Plan: | Purmerend - Hotel Kom A7 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPHotelKomA72020-ON01 |
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op het vestigen van een hotel met vergaderzalen, horeca, leisure en een inpandige bedrijfswoning in de Kom A7 mede ter vervanging van het bestaande hotel "Purmerend" aan de Purmerenderweg 232 te Zuid Oost Beemster.
Het project past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "West 1990". In paragraaf 1.3 wordt hierop verder ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan geeft een planologisch kader - bouw- en gebruiksregels - waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.
De locatie is gelegen in de Kom A7 bij de afslag Purmerend-Zuid en heeft een oppervlakte van in totaal 2,3 hectare. Het plangebied wordt vanuit het noorden via de oostzijde naar het zuiden begrensd door de A7 en de afslag Purmerend-Zuid. Aan de zuidwestzijde wordt het plangebied begrensd door de Laan der Continenten (N235) en aan de noordwestzijde door de Oude Provincialeweg. De projectlocatie zelf is geprojecteerd in de hoek waar de Laan der Contitenten en de Oude Provincialeweg bij elkaar komen.
Figuur 1. Ligging plangebied
Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan het bestemmingsplan 'West 1990', vastgesteld op 18 april 1991. Binnen dit bestemmingsplan hebben de gronden de uit te werken bestemming 'Rekreatieve doeleinden I'. Dit plan geeft de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:
Binnen deze bestemming is het realiseren van een hotel met bijbehorende functies niet toegestaan.
Figuur 2. Ligging plangebied in huidig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden en in hoeverre het nieuwe project hierin past. In hoofdstuk 6 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. Ten slotte wordt in de hoofdstukken 8 en 9 ingegaan op de uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg.
Het project betreft het realiseren van een nieuw duurzaam hotel en bestaat uit:
Het plan voorziet in een footprint van circa 4.500 m2 in twee bouwlagen. Bovenop deze twee bouwlagen komt een toren met een footprint van circa 720 m2 tot een maximale bouwhoogte van 69 meter. Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van 2,3 ha waarbinnen naast het te realiseren gebouw de benodigde parkeerplaatsen in een groene setting worden gerealiseerd. De locatie wordt ontsloten op de Laan der Continenten.
Figuur 3. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
Figuur 4. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
Figuur 5. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
Figuur 6. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
Figuur 7. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
Figuur 8. Impressie (Bron: Architectenbureau van den Hoeven)
De initiatiefnemer is licentiehouder van het horecaconcern Van der Valk en eigenaar van de Van der Valk Exclusief hotels in: Emmeloord, Haarlem, Leeuwarden, Sneek, Wolvega en Purmerend, gemeente Zuid oost Beemster. Vanaf eind jaren 90 van de 19e eeuw exploiteert de initiatiefnemer hotel Purmerend. Het hotel is gevestigd aan de Purmerenderweg 232 Zuid Oost Beemster. Het hotel heeft 40 kamers en een restaurant. Medio 2014 werd het plan opgevat om het huidige hotel Purmerend of uitbreiden of op zoek te gaan naar een nieuwe locatie. Reden hiervoor is geweest dat het huidige hotel Purmerend niet aan de eisen van deze tijd voldoet. Na veel overleg bij de initiatiefnemer is gekozen voor de bouw van een nieuw hotel Purmerend op een nieuwe locatie. Uitgangspunt hierbij is steeds geweest om zo dicht mogelijk bij de huidige plaats te blijven. Dus in de directe omgeving van de stad Purmerend. Na de beoordeling van verschillende locaties is geconcludeerd dat uitsluitend de locatie aan de autosnelweg A7 nabij afrit 6 als vestigingspunt in aanmerking zou komen. De Quickscan onderzoek alternatieve locaties Van der Valk hotel Purmerend is als Bijlage 1 bijgevoegd. Op 19 maart 2019 is deze quickscan door het college vastgesteld. Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad van Purmerend besloten om het hotel in de kom A7 te realiseren en de rest van het gebied te ontwikkelen tot een natuur- recreatie en wandelbos met een educatief karakter. Bij de besluitvorming zijn de volgende zaken onder meer van belang geweest:
Hotel Purmerend is in verschillende segmenten van de markt actief. Het nieuwe Van der Valk Hotel spreekt dezelfde doelgroep aan als met het huidige hotel Purmerend. Zowel de zakelijke markt als de recreatieve markt zullen verder worden uitgebouwd. De recreatieve en particuliere markt in de regio is in de periode mei tot en met september aantrekkelijk. De zakelijke markt is het gehele jaar wat sterker, maar beperkt zich tot de werkdagen. Vooral in de weekenden is er ruimte voor de recreatieve en particuliere markt. Door in beide sectoren actief te zijn, is het mogelijk een positieve bezettingsgraad te behalen.
Bij de opstelling van gegevens omtrent de werkgelegenheid heeft initiatiefnemer zich laten leiden door zowel brancheonderzoeken als eigen ervaringscijfers. Op grond van deze gegevens gaat het plan uit van de volgende personeelsbezetting:
Intern
Extern
De bouw van het nieuwe hotel Purmerend zal een positieve bijdrage geven aan de werkgelegenheid zowel van het hotel zelf als van eventuele toeleveranciers. De bouw van hotel Purmerend zal worden gegund aan een bouwbedrijf met de nodige ervaring in de hotelbouw. Onder diens verantwoordelijkheid zal er gezocht worden naar bedrijven uit de regio die daar aanvullend bij betrokken kunnen worden, mits aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. In het bijzonder is de ervaring van het bouwbedrijf in de hotelbouw essentieel.
Hotel Purmerend wil gebruik maken van lokale leveranciers en dienstverleners, mits deze bedrijven aan het voorzieningenniveau voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan:
Hotel Purmerend biedt alle benodigde faciliteiten voor het bedrijfsleven. Werkgevers kunnen medewerkers zo nodig al dan niet tijdelijk onderbrengen in ons hotel. Zowel ondernemers als organisaties kunnen voor alle soorten van bijeenkomsten zaalruimte huren. De beschikbare zalen zijn van de modernste communicatieapparatuur voorzien.
In het ontwerp is ruimte gereserveerd voor een bedrijfswoning. Een bedrijfswoning is noodzakelijk om de volgende redenen.
Het gebied rondom het hotel wordt ingericht als natuur-, recreatie- en wandelbos met een educatief karakter. Voor dit te realiseren natuur- en wandelbos is inmiddels (publicatiedatum 30 januari 2020) een schetsontwerp gemaakt. Het realiseren van het natuur- en wandelbos valt buiten dit bestemmingsplan. Onderstaand figuur is opgenomen ter illustratie. Een impressie van de uitwerking is weergegeven in de figuren 3 tot en met 8 in paragraaf 2.1.
Figuur 9. Schetsplan 30 januari 2020 (bron: Bureau Vista Landschapsarchitecten)
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.
In Nederland wonen we met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 km². We willen graag dat ons land over 30 jaar nog steeds prettig veilig en gezond is om in te wonen, werken en recreëren. Daarom is het belangrijk nu al na te denken over de keuzes die daarvoor nodig zijn.
De vraagstukken zijn groot en vaak met elkaar verweven. Denk aan het bouwen van een miljoen nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Ze vragen meer ruimte dan zomaar beschikbaar is in ons land. Ook de COVID pandemie laat zien hoe belangrijk buitenruimte van hoge kwaliteit voor ons is.
De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.
Nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Het rijk heeft 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
Het onderhavige plan houdt rekening met deze aspecten zoals hierna ook verder wordt gemotiveerd. De nationale belangen verzetten zich niet tegen de voorziene realisatie van het hotel met aanvullende functies.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Purmerend hebben deze regels geen gevolgen.
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder). De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
Ingevolge de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kwalificeert het plan ter ontwikkeling van het Van der Valk hotel, met een ruimtebeslag van 4.500m2, als stedelijke ontwikkeling. Zie ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724. Onder "andere stedelijke voorzieningen" als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1, onder i, Bro, worden verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure, dus ook een hotel (ABRvS 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2838). Voorts is in beginsel sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2.
Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.
Onderzoek marktruimte en kansenzones hotelsector (2017)
Om inzicht te krijgen in de hotelmarkt van de regio Zaanstreek-Waterland, hebben de betreffende gemeentebesturen in deze regio opdracht gegeven tot een nader onderzoek (Bijlage 2). Uit dit onderzoek (2017) blijkt onder meer dat er nieuwe hotelinitiatieven zijn voor rond de 760 nieuwe hotelkamers in de regio Zaanstreek-Waterland. Van 505 daarvan wordt de kans op realisatie zeer groot geacht. Een deel hiervan betreft het aantal hotelkamers dat Van der Valk in de Kom A7 zal realiseren. Voor Van der Valk is uitgegaan van een uitbreiding met 100 extra kamers ten opzichte van het huidig aantal van 40 (in totaal dus 140 kamers). Overigens dient hierbij rekening te worden gehouden met het feit dat het huidige Van der Valk-hotel in Zuidoostbeemster ophoudt te bestaan. Dit is gewaarborgd in de overeenkomst tussen de gemeente Purmerend en Van der Valk.
Het rapport van LA Group is besproken in het portefeuillehoudersoverleg Zaanstreek- Waterland d.d. 15 juni 2017. In dit overleg is het volgende afgesproken: "Vanwege de (langdurige) planontwikkeling en de eerdere regionale afstemming d.m.v. het regionale verblijfsaccommodatie onderzoek uit 2014, wordt ingestemd met onder andere de hotelontwikkeling van der Valk Kom A7 (Purmerend). Door middel van deze getekende notulen (Bijlage 4) wordt de regionale afstemming voor de eerder genoemde hotelontwikkelingen bevestigd zodat dit kan worden meegenomen in de verdere afstemming met de provincie Noord-Holland".
Nadat de regionale afstemming binnen de regio Zaanstreek-Waterland over de komst van een Van der Valk hotel naar de kom A7 in Purmerend plaats heeft gevonden zijn binnen de MRA nieuwe procesafspraken gemaakt over de beoordeling van hotelinitiatieven. Hierbij wordt nu gewerkt met een ontwikkelkader en worden de plannen vervolgens beoordeeld door een expertteam. Voordat dit ontwikkelkader werd vastgesteld is tevens afgesproken dat voor de hotelplannen die eerder al regionaal afgestemd waren, waaronder het Van der Valk hotel in de kom A7, niet nogmaals een beoordeling gedaan zou worden.
Tevens is in opdracht van de Metropoolregio Amsterdam door ZKA onderzoek gedaan naar de vitaliteit en marktruimte van alle verblijfsaccommodaties. Uit het onderzoek blijkt dat de logiessector van de Metropoolregio vitaal is. De bedrijven zijn gezond en hebben voldoende armslag om te investeren voor de toekomst. Verder blijkt dat er op basis van de verwachte groei een MRA brede marktruimte is van 18.000 kamers te realiseren voor 2022. Op basis van de MRA hotelmonitor blijkt dat hiervan op dit moment slechts 9500 kamers gepland zijn. ZKA adviseert de MRA om deze groei met behoud van de balans tussen wonen, werken en recreëren te faciliteren. Aangezien de gemeente Amsterdam geen nieuwe hotelinitiatieven (meer) zal faciliteren, zijn er voldoende kansen en mogelijkheden voor hotelinitiatieven in de directe regio.
Uit het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een regionale behoefte voor het hotelinitiatief in de Kom A7 en dat hierover afstemming is bewerkstelligd met de betrokken bestuurders van de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland. Tevens wordt vastgesteld dat dit initiatief voorziet in de lokale en regionale behoefte aan congres-, leisure- en vergaderfaciliteiten. Het planvoornemen voorziet in een compleet concept dat zal bijdragen aan een verbetering van het toeristisch profiel van Purmerend en derhalve een positief effect zal hebben op de spreiding van de toeristen in de regio Amsterdam.
Hotelmarkt Zaanstreek-Waterland - Onderzoek marktruimte (concept 2021)
In 2017 is onderzoek uitgevoerd naar de hotelmarkt in de regio Zaanstreek-Waterland, in opdracht van de gemeente Purmerend (namens de gemeenten in die regio). In het rapport is de marktruimte geschetst voor nieuwe hotelkamers in de regio Zaanstreek-Waterland voor de periode tot en met 2022. Een van de conclusies destijds was dat er voldoende marktruimte was om een groei met tenminste 600 nieuwe hotelkamers in de regio te rechtvaardigen. Daarbij was rekening gehouden met een aantal – op dat moment – kansrijke bouwplannen voor nieuwe hotels.
Een van de plannen betrof de sloop van het huidige Hotel Van der Valk Purmerend (nu 38 kamers) in Zuidoostbeemster en – ter vervanging daarvan – nieuwbouw van een Valk Exclusief Hotel in de zogenaamde 'Kom A7' bij Purmerend (met 140 kamers). Omdat het hotelonderzoek inmiddels bijna vier jaar oud is en de hotelmarkt momenteel sterk wordt beïnvloed door de corona-pandemie, is de vraag gerezen of er nog steeds voldoende marktruimte is voor 102 extra hotelkamers in Purmerend. In 2021 is een update van het marktruimteonderzoek uitgevoerd. Onderstaand worden de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek weergegeven. Het volledige onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.
In het onderzoek is de marktruimte in Zaanstreek-Waterland berekend voor nieuwe hotelkamers, zowel zónder als mét het effect van de coronacrisis. Het is van belang om te laten zien wat de dynamiek in de reismarkt en hotelmarkt was vóór de coronacrisis, omdat de algemene verwachting is dat de hotelmarkt zich binnen enkele jaren weer zal herstellen tot het niveau van 2019. In feite toont het scenario zonder corona ons een blik in de wat verdere toekomst dan 2026.
