direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gommerwijk West-west
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woningbouwlocatie Gommerwijk West-west (GWW) is een uitbreidingswijk aan de westkant van Enkhuizen. Hiervoor is op 19 februari 2008 het bestemmingsplan Gommerwijk West-west door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk voor ten hoogste 700 woningen. Deze woningbouw is geregeld in de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Op 24 september 2019 is de 'Partiële herziening bestemmingsplan Gommerwijk West-west' vastgesteld door de raad van de gemeente Enkhuizen. Met deze partiële herziening wordt ten opzichte van het vigerende plan de zogenaamde 'harde plancapaciteit' van ten hoogste 700 woningen in het bestemmingsplan Gommerwijk West-west aangepast tot een maximaal plafond en wordt een koppeling met de beleidsmatig vastgelegde woningbouwcapaciteit in Enkhuizen gelegd.

Voor Gommerwijk West-west is een stedenbouwkundig plan gemaakt. Hierbij is een inrichting van het gebied met ca. 510 woningen uitgewerkt. Daarbij is er, in het licht van de huidige woonwensen, gekeken naar meer kleinere woningen en appartementen in het noordelijk deel van het stedenbouwkundig ontwerp voor Gommerwijk West-west. Om de daadwerkelijke bouw van de nieuwe woningen mogelijk te maken moet de uit te werken woonbestemming omgezet worden naar een rechtstreekse woonbestemming. Dit wordt planologisch-juridisch geregeld in een uitwerkingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van Enkhuizen en ligt tussen het Streekbos en de huidige bebouwingsgrens. Het plangebied is ca. 30 ha groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0001.jpg"

Ligging plangebied (rood omkaderd), bron: Google earth

Het plangebied volgt de grens van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' uit het bestemmingsplan Gommerwijk West-west. Aan alle zijden grenst het plangebied direct aan een brede watergang. Aan de noord-, zuid- en een deel van de westzijde wordt het plangebied omringd door agrarische percelen. Aan de zuidwestzijde ligt recreatiegebied het Streekbos. Aan de oostkant ligt de bestaande woonbebouwing Enkhuizen. Ten noorden van het plangebied ligt de Haling, één van de ontsluitingswegen van het agrarisch productiegebied, evenals De Gouw aan de zuidzijde. Het bestaande Weelenpad met watergang die tussen de twee uit te werken woonbestemmingen valt ligt buiten het uitwerkingsplan, deze hebben in het vigerende bestemmingsplan al de bestemmingen 'Groen' en 'Water' gekregen. De drie bestaande woningen aan de noord- en zuidkant vallen buiten het uitwerkingsplan, deze hebben al de bestemming 'Wonen'.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De gronden in het uitwerkingsplan zijn onderdeel van het vigerende bestemmingsplan 'Gommerwijk West-west', hierna wel het 'moederplan' genoemd. In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Daarnaast komen de dubbelbestemmingen 'Leidingen' en 'Archeologisch waardevol gebied' voor binnen het plangebied. Om de bouw van ca. 510 nieuwe woningen mogelijk te maken moet de bestemming 'Wonen - Uit te werken' omgezet worden in 'Wonen', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer - Verblijf'. Dit uitwerkingsplan maakt dat mogelijk, waarbij aan een aantal voorwaarden uit het moederplan moet worden voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan (plangebied rood omkaderd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

Het plangebied valt binnen de 'Partiële herziening bestemmingsplan Gommerwijk West-west', vastgesteld door de raad van de gemeente Enkhuizen op 24 september 2019. De herziening is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:964) onherroepelijk geworden. Met deze partiële herziening wordt ten opzichte van het vigerende plan de zogenaamde 'harde plancapaciteit' van ten hoogste 700 woningen in het bestemmingsplan Gommerwijk West-west aangepast tot een maximaal plafond en wordt een koppeling met de beleidsmatig vastgelegde woningbouwcapaciteit in Enkhuizen gelegd. Op deze manier wordt woningbouw in andere gebieden in Enkhuizen planologisch mogelijk gemaakt.

Voor het uitwerkingsplan betekent dit dat bij de onderbouwing voor de Ladder voor Duurzame verstedelijking er moet worden aangetoond dat de woningaantallen passen binnen het woningbouwbeleid dat is vastgelegd in de regionale Woonvisie Westfriesland 2017, het Woonakkoord 2020-2025 en de regionale woningbouwprogrammering met het afwegingskader wonen Westfriesland 2019.

1.4 Uitspraak Raad van State


Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State is de contour van het plangebied gewijzigd en is een wijziging doorgevoerd in de regels. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van State van 20 maart 2024 die opgenomen is in Bijlage 18.

Sommige afbeeldingen in de toelichting laten nog de plancontour zien die werd aangehouden voorafgaand aan de uitspraak. De contourwijziging is vertaald in de verbeelding.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 is de toetsing van het project aan het beleid van rijk, provincie en gemeente beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie weergegeven;
  • in hoofdstuk 4 is de beschrijving van het plan opgenomen;
  • in hoofdstuk 5 zijn alle aspecten op het gebied van het milieu en leefkwaliteit beschreven;
  • hoofdstuk 6 omvat de juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 7 beschrijft de economische uitvoerbaarheid;
  • in hoofdstuk 8 zijn de resultaten opgenomen van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het beleidskader van rijk, provincie en gemeente.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Het Rijk geeft met de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De ontwikkeling van de leefomgeving moet zo veel als mogelijk in balans zijn met bescherming van waarden als gezondheid, veiligheid, landschap, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit.

Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Niet alles kan en niet alles kan overal. De oplopende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om scherpe en fundamentele keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. Om beleidskeuzes te helpen maken hanteert de NOVI een omgevingsinclusieve benadering en drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Samen met de NOVI wordt een Uitvoeringsagenda uitgebracht, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. We werken als één overheid, samen met de samenleving;
  • 2. We stellen de opgave(n) centraal;
  • 3. We werken gebiedsgericht;
  • 4. We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

In de Uitvoeringsagenda staat onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

In een aantal gebieden met grote opgaven en complexe problematiek bieden de (institutionele) kaders onvoldoende ruimte voor goede oplossingen. Daarom zijn acht voorlopige NOVI-gebieden benoemd. Het doel van een NOVI-gebied is het oppakken en verder brengen van (onderdelen van) grote en geïntegreerde (transitie)opgaven in de fysieke leefomgeving, die essentieel zijn voor het betreffende gebied én voor Nederland als geheel, waarbij de nationale belangen onmiskenbaar zijn op het terrein van verstedelijking, duurzame economie, energie/klimaat en/of landelijk gebied. De voorlopige NOVI-gebieden zijn de transities van de havengebieden in de regio's Rotterdam en Amsterdam, de transities van het landelijk gebied van De Peel en Groene Hart, de energie- en klimaattransities in relatie tot verstedelijking in Groningen en de regio Zwolle en de transities in een grensoverschrijdende context in Zuid-Limburg en de Zeeuwse havens/Zeeuws-Vlaamse kanaalzone.

Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald. Ook is het geen onderdeel van een NOVI-gebied. De ontwikkeling heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Nationale Omgevingsvisie.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ten behoeve van de bescherming van de in de NOVI genoemde nationale opgaven, worden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), en in de toekomst het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) onder de Omgevingswet, algemene regels voorgeschreven die bindend zijn voor de lagere overheden als provincie en gemeente. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) geeft uitwerking aan enkele bepalingen in het Barro. Doel van het Barro is om onderwerpen uit de NOVI te verwezenlijken, danwel te beschermen. Het gaat hierbij onder meer om de volgende onderwerpen: rijksvaarwegen, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Geen van deze nationale belangen speelt een rol binnen de begrenzing van het plangebied.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Per 1 juli 2017 is de ladder gewijzigd, waardoor artikel 3.1.6 lid 2 Bro aangeeft dat: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Met dit plan wordt de ontwikkeling van ca. 510 woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied, zodat alleen een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling nodig is. Het huidige gebruik van het plangebied is weliswaar voornamelijk agrarisch, maar het stedelijk gebruik is op grond van de uit te werken woonbestemming in het moederplan al mogelijk. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.1.4 Conclusie

Op basis van bovenstaande samenvattingen van de van belang zijnde rijksbeleidsnota's kan geconcludeerd worden dat het uitwerkingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, het Milieubeleidsplan 2015-2018, de Watervisie 2021 en de Agenda Groen.

De hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is het relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau vasthouden door te richten op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn, en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier, en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat binnen de provincie. Dit evenwicht staat ten dienste van duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die nu gemaakt worden.

De sturingsfilosofie is het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. Hierbij wordt rekening gehouden met de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking.

Onder de hoofdambitie zijn voor een drietal aspecten samenhangende ambities geformuleerd:

Leefomgeving

  • Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit betreft bodem, water, lucht, omgevingsveiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond;
  • Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.

Gebruik van de leefomgeving

  • Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten;
  • Wonen en werken: vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming laten zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends;
  • Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden;
  • Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Energietransitie

  • De ambitie van de provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd is op hernieuwbare energie.

In het Visiedeel zijn de ambities uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen hanteert de provincie meerdere ontwikkelprincipes. Deze ontwikkelprincipes geven houvast naar de toekomst toe omdat ze op hoofdlijnen beschrijven hoe de provincie de ontwikkelingen voor zich ziet. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch schiereiland: het benutten van de unieke ligging, waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
  • Sterke kernen, sterke regio's: de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • Nieuwe energie: het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

Het plangebied draagt met de ontwikkeling van de woningen bij aan woningbouw aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Het plan wordt ingepast in het landschap.

Het plan is niet in strijd met de provinciale omgevingsvisie.

2.2.2 Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De belangrijkste belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

De provincie Noord-Holland wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Hierbij wordt gezocht naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid.

De provincie wil dat er meer ruimte komt voor woningbouw in Noord-Holland Noord. De nieuwe omgevingsverordening regelt dat in landelijk gebied woningbouwprojecten tot 11 woningen gebouwd kunnen worden aan de rand van kernen en dorpslinten. Grootschalige woningbouw (meer dan 11 woningen) was onder voorwaarden altijd al mogelijk in landelijk gebied. De plannen moeten wel worden opgenomen in een woonakkoord, gemeenten moeten aantonen waarom woningbouw op die locatie nodig is en het goed inpassen in het landschap.

