watercompensatie

Door HHNK is in een eerdere fase een compensatiepercentage aangegeven voor de minimaal benodigde watercompensatie in relatie tot de toename aan verhard oppervlak. Hierbij is het HHNK van een verkeerde mogelijke peilstijging uitgegaan. Op basis van een toegestane peilstijging van 0,56 meter komt dit compensatiepercentage uit op 8% in plaats van 6%. Naar aanleiding hiervan is een nieuwe compensatieberekening toegevoegd. Een goede aanvulling zou zijn, is om bij de 'overmaat' aan te geven dat gemeente hierin ruimte geeft voor klimaatadaptatie. De hoeveelheid gerelateerd aan de 8% is het minimaal noodzakelijke om geen achteruitgang van het watersysteem te creëren in de huidige situatie. Alles wat meer wordt gerealiseerd dan dit minimale kan worden gezien als adaptief bezig zijn.

Uit het overzicht wateropgave (Bijlage 12) blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Uitgaande van de aangeleverde gegevens vindt binnen het plangebied een verhardingstoename plaats van 20.986 m2. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak uitgebreid te worden met 1.679 m2 waterberging (8% van de verhardingstoename).

De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden. Naast de toename aan extra verhard oppervlak wordt in het plangebied ook 4.616 m2 aan nieuw oppervlaktewater gerealiseerd die ingezet kan worden voor de compensatie. Er wordt binnen het plangebied geen water gedempt. De geplande 4.616 m² nieuw oppervlaktewater is daarom ruim voldoende. Er is een 'overmaat' van 2.937 m² aan water die ingezet kan worden voor klimaatadaptatie. Er wordt dus ruim voldaan aan de compensatie-eis.

Inrichting watersysteem

Er wordt een nieuwe noord-zuid waterloop door het plan aangelegd. Deze sluit aan de noordzijde aan bij de bestaande en te vergroten wegsloot langs de Harenkarspelweg. Aan de zuidzijde grens deze op de bestaande wegsloot, echter, lijkt er geen verbinding met het bestaande oppervlaktewater onder de Dergmeerweg aan de zuidzijde van het plan te bestaan. Mogelijk dat dit er wel komt maar is dat niet uitgewerkt in deze fase. Voor het goed kunnen aan- en afvoeren van het water in dit gebied is het van belang dat er een robuuste verbinding is met de rest van het watersysteem. Door deze verbinding te maken wordt het gebied robuuster voor het aspect van de waterbeheersing wat tevens ook ten goede komt aan de waterkwaliteit.

Gezien de breedte van het nieuwe water zal dit varend onderhouden moeten gaan worden. Het onderhoud van het nieuwe stedelijke water zal in principe worden gedaan door het hoogheemraadschap. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het wenselijk om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het bestaande onderhoudsregime. Ten zuiden van de Dergmeerweg is al deels een breed watersysteem aanwezig wat grotendeels varend onderhoud wordt. Ook zit hier nog wat water in wat nu nog niet voldoende afmeting heeft om varend te onderhouden, mogelijk verandert dit nog in de toekomst. In ieder geval een duiker verbinding, en bij voorkeur een doorvaarbare voorziening, onder de Dergmeerweg zou hierbij wenselijk en noodzakelijk zijn.

Er is een doodlopend stuk nieuw wateroppervlak in oost-west, haaks op de Harenkarspelweg, gepland. Voor de kwaliteit van het water en het grote risico op overlast situatie voor aangrenzende eigenaren is het zeer onwenselijk om doodlopende waterlopen te creëren. Dit is ook de reden waarom dit niet is toegestaan overeenkomstig ons beleid. In dit geval is het zeer aan te bevelen om dit doorlopende gedeelte te verbinden aan de nieuwe doorlopende noord-zuid waterloop. Eventueel met een versmalling van het geplande water waardoor de hoeveelheid kavels evengoed behouden kan worden en ook een goed klimaat voor het water ontstaat. Een andere optie is om dit stuk water niet te realiseren.

