direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Perceel Oude Amersfoortseweg 99
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Op 17 juli 2013 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het besluit van de gemeenteraad van Hilversum om het bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan vast te stellen. Tegen dit besluit van de gemeenteraad van Hilversum was een beroepschrift ingediend door Stibbe als vertegenwoordiger van VSH Fittings B.V. Dit beroep is gegrond verklaard door de Raad van State. In de uitspraak heeft de Raad van State bepaald dat binnen 26 weken een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld voor een deel van de gronden van VSH Fittings B.V. aan de Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum.

De plannen voor uitbreiding van de bedrijfsgebouwen van VSH zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan verwerkt de betreffende uitspraak van de Raad van State. De aanvraag omgevingsvergunning inclusief bijlagen van VSH Fittings B.V. van 24 september 2012 is verwerkt in dit nieuwe bestemmingsplan.

Met het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 wordt voldaan aan de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2013. Deze uitspraak is als bijlage 11 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan ( Uitspraak Raad van State d.d. 17 juli 2013).

Historie

VSH Fittings B.V. is een metaalverwerkingsbedrijf dat sinds de jaren ‘30 van de vorige eeuw is gevestigd aan de Oude Amersfoortseweg te Hilversum. Het bedrijf produceert voornamelijk fittingen voor sprinkler, gas, water- en cv-installaties. Vanwege een toenemende vraag naar metalen fittingen, heeft VSH al enige jaren behoefte aan extra productiecapaciteit.

In december 2008 heeft VSH aan de noordzijde van het terrein een grondstuk (grootte ca. 15.000 m²) aangekocht van de Nederlandse Spoorwegen (NS). Het aangekochte stuk grond bestaat deels uit grond dat al door VSH in gebruik was (en van de NS is gehuurd) en deels uit grond die door de NS in gebruik was.

In 2009 is een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) opgestart om de nieuwbouw mogelijk te maken. Deze procedure is op verzoek van VSH in 2010 gestopt. Medio 2012 heeft de directie van VSH besloten om de nieuwbouwplannen weer op te starten. Het in 2012 ingediende bouwplan voorziet in een aanzienlijk kleinere productiehal dan waarin het bouwplan uit 2009 voorzag. In dit bouwplan was sprake van ca. 4.500 m² nieuwbouw. De aanvraag uit 2012 betreft een nieuwe productiehal van ca. 1.850 m². Op het omringende terrein naast de nieuw te bouwen productiehal worden parkeer- en groenvoorzieningen gerealiseerd.

1.2 Doelstelling

Doel van het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 is te voldoen aan de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2013 en daarbij de aanvraag omgevingsvergunning met bijbehorende stukken en onderzoeken van VSH Fittings B.V. van 24 september 2012 te betrekken.

Dit nieuwe bestemmingsplan houdt rekening gehouden met nieuwe wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan is een toetsingskader voor de gebruikers van het plangebied.

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande planologisch - juridische mogelijkheden van het bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan voor het perceel overgenomen en aangevuld met het mogelijk maken van de aanvraagde uitbreidingsmogelijkheden.

1.3 Functie van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de verbeelding op papier daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk wordt ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3 tot en met 5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid, het ambtelijk overleg, en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied Perceel Oude Amersfoortseweg 99 is gelegen in een gebied dat in het noorden begrensd wordt door de spoorlijn Hilversum-Amersfoort; in het westen door de spoorlijn Hilversum-Utrecht; in het zuiden door de Oude Amersfoortseweg en in het oosten door de Oosterengweg.

De directe buren van het perceel van VSH zijn: in het noorden de spoorlijn Hilversum-Amersfoort; in het westen de Evangelische Omroep; in het zuiden woningen gelegen aan de Oude Amersfoortseweg en tenslotte in het oosten de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en een aantal bedrijven. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0001.jpg"

Figuur 1: Begrenzing plangebied

2.2 Vigerende bestemmingsplan

Van Riebeeck / Bonairelaan (2012)

Op 26 september 2012 heeft de gemeenteraad van Hilversum het bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan vastgesteld. Het grootste deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is gelegen in het plangebied van dit bestemmingsplan en heeft hierbinnen de bestemming ´Bedrijf´.

Door de uitspraak van de Raad van State is voor een klein deel van de gronden van VSH nu een ander bestemmingsplan het geldende bestemmingsplan, zie verder Over ´t Spoor (1998).

De gronden van VSH Fittings B.V. met deze bedrijfsbestemming worden nu echter opnieuw bestemd in dit bestemmingsplan om hiermee een duidelijke planologisch - juridische situatie te krijgen. Ook de gronden van VSH met de bestemming ´Verkeer - railverkeer´ worden betrokken bij het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0002.png"

Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan

Over ´t Spoor (1998)

Na de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2013 is een deel van het vastgestelde bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan vernietigd. De betreffende gronden in eigendom van VSH waren in bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan bestemd als ´Verkeer - railverkeer´. Door de uitspraak van de Raad van State is voor dit perceel nog steeds het bestemmingsplan ´Over ´t Spoor´ uit 1998 vigerend. Het betreffende perceel heeft hierbinnen de bestemming ´Spoorwegdoeleinden´. Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de plankaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0003.png"

Figuur 3: Uitsnede plankaart bestemmingsplan Over ´t Spoor

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

In dit hoofdstuk komt de huidige situatie aan de orde. Ten behoeve van het bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan zijn reeds in 2011 en 2012 een aantal onderzoeken uitgevoerd. Daarnaast zijn een aantal aanvullende onderzoeken uitgevoerd om de uitvoerbaarheid van het uitbreidingsplan van VSH aan te tonen. In dit hoofdstuk zijn de voor het voorliggende bestemmingsplan relevante sectorale gebiedsaspecten in beeld gebracht.

De rapportages die ten grondslag liggen aan de onderstaande beschrijvingen zijn als losse bijlagen bij het bestemmingsplan in te zien.

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Historie

Het zandige grondgebied van het stadsdeel bestond alvorens het bebouwd werd overwegend uit heide en bos. Vlakbij de kern van Hilversum, tussen de Soestdijkerstraatweg en de Utrechtseweg, lag bouwland in de vorm van engen. De pré-stedelijke infrastructuur bestond uit niet meer dan enkele heidepaadjes en de doorgaande wegen richting Soestdijk en Utrecht (Soestdijkerstraatweg en Utrechtseweg). Aangezien het bestraten van deze wegen particuliere initiatieven waren (rond 1830), werden langs de wegen tolhuizen geplaatst. Met uitzondering van deze tolhuizen was er in de pré-stedelijke situatie in dit stadsdeel nauwelijks bebouwing.

Aan het einde van de negentiende eeuw begon de uitleg van dit stadsdeel met de bouw van enkele villa's langs de eerder genoemde wegen. Deze lintbebouwing was grotendeels het gevolg van de komst van bemiddelde forensen naar Hilversum na de opening van de spoorlijn in 1874.

De aanleg van de spoorwegen Hilversum - Utrecht en Hilversum - Amersfoort was van groot belang voor de ontwikkeling van Hilversum.

Het gebied van de Van Riebeeckweg is gelegen op de Ooster Eng, een stuwwal die werd ontgonnen voor de landbouw. Het hoogteverschil is nu nog duidelijk terug te vinden. De Oude Amersfoortseweg ligt relatief hoog en naar het zuiden loopt het gebied enkele meters af. Op de topografische kaart van 1847 is het gebied weergegeven en hieruit blijkt dat in die tijd nog geen verkaveling aanwezig was. In de periode na 1870 maakt Hilversum een sterke groei door. Rondom de oude kern worden in hoog tempo villa's opgetrokken in een parkachtige aanleg. Vanaf de Oude Amersfoortseweg worden tot 1900 twee bochtige lanen aangelegd: de Alexanderlaan en de Waldecklaan. Rond de eeuwwisseling van 1900 verschijnen hierlangs de eerste villa's. Ook bij de overweg in de spoorlijn naar Amersfoort worden enkele huisjes gebouwd.

In de periode tot aan de tweede wereldoorlog wordt aan weerszijden van de Oude Amersfoortseweg en langs de Soestdijkerstraatweg de bebouwing verder verdicht met vrijstaande huizen en korte blokjes. Hoewel op het uitbreidingsplan 1933-1935 van W.M. Dudok en J.F. Groote het gebied is aangegeven als woongebied, heeft het tot de jaren vijftig geduurd voordat de woningbouw in het Van Riebeeckkwartier goed op gang kwam.

Tussen 1950 en 1960 worden vanaf de Oude Amersfoortseweg in zuidelijke richting straten aangelegd en worden eengezinshuizen en flatwoningen gebouwd. In grote lijnen wordt hierbij het uitbreidingsplan van 1933-1935 aangehouden. De wijk wordt aan de oostzijde begrensd door een reservering voor een Rondweg, waarvoor een zandlichaam werd opgeworpen.

Tussen de woningen langs de Oude Amersfoortseweg en de spoorlijn vestigden zich voor 1950 diverse bedrijven. Na 1960 wordt het zuidelijke gedeelte verder volgebouwd en wordt de Oosterengweg aangesloten op de Soestdijkerstraatweg. In deze periode worden ook in de nabijheid van het plangebied diverse voorzieningen gebouwd, zoals de Van Riebeeckgalerij, scholen aan het Peter Planciusplein en de Oude Amersfoortseweg, een kerk en een bejaardentehuis aan weerszijden van de Van Riebeeckweg.

3.1.2 Stedebouwkundige structuur

Algemene karakteristiek van het plangebied en directe omgeving

Het gebied kenmerkt zich door grote ruimtelijke elementen, met name van infrastructurele aard. Te noemen zijn:

  • grote invalswegen zoals de Soestdijkerstraatweg en de Oosterengweg;
  • de twee spoorlijnen naar Utrecht en Amersfoort.