De 32 meest waardevolle en kwetsbare landschappen in de provincie zijn aangewezen als ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’ (BPL). Op deze gebieden is de provincie extra zuinig vanwege hun bijzondere waarde voor mens en dier. Per gebied is aangegeven welke bijzondere kernkwaliteiten aanwezig zijn. Dat kunnen ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden zijn. Hieronder vallen: het leefgebied voor weidevogels, waterlopen en verkavelingsvormen in oude polders, de openheid en de vergezichten in het landschap of een bijzondere bodemopbouw. Als deze kernkwaliteiten niet aantast worden, is bijvoorbeeld woningbouw onder voorwaarden mogelijk. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels opgesteld over hoe toegestane ontwikkelingen ingepast kunnen worden in deze gebieden.

Het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan valt binnen het bestaand stedelijk gebied waar wonen is toegestaan, hiermee draagt het bij aan het provinciale streven naar woningbouw aansluitend aan de bestaande verstedelijkte gebieden. Al in moederplan wordt aangegeven dat in het streekplan uit 2004 van de provincie Gommerwijk West-west binnen het bestaand stedelijk gebied is opgenomen.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Bijzonder Provinciaal Landschap. Het plangebied valt wel binnen 'Terreinen binnen de vastgestelde kritische afstand van Natura 2000', vanwege de ligging nabij het Natura 2000-gebied IJsselmeer. De watergang ten noorden van het Weelenpad valt als natuurverbinding binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het Streekbos is hier ook onderdeel van. Wat betreft de bescherming van natuurgebieden wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van deze toelichting.

Het plan is niet in strijd met de provinciale omgevingsverordening.

2.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2018)

Aandacht voor behoud en ontwikkeling van landschap en cultuurhistorie is sterk verankerd in het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland. Voor het opstellen van ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2018) vastgesteld. Ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn alleen mogelijk indien de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie daarbij wordt toegepast. Deze Leidraad is een vernieuwde versie van de Leidraad uit 2010.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte en ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.

Ruimtelijke kwaliteit is lastig te definiëren of kwantificeren. Het gaat niet om mooi of lelijk, of behouden tegenover ontwikkelen. Ruimtelijke kwaliteit draait om het samenspel van nieuw en oud en de balans tussen behoud en ontwikkeling bij het maken van keuzen over de toekomst van het landschap. Zonder behoud geen verleden, maar zonder ontwikkeling geen toekomst. Kortom ruimtelijke kwaliteit ontstaat als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aansluiten op de huidige kwaliteiten van het landschap. Zodat, waar mogelijk, eenieder het landschap in kan, het kan beleven en ervan kan genieten – ook in de toekomst.

Volgens de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie dient bij ruimtelijke plannen verantwoording te worden afgelegd van de manier waarop nieuwe functies rekening houden met de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken en de bestaande kwaliteiten van het gebied.

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Gommerwijk West-west valt binnen het Ensemble West-Friesland Oost. Dit is een oud zeekleilandschap met de karakteristiek van een veenontginningsgebied. Kenmerken zijn de lange veenlinten en opstrekkende kavels haaks op de linten. De ligging van de linten is afhankelijk van de richting van de ontginningen en vaak sterk gerelateerd aan de ondergrond (de hooggelegen kreekruggen). Waterlopen als de Kadijk, de Gouw, de Groote Vliet en de Molensloot zijn enkele relicten van het ooit waterrijke landschap. De kronkelende dijken en de braken en wielen zijn het resultaat van de lange strijd tegen het buitenwater.

In Polder het Grootslag is het oorspronkelijke karakter van het gebied door de ruilverkaveling verloren gegaan. De vaarverkaveling is verdwenen en het gebied is nu relatief grootschalig van opzet. Veel sloten zijn gedempt en wegen zijn aangelegd om het gebied te ontsluiten. Samen met de nieuwe agrarische bebouwing die in omvang toeneemt, ontstaat een nieuw landschap. Alleen de oost-west lopende ecologische zone Natte Cel met de Kadijk en de noord-zuidsloten (zoals de Molensloot en Kanthoeksloot) herinneren aan de originele vaarverkaveling.

In het Westfriese landschap zijn de ontginningsstructuren, vaarten en dijkwegen de belangrijkste lokale structuurlijnen. De lintdorpen zijn beeldbepalend en zijn van oudsher de ruimtelijke dragers van verstedelijking en van stolpenreeksen. De linten zijn vaak gelegen op de kreekruggen (Schellinkhout, Wijdenes, Oosterblokker, Opperdoes) en op oude dijken (Zwaagdijk, Andijk). De grotere waterlopen als de Kadijk, de Groote Vliet en de Molensloot en de parallel hieraan gelegen sloten vormen herkenbare lijnen in het landschap. Datzelfde geldt voor de grotere dijkstructuren zoals de Zwaagdijk. De Natte Cel is een ecologische ruimtelijke drager, deels met opgaande beplanting.

Bij de ambities voor dit landschap wordt aangegeven dat mogelijke kansen het versterken van de recreatieve verbindingen tussen stad en landschap zijn en het behouden en versterken van de recreatieve betekenis van historische vaarwegen, zoals de vaarroute Hoorn-Enkhuizen.