Uit het onderzoek blijkt dat in het corona-scenario er onvoldoende marktruimte is voor alle (vrijwel) zekere plannen voor 667 nieuwe hotelkamers. Afhankelijk van de gekozen variant (behoudend of meer optimistisch), zou bij plannen voor 33 tot 277 kamers gemeentelijke medewerking moeten worden onthouden (zie Tabel 19 in het onderzoek). De vraag is aan welke van de (vrijwel) zekere bouwplannen de betrokken gemeenten dan wel of niet zouden moeten meewerken. In het onderzoek is gemotiveerd waarom er valide argumenten zijn om, in de situatie met betrekking tot Purmerend, medewerking te verlenen aan het plan voor de Kom A7.
Het uitgevoerde onderzoek wordt nog besproken met de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland die aan dit rapport hebben bijgedragen.
De laddertoets is hiermee succesvol doorlopen.
Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
De Omgevingsvisie bevat provinciaal beleid op het gebied van economische transitie. De provinciale ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. De Omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. In de wetenschap dat de wereld waarmee Noord-Holland is verbonden continu verandert, geeft deze visie enerzijds richting en daarmee houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen.
De visie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. De provincie schetst daarbij vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Een van de bewegingen is Sterke kernen, sterke regio's. Deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden. De beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' beoogt handvatten te geven om de werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid op peil te houden. En om dorpen, steden en regio's de krachtige identiteit die ze zo kenmerkt te laten behouden of te ontwikkelen.
De beweging Sterke kernen sterke regio's heeft tot doel het netwerk van steden en kernen qua voorzieningenniveau, economische ontwikkeling en woningbouwontwikkeling sterker te maken. En om de verschillende kernen en regio's de krachtige identiteit die ze zo kenmerkt te laten behouden en te ontwikkelen. Hierbij is regionale samenwerking van essentieel belang. De provincie wil graag ruimte bieden aan gemeenten om in regionaal verband te komen tot goede afspraken. De regionale samenwerkingsagenda vormt hierbij bij uitstek een belangrijk instrument. Hierbinnen kunnen meer specifieke instrumenten ingezet worden. Bijvoorbeeld de regionale afspraken over wonen om de woningbouw regionaal af te stemmen op de vraag (kwantitatieve en kwalitatief). Ditzelfde geldt voor de monitor bedrijventerreinen, regionale visies detailhandel en regionale visies verblijfsrecreatie, bedoeld om de programmering van werklocaties regionaal af te stemmen.
Zoals uit paragraaf 3.1.3 en Bijlage 4 blijkt heeft er regionale afstemming plaatsgevonden over het te vestigen hotel en blijkt uit onderzoek dat het hotel bijdraagt aan het versterken van het voorzieningenniveau en economische ontwikkeling van de regio. De onderhavige ontwikkeling, liggend in bestaand stedelijk gebied, is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.
Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld en deze is 17 november 2020 in werking getreden. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken en het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. De 21 nu geldende provinciale verordeningen zijn samengevoegd tot 1 verordening. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. Bij de omgevingsverordening zit een digitale kaart waarbij de regels direct in beeld komen op een specifieke locatie.
In deze verordening worden regels gegeven over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Bij de omgevingsverordening is een was-wordt-tabel opgenomen. Deze tabel plaatst het voormalige provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving naast het nieuwe provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving dat in de Omgevingsverordening is verwerkt; dit is voor de verschillende onderwerpen/ thema's van de fysieke leefomgeving gedaan. Op die manier is overzichtelijk welk beleid wordt gewijzigd en welk beleid wordt voortgezet.
In de voorgaande Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) viel het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Bro. De provinciale verordening gaf aan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd dienen te worden. De onderhavige ontwikkeling was daarmee in lijn met de PRV. De provincie is vanaf het beginstadium betrokken bij de plannen voor de Kom A7.
De belangrijkste wijziging voor onderhavig plangebied is de introductie van het werkingsgebied Landelijk gebied in de Omgevingsverordening. Dit werkingsgebied is onder andere gekoppeld aan de regels voor kleinschalige ontwikkelingen, ruimtelijke kwaliteit en zonne-energie. Het is de vervanging voor de term buiten Bestaand stedelijk gebied (BSG), die in de PRV werd gehanteerd. Doordat bij het maken van de kaart uit is gegaan van een aantal uitgangspunten is de kaart geen contramal van het werkelijke BSG en vallen ook gebieden die conform jurisprudentie ter invulling van artikel 1.1.1, eerste lid, onder h Bro tot BSG behoren onder Landelijk gebied.
In de Omgevingsverordening valt het plangebied onder het werkingsgebied Landelijk gebied waarbij in sommige situaties, zoals in onderhavige, stedelijke voorzieningen die grenzen aan stedelijk weefsel onder de werkingssfeer van het Landelijke gebied zijn gebracht. De Omgevingsverordening is op dit punt onduidelijk. De locatie Kom A7 is enerzijds onder de werkingssfeer van het provinciale Landelijk gebied gebracht, terwijl de locatie anderzijds volgens de definitiebepaling van stedelijk gebied uit de Omgevingsverordening – welke verwijst naar het Bro – en de daarbij behorende jurisprudentie als Bestaand stedelijk gebied (BSG) kwalificeert. De aanwijzing in de Omgevingsverordening van de Kom A7 als landelijk gebied, is voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend aanleiding geweest om een zienswijze in te dienen tegen de ontwerpomgevingsverordening. De zienswijze kwam erop neer dat de Omgevingsverordening een te strakke begrenzing van het bestaand stedelijk gebied hanteert, waardoor onder andere de Kom A7 nu is aangewezen als landelijk gebied terwijl daarvan onder de PRV eerder geen sprake was. De zienswijze is niet gehonoreerd.
In de Nota van Beantwoording van de zienswijzen tegen de ontwerpomgevingsverordening staat daarover kort gezegd dat de aanduiding van een locatie als bestaand stedelijk gebied op grond van de jurisprudentie in een aantal gevallen niet strookte met de huidige visie van PS. Om duidelijk te maken waar de provinciale regels voor het landelijk gebied gelden, is de kaart landelijk gebied opgesteld. Door te werken met een kaart landelijk gebied, kiest PS ervoor om zelf, op voorhand, te bepalen waar de provinciale regels voor landelijk gebied van toepassing zullen zijn.
In Hoofdstuk 4 Omgevingsanalyse wordt nader toegelicht dat het gemeentebestuur van Purmerend het niet eens is met de Omgevingsverordening wat betreft de aanwijzing van de Kom A7 als landelijk gebied en welke gevolgen dat heeft voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling past goed in het beleid zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.
Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 33 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De MRA behoort tot de Europese top vijf van economisch sterke regio's. De rode draad van de samenwerking is het behouden en versterken van die internationale concurrentiepositie. De door de partners geformuleerde hoofdopgaven zijn (thematisch) neergelegd in de 'Gebiedsagenda 2013' en richten zich m.n. op het optimaliseren van het fysieke vestigingsklimaat (economie), het tijdig voorzien in kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte in 2040 (verstedelijking) en het op orde brengen en houden van een goed functionerend mobiliteitsnetwerk (bereikbaarheid). De agenda levert een 'voorraadkamer' op voor de besluitvorming over programma's en projecten in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO-MIRT). De agenda richt zich voornamelijk op het verbeteren van de infrastructuur en het milieu. De agenda verzet zich niet tegen het realiseren van een hotel met vergaderzalen en horeca.
De MRA heeft een eigen langeretermijnvisie in de vorm van het Ontwikkelingsbeeld 2040 uit 2007. De MRA wil een internationaal concurrerende regio zijn met compacte steden in een voor recreanten aantrekkelijk landschap en met een infrastructureel netwerk dat de kernen met elkaar, het landschap en de rest van de wereld verbindt. De regio zet in op woningbouw, de creatieve industrie, de maakindustrie en de circulaire economie, wil een omslag naar duurzame energiebronnen en koestert grote bedrijven als het Havenbedrijf Amsterdam. In 2014 verscheen een overzicht van accentverschuivingen ten opzichte van dit Ontwikkelingsbeeld: Doorbouwen op het fundament. Op basis van nieuwe trends en inzichten focust de MRA o.a. op meer stedelijke verdichting, intensivering van de transformatieopgave, beter benutten van OV-knooppunten en – naast bescherming – een betere benutting van het landschap.
Om dit te bereiken is voor de korte termijn een Ruimtelijk-economische Actie-Agenda 2016-2020 opgesteld, met een doorkijk naar de komende tien jaar.
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.
Zoals uit paragraaf 3.1.3 en Bijlage 4 blijkt draagt het project bij aan het versterken van het voorzieningenniveau en economische ontwikkeling van de regio zoals onder 1 bedoeld.
In Purmerend is marktruimte om het aantal voorzieningen uit te breiden. Wat zijn de goede plekken om dit te doen en in welke vorm bieden de uitbreidingen de meeste kansen om Purmerend als stad en centrum van de regio te versterken? Voor de vorm waarin de voorzieningenstructuur wordt versterkt is gekozen voor clustering. Een cluster kenmerkt zich doordat het voorzieningen met een bovenwijks, oftewel stedelijk of regionaal karakter biedt.
Figuur 10. Clusters
Het plangebied maakt deel uit van cluster 10. Kom A7 met als thema: consumeren & beleven gecombineerd met economische functies. In de structuurvisie is het volgende opgenomen over cluster 10:
Deze plek ligt op een toplocatie. De plek ligt direct aan de snelweg A7 in een mooie groene setting. De plek is een belangrijke zichtlocatie en een visitekaartje van Purmerend. De stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische kwaliteit van de bebouwing moeten dit tot uitdrukking brengen. Er dient een ruimtelijk en programmatisch kader te worden uitgewerkt waaraan voorstellen van derden kunnen worden getoetst. Vanuit dit structuurplan worden de volgende ingrediënten meegegeven: een commerciële programma (ontwikkeling op deze locatie kan zonder bijdrage van de overheid) met een regionale en liefst bovenregionale functie in de sfeer van groen, recreatie en toerisme.
Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de structuurvisie.
In 2013 is de strategische plankaart (in de structuurvisie afgebeeld op pagina 72) geactualiseerd. Op deze kaart zijn de belangrijkste doelstellingen voor Purmerend voor de lange termijn samengebracht. De kaart wordt in samenhang gelezen met de oorspronkelijke structuurvisie uit 2006.
Cluster 10 is gewijzigd ten opzichte van 2006 in die zin dat (nu) sprake is van een bestaand, te versterken cluster. In de oorspronkelijke structuurvisie was sprake van koppeling aan de A7-zone op de Kop van West (cluster 11) in die zin dat eerst de A7-zone ingevuld wordt en pas daarna het gebied van de Kom A7, zodat beide elkaar aanvullen. Met het vaststellen van de nota "Beleid voor perifere detailhandel Purmerend" en door de besluitvorming 'Organische gebiedsontwikkeling Kop van West' is deze koppeling feitelijk achterhaald. Het gebied van Kom A7 kan nu zelfstandig worden ingevuld, d.w.z. los van de Kop van West. Bij de Kom A7 is ruimte voor het ontwikkelen van commerciële voorzieningen met een regionale of liefst bovenregionale functie.
Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de geactualiseerde structuurvisie.
Vertrekpunt voor ontwikkeling van de Kom A7 is dat de te realiseren functies complementair zijn voor Purmerend en dat functies niet concurreren met Bedrijvenpark Baanstee-Noord. Het ligt in die zin voor de hand hier, voor Purmerend nieuwe, economische ontwikkelingen een kans te bieden. Die ontwikkelingen zijn in lijn met de Structuurvisie Purmerend, versterken elkaar functioneel, leveren gezamenlijk een grotere aantrekkingskracht voor de stad en geven invulling aan een (boven)regionale behoefte. Het ligt vanuit die kaders voor de hand te streven naar invulling van het gehele terrein met functies op het gebied van vrijetijdsbesteding, evenementen, toerisme, recreatie, verblijf, enz.
Het gemeentebestuur ziet ruimte voor integrale, eventueel modulaire ontwikkeling van Kom A7 met hotel, congres- en evenementenfaciliteiten en vrijetijdsfuncties. Dergelijke invulling levert meerwaarde voor de stad en de regio, doordat sprake is van een kwalitatieve toevoeging aan de stad, gecombineerd met een beperkt aanbod in onze regio.
De realisatie van het hotel met functies past binnen de visie.
Het stuk 'Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040) is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.
Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die hieruit zijn geformuleerd (samengevat):
Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.
Op de kansenkaart Purmerend 2040 behorende bij de omgevingsagenda is de locatie Kom A7 aangeduid als bovenstedelijk toeristisch knooppunt met als kans het benutten van de goede bereikbaarheid, ontwikkelen als poort naar het buitengebied met ruimte voor verblijfsrecreatie. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de 'Agenda: Purmerend koers naar 2040'.
Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal:
Het nieuwe hotel zal duurzaam en tenminste volgens de Breeam norm Excellent worden gebouwd.
Een hotel dat lang mee gaat, weinig energie verbruikt en waar duurzaamheid niet ten koste gaat van het comfort van de gasten. Met deze uitgangspunten heeft initiatiefnemer het meest duurzame hotel van Nederland gebouwd: hotel Van der Valk in Leeuwarden.
