Plan: | Chw bestemmingsplan Philipshof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.09bp05philipsloc-va01 |
Philipshof Residences B.V. is voornemens woningen te bouwen op het voormalig terrein van Philips Telecommunicatie aan de Anton Philipsweg in Hilversum-Oost. Het voornemen past niet binnen het vigerend bestemmingsplan op de locatie. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, waarin de bouw van woningen planologisch juridisch mogelijk gemaakt wordt.
Het doel van het bestemmingsplan is het tot stand brengen van een actueel planologische regeling die de beoogde ontwikkeling van minimaal 240 en maximaal 260 woningen (waarvan minimaal 80 in de categorie sociale huur en minimaal 80 in de categorie middeldure huur) mogelijk maakt en regels stelt voor deze ontwikkelingen voor een optimale afstemming met de omgeving. Het bestemmingsplan is een toetsingskader voor omgevingsvergunningen.
Een beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling is weergegeven in hoofdstuk 5.
Voorliggend Chw-bestemmingsplan is opgesteld op basis van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet (Chw) biedt.
Hilversum heeft met derde tranche 'Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet' (ru Chw) toestemming gekregen om Chw-plannen vast te stellen. In de ru Chw is bepaald dat artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) ook geldt voor Hilversum. Op grond hiervan kan Hilversum tot 2024 een 'bestemming met verbrede reikwijdte' vaststellen mits het ontwerp ter inzage is gelegd voor inwerkingtreding Omgevingswet (artikel 7g lid 5 Bu Chw). Bij dit plan zal daar in beperkte mate gebruik van worden gemaakt door het deels toepassen van 'open normstellingen'.
Chw bestemmingsplan Philipshof regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven, die hebben geleid tot de bestemmingen.
Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is al ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie, regio, waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid, de inspraak en het ambtelijk overleg, en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken en ook de 'watertoets' zijn als bijlage opgenomen.
Het plangebied (zie figuur 2.1) is gelegen aan de oostelijke rand van Hilversum en wordt globaal begrensd door de Anton Philipsweg aan de zuidzijde en de Kamerlingh Onnesweg aan de westzijde. Oostelijk van het plangebied ligt natuurgebied Zuiderheide. De begrenzing van het plangebied is gelijk aan de perceelgrens van het (voormalig) terrein van Philips Telecommunicatie.
De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de functies wonen (westelijk) en natuur (oostelijk). Het plangebied bevindt zich binnen de Hilversumse wijk 'Oost'. Direct aan het plangebied grenzen drie woonbuurten: Astronomische buurt, Liebergen en Anna's Hoeve. De woonbuurten in 'Oost' hebben zich vanaf het begin van de 20e eeuw ontwikkeld en richting het oosten uitgebreid.
Aan oostelijke zijde bevindt zich het natuurgebied Zuiderheide. Het natuurgebied bestaat uit bos en heidegebied en is onderdeel van Natuur Netwerk Nederland (NNN). Aan de zuidwestelijke grens van het plangebied is de brandweerkazerne van Hilversum gevestigd. Ten zuidoosten van het plangebied is de rioolwaterzuiveringsinstallatie Anna's Hoeve gevestigd, onderdeel van Waterschap Amstel Gooi en Vecht/Waternet.
Figuur 2.1: Begrenzing plangebied
Voor het plangebied zijn de volgende vigerende bestemmingsplannen van kracht, te weten:
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie aan de orde. Er wordt onder andere aandacht besteedt aan de historie van het plangebied, de huidige bebouwing, wegenstructuur en groenvoorzieningen.
Het plangebied betreft het voormalige bedrijventerrein van NEC/Philips. Op het terrein staan kantoorgebouwen van de voormalige Philips Telecommunicatie. Het kantorencomplex bestaat uit circa 21.000 m2 brutovloeroppervlak. De kantoorruimten hebben tot 2017 tevens als tijdelijke onderwijslocatie gediend. In 2014 heeft Philips het terrein verkocht aan een ontwikkelaar. Sindsdien hebben er geen bedrijfsactiviteiten op het terrein plaatsgevonden. De panden zijn in de huidige situatie nog aanwezig op het terrein, echter niet in gebruik als kantoor. Er is sprake van leegstandsbeheer.
Het huidige Philipsterrein is deels bebouwd met bedrijfspanden uit 1973. Tussen de bebouwing loopt een wegenstructuur. De onbebouwde gronden in het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit grasland en beplanting. De situering van de bedrijfspanden creeërt een zogenaamde 'hofstructuur'. Het westelijke deel van het plangebied is een parkeerterrein.
Figuur 3.1: Bovenaanzicht plangebied
In het plangebied zijn geen hoofdgroenstructuren aanwezig zijn. Er zijn wel losse groenelementen in het gebied en oostelijk van het plangebied ligt NNN-gebied als onderdeel van de nationale groenstructuur. Er bevindt zich geen oppervlaktewater binnen het plangebied.
In het plangebied ligt een minimale verkeersstructuur die ervoor zorgt dat auto's en fietsers vanaf de de Anton Philipsweg het hoofdparkeerterrein en de (parkeervoorzieningen behorende bij de) verschillende panden op het Philipsterrein kunnen bereiken. De overige verkeersstructuur in het gebied bestaat hoofdzakelijk uit voetpaden, waardoor de verschillende panden in het plangebied bereikbaar zijn vanaf het hoofdparkeerterrein.
Ontsluiting
In de huidige situatie is het Philipsterrein ontsloten via de Anton Philipsweg. Deze erftoegangsweg met een snelheidsregime van 30 km/uur verbindt onder andere het Philipsterrein, via de Anthony Fokkerweg, met de gebiedsontsluitingsweg Kamerlingh Onnesweg. De westelijk gelegen toegang werd gebruikt als hoofdingang. Binnen het plangebied is uitsluitend infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfsgebouwen aanwezig (bestemmingsverkeer). Deze weg heeft derhalve geen doorstroomfunctie. In Figuur 3.2 is de verkeersstructuur van het plangebied en de verbinding met de Kamerlingh Onnesweg weergegeven.
Figuur 3.2: verkeersstructuur plangebied
Snelheid
In het gehele plangebied binnen de hekken geldt een snelheidsregime van 15km/u. Op de erftoegangsweg en de gebiedsontsluitingsweg mag 30km/u gereden worden.
Parkeren
Er zijn in het plangebied tientallen parkeerplaatsen aanwezig. Het hoofdparkeerterrein is gelegen aan de westelijke zijde van het plangebied. Daarnaast zijn er bij de verschillende panden kleinschaligere parkeervoorzieningen aanwezig. Alle parkeerplaatsen in het gebied zijn op eigen terrein gelegen en hebben gediend als parkeervoorziening voor de medewerkers en bezoekers van Philips Telecommunicatie.
Openbaar vervoer
In de huidige situatie is er geen voorziening voor openbaar vervoer in het plangebied.
Het groen binnen het bestemmingsplangebied betreft voornamelijk het (openbaar) groen langs de verkeersstructuur in het plangebied. Daarnaast is er bij één bedrijfsgebouw sprake van een groene binnentuin. In het zuidelijke deel van het plangebied zijn drie rijen loofbomen aangeplant, met als doel een scheiding tussen het woongebied en het bedrijventerrein te creëren. Er is in het plangebied hoofzakelijk sprake van grassen, bossages en loofbomen.
De bedrijfspanden zijn aangesloten op het gemeentelijke rioleringssysteem, elektriciteitsnetwerk en gasstelsel. In het plangebied loopt van noord naar zuid een drinkwatertransportleiding . De huidige aansluitingen van de kantoren worden in de toekomstige situatie verwijderd. De drinkwatertransportleiding die in het plangebied aanwezig is zal binnen het plangebied worden verlegd.
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
Gezien de aard en omvang van de planontwikkeling is de NOVI verder niet specifiek van belang. Wel wordt er aangesloten op de ambities en belangen van het Rijk zoals het realiseren en behouden van een goede leefomgevingskwaliteit en het realiseren van woningen.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (verder: Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: SVIR) en in de navolgende Nationale Omgevingsvisie (verder: NOVI) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.
Planspecifiek
Gezien de aard en omvang van onderhavig plan zijn er geen raakvlakken met het Barro. Vanuit het Barro zijn er dan ook geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' die op 1 juli 2017 is gewijzigd.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven (hieronder de betreffende artikel leden):
2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
3. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
4.Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Bij het voorliggende initiatief is dan ook sprake van een stedelijke ontwikkeling, doordat er minimaal 240 extra woningen worden toegevoegd.
Bestaand stedelijk gebied
Het bestaand stedelijk gebied wordt volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) als volgt gedefinieerd: ’bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Aangezien het plangebied in een woonwijk ligt met gemengde functies kan geconcludeerd worden dat de planlocatie binnen bestaand stedelijk gebied ligt.
Behoefte
Met het project worden minimaal 240 en maximaal 260 woningen ontwikkeld. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan tegemoetkoming aan de vraag naar woningen. Minimaal 80 woningen worden uitgevoerd in de categorie sociale huur, minimaal 80 en maximaal 100 woningen worden uitgevoerd in de categorie middeldure huur en maximaal 80 woningen worden uitgevoerd in de categorie 'duur'. Hiermee worden diverse doelgroepen in de woningmarkt bediend.
Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities.
Leefomgeving
Gebruik van de leefomgeving
Energietransitie
De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten om houvast te bieden naar de onzekere toekomst. Daarvoor wordt een aantal bewegingen naar de toekomst toe benoemd:
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan sluit aan bij het uitgangspunt van de provincie om woningbouw aansluitend aan stedelijk gebied te plannen. Ook houdt het bestemmingsplan rekening met de risico's voor klimaatverandering als benoemd in artikel 6.62 van de verordening zoals duidelijk wordt uit de watertoets en waterparagraaf. In de regels is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen door te moeten voldoen aan het gemeentelijk watermanagementplan.
De provincie Noord-Holland wil met de Omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Nieuwe ontwikkelingen van woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van de kernen in het regionale netwerk. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken (artikel 6.3). Daarnaast moet een ruimtelijk plan rekening houden met de risico's ten aanzien van klimaatverandering (wateroverlast, overstroming, hitte en droogte) (artikel 6.62).
Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de instructieregels uit de Omgevingsverordening NH2020. Zo worden de woningen binnenstedelijk gebouwd, afgestemd op de lokale en regionale vraag (zie laddertoets in paragraaf 4.1.3). Ook past het plan binnen de regels aangaande de hoogtebeperkingen van de luchthaven Hilversum (artikel 6.72).
In de Regionale Energiestrategie (RES) 1.0 van Energieregio Noord-Holland Zuid staan de plannen ten aanzien van grootschalige wind- en zonne-energie die overheden, netbeheerders, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners hiervoor hebben gemaakt. Daarnaast worden er mogelijkheden verkend om met behulp van duurzame warmtebronnen en -technieken gebouwen te verwarmen in plaats van met aardgas.
De ambitie van Gooi en Vechtstreek is een energieneutrale regio. Alle in de regio benodigde energie wordt dan duurzaam opgewekt. Het is de stip op de horizon waarbij de gemeente zich in eerste instantie richt op de gebouwde omgeving. Een enorme en complexe opgave: het betekent dat de gehele gebouwde omgeving, inclusief ondergrond, moet worden getransformeerd. Het gaat hierbij om duizenden woningen per jaar.
Het bestemmingsplan draagt bij aan de ambitie van Gooi en Vechtstreek om een energieneutrale regio te zijn.
Regiokaart 2025
De regiokaart bevat het overzicht van vastgesteld ruimtelijk beleid van de zeven gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek. De regiokaart uit 2015 geeft de lopende en nieuwe ruimtelijke en stedenbouwkundige projecten in de regio voor de komende 10 jaar weer.
De belangrijkste opgaven zijn:
Landschap:
Behoud en versterken van natuurgebieden, landschappen, agrarische activiteiten en cultuurhistorie.
Versterken van de ecologische hoofdstructuur en vermindering van de versnippering door infrastructuur, ook grensoverschrijdend (Heuvelrug, Vechtlandschap, Randmeren en Eemland).
Recreatie:
Verbeteren van het recreatief medegebruik van het buitengebied door kwaliteitsverbetering van wandel- en fietspaden, recreatieve knooppunten en de bereikbaarheid ervan.
Bevorderen van dag- en verblijfstoerisme gericht op cultuurhistorie en (natuur-)monumenten ruimte bieden aan hotels in stedelijk en pensions in landelijk gebied.
Economie:
Nieuwe bedrijfslocaties: Crailo (Hilversums deel) en Monnikenberg (Hilversum).
Herstructurering en transformatie van bestaande bedrijfsterreinen; innovatieve en creatieve bedrijvigheid en/of huisvesting doelgroepen.
Ruimte voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg), zowel binnenstedelijk als in de ‘groene randen’.
Stop op de uitbreidingsmogelijkheden voor kantoren en winkels; meer concentratie rondom de stedelijke knooppunten van het openbaar vervoer.
Wonen:
Totale plancapaciteit in de regio ca. 13 duizend woningen.
Uitvoering op basis van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2020; betreft 4 duizend woningen.
Uitbreidingslocaties, zoals Anna's Hoeve, Monnikenberg met een totale plancapaciteit van ruim 5 duizend woningen. Grotendeels in procedure en deels in uitvoering.
Binnenstedelijke woningbouwlocaties: in alle gemeenten met een totale plancapaciteit van ongeveer 6 duizend woningen. Ongeveer de helft hiervan is ‘planologisch hard’ te noemen.
Transformatie van voormalige kantoren of bedrijfsgebouwen.
Bereikbaarheid:
Verbreding A1-west (bij Muiden/Weesp) naar 2 x 6 stroken + dubbele wisselstrook + aquaduct.
Verbreding A6 (vanaf Muiden naar Almere) naar 2 x 4 stroken + 2de Hollandse Brug.
Verbreding A1-oost (Eemnes – Hoevelaken) naar 2 x 4 stroken.
Verbreding A27 (Eemnes – Utrecht) naar 2 x 3 stroken.
Aanleg HOV Hilversum – Huizen.
Behoud capaciteit doorgaande wegen binnen de regio.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Regiokaart 2025. Er is sprake van herstructurering van een voormalig bedrijventerrein.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet zorgt namens het waterschap voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in de sloten en vaarten. Het verzorgingsgebied van AGV omvat de gemeente Amsterdam en een groot gebied in de provincie Utrecht en Noord-Holland. Het waterschap is verantwoordelijk voor de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van stedelijk afvalwater. De zorg voor het watersysteem omvat het beheer van de oppervlaktewateren, waterkeringen en bergingsgebieden, grondwater en ondersteunende waterstaatkundige kunstwerken. Waternet is de organisatie die de taken namens AGV uitvoert. Het beleid van AGV is verwoord in het onder andere het Waterbeheerplan, de Waterschapsverordening (Keur) en in diverse beleidsnota’s.
In de Keur staan de regels voor het gebruik van het watersysteem. De Keur heeft als belangrijkste doel om een veilig en gezond watersysteem te waarborgen en het te beschermen tegen risico’s van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de goede staat en werking van het watersysteem. Denk aan de waterkwaliteit, het waarborgen van verbeteren, de doorstroming in sloten en het sterk houden van dijkenveilig stellen en de dijken sterk houden. Bij de Keur horen Keurkaarten met informatie over wateren en waterkeringen.
In de legger van het waterschap worden gegevens vastgelegd over de locatie van wateren, dijken en kunstwerken, aan welke eisen deze moeten voldoen (diepte, hoogte, sterkte etc.) en de onderhoudsverplichtingen. De legger dient als basis voor de vergunningverlening door de waterbeheerder.
Het waterschap hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 1.000 m² verharding in stedelijk gebied 10 % daarvan gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg. Onder voorwaarden kan het waterschap ook instemmen met de aanleg van alternatieve vormen van waterberging. In het kader van de planontwikkeling is ook de 'watertoets' doorlopen. De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in 5.9 Water.
Op 15 mei 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. Deze visie schetst het beeld van Hilversum in 2030. Op dit moment werkt de gemeente aan een Omgevingsvisie die de Structuurvisie zal vervangen. De gemeente werkt tevens aan een beleid rondom de 'Sleutelgebieden' zoals het stationsgebied.
Hilversum werkt constructief mee aan initiatieven vanuit de samenleving. Tenzij bijvoorbeeld zwaarwegende maatschappelijke belangen en/of te verwachten hinder voor bewoners zich hier tegen verzet. Hilversum wil flexibel zijn en energie steken in oplossingen.
Uitgangspunt is ontwikkelend beheren. Dit is een duurzame manier van stedelijke vernieuwing. Hierbij zijn (vaak kleinschalige) ontwikkelingen en beheermaatregelen organisatorisch en financieel in één proces ondergebracht. Deze aanpak maakt het mogelijk op ontwikkelingen in de samenleving te reageren en anticiperen.
De gemeente ziet voor zichzelf een regierol.
Speerpunten van de visie zijn:
In 2030 is Hilversum een gewilde en aantrekkelijke plaats om in te wonen. Hilversum heeft voor elk wat wils, van dorps en lommerrijk tot meer groen stedelijk en centrumstedelijk. Ook wat de betaalbaarheid van woningen betreft, valt er in Hilversum veel te kiezen. De meeste voorzieningen liggen op fietsafstand.
De ligging van Hilversum in het groen is in 2030 een van de belangrijkste kwaliteiten. Als een groene jas liggen de natuurgebieden rond Hilversum. De kostbare natuur is beschermd. Alle omliggende natuurgebieden zijn overgedragen aan natuurorganisaties. Deze natuurgebieden hebben de status van Nationaal Park (de Gooise Heuvelrug).
