Plan: | Vijfhuizen 2010 1e wijziging |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.WPGvyfvijfhzrdk26-C001 |
De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een duidelijk ruimtelijke beeld van dit plangebied. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de verschillende regelingen die zijn opgenomen in de regels en de verbeelding. Hierbij wordt aangegeven welke beleidskeuzes van de gemeente of van andere overheden daaraan ten grondslag liggen.
Deze plantoelichting geeft een toelichting op het wijzigingsplan, maar maakt formeel juridisch gezien geen deel uit van het wijzigingsplan.
Het doel voor het plangebied aan de Vijfhuizerdijk 26 te Vijfhuizen is middels een wijzigingsplan de voorgenomen ontwikkeling vast te leggen. Het doel is om ter plaatse van de huidige bedrijfshal één vrijstaande woning te realiseren. In het bestemmingsplan ''Vijfhuizen 2010'', is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het mogelijk maakt om de enkelbestemming 'Bedrijf-2' binnen het plangebied te wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen.
Het plangebied is gelegen aan de Vijfhuizen 2010 1e wijziging te Haarlemmermeer. Het perceel wordt globaal begrensd door de Ringvaart (ten westen), lintbebouwing aan de Vijfhuizerdijk (ten noorden en zuiden) en woningen aan het Spieringhof (ten oosten). Kadastraal staat het plangebied bekend als sectie B, percelen 3461 en 4159 in de gemeente Haarlemmermeer.
Afbeelding 1.1: Plangebied globaal (bron: QGIS, eigen bewerking).
Op onderstaande afbeelding is de locatie specifiek weergeven.
Afbeelding 1.2: Plangebied (bron: QGIS, eigen bewerking)
De gronden maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Vijfhuizen 2010', vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlemmermeer op 24 december 2012. Afbeelding 1.3 geeft een overzicht van de bestemming Bedrijf - 2. Daarnaast kent de locatie de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' en de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerzone - Hoogtebeperking 2' en 'Luchtvaartverkeerzone - beperking aantrekken vogels'. Ook is zichtbaar dat de locatie is gelegen binnen de wijzigingsbevoegdheid 'wro - zone - wijzigingsbevoegdheid 3'.
Afbeelding 1.3 Vigerend bestemmingsplan, projectlocatie met groene pijl aangegeven.
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 3' de bestemming van die gronden, ten behoeve van het bouwen van een woning, wijzigen in 'Tuin' en 'Wonen' overeenkomstig de kaartbijlage "Vijfhuizerdijk 26", behorende bij de regels van dit bestemmingsplan, waarop de bepalingen van artikel 21 'Tuin' respectievelijk van artikel 28 'Wonen' van toepassing zijn, mits gebleken is dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan.
Afbeelding 1.4 Toekomstige situatie (bron: kaartbijlage regels Vijfhuizerdijk 26).
Conclusie
Middels voorliggend wijzigingsplan wordt de huidige bedrijfsbestemming gewijzigd in bestemmingen ten behoeve van wonen en tuin. Ter plaatse van de bestemming wonen geldt een bouwvlak, waarbinnen één woning gebouwd mag worden met een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. De woning mag een breedte van 7 meter hebben, waarbij aan beide perceelsgrenzen een afstand van 2,5 meter tot de woning wordt gewaarborgd.
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied bedrijfsbebouwing in de vorm van een loods aanwezig. De loods heeft een oppervlak van 122 m². Ten behoeve van de ontwikkeling wordt deze bebouwing gesloopt. Initiatiefnemer is voornemens om conform de kaartbijlage bij het moederplan (zie figuur 1.4) één vrijstaande woning te realiseren met een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 9 meter. De woning heeft een breedte van 7 meter en aan weerszijde wordt 2,5 meter afstand gehouden tot de grens van het naastgelegen perceel. In totaal heeft de nieuw te realiseren woning een oppervlak van circa 110 m².
Afbeelding 2.1: impressies voor- en achtergevel
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Voorgenomen wijzigingsplan vormt de uitwerking van de in het moederplan ''Vijfhuizen 2010'' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het moederplan is het beleidskader reeds uitgebreid aan bod gekomen. In dit licht wordt enkel getoetst aan het provinciale beleid.
De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en - doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, Balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerde ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.
De omgevingsvisie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken.
Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Alle vijf bewegingen hebben een economische drijver.
In de eerste fase van de omgevingsvisie, zijn verkenningen uitgevoerd. Deze verkenningen maken nu onderdeel uit van de omgevingsvisie. In de Verkenningen NH2050 zijn acht hoofdthema's van trends en ontwikkelingen, met hun kernopgaven, geformuleerd. Een van deze acht hoofdthema's is verstedelijking. Hierin wordt aangegeven dat de woningbehoefte voor Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid in de toekomst nog steeds toeneemt. De prognoses laten ook in lage scenario's nog groei zien in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Ook in Noord-Holland Noord is er een groei vergelijkbaar met het Nederlands gemiddelde, waarbij een deel van Noord-Holland Noord langzamerhand meer in beeld komt bij woningzoekenden in het zuidelijk deel van de provincie. Migratie, vooral van expats, heeft in toenemende mate invloed op de woningbehoefte. Tegelijkertijd is er steeds meer structureel leegstaand vastgoed en kunnen er leefbaarheidsproblemen in verouderde nieuwbouwwijken ontstaan. De woningbehoefte op de korte termijn is groot, op de lange termijn neemt deze volgens de huidige inzichten af.
Relatie tot ontwikkeling
De ambitie van de provincie is om woningbouw vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden te plannen, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. De beoogde woning wordt in lijn met het bestaande lint gerealiseerd en beoogt een kwalitatieve impuls te geven aan het bestaande kavel. De realisatie van één woning binnen bestaand stedelijk gebied is in lijn met de Omgevingsvisie.
De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
Relatie tot ontwikkeling
De Omgevingsverordening is in november 2020 vastgesteld. De projectlocatie is gelegen binnen de kaarten:
Afbeelding 3.1: Uitsnede Omgevingsverordening NH2020.
De locatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Ter plaatse van de locatie is in de huidige situatie bedrijfsbebouwing aanwezig. Middels voorliggend wijzigingsplan wordt het planologisch kader zodanig gewijzigd dat ter plaatse van de locatie één woning is toegestaan.
Middels voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuwe woning toegestaan. Getoetst moet worden of dit een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Indien dit het geval is, moet op basis van de instructieregels uit hoofdstuk 6 van de Omgevingsverordening aangetoond worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte afspraken: "Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaaktee schriftelijke afspraken"(artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen).
Over de vraag wanneer iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is, bestaat veel jurisprudentie. Voor woningbouwlocaties geldt vanuit jurisprudentie dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkleing als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Hiervan is in voorliggend wijzigingsplan geen sprake, aangezien er slechts één woning gerealiseerd wordt. Daarnaast is er geen sprake van een nieuw beslag op de ruimte aangezien op basis van het geldende bestemmingsplan op dit perceel een bedrijfshal gerealiseerd mag worden en bovendien een wijzigingsbevoegdheid aanwezig is om op dit perceel een woning te realiseren. Er is daarom voor de realisatie van één woning geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en geen regionale afstemming nodig.
In het kader van het aantonen van de nut en noodzaak kan overigens gesteld worden dat er vanuit het gemeentelijke en regionale woonbeleid wel veel behoefte is aan nieuwe woningen binnen de gemeente Haarlemmermeer én de regio. Bovendien is met het opnemen van de wijzigingsbevoegheid vanuit de gemeente al de beleidsmatige wens uitgesproken de kleine bedrijvigheid binnen woonkernen te kunnen transformeren naar woningbouw.
Geconcludeerd kan worden dat vanuit de provincie zijn in zijn algemeenheid voor deze ontwikkeling geen beperkingen te verwachten.
In de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (vastgesteld in oktober 2012) worden de toekomstige ontwikkelingen van de gemeente beschreven. De Structuurvisie gaat over belangrijke structurerende zaken met ontwerpprincipes voor duurzaamheid, een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem, energie, netwerk- en ketenmobiliteit, de synergie met Schiphol, ruimte voor attracties, en de cultuurhistorie en diversiteit als drager van de ontwikkelingen.
In de toekomst wil Haarlemmermeer de bestaande diversiteit aan woon- en werkmilieus - haar zogeheten atypische stedelijkheid - versterken. Haarlemmermeer wil een gemeente zijn die verbonden is en verbindt, een samenleving met samenhang. Dat betekent ook dat er samenhang moet zijn tussen alle ontwikkelingen die plaats vinden, zowel de ruimtelijke als de sociale ontwikkelingen. Haarlemmermeer positioneert zich ook in de toekomst als een attractieve ontmoetings- en vestigingsplaats. Duurzaamheid en oog voor bestaande structuren zijn leidend bij de toekomstige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen. De ambities voor Haarlemmermeer in 2030 zijn als volgt benoemd:
De structuurvisie beschrijft daarnaast de grondslagen en ontwerpprincipes die als uitgangspunt worden gehanteerd bij de verdere ontwikkeling van Haarlemmermeer. Deze zijn samengevat in zes kernpunten:
Relatie tot ontwikkeling
Met voorliggend wijzigingsplan wordt een bedrijfslocatie herontwikkeld tot woonlocatie door één woning te realiseren en de bedrijfslocatie weg te bestemmen. Hiermee wordt een duurzame functie voorgesteld op de locatie die bijdraagt aan de ambities vanuit de structuurvisie. De bedrijfsfuncite verdwijnt uit een omgeving die met woningen wordt omsloten en zorgt daarbij voor een gunstiger woonklimaat voor deze omliggende woningen.
Haarlemmermeer is een bijzondere gemeente, een polder onder de zeespiegel die is drooggelegd rond 1852. Aan de randen van de polder liggen een weg en water: de Ringdijk en de Ringvaart. In 2016 en 2017 heeft de gemeente met meer dan 500 bewoners van alle dorpen aan de Ringvaart gesproken over wat er verbeterd zou kunnen worden. De gemeente heeft een visie opgesteld zodat de Ringdijk en Ringvaart aantrekkelijker, leefbaarder en (verkeers-)veiliger worden.
Met het anders inrichten van de dijk wil de gemeente tegelijk ruimte maken voor recreatief gebruik van de dijk, de oever en het water. Het vergroten van de identiteit en herkenbaarheid van de ringdijk en ringvaart draagt bij aan de identiteit van de Haarlemmermeerpolder.
Relatie tot project
Door het herontwikkelen van een bedrijfskavel naar een woonhuis wordt een verbetering aangebracht ten aanzien van de verkeersveiligheid en leefbaarheid. De mogelijke transportbewegingen die een bedrijf met zich meebrengt, wordt vervangen door de enkele vervoersbewegingen die één woning met zich meebrengt. Het verdwijnen van zwaar verkeer van en naar een bedrijfslocatie levert een positief effect op de leefbaarheid en veiligheid van de ringdijk. Het wijzigingsplan past daarmee binnen de ambities van de visie.
In juni 2021 heeft de gemeente het beeldkwaliteitsplan ‘De verbindende ring, beeldkwaliteitsplan ringvaart en ringdijk Haarlemmermeer’ definitief vastgesteld. Op en langs de ringdijk en ringvaart verandert veel. Denk aan de nieuwe brug voor de hoogwaardig openbaarvervoerlijn in Lisserbroek, de vervanging van het aquaduct van de A4 en nieuwe fietsbruggen. Of vervangende nieuwbouw in de dorpen. Voor de samenhang in de richtlijnen voor al die verschillende ingrepen, is dit beeldkwaliteitsplan gemaakt.
Het beeldkwaliteitsplan wil de gewenste uitstraling van bebouwing en de buitenruimte van de ringdijk en ringvaart waarborgen. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft tien ambities voor de ruimtelijke kwaliteit van de 60 kilometer lange ringdijk en ringvaart. Het plan wordt een onderdeel van de welstandsnota van de gemeente Haarlemmermeer. De welstandscommissie beoordeelt bouwplannen dan op basis van het beeldkwaliteitsplan. De tien ambities zijn hieronder kort beschreven:
De ringdijk en ringvaart liggen te midden van diverse landschappen en steden. Versterk de recreatieve en ecologische verbindingen van de ringvaart met de landschappen in de omgeving en in de polder. Dit biedt nieuwe kansen voor ommetjes over land en water.