Van der Valk Leeuwarden mag zich volgens keurmerk BREEAM-NL het meest duurzame hotel van Nederland noemen. Door de topscore van 78,3 procent behaalde het hotel zelfs het BREEAM-NL Excellent-certificaat.
Om dit te bereiken, is een projectgroep opgericht met duurzaamheidsexperts en andere personen met eensgezinde ideeën over duurzaamheid. “We maakten onze doelstelling tastbaar en hadden er daardoor lol in het doel te bereiken. De eerste doelstelling was 73 procent, maar door de passie van de groep bereikten we uiteindelijk de hoogste score.”
Al tijdens de bouw moet elke stap in het bouwproces voldoen aan de regelementen van BREEAM-NL. Zo moet zelfs een blokje hout om een bouwkeet recht te zetten van duurzame herkomst en gecertificeerd zijn. En de flora en de fauna van het bouwgebied moet beschermd worden in plaats van dat deze wordt aangetast. De bouwhekken moeten bijvoorbeeld ingegraven worden en voorzien zijn van speciaal zeil om te voorkomen dat dieren de bouwput betreden.
Hotel Van der Valk houdt het energieverbruik zo laag mogelijk door warmte afgegeven door aanwezige gasten en de keuken via een installatie op te vangen en te benutten om douchewater mee te verwarmen. Normaal gesproken wordt warme lucht afgezogen naar buiten, maar de installatie zorgt ervoor dat 95 procent van de vrijgekomen warmte behouden blijft. “Hoe meer mensen bij ons vergaderen, hoe gemakkelijker het is voor ons om water te verwarmen.” De installatie zorgt bovendien voor een constanter klimaat in bijvoorbeeld de keuken, zodat het er ook tijdens warme dagen koel is.
Hotel Van der Valk Purmerend zal een vergelijkbare benadering krijgen als Hotel Van der Valk Leeuwarden waarbij zoals aangegeven conform de Breeam norm Excellent zal worden gebouwd.
BREEAM-NL is sinds 2009 de certificeringsmethode voor een duurzaam gebouwde omgeving. Met deze methode kunnen projecten worden beoordeeld op integrale duurzaamheid. BREEAM-NL heeft vier keurmerken. Voor nieuwbouwprojecten is er BREEAM-NL Nieuwbouw. Bestaande gebouwen worden beoordeeld met In-Use, sloopprojecten met Sloop en Demontage en complete gebieden met BREEAM-NL Gebied.
BREEAM staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method en wordt gebruikt in meer dan 80 landen wereldwijd. De methode is oorspronkelijk ontwikkeld door het Building Research Establishment (BRE). Dutch Green Building Council heeft de methode geschikt gemaakt voor Nederland. Vandaar BREEAM-NL.
Met BREEAM-NL krijg je inzicht in de werkelijke duurzaamheidsprestatie van je project. Niet alleen op het gebied van energie, maar in de volle breedte. Omdat BREEAM-NL internationaal erkend is, inmiddels meer dan 10 jaar bestaat en veel wordt gebruikt in Nederland, wordt de prestatie door de markt op waarde geschat. Op die manier werk je zichtbaar en meetbaar aan het behalen van de duurzaamheidsambities van je organisatie.
Een gebouw met een BREEAM-NL certificaat is ook een gezond gebouw. Dat betekent dat er aandacht is voor bijvoorbeeld binnenklimaat, ventilatie, licht en vluchtige organische stoffen. Een gezonde omgeving is beter voor het welzijn en de productiviteit van de medewerkers en de gasten.
Met BREEAM-NL maak je je project klaar voor de toekomst. De lat van BREEAM-NL ligt hoger dan wat wettelijk wordt geëist. Zo is je gebouw bestendig tegen plotselinge gebeurtenissen en geleidelijke veranderingen.
De beoordeling vindt plaats aan de hand van negen kwaliteitsaspecten, te weten:
De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit. De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is medebepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.
De gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds, doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds, omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen.
Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, dat kansen benoemd en dat vier uitwerkingen kent:
Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van goede bomen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.
Bij het project worden er meer bomen teruggeplant/aangeplant dan dat er bomen worden weggehaald. Het weghalen van de bestaande bomen zorgt er voor dat de bomen in mindere staat worden vervangen door goede bomen. Daarnaast is in paragraaf 2.7 ingegaan op de inrichting van de omgeving. Ten aanzien van klimaatadaptie zorgt het te realiseren groen voor een reductie van hittestress, en wordt de regenwaterafvoer geoptimaliseerd voor de onderhavige locatie/situatie. Het realiseren van een gescheiden waterafvoer-/rioolstelsel wordt tevens in het kader van klimaatadaptie uitgewerkt.
De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.
De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.
Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes
gemaakt:
De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 staat uitvoering van het project niet in de weg.
Deze nota is op 10 december 2019 voor een termijn van 3 jaar verlengd, tot eind 2022, vanwege ontwikkelingen op het gebied van de Omgevingswet en de fusie van de gemeente Purmerend met de gemeente Beemster. De nota is op twee aspecten aangepast, te weten een toevoeging van een vergunningenstrategie en een actualisatie van de sanctiestrategie. Deze aanpassingen hebben geen gevolgen voor het planvoornemen.
Purmerend heeft een grote woningbouwopgave en moet tot 2040 10.000 woningen bouwen. Zonder verdere actie gaat deze opgave grote consequenties hebben voor de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid in de stad. Het verkeersplan, dat in maart 2019 door de raad is vastgesteld, bevat een pakket aan maatregelen om de parkeerdruk in de binnenstad te reguleren en de doorstroming te reguleren.
De voorgestelde parkeermaatregelen zijn geclusterd rond drie pijlers:
Om de binnenstad autoluw te maken en het doorgaand verkeer te ontmoedigen de route door de binnenstad te nemen, zijn er globaal vier knoppen waaraan gedraaid kan worden. Zo kunnen maatregelen getroffen worden die betrekking hebben op de:
Bovenstaand pakket is met behulp van een verkeersmodel doorgerekend. Daaruit blijkt dat het beoogde effect - een autoluwe binnenstad - alleen haalbaar is bij een combinatie van de vier maatregelen.
De locatie Kom A7 is niet gelegen in de binnenstad en ook niet aan een van de routes vanaf de A7 naar de binnenstad. Het verkeersplan staat uitvoering van het project niet in de weg.
Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).
Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.
De voorgenomen ontwikkeling om een hotel met vergaderzalen en horeca te realiseren ligt in lijn met het Rijks- provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid.
De locatie is gelegen in de Kom A7. Het plangebied wordt in de huidige situatie met gebruikt om te wandelen. Het gebied wordt volledig omsloten door wegen. Ten noorden van het plangebied zijn een tenniscentrum, dance centrum en een bouwmarkt gesitueerd. De dichtstbijzijnde woningen zijn gelegen op een afstand van circa 500 meter.
Figuur 11. Huidige situatie
In de structuurvisie Purmerend die in 2006 is vastgesteld werd de hele kom A7 aangemerkt als te ontwikkelen gebied. Dit gebied is een zichtlocatie vanaf de snelweg A7 en ligt dicht bij de binnenstad van Purmerend. Voor de invulling van de kom A7 werd gedacht aan commerciële voorzieningen met een regionale of bovenregionale functie. Uiteindelijk is op basis van onderzoek naar de marktpotenties gekozen voor een ontwikkeling van de kom A7 met functies op gebied van vrijetijdsbesteding, evenementen, toerisme en recreatie. Daarbij werd gedacht aan een hotel in combinatie met faciliteiten voor congressen, evenementen en leisure. Aantrekken van nieuwe werkgelegenheid en versterken van de binnenstad waren hierbij belangrijke aandachtspunten. Dit is door de raad in de visie ontwikkeling kom A7 “Poort van Purmerend” in 2016 vastgesteld als uitgangspunt. Het is de intentie om het gehele gebied kom A7 te ontwikkelen voor dit doel.
In 2017 meldde zich de eerste kandidaat met een voorstel voor een recreatieve functie in de kom A7. Dit was de ondernemer van het van der Valk hotel in Zuidoostbeemster. Hij wilde dat hotel uitbreiden met circa 100 kamers wat niet mogelijk was op de bestaande locatie en ook niet op een andere locatie in de Beemster en dicht bij de snelweg A7. Door de gemeente Purmerend is vervolgens onderzocht of vestiging en de kom A7 mogelijk zou zijn. Dit resulteerde in een nota van uitgangspunten waaruit bleek dat de bouw van een hotel met circa 145 hotelkamers in de kom A7 mogelijk is. Vervolgens is begin 2018 een anterieure overeenkomst gesloten tussen van der Valk en de gemeente over de aankoop van een perceel van 2,3 ha. grond voor de vestiging van het hotel.
Vooraf aan de besluitvorming over de gronduitgifte voor het hotel in de kom A7 is overleg gevoerd binnen de MRA om dit hotelplan af te stemmen met de andere hotelontwikkelingen in de metropoolregio Amsterdam. De basis hiervoor werd gevormd door een marktonderzoek van Lagroupe. Dit resulteerde in een afspraak tussen de noordelijke gemeenten van de MRA over de vestiging van drie nieuwe hotels in dit gebied waaronder het hotel in de kom A7. Ook met de provincie is destijds ambtelijk afgestemd over de vestiging van het hotel in de kom A7. Ook zijn GS middels een brief geïnformeerd over de afstemming binnen de MRA met betrekking tot de vestiging van dit hotel.
Nadat alle afspraken over een nieuw van der Valk hotel in de kom A7 begin 2018 vastgelegd waren in een overeenkomst is de vestiging van dit hotel en de verdere ontwikkeling van de kom A7 een belangrijk overlegpunt geworden bij de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de vorming van het nieuwe college na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018 is in de zomer van 2018 in het coalitieakkoord hierover het volgende afgesproken:
Het Beusebos / de kom A7 wordt een natuur-, recreatie- en wandelbos met een educatief karakter. De gemeente treedt in overleg met de beoogde ondernemer om binnen een redelijke termijn een alternatieve locatie voor het hotel te vinden. Als het niet lukt om een alternatieve locatie te vinden, wordt het een vrij besluit van de raad.
In opdracht van de gemeente heeft adviseur Decisio onderzocht of gelijkwaardige alternatieve locaties voor dit hotel gevonden kunnen worden. De conclusie was dat dit niet het geval is. Er is geen alternatieve locatie die voldoet aan de eisen van Van der Valk. Deze eisen zijn voor de ondernemer voorwaardelijk om deze grote investering te willen doen. Bovendien zijn de gemeente en Van der Valk met het ondertekenen van de anterieure overeenkomst wederzijdse verplichtingen aangegaan zodat instemming van de ondernemer voor een eventuele alternatieve locatie een voorwaarde is.
Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad besloten om verder te gaan met het Van der Valk hotel op de afgesproken locatie in de kom A7 (zie ook paragraaf 2.2). En om verder geen nieuwbouw meer te ontwikkelen in de kom A7 maar in plaats daarvan het bestaande groen te gaan inrichten als een natuur- recreatie- en wandelbos met een educatief karakter. Tevens heeft de raad een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld om een schetsontwerp voor het bos te maken en te onderzoeken hoe toekomstige aanleg en beheer het beste geregeld kunnen worden.
De locatie Kom A7 kwalificeert als bestaand stedelijk gebied in de zin van artikel 1.1.1, lid 1 onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening. De aanwijzing van de Kom A7 als landelijk gebied in de Omgevingsverordening is hiermee in strijd en bovendien is de Omgevingsverordening op dit punt tegenstrijdig. Dit bestemminsplan gaat daarom uit van de juridische kwalificatie van de Kom A7 als bestaand stedelijk gebied en laat de Omgevingsverordening op dit punt buiten toepassing. Dit wordt als volgt toegelicht.
Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro volgt dat de kwalificatie bestaand stedelijk gebied afhangt van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Daarbij moet niet alleen naar de bestaande bebouwing maar ook naar het verleden worden gekeken1. Uit de jurisprudentie van de ABRvS ter invulling van artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro volgt bovendien dat voor de kwalificatie als bestaand stedelijk gebied de definitie van artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro en invulling daarvan naar omstandigheden van het geval leidend zijn. De definitie in artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro – en de invulling die daaraan in de jurisprudentie verder is gegeven – prevaleert dus boven de aanwijzing van de Kom A7 als landelijk gebied in de Omgevingsverordening.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van bestaand stedelijk gebied dient volgens de ABRvS te worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied al een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of het gebied volgens het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Daarbij is niet relevant of de bebouwing waarin het voorgaande plan voorzag tijdens de vaststelling van het nieuwe plan al was gerealiseerd2.
Op grond van het thans vigerende bestemmingsplan West 1990 rust een recreatieve bestemming op de locatie Kom A7. Binnen die bestemming is bebouwing in de vorm van clubgebouwen toegestaan. Eerder oordeelde de ABRvS in een uitspraak van 25 april 20183 dat in het geval van een recreatieve bestemming die stacaravans en recreatiewoningen toeliet, sprake was van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van dienstverlening. Op grond van deze uitspraak is het gemeentebestuur van Purmerend van mening dat ook het bestemmingsplan West 1990 ter plaatse van de Kom A7 een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van dienstverlening toelaat, nu daar clubgebouwen zijn toegestaan en bijvoorbeeld een sportcomplex ter plaatse kan worden ontwikkeld. Daar komt bij (i) dat de ligging van de Kom A7 aansluit bij de bebouwing van de stad Purmerend en daarvan slechts gescheiden wordt door de A7, die op zichzelf kwalificeert als bij bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende infrastructuur; en (ii) ook de Structuurvisie Purmerend 2005 – 2020 de Kom A7 als een te ontwikkelen stedelijk gebied bestempelt.