In 2030 staat Hilversum bekend om zijn hoogwaardige stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteiten. De tuinstadgedachte en het beëindigingsplan van Dudok zijn hierbij als vertrekpunt genomen. Sterke punten in de stad zoals prachtige (monumentale) gebouwen, (omroep-)complexen en industrieel erfgoed maar ook groene plekken, parken en vijvers zijn met elkaar verbonden. De harmonieuze groene overgangen tussen stad en omliggende natuurgebieden zijn zichtbaar en voelbaar gemaakt. In de woongebieden zijn de bestaande karakteristieken, woonmilieus en kwaliteiten per wijk behouden. Er is in deze gebieden niet of nauwelijks ruimtelijk verdicht. Ruimtelijk en historisch gezien zou dit ook niet logisch zijn geweest. Diverse gebouwen hebben een andere functie gekregen, bijvoorbeeld kantoorpanden die zijn omgebouwd naar woningen. Uitbreidingen, verdichtingen en schaalsprongen zijn voornamelijk in de dynamische gebieden gerealiseerd.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling speelt in op het speerpunt goede woongemeente, door een aantrekkelijk groen woonmilieu te realiseren op de grens van stad en natuurgebied. Er is sprake van hoogwaardig wonen met architectonische kwaliteit.
De Omgevingsvisie Hilversum 2040 heeft als ontwerp ter visie gelegen van 2 maart 2023 tot en met 16 april 2023.
De Omgevingsvisie Hilversum 2040 vervangt na vaststelling door de gemeenteraad de Structuurvisie Hilversum 2030 als richtinggevend kader voor de ontwikkeling van Hilversum op de lange termijn.
Keuzes die in de (ontwerp) Omgevingsvisie worden gemaakt zijn:
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de beoogde omgevingsvisie. Er wordt een woonwijkje ontwikkeld binnen de bestaande stad, met menselijke maat en met meervoudig ruimtegebruik. Een groei tussen de 240 tot 260 woningen zal er toe leiden dat diverse voorzieningen binnen Hilversum levensvatbaar blijven.
In de nieuwe woonvisie voor de periode van 2021 tot 2030, zoals vastgesteld in juli 2021, heeft de gemeente Hilversum haar ambities neergelegd voor wat betreft het woonbeleid. In de woonvisie wordt het woonbeleid via vier thema's in beeld gebracht, te weten:
ad.1
Vastgesteld is dat de bevolking van Hilversum de komende jaren groeit . Ook de woningbehoefte groeit. Volgens de prognose van de provincie Noord-Holland zijn er zeker 3.000 extra woningen nodig tot en met 2030. Deze prognose is als uitgangspunt voor de woonvisie gehanteerd.
ad.2
De gemeente wil sturen op woningmarktsegmenten die ontbreken. Door ontbrekende segmenten kunnen niet alle mensen naar een passende woning verhuizen. Dit heeft als gevolg dat deze mensen in hun huidige woning blijven, die weer voor andere woningzoekenden uitkomst zou bieden. De doorstroming op de woningmarkt stokt hierdoor.
Beschikbaarheid van woningen voor lage en middeninkomens is daarbij een prioriteit. Het bevorderen van doorstroming uit deze woningen moet primair bijdragen aan de beschikbaarheid van woningen. Dat vraagt strategische toevoegingen aan de woningvoorraad.
ad.3
De gemeente Hilversum wil vanuit de woonvisie in alle wijken huisvesting bieden aan mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag. Doel is een ongedeelde samenleving waar ruimte is voor mensen in een kwetsbare situatie. Hiertoe werkt de gemeente aan een drempelloze woningvoorraad en woonomgeving met in alle wijken toegankelijke woningen en ontmoetingsmogelijkheden.
ad. 4
De gemeente Hilversum zet in op duurzame en energie zuinige woningen. De uitwerking hiervan is beschreven in de Transitievisie Warmte. Deze visie wordt eind 2021 voorgelegd ter besluitvorming. Bij nieuwbouw volg de gemeente de normen van het Bouwbesluit. Eventueel aanvullende inzet rond gebiedsontwikkelingen wordt vastgelegd in de Transitievisie.
Conclusie
Met het project worden minimaal 240 en maximaal 260 woningen ontwikkeld. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan tegemoetkoming aan de vraag naar woningen. Minimaal 80 woningen worden uitgevoerd in de categorie sociale huur, minimaal 80 en maximaal 100 woningen worden uitgevoerd in de categorie middeldure huur en maximaal 80 woningen worden uitgevoerd in de categorie 'duur'. Hiermee worden diverse doelgroepen in de woningmarkt bediend.
Op 7 december 2022 heeft de gemeenteraad van Hilversum het Programma Groen vastgesteld. In dit programma wordt ingegaan op welke wijze maatregelen worden genomen om het groen in de stad te stimuleren en waarborgen.
In 2040 wonen en werken Hilversummers in een gezonde leefomgeving voor mens en dier. Een leefomgeving die koel is op hete dagen. Een plek waar groen inwoners stimuleert om te bewegen en elkaar te ontmoeten. De gemeente Hilversum heeft drie doelen:
Het Programma Groen laat zien hoe we als gemeente de komende jaren werken aan een gezond en groen Hilversum, de tuinstad van de toekomst. We gaan plekken vergroenen voor koelte op hete dagen, groene plekken met elkaar verbinden zodat mensen en dieren zich beter door de stad kunnen bewegen.
Hilversum gaat de komende 4 jaar 25 speelplekken vergroenen. Zodat meer kinderen kunnen spelen en leren in het groen. We vergroenen straten zodat straten prettiger worden om door te wandelen. In buurten met veel steen maken we samen met de bewoners schaduwrijke groene plekken waar je je buurtgenoten kunt ontmoeten. Zo zorgen we er voor dat iedere inwoner binnen 5 minuten lopen op een koele groene plek kan zijn. Op deze manier draagt een groene omgeving bij aan het welbevinden van de inwoners van Hilversum.
Conclusie
het Philipshof bevat een nieuwe verbindingsmogelijkheid van de stad met de omliggende natuur. In het Uitvoeringsprogramma (als bijlage van het Programma Groen), is het verbinden van Stadsranden met de heide 1 van de speerpunten.
De beleidsnotitie is opgebouwd vanuit de constatering dat het slecht gaat met gebouwbewonende diersoorten in Nederland en in Hilversum. De oorzaak ligt in (ver-)bouwwerkzaamheden waarbij veel mogelijke verblijfplaatsen van deze diersoorten verloren gaan. De huidige natuurwetgeving ziet op schadebeperking en niet op het vergroten en verbeteren van de leefomgeving van gebouwbewonende diersoorten. Het Beleid Natuurinclusief bouwen beschrijft het beleid om de leefomgeving van deze dieren in Hilversum verbeteren door enerzijds natuurinclusief bouwen te stimuleren en anderzijds natuurinclusief bouwen als randvoorwaarde te stellen. Daarvoor is de Leidraad Natuurinclusief Bouwen ontwikkeld, welke in dit stuk wordt gepresenteerd. De leidraad biedt een onderbouwing van de juiste natuurinclusieve maatregelen op de juiste plek, voor de juiste soort. Om de effectiviteit van het voorgestelde beleid te controleren wordt een monitoringsvoorstel gedaan. Voorts worden raakvlakken met ander gemeentelijk beleid benoemd en tot slot worden de kosten in beeld gebracht.
De gemeente Hilversum vindt het behoud en verbeteren van de stad als leefgebied voor dieren en planten erg belangrijk. Veel (beschermde) soorten uit de stad hebben het moeilijk. Gebouwen hebben steeds minder gaten en kieren, waardoor gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen hier geen schuilplek of broedplaats meer vinden.
Om initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen op weg te helpen heeft de gemeente een ecopuntensysteem ontwikkelt. Dit ecopuntensysteem helpt een afweging te maken welke fauna- en groenvoorzieningen het beste gerealiseerd kan worden bij het nieuwbouwproject.
Conclusie
Op grond van het ecopuntensysteem kan geconcludeerd worden dat voor het project Philipshof een ecoloog moet adviseren over natuurinclusief bouwen. Het plangebied valt qua stadslandschap onder het gebied 'Buitenrand Noord en Oost'. De Buitenrand Noord en Oost bestaat grotendeels uit na-oorlogse wijken. Plaatselijk zijn wijken en/of gebouwen van na 1991 aanwezig. Het Philipshof valt hier onder.
Ecologische bijzonderheden
Specifieke ecologische kansen
In dit hoofdstuk komt de toekomstige situatie van het plangebied, na herontwikkeling van het gebied, aan de orde.
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van de nieuwe woonwijk op het Philipsterrein, bestaande uit maximaal 260 woningen, mogelijk. Het huidige plangebied, dat nu bestemd is als bedrijventerrein, wordt middels voorliggend bestemmingsplan bestemd tot woongebied (inclusief groen en verkeer). Het plan maakt een woonwijk mogelijk met een open en toegankelijk gebied, dat deel uitmaakt van een doorlopend Hilversums netwerk van groene verbindingszones en zichtassen.
Het ruimtelijk plan voor het Philipsterrein dient te voldoen aan de eisen die hiervoor gesteld zijn door de gemeenteraad van Hilversum en moet passen binnen voorliggend bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling van Philipshof is een Masterplan opgesteld, dat voldoet aan deze eisen. De gemeenteraad van Hilversum heeft op 27 maart 2019 ingestemd met dit masterplan.