De kracht van de ringvaartzone ligt in de grote maat en schaal. Voor de herkenbaarheid is continuïteit in de grondvorm, de routes, het water en de oever van belang. Dit draagt ook bij aan een rustig en aansprekend beeld.
Van belang is dat de vormgeving van (nieuwe) bruggen en viaducten de continuïteit van de ringvaart en ringdijk respecteren en met zorg worden vormgegeven.
De essentie van de bebouwing in de ringvaartzone ligt in het ritme van de 19 dorpen, de afwisseling van bouwvolumes, de doorkijken tussen de bebouwing en de opbouw van de individuele bebouwing.
Door klimaatverandering ontstaan andere wensen voor het watersysteem van de ringvaart. Hevige regenval vraagt om vergroting van de bergingscapaciteit in de polder en periodes van droogte maken het belangrijk om water vast te houden. Hier kan op ingespeeld worden op een wijze die typisch bij de ringvaartzone hoort, namelijk met herstel en verbreding van de voetsloten van de ringdijk.
De ringvaartzone vormt een ecologische schakel tussen landschappen om ons heen en de polder. Op verschillende wijzen kunnen ingrepen in en langs de ringvaart en ringdijk bijdragen aan meer biodiversiteit.
Langs de ringdijk en in de polder worden diverse producten gemaakt. Kleinschalige verkooppunten van polderproducten dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de ringvaartzone.
Zicht op het water vanaf de ringdijk is een grote kwaliteit. Deze oeverruimte zoveel mogelijk vrijhouden is daarom van groot belang.
Langs de ringdijk bevinden zich verschillende plekken met historie en betekenis, zoals de gemalen en de forten. Dit zijn mooie aanleidingen om rustplekken te maken, zodat de identiteit en eigenheid van de ringvaartzone beter beleefd kan worden.
De ringdijk en ringvaart worden druk gebruikt. Toch blijkt het soms mogelijk meer ruimte te maken, zoals het Ringdijkpark bij Aalsmeerderbrug, of de rustplekken die aan de ringvaart in het Amsterdamse Bos zijn gemaakt.
Relatie tot project
Voor de herontwikkeling van de Vijfhuizerdijk 26 is ambitie 4: versterk de opbouw van het bebouwingslint van belang. Hierbij geldt in zijn algemeenheid dat de landelijke delen tussen de dorpen groen en open gehouden moeten worden en dat de afstand tussen de bebouwing gerespecteerd moet worden. Bedrijvigheid in de tweede linie langs de dijk moet ontmoedigt worden. Op het niveau van bouwvolumes gelden de volgende aandachtpunten voor kleinschalige bebouwing (kleine korrel):
Het voorliggende wijzigingsplan geeft de bestemming wonen aan de grond en legt daarbij een bouwvlak op die ervoor zorgt dat aan deze aandachtpunten voldaan kan worden. Bij het definitieve ontwerp en indiening omgevingsvergunning activiteit bouwen wordt het ontwerp getoetst aan deze aandachtpunten in het kader van Welstand.
Om gebruik te kunnen maken van de wijzigigingsbevoegdheid, dient te worden voldoen aan artikel 44 van het moederplan. Artikel 44 luidt als volgt:
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding
'Wro-zone – wijzigingsgebied 3' de bestemming van die gronden, ten
behoeve van het bouwen van een woning, wijzigen in 'Tuin' en 'Wonen'
overeenkomstig de kaartbijlage "Vijfhuizerdijk 26", behorende bij de regels
van dit bestemmingsplan, waarop de bepalingen van artikel 21 'Tuin'
respectievelijk van artikel 28 'Wonen' van toepassing zijn, mits gebleken is
dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan.
Volgens de Wet geluidhinder is het uitvoeren van akoestisch onderzoek noodzakelijk indien er geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt binnen de contour van een weg met een toegestane snelheid van 50 km/uur. Het plangebied is gelegen binnen het deel van de Vijfhuizerdijk dat is gelegen binnen de 30-km zone. Derhalve is het uitvoeren van akoestisch onderzoek naar wegverkeerlawaai in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk en wordt er voldaan aan de Wet geluidhinder.
Wel dient een uitspraak te worden gedaan over de goede ruimtelijke ordening. In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG. De projectlocatie is gelegen aan de rand van Vijfhuizen, langs de Ringvaart. In de nabijheid van de projectlocatie bevinden zich verschillende bedrijfsmatige activiteiten. Er is derhalve sprake van gemengd gebied. Hierdoor kunnen de richtafstanden die gelden voor een rustige woonwijk, worden gereduceerd met één stap.
Tabel 5.1: richtafstanden per milieucategorie.
Relatie tot ontwikkeling
Voorgenomen wijzigingsplan maakt de realisatie van één woning mogelijk. De huidige bedrijfsbestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming. Beoordeeld dient te worden of de woonbestemming een belemmering in de bedrijfsvoering kan doen ontstaan voor in de nabijheid aanwezige bedrijven. In de directe omgeving zijn voornamelijk woningen gelegen. Aan de Vijfhuizerdijk 21 is wel een bedrijfsbestemming gelegen, namelijk 'Bedrijf - 2'. De voor ‘Bedrijf – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die vallen in ten hoogste categorie 2 van de Lijst van Bedrijfstypen behorende bij het bestemmingsplan 'Vijfhuizen 2010'. Voor milieucategorie 2 geldt binnen een rustige woonwijk een richtafstand van 30 meter. Het bedrijf aan de Vijfhuizerdijk is gelegen binnen deze richtafstand. Echter, tussen de projectlocatie en het bedrijf aan de Vijfhuizerdijk 21, zijn reeds twee woningen aanwezig (Vijfhuizerdijk 24 en 25). Het bedrijf aan de Vijfhuizerdijk 21 zal daarom niet worden belemmerd in haar bedrijfsvoering als gevolg van de beoogde ontwikkeling.
Ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat is in het moederplan "Vijfhuizen 2010" beschreven dat voor de losse bedrijven is geconstateerd dat door de beperkte categorie (1 en 2) deze bedrijven aanvaardbaar zijn qua activiteiten en overlast binnen de woonomgeving van het dorp Vijfhuizen.
Conclusie
Bedrijven en milieuzonering vormt derhalve geen belemmering.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.
Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.
Relatie tot ontwikkeling
Het voorgenomen initiatief zelf is geen risicovolle activiteit. Aan de Vijfhuizerdijk 60 is een LPG-station gevestigd. Dit tankstation valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De volgende richtafstanden zijn van toepassing:
Afbeelding 5.1: Uitsnede veiligheidskaart, plangebied groen omcirkeld (bron: Atlasleefomgeving.nl).
Binnen voornoemde contouren mogen geen kwetsbare objecten en geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn en evenmin geprojecteerd zijn. Ook is er een invloedsgebied dat gehanteerd moeten worden voor de berekening en verantwoording van het groepsrisico. De projectlocatie is niet gelegen binnen deze richtafstanden, waardoor het LPG-station verder geen belemmering vormt. Daarbij, op 4 februari 2020 is een verklaring van geen bedenkingen verleend door de gemeenteraad van Haarlemmermeer vanwege de vestiging van een tankstation aan de Vijfhuizerweg in Vijfhuizen. Dit nieuwe tankstation ziet toe op de verplaatsing van het huidige tankstation aan de Vijfhuizerdijk 60. Omdat de wens bestaat om de Vijfhuizerdijk verkeersluwer te maken, wordt het tankstation verplaatst. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich ook geen buisleidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
In onderhavig geval is sprake van de realisatie van één woning. Dit is ver beneden de grens van 3.000 woningen, waardoor op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
Relatie tot ontwikkeling
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 15 april 2021) is te zien dat nabij het plangebied (rekenpunt 144113 aan de Vijfhuizerdijk) de grootschalige achtergrondconcentraties in 2020 stikstofdioxide NO2 15,7 µg/m3, van fijnstof PM10 17,1 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 9,8 µg/m3 zijn. De achtergrondconcentraties voor het jaar 2030 bedragen voor stikstofdioxide NO2 11,2 µg/m3, voor fijnstof PM10 15,4 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 8,2 µg/m3. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. De concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide zijn daarmee ruim onder de grenswaarden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.
Relatie tot ontwikkeling
Parkeren
Als gevolg van het vaststellen van het 'parapluplan parkeerregels' op 4 oktober 2018 is geregeld dat in geval van het bouwen of het uitbreiden van een gebouwen en/of voor het veranderen van een functie alleen een omgevingsvergunning wordt verleend wanneer aangetoond is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. 'Voldoende' betekent dat tenminste voldaan wordt aan het 'Parapluplan parkeerregels' en het 'Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer 2018'.
De eerste stap voor het bepalen van de parkeerbehoefte betreft de stedelijkheidsgraad. Vijfhuizen valt onder de categorie 'weinig stedelijk'. De projectlocatie ligt op een afstand van meer dan 1 km ten aanzien van het centrum van Hoofddorp, waardoor de locatie wordt aangemerkt als 'rest bebouwde kom'. De maximale bandbreedte moet worden toegepast omdat de afstand van de woning tot aan het dichtstbijzijnde treinstation meer dan 1,2 km bedraagt. Doordat sprake is van parkeerplaatsen op het eigen erf dient eveneens rekening te worden gehouden met de correctiefactoren uit het handboek. Voor een koop, vrijstaande woning in de rest bebouwde kom, met een gemiddelde bandbreedte geldt een parkeerbehoefte van 2,70 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is ruimte voor parkeerplaatsen. Daarnaast zijn aan de overzijde van de straat (langs de waterkant) openbare parkeerplaatsen aanwezig die gebruikt kunnen worden door bezoek. Wanneer de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aangevraagd, dient aangetoond te worden dat deze parkeerplaatsen worden ingetekend op eigen terrein. Dit wordt in de regels behorend bij dit bestemmingsplan (artikel 10) middels een voorwaardelijke verplichting voor parkeren gewaarborgd.
Verkeersgeneratie
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van één vrijstaande woning. Op basis van de CROW-publicatie 381 is de verkeersaantrekkende werking van het project bepaald. De verkeersaantrekkende werking is afhankelijk van de functie van het project en de ligging van het projectgebied. Als uitgangspunt wordt aangehouden: één vrijstaande woning binnen de rest bebouwde kom van Vijfhuizen met een weinig stedelijke stedelijkheidsgraad en een maximale bandbreedte. De verkeersgeneratie betreft maximaal 8,6 voertuigen per etmaal.
Binnen het plangebied is een loods van 122 m² aanwezig. Voor een bedrijf dat arbeidsextensief en bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf) is, geldt binnen een weinig stedelijke stedelijkheidsgraad binnen de rest bebouwde kom een verkeersgeneratie van 5,7 verkeersbewegingen per 100 m² op basis van de maximale bandbreedte. Voor een loods van 122 m² betekent dit 7,0 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag.
De verkeersgeneratie neemt met 1,6 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag toe ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat verkeer van en naar een woning over het algemeen uit personen auto's bestaat, terwijl verkeer van en naar een loods ook uit vrachtverkeer kan bestaan.
Ontsluiting
De ontsluiting wijzigt niet. Voor de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de huidige wegenstructuur en de Vijfhuizerdijk. De woning wordt ontsloten middels de bestaande uitrit welke direct uitkomt op de Vijfhuizerdijk.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:
Relatie tot ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een geluidsgevoelig object. Volgens de Wet geluidhinder is het uitvoeren van akoestisch onderzoek binnen het plangebied niet noodzakelijk, omdat de woning buiten de invloedsfeer van luchtverkeerslawaai valt en de woning niet binnen de contouren van een weg met een toegestane snelheid van 50 km/uur (of meer) valt. Het betreffende deel van de Vijfhuizerdijk ligt in de 30-km zone. Derhalve is het uitvoeren van akoestisch onderzoek naar wegverkeerlawaai in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
Wel dient een uitspraak te worden gedaan over de goede ruimtelijke ordening. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke geluidscontouren om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting op de gevel.