Tevens wordt er een grote waterpartij gecreëerd aan de westzijde van het plan, tussen het plan en de bestaande woningen aan de Oostwal. Deze varieert in breedte van 15 tot 20 meter. Het is begrijpelijk dat een natuurlijk afscheiding tussen bestaande en nieuwe bebouwing wenselijk is. Echter, deze grote waterpartij wordt uitgevoerd als zijnde een dubbele kopsloot. Aan de noord- en de zuidzijde is deze niet verbonden met de rest van het watersysteem. Gezien de verbinding met de nieuwe oost-west waterloop is er sprake van een mogelijkheid voor aan- en afvoer. Echter, ook deze waterpartij zal mogelijk tot overlastsituaties gaan leiden in verband met het niet kunnen doorstromen en het daardoor onwenselijke situaties voor aanliggende eigenaren veroorzaken. Het is voor de kwaliteit van het watersysteem en beperken van overlastsituaties voor aanliggende eigenaren wenselijk om het watersysteem hier aansluitend te kunnen krijgen zonder doodlopende delen of 'waaihoeken' (daar waar drijfvuil kan ophopen). Het verzoek om deze inrichting hierop aan te passen.

Klimaatadaptatie

In het concept beeldkwaliteitsplan wordt in hoofdstuk 3 aangegeven dat het gebied bestand is tegen wateroverlast, hittestress en langdurige droogte. Door te voorzien in stevige groene en blauwe elementen wordt hierin voorzien. Vervolgens wordt aangegeven dat het hemelwater via straten of bermen wordt afgevoerd naar de waterlopen en straten direct afwateren op waterlopen wanneer mogelijk. Hierbij zou het een duurzame inrichting zijn als het hemelwater niet versneld op het oppervlaktewater zou komen maar via een bermpassage of vergelijkbaars. Dit om het water zo lang mogelijk in het gebied te houden en een gedoseerde afvoer naar het gemaal te kunnen hebben.

Tevens wordt onder het kopje 'parkeren' in hetzelfde hoofdstuk aangegeven dat hemelwater op de terreinen van de parkeervoorzieningen zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd wordt met greppels en goten naar waterlopen. Dat het uiteindelijk in deze waterlopen terecht komt is begrijpelijk, echter zijn dit soort locaties en functies mooie kansen om waterpaserende verharding toe te passen. Dit kan in de vorm van grastegels waarbij het eerste water de bodem infiltreert. Voordeel hierbij is dat het ook de beleving van de inrichting minder 'hard' maakt doordat het een deels groen uiterlijk heeft.

Zoute kwel

Tevens wil het HHNK de gemeente nog wijzen op het volgende. Recentelijk is er contact geweest tussen gemeente en HHNK omtrent de woningbouwontwikkeling Remmerdel en de kans op verzilting bij graafwerkzaamheden. Dat gebied heeft waarschijnlijk brak grondwater wat heel ondiep aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een heel dun deklaagje wat risico's kan opleveren bij het graven van waterpartijen.

Aangezien dit huidige plangebied vlakbij het gebied van Remmerdel ligt, is het aannemelijk dat de bodemopbouw en dus ook mogelijke risico's bij ontgravingen en draineren hier gelijk is.Het verzoek om hier alert op te zijn en het te vergelijken met Remmerdel en hier overeenkomstig ook mogelijke maatregelen te treffen.

Vergunningen

Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van =800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Afhankelijk van de complexiteit van aanvraag en/of werken is het belangrijk om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan. Houdt hierbij rekening met de noodzakelijke proceduretijd die hiermee is gemoeid.

Conclusie
Uit het oogpunt van het aspect water gelden geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan, mits de adviezen uit de watertoets gevolgd worden.

4.7 Hinder van bedrijven

Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zoveel mogelijk voorkomen.

Uit de geactualiseerde publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en hinder-gevoelige objecten, zoals woningen, om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

Het plangebied grenst aan de west- en zuidzijde aan woonbestemmingen met twee bedrijfsbestemmingen (categorie 1 en 2) op respectievelijk 40 en 150 meter afstand. Ten noorden van het plangebied ligt een atletiekbaan op minimaal 60 meter afstand. Op basis van de brochure van de VNG geldt voor deze functies een grootste richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Agrarische gronden en spuitzones

In kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met de mogelijke gevolgen die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht op het woon- en leefklimaat kunnen hebben. Een spuitzone is een zone (gebaseerd op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), die moet worden aangehouden ten opzichte van de gronden waarop gewassen worden gehouden en waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. De zone is bedoeld om, voor omliggende functies, een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen en voor de omliggende agrarische bedrijven dat zij hun bedrijfsvoering ongehinderd kunnen uitvoeren.