De structuur van het Van Riebeeckkwartier wordt in belangrijke mate bepaald door de ligging tussen de spoorlijnen en de Soestdijkerstraatweg. Daarbinnen bevindt zich een woongebied dat schuin wordt doorsnede door de Oosterengweg. Vanwege de verkeersbelasting en de inrichting is deze weg dominant en wordt de wijk min of meer in tweeën gedeeld. De wijk heeft een rustig woonmilieu met aan de oostzijde voornamelijk flatwoningen in drie of vier bouwlagen. In het midden zijn eengezinswoningen gelegen. De west- en zuidrand kent met name villa's.

Een oriëntatiepunt in de wijk wordt gevormd door de flat bij de Van Riebeeckgalarie, die zeven woonverdiepingen heeft met op de begane grond een garage/showroom (Kwikfit). De blokken en straten zijn voor een deel noord-zuid en voor een deel oost-west georiënteerd.

De straten van voor 1945 hebben veelal een bochtig verloop en hebben mede door de bomen het karakter van lanen. De straten van na 1945 zijn veelal gestrekt.

Het gebied ten noorden van de Oude Amersfoortseweg waartoe ook het plangebied behoort kent met name bedrijvigheid.

3.1.3 Groenstructuur en waterstructuur

Het gebied van het Van Riebeeckkwartier is, dankzij de ligging binnen stedelijk gebied, overwegend bebouwd. Naast de algemene groenstructuren rondom woningen, tuinen en bedrijven zijn er in de nabijheid van het plangebied weinig grotere groengebieden.

De nabij gelegen Waldecklaan en Alexanderlaan kennen wel een groene structuur, door de aanwezigheid van vele bomen en struiken. Dit openbaar groen en de bomenstructuur in laanbeplanting geeft hier een parkachtige sfeer. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen.

3.1.4 Verkeersstructuur

De wegenstructuur in het plangebied en de directe omgeving laat zich als volgt omschrijven: de wegen die het buitencircuit vormen hebben een belangrijke en als zodanig bestempelde verkeersfunctie. Dit zijn achtereenvolgens de Soestdijkerstraatweg, het Oostereind en de Oosterengweg. Genoemde wegen kenmerken zich door een intensief gebruik van zowel gemotoriseerd verkeer alsmede (brom)fietsers.

Als in- en uitvalswegen van Hilversum hebben deze wegen ook een belangrijke verkeersfunctie, waarbij volledige scheiding van verkeerssoorten is toegepast. Op de overige wegen, zoals de Oude Amersfoortseweg, is sprake van gemengd verkeer.

3.2 Wonen, werken en voorzieningen

3.2.1 Wonen en voorzieningen

De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied is heel divers. De bebouwing aan de Alexanderlaan en Waldecklaan is oud en kent een onregelmatige structuur met veel verschillende type woningen en veel groen. Dit is de typische 'Hilversumse stijl'. Het overige gebied van het Van Riebeeckkwartier bestaat uit na-oorlogse bebouwing, zoals twee-onder-een-kap en rijwoningen. Rondom de Oosterengweg en ten oosten hiervan is veel hoge bebouwing aanwezig. Dit zijn (galerie)flats, bovenwoningen boven de Van Riebeeckgalerie en enkele urbanvilla's.

Binnen het plangebied zijn geen woningen en geen voorzieningen gelegen.

3.2.2 Werken

Bedrijven

Het plangebied en de directe omgeving kent parallel aan de spoorlijn richting Amersfoort een tweetal bedrijventerreinen, gescheiden door de Oosterengweg. Het gebied ten westen hiervan wordt onder andere gekenmerkt door de studio van de omroep EO in een oud klooster. Hiernaast is VSH Fittings B.V. gelegen, een groot metaal bewerkingsbedrijf op het perceel Oude Amersfoortseweg 99.

Naast VSH is een verzameling kleinschalige bedrijven aanwezig achter de bebouwing van de Oude Amersfoortseweg. In dit gebied is ook de hogeschool voor kunsten (Faculteit Kunst, Media & Technologie) gelegen.

3.3 Verkeer

3.3.1 Autoverkeer

In Hilversum wordt gestreefd naar de inrichting van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en verblijfsgebieden (30 km/u). Door de categorisering te versterken neemt de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid in de wijk en daarmee ook de voorspelbaarheid van het autoverkeer toe.

In en nabij het plangebied zijn alle doorgaande wegen gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Deze wegen hebben een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen. De maximum snelheid op deze wegen is 50 km/u. De interne wegen in de wijken van het plangebied hebben een verblijfsdoel. Deze wegen hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en bedrijven. De bestemmingsfunctie staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De maximale snelheid op deze wegen bedraagt 30 km/u.

3.3.2 Parkeren

In het plangebied zijn voldoende parkeervoorzieningen aanwezig voor eigen gebruik voor het bedrijf VSH. In de omgeving van het plangebied zijn op de openbare wegen voldoende parkeervoorzieningen aanwezig om te voldoen aan de vraag.

3.3.3 Openbaar vervoer

Langs het plangebied lopen meerdere openbaar vervoersroutes. Door de ligging nabij het station Hilversum Sportpark zijn bij dit station de lijnen 3, 59, 70, 100, 103 en 156 gelegen. In de richting van het Tergooi Ziekenhuis loopt lijn 3 verder door het Van Riebeeckkwartier. De lijnen 59 en 70 gaan op de Soestdijkerstraatweg verder en zorgen voor een aansluiting vanuit het West-Indiëkwartier.

3.3.4 Langzaam verkeer

Fietser en voetganger

Naast het autoverkeer geeft het plangebied en de directe omgeving volop ruimte voor het gebruik van de fiets. De doorgaande wegen (Soestdijkerstraatweg, Oostereind en Oosterengweg) kennen een vrijliggend fietspad, waardoor op deze drukke wegen geen of nauwelijks conflicten kunnen ontstaan met het overige verkeer. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen, waarop gemengd verkeer plaatsvindt. Bij het station Hilversum Sportpark aan de Soestdijkerstraatweg is eveneens een fietsenstalling aanwezig voor de gebruikers van de trein. Voor voetgangers zijn geen bijzondere voorzieningen getroffen nabij het plangebied. Voetgangers kunnen gebruik maken van de aanwezige stoepen.

3.4 Groen, blauw en natuur

3.4.1 Groen, blauw en natuur

Het plangebied is ten behoeve van dit bestemmingsplan en de gewenste uitbreiding van de bedrijfsbebouwing onderzocht op het gebied van aanwezige Flora en fauna.

Het plangebied heeft in de huidige situatie geen betekenis voor beschermde planten. Het voorkomen van ongewervelden en vissen is in het plangebied niet aan de orde. Ook voor de typen ´amfibieen´ en ´reptielen´ heeft het plangebied in de huidige situatie geen grote betekenis. Mede door de geisoleerde situering midden in stedelijk gebied is het gebied ongeschikt voor deze soorten. Voor de typen ´vogels´ en ´vleermuizen´ heeft het plangebied in de huidige situatie een beperkte betekenis.

Als bijlage bij de toelichting zijn twee Flora en faunaonderzoeken bijgevoegd (Flora en Faunaonderzoek deel 1 en Flora en Faunaonderzoek deel 2). De belangrijkste resultaten en conslusies van deze onderzoeken zijn in paragraaf 5.4 van deze toelichting opgenomen.

Zoals bij de waterstructuur is aangegeven is binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Ook zijn er binnen het plangebied geen waterkeringen en watergangen gelegen.

3.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

3.5.1 Duurzaamheid

Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.

3.5.2 Leefbaarheid
3.5.2.1 Afval

De Gewestelijke Afvalstoffen Dienst (GAD) Gooi en Vechtstreek draagt zorg voor de inzameling van huishoudelijk afval afkomstig van de huishoudens van diverse gemeenten, waaronder ook de gemeente Hilversum. Enkele kerntaken van de GAD zijn het inzamelen en vervoeren van het huishoudelijk afval uit Gooi en Vechtstreek, het handhaven op de aanbiedregels van huishoudelijk afval en het geven van voorlichting over afval(inzameling) aan de inwoners van het gewest.

3.5.2.2 Geluid

Nabij het plangebied zijn een aantal wegen aanwezig met een geluidszone. Zoals o.a. de Soestdijkerstraatweg, de Oosterengweg en het Oostereind. Dit zijn wegen met een maximum snelheid van 50 km/u of hoger. De overige wegen hebben geen geluidszone. Daar is de formele rijsnelheid maximaal 30 km/uur.

Nabij het plangebied liggen twee spoorlijnen met een geluidszone.

In of nabij het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. Wel zijn er in en nabij het plangebied bedrijven aanwezig die geluidoverlast kunnen veroorzaken. De meeste van deze bedrijven vallen onder de werking van de Wet milieubeheer en moeten voldoen aan opgelegde geluidsvoorschriften.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Er is onderzoek gedaan naar het aspect geluid. Deze akoestische onderzoeken zijn in de bijlagen opgenomen als bijlage 5 (Akoestisch onderzoek), bijlage 9 (Akoestiek - Wegverkeerslawaai) en bijlage 10 (Akoestiek - Spoorlawaai). In paragraaf 5.5 wordt kort ingegaan op de inhoud van deze geluidsonderzoeken.

3.5.2.3 Geur

In het plangebied en de directe omgeving zijn er geen inrichtingen die geurhinder kunnen veroorzaken. Er is daarom geen sprake van op te nemen geurcontouren.

3.5.2.4 Licht

In het plangebied en de directe omgeving zijn er geen inrichtingen die lichthinder kunnen veroorzaken. Er is daarom geen sprake van op te nemen lichtcontouren.

3.5.2.5 Trilling

In het plangebied zijn geen inrichtingen die trillingshinder kunnen veroorzaken. Wel zijn nabij het plangebied in de huiidge situatie al twee spoorlijnen aanwezig welke enige trillingshinder kunnen veroorzaken. De aanwezigheid van deze spoorlijnen en mogelijke trillingshinder hiervan heeft geen onaanvaardbare gevolgen voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

3.5.2.6 Lucht

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen. Voor dergelijke projecten hoeven geen aanvullende maatregelen meer te worden genomen om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Voor de huidige en toekomstige situatie is de luchtkwaliteitsituatie in het plangebied in beeld gebracht. In bijlage 6 (Onderzoek Luchtkwaliteit) is het volledige onderzoek opgenomen. Er zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd.