Op basis van de gemeentelijke geluidscontouren (zie figuur 5.2) is een gecumuleerde geluidbelasting van 52,1 dB ten gevolge van het wegverkeerslawaai gemeten. Dat betekent dat er voor nieuwbouw woningen geen aanvullende akoestische maatregelen noodzakelijk zijn. Pas als de geluidbelasting boven de 53 dB uitkomt is het verplicht om door middel van een berekening aan te tonen dat het binnen niveau van 33 dB wordt gewaarborgd.
Afbeelding 5.2: Geluidbelasting wegverkeer (bron: Kliktool Geluidsregister haarlemmermeer - dBvison)
Met de te realiseren gevels wordt derhalve een voldoende binnenklimaat gewaarborgd en kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden voor de toekomstige bewoners.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem. De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
Relatie tot ontwikkeling
Door Inpijn Blokpoel Ingenieurs is een verkennend (asbest)bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van één vrijstaande woning binnen het plangebied. De rapportage d.d. 15 juli 2021 is bijgevoegd als bijlage bij onderhavige toelichting. Onderstaand worden de belangrijkste resultaten uit het onderzoek weergegeven.
Onderzoek
Zintuiglijk zijn in de bodem bijmengingen met puin-, baksteen- en slakken aangetroffen. Analytisch zijn in de slakkenhoudende bovengrond (MB004, boring B004) matige verontreinigingen met koper, lood en zink en lichte verontreinigingen met cadmium, kobalt, kwik, molybdeen, nikkel, PCB’s, PAK en minerale olie aangetroffen. In boven- en ondergrondmengmonster MM1 en MM2 zijn lichte verontreinigingen met cadmium, koper, kwik, lood, zink en/of PAK aangetoond. Ter plaatse van het perceel B 4159 is in de diepe ondergrond (MB007-6), van 2,5 tot 3,0 m - mv, een lichte verontreiniging met zink aangetroffen.
De aangetoonde indicatieve gehalten aan PFAS in het zintuiglijk verdachte mengmonster MM1 zijn hoger dan de detectiegrens, echter lager dan de in het geactualiseerde Tijdelijk Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie opgenomen toetsingswaarden voor de indicatieve functieklasse ‘landbouw/natuur’.
In het grondwater (B001) komen geen verontreinigingen met de onderzochte parameters voor.
Het geheel aan onderzoeksresultaten geeft aanleiding de gestelde hypothese te handhaven. Het criterium voor nader onderzoek wordt voor koper, lood en zink in de bovengrond van boring B004 (monster MB004) overschreden. De uitvoering van een nader bodemonderzoek is derhalve formeel aan de orde. De verontreiniging is te relateren aan de slakkenhoudende grondlaag. Uitgangspunt is dat het hier niet gaat om een ‘nieuw’ geval, veroorzaakt ná 1987. Nieuwe gevallen dienen namelijk in het kader van de zorgplicht bodem verwijderd te worden.
Asbest
Bij zowel de maaiveldinspectie als de visuele inspectie van de asbestinspectiegaten is géén asbesthoudend of asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen. Uit de asbestanalyses blijkt verder dat in de puinhoudende boven- (MMAb01) en ondergrond (MMAb02) géén gehalten aan asbest boven de detectiegrens zijn gemeten. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbest van 100 mg/kg ds. worden dus ook niet overschreden, noch de grenswaarde voor nader bodemonderzoek, 50 mg/kg ds. Daarom mag de aanname dat de locatie verdacht is voor de aanwezigheid van asbest worden verworpen.
Conclusie
Resumerend kan bij beoordeling van het geheel aan onderzoeksresultaten gesteld worden dat de aangetroffen bodemkwaliteit (nog) niet aanvaardbaar wordt geacht en zodoende een belemmering kan vormen voor de geplande nieuwbouw van een woning. Op de locatie zijn in 2010 en 2018 al eerder bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken te samen is er geen noodzaak tot nader onderzoek of sanerende maatregelen. De locatie is geschikt voor wonen met tuin.
Een nader bodemonderzoek naar de aard/omvang van de metalenverontreiniging ter plaatse van het perceel B 4159 wordt aanbevolen bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Natuurnetwerk Nederland (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Relatie tot ontwikkeling
De projectlocatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied betreft 'Kennemerland-Zuid' en is op circa 5,4 kilometer afstand gelegen. Het plangebied is eveneens niet gelegen binnen een NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 170 meter van het plangebied. In het kader van soortenbescherming is een door Dresme & Van der Valk een quickscan ecologie uitgevoerd. In het kader van gebiedsbescherming is door NOX advies een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn bijgevoegd in de bijlagen, respectievelijk 26 mei 2021 en 25 mei 2021.
Afbeelding 5.2 NNN-gebieden, projectlocatie rood omcirkeld (bron: Atlasleefomgeving.nl).
Afbeelding 5.3 NNN-gebieden, projectlocatie rood omcirkeld (bron: Atlasleefomgeving.nl).
Soortbescherming
Quickscan ecologie
De voorgenomen ontwikkeling behelst de sloop van de bestaande loods en de nieuwbouw van één vrijstaande woning. In dit kader is door Dresmé & Van der Valk een quickscan ecologie uitgevoerd (d.d. 26-01-2021). De resultaten worden hier onder kort samengevat:
Vleermuizen
De voorzijde en achterzijde van de loods heeft een spouw, die toegankelijk is voor vleermuizen tussen het boeideel en het dak. De binnenzijde van het dak is afgetimmerd, zodat er tussen de dakpannen en het dakbeschot een beschutte plek aanwezig is voor vleermuizen. Er zijn echter geen sporen (uitwerpselen) gevonden van vleermuizen. Hoewel de omgeving niet bijzonder geschikt lijkt, door de afwezigheid van bomen, is het momenteel niet uit te sluiten dat vleermuizen gebruik maken van de loods als verblijfplaats. Een nader onderzoek naar vleermuizen is nodig om verblijfplaatsen te kunnen vaststellen dan wel te kunnen uitsluiten.