Voor het spuitzoneringsvraagstuk moet op basis van jurisprudentie een 50 meter zonering worden aangehouden. Dat zou in dit geval betekenen dat het planvoornemen 50 meter uit de rand van de agrarische gronden moeten blijven of er moet worden vastgelegd dat op de eerste 50 meter van de agrarische gronden geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden toegepast.

Het plangebied grenst aan de noord- en oostzijde aan gronden met een een agrarische bestemming waarop alle vormen van agrarisch gebruik (veeteelt en gewassen/bloemteelt etc) is toegestaan. Dus in beginsel ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.


Het feit dat de teelt van gewassen toegestaan is op de agrarische gronden betekent niet dat er per definitie onderzoek naar de spuitzone gedaan moet worden. Uit jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2017:3524) blijkt dat als gronden die gebruikt worden ten dienste van het houden van vee, en geen enkel concreet voornemen kenbaar is gemaakt om het huidige agrarische gebruik te wijzigen naar de teelt van gewassen, er in redelijkheid geen rekening gehouden hoeft te worden met een vorm van agrarisch gebruik waarbij spuitzones dienen te worden aangehouden. Bij dit plan is dat het geval.

Het huidige gebruik van de gronden ten noorden van het plangebied is al vele jaren tuin ten behoeve van het wonen. De gronden zijn ook in eigendom van de eigenaren van de woningen aan de Oostwal. De gronden maken geen onderdeel meer uit van een agrarisch bedrijf. De bestemming van deze gronden moet nog worden gewijzigd naar deze feitelijk al aanwezige functie. Feitelijk is er echter nog sprake van een agrarische bestemming. Gelet op het feit dat deze gronden al vele jaren worden gebruikt (en ook als zodanig zijn ingericht) als tuin bij de woningen is er geen aanleiding om deze gronden weer als agrarische gronden te gaan gebruiken. Er hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met spuitzones.

De gronden aan de oostzijde zijn, gelet op luchtfoto's en streetview, deels in gebruik als grasland met rundvee en deels in gebruik voor akkerbouw. Bij het houden van vee hoeft er in beginsel geen extra onderzoek verricht te worden. Het geldend bestemmingsplan staat echter beide gebruiken toe en moet rekening worden gehouden met 'spuitzones'. Voor deze gronden is in april 2023 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 120 tijdelijke woningen voor een periode van maximaal 20 jaar. Dit betekent dat de agrarische functie van deze gronden is komen te vervallen en het aspect spuitzones niet meer van toepassing is voor deze gronden.

Conclusie
Wat betref het aspect hinder van bedrijven is het planvoornemen uitvoerbaar en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Verkeer en parkeren

Verkeer en parkeren
In de omgeving van het plangebied is in de huidige situatie een hoge parkeerdruk. Uitgangspunt van het planvoornemen is dan ook dat per toegevoegde wooneenheid ook voldoende parkeergelegenheid wordt toegevoegd. Hiermee voorziet het plan als zodanig op zichzelf in de behoefte aan parkeerplaatsen die hiermee ontstaat.

Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). In publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (2018) van het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) zijn vuistregels en kengetallen aangereikt om verkeerseffecten bij ontwikkelingen te bepalen. De richtlijnen van het CROW gaan uit van een bandbreedte van minimale en maximale parkeerkencijfers. Daarnaast heeft de gemeente Schagen haar eigen parkeerbeleid 'Nota Parkeernormen Schagen 2016'. De parkeernormennota van de gemeente Schagen gaat uit van het gemiddelde van de minimale en maximale parkeerkencijfers (afgerond naar boven).

Verkeer
De realisatie van Dergmeerweg leidt tot een toename van de verkeersaantrekkende werking van en naar het plangebied. De verkeersgeneratie als gevolg van het plan, is bepaald op basis van de CROW-publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. In Warmenhuizen is sprake van de stedelijkheidsgraadniet stedelijk.Het plangebied valt onder de categorie rest bebouwde kom. Uitgaande van een verkeersgeneratie van 7,8 ritten per woning (Crow-publicatie 381) moet rekening worden gehouden met een totale extra verkeersgeneratie van ongeveer 718 ritten per etmaal op de toevoerende Dergmeerweg (en de daar aan voorafgaande overige wegen) als gevolg van het planvoornemen worden verwacht. Alle omliggende wegen (Sportlaan, Harenkarspelweg, Dergmeerweg) hebben nog dusdanig veel ruimte in capaciteit, waardoor er geen gevolgen te benoemen zijn van de extra verkeersbewegingen. Vanwege de capaciteit van omliggende wegen is het aantal van 718 ritten per etmaal niet van een dusdanige orde van grootte dat hierdoor problemen voor de verkeersafwikkeling hoeven te worden verwacht. Hierbij is ook van belang dat er op de kruising Dergmeerweg-Warmenhuizerweg een rotonde wordt gerealiseerd en dat er langs de desbetreffende nieuwbouwwijk de doorfietsroute wordt gerealiseerd. Zodoende wordt ook de fietser goed bediend voor de toekomstige bewoners van deze wijk.