Het Masterplan is verder uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundig plan is vervolgens voorgelegd aan de Commise Ruimtelijke Kwaliteit en Monumenten. Deze kon instemmen met de uiteindelijke versie die ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan.
Ruimtelijke landschappelijke kwaliteit is het leidend principe voor het Philipshof, met hierin de volgende stedenbouwkundige dragers:
De Lorentzweg
Vanuit de Lorentzweg wordt een zichtlijn op het buitengebied gecreëerd. De as zal een directe, fysieke verbinding maken tussen stad en natuur. Daarnaast borgt deze structuur een zichtlijn naar de natuur. Het uitgangspunt past bij de ambitie van het totale plan om de stad met de natuur te verbinden.
Herstellen van het Kamrad Landschap
In het noordelijke deel van het Philipshof worden voorstellen gedaan waarmee oorspronkelijk beoogde kwaliteit wordt hersteld. De ruimte tussen het bestaande Kamrad en de nieuwe planontwikkeling sluit naadloos op elkaar aan, waarbij het landschap als één van de bedoelde groene vingers van Dudok tot aan de stad rijkt. Het laagbouwcomplex van Philips, gelegen achter Den Ool, verdwijnt volledig. Dit deel van de locatie blijft vrij van bebouwing.
Groene connectie Anna's Hoeve - Zuiderheide
Het park dat langs Anna’s Hoeve loopt wordt doorgetrokken naar het noorden; door het Philipshof heen. Deze groene connectie verbindt de Anna’s Hoeve met de Zuiderheide, en vormt een belangrijke groene drager binnen het Philipshof.
Heldere ontsluitingsstructuur
Om de verschillende (groen)structuren en de woningen met elkaar één gezamenlijk plan te laten vormen is een heldere ontsluitingsstructuur nodig. Deze volgt de ruimtelijke hoofdstructuren in het plan en ontstaat in de vorm van de verlengde Lorentzweg met aantakkingen, en een aansluiting in het zuiden op de Anton Philipsweg voor het oostelijke deel van het plan. Deze tweedeling maakt het mogelijk om de groene noord-zuid connectie sterk te maken.
De visie voor het Philipshof is gebaseerd op het laten samenkomen van de verschillende structuren uit de directe omgeving, in een eigentijdse en toekomstbestendige vorm. Dit maakt van het eerst gesloten terrein een open en toegankelijk gebied dat een poort vormt van de stad naar de natuur.
Het Philipshof is gestructureerd rond 3 hoofdlijnen:
De bebouwing in het westelijke deel van het plangebied is met de losse positionering van de bebouwing (op het veld) een referentie naar het kamrad van Dudok. De schuine positionering zorgt voor een groot aantal zichtlijnen vanuit het plan naar het landschap ten noorden van het Philipshof, maar sluit ook aan op de richting van de groenstrook langs de Anthony Fokkerweg aan de zuidkant.
Kenmerkend voor het Philipshof is de overgang van woongebouwen in het groen (west) naar bouwblokken met een kleinere maat en schaal, aan de bosrand. Deze laatste sluiten aan bij de bebouwingsstructuur van Anna's Hoeve. Aan de oostelijke rand is de overgang van onbebouwd naar bebouwd zacht, waardoor een subtiele overgang naar het bos ontstaat en de bosrand tussen de bouwblokken door het gebied binnen dringt.
Het ruimtelijk raamwerk vormt de basis van het plan. het Philipshof heeft als basis een sterke landschappelijke onderlegger, waar drie lange lijnen uit voort komen. Deze lijnen vormen de bebouwde omgeving, en verdelen het Philipshof in drie deelgebieden.
De Parkstrook vormt de centrale groene ruimte, welke wordt ingericht voor natuur, biodiversiteit en recreatie. Voor fietsers en voetgangers is dit gebied zeer doorwaadbaar, gemotoriseerd verkeer moet duidelijk de openbare ruimte delen.
Ten westen van de parkstrook liggen rijwoningen en appartementen, die in stedenbouwkundige vorm voortborduren op het Kamrad van Dudok, in een moderne interpretatie hiervan. De verlengde Lorentzweg vormt de centrale (zicht)as hiervan; een brede, groene open ruimte die tevens de (auto)ontsluiting vormt. Ten oosten van de parkstrook liggen tweekappers en vrijstaande woningen. Deze wijken af van de structuur van Dudok en sluiten meer aan op het bosrijke gebied in het oosten. De straten tussen en rond deze woningen worden op een speelse en groene manier ingericht; passend bij de ligging direct aan de natuur.
De verkeerseffecten en parkeereffecten van het plan zijn in kaart gebracht door AnteaGroup. Het volledige onderzoek d.d. september 2023 is als Bijlage 1 te raadplegen bij deze toelichting.
De parkeerbehoefte van deelgebied 1 bedraagt 126 parkeerplaatsen. Hiervan worden tenminste 70 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.
De woningmix in deelgebied 2 zorgt voor een parkeerbehoefte van 59 parkeerplaatsen. Er worden 66 parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan tenminste 27 in een halfverdiepte parkeergarage.
De parkeerbehoefte van deelgebied 3 is 105 parkeerplaatsen. Er worden 127 parkeerplaatsen (waarvan tenminste 85 in een halfverdiepte parkeergarage) gerealiseerd.
Verkeersgeneratie
Gezamenlijk genereren alle deelgebieden maximaal 1.596 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Door een knip (tussen deelgebied 1 en deelgebieden 2 en 3) ontsluit enkel deelgebied 1 rechtstreeks op de Anton Philipsweg. Daarmee neemt het aantal motorvoertuigbewegingen over de Anton Philipsweg toe met 637 per etmaal. Voor de Kamerling Onnesweg geldt een maximale toename van 1.596 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Op basis van het verkeersmodel prognosejaar 2040 kan op de Kamerling Onnesweg in de spitsuren mogelijk beperkte congestie ontstaan, echter zijn er geen significante knelpunten op het gebied van doorstroming te verwachten. Langzaam verkeer kan bij de ontsluiting gebruik maken van de Anton Philipsweg en de vrijliggende fietspaden langs de Kamerling Onnesweg.
Ontsluiting
Het plangebied is gesitueerd in Hilversum-Oost. Het gemotoriseerde verkeer komend vanaf de ontwikkellocatie heeft een ontsluiting op de Kamerlingh Onnesweg in het westen en op de Anton Philipsweg in het zuiden. De Anton Philipsweg in het plangebied is uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer en takt direct aan op de Kamerlingh Onnesweg. De Kamerlingh Onnesweg geldt als ontsluitingsroute naar de Rijkswegen A1 (noorden) en de A27 (zuiden).
Het plangebied is voorzien van een knip voor gemotoriseerd verkeer tussen deelgebied 1 en de deelgebieden 2 en 3. Dit houdt in dat gemotoriseerd verkeer van deelgebied 1 niet rechtstreeks naar deelgebied 2 of 3 kan rijden en andersom. Deelgebied 1 wordt ontsloten op de Anton Philipsweg. Deelgebieden 2 en 3 ontsluiten beide op de Kamerlingh Onnesweg. Hiermee wordt de verkeersgeneratie van de ontwikkeling verspreid afgewikkeld. De Anton Philipsweg ontsluit echter direct op de Kamerlingh Onnesweg, waardoor het grootste gedeelte van al het verkeer uiteindelijk ontsluit via de Kamerlingh Onnesweg.
De woonbuurt is ontworpen als verkeersluwe omgeving, waar voetgangers en fietsers de hoofdgebruikers zijn; de wegen zijn ingericht op een maximale snelheid van 30 km/h. De voorgestelde infrastructuur houdt daarbij rekening met bestemmingsverkeer en hulpdiensten. De positie van de ontsluitingswegen en de stratenstructuur maken dit op een natuurlijke wijze zichtbaar.
Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft AnteaGroup een beoordeling geschreven van de effecten op de luchtkwaliteit. Dit document is opgenomen als Bijlage 2.
Beleid
De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:
Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder andere om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen.
De (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht zijn vastgelegd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen en dienen op voorgeschreven data te zijn bereikt.
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een plan/project niet in betekenende mate bijdraagt aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de jaargemiddelde concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 n iet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de jaargemiddelde concentraties met 1,2 µg/m3. Plannen of projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Conclusie
Op basis van de in dit onderzoek gevonden resultaten voldoet het plan aan de grenswaarden. Omdat kan worden voldaan aan deze grenswaarden vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de ruimtelijke procedure en is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Ten behoeve van het bestemmingsplan voor het Philipshof heeft AnteaGroup onderzoek gedaan naar de akoestische effecten op het plan en als gevolg van het plan. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage bij deze toelichting in Bijlage 3.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de randen van de bouwvlakken, de geluidbelasting ten gevolge van de Kamerlingh Onnesweg ten hoogste 53 dB (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee met 5 dB overschreden, echter blijft de geluidbelasting ruim onder de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB.
De geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde Anthony Fokkerweg/Anton Philipsweg bedraagt ten hoogste 52 dB (inclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder) op de rand van het bouwvlak. De geluidbelasting blijft daarmee onder de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 63 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan de geluidbelasting daarmee als aanvaardbaar worden beschouwd en lijkt er voldoende borging te zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Hogere waarden
Gelet op de overschrijding van de (voorkeurs)grenswaarde dient te worden onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Uit het maatregelenonderzoek zoals beschreven in paragraaf 5.1 van het onderzoek volgt dat maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van het plangebied terug te brengen niet mogelijk en/of doelmatig zijn. Het bevoegd gezag dient daarom hogere waarden vast te stellen voor de randen van het bouwvlak waar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Daarbij dienen de hoogste waarden, zoals vermeld in bijlage 3 van het onderzoek, te worden aangevraagd, zie tevens hiernavolgende tabel. Gelet op de beschreven maatregelen is een dergelijke aanvraag gerechtvaardigd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan de geluidbelasting daarmee als aanvaardbaar worden beschouwd en lijkt er voldoende borging te zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Voor alle randen van de bouwvlakken waarvoor het bevoegd gezag een hogere waarde vaststelt, dient met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek te worden onderzocht of de beoogde woningen binnen deze bouwvlakken aan de wettelijke geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen. De wettelijke grondslag hiervoor is terug te vinden in het Bouwbesluit.
Langtijdgemiddeld geluidniveau
Een deel van het plangebied ondervindt vanwege de brandweerkazerne een grotere geluidbelasting dan 50 dB(A) in de dag, 45 dB(A) in de avond en 40 dB(A) in de nacht. In scenario 1 (excl. gebruik vulpunt) betreffen de maatgevende bronnen het terugkeren van de eerstelijns en tweedelijns brandweerwagens, enkele van de luchtbehandelingskasten op het dak van de kazerne en de activiteiten ter hoogte van de wasplaats.
Maximaal geluidniveau
Op basis van de rekenresultaten blijkt dat, als gevolg van het buiten beschouwing laten van het piekgeluid vanwege uitruk, nog slechts een klein deel van het plangebied vanwege de brandweerkazerne een grotere piekbelasting ondervindt dan 70 dB(A) in de dag (zie vetgedrukte waarde in tabel 4.6). De hoogste piekbelasting bedraagt 76,0 dB(A) in de dagperiode en wordt veroorzaakt door het terugkeren van de brandweerwagens (buiten uitrukken) naar de kazerne. Dit betekent dat ter hoogte van de geprojecteerde bouwvlakken, zoals weergegeven in tabel 4.6 van het onderzoek, niet aan het toetsingskader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) kan worden voldaan. Om aan de geluidnormen te kunnen voldoen, wordt onderzocht of het toepassen van maatregelen mogelijk zijn.
Binnen het plangebied is op enkele bouwvlakken sprake een grotere piekbelasting dan 70 dB(A) in de dagperiode als gevolg van de brandweerkazerne. De maatgevende bron betreft het terugkeren van de brandweerwagens (buiten uitrukken) naar de kazerne.
Conform Artikel 2.22, lid 1 Barim, blijven de calamiteuze piekgeluiden (uitruk van brandweer) bij de toetsing buiten beschouwing. Dit betekent echter niet dat een aanvaardbaar woon-en leefklimaat gegarandeerd is. Als gevolg van de calamiteuze piekgeluiden ondervindt een groot deel van het plan een hogere geluidbelasting dan de daarvoor geldende grenswaarden. Dit hoge piekgeluid treedt ten hoogste enkele keren per dag op, bij de uitruk en terugkeer van de brandweerwagens. Uitruk vindt niet elke dag en niet binnen iedere periode van de dag plaats, maar (op basis van de rittenstaat van een brandweerkazerne elders) gemiddeld 0,7 keer in de dag, 0,2 keer in de avond en 0,8 keer in de nacht. De frequentie van voorkomen van de overschrijding is beperkt.
Op basis van bovenstaande motivering kan worden beoordeeld, dat ten gevolge van het afwijkende hogere geluidniveaus van de brandweerkazerne, bij de geprojecteerde woningbouwvlakken sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, wordt geadviseerd om bij planvoorschrift te zekeren dat de geluidwering van de gevels zodanig moet zijn dat het geluidniveau binnen de woningen niet hoger is dan LAr,LT 35/30/25 dB(A) en LA,max 55/50/45 dB(A), voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Conclusie en aanbeveling
Vanwege de korte afstand tot aan de brandweerkazerne treden binnen het plangebied hoge geluidbelastingen op, op met name de hogere gevels. Een aantal gevels zal een geluidbelasting ondervinden die hoger is dan de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde geluidniveau en dan de grenswaarde van 70 dB(A) voor het maximaal geluidniveau. Het belangrijkste knelpunt ontstaat bij het terugkeren van de brandweervoertuigen, wat voornamelijk zijn effect heeft op de noordwest- en zuidwestzijden van de bouwvlakken, aangrenzend aan het brandweerterrein.
Om binnen het plangebied woningbouw mogelijk te maken, dienen er geluidwerende en/of geluidreducerende maatregelen te worden getroffen op het terrein van de brandweer. Enkel bron- en overdrachtsmaatregelen, zoals beschreven in paragraaf 5.2 van het onderzoek, nemen de overschrijding van de grenswaarden niet weg. Daarnaast is het verschuiven van het appartementencomplex niet passend binnen het ontwerp en vanuit financieel en stedenbouwkundig opzicht niet wenselijk.
Omdat er geen technische en organisatorische maatregelen plaatsvinden, dienen er binnenplanse maatregelen te worden getroffen om aan het wettelijk kader te kunnen voldoen. Indien de gevels met een te hoge geluidbelasting, zoals opgenomen in paragraaf 4.2.1.1 en 4.2.2.1 van het onderzoek en zoals weergegeven in paragraaf 5.2.2 (afbeeldingen 5.3 t/m 5.5 ) van het onderzoek, doof worden uitgevoerd, wordt voldaan aan de in dit onderzoek gestelde wettelijke kaders.
Als er woningen worden gerealiseerd in het gebied waar de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde en maximale geluidniveau niet worden overschreden kan worden gesteld dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Indien er woningen worden gerealiseerd binnen de geluidcontouren met een geluidbelasting boven de grenswaarde (> 50 dB(A)), dienen er maatregelen te worden getroffen. Deze maatregelen kunnen met behulp van een aanvullend onderzoek worden vastgesteld. In de bijlage van het onderzoek (figuur 4) is per beoordelingshoogte de geluidbelasting aan de hand van geluidcontouren weergegeven.
Een verplichting tot dove gevel is opgenomen in de regels van de betreffende bouwblokken.
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.
Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving. Er is in maart 2019 een natuurtoets uitgevoerd. Eind 2022 is opnieuw een veldonderzoek uitgevoerd. De conclusies uit dit onderzoek worden onderstaand beschreven. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 5. Op 26 oktober 2023 is daarnaast een onderzoek opgeleverd naar de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden, dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 4.
Gebiedsbescherming
Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator, versie 2023, zijn de mogelijke gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in beeld gebracht. Uit de berekening blijkt dat het voornemen tijdens de realisatiefase en gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar op omliggende Nederlandse Natura2000-gebieden.
Voor de voorgenomen ontwikkeling toont AERIUS Calculator voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significante gevolgen voor de habitats in Natura2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie zijn daarmee uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.
Beschermde soorten
Binnen het plangebied is geschikt biotoop aangetroffen voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de volgende soortgroepen: Jaarrond beschermde nesten, algemene broedvogels, vleermuizen, marterachtigen en reptielen. Voor bepaalde soorten is nog nader onderzoek nodig dat later in het bestemmingsplanproces nog zal worden toegevoegd (zie de tabel hieronder). Voor algemene broedvogels geldt dat gewerkt dient te worden buiten het broedseizoen.
Conclusie
Voor de aspecten beschermde gebieden en beschermde houtopstanden zijn effecten uitgesloten in het onderzoek. Voor beschermde soorten dient de zorgplicht zoals opgenomen in de Wet natuurbescherming nagekomen te worden. Voor de sloop van de bestaande bebouwing wordt gewerkt met een ecologisch werkprotocol. Er is reeds een ontheffing verleend voor vleermuizen. Uit nader onderzoek zal blijken welke maatregelen bij uitvoering noodzakelijk zijn.
In de omgeving van het plangebied is een beschermd stadsgezicht aanwezig (Hilversum Oost). Zoals op Figuur 5.9 zichtbaar is, sluit het plangebied aan op het beschermd stadsgezicht. Op stedenbouwkundig niveau wordt er bij het beschermd stadgezicht aangesloten. De schuine situering van de bouwblokken in het Kamrad lopen door in het plangebied. Tevens sluit de oost-west georiënteerde zichtas aan op de Lorentzvijver, gelegen ten westen van het plangebied.