3.5.2.7 Bedrijven en milieuzonering

In het plangebied is het bedrijf VSH Fittings B.V. aanwezig. In de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De handreiking Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Buiten deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering geen hinder van het bedrijf te verwachten. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • Categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1.000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Binnen het plangebied zijn bedrijven in de maximale milieucategorie 3.1 en 3.2 toegestaan. Binnen de ontwikkelingsmogelijkheden die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de hierboven genoemde afstanden.

3.6 Cultuurhistorische waarden

3.6.1 Historisch-geografische en (steden)bouwkundige waarden

Beschermd stads- en dorpsgezicht

Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het (voormalige) ministerie van VROM en het ministerie van OCW. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te worden.

Binnen het plangebied is geen sprake van een beschermd stads- en dorpsgezicht.

Overige historisch-geografisch waardevolle gebieden

Voor zowel het West-Indiëkwartier als het deelgebied Alexanderpark van het Van Riebeeckkwartier geldt dat deze als onderdeel van de Gooise villaparkontwikkeling met buitenwoonhuizen en villa's, stedebouwkundig waardevol is vanwege zijn planmatige aanleg en inrichting. Ook de bebouwing aan de Soestdijkerstraatweg heeft een cultuurhistorische waarde vanwege zijn betekenis voor de ontwikkeling van Hilversum.

Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Provinciale monumenten zijn opgenomen in de provinciale monumentenlijst, gemeentelijke monumenten in de gemeentelijke monumentenlijst. UNESCO-monumenten zijn opgenomen in de lijst van het werelderfgoed. Het plangebied kent geen rijks-, provinciale, gemeentelijke of UNESCO monumenten.

Het plangebied is geen historisch-geografisch waardevol gebied en er zijn geen monumenten aanwezig.

3.6.2 Archeologische waarden

In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.

De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:

  • behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
  • opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
  • 'de verstoorder betaalt';
  • transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.

De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, stelt de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart op. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en –diepte.

Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0004.jpg"

Figuur 4: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum

Zoals in bovenstaande figuur is aangegeven kent het plangebied een hoge verwachtingswaarde.

3.7 Bodem en watersysteem

3.7.1 Bodem

Bodem

De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het watervoerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van NAP -160 m. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied.

Het bestemmingsplangebied loopt van het centrum richting het zuidoosten van Hilversum. Functies en bestemmingen moeten afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.

Aardkundige waarden

De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische onstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden (Aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument (Aardkundig monument). De 80 aardkundig waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming.

Gezien de grote verscheidenheid en gaafheid van de geografische verschijnselen is een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied van het Gooi daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en zijn zelfs de ongeroerde delen aangewezen als aardkundig monument. Vrijwel het gehele buitengebied van Hilversum betreft gebieden met aardkundige waarden en monumenten door de aanwezigheid van fysisch geografische eenheden zoals stuwwal, smeltwater- en windvormingen, typische dek- en stuifzandvormingen, vennen en droge dalen.

Activiteiten als ontgrondingen, egalisaties, grondverzet en diepploegen kunnen schade toebrengen aan de aardkundige waardes. Aanvullend zijn de niet toegestane activiteiten en handelingen in de 17 aardkundige monumenten (vallend onder de milieubeschermingsgebieden) opgenomen in de Provinciale milieuverordening (PMV). Een ontheffing aanvragen is mogelijk. Daarnaast dient een passende planologische bescherming opgenomen te worden voor de aardkundige waardevolle gebieden inclusief de aardkundige monumenten binnen bestemmingsplannen.

Gezien de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de ligging binnen het stedelijk gebied zijn de oorspronkelijke waarden binnen het grotendeels plangebied vermoedelijk reeds ernstig verstoord.

Grondwater

De hydrologie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een stuwwal als inzijgingsgebied met kwelsystemen aan de westkant van Hilversum. Nagenoeg in geheel Hilversum is sprake van een natuurlijk fluctuerende grondwaterstand. De grondwater stromingsrichting is hoofdzakelijk noordwestelijk. Onder invloed van de grondwaterwinning in Laren wordt de stroming in dit gebied plaatselijk afgebogen in noordelijke richting.

In het grootste deel van de bebouwde kom van Hilversum is de grondwaterstand relatief diep onder het maaiveld.

Rondom het plangebied, in het Riebeeckkwartier, ligt het maaiveld hoger en is de grondwaterstand lager. Dit gebied kent dus de voor het grootste deel van Hilversum kenmerkende grote ontwateringsdiepte.

Grondwaterbeschermingsgebied

Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten van Hilversum het waterwingebied Laren. De beschermingsgebieden van deze grondwaterwinningen liggen in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.

Bodem- en grondwaterverontreining

Het deelgebied 't Spoor (afgebakend door het spoor en de Oude Amersfoortseweg) is vanaf het midden van de vorige eeuw tot ontwikkeling gekomen. De wijk heeft vanaf het ontstaan veel industriële activiteiten gekend. Bedrijvigheid uit verleden en heden vormt een bedreiging voor de bodem- en grondwaterkwaliteit, zodat regelmatig ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging is aangetroffen.

3.7.2 Watersysteem

Huidige watersysteem

In nagenoeg de gehele bebouwde kom van Hilversum komt door de diepe grondwaterstanden onder maaiveld en de zandige bodemopbouw van nature geen oppervlaktewater voor.

Op een aantal locaties in dit plangebied met diepe grondwaterstanden wordt water van wegen en bebouwing geïnfiltreerd in de bodem. Bij een aantal wegen is geen hemelwaterriool aanwezig, dat het hemelwater afvoert.

In de overige delen is een gescheiden rioolstelsel aanwezig, waarbij het regenwater en het vuile afvalwater gescheiden afgevoerd worden.

3.8 Kabels en leidingen

3.8.1 Riolering

De Utrechtse Heuvelrug verdeelt het rioolstelsel van de kern Hilversum in twee delen, een oostelijk en een westelijk deel. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oostelijke rioolstelsel.

In het plangebied zelf is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Bij een gescheiden rioolstelsel worden de afvalwaterstroom en de regenwaterstroom los van elkaar via verschillende rioleringsnetwerken afgevoerd; het hemelwater via een hemelwaterleiding en het afvalwater via een droogweerafvoerleiding.

Het afvalwater wordt middels een gemaal in het Van Riebeeck pompgebouw afgevoerd naar de RWZI Hilversum.

Het afvalwaterstelsel maakt onderdeel uit van het oostelijke, absolute rioolstelsel dat geen enkele relatie met ontvangend oppervlaktewater kent. Al het afgevoerde afvalwater en ook hemelwater uit andere delen buiten het plangebied met gemengde riolering gaat naar de RWZI Hilversum, ook de inhoud van de bufferbassins die bij regenachtig weer vollopen met influent.

Het door het hemelwaterstelsel ontvangen regenwater uit het Riebeeckkwartier wordt onder vrij verval afgevoerd naar de Van Riebeeckvijver, die uiteindelijk afvoert op de vijvers Anna's Hoeve en bij zeer hevige neerslag uiteindelijk ook naar 't Ven en in de toekomst via de Laapersvijvers naar infiltratievelden in het zuidoosten van Hilversum. De openbare (hemelwater)riolering wordt eveneens gebruikt voor het transport van water tussen vijvers onderling.

3.8.2 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen ruimtelijke relevante kabels en/of leidingen gelegen.

3.8.3 Straalverbindingen

In het plangebied zijn geen straalverbindingen gelegen.

3.9 Externe veiligheid

Inrichtingen en buisleidingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, welke onder het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) vallen.

Binnen het plangebied en de directe omgeving van het plangebied zijn geen hogedruk aardgasleidingen gelegen. Er zijn dus geen hogedruk aardgasleidingen die op het gebied van externe veiligheid relevant zijn voor het bestemmingsplan.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich een transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

  • 1. De spoorlijn Amsterdam-Amersfoort is gelegen op de grens van het plangebied. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats conform de 'Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, Een verwachting voor de middellange termijn', Prorail, september 2007 (prognoses tot 2020). In tabel 3.3 van dit rapport zijn de verschillende stofcategorieën genoemd met bijbehorend invloedsgebied. De invloedsgebieden van alle stoffen reiken tot over het plangebied. Hiermee is de spoorlijn een relevante risicobron voor het plangebied. Voor de herziening van de bestemmingsplannen Van Riebeeckkwartier en Bonairelaan (2008) zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor risicoberekeningen uitgevoerd. Hieruit bleek dat het groepsrisico veroorzaakt door de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort boven de oriëntatiewaarde ligt. Het groepsrisico is nog steeds hoger is dan de oriëntatiewaarde en dit betekent dat aandacht besteed dient te worden aan de verantwoording van het groepsrisico conform de cRvgs.

Deze verantwoording is opgenomen in paragraaf 5.5.2 (Leefbaarheid) van de toelichting van dit bestemmingsplan.

3.9.1 Vliegvelden

Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van het vliegveld Hilversum. Binnen het plangebied mag niet hoger dan 100 meter worden gebouwd. Omdat in voorliggend bestemmingsplan geen dusdanige bouwhoogte wordt mogelijk gemaakt zijn in dit bestemmingsplan geen nadere regels opgenomen.

3.9.2 Waterkeringen

Binnen het plangebied liggen geen waterkeringen. Het plangebied ligt ook niet binnen een dijkringgebied waardoor geen risico op overstromingen aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

4.1 Rijk

4.1.1 Rijksbeleid

Gezien de schaal en de binnenstedelijke locatie van het voorliggende bestemmingsplan en de daarin opgenomen uitbreidingsmogelijkheden is Rijksbeleid hiervoor niet relevant. Er zal daarom alleen worden ingegaan op het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met dit bestemmingsplan.

4.2 Provincie

4.2.1 Provinciale Structuurvisie 2040 'Kwaliteit door veelzijdigheid'

De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken

De provincie Noord Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:

  • 1. Klimaat bestendigheid;
  • 2. Ruimtelijke kwaliteit;
  • 3. Duurzaam ruimtegebruik.