Parkeren
Gelet op het planvoornemen bestaat er ook parkeerbehoefte in het plangebied. Bij de vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen wordt voorzien in twee parkeerplaatsen op eigen erf. Deze moeten te allen tijde gehandhaafd worden. De plaatsing van een garage en/of carport mag geen vermindering van dit aantal parkeerplaatsen betekenen. Voor bezoekersparkeren en voor bewoners van rijenwoningen, wordt voorzien in (geclusterde) parkeerplaatsen in de openbare ruimte in de directe nabijheid van de woning. De geclusterde parkeervoorzieningen voor appartementen en bijzondere woontypologieën worden op het eigen erf ingepast met hagen en/of opgaande beplanting. Hemelwater wordt op deze terreinen zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd met greppels en goten naar waterlopen. Aan de hand van het te realiseren programma is de feitelijke parkeerbehoefte van het project berekend (Bijlage 13). Uit de parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Conclusie
Ondanks de toename van de verkeersaantrekkende werking van en naar het plangebied worden geen problemen voor de verkeersafwikkeling verwacht. Met het aanleggen van de benodigde parkeerplaatsen worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om te voldoen aan de parkeerbehoefte van het planvoornemen. Wat betreft verkeer en parkeren is het planvoornemen dan ook uitvoerbaar.

4.9 Luchtkwaliteit

Het plan dient te voldoen aan regels voor luchtkwaliteit. Aangetoond moet worden dat er geen normen worden overschreden. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen.

Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’ (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor NO2 of PM10 bijdragen, wat overeenkomt met 1,2 µg/m3.

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 92 woningen. De voorgaande vrijstellingsregeling voor woningbouwprojecten is van toepassing op het planvoornemen van dit bestemmingsplan.

Conclusie
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

4.10 Duurzaamheid

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheids-beleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Bestemmingsplannen kunnen echter beperkt worden gehanteerd om duurzame energieaspecten te regelen. Voor eventuele ambitieuze duurzame energiedoelstellingen dienen dan ook extra instrumenten, zoals privaatrechtelijke overeenkomsten, ingezet te worden.

De Regionale Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft samen met de gemeenten in deze regio een brochure ontwikkeld over duurzaam bouwen en wonen. In 2020 mogen alleen nog energie-neutrale of energieopwekkende woningen worden gebouwd. Middels deze brochure wordt inspiratie geboden hoe hiermee om kan worden gegaan. Voor vragen op het gebied van duurzaam (ver)bouwen, energiebesparing of energie opwekken kunnen inwoners en ondernemers van Noord-Holland Noord tegenwoordig bij het Duurzaam Bouwloket terecht. De gemeente Schagen participeert hier in.

De gemeente Schagen geeft uitvoering aan de Energieagenda 2017. Schagen ondersteunt, faciliteert en initieert projecten, zodat het energieverbruik vermindert en er meer duurzame energie wordt opgewekt. Een van de speerpunten is meer energie neutrale nieuwbouw. Schagen wil de energietransitie ondersteunen en versnellen om uiteindelijk in 2040 energie-neutraal te zijn. Daarom is besloten om alle nieuwbouw aardgasvrij te realiseren. De gemeente begeleid particuliere bouwers in een vroeg stadium van de planontwikkeling, waardoor hogere ambities worden gehaald.

Conclusie
Voor de ontwikkeling van een nieuw woongebied zijn duurzaamheidsambities belangrijk en een kans. De woningen worden zoals verplicht aardgasvrij gerealiseerd.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. Op het planvoornemen is categorie D11 van het Besluit m.e.r. van toepassing. De hiervoor geldende drempelwaarden worden evenwel niet overschreden met de in het plangebied beoogde activiteiten. Voor dit bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (Bijlage 14). Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een mer op te starten.