Het plangebied sluit aan op de Natte Cel. In het stedenbouwkundig plan wordt dit, met de belangrijke rol voor water en groen, doorgezet. Daarnaast wordt er met de structuur van het plan aangesloten bij de kenmerkende noord-zuidgerichte verkaveling en afwateringssloten in het landschap van de polder Het Grootslag en de bijbehorende lintbebouwing. Zowel de noord- als zuidrand van het plangebied is onderdeel van een lint. Hier wordt in het plan op ingespeeld door de kenmerkende lintstructuur hier door te zetten, ook binnen de beeldkwaliteit van deze zones. De Kadijk met het Weelenpad loopt door het midden van het plangebied en blijft een herkenbare eenheid binnen het plan. Het vormt een van de recreatieve oost-westverbindingen tussen het Streekbos en de bebouwing van Enkhuizen. Daarnaast wordt een tweede vaarverbinding naar het Streekbos gerealiseerd. Voor de verdere verantwoording van de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.2.4 Woonagenda 2020-2025

De provincie Noord-Holland wil dat er de komende jaren veel betaalbare en duurzame woningen beschikbaar komen. Zij gaat gemeenten met raad en daad helpen om de flinke ambitie op het gebied van wonen waar te maken. De speerpunten van de Provinciale Woonagenda 2020-2050 zijn:

De vraag naar passende en betaalbare woningen in de provincie is groot en neemt onder alle doelgroepen toe. De provincie vindt het belangrijk om in de woonbehoefte te voorzien en daartoe de woningbouwproductie aan te jagen. Tegelijk wil de provincie de transitie maken naar een volledig klimaatneutrale, circulaire en klimaatadaptieve bouw én de bestaande woningvoorraad verduurzamen. Een goede ruimtelijke inpassing van woningbouwprojecten, rekening houdend met andere randvoorwaarden voor verstedelijking en beleidsdoelen uit de Omgevingsvisie, is daarvoor essentieel.

De richtinggevende principes die de provincie daarbij heeft geformuleerd zijn:

  • 1. De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwalitatieve en kwantitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst;
  • 2. Er zijn snel meer woningen nodig. De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie en helpt gemeenten hierbij door voortzetting van het Uitvoeringsprogramma Binnenstedelijk Bouwen en Versnellen Woningbouw;
  • 3. De woningbouwprogrammering is regionaal en adaptief. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.
  • 4. De provincie geeft gemeenten ruimte om bij binnenstedelijke plannen nabij een OV-knooppunt en/of in een groeiregio hogere aantallen woningen te realiseren dan de prognose, om het woningtekort versneld in te lopen.
  • 5. De woningmarkt heeft structureel meer flexibiliteit en betaalbare opties voor alle verschillende doelgroepen van woningzoekenden nodig.
  • 6. Betaalbaar en divers woningaanbod voor alle doelgroepen vraagt regionale afstemming en samenwerking.
  • 7. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid en gezondheid bewaakt de provincie de goede balans tussen economie, wonen, mobiliteit, natuur en landschap.
  • 8. Woningbouw heeft een grote impact op het landschap, de natuur en de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. In de woonakkoorden maken we afspraken om woningbouw zoveel mogelijk klimaatneutraal, klimaatadaptief, actieve mobiliteit (gericht op fietsen en lopen) stimulerend, circulair en natuur- en landschapsinclusief te ontwikkelen en dit vroegtijdig bij de locatiekeuze en planontwikkeling mee te nemen.

Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking en de behoefte van de regio West-Friesland. Samen met andere in- en uitbreidingslocaties levert het een goede bijdrage aan een evenwichtige en een gevarieerde opbouw van de woningvoorraad in de regio. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.2.5 Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijk beleid. Het stedenbouwkundige plan dat de onderligger vormt voor dit uitwerkingsplan is besproken (d.d. 31 augustus en 12 oktober 2021) in de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie. Met aanpassingen is het plan akkoord bevonden.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionale Woonvisie Westfriesland

Het woningbouwbeleid is vastgelegd in de regionale Woonvisie Westfriesland 2017. Hierin is de ambitie uitgesproken om tot de top 10 woonregio’s van Nederland te gaan behoren en de woonvisie bijdraagt aan het realiseren van die ambitie bijdragen. De woonvisie zet in op de volgende speerpunten:

  • Bestaande voorraad: kwaliteit en aantrekkelijkheid op peil houden en uitbouwen;
  • Vitale kernen: richten op kansrijke producten en locaties;
  • Nieuwbouw: vooral inzetten op onderscheidende en complementaire producten;
  • Scheiden wonen en zorg: langer zelfstandig wonen bevorderen;
  • Flexibel kader: houvast voor de regio en ruimte voor marktinitiatieven.