Ad 1. klimaat bestendigheid

De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.

Ad 2 ruimtelijke kwaliteit

De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen.

Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.

Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik

Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:

  • 1. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
  • 2. Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken;
  • 3. Voldoende en op behoefte aansluitende huisvesting;
  • 4. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme.

Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 bovengenoemde Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De PRVS is op 1 november 2010 in werking getreden. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Eerste partiële herziening

Op 23 mei 2011 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de eerste partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. Hiermee zijn de onderdelen Ecologische Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones, weidevogelleefgebied en intensieve veehouderij inclusief de bijhorende kaarten aangepast.

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het beleid van deze provinciale verordening.

4.2.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, actualisatie van het pvvp 2007-2013

Een goede bereikbaarheid is cruciaal voor de provincie, zowel voor de economie, maar ook voor de leefkwaliteit voor de burgers. De provincie zet zich in op de drie fronten benutten, beprijzen en bouwen om die bereikbaarheid te kunnen waarborgen. Dit betekent blijvende inzet om de wegcapaciteit te vergroten daar waar nodig, maar ook inzetten op het gebruik van de alternatieven en optimalisatie van de verplaatsing in de 'keten'. De provincie wil een betere balans brengen in het gebruik van de verschillende vervoersmogelijkheden onder andere door gebruik te maken van het prijsinstrument.

In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie van de infrastructuur niet aangepast. Aan deze infrastructuur hebben, in het kader van de IBP, reeds veranderingen plaatsgevonden. Dit beleid heeft derhalve geen consequenties voor onderhavig bestemmingsplan.

4.2.4 Een goede plek voor ieder bedrijf, naar een nieuw locatiebeleid in Noord-Holland

De beleidsnota “Een goede plek voor ieder Bedrijf” geeft voor de provincie Noord-Holland vorm aan het locatiebeleid. De kern van het (nieuwe) locatiebeleid is samen te vatten als “het bieden van een geschikte vestigingsplaats voor iedere activiteit met economische gevolgen, te weten bedrijvigheid (in ruime zin) en grootschalige voorzieningen”. Daarbij gaat het niet meer louter om mobiliteitsaspecten die dergelijke activiteiten oproepen, maar wordt het (oude; tot de vaststelling van deze beleidsnota gevoerde) locatiebeleid verbreed tot:

  • Economische ontwikkelingsmogelijkheden (en daarmee de versterking van de regionale economie) in de vorm van het bieden van voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor de activiteiten waarop het locatiebeleid van toepassing is;
  • Bereikbaarheidsaspecten in de vorm van een doelmatig gebruik van alle (op regionaal niveau en voor de regio) voor personen en goederen over weg, spoor en water beschikbare vervoersmogelijkheden;
  • Het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit in zijn algemeenheid in de vorm van efficiënt ruimtegebruik, van kwaliteit en variatie in vestigingsmilieus (op de vraag afgestemd) met voldoende aandacht voor functiemenging, van kwaliteit van de leefomgeving en het voorzien in op de locatie afgestemde parkeerfaciliteiten;
  • Bedrijven en voorzieningen, die uit een oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn, ruimte te bieden op daarvoor te bestemmen (bedrijven)terreinen;
  • Het bieden van ruimte aan bedrijven en voorzieningen, die omvangrijke goederenstromen oproepen en/of een sterke verkeersaantrekkende werking hebben, op locaties met een goede aansluiting op (verschillende) verkeers- en vervoersverbindingen

Het voordeel van het locatiebeleid is dat bedrijven en voorzieningen in het voor hun geschikte vestigingsmilieu zowel economisch als vanuit het oogpunt van bereikbaarheid optimaal kunnen functioneren. Daardoor draagt het locatiebeleid bij aan de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland als geheel en brengt het de beginselen van een goede ruimtelijke ordening in de praktijk. Uitgangspunten zijn daarbij selectiviteit, bundeling en differentiatie. Het locatiebeleid is 26 april 2005 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord Holland.

Onderhavig bestemmingsplan heeft een klein plangebied en maakt het planologisch juridisch mogelijk dat een bestaande bedrijf zich op de huidige locatie verder kan ontwikkelen. Hierdoor verandert niets op het gebied van het locatiebeleid. Dit beleid heeft geen inhoudelijke gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.2.5 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013

In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit PMP. De activiteiten beschreven in het PMP moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.

Er zijn twee overkoepelende doelen:

  • het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant.
  • het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.

Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de de thema's afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht en klimaat en energie.

Het PMP biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.

Voor het Gooi geldt dat in het kader van de PMP de grote grondwaterverontreinigingen worden aangepakt.

Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma's. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld.

Ondanks dat onderhavig bestemmingsplan beperkte ontwikkelingsmogelijkheden biedt is wel een onderzoek gedaan naar diverse deelaspecten. Hiermee wordt aangesloten op de eisen vanuit de verschillende wetgeving. De eisen vanuit het PMP komen uit deze wetgeving. Met onderhavig bestemmingsplan wordt aangesloten op de eisen vanuit het PMP.

4.2.6 Waterplan 2010-2015

De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Waterplan 2010-2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • Klimaatbestendig waterbeheer.
  • Water medesturend in de ruimte.
  • Centraal wat moet, decentraal wat kan.
  • Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering.

Voor het plangebied betekent dit met name dat rekening moet worden gehouden met extremere klimaatscenario's en dat om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem moet worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (§ 5.7.2) opgesteld welke is overlegd met AGV, de waterbeheerder.

4.2.7 Waterbeheerplan AGV 2010-2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.

Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. Voor de gemeente Hilversum is in het plan een aanpassing van de RWZI opgenomen voor 2013. Het nautisch en vaarwegbeheer voor het Hilversums Kanaal ligt bij de gemeente Hilversum.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (§ 5.7.2) opgesteld welke is overlegd met de betreffende waterbeheerder.

4.3 Regio

4.3.1 Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 (eindbalans)

De Noordvleugel vormt weliswaar geen bestuurlijk geheel, maar in ruimtelijk-economisch opzicht wel een sterk eenheid. Daarom hebben de betrokken overheden waaronder de gemeente Hilversum op verzoek van de rijksoverheid een visie opgesteld die een samenhangend antwoord moet geven op de complexe ruimtelijke vraagstukken waarvoor het gebied is gesteld.

Essentie van deze ontwikkelingsvisie is het vinden van een oplossing voor de spanning tussen twee waarden: ten eerste de behoeft aan ruimte om te wonen en te werken voor het nog steeds groeiende aantal huishoudens van de Noordvleugel, ten tweede, de net zo dringende behoefte aan bescherming van natuur en landschap en de duurzaamheid in de ruimtelijk-economische ontwikkeling.

Uit de ontwikkelingsvisie blijkt dat de spanning weliswaar blijft bestaan, maar dat het mogelijk is er op een verantwoorde manier mee om te gaan. Verantwoord wil zeggen: het huidige bebouwde gebied optimaal benutten voor nieuwe woningbouw, het waar mogelijk met elkaar mengen van de functies wonen en werken, en het creëren van voldoende recreatieaanbod in en rondom de steden. Verder wordt in de ontwikkelingsvisie voorgesteld een spoorverbinding tussen Almere via Hilversum naar Utrecht aan te leggen.

Het beschreven beleid betreft een ontwikkelingsvisie. Onderhavig bestemmingsplan heeft een beperkt plangebied en maakt een, in regionaal opzicht gezien, kleine ontwikkeling mogelijk. Deze ontwikkeling past binnen deze ontwikkelingsvisie.

 

4.4 Gemeente

4.4.1 Structuurvisie Hilversum 2030

Door de raad is op 15 mei 2013 de nieuwe structuurvisie vastgesteld, waarin het toekomstbeeld van de gemeente tot 2030 wordt geschetst. In deze structuurvisie zijn de hoofdlijnen voor het ruimtelijk beleid tot 2030 vastgelegd.

De structuurvisie bevat de volgende ambities en doelstellingen voor 2030:

1. een goede woongemeente om in te leven met voldoende werkgelegenheid en (basis)voorzieningen;

2. behoud van omringende natuurgebieden;

3. Mediastad en vestigingsplaats voor creatieve bedrijvigheid;

4. centrumgemeente met accent op zorg;

5. hoge stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met weinig ontwikkelingen en de dynamische gebieden. Behoud en ontwikkeling zijn met elkaar in balans. In de woonwijken staat behoud van het huidige karakter voorop en wordt weinig ruimtelijke ontwikkeling voorzien. Dat geldt ook voor het buitengebied, inclusief het dynamische gebied Zonnestraal en omgeving, waar geen verdergaande verstedelijking zal plaatsvinden. Het centrum en de werklocaties zijn de dynamische gebieden (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van aanmerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen. De structuurvisie biedt de ruimte voor, en geeft richting aan, het realiseren van de ambities op het gebied van hoogwaardig wonen, natuur, media, zorg en architectuur. Vanuit de integrale benadering zijn voorts dwarsverbanden in beeld gebracht, bijvoorbeeld vanuit de invalshoeken duurzaamheid, bereikbaarheid en regio.

In de Structuurvisie Hilversum 2030 (www.structuurvisiehilversum.nl) is werkgelegenheid een belangrijke pijler. Hilversum is een werkgemeente voor de hele regio. Alhoewel de arbeidsmarkt grotendeels regionaal functioneert, is het belangrijk dat veel werkgelegenheid lokaal gevestigd blijft. Met circa 180 arbeidsplaatsen is VSH een belangrijk bedrijf en daarmee van belang om te behouden. VSH is van oudsher ook in Hilversum gevestigd. Van de werknemers woont 53% in Hilversum en omgeving en van de geboden werkgelegenheid is 80% op MBO-niveau. Door de geplande uitbreiding van VSH zal de werkgelegenheid op MBO-niveau in de komende jaren naar verwachting met 13 arbeidsplaatsen toenemen.