De Kom A7 is bovendien gelegen binnen de bebouwde kom, wat ook een kenmerk is van bestaand stedelijk gebied. Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 3.1.6 Bro volgt dat de begrenzing van de bebouwde kom niet bepalend is voor de bepaling van de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, in die zin dat bestaand stedelijk gebied niet per se ophoudt bij de grens van de bebouwde kom4. Daarbij wordt tegelijkertijd aan een uitspraak van de ABRvS gerefereerd waaruit volgt dat de begrenzing van de bebouwde kom een aanwijzing is dat sprake is van bestaand stedelijk gebied5. De Kom A7 ligt ingevolge de door de GS vastgestelde begrenzing van de bebouwde kom, binnen de bebouwde kom als bedoeld in de Wet natuurbescherming:
Figuur 12 Bebouwde kommen binnen de Provincie Noord-Holland
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de Kom A7 kwalificeert als bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro. De aanwijzing als landelijk gebied in de Omgevingsverordening is daarmee niet in overeenstemming en bovendien innerlijk tegenstrijdig.
Enerzijds sluit de Omgevingsverordening namelijk wat betreft tekst en toelichting aan bij:
(i) de definitie van bestaand stedelijk gebied in artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro en de jurisprudentie in dat kader; en
(ii) een in de praktijk en onder de PRV gehanteerd onderscheid tussen bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied;
Anderzijds stelt de Provincie in de Nota van Beantwoording in reactie op de zienswijze van de gemeente Purmerend dat:
(i) het wenselijk is van de invulling van artikel 1.1.1., lid 1 onder h, Bro af te wijken; en
(ii) de begrippen landelijk gebied en bestaand stedelijk gebied niet elkaars tegenovergestelde zijn maar in sommige gevallen overlappen.
Als de aanwijzing wordt getoetst aan de uitgangspunten die in de toelichting bij de Omgevingsverordening NH2020 (en ook in de Nota van Beantwoording) zijn genoemd, volgt daaruit echter dat de Kom A7 niet kwalificeert als landelijk gebied:
De in de Omgevingsverordening gekozen systematiek is derhalve in strijd met de invulling van artikel 1.1.1, lid 1 onder h, Bro. Bovendien is het vanuit een oogpunt van rechtszekerheid noodzakelijk om een bewuste breuk met de eerder in de PRV en in de praktijk gebruikelijke systematiek nadrukkelijk te benoemen en te motiveren in de Omgevingsverordening, om vervolgens te voorzien in specifiek overgangsrecht voor de gebieden die onder de PRV niet maar onder de Omgevingsverordening wel als landelijk gebied zijn aangewezen. Daarvan is echter geen sprake. Voor dit bestemmingsplan laat de gemeenteraad dus de aanwijzing van de Kom A7 als landelijke gebied in de Omgevingsverordening, buiten toepassing.
Hierna wordt toegelicht waarom de voorziene ontwikkeling van het hotel in overeenstemming is met de uitgangspunten die gelden voor bestaand stedelijk gebied.
In de visie op de kom A7 “Poort van Purmerend” uit 2016 zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling in de kom A7 als volgt vastgelegd:
Hoogbouwaccent vereist
Ontwikkeling van de zichtlocatie kom A7 geeft een mogelijkheid om zichtbaarheid en herkenbaarheid van Purmerend te vergroten. Op dit moment zorgt de verhoogde ligging van de A7 met een geluidscherm dat het Purmerend van nu, slecht zichtbaar is.
De positie in het stedelijk weefsel leent zich bij uitstek voor een hoogbouwaccent van ten minste 50 meter. Op die manier is het gebied van veraf zichtbaar en levert het als oriëntatiepunt, tezamen met de reeds aanwezige accenten, een bijdrage zowel vanuit het landelijk gebied als op stedelijk niveau aan de leesbaarheid en identiteit van Purmerend en de positionering in het landschap. Hoogbouw in de kom A7 en de stad vormen samen de poort van Purmerend.
Figuur 13. Artist impression uit visie op de kom A7 “Poort van Purmerend”
Openbare voorzieningen
Het gemeentebestuur streeft integrale ontwikkeling van kom A7 na door voornoemde functies in te bedden binnen de context van het knooppunt van de stedelijke en landelijke omgeving. Ontwikkeling van kom A7 met benutting van alle kansen die deze locatie biedt, is van invloed op ter plaatse aanwezige groenvoorziening c.q. begroeiing.
Bij de uiteindelijke ruimtelijke invulling van de locatie wordt rekening gehouden met implementatie van daarbij passende groenvoorzieningen. Eventueel rooien is niet eerder aan de orde, dan het moment van bouwrijp maken ten behoeve van een binnen deze visie passend initiatief.
Op bijgaande verbeelding zijn de benodigde openbare voorzieningen weergegeven, zoals wegen binnen plangebied, nieuwe ontsluitingen voor auto langs Laan der Continenten, nieuwe ontsluitingen voor fiets langs Oude Provinciale weg, hoofd groenstructuur langs provinciale weg en rijksweg A7.
Figuur 14. Benodigde openbare voorzieningen
Inmiddels zijn deze stedenbouwkundige uitgangspunten als volgt verder uitgewerkt:
Het hotel ligt op een prominente zichtlocatie aan de A7 en is voor veel mensen een eerste kennismaking met Purmerend. De verhoogde ligging van de A7 met een geluidscherm zorgt er echter voor dat Purmerend niet goed zichtbaar is en dat de interactie tussen de Kom A7 en de rest van Purmerend beperkt is. Het gebied ligt nu ietwat verscholen. De ligging aan de entree van de stad, langs een belangrijke verkeersroute en als schakel tussen landschap en stad biedt kansen het gebied beter zichtbaar te maken en de relatie met Purmerend en het buitengebied te verbeteren. Daarom is voor het hotel gekozen voor een hoog en slank gebouw.
Door de hoogte van het gebouw (69 meter) zal het samen met de hoogbouw van gebouw Heel Europa (ruim 60 meter hoogte) in Kop West als een baken de entree van de stad vanaf de A7 markeren. Deze beide gebouwen zullen vanaf grote afstand te zien zijn en een prominente plek op de horizon van Purmerend innemen. Hoogbouw brengt op deze wijze de Kom A7 en de stad dichter bij elkaar. Ook laat hoogbouw meer ruimte over voor onder meer groen. Hiermee conformeert het plan aan de Hoogbouwvisie waarin de locatie staat aangemerkt als een voorkeurslocatie voor hoogbouw als markering van de entree en het landschap, de poort van Purmerend.
Doordat de A7 met een lichte bocht om het hotel heen draait, zal deze toren vanaf meerdere zijden te zien zijn. Het hotel zal hiermee de rand van de stad markeren en evengoed een interessante relatie met de Beemster zoeken. De openbaar toegankelijke ruimte op de 16e verdieping van het hotel biedt een unieke mogelijkheid om de structuur van wegen en waterlopen van de Beemster, bepalend voor de wereld erfgoed status van deze polder, goed te kunnen zien. De hotelondernemer wil iedereen de mogelijkheid bieden om deze ruimte te bezoeken zonder verplichting van consumptie of betalen van toegang. Het voornemen is om in de ruimte informatie te geven over het omliggende landschap en over de werelderfgoederen Beemster en Stelling van Amsterdam.
De hoge toren van het hotel in de kom A7 zal vanuit de omgeving op geruime afstand zichtbaar zijn, onder andere vanuit de polder Beemster en vanuit het gebied dat onderdeel is van de Stelling van Amsterdam, met name dat deel van de Stelling dat gelegen is binnen de Beemster. Daarom is nagegaan of deze zichtbaarheid van betekenis is voor de werelderfgoed status van de Beemster en de Stelling van Amsterdam. Zowel voor polder de Beemster als voor de Stelling van Amsterdam zijn beschermde karakteristieken beschreven en vastgesteld. Deze gelden alleen binnen de polder Beemster en binnen het gebied van de Stelling, en hebben geen betrekking op wijzigingen in hetgeen zichtbaar is van ontwikkelingen die in omliggende gebieden zoals de stad Purmerend plaats vinden. Daarmee heeft de komst van een hotel met een hoge toren geen invloed op de beschermde kernwaarden van de beide werelderfgoederen.
Hoewel het hotel niet gelegen is in het werelderfgoed Beemster, levert zij een bijdrage aan het herkenbaar en bekend maken van het werelderfgoed. Het hotel zal tevens gaan dienen als uitvalsbasis voor bezoekers van het werelderfgoed en ook op die wijze een bijdrage leveren aan de bezoekbaarheid van de Beemster. Tevens zijn de werelderfgoederen vanuit het hotel goed waarneembaar en ervaarbaar vanaf het openbaar toegankelijk uitkijkpunt boven in het hotel.
Ook vanuit het aangrenzende landelijke gebied van Wormerland zal het hotel zichtbaar zijn. Om de invloed hiervan te beoordelen is gebruik gemaakt van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie die de Provincie in 2018 heeft vastgesteld. De ambitie van de Provincie is om ruimtelijke ontwikkelingen:
Ten opzichte van A kan gesteld worden dat het veenweidelandschap in de kom A7 al veertig jaar grotendeels verdwenen is, maar daarbuiten zeker herkenbaar en zichtbaar blijft. Voor wat betreft punt B geldt dat het hotel gebouwd wordt op een locatie die zelf geen open karakter meer heeft. De hoge toren van het hotel met een openbaar toegankelijke ruimte boven in de toren biedt de mogelijkheid van beleving van het omringende open gebied. Voor wat betreft punt C zien we de positionering van de toren van het hotel in combinatie met de hoogbouw in Purmerend aan de oostkant van de A7 als een markering van de poort van Purmerend waar het open landschap ophoudt en de stad begint.
De functionele relatie tussen de snelweg A7, Kom A7/Beusebos en de stad Purmerend zal voornamelijk gelegd worden door van het bosgebied in de Kom A7 een kwalitatief natuur- recreatie en wandelbos te maken waarvan het noordelijke deel dat aansluit bij het hotel goed toegankelijk is voor wandelaars. Het hotel als zichtpunt kan daarbij erg helpen, zal de toegankelijkheid van het gebied verbeteren en brengt horecagelegenheden mee waardoor het bos extra geactiveerd wordt. Het zuidelijke deel van het bos zal juist een rustig karakter behouden met veel aandacht voor de daar aanwezige natuurwaarden en met alleen een wandelpad langs de buitenranden. Hiermee ontstaat een gebied met een recreatieve functie voor de inwoners van Purmerend zowel als voor de hotelgasten. Aansluitend bij de aanpassingen aan de structuur van op en afritten van de A7 kunnen in de komende jaren de routes voor fietsers en wandelaars onder de snelweg door mogelijk verbeterd worden waarmee de verbinding tussen de stad en de kom A7 verder versterkt kan worden.
Als gevolg van het anders denken over het gebied kom A7, niet geheel ontwikkelen maar slechts een deel bebouwen en de ontstane natuurwaarde omarmen en uitbouwen, is deze ontwikkeling tevens van belang voor de verdere ontwikkeling van Purmerend. Het feit dat de stad de komende jaren fors zal groeien, maakt het noodzakelijk ook voldoende voorzieningen voor recreatie en verblijf te creëren. De ontwikkeling van de kom A7 draagt daar in belangrijke mate aan bij. Het bospark biedt ruimte aan zowel de wijk Weidevenne en Kop West, als ook aan het centrum van Purmerend. De ontwikkeling van het hotel is daarbij de belangrijke drager van deze ontwikkeling.
In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Uit de archeologische verwachtings- en beleidsanalysekaart blijkt dat het plangebied valt in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde.
Figuur 15. Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsanalysekaart
In het onderhavige bestemmingsplan spelen archeologische waarden niet.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.
Op 7 mei 2020 is het bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de “Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend en “Nota bodembeheer Purmerend”, bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerelateerde stoffen meegenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk). In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek.
Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit.
Door Grondslag is een verkennend bodemondrzoek uitgevoerd (Bijlage 7). Uit het bodemonderzoek blijkt dat in een mengmonster van de ondergrond een lichte verhoging aan minerale olie is aangetoond, en in een ander mengmonster van de ondergrond een lichte verhoging aan nikkel. Voor de verhoging aan minerale olie wordt een natuurlijke herkomst verwacht (veen). Verder zijn er in de mengmonsters, dus ook van de bovengrond, geen verhogingen aangetoond.
In het grondwater zijn lichte verhogingen gemeten aan zware metalen en een sterke verhoging aan nikkel. Op basis van de historische informatie is hier geen verklaring voor. Een tweetal peilbuizen is opnieuw bemonsterd en afzonderlijk geanalyseerd op nikkel. Bij deze analyse kwam de sterke verontreiniging aan nikkel niet meer naar boven.
De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze de realisering van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg staat.
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.
De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 5.1 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecten worden in deze paragraaf besproken.
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:
Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.
De Cultuurhistorische Waardenkaart toont dat op en in de nabijheid van dit perceel geen sprake is van actuele cultuurhistorische waarden.
De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de in / rond het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
Uit de in 2006 vastgestelde Dienstenrichtlijn vloeit voort dat als in bestemmingplannen beperkingen worden opgenomen aan de uitoefening van diensten, deze goed gemotiveerd moeten worden. Beperkingen zijn slechts mogelijk als voldaan wordt aan (artikel 9 en 16 Dienstenrichtlijn):
Detailhandel wordt ook als een dienst gezien.