Conclusie

Op 24 november 2023 heeft het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing genomen en besloten dat er geen milieueffectrapport nodig is. Het besluit is als Bijlage 15 bijgevoegd.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wro en het Bro.

Op grond van artikel 3.1.3 van het Bro moet een bestemmingsplan worden uitgewerkt in:

  • een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.

Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de uitkomsten van het overleg zijn vermeld.

De invoering van de nieuwe Wro en het nieuwe (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de geldende wet- en regelgeving toegepast.

Op grond van artikel 1.2.1 van het Bro (in werking getreden op 1 januari 2010) moet het bestemmingsplan digitaal beschikbaar gesteld worden. Om dit mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden uitgewerkt in een zogenoemde GML. In de GML is er een koppeling tussen de kaart, regels en toelichting (het bestemmingsplan) gemaakt. Deze koppeling van de kaart, regels en toelichting is de zogenoemde verbeelding van het bestemmingsplan. Hiervoor moet het bestemmingsplan worden opgesteld overeenkomstig de RO-standaarden:

  • Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012);
  • Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012);
  • Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (2012).

Het voorliggende bestemmingsplan is zo opgesteld dat het bestemmingsplan digitaal beschikbaar gesteld kan worden. Dit betekent dat

  • alle verschillende onderdelen van de kaart een zogenoemde IMRO2012-code hebben;
  • de digitale kaart is opgesteld volgens de standaardtechniek voor uitwisseling GML;
  • de regels overeenkomstig de SVBP2012 zijn opgesteld;
  • de toelichting en regels digitaal aan de kaart zijn gekoppeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wabo is een deel van de Wro opgenomen in de Wabo.

Op grond van de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning ingevoerd. In de omgevingsvergunning worden verschillende vergunningstrajecten (zoals bouwvergunning, milieuvergunning, etc.) gebundeld. In artikel 2.1 van de Wabo is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Op grond hiervan is voor een gebruik dat op grond van een bestemmingsplan niet is toegestaan een omgevingsvergunning noodzakelijk.

5.2 Bestemmingen

In deze paragraaf is een korte toelichting op de juridische regels behorende bij het plan gegeven. Er is voor een zo eenvoudig mogelijke planologische regeling gekozen die voorziet in een helder stelsel van regels en de nodige flexibiliteit biedt. Aan de hand van de bestemmingsregels kan het planvoornemen worden gerealiseerd. In de toekomst kan de gerealiseerde situatie vervolgens worden gehandhaafd.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels
BEGRIPPEN
In dit artikel worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.

WIJZE VAN METEN
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is voor een belangrijk deel voorgeschreven in de SVBP2012. Deze regels zijn overgenomen in artikel 2 van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welke gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. De toekenning van bestemmingen tot een bepaald perceel is gebaseerd op het gewenste gebruik en een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing.

Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen: Groen, verkeer, Water, Wonen-1 en Woongebied.

ARITKEL 3- GROEN

Binnen de bestemming 'Groen' zijn de gronden aangewezen voor groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voet- en fietspaden. Binnen deze bestemming is het enkel toegestaan om bouwwerken geen gebouwen op te richten met een maximale hoogte van 5 meter.

ARTIKEL 4 - VERKEER - VERBLIJF
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan een gedeelte van het plangebied. Naast woonstraten, pleinen en voet- en rijwielpaden mogen de gronden ook worden gebruikt voor parkeer- en picknickplaatsen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om gebouwen op te richten tot een hoogte van 3 meter en een oppervlakte van 75 m2.

ARTIKEL 5 - WATER

De bestemming 'Water' is toegekend aan een gedeelte van het plangebied en heeft betrekking op de waterlopen en waterpartijen, oevers, bermen en beplanting en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden in het plangebied. De bestemming komt ook tegemoet aan de in het plan te realiseren watercompensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak. Binnen deze bestemming is het enkel toegestaan om bouwwerken geen gebouwen op te richten met een maximale hoogte van 5 meter.

ARTIKEL 6 - WONEN - 1

Een deel van het gebied heeft de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen dit gebied zijn bouwvlakken opgenomen. Te realiseren woongebouwen zijn als zodanig aangeduid. Binnen deze bestemming is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsactiviteiten te realiseren en een Bed & breakfast. Het aantal woningen, de beoogde goot- en bouwhoogte en de dakhelling is vastgelegd op de verbeelding.