In de Structuurvisie Hilversum 2030 is aangegeven dat de lokale werkgelegenheid aan moet sluiten op de samenstelling en opleiding van de lokale beroepsbevolking. Ook voor lager opgeleiden, aangezien 60% van de bevolking een opleiding heeft op MBO-niveau. De werkgelegenheid die VSH biedt sluit goed aan bij behoefte die er is vanuit de beroepsbevolking van Hilversum en omliggende gemeenten.

Werkgelegenheid bevindt zich nu en in de toekomst hoofdzakelijk op de verschillende bedrijventerreinen en kantoorlocaties, zoals ook bedrijventerrein Oude Amersfoortseweg, waar VSH gevestigd is. In de Economische Visie 2007-2020 (Kenniscentrum Hilversum) is aangegeven dat de bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden dient te blijven. Ook in recente studies (bijv. Vraagraming Gooi en Vechtstreek 2010-2040 door Buck Consultants International in opdracht van Plabeka) wordt steeds gewezen op een (fors) tekort aan vestigingsruimte voor bedrijven.

In de structuurvisie en in het economisch beleid wordt ingezet op behoud, intensivering en revitalisering van de bestaande bedrijventerreinen in Hilversum. De geplande uitbreiding van VSH past binnen deze visie en het economisch beleid. Voor de spoorzone (waar dit gebied onderdeel van uitmaakt) is in de structuurvisie immers opgenomen dat het accent ligt op (creatieve) bedrijvigheid en onderwijs in combinatie met nieuwe woonwerkfuncties en groen. Er is ruimte voor nieuwe woon-werkfuncties, groen, ateliers, werkplaatsen en bedrijfsruimte.

De plannen betekenen daarnaast een verbetering van de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebied. Door een sterke kwaliteitsslag van de bebouwing en bijvoorbeeld het deels verdiept aanleggen van parkeerplaatsen wordt de uitstraling richting spoor sterk verbeterd. In de Structuurvisie Hilversum 2030 wordt daarbij, in samenhang met het Hoogwaardig Openbaar Vervoer project (HOV), ingezet op verbetering van de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen Oude Amersfoortseweg en Liebergerweg.

4.4.2 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007-2020

De Economische visie 2007-2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor de scenario's:

  • 'Hilversum werkstad' om voldoende werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te houden;
  • 'focus' op bepaalde vormen van bedrijvigheid.

In de Economische visie zijn geen projecten genoemd welke specifiek in het plangebied zijn gelegen. In onderhavig bestemmingsplan wordt de situatie zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen en doorlopen vrijstellingen mogelijk gemaakt. Indien uit de economische visie nieuwe ontwikkelingen volgen dient hiervoor een aparte ruimtelijke procedure voor te worden doorlopen.

4.4.3 Parkeren bij nieuwbouw, beleidsregels ontheffingbevoegdheid artikel 2.5.30 lid 4 van de gemeentelijke bouwverordening

Krachtens de bouwverordening moeten bouwplannen aan gemeentelijke parkeernormen voldoen. Artikel 2.5.30 van de bouwverordening bepaalt dat de op basis van de parkeernorm benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Lid 4 van het betreffende artikel geeft de mogelijkheid hiervan ontheffing te verlenen:

  • 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte kan worden voorzien;
  • 2. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzonder omstandigheden op problemen stuit.

De essentie van het ontheffingenbeleid is dat in bepaalde situaties en onder bepaalde voorwaarden:

  • gebruik kan worden gemaakt van bestaande parkeermogelijkheden in de openbare ruimte, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
  • gebruik kan worden gemaakt van openbaar toegankelijke parkeergarages;
  • in de openbare ruimte nieuwe parkeervoorzieningen kunnen worden aangelegd.

De initiatiefnemer zal hiervoor zorg moeten dragen respectievelijk de kosten moeten dragen. B&W hebben tot deze regeling besloten op 5 juli 2005.

Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van een vergroting van de bedrijfsbebouwing van VSH mogelijk. Op eigen terrein zal moeten worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. In paragraaf 5.3 wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.

4.4.4 Duurzaamheid en de gebouwde omgeving

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

4.4.5 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad met de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt is daarbij dat de verstoorder betaalt.

'De ondergrondse stad' is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

In de paragraaf Cultuurhistorische waarden in hoofdstuk 5 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.

4.4.6 Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem.

4.4.7 Welstandsnota Hilversum 2008

De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Daarbij staat behoud van de bestaande kwaliteiten voorop staat. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat bestemmingsplannen vooraf om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd, waarbij het in eerste instantie gaat om de kwalitatieve paragrafen en de wijzigingsbevoegdheden.

Het plangebied en de directe omgeving heeft in de welstandsnota Hilversum 2008 het welstandsniveau ´Regulier´. Het plangebied ligt in het deelgebied ´Bedrijventerreinen Over ´t spoor´.

Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk plan

Het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 heeft deels een consoliderend karakter voor de bestaande bebouwing op het perceel. Daarnaast is de aanvraag tot uitbreiding van de bedrijfsgebouwen van 24 september 2012 hierin meegenomen. In dit hoofdstuk wordt de nieuwe situatie beschreven. De juridische vertaling van het plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet.

5.1 Ruimtelijke structuur

5.1.1 Ruimtelijke inpassing

Op de samenkomst van de twee spoorlijnen ten zuiden van het station Hilversum in de zogenaamde ‘spoorwegdriehoek’, staat een bedrijfsgebouw van VSH. Het gebouw is rechthoekig van vorm en voorzien van grijze gevelbeplating. Rondom deze hal is veel verharding aanwezig met her en der geparkeerde personenauto’s, bedrijfswagens en opslag.

Op deze plek in Hilversum, die met name goed zichtbaar is vanuit de trein, is een uitbreiding aangevraagd van de bedrijfsbebouwing van VSH die de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied en de uitstraling van de bestaande productiehal zal verbeteren.

Op de onderstaande afbeeldingen is de projectlocatie op twee luchtfoto´s te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0005.png"

Met het vergroten van de bestaande productiehal, door middel van het plaatsen van een nieuwe hal vóór en tegen de bestaande hal aan, wordt het zicht op de bestaande hal geheel weggenomen. Door het samenvoegen van de bestaande en nieuwe hal, die beide een totaal nieuwe gevelbeplating en een nieuwe gevelindeling krijgen, ontstaat één nieuw, groter bedrijfsgebouw. Het gehele complex krijgt door zijn zilverkleurige gevels en de glazen puien een veel betere architectonische uitstraling. De noord- en westgevel van deze nieuwe bedrijfshal, die het meest prominent in het zicht is, wordt voorzien van grote glazen puien met daarboven een metalen luifel, waardoor het karakter van de bestaande “gesloten doos” transformeert naar een eigentijdse en open bedrijfshal.

De verharding ten behoeve van het parkeren wordt gereduceerd tot het hoogst noodzakelijke. Aan de noordwestzijde wordt een parkeerterrein aangelegd. Zowel vanuit de omgeving, met name vanaf het Wandelpad, als vanuit de trein worden de verharding en de geparkeerde auto’s aan het zicht onttrokken door de aanwezigheid van het bestaande trafogebouw en door het parkeergebied te “verlagen”. Verder worden er aan de noordwest- en zuidzijde van het parkeergebied een beukenhaag geplant waardoor geparkeerde auto’s nog meer dan thans aan het zicht worden onttrokken.

Om het uitbreidingsgebied zoveel mogelijk een groen karakter te geven zullen de restgebieden zoveel mogelijk van bomen, struiken en grasland worden voorzien. Ook ter plaatse van de parkeervakken zullen er waterdoorlatende, zogenaamde graskeien, worden toegepast, zodat dit terrein, als er niet geparkeerd wordt, als minder stenig wordt ervaren. Op deze manier zal er in totaal ca. 4.400 m2 als “groen” gebied worden ingericht, zowel tussen het bedrijfsgebouw en het parkeerterrein als aan de westzijde van het parkeerterrein. Zowel vanuit de omgeving (o.a. het Wandelpad) als vanuit de trein ontstaat er op deze prominente plek in Hilversum een zicht op een nieuwe, eigentijds vormgegeven bedrijfshal, met een veel betere architectonische uitstraling dan het bestaande gebouw, die omgeven wordt door veel groen.

Op de onderstaande afbeelding is een indicatie van de toekomstige terreininrichting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.17bp01oudeam99-va01_0006.png"

De plannen voor realisatie van de HOV-verbinding (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) in o.a. Hilversum krijgen steeds meer vorm. Binnen de meest waarschijnlijke variant loopt de nieuwe HOV-baan langs het spoor deels over het huidige terrein van VSH. Het deel van het terrein van VSH waarop de HOV-baan in de meest waarschijnlijke variant is voorzien, valt samen met een zeer beperkt deel van het geplande parkeerterrein en een deel van het geplande groene gebied.

De realisatie van de HOV-baan heeft geen gevolgen voor het voldoen aan de geldende parkeernormen, nu er waarschijnlijk geen of hooguit twee parkeerplaatsen zullen moeten wijken als direct gevolg van de realisatie van de HOV-baan. Dat zou namelijk betekenen dat met 98 parkeerplaatsen (100 – 2) nog steeds ruimschoots wordt voldaan aan het benodigde aantal van 92 parkeerplaatsen. Evenmin doet de HOV-baan af aan de kwaliteitsverbetering van het uitbreidingsgebied. De verbeterde architectonische uitstraling van het complex blijft intact, het parkeerterrein blijft nog steeds onttrokken aan het zicht en het groene gebied behoudt grotendeels zijn groene karakter. De geplande uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van VSH is bij geen enkele variant van de HOV-baan een belemmering voor de HOV-baan. Om de HOV-baan mogelijk te maken zal een ander ruimtelijk plan worden opgesteld waarvoor een afzonderlijke procedure zal worden doorlopen.

In het kader van vooroverleg is de commissie voor Welstand en Monumenten van de gemeente Hilversum gevraagd te beoordelen of het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. In haar vergadering van 14 juni 2012 heeft de commissie het plan positief beoordeeld.