Figuur 5.9 Ligging plangebied ten opzichte van beschermd stadsgezicht
Er is, in de huidige situatie, geen sprake van (steden)bouwkundige waarden (rijks- of gemeentelijke monumenten) waar rekening mee gehouden dient te worden in de toekomstige situatie.
In augustus 2023 heeft Antea Group in opdracht van de gemeente Hilversum een actualisatie/samenvatting van het eerder uitgevoerde archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied (zie Bijlage 6).
Aanleiding voor deze actualisatie is het voornemen om de herinrichting van het plangebied die enkele jaren heeft stilgelegen, terug op te starten. Het plangebied is niet gewijzigd. Bij herinrichting van het plangebied kunnen eventuele archeologische waarden worden verstoord.
Naar aanleiding van een eerder booronderzoek is nader onderzoek verricht met behulp van proefsleuven.
Conclusie
Bij het proefsleuvenonderzoek werd vastgesteld dat in het westelijk en oostelijke deel van de zone met (deels) intacte begraven podzolbodems geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
De vindplaats die in het centrale deel van het plangebied werd aangetroffen werd door middel van een archeologische opgraving verder onderzocht en wordt derhalve 'ex situ' bewaard.
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de bestaande bebouwing en rioleringswerken e.d. in de omgeving de archeologische resten danig verstoord hadden. De verwachting is dat er onder de bestaande bebouwing geen intacte archeologische resten aanwezig zijn.
Hiermee is het einde van de AMZ-cyclus bereikt. Er rest geen archeologische verwachting meer op het plangebied en verder archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. In het nieuwe bestemmingsplan is het dus ook niet noodzakelijk een dubbelbestemming archeologie op te nemen.
Op grond van de Woningwet/Wabo moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning nagegaan worden of een bodemonderzoek noodzakelijk is. Als een bodemonderzoek noodzakelijk is, dient de aanvraag vergezeld te worden met resultaten van het bodemonderzoek.
Onderzoek
In 2015 is door Search Ingenieursbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied uitgevoerd waaruit blijkt dat de ondergrond van het voorterrein (zuidoostelijke deel) van de locatie heterogeen verontreinigd is met koper (Bijlage 11).
Vervolgens is door AnteaGroup in 2018 een aanvullend historisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 12), waaruit blijkt dat het onderzochte gebied niet zonder meer geschikt is voor het bouwen van woningen met tuinen. Er wordt geadviseerd nader onderzoek te doen om de verontreiniging te begrenzen.
Hierna is daarom, ook in 2018, door AnteaGroup een nader bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 13). In dit onderzoek zijn in de ondergrond van het zuidoostelijke terreindeel met zwak tot matige bijmengingen van puin, kooltjes en slakken sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetoond. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met een omvang van naar schatting 1.500 m3. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het onderzochte deel van de locatie niet zonder meer geschikt is voor ontwikkeling tot woningbouwlocatie met de functie wonen met tuin. De exacte verontreiniging is nog niet in beeld gebracht. Er dient een procedure te worden doorlopen in het kader van de Wet Bodembescherming (eventueel aanvullend onderzoek, opstellen saneringsplan/BUS-melding). De verontreiniging dient te worden gesaneerd voordat wordt gestart met de bouw van de woningen.
In 2020 is door BK Ingenieurs een onderzoek naar PFAS uitgevoerd (Bijlage 14). Uit dit onderzoek blijkt dat dat de bovengrond aan het uiterste westen van de locatie op basis van het gehalte aan PFAS (6:2 FTS, toetsing landelijk beleid) voldoet aan de bodemfunctieklasse Niet toepasbaar. Volgens het beleid van de provincie Noord- Holland is de bodem verontreinigd maar is er geen saneringsnoodzaak. Mogelijk houdt het verhoogde gehalte aan 6:2 FTS verband met de aanwezigheid van een brandweerkazerne (blusschuim). Deze grond mag niet worden herplaatst in op het terrein en dient te worden afgevoerd.
In de overige monsters in het plangebied zijn geen noemenswaardig verhoogde gehalten aan PFAS gemeten, de grond voldoet indicatief aan de klasse Landbouw/natuur. Ter plaatse van de te graven kelder voldoet de grond ten hoogste aan de klasse Wonen/industrie. Deze grond kan op de locatie worden herschikt.
Conclusie
Er is sprake van verontreinigde grond en een gehalte aan PFAS in het plangebied. De verontreiniging dient te worden gesaneerd en de grond met het PFAS-gehalte dient gesloten afgevoerd te worden. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan, mits het nader bodemonderzoek in het kader van de omgevingsvergunning wordt uitgevoerd.
De watertoets is verzorgd door AnteaGroup in 27 oktober 2023 en is in zijn geheel toegevoegd als Bijlage 7.
Randvoorwaarden
Uitgangspunt van de gemeente Hilversum is dat zorg moet worden gedragen om bij nieuwbouw te sturen op voldoende hemelwateropvang. Hierbij staat een T=100 neerslagsituatie als bergingseis. Basis voor deze regeling komt vanuit het Gemeentelijk Watermanagementplan Hilversum 2021-2026. In het ontwerp moet opvang en infiltratie van regenwater op het 'eigen' perceel / binnen het plangebied plaatsvinden. De voorzieningen voor afvoer en verwerking van hemelwater staan niet in verbinding met het stelsel van de gemeente. De perceeleigenaar is zelf verantwoordelijk voor voldoende capaciteit en onderhoud van de hemelwatervoorziening. Daarnaast ontlast het lokaal infiltreren van hemelwater het rioolstelsel en draagt dit bij aan de bestrijding van verdroging, conform het beleid van het waterschap AGV. De algemene regels over de omgang met water, opgesteld door de gemeente Hilversum en het waterschap AGV, zijn aanvullend te vinden in bijlage 1 van de watertoets.
Huidige situatie
Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van Hilversum, tussen een woonwijk en het buitengebied in. Het gebied beslaat een oppervlakte van circa 53.000 m², waarvan het grootse gedeelte is verhard (circa 40.000 m²) en het overige gedeelte in gebruik is als groenvoorziening.
De gemiddelde maaiveldhoogte is circa NAP +4,6 m, met grondwaterstanden fluctuerend rond de NAP +1,0 m. Het hemelwater dat op verharding valt, wordt gescheiden van het vuilwater afgevoerd richting bergingsvijvers, waar het water infiltreert in de bodem.
Toekomstige situatie
Philipshof Residences B.V. is voornemens het Philipsterrein in Hilversum te transformeren tot woningenbouwlocatie, waar maximaal 260 woningen en appartementen worden gebouwd. Deze woningen bestaan uit appartementen en twee-onder-een-kapwoningen. Voor de nieuwe situatie is een stedenbouwkundig ontwerp uitgewerkt, met voldoende mogelijkheid voor berging van een T=100 neerslagsituatie.
Vuil- en hemelwaterafvoer
Het hemel- en vuilwater moet in de toekomstige situatie gescheiden worden afgevoerd conform het beleid van de gemeente Hilversum. Het vuilwatersysteem is aan te sluiten op het bestaande vuilwatersysteem grenzend aan de nieuwe wijk.
In de huidige situatie wordt het hemelwater reeds gescheiden afgevoerd richting stadsvijvers. Mede met het oog op de klimaatverandering in de toekomst zal dit niet standhouden, maar dient al het hemelwater binnen de perceelgrenzen te worden geborgen en geïnfiltreerd/hergebruikt. In de nieuwe situatie wordt binnen de toekomstige kadastrale perceelgrenzen voldoende hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen voor een bui met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar aangelegd volgens de eisen vanuit het Watermanagementplan van de gemeente.
Er vindt geen interactie plaats tussen de bergingsvoorzieningen van verschillende identiteiten en ook niet tussen particuliere en gemeentelijke berging/transportvoorzieningen. Het hemelwater wordt hergebruikt of vanuit de bergingsvoorzieningen in de bodem geïnfiltreerd. Daarnaast mag het hemelwater niet afgewenteld worden op het naastliggende perceel of naastliggende openbare ruimte.
Externe veiligheid betreft de beheersing van activiteiten die een risico voor de omgeving op kunnen leveren. AnteaGroup heeft in oktober 2023 een onderzoek geleverd naar de externe veiligheid. Deze is als Bijlage 8 bij deze plantoelichting opgenomen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich risicovolle inrichtingen, hogedruk aardgastransportleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen. In het kader van deze ruimtelijke ontwikkeling is de externe veiligheidssituatie van de omgeving van het plangebied in beeld gebracht.
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich in de huidige situatie geen risicovolle inrichtingen (die onder het Bevi vallen). In de directe omgeving is een rioolwaterzuiveringsinstallatie en een gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. Deze inrichtingen vormen geen belemmeringen in relatie tot het plangebied.
Hogedruk aardgastransportleidingen
Ten oosten van het plangebied liggen twee hogedruk aardgasleidingen. Het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleidingen reikt niet tot het plangebied. Deze leidingen zijn daarmee geen relevante risicobronnen voor het plangebied.