ARTIKEL 7 - WOONGEBIED
Een overgrote deel van het plangebied heeft de bestemming 'Woongebied'. Omdat de toekomstige stedenbouwkundig opzet gefaseerd zal worden uitgevoerd, is een hoge mate van flexibiliteit beoogd. De beoogde goot- en bouwhoogte en de dakhelling is vastgelegd op de verbeelding. De mogelijkheid voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis en Bed & breakfast is overeenkomstig het gemeentelijk beleid opgenomen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels
ANTI-DUBBELTELREGEL
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

OVERIGE REGELS

In de overige regels is opgenomen dat op basis van de doelgroepenverordening woningbouw gemeente Schagen 2023 minimaal 40% van de te realiseren 92 woningen moet bestaan uit sociale huurwoningen en sociale koopwoningen.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
OVERGANGSRECHT
De in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht is opgenomen in deze regels.

In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.

De grond in het plangebied is grotendeels in eigendom van de gemeente Schagen. Het kostenverhaal van deze gronden is dan ook verzekerd middels gronduitgifte. Een aantal kavels zijn in particuliere eigendom. Met de particuliere eigenaren worden afspraken gemaakt over kosten, planschade het programma en andersoortige zaken. Hiervoor zal een overeenkomst tussen de particuliere eigenaren en de gemeente gesloten. De kosten voor de realisatie van het plan zijn voor de gemeente anderszins verzekerd in deze overeenkomst. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is voldoende gewaarborgd.

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond via de gemeentelijke grondexploitatie Dergmeerweg. De grondopbrengsten vanuit de gronduitgifte zijn voldoende om de kosten van grondexploitatie af te dekken.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het coalitieakkoord 2018 – 2022 is uitgangspunt geweest voor het doorlopen participatietraject voor de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan. Het project is formeel afgetrapt met een 'blanco' vel tijdens een algemene inwonersbijeenkomst waarop inwoners van de wijk de belangrijkste uitgangspunten kwijt konden. Via verschillende bijeenkomsten en een nieuwsbrief zijn inwoners uitgenodigd om input te leveren en geïnformeerd over de planontwikkeling. Onder de inwoners van het dorp bestaat de grote wens dat gebouwd wordt voor de jeugd/starters zodat Warmenhuizen levendig blijft.

Projectgroep

In het dorp Warmenhuizen in de gemeente Schagen bestaat een grote wens voor woningbouw. De gemeente heeft daarom een projectgroep met inwoners uit Warmenhuizen in het leven geroepen en een intensief interactief proces ingericht om woningenbouwmogelijkheden en de woonwensen voor de uitbreiding van Warmenhuizen te verkennen.

Diverse brainstormsessies, creatieve sessies en overleggen hebben plaats gevonden met de projectgroep met het doel om te komen tot een haalbaar, integraal, duurzaam en toekomstbestendig stedenbouwkundig plan, dat aansluit bij de wensen vanuit het dorp.

De projectgroep (bestaande uit drie leden van de dorpsraad en een aantal bewoners) heeft de volgende einddoelen geformuleerd:

  • de nieuwe woonwijk wordt een buurt waar inwoners gelukkig kunnen leven en verblijven;
  • de nieuwe woonwijk draagt bij aan een toekomstbestendig, duurzaam en leefbaar Warmenhuizen;
  • de nieuwe woonwijk draagt bij aan versterking van de kwaliteit van de bestaande kern.

De projectgroep heeft meegelopen met het stedenbouwkundig ontwerp.

Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Wijkuitbreiding Dergmeerweg te Warmenhuizen' is op 19 september 2022 toegestuurd aan de overlegpartners. Van diverse partijen is een reactie ontvangen. Een samenvatting van de overlegreacties en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in bijlage 13 van deze toelichting.

Tervisielegging ontwerp

Na het stadium van vooroverleg wordt het plan als ontwerp ter visie gelegd. Binnen de termijn van tervisielegging kan door een ieder zienswijzen op het bestemmingsplan naar voren worden gebracht. Hiervan wordt vervolgens afzonderlijk van deze toelichting verslag gedaan.

Voorliggende onderbouwing motiveert de passendheid van de beoogde ontwikkeling.