Dit bestemmingsplan staat diensten toe in de zin van een hotel met vergaderzalen, horeca en leisure mogelijk. Omdat in het bestemmingsplan geen vestigingsbeperkingen zijn opgenomen is er geen strijdigheid met de Dienstenrichtlijn.
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
Risicocommunicatie met inwoners
Doordat de gemeente 'dichterbij' inwoners staat dan de Veiligheidsregio, communiceert de gemeente Purmerend ook over risico's en gevaren in de (directe) woon- en leefomgeving:
Zo werken de gemeente en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland samen aan risicocommunicatie en weten inwoners sneller wat zij kunnen doen om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een ramp of crisis.
Voor de inventarisatie van de aanwezige risicobronnen met de daarbij behorende veiligheidszones is de risicokaart geraadpleegd (zie figuur 15). In de omgeving bevinden zich een aantal risicobronnen:
Daarnaast maakt het project zelf geen risicovolle inrichting mogelijk.
Gezien de afstand tot de risicobronnen kan het plangebied alleen worden blootgesteld aan de effecten van mogelijke ongevalscenario’s op de A7, inclusief de af- en oprit Purmerend-Zuid.
Op grotere afstand van de projectlocatie (aan de overzijde van de A7) is een gasleiding en een tankstation met LPG gesitueerd. Deze risicobronnen liggen op een dusdanige afstand dat deze niet van invloed zijn op het plangebied. De gasleiding van de Gasunie is gelegen op een afstand van ongeveer 400 meter tot de beoogde locatie. Na raadpleging van de Risicokaart blijkt dat het gaat om een buisleiding met een uitwendige diameter van 324 mm en een werkdruk van 4000 kpa. De 1% letaliteitsgrens ligt op 140 meter afstand van de buisleiding. Dit betekent dat een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is. In het kader van het vooroverleg heeft de Gasunie het planvoornemen beoordeeld. Op grond van de toetsing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Tot slot loopt er een gasleiding van Liander parallel aan de Laan der Continenten. Deze leiding komt niet voor op de risicokaart en hoeft in het kader van externe veiligheid niet nader beschouwd te worden. Deze gasleiding is wel van belang voor de ontsluiting van het plangebied op de Laan der Continenten. Over de wijze waarop de ontsluiting van het terrein moet plaatsvinden wordt contact opgenomen met Liander als leidingbeheerder met het oog op de veilige ligging van deze leiding.
Figuur 16. Situatie hotel en risicobronnen
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd. Toetsingskader bij beoordeling van risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen bij ruimtelijke ordeningsbesluiten, is het basisnet. Voor het wettelijk vastleggen van de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: Bevt). Verder is de Regeling basisnet (hierna: Rbn) opgesteld. In de Rbn staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
Door de veiligheidsregio Zaanstreek - Waterland is in de overlegreactie ingegaan op de potentiële ongevalsscenario’s en de effecten en gevolgen daarvan op het hotel (zie Bijlage 18 en Bijlage 19) . In het advies is tevens ingegaan op artikel 7 van het Bevt. In het genoemde artikel staat dat in een toelichting moet worden ingegaan op de bestrijdbaarheid van en zelfredzaamheid bij een ramp als het plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een transportroute. Dit is het geval voor het toekomstige hotel.
Het advies verschaft inzicht in het gevaar van de risicobronnen die effect hebben op het plangebied en beschrijft de mogelijke gevolgen. Ook de mogelijkheden om het gevaar en de potentiële gevolgen te beperken worden benoemd. Daarnaast adviseren wij over basisbrandweerzorg.
Het gaat om de volgende ongevalscenario’s:
LPG- koude BLEVE (hittestraling, drukgolf en scherfwerking).
Een LPG-tankwagen raakt betrokken bij een botsing waardoor de tank open scheurt. LPG komt vrij en ontsteekt direct waarbij een vuurbal en een drukgolf ontstaan (koude BLEVE). Op een ongunstige ongevalslocatie op de afrit ligt het plangebied in het effectgebied (2e ring). Het wordt kortstondig blootgesteld aan een warmtestraling van 30 tot 120 kW/m2 waardoor 35% van de personen in de buitenlucht en 2% van de personen binnen kunnen komen te overlijden. Bij een ongunstige locatie op de A7 ligt het plangebied in de 3e ring, met een warmtestraling tussen de 10 en 30 kW/m2. De gevolgen zijn dat 28% van de mensen lichtgewond raakt, binnen zijn mensen afdoende beschermd.
Toxische stoffen – giftige wolk.
Door een ongeval op de weg breekt bij een tankauto gevuld met een toxische stof (bijvoorbeeld ammoniak) de aansluiting van de afsluiter af. Er ontstaat een gat waardoor in korte tijd een groot deel van de toxische stof vrijkomt. De vrijgekomen stof verdampt en er ontstaat een giftige wolk die zich met de wind mee verspreidt.
Het effectgebied van het ongevalscenario LPG- koude BLEVE is onderstaand weergegeven.
Figuur 17. Effectgebied van het ongevalscenario LPG- koude BLEVE
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezige personen in het effectgebied in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Dit speelt met name een rol als het handelingsperspectief vluchten is.
Een koude BLEVE ontstaat direct en er is dus geen tijd om te handelen. Personeel en bezoekers kunnen gewond raken of komen te overlijden als zij tijdens het ongeval buiten zijn; binnen zijn zij afdoende beschermd.
Bij een giftige wolk is het handelingsperspectief binnen blijven/schuilen, ramen en deuren sluiten en eventuele mechanisch ventilatie uitschakelen het beste handelingsperspectief.
Risicocommunicatie bevordert de zelfredzaamheid. Hierdoor weet het hotelpersoneel wat de externe ongevalscenario’s zijn en wat het handelingsperspectief is om zichzelf en de gasten/bezoekers in veiligheid te brengen.
Tevens is het raadzaam dat het hotel in zijn ontruimingsplan dan wel in een apart calamiteiten/zelfredzaamheidsplan vastlegt welke externe calamiteiten mogelijk zijn en wat de te nemen acties zijn.
Het is raadzaam dat er intern gevlucht kan worden naar het noordwestelijke deel van het gebouw. En dat daar voldoende buitendeuren zijn voor geval het personeel en de bezoekers uit het pand moeten vluchten.
Bestrijdbaarheid en hulpverlening
De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen niet voorkomen. De gezamenlijke hulpdiensten richten zich voornamelijk op het redden en verlenen eerste hulp aan slachtoffers, veiligstellen van het gevarengebied, het bestrijden van branden/incidenten en, indien nodig, het waarschuwen van de aanwezige personen in het effectgebied.
Voor de bestrijding van incidenten op de A7 (inclusief af- en oprit) is op dit moment nog geen primaire bluswatervoorziening aanwezig. Bij bestrijding van een ongeval met gevaarlijke stoffen op die weg moet de brandweer gebruik maken van open water. Dit vergt een langere inzettijd.
Basisbrandweerzorg
Voor de basisbrandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019. Ook voor de interne brandveiligheid ontbreekt nabij het hotel een primaire bluswatervoorziening (brandkranen). Dit aspect zal bij de omgevingsvergunning voor het hotel verder worden uitgewerkt.
Bereikbaarheid
Het is belangrijk dat de plangebieden via minimaal twee toegangswegen te bereiken voor de brandweer. Voor de opkomsttijd van een hotel geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio’s). Deze norm wordt in principe gehaald. Verder is bij de bereikbaarheid de weguitvoering (breedte, bochten, asbelasting en eventueel doorgangshoogte) van belang. In dit stadium kunnen deze aspecten nog niet worden getoetst. Bij de verdere detailuitwerking van de plannen zal dit moeten worden meegenomen om de bereikbaarheid van hulpdiensten te borgen in de inrichting van de openbare ruimte.
Advies
De veiligheidsregio adviseert de gemeente Purmerend om bij de besluitvorming over het ontwerpbestemmingsplan artikel 7 van Bevt te betrekken en de volgende aspecten mee te wegen:
En om maatregelen in de volgende denkrichtingen te overwegen:
Door de initiatiefnemer is aangegeven dat voldaan kan worden aan de adviezen van de veiligheidsregio. De voorgestelde maatregelen kunnen niet worden geborgd in het kader van deze procedure voor het bestemmingsplan maar de adviezen en denkrichtingen worden nader uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunning. De aanvraag omgevingsvergunning wordt ook ter beoordeling voorgelegd aan de veiligheidsregio. Op die manier kan de veiligheidsregio nagaan of initiatiefnemer heeft voldaan aan de gestelde adviezen.
Groepsrisico (GR)
Ten oosten van de ontwikkelingslocatie loopt de A7. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In artikel 8 van het Bevt staat dat wanneer een bestemmingsplan binnen een afstand van 200 meter van een transportroute is gelegen, het groepsrisico dient te worden verantwoord. De 200 meterzone van deze weg is gedeeltelijk gelegen over het plangebied. De berekening van het groepsrisico wordt uitgevoerd en de uitkomsten worden te zijner tijd vermeld in de het bestemmingsplan.
Plaatsgebonden Risico (PR)
De A7 maakt onderdeel uit van het basisnet. In het Bevt is vastgelegd dat voor het PR een Basisnetafstand geldt. Deze is opgenomen in de bijlagen van de Rbn. Voor de A7 is de basisnetafstand in bijlage 1 van de Rbn vastgelegd op 0 meter. Langs deze route gelden daarom geen beperkingen. Geconcludeerd kan worden dat het PR geen knelpunten vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG-zone)
De A7 heeft ter plaatse van de ontwikkellocatie een PAG-zone waarmee rekening moet worden gehouden waarbij geldt dat het desbetreffende wegvak/baanvak moet worden vermeerderd met een zone van 30 meter aan weerszijden van het wegvak/baanvak als plasbrandaandachtsgebied. Aangezien, in casu, de ontwikkeling op circa 200 meter is gelegen, is deze weg niet relevant voor het planvoornemen.
De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan.
Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.
Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.
In het geval het project binnen een geluidzone van een weg is gelegen:
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.
Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.
Aangezien door middel van het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is een akoestisch onderzoek strikt genomen niet noodzakelijk. Toch moet op grond van de Wet ruimtelijke ordening worden vastgesteld of er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening'. In dat kader is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 8 bij de toelichting gevoegd.
Het nieuw te realiseren hotel bevindt zich binnen de geluidzones van de A7 en de Laan der Continenten. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting op de gevels van het hotel en deze te toetsen aan de Wet geluidhinder. Toetsing van de karakteristieke geluidwering voor het vaststellen van de binnenwaarde van het hotel valt buiten het kader van dit onderzoek.
Bedrijfswoning
Uit het onderzoek blijkt dat de woning niet voldoet aan de eisen wat betreft het wegverkeerslawaai die de Wet geluidhinder stelt aan geluidsgevoelige bebouwing.
De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB bedraagt op een gevel 12 dB vanwege de A7. Dit is meer dan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB. Deze gevel zal daarom uitgevoerd worden als dove gevel.
De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB bedraagt op een gevel 4 dB vanwege de Laan der Continenten. Dit is niet meer dan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB. De gemeente Purmerend gaat over tot het verlenen van hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai wat betreft de Laan der Continenten.
Gemotiveerd is waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.
Mogelijk zijn voor het verlenen van een hogere waarde wel aanvullende geluidswerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidsgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Dit onderzoek dient bij de indiening van het bouwplan mede aangeleverd te worden.
Hotel
Hoewel een hotel niet als een geluidsgevoelig gebouw wordt beschouwd, vindt de opdrachtgever het belangrijk inzicht te verkrijgen in de geluidsbelasting op de gevels van het te realiseren hotel. Daarom is aandacht geschonken aan de geluidsbelasting van de gevels van de hotelkamers. Deze zijn getoetst aan de normering van de Wet geluidhinder. Uit het onderzoek blijkt dat deze normen overschreden worden. Omdat maatregelen aan de weg of tussen de weg en het hotel niet mogelijk zijn, zullen daarom in het hotel zodanige gevelmaterialen worden toegepast dat zo veel mogelijk de binnenwaarde van 33 dB bij gesloten deuren en ramen wordt bereikt.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat niet voldaan kan worden aan de grenswaarden maar dat met het treffen van een hogere waarde en technisch, met te treffen maatregelen, op te lossen zijn zodat er sprake is van een goed verblijfsklimaat. Het aspect geluidhinder staat uitvoering van het plan niet in de weg.
In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Purmerend wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd. In de 'Beleidsregel beoordeling geurhinder inrichtingen provincie Noord-Holland' staat het geurbeleid. Het uitgangspunt is de nationale doelstelling van maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstige geurhinder.
Gezien de aard van het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld, speelt geur hier geen rol.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.
Op 28 september 2017 heeft de gemeenteraad van Purmerend de 'Hoogbouwvisie Purmerend' vastgesteld. In het kader van de 'Agenda Purmerend 2040' zal de focus de komende jaren vooral liggen op intensiveren in de bestaande stad. Ook het Rijk en de Provincie hebben in hun beleid aangegeven dat de noodzaak voor intensiveren in de stad urgent is. Eén van de middelen om te intensiveren in de stad is hoogbouw.