Rijkswegen A1 en A27 en spoorlijn Hilversum - Baarn
De verschillende transportroutes gevaarlijke stoffen liggen op meer dan 200 meter van het plangebied. Een nadere beschouwing van het groepsrisico is derhalve niet nodig. Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een beperkte groepsrisicoverantwoording van toepassing vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van deze transportroutes.
Verantwoording groepsrisico
In het rapport Externe Veiligheid zijn elementen aangedragen ter verantwoording van het groepsirisco van de A1, A27 en de spoorlijn Hilversum - Baarn.
In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek.
Op 16 mei 2017 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat (ook) voor een vormvrij m.e.r.-beoordelingsplichtig plan een apart m.e.r.-beoordelingsbesluit door bevoegd gezag noodzakelijk is en dat de informatie hiervoor in een zogenaamde aanmeldingsnotitie gegeven moet worden. Voor het Philipshof is een aanmeldingsnotitie m.e.r. opgesteld (zie Bijlage 9).
In het kader van deze notitie en de onderzoeken in het kader van het bestemmingsplan Philipshof is in voldoende mate inzicht gekregen in de milieugevolgen van de beoogde ontwikkeling. Gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure of m.e.r. procedure.
Gekozen is voor een methodiek waarin gebruik wordt gemaakt van mogelijkheden van de Crisis en herstelwet. De Crisis en herstelwet is in Hilversum van toepassing op grond van artikel 3.2 lid 1 sub k van de Regeling uitvoering Crisis en herstelwet (RuChw).
De Crisis en herstelwet biedt de mogelijkheid om te werken met een 'verbrede reikwijdte'. Dit wil zeggen dat niet langer alleen een 'goede ruimtelijke ordening' hoeft worden nagestreefd in bestemmingsplan, maar ook zijdelingse doelen kunnen worden nagestreefd zoals bijvoorbeeld doelen op het gebied van energie, duurzaamheid en stedenbouwkundige (beeld-)kwaliteit. Een manier om dit te bereiken is door regels op te nemen in het bestemmingsplan waarin voor een nadere duiding van de interpretatie hiervan kan worden verwezen naar beleidsregels. Een bekend voorbeeld hiervan is de verwijzing die wordt gemaakt naar parkeerbeleid zodat de juiste parkeernormen worden toegepast op het moment dat de vergunningaanvraag wordt behandeld. In dit bestemmingsplan zijn (naast koppelingen naar het parkeerbeleid) koppelingen gelegd met de Leidraad Natuurinclusief Bouwen en Beeldkwaliteitplan Philipshof Hilversum.
Naast de koppelingen met beleidsregels is gekozen voor een wijze van bestemmen die meer overeenstemt met een 'ontwikkel-bestemmingsplan'. Dit betekent dat nog niet alles exact vastligt, maar het kader dat rechtszekerheid biedt wel. Zo is er bijvoorbeeld voor gekozen om ruime bouwvlakken op te nemen bij de bestemming Wonen aan de oostzijde, maar is ook sociale huur en middendure huur in het bestemmingsplan vastgelegd. Ook is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met veelvoorkomende regels van andere bestemmingsplannen en paraplubestemmingsplannen in Hilversum voor uniformiteit in de plantoetsing bij vergunningverlening.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen op de verbeelding weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).
De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. Niet alle mogelijkheden van de opbouw van een bestemmingsplan onder Crisis en herstelwet worden dus gebruikt.
Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is ook weer aangesloten bij de SVBP2012, te weten:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:
Bestemmingsomschrijving
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.
De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.
Voorbeeld:
De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
met de daarbij behorende voorzieningen.
.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels.
Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden:
Bouwregels
Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de regels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden voor gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:
De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.
Afwijking van de bouwregels
Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is.
Specifieke gebruiksregels
Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
Afwijking van de gebruiksregels
Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme.Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij of zij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen).Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 1 Begrippen
In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. De begrippen zijn zoveel mogelijk hetzelfde als elders in Nederland of als elders in Hilversum. Hierbij is ook aangesloten bij paraplubestemmingsplannen waarin op basis van voortschrijdend inzicht andere begrippen zijn opgenomen voor bijvoorbeeld 'huishouden' of 'zelfstandige woning'. Ook hiervoor geldt: zoveel mogelijk uniformiteit.
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.
Deze bestemming regelt het (openbaar) groen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals water en waterberging, fiets- en voetpaden, straatmeubilair, speelvoorzieningen en (ondergrondse) afvalinzamelsystemen.
Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter. Ondergrondse afvalinzamelsystemen mogen tot 5 meter onder peil worden geplaatst.
Deze bestemming regelt voornamelijk het gebruik van de voorzijde (voorerfgebied) en zijkant van een (grondgebonden) woning. Binnen de bestemming 'Tuin' mag weinig worden gebouwd. Wat wel mag worden gebouwd zijn eventuele erkers ten behoeve van de daarachter gelegen woning. Verder geldt dat bouwwerken geen gebouw conform het beeldkwaliteitplan moeten worden gebouwd. Bouwwerken geen gebouw mogen maximaal 1 meter hoog worden gebouwd met uitzondering van pergola's. Die mogen maximaal 3 meter hoog worden gebouwd.
Parkeren mag in de bestemming Tuin alleen achter de voorgevellijn en dus niet vóór de woning.
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Tevens is de bestemming toegekend aan nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming verkeer. Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 1 meter, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeersregulatie en verlichting. Deze voorzieningen mogen 6 meter hoog gerealiseerd worden. Nutsvoorzieningen zijn eveneens uitgezonderd van de maximale bouwhoogte van 1 meter en mogen gerealiseerd worden tot 3,5 meter hoogte, met een maximale oppervlakte van 20 vierkante meter.
In de bestemming Verkeer zijn ook in- en uitritten mogelijk voor naastgelegen parkeergarages in de bestemmingen Wonen I en Wonen II (aangeduid). Deze parkeergarages liggen deels ondergronds. Hellingbanen mogen tot een diepte van de naastgelegen parkeergarage worden aangelegd en gebouwd.
In Wonen I zijn gronden bestemd voor woningen, groen, tuinen, afvalvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergingen, waterberging, en bijbehorende voorzieningen.
In totaal mogen binnen deze bestemming maximaal 70 woningen worden gebouwd.
Er zijn een paar bouwaanduidingen opgenomen. Zo mogen er ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' alleen twee-onder-een-kapwoningen of vrijstaande woningen worden gebouwd. Verder geldt bij die aanduiding dat woningen (voor zover niet langs openbaar gebied gelegen) 3 meter afstand houden tot de zijdelingse perceelgrens (tenzij ter plaatse van de perceelsgrens juist aaneen is gebouwd).
De maximale bouwhoogtes van hoofdgebouwen zijn weergegeven op de verbeelding.
Om een omgevingsvergunning te krijgen voor het bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Leidraad Natuurinclusief Bouwen Hilversum 2021. Als deze leidraad wordt opgevolgd door een nieuwe leidraad, zal aan de nieuwe leidraad moeten worden voldaan. Behalve aan natuurinclusief bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Philipshof Hilversum, Beeldkwaliteitplan.
In Wonen II zijn de gronden bestemd voor woningen, parkeergarages ter plaatse van de aanduiding parkeergarage, groen, tuinen, afvalvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergingen, waterberging, en bijbehorende voorzieningen.
In totaal mogen binnen deze bestemming 80 woningen worden gebouwd die voor 100% worden gebouwd als sociale huurwoning.
Als gevolg van een te hoge geluidbelasting op enkele gevels is een verplichting opgenomen om deze gevels als 'dove gevel' uit te voeren. Dit betekent dat er geen verblijfsruimtes (zoals slaapkamers en woonkamers) met te openen delen (zoals ramen en deuren) mogen grenzen aan deze geluidsbelaste kant. Bij de indeling van de woningen en de gevels zal hier dus rekening mee moeten worden gehouden.
De woningen in deze bestemming mogen alleen als gestapelde woningen worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'mogen parkeergarages worden gebouwd met een maximale diepte van 5 meter onder peil, en een maximale bouwhoogte van 1,20 m boven peil.
Om een omgevingsvergunning te krijgen voor het bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Leidraad Natuurinclusief Bouwen Hilversum 2021. Als deze leidraad wordt opgevolgd door een nieuwe leidraad, zal aan de nieuwe leidraad moeten worden voldaan. Behalve aan natuurinclusief bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Philipshof Hilversum, Beeldkwaliteitplan.
In Wonen III zijn gronden bestemd voor woningen, parkeergarages ter plaatse van de aanduiding parkeergarage, groen, tuinen, afvalvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergingen, waterberging, en bijbehorende voorzieningen.
In totaal mogen binnen deze bestemming minimaal 80 en maximaal 100 middeldure huurwoningen worden gebouwd. Daarnaast mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen III' ook 10 extra woningen worden gebouwd die niet vallen onder de 'middeldure huur'.
Als gevolg van een te hoge geluidbelasting op enkele gevels is een verplichting opgenomen om deze gevels als 'dove gevel' uit te voeren. Dit betekent dat er geen verblijfsruimtes (zoals slaapkamers en woonkamers) met te openen delen (zoals ramen en deuren) mogen grenzen aan deze geluidsbelaste kant. Bij de indeling van de woningen en de gevels zal hier dus rekening mee moeten worden gehouden.