Broedvogels
Binnen het projectgebied zijn onder de dakpannen geschikte holtes in het dak aanwezig. De huismus wordt echter niet verwacht, omdat geen begroeiing aanwezig is en ook geen huismus in de omgeving is gehoord of gezien. De kans dat gierzwaluw gebruik maakt van de holtes onder de dakpannen is echter momenteel niet geheel uit te sluiten. Een nader onderzoek naar gierzwaluw is nodig om verblijfplaatsen te kunnen vaststellen dan wel te kunnen uitsluiten.
In het dak kunnen spreeuwen tot broeden komen. Met de sloop dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van de spreeuw (april – begin juni). Buiten het broedseizoen is het nest van de spreeuw niet beschermd.
Nader onderzoek vleermuizen en gierzwaluw
Dresmé & Van der Valk heeft een nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuis en gierzwaluw uitgevoerd (d.d. 09-08-2021). De rapportage is als bijlage terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Op basis van deze bevindingen tijdens drie onderzoeksrondes worden geen verblijfplaatsen van vleermuizen in het najaar verwacht, omdat paarverblijfplaatsen binnen 100 meter van kraam- en zomerverblijfplaatsen zijn gelegen. Geadviseerd wordt om het onderzoek in het najaar achterwege te laten. De kans op de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen is met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten.
Vanuit het oogput van zorgvuldigheid zijn er door Dresmé & Van der Valk op verzoek van initiatiefnemer ook nog twee najaarsrondes uitgevoerd naar vleermuizen op 8 en 26 september 2021. Dresmé heeft per mail bevestigd dat hier geen bijzonderheden te melden zijn. Het beeld was hetzelfde als in de zomerrondes geconstateerd: stil en zeker geen verblijfplaatsen.
Er zijn geen overvliegende gierzwaluwen waargenomen. Op grotere afstand ten westen van het projectgebied zijn wel foeragerende gierzwaluwen gezien op 25 juni 2021.
Conclusie
Op basis van het nadere onderzoek naar vleermuizen en gierzwaluw kunnen op basis van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en gierzwaluw uitgesloten worden. Met de sloop van de loods is geen ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming nodig.
Gebiedsbescherming
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is de stikstofdepositie voor zowel de aanleg- als gebruikksfase berekend. Uit dit onderzoek blijkt dat de berekende emissie leidt tot een bijdrage aan stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied op basis van worst-case uitgangspunten. Ook op de eigen rekenpunten wordt de waarde 0,00 mol/ha/jaar berekend. Om die reden zijn significante gevolgen op Natura 2000-gebieden uit te sluiten en is het plan geen bedreiging voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Een vergunningsplicht Wet natuurbescherming is derhalve niet aan orde. Voor het wijzigingsplan gelden er geen belemmeringen voor de haalbaarheid vanuit het aspect stikstofdepositie.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet, tot deze wet op 1 juli 2016 werd vervangen door de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.
Relatie tot ontwikkeling
In de gemeentelijke nota Erfgoed op de kaart (2011) ligt de nadruk op de gebieden van materieel erfgoed, waarvoor nog geen beleid bestaat, of waarvoor vanwege wettelijke verplichtingen aanpassingen noodzakelijk zijn. Het gaat hier om drie terreinen: cultuurlandschappen, archeologie en gebouwde monumenten. De Gemeente had tot op heden alleen beleid op het gebied van gebouwde monumenten in de vorm van een monumenten- en subsidieverordening. Een beleidsnota op het gebied van monumentenzorg, cultuurlandschappen en archeologie ontbrak. In de nota wordt uiteengezet hoe de Gemeente omgaat met de archeologische zorgplicht (bescherming van het bodemarchief) in ruimtelijke plannen en bij vergunningverlening.
Archeologie
Het plangebied kent op basis van het vigerende bestemmingsplan geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat het plangebied is aangewezen als een gebied met lage archeologische verwachtingen. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor plannen van 10.000 m² en groter.Het bebouwd oppervlak heeft een oppervlakte van circa 84 m², waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Cultuurhistorie
Op basis van het vigerende bestemmingsplan kent het plangebied geen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Binnen het plangebied is oude bedrijfsbebouwing aanwezig, welke niet is aangewezen als monument.
Conclusie
Archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het doorlopen van de watertoets verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.
Relatie tot ontwikkeling
De projectlocatie is gelegen binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 6 juli 2021 de digitale watertoets doorlopen. Op basis van de gegeven antwoorden concludeert het systeem dat zij belang heeft bij de plannen. Op basis daarvan is op 6 juli 2021 het plan toegestuurd met een toelichting op de plannen. Per email van 12 juli heeft het Hoogheemraadschap een wateradvies toegezonden (zie bijlage). Het advies is verwerkt in onderhavige waterparagraaf. Waar nodig is het advies meegenomen in de ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling heeft geen (significant) negatief effect op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van de projectlocatie.
Waterkwaliteit
Bij de totstandkoming van het project worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink, niet toegepast, zodat schoon hemelwater hier niet mee in aanraking kan komen. Zo heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de (grond)waterkwaliteit ter plaatse.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is een loods aanwezig met een oppervlakte van 122 m². Het bouwblok bedraagt in de toekomstige situatie circa 84 m². Ter plaatse van de projectlocatie zijn geen waterpartijen aanwezig, er vinden geen aanpassingen plaats aan waterpartijen. In de huidige situatie is het perceel volledig verhard met bebouwing en bestrating. Door het realiseren van een woning met tuin, neemt de verharding ten opzichte van de huidige situatie af.
Beschermde gebieden
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is het plangebied gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat er niet gebouwd mag worden ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemmingen indien als gevolg daarvan de waterkerende functie van de gronden wordt verminderd of teniet wordt gedaan. Op basis van de wijzigingsbevoegdheid is het reeds toegestaan om een woning te realiseren van 7,5 meter breed met een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 9 meter.