Het doel van de hoogbouwvisie is het leveren van toetsingskaders voor hoogbouwinitiatieven op het schaalniveau van de stad en de plek. Bij het schaalniveau van de stad gaat het daarbij vooral om waar en hoe hoogbouw een bijdrage kan leveren aan de morfologie en ontwikkeling van Purmerend. Op het schaalniveau van de plek gaat het om inpassing van het gebouw in de omgeving. Hier spelen aspecten als bezonning en wind een rol, maar ook hoe hoogbouw kan bijdragen aan meer en beter gebruik van de publieke ruimte. De visie biedt een kader voor bewoners, beslissers, ontwikkelaars en de gemeente en geeft duidelijkheid over de keuzes die mogelijk zijn. Met deze visie kunnen de verschillende initiatieven binnen een afgewogen kader worden getoetst en wordt invulling gegeven aan de verschillende ambities en doelstellingen die de stad heeft gesteld voor de toekomst.
In de hoogbouwvisie zijn gebieden aangewezen waar door middel van hoogbouw van meer dan 25 meter een grote bijdrage kan worden geleverd aan de stedelijke woonbehoefte en de leefbaarheid en vitaliteit van Purmerend. Eén van deze gebieden is de stedelijke rug van Purmerend dat het oostelijk deel van Purmerend en het Purmerbos verbindt met het centrum. Hoogbouw kan zich concentreren langs deze stedelijke rug (o.a. Purmersteenweg, Waterlandlaan, IJsselmeerlaan). Belangrijke knooppunten langs entrees aan deze as kunnen worden gemarkeerd met hogere accenten.
Om hoogbouwinitiatieven te beoordelen zijn vuistregels opgesteld. Van de initiatiefnemer van hoogbouw wordt verwacht dat de vuistregels worden meegenomen en afgewogen in een door de initiatiefnemer op te stellen hoogbouweffectrapportage. Deze is verplicht bij een hoogte van meer dan 25 meter (8 lagen). De hoogbouweffectrapportage helpt al in een vroeg stadium bij de beslissing of een hoogbouwinitiatief op die plek, met die hoogte en in die vorm wel of niet wenselijk is.
Onderhavig plangebied is gelegen nabij de A7, welke onderdeel is van de in de hoogbouwvisie genoemde 'entrees van de stad rug'. Binnen het plan is hoogbouw beoogd bij de op- en afrit 4 Purmerend - Zuid. Deze locatie betreft één van de knooppunten waar de hoogbouwvisie op doelt.
Uit de analyse in de hoogbouwvisie komt een aantal gebieden naar voren die met hoogbouw van meer dan 25 meter een brug kunnen slaan tussen de plek en de structuur van de stad. Hiermee kan een grote bijdrage worden geleverd aan de gewilde stedelijke woonbehoefte en de leefbaarheid en vitaliteit van Purmerend. Een van deze gebieden is hoogbouw als markering entrees van de stad. De hoofdentrees van de stad worden herkenbaar gemaakt door hoogteaccenten waarmee Purmerend zich presenteert naar de buitenwereld (o.a. t.h.v. de A7). In paragraaf 4.2.2 is gemotiveerd waarom het hoogbouwinitiatief gewenst en passend is op deze locatie.
Het planvoornemen past binnen de kaders van de 'Hoogbouwvisie Purmerend'.
Voor de nieuwe bebouwingssituatie op de projectlocatie is een bezonningsstudie uitgevoerd (ook wel schaduwstudie genoemd). Deze studie is opgenomen in Bijlage 9. In de bezonningsstudie is inzichtelijk gemaakt in hoeverre in de toekomstige situatie sprake zal zijn van schaduwwerking op naburige percelen Bij de bezonningsstudie is een voorstelling gemaakt van de schaduwwerking in diverse jaargetijden en op verschillende tijdstippen. Wat betreft schaduwwerking van bouwplannen gelden verder geen wettelijke regels waar aan getoetst kan en moet worden. Gemeenten zijn dus vrij om hier hun eigen eisen aan te stellen. Wel bestaan er twee normen van TNO* voor de bezonning in woonkamers waaraan het bouwplan is getoetst. In de bezonningsstudie zijn deze normen nader uitgewerkt.
Daarnaast is getoetst aan de 'Hoogbouwvisie Purmerend'. In de 'Hoogbouwvisie Purmerend' staat opgenomen: de 'lichte' norm gaat uit van ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam van de woonkamer. Uitgaande van deze norm is het op basis van de hoogbouwvisie Purmerend acceptabel dat een bestaande woning t.o.v. de uitgangssituatie per dag 3 uur (in de periode 1 april tot 1 september) bezonning op de gevel inlevert door de komst van hoogbouw.'
De bezonningsduur en de invloed van de nieuwbouw op omliggende bestaande bebouwing is afhankelijk van het moment van het jaar. De nieuwbouw heeft, door middel van schaduwval, invloed op het omliggende gebied. Voor het gebied is een bezonningsstudie opgesteld om te toetsen of het gebied voldoet aan de grenswaarde van 2 zonuren zoals gesteld in de lichte TNO-norm. Er is hierbij uitgegaan naar het aantal zonuren voor de omliggende woningen (niet voor omliggende bedrijven, sportverenigingen of iets dergelijks). Het aantal zonuren bedraagt hier naar aanleiding van het nieuw te bouwen hotel een hoger aantal zonuren namelijk minimaal 7 zonuren van de geanalyseerde 8 uur. Hiermee voldoet het ruimschoots aan de lichte TNO-norm maar tevens ook aan de strenge TNO-norm van 3 zonuren tussen 21 januari en 22 november.
Lichte en strenge TNO-norm
Er wordt voldaan aan de lichte maar ook aan de strenge 'TNO-norm'.
Norm 'Hoogbouwvisie Purmerend'
Uit de zonnestudie blijkt dat in februari en oktober 1 uur schaduw gevormd wordt op woningen door het hotel. Dit voldoet aan de aanvullende eis van de gemeente.
In Bijlage 9 is een tabel met een globale weergave van de bezonningssituatie zoals op de bijbehorende afbeeldingen is te zien. Wanneer een gedeelte van het gebied waar zich woningen bevinden geen zon meer binnenkrijgt wordt het gehele deelgebied als zijnde in de schaduw liggend gemarkeerd (licht grijs). De ligging in de zon is in het overzicht oranje gemarkeerd weergegeven.
Geconcludeerd kan worden dat de schaduweffecten op de omgeving zeer gering zijn. Enkele woningen kunnen lichte schaduweffecten ondervinden. Er is geen sprake van een onaanvaardbare verslechtering van de situatie.
Ook bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de omliggende woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten (Bijlage 16): aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden.
Het plan voorziet in horeca in categorie 1 'lichte horeca' waarbij de bar ondergeschikt is aan de hotelfunctie en ten dienste staat voor de hotelgasten. In de paragrafen 5.12 en 5.14 wordt ingegaan op de aspecten geluid en parkeren ten aanzien van de activiteiten die worden toegestaan. Hieruit blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied.
Binnen het bestemmingsplan wordt horeca categorie 1 mogelijk gemaakt. Uit de onderzoeken ten aanzien van geluid en parkeren blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:
Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan het Besluit gevoelige bestemmingen relevant zijn.
Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
De voorgaande vrijstellingsregeling is van toepassing op dit planvoornemen voor het realiseren van een hotel met vergaderzalen en horeca. Voor dit planvoornemen moet rekening gehouden worden met een toename van 1710 ritten per etmaal (zie hiervoor paragraaf 5.14). Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Figuur 18. Berekening nibm-tool
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk. Het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Omdat het hotel verkeer genereert, is een berekening gemaakt van het gevolg op de luchtkwaliteit. Uit deze berekening blijkt dat het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen nader onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:
Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is.
Om de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Deze Staat is overgenomen uit de eerdergenoemde VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
Uitwaartse werking
Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet een grootste afstand van 10 meter voor hotels, congrescentra en restaurants worden gehanteerd. De dichtstbijzijnde woningen zijn op een minimale afstand van 250 meter gesitueerd.
Inwaartse werking
Ook functies uit de omgeving kunnen invloed hebben op de nieuwe ontwikkeling in het plangebied. Een hotel is geen geluidsgevoelig object. Aangezien door middel van het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is nader onderzoek strikt genomen niet noodzakelijk. Toch moet op grond van de Wet ruimtelijke ordening worden vastgesteld of er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening'. In dat kader is gekeken naar (bedrijfs)activiteiten in de omgeving die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling. In de directe omgeving zijn tennisbanen gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet een grootste afstand van 50 meter worden aangehouden voor een tennisbaan. De bedrijfsgebouwen voor het restaurant en de vergaderzalen zijn op een minimale afstand van 75 meter gesitueerd. De hotelkamers op meer dan 100 meter. Gelet op de grote afstand tussen het voorliggende plan en de tennisbanen zal er dus geen hinder aan de orde zijn.
Gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige functies, vormt de activiteit geen knelpunt. Ook andersom vormen de omliggende functies geen knelpunt voor het realiseren van een hotel. Er bestaan wat betreft bedrijven- en milieuzonering geen belemmeringen ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.
Wet Natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.
Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden. Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:
In de Wet Natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
1. Soorten van Vogelrichtlijn:
Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.
2. Soorten van Habitatrichtlijn:
Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:
3. Andere soorten:
Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.
Natuurnetwerk Nederland
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.
In de jaren 2015-2019 heeft Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes & Groot verschillende inventarisaties uitgevoerd in het plangebied (zie BEER & GROOT, 2015, BEER ET AL., 2016, BEER ET AL., 2017, BEER ET AL., 2018).
De onderzoeken uit 2015 en 2016 vonden destijds plaats in het kader van de Flora en faunawet. Sinds 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht (WNB). Gezien de veranderde wetgeving, de voorziene ontwikkelingen en het monitoren van eerder vastgestelde zwaar beschermde natuurwaarden is geadviseerd in 2017 vervolgonderzoek te doen naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde broedvogels, kleine marterachtigen, Boommarter en vleermuizen (BEER, 2016).
Uit de resultaten van het onderzoek uit 2017 voor het gebied ten noodoosten van de Laan der Continenten (Bijlage 10). is gebleken dat broedvogels en vleermuizen aanwezig zijn.
Om de ontwikkeling te volgen van de populaties van eerder aangetroffen (beschermde) natuurwaarden zoals die van diverse vleermuissoorten, vogels met jaarrond beschermde nesten en diverse marterachtigen, werd in 2020 opnieuw onderzoek verricht in het gebied (Bijlage 11). In tegenstelling tot eerdere jaren is in 2020 het onderzoek specifiek gericht op het te ontwikkelen noordoostelijke deel van Kom A7 met binnen dat plangebied een focus op het terreindeel waar mogelijk een hotelontwikkeling mogelijk wordt gemaakt (de kern van het plangebied) naast de Laan der Continenten. Uit dit onderzoek blijken de volgende conclusies en aanbevelingen. De gevonden beschermde waarden in 2020 staan vermeld in figuur 17.
Figuur 19. Aangetroffen beschermde en bedreigde soorten in Kom A7 in 2020.
WNB = Wet Natuurbescherming, (HRL = Habitatrichtlijn, NL = nationaal beschermde soorten, VRL =
Vogelrichtlijn, JBS = vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten, RL = Rode lijst, met vermelding van categorie (KW = kwetbaar).
Stand van zaken
Voor zowel het beschadigen/vernielen van een nest van buizerd als het aantasten van essentieel leefgebied van boommarter wordt een ontheffing van de Wnb voor soorten Noord-Holland aangevraagd bij de provincie. Onderdeel van de ontheffingsaanvraag is het maken van een activiteitenplan waarin de te nemen mitigerende maatregelen voor buizerd en de compensatie van het leefgebied van boommarter in beschreven worden. Van te voren zal contact worden gezocht met de provincie om beide zaken in een vooroverleg te bespreken.
Externe effecten op beschermd natuurgebied
Het plangebied ligt niet binnen of sluit niet aan op wettelijk of beleidsmatig beschermd natuurgebied. De Wet natuurbescherming eist dat ook externe effecten op de strengst beschermde nauurgebied (de Natura 2000-gebieden) worden uitgesloten. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder dat voor verzuring en vermesting als gevolg van een overmatige stikstofbelasting gevoelig is. Op 23 november 2020 is een berekening van de stikstofdepositie voor onderhavig project uitgevoerd (Bijlage 12) om na te gaan of er spraks is van een verzurend of vermestend effect als gevolg van het project. De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waaruit blijkt dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn die worden belast met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Er is dan ook geen sprake van een stikstofdepositie die leidt tot een negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wet natuurbescherming is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.
Het aspect gebiedsbescherming leidt niet tot een beperking van de uitvoerbaarheid van het plan. Voor het aspect soortenbescherming is dat nog niet helemaal duidelijk. De voorbereiding van de ontheffingsaanvraag moet hierin de noodzakelijke duidelijkheid brengen.
Voor de berekening van de verkeersgeneratie is waar mogelijk gebruik gemaakt CROW publicatie 381, Toekomstbestendig parkeren – Van parkeercijfers naar parkeernormen, december 2018. Voor de berekening van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de nota parkeernormen gemeente Purmerend 2016. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van een bouwplan moet aangegeven worden wat voor een gemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk) het betreft en in welk gebied (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) het bouwplan gerealiseerd wordt. De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in 'rest bebouwde kom'.
Verkeersaantrekkende werking gemotoriseerd verkeer
Ten behoeve van de verkeersgeneratie zijn onderstaande invoergegevens gebruikt. In het model is het verkeer van en naar de locatie opgenomen. De berekening van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie is met behulp van CROW publicatie 381, Toekomstbestendig parkeren – Van parkeercijfers naar parkeernormen, december 2018 opgenomen. Waar er geen gegevens uit de CROW publicatie beschikbaar waren is een schatting gemaakt, gebaseerd op een vergelijkbaar plan voor een hotel met bijbehorende functies. Het CROW geeft geen kengetallen verkeersgeneratie voor de functie restaurant/ontbijtzaal, vergaderzalen en bar. Voor deze functies kunnen globale kencijfers verkeersgeneratie gegeven worden.