5.2 Wonen, werken en voorzieningen

5.2.1 Wonen en voorzieningen

In het plangebied zijn geen woningen of voorzieningen aanwezig. De woningen en voorzieningen nabij het plangebied zullen niet wijzigen met dit bestemmingsplan.

5.2.2 Werken

In het plangebied is 1 bedrijf aanwezig. Dit is VSH Fittings B.V. In de directe omgeving is ten noorden van de Oude Amersfoortseweg sprake van meer bedrijvigheid. Al deze bedrijvigheid is in het bestemmingsplan Van Riebeeck / Bonairelaan mogelijk gemaakt.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de door VSH gewenste uitbreiding van de bedrijfsbebouwing mogelijk gemaakt.

5.3 Verkeer

Ontsluiting

In Hilversum wordt gestreefd naar de inrichting van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en verblijfsgebieden (30 km/u). In het plangebied zijn de volgende wegen gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen:

  • Soestdijkerstraatweg;
  • Oosterengweg;
  • Oostereind.

Alle overige wegen zijn aangemerkt als verblijfsgebied.

In de planperiode zijn er geen ontwikkelingen, anders dan ter uitvoering van het IBP, gepland op verkeersgebied. De aanpassingen ten behoeve van het IBP zijn grotendeels al uitgevoerd.

De ontsluiting van het perceel van VSH zal niet wijzigen.

Parkeren

Parkeren ten behoeve van werknemers en bezoekers van VSH vindt plaats op eigen terrein. Op het voorterrein nabij de ingang van het VSH-complex zijn 8 directieparkeerplaatsen en 10 bezoekersplaatsen aanwezig. Aan de noordwestzijde van de nieuwbouw worden 82 parkeerplaatsen gerealiseerd. Op het gehele terrein zijn na realisatie van de uitbreiding in totaal 100 parkeerplaatsen aanwezig.

Omdat het productieproces bij VSH grotendeels is geautomatiseerd zijn er relatief weinig mensen aanwezig. Ook wordt t.a.v. de productie met 3 ploegendiensten gewerkt, zodat niet al het productiepersoneel gelijktijdig gebruikt maakt van de parkeerplaatsen. Een substantieel deel van de werknemers woont in / of in de omgeving van Hilversum waarvan een groot deel met de fiets of het openbaar vervoer komt of carpool. VSH stimuleert d.m.v. het Nationale Fietsplan het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer. VSH valt hiermee in de categorie arbeidsextensief /bezoekersextensief van de gemeentelijke parkeernormen.

Op dit moment zijn op het gehele VSH-terrein ca. 78 parkeerplaatsen aanwezig wat ruimschoots voldoende is voor de huidige bezetting voor het gehele fabriekscomplex.

Uitgaande van de Beleidsregels parkeernorm Hilversum 2009 (Parkeernormen) geeft de categorie arbeidsextensief /bezoekersextensief in het gebied Buitenschil/rest bebouwde kom, waar VSH onder valt, een parkeernorm aan van 0,75 ppl/100 m2 BVO. Bij de geplande uitbreiding van 1.850 m2 BVO betekent dit dat er 1.850/100 x 0,75 = 14 extra parkeerplaatsen nodig zijn. Thans zijn er 78 parkeerplaatsen aanwezig + 14 parkeerplaatsen extra geeft dit een totaal benodigde aantal parkeerplaatsen van 92 stuks. Met de geplande realisatie van 100 parkeerplaatsen op dit eigen terrein van VSH wordt ruimschoots voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.

Verkeer en mobiliteit

Er is een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen uitbreidingsmogelijkheden op het verkeer op de Oude Amersfoortseweg. In dit onderzoek is o.a. gekeken naar: het soort verkeer, de mobiliteit van het verkeer en het extra verkeer dat door de geplande uitbreiding van VSH gegenereerd zal worden.

Gedurende 7 dagen in juni 2012 is al het verkeer op de Oude Amersfoortseweg geteld d.m.v. mechanische telapparatuur. Tevens heeft een videoregistratie plaatsgevonden van al het in- en uitgaande verkeer van het VSH terrein.

Uit het verkeersonderzoek volgt dat slechts 36% van het huidige verkeer op de Oude Amersfoortseweg toebehoort aan VSH en van al het huidige vrachtverkeer op de Oude Amersfoortseweg behoort 45% toe aan VSH. Het vergroten van de productiecapaciteit van VSH heeft tot gevolg dat de verkeersdrukte per werkdag toeneemt met slechts 9 personenauto’s en 2 vrachtwagens. Het aandeel personenautoverkeer en vrachtverkeer op de Oude Amersfoortseweg toebehorend aan VSH zal door de geplande uitbreiding slechts toenemen met 2% resp. 6%. Uit de Landelijke database met verkeersongevallen Nederland blijkt dat er de afgelopen 10 jaar zich maar 1 ongeval heeft voorgedaan op de Oude Amersfoortseweg.

De verwachte toename van 9 personenauto’s en 2 vrachtwagens op een gemiddelde werkdag als gevolg van de geplande uitbreiding van VSH is gering en heeft naar verwachting een gering effect op de verkeersintensiteiten, doorstroom, leefbaarheid en verkeersonveiligheid op de Oude Amersfoortseweg.

Het verkeersonderzoek is als bijlage 8 (Verkeersonderzoek) bij de toelichting gevoegd.

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen, blauw en natuur

Ecologische structuur

Het plangebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Uitgesloten kan ook worden dat er (significant) negatieve effecten zijn op Beschermde Natuurmonumenten.

Soortbescherming

Het plangebied is naar verwachting maar deels geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied.

In twee bijlagen bij de toelichting (Flora en Faunaonderzoek deel 1 en Flora en Faunaonderzoek deel 2) is nader onderzoek naar de in het plangebied aanwezige flora en fauna opgenomen. Hieronder is de conclusie opgenomen alsmede de aanbevelingen.

Strikt beschermde soorten (Ffw Tabel 2/3 en vogels met jaarrond beschermde nesten) zijn niet vastgesteld en worden ook niet verwacht. Effecten van kap-, rooi- en grondwerkzaamheden op strikt beschermde soorten zijn dan ook niet aan de orde. Ontheffing is niet noodzakelijk.

Algemene beschermde soorten (Ffw Tabel 1) zijn wel vastgesteld en worden wel verwacht in het plangebied en de kap-, rooi- en grondwerkzaamheden kunnen een negatief effect hebben op (de verblijfplaatsen van) deze soorten. Voor Tabel 1 soorten geldt echter een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Ontheffing is niet aan de orde.

Vastgesteld en verwacht wordt tevens dat het plangebied nesten herbergt van enkele algemene soorten broedvogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, zoals merel en heggenmus. Overtreding van verbodsbepalingen en het dienen aan te vragen van ontheffing Ffw is echter niet aan de orde, mits wordt voorkómen dat bewoonde nesten van deze algemene soorten broedvogels worden verstoord / vernietigd.

Aanbevolen wordt daarom de kap-, rooi- en grondwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot en met augustus, maar is per specifiek geval / terrein afhankelijk van daadwerkelijk aanwezige, bewoonde nesten (ook een bewoond eksternest in februari of een bewoond houtduivennest in september is dus beschermd). Kapwerkzaamheden zijn dientengevolge ook mogelijk in bijvoorbeeld april of mei indien met zekerheid is vastgesteld dat in die periode in het plangebied geen bewoonde nesten in het geding zijn. Dit kan worden vastgesteld door zeer kort op de kapwerkzaamheden (bij voorkeur daags vóór) de bomen en begroeiing te controleren op aanwezigheid van bewoonde nesten.

5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de onderwerpen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem', 'riolering' en 'externe veiligheid en waterkeringen'. Deze onderwerpen vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.

5.5.2 Leefbaarheid

Geluid

Voor dit bestemmingsplan zijn de gevolgen voor de toekomstige geluidssituatie in beeld gebracht. In bijlage 5 (Akoestisch onderzoek) is een volledige akoestisch onderzoek opgenomen. Hieronder volgt de conclusie van dit onderzoek.

Geconstateerd wordt dat de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bij de gehanteerde uitgangspunten en bedrijfssituatie bij alle rekenposities binnen de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit vallen. De berekende maximale geluidniveaus zijn niet hoger dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Dit geldt eveneens voor de maximale geluidniveaus vanwege laden en lossen in de dagperiode.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat vanuit akoestisch oogpunt de uitbreidingsplannen van VSH Fittings B.V. die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt geen belemmering vormen en in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.

De resultaten van de akoestische onderzoeken opgenomen in bijlage 9 (Akoestiek - Wegverkeerslawaai) en bijlage 10 (Akoestiek - Spoorlawaai) vormen geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden van VSH.

Lucht

Voor de huidige en toekomstige situatie is de luchtkwaliteitsituatie in het plangebied in beeld gebracht. In de bijlage 6 (Onderzoek Luchtkwaliteit) is het volledige onderzoek opgenomen.

Uit de beschouwing van de luchtkwaliteitsaspecten bij VSH blijkt dat de inrichting van VSH ook na de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten niet in betekenende mate zal bijdragen aan de luchtverontreiniging in de omgeving. Voorts blijkt dat de totale optredende jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 in de omgeving van VSH ruimschoots de gestelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer onderschrijden. Geconcludeerd wordt derhalve dat in de directe omgeving van VSH sprake is van een goed woon- en leefklimaat, ook na de uitbreiding van VSH. Inzake luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de uitbreiding van VSH.

Externe veiligheid

De externe veiligheid ten gevolge van de voorgenomen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van VSH is onderzocht en vastgelegd door Peutz in het rapport: Externe veiligheid FD 18839-2-RA 002 d.d.13 sept. 2012 (Onderzoek Externe veiligheid). De externe veiligheidssituatie van de huidige bebouwing alsmede de mogelijke toename van de risico’s ten gevolge van de voorgenomen uitbreiding zijn in beeld gebracht.

Op basis van het onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden:

Trajecten waarover wel of geen gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd zijn vastgelegd in het Basisnet Spoor. In het Basisnet Spoor is weergegeven dat over het spoorwegtraject Weesp - Utrecht geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit spoortraject is derhalve ook niet in het rekenmodel opgenomen.