Uit de Legger Regionale Waterkeringen van het Hoogheemraadschap Rijnland blijkt dat het plangebied zich binnen de kernzone en beschermingszone van een regionale kering bevindt. Uit artikel 3.3 sub e van de Keur 2020 van het Hoogheemraadschap Rijnland valt af te leiden dat een watervergunning vereist is wanneer een object binnen de kern- en beschermingszone van een regionale waterkering wordt geplaatst. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is dan ook een watervergunning noodzakelijk.
Afbeelding 5.4: Uitsnede leggerkaart regionale waterkeringen (bron: Hoogheemraadschap Rijnland).
Riolering
De beoogde ontwikkeling sluit aan de op bestaande riolering ter plaatse. Het hemelwater wordt afgekoppeld en wordt niet op het gemengde riool aangesloten.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van een woning met tuin op voorliggende locatie.
Op 1 november 2002 heeft het kabinet de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel op Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit (LIB, geconsolideerd januari 2018) waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. De nieuwe regels zijn op 20 februari 2003 in werking getreden, op het moment dat Schiphol de vijfde baan (Polderbaan) in gebruik nam. Deze regels moeten door gemeenten in acht worden genomen bij bestemmingsplannen en bij omgevingsvergunningen.
In het LIB zijn twee gebieden vastgesteld: het luchthavengebied en het beperkingengebied. Het luchthavengebied betreft de gronden behorende tot de luchthaven. Het beperkingengebied omvat een zone daaromheen, waarbinnen verschillende regimes gelden voor de gebieden die hierbinnen liggen. Hoe groter de afstand tot de start- en landingsbanen en de vliegroutes, hoe minder beperkingen er gelden. Binnen het beperkingengebied dient te worden getoetst aan de maatgevende toetshoogtes.
Naast de maatgevende toetshoogtes binnen het beperkingengebied zijn deelgebieden (zones) te onderscheiden met specifieke regels, te weten beperkingen voor bebouwing, beperkingen voor vogelaantrekkende werking en beperkingen voor windturbines en lasers. De beperkingengebieden LIB 1 t/m 5 beogen het aantal personen dat geluidhinder van de luchtvaart ondervindt, of het aantal slachtoffers op de grond ten gevolge van een luchtvaartverkeersongeluk (externe veiligheid), gering te houden, door beperkingen te stellen aan de gebruiksfuncties van het gebied rond Schiphol. De beperkingen voor de gronden binnen de zones LIB 1 t/m 5 zijn daarom gericht op de gebruiksfunctie van het plan/object.
Relatie tot ontwikkeling
Middels een door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkelde webapplicatie kan worden beoordeeld of een plan binnen een relevant gebied in het kader van het LIB gelegen is en of een gepland object de aldaar geldende maatgevende toetshoogten overschrijdt.
Afbeelding 5.5: Uitsnede kaartmateriaal LIB (bron: lib-schiphol.nl).
De projectlocatie is wel gelegen binnen het beperkingengebied voor toetshoogtes, aantrekken vogels en toetszone windturbines en lasers. Hierdoor dient het plan rekening te houden met de maatgevende toetshoogtes. Ter plaatse van de projectlocatie bedraagt deze hoogte 41 meter voor alle toetshoogtes exclusief de toetsing in verband met de werking van radarapparatuur. Voor die laatste categorie geldt een toetshoogte van 56 meter. Aangezien het te realiseren van de woning 9 meter hoog is, worden deze toetshoogtes niet doorkruist. Ook maakt de beoogde ontwikkeling geen vogelaantrekkende werking mogelijk of de realisatie van windturbines en lasers.
Conclusie
Het luchthavenindelingsbesluit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.
Voor sommige kabels en leidingen is het belangrijk deze op te nemen in het bestemmingsplan. Het gaat dan niet om de algemene nutsleidingen, maar om de leidingen waarbij bijvoorbeeld een veiligheidszone geldt of leidingen die een risico zijn als ze bij werkzaamheden geraakt worden. Bepaalde leidingen moeten vanuit regelgeving of rijksbeleid in een bestemmingsplan worden opgenomen. Dit is het geval bij bovengrondse hoogspanningslijnen en buisleidingen. Bij andere leidingen bepaald bevoegd gezag of dit wenselijk is, dit is bijvoorbeeld steeds vaker het geval bij ondergrondse hoogspanningsverbindingen. Dergelijke leidingen kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van de omgeving. De (planologische relevante) leidingen dienen als zodanig te worden bestemd en daarbij dient de afstand die moet worden vrijgehouden van bebouwing ter bescherming van de leiding, te worden aangeduid. Dit betreft de zogeheten beschermingszone.
Naast planologisch relevante leidingen kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die planologisch niet relevant zijn, maar waar met de beheerder van de kabels en leidingen afstemming dient plaats te vinden over het beschermen dan wel verleggen van in en nabij een ontwikkellocatie gelegen kabels en leidingen.
Bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse
hoogspanningsverbindingen
Bij transport van stroom door een hoogspanningsverbinding ontstaat een magneetveld. De sterkte ervan hangt vooral af van de hoeveelheid stroom die wordt vervoerd en van de afstand tot de verbinding. Over de mogelijk nadelige gevolgen van deze velden voor de gezondheid bestaat onduidelijkheid. Onduidelijk zijn vooral de langetermijneffecten van blootstelling aan de veldsterkte die optreedt in woningen die zich in de buurt van het hoogspanningsnet bevinden.
Sinds 2005 adviseert de Nederlandse rijksoverheid een voorzorgsprincipe voor bovengrondse hoogspanningslijnen. Bij de planning van nieuwe woningen, scholen en kinderopvangplaatsen is het advies zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen langdurig blootgesteld worden aan magneetvelden die gemiddeld over een jaar sterker zijn dan 0,4 microtesla.