Figuur 20. Tabel verkeersgeneratie
Bij deze figuur wordt het volgende opgemerkt.
Uit figuur 20 blijkt dat de ontwikkeling een verkeersgeneratie van 1710 ritten/etmaal genereert. Met behulp van de methode Harders6 zijn de wachttijden op de aansluiting berekend. Als uitgangspunten zijn de volgende gehanteerd.
Uit de berekening op basis van deze uitgangspunten is berekend dat de Laan der Continenten voldoende in staat is om de toevoeging aan verkeer te kunnen verwerken. Het voorliggende plan leidt daarmee niet tot capaciteitsproblemen voor het omliggende wegennet (Bijlage 13).
Parkeren
Op basis van de parkeernormen en de uitgangspunten is de maximale parkeerbehoefte berekend. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
In onderstaande tabel zijn de parkeernormen per functie opgenomen
Figuur 21. Tabel parkeernormen
Om de parkeerbehoefte inzichtelijk te maken is aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' een parkeerbalans opgesteld die als Bijlage 14 bij de toelichting is opgenomen. De maximale bruto parkeerbehoefte in de nieuwe situatie bedraagt 404 parkeerplaatsen. Het is uiteraard niet zo dat de maximale parkeerbehoefte voor elk van de bestemmingen op ieder tijdstip geldt. Een parkeerbalans geeft een vrij nauwkeurige inschatting van het gebruik van de parkeerplaatsen. De parkeerbalans is een rekenmodel, waarin rekening wordt gehouden met:
Aan de hand van de parkeerbehoefte en de aanwezigheidpercentages is de netto parkeerbehoefte van het project voor de verschillende periodes berekend. Uit de parkeerbalans blijkt dat de netto parkeerbehoefte maximaal 332 parkeerplaatsen bedraagt. Van der Valk realiseert 360 parkeerplaatsen en daarmee kunnen alle benodigde parkeerplaatsen op basis van de parkeerbalans op eigen terrein gerealiseerd worden.
Langzaam verkeer
De locatie is in de huidige situatie niet direct te bereiken voor langzaam verkeer. Er is een fietspad aanwezig langs de Oude Provinciale weg die ten noordwesten van de locatie is gelegen. Een oversteek naar de projectlocatie is mogelijk vanaf dit fietspad. Deze oversteek bevindt zich op een 80 km/uur weg. Hier zal een veilige constructie moeten worden aangelegd op een veilige afstand van de bocht waarbij de fietser in twee fasen kan oversteken.
Openbaar vervoer
Aan de noordzijde van het plangebied is een bushalte (Purmerend - Graanmalderij) gelegen. Vanaf deze bushalte is er geen directe verbinding met de projectlocatie. De projectlocatie is op een afstand van circa 450 meter gelegen vanaf de bushalte. Via het fietspad of via een nieuw aan te leggen pad door het Beusebos kan de projectlocatie worden bereikt.
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling van het project niet in de weg.
Nota Waterbeleid 21e eeuw
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.
Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de Nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.
Nationale Waterplan 2016-2021
In het Nationale Waterplan staan vijf ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.
De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.
In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijke verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
In het kader van dit bestemmingsplan is overleg gepleegd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Hierna wordt dit nader toegelicht.
Watertoets
Op 22 juni 2020 is de (digitale) watertoets doorlopen. Als input van de watertoets is aangegeven dat er door het planvoornemen 22.375 m2 aan verharding wordt toegevoegd en dat er 5.507 m2 aan nieuw oppervlakte water wordt gerealiseerd. De toetsresultaten van de watertoets en de uitgangspunten zijn als Bijlage 15 bij deze toelichting opgenomen.
Uit de resultaten van de watertoets blijkt dat bepaalde aspecten van het plan een dusdanige invloed hebben op de belangen van het HHNK, dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat HHNK in overleg wil hoe in het plan rekening kan worden gehouden met de waterhuishoudkundige belangen.
Ten aanzien van de compensatie-eis moet worden gecompenseerd conform de eis van het HHNK. Uit de inputgegevens blijkt dat meer dan 2.000 m2 grond wordt bebouwd. Een dusdanige toename van het verharde oppervlak heeft negatieve gevolgen voor het watersysteem. Het hemelwater stroomt versneld af en komt direct tot afvoer. Compensatie in de vorm van waterberging of infiltratie is noodzakelijk om deze negatieve effecten op te heffen. Bij een verhardingstoename van meer dan 2000 m2 berekent het hoogheemraadschap aan de hand van diverse plangebiedkenmerken een specifiek compensatiepercentage.
Waterkwaliteit en riolering
Binnen het plan is er geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat het HHNK voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen. Het HHNK adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
In de huidige situatie is in het plangebied geen riool aanwezig. Bij de realisatie van het hotel zal het afvalwater aangesloten worden op de gemeentelijke riolering. Ter voorkoming van het onnodig belasten van de rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt hemelwater zoveel als mogelijk geloosd op het oppervlaktewater. Bij de nadere uitwerking wordt de riolering, de dimensionering (o.a. hoogteligging) en de plek waar de hemelwateruitlaten op het open water uitkomen verder op tekening gedimensioneerd en gedetailleerd.
Definitief aanvullend advies 9 september 2020
Op 22 juni is de digitale watertoets doorlopen (kenmerk HHNK PRS nummer 3744). Uit deze digitale watertoets is naar voren gekomen dat er als gevolg van dit planvoornemen waterbelangen worden geraakt en dat de normale procedure van toepassing is. Op 13 juli 2020 is per e-mail een verzoek om aanvulling ontvangen. Op 6 augustus 2020 is gereageerd en is aanvullende informatie in de vorm van een bijlage met de oppervlakken aan verharding en nieuw te graven water en een profieltekening toegestuurd. Het aanvullend advies en de beantwoording van de vragen is opgenomen in Bijlage 15 bij deze toelichting.
Op 9 september 2020 is aanvullend telefonisch overleg geweest met de architect. Het plan is nader toegelicht en er zijn nadere stukken toegestuurd in de vorm van een overzichtstekening met de positionering van het hotel, de parkeerplaatsen en de waterpartijen. Uit de aanvullende informatie wordt duidelijk dat het gaat om een verhardingtoename van 16.622 m2. Omdat de ondergrond zich onvoldoende leent voor infiltratie en omdat de drooglegging gering is, wordt in open water gecompenseerd. De paden door het park en de vlonders worden niet toegerekend aan de verhardingtoename.
De ontwikkeling is gelegen in peilgebied 5841-03 met een vast peil van NAP – 1,87 m. Het hotel wordt 30 cm boven maaiveld (NAP -0,7 m) gepositioneerd. Geen eis, maar een advies is om met het oog op de klimaatontwikkelingen goed te kijken naar de kwetsbaarheden van de inrichting van het terrein en voor de eventuele voorzieningen. Is bijvoorbeeld instroming van water mogelijk bij calamiteiten bijv. 20 cm water op het maaiveld en hoe zit het bijv. met de elektriciteit van laadpalen, etc. bij wateroverlast en bij droogte (en als gevolg van bodemdaling).
Op basis van de gebiedsfactoren (o.a. drooglegging, maximaal toelaatbare peilstijging T=25 en T=100 en de grondsoort klei) is hier een compensatiepercentage ten opzichte van de verhardingtoename van 10% nodig. Er wordt 5.507 m2 nieuw oppervlaktewater gerealiseerd. Bij een verhardingtoename van 16.622 m2 en een compensatiepercentage van 10% zou er 1.662 m2 gecompenseerd moeten worden. Het beoogde oppervlak nieuw water is meer dan voldoende om aan de compensatie-eis te kunnen voldoen. Een aanvullende eis is dat de gemeente als grondeigenaar schriftelijk moet aangeven dat de compensatie grotendeels op hun grondgebied zal plaatsvinden en dat dit akkoord is.
De gemeente Purmerend is bereid watercompensatie, in de vorm van vergroten van het in het gebied aanwezige meertje, toe te staan op haar terrein. De gemeente heeft een schetsontwerp laten maken voor het ontwikkelen van het bosgebied rondom het toekomstige hotel tot een natuur-, recreatie- en wandelbos met een educatief karakter. In dit ontwerp is het vergroten van het aanwezige meertje opgenomen en is gezocht naar een optimale aansluiting tussen bos en hotel. De gemeente heeft het voornemen om dit ontwerp te gaan realiseren als de bestemmingsplanwijziging en de vergunningverlening voor het hotel met positief resultaat zijn afgerond.
Voor het natuur- recreatie- en wandelbos inclusief het vergrote meer wordt een plan voor beheer en onderhoud uitgewerkt en vervolgens uitgevoerd. Daarin zal de gemeente het op diepte houden en het overige onderhoud van het vergrote meer opnemen.
Daarnaast wordt er in het aanvullend wateradvies uitgebreid ingegaan op de aan te vragen watervergunning en de daarbij behorende vereisten. Voor de aanvraag van de watervergunning zal nog nadere duiding van de dimensionering op een kaart inzichtelijk moeten worden gemaakt, inclusief de duiding van het oppervlak, de maatvoering (meters en vierkante meters) en lengteprofiel en dwarsprofielen op schaal met de duiding (in meters) van de waterbreedte op minimaal de smalste delen en op de breedste delen. De taluds dienen minimaal 1:1,5 of flauwer te zijn en deugdelijk te zijn ingericht en afgewerkt. Voorwaarde die verder aan het compensatiewater wordt gesteld, is dat dit water in een open verbinding moet zijn met de watergangen van het watersysteem van de polder. Wanneer dit niet haalbaar is, is daar minimaal een duiker met een inwendige diameter van 500mm nodig. Bij duikers langer dan 15 meter, is voor iedere 15 meter een inspectieput nodig om de bereikbaarheid voor het onderhoud te borgen. Voor kruising van het water bij de nieuwe toegangsweg en ten behoeve van de kruising van het nieuwe fietspad zijn vanuit de waterhuishouding bekeken minimaal duikers met een inwendige diameter van minimaal 600 mm nodig.
Het compensatiewater wordt juridisch verankert middels de Watervergunning en na realisatie en goedkeuring wordt het overgenomen in de Legger van het hoogheemraadschap. Het nieuwe water zal in de Legger een secundaire leggerstatus krijgen, wat betekend dat er meerdere belanghebbenden zijn (Gemeente Purmerend en Van der Valk). De overmaat aan open water van 5.507 – 1.662 = 3.845 m2 kan op verzoek van de gemeente worden opgenomen in de gemeentelijke waterbank en bij initiatieven met compensatieverplichting binnen dit zelfde peilgebied dan deze overmaat worden ingezet. Dit zal ook expliciet worden vast gelegd in de watervergunning.
De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor de realisatie en de instandhouding (onderhoud!) van het nieuwe water. Hiervoor adviseert het Hoogheemraadschap om vooraf duidelijk af te wegen of er varend onderhoud of rijdend onderhoud (vanaf de oever) wordt uitgevoerd. Wanneer er gekozen voor rijdend onderhouden, dan dient de bereikbaarheid van de oever voor onderhoudsmaterieel te worden geborgd en is er rond het nieuwe water een onderhoudsstrook nodig zonder opstallen en opgaande beplanting. Wanneer ervoor wordt gekozen om het onderhoud varend te (laten) uitvoeren, dan is het van belang dat het nieuwe water voldoende diepte heeft (minimaal 1 meter diep) en dat er wordt voorzien in een te water laat plaats voor de maaiboot en een parkeerplaats voor de trailer/ oplegger. Dit wil het Hoogheemraadschap ook terug zien op de tekeningen die bij de aanvraag van de watervergunning horen.
De werkzaamheden zullen gedeeltelijk binnen de zonering van 5 meter van het bestaande watersysteem werkzaamheden worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, de precieze ruimtelijke impact op het bestaande watersysteem en het ruimte die dit in beslag zal nemen, kan het Hoogheemraadschap adviseren.
Het afvalwater afkomstig van deze ontwikkeling wordt afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. Het hemelwater van de nieuwe verharding zal worden afgekoppeld naar het oppervlaktewater. Tevens wordt geadviseerd om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitlogende materialen te voorkomen. De oppervlakken die gevoelig zijn voor vervuiling (bijvoorbeeld van voertuigen) en waar (potentieel) vervuilende activiteiten wordt geadviseerd om via een randvoorziening met voorzuiveringsfunctie, zoals een olieafscheider en een zandvang, te lozen naar het open water.
Op basis van de beschikbaar gestelde informatie en met de hierboven opgenomen voorwaarden, kan het Hoogheemraadschap instemmen met het voorgenomen plan. De initiatiefnemer zal met inachtneming van deze gegevens de benodigde watervergunning tijdig aanvragen.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen gelegen buiten de bebouwde kom (de zogenaamde 'houtopstanden'). Voordat een houtopstand die onder de Wnb valt, geveld kan worden, moet een kapmelding worden gedaan bij de provincie Noord-Holland.
Volgens de provinciale kaart van de bebouwde kommen in Noord-Holland valt het bos binnen de bebouwde kom Wnb. Dat betekent dat de gemeente zelf het bevoegd gezag is voor de kap van de bomen. Hoofdstuk 4 (houtopstanden) van de Wnb geldt hier dan ook niet. Een kapmelding is niet nodig en er geldt vanuit de Wnb geen herplantplicht.