Het speerpunt voor nieuwbouw, inzetten op onderscheidende en complementaire producten, heeft de volgende uitgangspunten:

  • De vraag staat centraal: naar woning en woonomgeving;
  • Landschappelijk onderscheidend vermogen van Westfriesland benadrukken: 'groen, rust, ruimte, water';
  • Betreft gemengde woonmilieus met meer aandacht voor bijvoorbeeld duurzaamheid en zelfvoorzienendheid, mengvormen met landelijk wonen en stadslandbouw;
  • Toepassen van nieuwe woonvormen met geïncorporeerde vormen van domotica en 'the internet of things' en een nieuwe bouwopzet van nieuwbouw: seniorenwoningen, collectieve bouw, tiny houses, grote landschapskavels et cetera;
  • Bewoners-initiatieven over vormgeving van zorg voor hun ouders en/of kinderen (familiedomeinen, woongroepen en wonen met gelijkgestemden);
  • Nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, zoals (collectief-)particulier opdrachtgeverschap, mede-opdrachtgeverschap en doe-het-zelf planologie.

Ten opzichte van het moederplan komen er in Gommerwijk West-west in totaal minder woningen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor meer onderscheidende woningen in Gommerwijk West-west en meer ruimte voor initiatieven op andere plekken in de gemeente. De woningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt maken onderdeel uit van de geactualiseerde plannen voor Gommerwijk West-west. In het stedenbouwkundig plan staan groen, rust, ruimte, water en grote landschapskavels centraal en maken duurzaamheid en een klimaatadaptieve inrichting onderdeel uit van de planvorming. Het plan maakt wonen in het bos of park en aan het water mogelijk. Ook is er ruimte voor (collectief-)particulier opdrachtgeverschap. Verder is er, in het licht van de huidige woonwensen, gekeken naar meer appartementen in het stedenbouwkundig ontwerp voor Gommerwijk West-west. Hierdoor vormt het plan een onderscheidende en complementaire aanvulling op de bestaande woningvoorraad.

De voorgenomen ontwikkeling van ca. 510 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Enkhuizen draagt bij aan de kwaliteit van de woningvoorraad waarbij invulling wordt gegeven aan de aanwezige woningbehoefte. Voor de verdere onderbouwing hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.3.2 Woonakkoord 2020-2025 en Afwegingskader wonen West-Friesland 2021

De uitvoering van de regionale woonvisie vindt plaats via het Woonakkoord 2020-2025. In het Woonakkoord staat per speerpunt welk beleid en welke instrumenten hiervoor worden ingezet. Onderdeel van het Woonakkoord is een regionale woningbouwprogrammering met een regionaal afwegingskader wonen. Het afwegingskader vormt de basis voor nieuwe woningbouwplannen en licht deze toe.

Het woningbehoefteonderzoek dat in 2018 door Atrivé is uitgevoerd heeft tot een aantal nieuwe inzichten geleid, waaronder de conclusie dat er een grote behoefte aan woningen is en dat de huidige plancapaciteit ontoereikend is. De woningbouwproductie dient versneld uitgebreid te worden en er moet een accent gelegd worden op het prijssegment betaalbare koop. Hiervoor zijn een aantal uitgangspunten benoemd:

Zet in op diversiteit in het woningbouwprogramma en nut de binnenstedelijke potentie van Hoorn uit. Ook in andere centrumdorpen en steden is ruimte om de binnenstedelijke capaciteit uit te breiden;

Bouw grootschalig rondom OV-knooppunten (conform provinciaal- en Rijksbeleid);

Maak gebruik van laaghangend fruit, voer locaties die tijdens de crisis zijn afgevallen weer op;

Benader dit alles regionaal en leg de focus op diversiteit en onderscheidend karakter.

Bovenstaande uitgangspunten hebben als basis gediend voor het aangepaste afwegingskader en voor de aangepaste woningbouwprogrammering.

Het toepassen van de ladder is in de regio West-Friesland vastgelegd in het Afwegingskader wonen West-Friesland 2021 (AWF 2021). Daarin zijn de minimumvereisten vastgelegd waaraan elk plan moet voldoen (Westfriese basis). Aan de hand van de stappen in deze basis kan worden beoordeeld of een nieuwbouwplan wel of niet kan worden gerealiseerd. Hierin is onder meer van belang dat een plan moet passen in de vastgelegde woningbouwbehoefte. Daarnaast zijn er een aantal vereisten waar minstens voor de helft aan voldaan moet worden (Westfries vooruitdenken).

De minimumvereisten van de Westfriese basis waaraan elk plan moet voldoen zijn:

  • Het plan past binnen de ambitie van 16.000 woningen aan zachte plancapaciteit;
  • Het plan voldoet aan de voorwaarde dat 70% van de woningbouwplannen in de regio West-Friesland worden gerealiseerd in de krachtige kernen;
  • Is getoetst en onderbouwd of realisatie binnenstedelijk mogelijk is?
  • Als realisatie past binnen de regionale opgave, maar realisatie binnenstedelijk niet mogelijk is, is getoetst aan provinciale voorwaarden inzake beschermingsregimes, energieneutraal, klimaatadaptief, circulair bouwen, landschappelijke inpassing en mobiliteit.

De ambities voor het Westfries vooruitdenken bestaan uit:

  • Het plan levert een positieve bijdrage aan betaalbaar wonen;
  • Het plan voorziet in woningen in de vrije huursector voor middeninkomens;
  • Het plan levert een bijdrage aan het langer zelfstandig wonen;
  • Het plan is circulair en energieneutraal;
  • Het plan draagt bij aan klimaatadaptatie, een gezonde leefomgeving en verbetering van de natuur en het landschap;
  • Nieuwe woningbouw wordt zoveel mogelijk gerealiseerd in de nabijheid van een OV-knooppunt;
  • Het plan draagt bij aan de versnelling van de woningbouwproductie in Westfriesland;
  • Het plan draagt bij aan de aantrekkingskracht van de regio door het bieden van een aantrekkelijke onderscheidende woonomgeving.