Verder is het plangebied gelegen buiten de ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Hilversum - Amersfoort aanwezige berekende plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. Aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico conform de circulaire Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) wordt hiermee voldaan.

Met betrekking tot het groepsrisico t.g.v. het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Hilversum - Amersfoort is berekend dat het groepsrisico door de uitbreidingsplannen niet toeneemt.

Ten aanzien van het groepsrisico kan derhalve worden gesteld dat het transport over de spoorlijn Hilversum - Amersfoort geen belemmering vormt voor de voorgenomen uitbreiding.

Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

In het plangebied zijn met name zelfredzame mensen aanwezig op het perceel van VSH Fittings B.V., die zichzelf goed in veiligheid kunnen brengen. Er is 1 hoofdontsluiting van het plangebied. Mogelijkheden voor een tweede (calamiteiten-)ontsluiting van het plangebied zijn onderzocht. Via het naastgelegen terrein van Prorail is een tweede calamiteiten ontsluiting van het plangebied mogelijk. Prorail heeft hiermee als eigenaar ingestemd. Deze route kan bij calamiteiten door de hulpverleningsdiensten (politie, brandweer en ziekenauto) worden gebruikt. Nieuwe bebouwing binnen het plangebied moet voldoen aan het Bouwbesluit en daarnaast is het wenselijk dat deze gebouwen worden voorzien van afsluitbare mechanische ventilatie. Op het terrein van VSH is recent een nieuwe bluswatervoorziening aangebracht. Dit komt de bestrijdbaarheid zeer ten goede. Het bedrijf VSH heeft hiernaast een actueel en goedgekeurd calamiteitenplan (bedrijfsnoodplan).

De uiteindelijke beoordeling van de te treffen maatregelen bij een aanvraag omgevingsvergunning voor uitbreiding van de bedrijfsbebouwing ten aanzien van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, waarmee de verantwoording van het groepsrisico voldoende wordt afgelegd, is aan de gemeente Hilversum (vaak in overleg met de brandweer/veiligheidsregio). Het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99, de resulaten van het onderzoek naar het aspect Externe veiligheid en de reeds genomen maatregelen (tweede calamiteiten ontsluiting van het plangebied en realisatie van een nieuwe bluswatervoorziening) geven aan dat het groepsrisico voldoende is verantwoord.

Milieubeoordeling

Het bestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 betreft een relatief klein plangebied en de uitbreidings- en ontwikkelingsmogeijkheden binnen dit plan zijn beperkt.

De in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelings- en bebouwingsmogelijkheden kennen op basis van de m.e.r. geen verplichting tot onderzoek. Toetsing van de ontwikkelingsmogelijkheden aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat het gebruik maken van de bouwmogelijkheden per saldo geen of weinig milieugevolgen zullen hebben en er derhalve voor dit bestemmingsplan geen m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.6 Cultuurhistorische waarden

5.6.1 Historisch-geografische en (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied is geen sprake van een beschermd stads- of dorpsgezicht, van een gebied met aardkundige waarden of van een gebied met (steden)bouwkundige waarden.

5.6.2 Archeologische waarden

Voor de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarde is in dit bestemmingsplan een beschermende regel opgenomen. Er is een specifieke dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Dit gebied is op de verbeelding aangeduid. Bouw- en graafwerkzaamheden zijn niet toegestaan indien deze de archeologische waarden kunnen verstoren.

In bijlage 3 (Archeologisch onderzoek deel 1) en bijlage 4(Archeologisch onderzoek deel 2) is het uitgevoerde Archeologisch onderzoek opgenomen.

In het plangebied is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd om te bepalen of er een kans bestaat dat de uitbreidingsplannen van VSH archeologische resten in de ondergrond aantasten.

Aangezien het plangebied op een stuwwal ligt, is in dit gebied bewoning mogelijk geweest sinds het Paleolithicum. In het plangebied kunnen archeologische waarden vanaf het Paleolithicum tot in de Nieuwe Tijd verwacht worden. Op historische kaarten is te zien dat het plangebied in het verleden voor zover bekend onbebouwd is geweest. De kans dat eventuele resten uit het Paleolithicum tot de middeleeuwen niet zijn vergraven is daarom hoog.

De archeologische resten kunnen direct onder het maaiveld verwacht worden. Uit het Paleolithicum en Mesolithicum zijn dit vuursteenstrooiingen. Uit latere periodes kan aardewerk verwacht worden en uit de Middeleeuwen ook steengoed en bouwmateriaal. Door de diepe ligging van het grondwater in dit gebied, zijn organische resten waarschijnlijk slecht geconserveerd. Aangezien de bodemverstoring tijdens de voorgenomen bouwwerkzaamheden tot 80 cm –mv zullen gaan, is de kans op het vernietigen van eventuele archeologische resten zeer groot.

Er zijn vijf verkennende boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd en hierbij zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem.

Op basis van het onderzoek is geadviseerd om het terrein waarop de uitbreiding van VSH is gepland vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.

 

5.7 Bodem en watersysteem

5.7.1 Bodem

Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.

Wanneer er op een willekeurige locatie binnen het plangebied (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie.

Bodemsanering

Naar aanleiding van de eerdere nieuwbouwplannen van VSH op het perceel aan de Oude Amersfoortseweg 99 zijn er in het verleden verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd door Hunneman Milieu-Advies Raalte bv, de verrichtte bodemonderzoeken zijn:

- Verkennend bodem- en asbestonderzoek aan de oostzijde van de bestaande C-press hal, juni 2008

- Verkennend bodem- en asbestonderzoek op het voormalig NS-emplacement en het VSH terreindeel aan de noord- en westzijde van de bestaande C-press hal, augustus en september 2008.

- Nader bodemonderzoek op het noordelijke terrein van VSH, oktober 2008.

- Saneringsplan (functiegericht/kosteneffectief) oktober 2009.

In mei 2012, naar aanleiding van de gewijzigde nieuwbouwplannen, heeft Hunnenman Milieu-Advies het saneringsplan geactualiseerd. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat in de vaste bodem op het braakliggend en lager gelegen NS-emplacement geen noemenswaardige bodemverontreinigingen zijn aangetroffen.

Daarentegen zijn op het hoger gelegen VSH-terrein matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB’s en/of minerale olie aangetoond. De hoeveelheid sterk verontreinigde grond met gehalten aan zware metalen, PAK, minerale olie en/of PCB’s bedraagt circa 4.500 m3. Daarnaast is de aanwezige asfaltverharding naar verwachting niet teerhoudend.

De aangetoonde bodemverontreiniging is getoetst aan het nieuwe saneringscriterium “Sanscrit”. Sanscrit is een softwareprogramma en is een geautomatiseerde versie van het Saneringcriterium zoals vastgelegd in de Circulaire Bodemsanering van 1 april 2009. Conform het “Sanscrit” is formeel gezien sprake van een niet spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging.

Dit houdt in dat, bij een gelijkblijvend terreingebruik, op korte termijn geen noodzaak bestaat om de bodem te saneren. Indien op de locatie grondwerkzaamheden danwel nieuwbouwwerkzaamheden plaats gaan vinden dient in een saneringsplan te worden aangegeven hoe wordt omgegaan met de aangetoonde sterk verontreinigde bodem.

Omdat het voornemen bestaat een nieuwe hal te bouwen en parkeerplaatsen te realiseren is geadviseerd om een geactualiseerd saneringsplan op te stellen. In het saneringsplan dient te worden aangegeven of de verontreiniging geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd. Indien gedeeltelijke verwijdering plaatsvindt dient te worden aangegeven hoe wordt omgegaan met de achterblijvende restverontreiniging. Het op te stellen saneringsplan dient ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag ( Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland ). Hunneman Milieu-Advies Raalte bv heeft het saneringsplan uit 2009 geactualiseerd in mei 2012 en ter beoordeling aangeboden aan de provincie Noord-Holland. De provincie Noord-Holland heeft in augustus 2012 het geactualiseerd saneringsplan uit mei 2012 goedgekeurd. Dit saneringsplan is opgenomen als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing die zelf weer onderdeel uitmaakt van de aanvraag omgevingsvergunning d.d. 24 september 2012 van VSH Fittings B.V. Dit goedgekeurde saneringsplan is op verzoek altijd in te zien.

5.7.2 Water(paragraaf)

Binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan kan een uitbreiding van bedrijfsbebouwing plaatsvinden.

Het plangebied is gelegen binnen het werkgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vechtstreek (AGV). De taak van het hoogheemraadschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Conform de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de hoogheemraadschappen over een eigen verordening, de Keur. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden vergunning worden verleend. Het bestuur van AGV beoordeelt de vergunningsaanvraag en bepaalt de voorwaarden met behulp van de beleidsregels Keurvergunningen.

Beleid van de gemeente en van het waterschap is om regenwater bij herontwikkelingen zo veel mogelijk te infiltreren. Het te infiltreren water mag uiteraard niet verontreinigd zijn (moet voldoen aan de streefwaarden van de wet Bodembescherming).

Onderzoek wijst uit dat afkoppelen en op eigen perceel infiltreren van regenwater kan leiden tot bodem-en grondwaterverontreinigingen, omdat afstromend regenwater niet altijd schoon is. Daarom wil de gemeente hier goed mee omgaan.

Voorwaarden bij infiltratie zijn het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.), het tegengaan van uitlogende (bouw)materialen en het vermijden van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen.

Het afkoppelbeleid wordt in samenwerking met Provincie en Hoogheemraadschap in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP periode 2009-2014) aangepast aan deze nieuwe inzichten. Voor de toekomstige invulling van het afkoppelbeleid wordt verwezen naar het GRP.

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan heeft afstemming plaatsgevonden met het Waternet, als vertegenwoordiging van het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht.

Daarnaast wordt het ontwerpbestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99 aangeboden aan Waternet in het kader van het vooroverleg.

Waternet is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de Gooi- en Vechtstreek. De afdeling Klant, Markt & Relaties Planadvies & Vergunningen van Waternet heeft in 2012 advies uitgebracht op het uitbreidingsplan van VSH m.b.t. het waterbeheer. Hieronder is het advies opgenomen.