De GGD heeft het Rijksadvies verbreed naar alle situaties waar het veld de jaargemiddelde waarde van 0,4 microtesla overschrijdt. Verder oordeelde de bestuursrechter in 2017 dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het beleidsadvies over bovengrondse hoogspanningslijnen, in beginsel ook voor ondergrondse hoogspanningskabels van toepassing zijn. Zowel de Commissie mer als de Gezondheidsraad hebben dit advies overgenomen, waardoor het voorzorgsprincipe voor bovengrondse hoogspanningslijnen ook van toepassen is op ondergrondse kabels, transformatorhuisjes, wijkverdeelstations en andere bronnen van langdurige blootstelling aan magneetvelden uit het elektriciteitsnetwerk.
Relatie tot ontwikkeling
Het plangebied is op circa 300 meter van de 50 kV Vijfhuizen-Schalkwijkkabel gelegen en op ruim een kilometer van de hoogspanningslijnen 150 kV Vijfhuizen - Haarlemmermeer en de 380 kV Vijfhuizen - Bleiswijk. Gezien de ruimte afstand tussen het plangebied en de hoogspanningslijnen zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de gezondheid als gevolg van de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het duurzame beleid van de Nederlandse overheid is vastgesteld in onder andere de Energieagenda (2016). Het doel van deze agenda is om de transitie naar een CO2-arme energievoorziening in 2050 te bewerkstelligen. In het Klimaatakkoord van Parijs is vastgelegd de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de twee graden Celsius, met het streven een maximale temperatuurstijging van anderhalve graad Celsius te realiseren. Dat vraagt om een drastische reductie van het gebruik van fossiele energie, tot dichtbij nul in het jaar 2050. Elektriciteit wordt dan duurzaam opgewekt, gebouwen worden voornamelijk verwarmd door aardwarmte en elektriciteit, bedrijven hebben hun productieprocessen aangepast, er wordt niet langer op aardgas gekookt en er rijden vrijwel alleen maar elektrische auto's.
Relatie tot ontwikkeling
De energieprestatie zal minimaal voldoen aan de huidige BENG-normering, de aanvraag omgevingsvergunning moet nog worden ingediend. De luifel draagt positief bij aan het behalen van TOjuli. De woning wordt aardgasvrij, naar verwachting door toepassing van een water- water of lucht-water-warmtepomp. In de nieuwe situatie komt er minder verhard oppervlak, oftewel meer vergroening en meer infiltratie van regenwater mogelijk. Voor het tegengaan van hittestress in de woning, zijn de volgende maatregelen voorzien:
Concusie
De woning zal voldoen aan de eisen ten aanzien van duurzaamheid en levert een bijdrage aan het verbeteren van de waterhuishoudkundige situatie op het perceel en het tegengaan van hittestress.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor alle activiteiten die op de D-lijst staan geldt bovendien sinds 16 mei 2017 dat het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nemen. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU. Voor voorliggend project geldt echter dat het Besluit m.e.r. niet van toepassing is, omdat de realisatie van een aanbouw/bijgebouw niet staat vermeld op de D-lijst. Wel staat 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' vermeld in kolom D11.2 van het Besluit mer.
De sloop van de bedrijfsbebouwing en de realisatie van één vrijstaande woning middels een wijzigingsbevoegdheid staat niet vermeld op de D-lijst. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling en het feit dat het realiseren van een woning in plaats van een bedrijfshal naar aard en omvang niet is aan te merken als stedelijk ontwikkelingsproject in het kader van het Besluit m.e.r., is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Een aanmeldnotitie is derhalve niet benodigd. Volledigheidshalve wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
1. Kenmerken van de projecten
Het projectplan bestaat uit de sloop van bedrijfsbebouwing en de realisatie van één woning middels de wijzigingsbevoegdheid. Het realiseren van een woning binnen het plangebied is daarmee reeds beoogd in het geldend bestemmingsplan.
2. Plaats van de projecten
De projectlocatie is gelegen aan de Vijfhuizerdijk 26 te Vijfhfuizen. De projectlocatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied of NNN-gebied.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Op basis van de milieuparagraaf kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen negatieve milieueffecten heeft. De verkeersgeneratie neemt met 1,6 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag toe ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat verkeer van en naar een woning over het algemeen uit personen auto's bestaat, terwijl verkeer van en naar een loods ook uit vrachtverkeer kan bestaan.
De kenmerken van het project, plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect kan er gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling niet resulteert in mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het opstellen van een aanmeldnotitie m.e.r. is derhalve niet noodzakelijk.
Artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In vervolg op artikel 6.12 lid 1 wordt in artikel 6.12 lid 2 Wro bepaald dat de gemeenteraad geen exploitatieplan vaststelt als het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.
Het plan valt door de beperkte schaal en financiële gevolgen in de uitzonderingscategorie, zodat er geen kostenverhaal of exploitatieplan nodig is.
Voor de opstelling van het wijzigingsplan worden leges geheven.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 2 juni 2022 voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kon een belanghebbende een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan zowel schriftelijk, mondeling als digitaal naar voren brengen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In dit hoofdstuk worden de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de regels behorende bij het moederplan 'Vijfhuizen 2010". De algemene regels uit dit moederplan zijn dan ook geldend voor dit wijzigingsplan. Middels verwijzingen in de regels wordt hiernaar verwezen.
De planregels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaan uit de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke, regels en de verbeelding te waarborgen. Hier wordt tevens een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''Vijfhuizen 2010''.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Op de verbeelding is de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' aangegeven. Tevens heeft de locatie de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Dit hoofdstuk van de regels bevat planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. Wat betreft de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', wordt een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''Vijfhuizen 2010''.
Wonen
Voor de te realiseren woning geldt de enkelbestemming ‘Wonen’. De bij de woning horende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, hebben tevens deze bestemming. De omvang van de woning is nauwkeurig vastgelegd middels de aangegeven goot- en bouwhoogte op de verbeelding.
Tuin
Voor de tuin behorend bij de te realiseren woning geldt de enkelbestemming 'Tuin'. De gronden aangewezen als 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Het realiseren van aan- en uitbouwen is toegestaan, mits wordt voldaan aan de bouwregels.
Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en de overige regels. Aanvullend is een voorwaardelijke verplichting voor parkeren opgenomen.
Hoofdstuk 4
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.
Het wijzigingsplan Vijfhuizen 2010 1e wijziging is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.