Aan alle minimumvereisten van de Westfriese basis wordt voldaan. Daarnaast wordt met betrekking tot het Westfries vooruitdenken voldaan aan vijf van de acht ambities. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking en de vereisten zoals is vastgelegd in het AWF 2021. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.3.3 Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het regionale beleid.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Stadsvisie Enkhuizen 2030

De stadvisie Enkhuizen 2030 is op 2 december 2009 vastgesteld door de gemeenteraad en heeft als doel het geven van een leidraad aan het gemeentebestuur bij het maken van toekomstig beleid. Richting wordt gegeven aan de sociale en ruimtelijke toekomst van Enkhuizen. In de Stadsvisie is beschreven dat Enkhuizen in 2030 een gewilde woonplaats zal zijn door de combinatie van kleinschaligheid en levendigheid. Uniek is het wonen aan het water dat in Enkhuizen prijstechnisch aantrekkelijker is dan in de Randstad. De woonwijken zullen over het algemeen qua huishoudenstype, leeftijd en economische klasse gemengd zijn.

Een onderdeel van de Stadsvisie is de Structuurvisie Enkhuizen 2020, een uitwerking en ruimtelijke vertaling van de Stadsvisie. In de Structuurvisie is aangegeven wat de ruimtelijke gevolgen zijn van het gemeentelijk beleid. Een groot deel van het beleid voor de Structuurvisie Enkhuizen 2020 heeft zijn wortels in eerder vastgestelde plannen en beleidsvoornemens. De uitbreiding Gommerwijk West-west valt hier ook onder. In de Structuurvisie staat dat het noordelijk van de binnenstad gelegen woongebied zal worden afgerond met de ontwikkeling van de wijk Gommerwijk West-west, passend in de woningbehoefte vanaf 2015. De ontwikkeling wordt zo ingestoken dat recht wordt gedaan aan de functie van het gebied als overgangszone tussen de woonwijk en het Streekbos.

Door gewijzigde beleidsinzichten, de periode van crisis en daarna weer herstel en de eventuele gevolgen van demografische ontwikkelingen, hebben geleid tot een heroverweging van eerdere plannen. Het gehele gebied van Gommerwijk West-west krijgt een veel groenere invulling in aansluiting op het Streekbos en in samenhang met de groenzone langs de Haling. Ruimte, groen, water, recreatie, een extensieve vorm van wonen en een ecologische verbinding worden gecombineerd tot een landschapselement dat is "opgehangen" aan de cultuurhistorische lijn van de Haling en refereert aan de bolwerken van de binnenstad. Ook de vijf grote sloten in de polder Het Grootslag (Bokkesloot, Meindertsloot, Kapelsloot, Hoeksloot en Zandsloot) hebben een verbinding met dit landschapselement. Realisatie van de wijk zal worden afgestemd op de woningmarkt-ontwikkelingen en worden uitgevoerd op basis van het uitgangspunt dat het hier gaat om "wonen in het groen" waarbij het woongebied een goede overgang vormt naar en optimaal samenhangt met de eerder genoemde landschappelijke elementen. Op basis van de heroverweging zullen er minder woningen gerealiseerd worden binnen deze wijk. Daarnaast wordt er, in het licht van de huidige woonwensen, gekeken naar meer kleinere woningen en appartementen.

Met onderhavig uitwerkingsplan wordt de uitwerking op basis van de heroriëntatie van Gommerwijk West-west mogelijk gemaakt.

2.4.2 Woonvisie Enkhuizen 2014

De Woonvisie Enkhuizen 2014 Balans in de stad: Samen zorgen voor kwaliteit is op 3 juni 2014 vastgesteld. De thema's die hierin voor het wonen genoemd worden zijn:

  • A. Aanpassingsopgave bestaande woningvoorraad
  • Omvang en passendheid van de socialehuurwoningvoorraad;
  • Gezamenlijke aanpak 'duurzame woningen';
  • Intensivering geschikte woningen voor senioren.
  • B. Slim programmeren en organiseren nieuwbouw
  • Afwegingskader 'nieuwbouw';
  • Bouwen voor de vraag;
  • Uitnodigend en facilitair;
  • Binnenstedelijke kwaliteit en gerichte uitbreiding.
  • C. Wonen, welzijn en zorg
  • Robuuste woonservicegebieden;
  • Organisatie overstijgend werken;
  • Langer zelfstandig wonen;
  • Nieuwbouw: nieuwe woonconcepten en kansen in uitleggebied;
  • Investeren in kwetsbare buurten versterken.
  • D. De wijken
  • Investeren in kwetsbare buurten versterken.
  • E. Burgerkracht

Specifiek voor Gommerwijk West-west wordt in de woonvisie aangegeven dat de gemeente het kansrijk acht juist in de uitleg mogelijkheden te creëren voor specifieke leefgemeenschappen/woonvormen. Als onderscheidend wordt gezien: ruim & kwaliteit, 2-1 kap en vrijstaand, (midden)duur. Kleinschalige initiatieven van particulieren waarvoor aantoonbare vraag bestaat, wil de gemeente faciliteren. Denk bijvoorbeeld aan (collectief) particulier opdrachtgeverschap of aan particuliere initiatieven ten behoeve het geclusterd wonen van (vitale) senioren of mensen met een beperking. Essentieel voor de gemeente is om niet datgene toe te voegen wat al in ruime mate aanwezig is. Hierbij wordt vooral aan betaalbare rij-eengezinswoningen gedacht. Die staan er volop in de buitenstad.