Er zijn een paar bouwaanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mogen parkeergarages worden gebouwd met een maximale diepte van 5 meter onder peil, en een maximale bouwhoogte van 1,20 m boven peil.
De maximale bouwhoogtes van hoofdgebouwen zijn weergegeven op de verbeelding.
Om een omgevingsvergunning te krijgen voor het bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Leidraad Natuurinclusief Bouwen Hilversum 2021. Als deze leidraad wordt opgevolgd door een nieuwe leidraad, zal aan de nieuwe leidraad moeten worden voldaan. Behalve aan natuurinclusief bouwen moet ook worden voldaan aan de beleidsregel Philipshof Hilversum, Beeldkwaliteitplan.
Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In deze regel zijn bouwregels opgenomen die voor het gehele plangebied gelden. Er is geregeld dat bij de maten zoals opgenomen in de bouwregels van de enkelbestemmingen ondergeschikte bouwdelen zoals ventilatiekanalen, plinten en gevelversieringen buiten beschouwing gelaten kunnen worden. Hetzelfde geldt voor dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, waarvoor een maximale overschrijding van 3,5 meter geldt. Voor de appartementencomplexen geldt dat balkons tot een overschrijding van maximaal 3 meter uit de gevel, buiten het bouwvlak, mogelijk zijn.
Naast ondergeschikte bouwdelen zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot voldoende waterberging conform het gemeentelijk Waterbergingsplan 2021-2026, of als deze wordt gewijzigd, de opvolgers daarvan.
Tot slot is een bepaling opgenomen dat woningsplitsing en/of verkamering niet zijn toegestaan.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Bij de algemene gebruiksregels is een opsomming gegeven van soorten gebruik die in ieder geval wordt beschouwd als zijnde strijdig met de bestemming.
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen 2023 van de gemeente Hilversum, of diens opvolgers.
Seksinrichtingen en vuurwerk zijn uitgesloten in het plangebied.
Woningsplitsing en verkamering zijn niet toegestaan, inwoning en mantelzorg wel.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen vrijstelling kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Hoofdgebouwen zijn uitgesloten met betrekking tot afwijking van hoogtematen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.
In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De kaart die is opgenomen onder bijlage 1 verduidelijkt de verbeelding met betrekking tot dove gevels. Bepaalde gevels moeten geheel als dove gevel worden uitgevoerd, sommige gevels alleen vanaf een bepaalde verdieping. In de regels met betrekking tot Wonen wordt hiernaar verwezen.
Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.
Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).
Een overtreder riskeert:
Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.
Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van omgevingsrecht zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.
In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.
Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.
Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.
Kostenverhaal
Er is een anterieure overeenkomst van kracht waarin geregeld is dat de initiatiefnemer de kosten vergoedt voor de door de gemeente Hilversum te verrichten werkzaamheden, verband houdend met de bestemmingsplanwijziging en het project.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan
Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd. De kosten zijn via anterieure overeenkomsten verzekerd. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
Planschade
In 2019 is er een risicoanalyse planschade uitgevoerd voor de voorgenomen ontwikkeling op het Philipsterrein. Er is een vergelijking tussen de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden van het bestaande planologische regime en het toekomstige planologische regime gemaakt. Wanneer uit de planologische vergelijking volgt dat er planologisch nadeel zou kunnen ontstaan, moet worden bezien in hoeverre dit nadeel zich zou kunnen vertalen in planschade.
Verwacht wordt dat voor de om het plangebied gelegen objecten, gelet op de afstand en oriëntatie tot het gebied, geen planologisch nadeel zal optreden dat tot een waardedaling van deze objecten zal leiden, dan wel dat deze binnen het forfait van 2% zal blijven. Hoewel een aantal omliggende woningen onderhevig zijn aan hinderfactoren zoals een verdere aantasting van de privacy in woning en tuin, wegen deze niet op tegen de planologische voordelen van de transformatie van het bedrijventerrein naar een woongebied.
Participatie 2019
Op 24 januari 2019 is door de ontwikkelaar een inloopavond georganiseerd voor alle belanghebbenden en geïnteresseerden in Wijkcentrum St. Joseph te Hilversum. Er zijn circa 920 uitnodigingen verstuurd naar de omwonenden in aangrenzende straten van het Philipsterrein. Er zijn circa 225 genodigden naar de inloopavond gekomen. De aanwezigen konden langs verschillende panelen en tafels lopen waar het concept masterplan en landschappelijk plan tentoongesteld en toegelicht werden. Gedurende de inloopavond hebben de aanwezigen de mogelijkheid gehad opmerkingen en/of suggesties te doen middels een formulier. In totaal zijn er 88 formulieren ingeleverd. Er is een reactienota opgesteld waarin een reactie is gegeven op de opmerkingen en suggesties. Het verslag hiervan is toegevoegd als Bijlage 10 bij deze toelichting. Er zijn drie hoofdpunten naar voren gekomen, namelijk:
In Hilversum is, naast sociale huurwoningen, ook veel behoefte aan middeldure huurwoningen. Daarom wordt er waarde aan gehecht een groot deel van de woningen als huurwoning aan te bieden.
Om een beter inzicht te krijgen in de verkeersgeneratie en veilige afwikkeling is er een onderzoek naar verkeer in de toekomstige situatie uitgevoerd. In paragraaf 5.3 zijn de resultaten uit dit onderzoek beschreven.
Participatie 2023
Door de gewijzigde planvorming sinds de vorige inloopavond in 2019 en doordat dit alweer enige tijd geleden is, is nog een inloopavond gehouden op 14 september 2023. Het verslag hiervan is eveneens opgenomen in Bijlage 10.
Er zijn circa 2500 uitnodigingen verstuurd naar de omwonenden in de directe omgeving van het Philipsterrein. Daarnaast is er een nieuwsbrief verzonden met uitnodiging en is de inloopavond aangekondigd in een artikel in de lokale krant Gooi en Eembode. Er zijn ruim 200 genodigden naar de inloopavond gekomen.
Tijdens de inloopavond zijn de plannen van de initiatiefnemer voor de herontwikkeling van het gebied tot een nieuwe woonwijk gepresenteerd. Hiervoor hebben de stedenbouwkundige, de landschapsadviseur, de architecten en de ontwikkelaar plattegronden en posters gemaakt met impressies van de 3 verschillende deelgebieden van het terrein.
Naast de gesprekken die tijdens de inloopavond zijn gevoerd konden de bezoekers ook hun mening geven door een enquête in te vullen. De resultaten hiervan zijn per deelgebied verwerkt. Hierop volgend geeft de ontwikkelaar kort een reactie.
Over het algemeen is er een positieve indruk van deelgebied 1. Wel zijn er opmerkingen over relatief kleine tuinen en het feit dat er behoefte is aan woningen in het middeldure koopsegment. De ontwikkelaar geeft aan dat de ligging nabij het Goois Natuurreservaat en de ruime groenstroken gelegenheid kunnen bieden voor recreeren en ontspannen.
De opmerkingen op deelgebied 2 en 3 zijn gevarieerd. De ene groep vindt dat er teveel hoogbouw is, de andere groep vindt dat de hoogbouw wel wat hoger kan zodat het woningaanbod kan worden vergroot. Verder wordt opgemerkt dat de oppervlakte van de sociale huurappartementen (50 m²) te klein is. Ook bij deze deelgebieden wordt opgemerkt dat er meer koopwoningen in het middensegment beschikbaar moeten komen. Postieif punt is de hoeveelheid groen. De ontwikkelaar geeft aan dat een goede balans is gevonden met betrekking tot de hoogte aangezien de ene groep juist minder hoog wil en de andere groep juist hoger. De ontwikkelaar waardeert de belangstelling voor middeldure koopwoningen, maar geeft aan dat er voorlopig alleen uitgegaan wordt van middeldure huur.
Met betrrekking tot het groen ten noorden van de woningbouwontwikkeling wordt aangegeven dat men graag een park ziet en boomaanplant en een speeltuin. De ontwikkelaar geeft aan dat dit nog in later instantie wordt bezien en ook op welke wijze hier omwonenden bij kunnen worden betrokken.
Op 27 oktober 2023 is vooroverlegpartners gevraagd indien zij hier aanleiding toe zien te reageren binnen 4 weken op het concept bestemmingsplan dat hen is toegezonden.
Grondstoffen en Afvalstoffendienst (GAD) van Regio Gooi en Vechtstreek, Brandweer Gooi en Vecht, Rijkswaterstaat en de Provincie Noord-Holland hebben een reactie gegeven. De reactie van de provincie Noord-Holland heeft geleid tot een nadere uiteenzetting in de plantoelichting met betrekking tot beleid van de Regio op het gebied van stedelijke ontwikkeling en beleid van de provincie met betrekking tot aanpassing aan klimaatverandering.
De GAD leverde met name inrichtingsprincipes aan met betrekking tot gemeenschappelijke containers via een brochure. Deze brochure wordt ter harte genomen bij de uiteindelijke uitwerking.