De gemeente Purmerend heeft een bomenlijst. Op deze lijst staan de waardevolle bomen van de stad. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod. Om deze waardevolle bomen ook anderszins te beschermen dient bij nieuwe ontwikkelingen - in het geval dat er zich waardevolle bomen in of in de nabijheid van het plangebied bevinden - m.b.t. die beschermde bomen een Bomen Effect Analyse (BEA) conform het handboek Bomen van het norminstituut Bomen te worden uitgevoerd. Een BEA is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van de boom in beeld brengt. Hierin wordt ook omschreven hoe de nadelige effecten tot een minimum kunnen worden beperkt. Bovendien wordt onderzocht wat het meest boomvriendelijke alternatief is.
Door Pius Floris BEA is een BEA uitgevoerd. Uit de door Pius Floris BEA uitgevoerde BEA (Bijlage 5) blijken de volgende conclusies en adviezen. Bij de conclusies en adviezen is aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan in het plan.
Conclusies:
Opvallend is de conditieachteruitgang door essentassterfte. Mogelijk dat daardoor een secundaire aantasting in het wortelgestel zich goed heeft kunnen ontwikkelen. Daarnaast kunnen de bodemeigenschappen en het grondwater (vernatting/verdroging) een significante rol spelen in de standvastheid van de bomen. Wanneer eenmaal een gat in het kronendak is ontstaan, heeft de wind meer vat op de resterende bomen. Deze bomen, die zijn opgegroeid in de beschutting van nevenstaande bomen, ervaren meer windbelasting en kunnen mede hierdoor vatbaar worden voor windworp. Dit is in feite een natuurlijk proces. Echter niet wenselijk wanneer het gebied wordt opengesteld voor ontwikkeling en publiek.
Conclusie puntsgewijs:
Het ontwerp van het eiland met de vier wilgen is nog een schetsontwerp. In de uitwerking naar definitief ontwerp worden de adviezen om het behoud van de grote wilgen hier te waarborgen verwerkt. De bomen met nummers 837, 411 en 820 worden behouden, het ontwerp van parkeerplaats en oprit wordt hieraan aangepast. De sloot aan de zuidwestzijde van het projectgebied blijft bestaan, er zijn geen plannen om hier iets aan te wijzigen. Zie verder bij de reacties op de adviezen hieronder.
Adviezen:
De adviezen zijn onderstaand puntgewijs weergegeven met daaronder per advies de wijze hoe met het advies wordt omgegaan:
Vanaf 2016 zijn jaarlijks flora- en fauna onderzoeken gedaan in de gehele kom A7. De laatste rapportage dateert van december 2020 en is als Bijlage 11 toegevoegd bij het bestemmingsplan.
De gemeente staat open voor dit overleg. Echter, voor de bestemmingsplanprocdure van het hotel hanteert de gemeente de vastgestelde bomenlijst met de kwalificaties die de bomen in de kom A7 daarin gekregen hebben.
Als compenserende maatregelen wordt voorgesteld om:
Op onderstaand figuur zijn de compenserende maatregelen weergegeven. Deze afbeelding is ook als Bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.
Figuur 22. Bomencompensatie
Dit advies wordt opgevolgd voor de bomen buiten de bouwcontouren en buiten het parkeerterrein. De essen waarvan aangeraden wordt om ze allemaal te vellen staan deels in het bos rondom het parkeerterrein wat behouden blijft. Waar voldoende ruimte is om bomen te laten omvallen worden de essen niet verwijderd. Een omgevallen dode boom levert immers een nog grotere ecologische meerwaarde op. Alleen daar waar een omvallende boom te gevaarlijk is zullen de kronen van de dode bomen verwijderd worden om het gevaar van omwaaien daarmee te voorkomen.
Dit zal uitgevoerd worden bij de bomen in het bos rond het toekomstige parkeerterrein en bij de bomen die gehandhaafd blijven op het parkeerterrein. Voor het bosgebied buiten de kavel van het hotel maakt de gemeente een beheerplan waarin maatregelen opgenomen worden voor beheer en transformatie naar een duurzaam en toekomstbestendig bos.
Dit zal uitgevoerd worden bij de bomen in het bos rond de toekomstige parkeerplaats. Aangezien we dit bos duurzaam willen behouden zullen naar onze inschatting ook duurzame toekomstbestendige bomen toegevoegd moeten worden. Behouden van jonge essen en iepen uit de ondergroeiing is niet wenselijk en het aantal toekomstbestendige jonge bomen is naar verwachting te beperkt om op langere termijn een voldoende windbestendig bos te krijgen. Voor het bosgebied buiten de kavel van het hotel maakt de gemeente een beheerplan waarin maatregelen opgenomen worden voor beheer en transformatie naar een duurzaam en toekomstbestendig bos.
Dit advies wordt opgevolgd, de ingemeten bomen worden opgenomen op de kaart van de gemeente.
In opdracht van de ondernemer zal een groenplan voor het terrein behorend bij het hotel opgesteld en uitgevoerd worden waarbij de aanplant van nieuwe bomen een belangrijk onderdeel is. Dit plan wordt aan de gemeente voorgelegd ter goedkeuring. Voor het bosgebied buiten de kavel van het hotel maakt de gemeente een beheerplan waarin maatregelen opgenomen worden voor beheer en transformatie naar een duurzaam en toekomstbestendig bos. Ook daarbij zal het toevoegen van nieuwe bomen een belangrijk onderdeel zijn. Voor beide gebieden zal de hoge grondwaterstand een belangrijk aandachtspunt vormen waar goed rekening mee gehouden moet worden om tot een toekomstbestendig bos te komen.
Het gaat straks om een wandelbos met voornamelijk smalle onverharde wandelpaden. In de natte delen komen vlonderpaden. Voor deze beide typen wandelpaden verwacht de gemeente dat deze prima te realiseren zijn zonder schade aan de boomwortels. Er komt een hoofdpad vanaf de toegang bij de Oude Provincialeweg/Neckerstraat via het meer richting het hotel wat wel wat breder wordt en wellicht een vorm van half verharding krijgt. Hierbij is het idee om op de locaties langs dit pad waar de bomen te slecht en daarmee gevaarlijk worden enkele bomen te kappen en zo kleine open plekken te creëren met ruimte voor een bankje, natuureducatie en natuurlijk spelen.
Dit advies zal te zijner tijd door de gemeente uitgevoerd worden mede als basis voor de uitwerking van het schetsontwerp en het maken van een beheerplan voor het natuur- recreatie- en wandelbos.
Kapvergunning
Op grond van artikel 74, lid 2 onder c, van de Algemene Plaatselijke Verordening Purmerend in samenhang gelezen met de Structuurvisie 2005-2020, is geen omgevingsvergunning vereist voor locaties die zijn aangewezen als ontwikkellocatie op de meest actuele strategische plankaart Structuurvisie 2005-2020, met uitzondering van de clusters 1, 5, 9 en 13 en die uitsluitend in het kader van gebiedsontwikkeling geïnitieerd door de gemeente wordt geveld. Het plangebied maakt deel uit van cluster 10. Kom A7 met als thema: consumeren & beleven gecombineerd met economische functies. Voor het kappen van bomen is derhalve geen kapvergunning vereist.
Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage (mer) opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit mer is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er twee mogelijkheden:
Van een directe mer-plicht zal in Purmerend vrijwel nooit sprake zijn. Van een mer -beoordelingsplicht kan sprake zijn bij een stedelijk ontwikkelingsproject, oftewel de bouw van woningen, kantoorgebouwen of andere stedelijke voorzieningen. Hier moet worden beoordeeld of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Hoe verder het project van de drempelwaarde af ligt, hoe kleiner de nadelen voor het milieu zullen zijn.
De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit mer en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit mer. De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar het valt onder de drempelwaarden die hier genoemd worden.
Activiteiten | Gevallen | Besluit | |
D.11.2 | De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. |
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het bestemmingsplan |
Figuur 23. Onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit mer
Dit betekent dat het verplicht is een vormvrije mer-beoordelingsplicht uit te voeren. De inhoudelijke vereisten voor deze beoordeling staan benoemd in bijlage III van de Europese richtlijn mer. Hierin staat dat de voorgenomen activiteiten aan de volgende drie aspecten moeten worden getoetst:
1. kenmerken van het project;
2. plaats van het project;
3. kenmerken van het potentiële effect.
De initiatiefnemer heeft een aanmeldnotitie opgesteld (Bijlage 17) waarin deze aspecten aan de orde komen. Uit de opgestelde aanmeldnotie kan worden opgemaakt dat het gezien de aard van de activiteit en de zorgvuldigheid waarmee het plan kan worden ingepast en gerealiseerd kan worden, is uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen met zich mee zal brengen voor het milieu. Omdat er geen sprake is van relevante effecten, zijn er geen redenen gezien die het doorlopen van een m.e.r.-procedure zinvol maken. Een m.e.r.- procedure wordt niet noodzakelijk geacht.
Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een mer op te starten. Het college heeft hierop besloten dat geen mer opgesteld hoeft te worden.
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor de omgevingsvergunning zullen via de gemeentelijke legesverordening worden doorberekend. Met de initiatiefnemer is voor de ruimtelijke procedure een anterieure overeenkomst inclusief planschadeafwenteling gesloten. Hierdoor zijn de kosten anderszins verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
Een groep inwoners van Purmerend, Beemster en de grotere regio hebben zich verenigd in de Stichting Vrienden van het Beusebos. Zij zijn het niet eens met het door de gemeente benoemen van de kom A7 als te ontwikkelen gebied en zetten zich in voor het behoud van het aanwezige groen en het benoemen hiervan als waardevol en dus te behouden bosgebied. Met het bestuur van deze stichting is op verschillende momenten overleg gevoerd. Een groot aantal betrokkenen bij de vrienden van het Beusebos heeft ingesproken bij de raadsbehandeling van zowel het besluit tot sluiten van een overeenkomst over het hotel met Van der valk als bij het besluit om het hotel verder te ontwikkelen op de afgesproken locatie en de rest van de kom A7 groen te houden. Er is gelegenheid geweest voor deze bewoners om hun bezwaren te delen zowel met de raad en de hotelondernemer als met alle inwoners van Purmerend en Beemster.
Werkateliers met bewoners
Voor het maken van een schetsontwerp voor de inrichting van het bos rondom het hotel is een ontwerpgroep samengesteld waarin verschillende partijen vertegenwoordigd waren om in een drietal werkateliers samen met de landschapsarchitect te komen tot één of meerdere ontwerpen voor het bos. Een kleine groep bewoners uit de direct omliggende buurten is bereid gevonden om hieraan mee te doen. Ook enkele Purmerenders die actief zijn met natuur in de stad, of met bevorderen toerisme en recreatie, hebben meegedaan met deze werkateliers. In totaal een groep van 7 bewoners heeft op deze manier actief geparticipeerd in de uitwerking van plannen voor het gebied kom A7.
De gemeente heeft het bestuur van de Stichting Vrienden van het Beusebos ook uitgenodigd om mee te doen aan de werkateliers maar zij had hier geen behoefte aan zo lang er sprake is van vestiging van het hotel in het bos. Wel hebben enkele bestuursleden in een gesprek met de landschapsarchitect mee gegeven hoe zij aan kijken tegen inrichting en beheer van het bos. Ook is het schetsontwerp door de landschapsarchitect aan hen gepresenteerd en toegelicht.
Enquête internetpanel
In februari 2020 is het schetsontwerp voor het bos in de kom A7 met een aantal vragen voorgelegd aan het internetpanel van de gemeente. 1.454 Purmerenders, ofwel 61% van de panelleden hebben de enquête ingevuld. De uitkomsten geven een representatief beeld van de opvattingen van de inwoners van Purmerend. Het schetsontwerp spreekt drie op de vijf inwoners in eerste instantie aan en krijgt als gemiddeld rapportcijfer een ruime voldoende (7,1). Bij de bewoners die het plan minder positief beoordelen speelt een negatief oordeel over de komst van het hotel hierin een belangrijke rol.
Aangezien het besluit om het bos en het hotel met elkaar te combineren in de kom A7 in de raad al is genomen wordt nu niets gedaan met de wens van een deel van de ge-enquêteerden voor een bos zonder hotel. Wel is gekeken naar andersoortige opmerkingen van de panelleden om hiermee het ontwerp nog aan te passen en te verbeteren.
Informatiebijeenkomst
Het definitieve ontwerp van het hotel is in november 2020 toegelicht aan de direct omwonenden uit Purmerend en Neck. Deze bewoners werden uitgenodigd voor een digitale informatiebijeenkomst waarbij de architect en de ondernemer van het hotel een toelichting gaven op de plannen en vragen van de omwonenden beantwoordden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
Het bestemmingsplan is aan diverse instanties voorgelegd met de mogelijkheid om deel te nemen aan het vooroverleg. Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:
Een samenvatting van de overlegreacties en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in Bijlage 18 van deze toelichting. De volledige reacties zijn opgenomen in Bijlage 19.
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige project is al sprake geweest van een uitvoering participatietraject (zie paragraaf 6.2.2) dat besloten is om af te zien van de procedure op grond van de inspraakverordening.
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.
Bestemmingsregels
Binnen de bestemming zijn een horecabedrijven (zie begrip 1.32 van de regels) in de vorm van een hotel (begrip 1.33), met vergaderzalen, horeca en leisure toegestaan. Door middel van maatvoeringen in de regels zijn de verschillen in uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen in de bestemming tot uitdrukking gebracht.
Algemene regels
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.
Ondergrondse bouw
De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.