De woningen die met dit uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt vallen voor een groot deel in de categorie middenduur en duur (twee-onder-een-kapwoningen, vrije kavels voor vrijstaande woningen). Daarnaast zijn er, in het licht van de huidige woonwensen, appartementen en kleinere woningen in de vorm van rug-aan-rugwoningen toegevoegd in het stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied. Ook de woonomgeving zelf is onderscheidend door de ruime en groen opzet in het park en met veel water in de woonomgeving. Hiermee wordt aangesloten op de wensen uit de gemeentelijk woonvisie.

Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking en het gemeentelijke woonbeleid. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.4.3 Archeologische Beleidsnota

In de beleidsnota, die op 15 mei 2013 is vastgesteld, is beschreven hoe wordt omgegaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De doelstelling van de "Archeologische Beleidsnota" is het archeologische erfgoed waar nodig te beschermen als bron van het gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wettenschappelijke studie zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. De uitgangspunten zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem niet mogelijk is;
  • De relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud, beheer en ontwikkeling van het bodemarchief onderdeel worden van het planologische besluitvormingsproces;
  • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen;
  • Verbetering informatievoorziening over cultureel erfgoed om het draagvlak voor archeologie te vergroten.

De archeologische beleidskaart maakt onderdeel uit van de beleidsnota en geeft een overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer een verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden nodig is. Tevens bepaalt de nota dat de gemeente Enkhuizen bij een vast te stellen bestemmingsplannen rekening dient te houden met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0003.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart (plangebied rood omkaderd)

Het plangebied valt binnen de archeologische beleidskaart in vier categorieën: Archeologisch Waardevol Gebied (rode arcering, zeer hoge archeologische waarde, archeologisch onderzoek verplicht), Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2 (blauw, archeologisch onderzoek verplicht in plangebieden groter dan 500 m² en dieper dan 35 cm), Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3 (oranje, archeologisch onderzoek verplicht in plangebieden groter dan 1.000 m² en dieper dan 35 cm) en Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 4 (groen, archeologisch onderzoek verplicht in plangebieden groter dan 15.000 m² en dieper dan 35 cm). Het Archeologisch Waardevol Gebied blijft beschermd doordat hier geen woningbouw plaatsvindt. In paragraaf 5.1 van deze toelichting is beschreven op welke wijze voor het overige gebied rekening is gehouden met archeologie.

2.4.4 Welstandsnota Enkhuizen 2013

De welstandsnota is door de gemeenteraad van de gemeente Enkhuizen vastgesteld op 1 oktober 2013. Als vertegenwoordiger van het algemeen belang regisseert de gemeente het uiterlijk aanzien van de stad.

In de welstandsnota wordt Gommerwijk West-west aangegeven als ontwikkelingsproject. Hierbij wordt aangegeven dat het in bijzondere situaties kan voorkomen dat de welstandscriteria voor de bestaande gebieden niet specifiek genoeg zijn voor nieuw te ontwikkelen gebieden. Het zal dan vooral gaan om grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

Bij (her)ontwikkelingsprojecten is het in Enkhuizen al geruime tijd de gewoonte dat de stedenbouwkundige een notitie opstelt waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden worden beschreven. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan de welstandsaspecten. De notitie wordt vastgesteld in de raadscommissie ruimtelijke ordening. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota. In deze gevallen is de procedure dat het vaststellen van de welstandscriteria binnen een jaar na het vaststellen van het bestemmingsplan voor dit gebied moet gebeuren. Hierbij zal worden aangesloten op het welstandsniveau van de omliggende woongebieden.

Voor het plangebied wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is als bijlage 2 aan de regels toegevoegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de criteria zoals deze in de welstandsnota staan. De woningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt zullen hieraan moeten voldoen.

2.4.5 Actualisatie Verkeersplan Enkhuizen 2017-2025

Het verkeersplan Enkhuizen uit 2005 heeft een actualisatie gekregen waarin het beleid op een aantal punten is aangepast. Er zijn verkeerskundige aspecten die vragen om een koerswijziging en daarnaast zijn er ook trends die in 2005 nog niet waren voorzien maar die wel vragen om aanpassingen in het beleid. Een voorbeeld hiervan is de elektrische auto. Voor het overige is het bestaande beleid op veel gebieden nog steeds actueel. Voor het bepalen van de gewenste koers zijn verkeerstellingen en een parkeeronderzoek uitgevoerd en is een enquête gehouden onder het burgerpanel.