In de nieuwe situatie zal de verharding toenemen met ca. 2.400 m2 waarvan ca. 1.000 m2 bestaat uit waterdoorlatende zogenaamde graskeien. De totale BVO van de uitbreiding is ca. 1.850 m2. In het uitbreidingsplan zal het afstromende hemelwater worden geïnfiltreerd in het groengebied aan de westzijde van de nieuwbouw. Om te voorkomen dat het grondwater verontreinigd wordt dient het gebruik van uitlogende materialen zoveel mogelijk beperkt te worden. Omdat als gevolg van de gewenste uitbreiding van VSH het verharde oppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt dient er een Keurontheffing bij Waternet te worden aangevraagd. Als aangetoond kan worden dat het afstromend hemelwater volledig in de bodem wordt geïnfiltreerd, is een vrijstelling mogelijk. Er kan dan volstaan worden met een melding i.p.v. Keurheffing in het onderhavige geval. Naar verwachting zal Waternet deze vrijstelling daadwerkelijk verlenden, gezien de resultaten van het vooroverleg dat heeft plaatsgevonden. Voor de start van de bouwwerkzaamheden zal er een melding Keurbesluit Vrijstellingen, hoofdstuk 9 art. 9.2 aangevraagd worden waarbij een berekening wordt meegestuurd van het opvangend vermogen van de infiltratievoorziening.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planmethodiek

De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast.

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor het gebruik van een eindbestemming. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven, indien deze passen binnen de bestemmingsomschrijving en de bebouwingsbepalingen. In deze gevallen is sprake van een ´directe bouwtitel´. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat ook bij een eindbestemming niet te allen tijde sprake behoeft te zijn van een zeer gedetailleerde bestemming. Afhankelijk van de situatie kan een eindbestemming een globaal karakter hebben en meerdere functies bevatten (bestemmingen).

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande en te handhaven functies voorzien van een gedetailleerde eindbestemming.

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit één blad. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van VROM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

6.2.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is aangesloten bij de SVBP2012, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • bestemmingen
  • dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene gebruiksregels
  • algemene aanduidingsregels
  • algemene afwijkingsregels
  • algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsrecht
  • slotregel
6.2.2.2 Indeling bestemmingsregels

Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:

  • Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.

Voorbeeld:

De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ..
  • b. ..

en tevens voor:

  • c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....',

met de daarbij behorende voorzieningen.

.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de planregels.

Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

  • 1. gebiedsaanduidingen;
  • 2. functieaanduidingen;
  • 3. bouwvlakken;
  • 4. bouwaanduidingen;
  • 5. maatvoeringsaanduidingen;
  • 6. figuren.
  • Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de planregels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:

  • a. (hoofd)gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is);
  • c. bouwwerken die geen gebouw zijn.

De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.

  • Afwijking van de bouwregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is.De afwijkingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende ontheffing.

  • Specifieke gebruiksregels

Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

  • Afwijking van de gebruiksregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.

  • a. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen). Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.

6.2.2.3 De regels

In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.

  • (hoofd)gebouw en bijbehorende bouwwerken

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen.

Het (hoofd)gebouw mag enkel in het bouwvlak gebouwd worden. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken in het gehele bestemmingsvlak behorende bij de betreffende woonbestemming zijn toegestaan. Met het begrip 'bijbehorend bouwwerk' is een verzamelbegrip bedoeld waar uitbreidingen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) van een (hoofd)gebouw, onder vallen. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. In de begripsomschrijving is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk altijd moet worden gebouwd bij een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw. Zonder (hoofd)gebouw kan er op het perceel dus ook geen sprake zijn van een bijbehorend bouwwerk. Voorts is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk functioneel verbonden moet zijn met het (hoofd)gebouw. Daar wordt mee bedoeld dat het gebruik van het bijbehorende bouwwerk in planologisch opzicht gerelateerd moet zijn aan het gebruik van het (hoofd)gebouw. Een voorbeeld van een bijbehorend bouwwerk bij een woning is een serre of een uitbouw aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel. Ook een vrijstaande berging en een carport zijn een bij een woning bijbehorend bouwwerk.

  • Vervangende maat

Indien bestaande gebouwen in afmetingen afwijken van de standaard regels met betrekking tot gebouwen (bijvoorbeeld: goothoogten, hoogten, kubieke meters en oppervlakten) dan mag dat uiteraard gehandhaafd blijven. De maten van bestaande gebouwen is dan de zogenoemde vervangende maat. Deze staat in artikel Vervangende maat. Dit is uiteraard alleen van toepassing als de bestaande maten in negatieve zin afwijken van de standaard bepaling (bijvoorbeeld als de hoogte van een bestaand gebouw hoger is dan in de regels - als standaard hoogte - is bepaald). Die maten gelden alleen voor de in de bestemming aangegeven gebouwen.

Bestemmingsregels

Bestemmingen

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is gegeven aan de gronden van VSH Fittings aan de Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum. Op deze gronden zijn bedrijven mogelijk tot de milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Bij de daarbij behorende voorzieningen moet in ieder geval gedacht worden aan:

  • a. groen, water(infiltratievoorzieningen), voet- en fietspaden, verhardingen, erfafscheidingen en wegen (waaronder wegen onder gebouwen);
  • b. parkeervoorzieningen.

Dubbelbestemmingen

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog en middelhoog

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden vergunningplichtig (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden). Voor het verlenen van een dergelijke omgevingsvergunning dient advies te worden ingewonnen bij ter zake deskundige.

Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Een bekend voorbeeld van een dergelijke regeling is de zogenaamde rustende boer regeling. Aangesloten is bij de standaard anti-dubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Vervangende maat

In dit artikel is geregeld wat de ondergeschikte bouwdelen zijn en wat de maximale maten van dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties zijn. Daarnaast gelden de bestaande maten van bestaande gebouwen als vervangende maat. Voor de aanwezige monumenten is de regeling 'waardevolle bebouwing' opgenomen. Deze legt de bestaande goot-, bouwhoogte en oppervlakte vast.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Daarnaast is in dit artikel een verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning kunnen onder meer geringe afwijkingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in dit artikel. Enige bouwmogelijkheden in afwijking van de planregels blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling van burgemeester en wethouders.

Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

Artikel 10 Slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage bij Regels

Bijlage 1 Parkeernormen

De in Hilversum gehanteerde parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

In de planregels wordt verwezen naar een Staat van Bedrijfactiviteiten. De lijst ´Staat van Bedrijfsactiviteiten´ is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). De gemeente heeft een staat van bedrijfsactiviteiten samengesteld die qua aard en omvang in ruimtelijke zin binnen bestemming Bedrijf zijn toegestaan. De lijst die bij dit bestemmingsplan is gevoegd bestaat hoofdzakelijk uit hoofdgroepen, tenzij binnen de hoofdgroep subgroepen aanwezig zijn die in deze wijk qua omvang, aard van activiteiten of qua milieucategorie niet aanvaardbaar c.q. gewenst zijn. In dat geval is niet de hoofdgroep maar zijn juist de subgroepen van de binnen de hoofdgroep wel aanvaardbare bedrijven in de lijst opgenomen. Dit betekent dat de overige subgroepen binnen die hoofdgroep die niet zijn opgenomen, niet zijn toegestaan.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

6.3.1 Preventief en repressief toezicht

Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van bouwaanvragen, verzoeken om ontheffing van het bestemmingsplan en aanvragen om aanlegvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van verleende bouw- en aanlegvergunningen en ontheffingen, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).

6.3.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  • a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  • b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplan-regels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is verzwaard;
  • c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder vergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

6.3.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

6.3.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met enige publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan.

Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.

Kostenverhaal

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen van VSH Fittings B.V. mogelijk gemaakt waarvoor het kostenverhaal inzichtelijk dient te worden gemaakt. Deze uitbreiding is op eigen grond van dit bedrijf en het bedrijf draagt zelf de bouwkosten hiervoor. Uit een uitgevoerde planschaderisicoanalyse wordt de kans op planschade als gevolg van deze uitbreiding en dit bestemmingsplan op nihil geschat. De gemeente Hilversum en VSH Fittings B.V. hebben een overeenkomst gesloten waarbij eventuele planschadekosten door VSH zullen worden gedragen.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeente Hilversum streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht de gemeente als bevoegd gezag veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Deze paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat nader in op de afweging van belangen van derden bij het opstellen van het bestemmingsplan en de onderliggende documenten, de maatschappelijke dialoog en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro.

6.5.1 Inspraak, zienswijzen en overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) hebben overlegpartners de mogelijkheid gekregen om te reageren op het Ontwerpbestemmingsplan Perceel Oude Amersfoortseweg 99. In het voorliggende vastgestelde bestemmingsplan zijn eventuele aanpassingen naar aanleiding van deze reacties van de overlegpartners verwerkt.

In het kader van de zienswijzenprocedure (wettelijke inspraak) is het ontwerpbestemmingsplan

Perceel Oude Amersfoortseweg 99 met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd op het gemeentehuis en is het plan raadpleegbaar via de website  www.ruimtelijkeplannen.nl. en via de website 0402.roview.net. Deze terinzagelegging is van tevoren aangekondigd in de lokale krant (Gooi en Eembode) en in de Staatscourant (www.overheid.nl). Daarnaast is het voornemen elektronisch gepubliceerd door middel van plaatsing op de gemeentelijke website. Gedurende de periode van tervisielegging bestond voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning naar voren te brengen.

Van deze mogelijkheid is door 59 reclamanten gebruik gemaakt. In de zienswijzennota is de beantwoording van de zienswijzen opgenomen. Deze nota is als bijlage 12 bij deze toelichting opgenomen. Op 4 juni 2014 heeft de gemeenteraad van Hilversum ingestemd met deze zienswijzennota en is het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld. De ingediende zienswijzen zijn voor het gemeentebestuur geen aanleiding geweest om wijzigingen in het bestemmingsplan aan te brengen.