Belangrijkste wijziging is de beschreven hoofddoelstelling en subdoelstellingen. De nieuwe hoofddoelstelling is: Het bevorderen van een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor de economische vitaliteit en leefbaarheid van Enkhuizen, waarbij de hinder zoveel mogelijk wordt beperkt, duurzame verplaatsingen worden gestimuleerd en het historische karakter wordt gerespecteerd. Naast deze hoofddoelstelling zijn er nog afzonderlijke subdoelstellingen geformuleerd op het gebied van:

  • verkeersveiligheid;
  • bereikbaarheid/mobiliteit;
  • duurzaamheid;
  • historisch karakter en ruimtelijke kwaliteit;
  • leefbaarheid.

Gommerwijk West-west zal worden ontsloten en ingericht volgens de intenties van het Verkeersplan.

In het noorden zal Gommerwijk West-west aansluiten op de Haling, in het zuiden op De Gouw. Daarnaast komt er bij Tuindershof nog een verbinding met de bestaande wijk voor het autoverkeer. Bij de huidige inzichten over verkeersveiligheid wordt voor alle woonbuurten ingezet op verblijfsgebieden. De inrichting van de verblijfsgebieden, qua verkeersgebruik en ontsluiting, wordt afgestemd op de bereikbaarheid van de dagelijkse voorzieningen voor fietsers en voetgangers. De toegestane snelheid van het verkeer binnen de wijk is ten hoogste 30 km/uur.

Vanuit de huidige bebouwing van Enkhuizen zijn er diverse mogelijkheden voor fiets- en wandelroutes naar buiten. De gemeentelijke wens is een goede interne bereikbaarheid voor fietsers tussen verschillende woonwijken en vanuit de woonwijken naar de belangrijkste werklocaties, scholen en de binnenstad. Naast het dagelijkse fietsverkeer binnen het verstedelijkt gebied, vormen vooral ook de recreatieve fiets- en wandelroutes door het landelijk gebied een belangrijk aandachtspunt. Bij de nieuwe uitbreiding zal extra ingezet worden op de aansluiting op deze doorgaande fietsroutes. De gemeente wenst een fietspad aan te leggen dat een belangrijke verbinding vormt vanuit de noordelijke gebieden van Enkhuizen. De fietsverbindingen van de buitenstad met het Streekbos blijven behouden via het bestaande fietspad op het dijkje (het Weelenpad) en via het fietspad langs De Gouw. Verder wordt er op zes punten voor het langzaam verkeer aangesloten op de bestaande omgeving.

Het plangebied sluit aan op de uitgangspunten van het Verkeersplan Enkhuizen.

2.4.6 Beleidsnotitie Parkeernormen en parkeerfonds, gemeente Enkhuizen 2014

De gemeente Enkhuizen heeft parkeerbeleid opgesteld in de vorm van een beleidsnotitie "Parkeernormen en parkeerfonds, gemeente Enkhuizen 2014". In het verlengde van het parkeerbeleid worden momenteel in de praktijk de CROW-kencijfers ook voor de andere gebieden toegepast. Het bestemmingsplan Parapluplan Enkhuizen legt deze cijfers en daarmee de dagelijkse praktijk vast. Binnen de systematiek van de CROW wordt een categorie-indeling gemaakt. Enkhuizen is een kleine stad en is te typeren als ‘matig stedelijk’. Voor Gommerwijk West-west wordt de indeling 'matig stedelijk rest bebouwde kom' gebruikt. Per categorie is een bandbreedte opgenomen met minimale en maximale parkeercijfers per categorie. In Enkhuizen wordt het gemiddelde van de minimale en maximale cijfers toegepast.

In dit uitwerkingsplan wordt rekening gehouden met de parkeernormen. Voor de uitwerking hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

2.4.7 Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

West- Friesland

Het plangebied maakt onderdeel uit van het kleipolderlandschap, dat kenmerkend is voor dit deel van Noord-Holland. Het kleipolderlandschap is een landschapstype dat ontstaan is als gevolg van een lange strijd tussen de zee en de mens. De oorsprong van dit landschap ligt ongeveer 3000 jaar voor Christus, toen de zee West-Friesland bereikte via het Zeegat van Bergen. Rond 2200 voor Christus was er nog slechts één grote west-oost geul aanwezig die zich ter hoogte van Aartswoud splitste in een noordelijke tak via Abbekerk in de richting van Opperdoes en een zuidelijke tak via Hoogwoud, Wognum en Hoorn in de richting van Wijdenes en Andijk. Toen het Zeegat van Bergen rond 1500 voor Christus sloot, werden de geulsystemen geleidelijk minder actief. In het gebied was tot 1000 na Christus sprake van vorming van strandwallen en Oude Duinen. Vanwege de vorming van strandwallen en Oude Duinen kreeg de kust een meer gesloten karakter waardoor de afvoer van water naar open zee verslechterde. Achter de duinenrij lag een zandig binnenduingebied. In de luwte van de gesloten kustlijn slibden kleiplaten op. Deze kleiplaten werden door geulen doorsneden. Nog lange tijd brak de zee door de duinenrij en deed de invloed van de zee zich in het achterliggend gebied gelden. Naarmate de platen hoger opslibden werden ze meer geschikt voor bewoning. Op de platen werd landbouw bedreven. De achter de strandwallen gelegen lagere gebieden, werden door de sluiting van de kustlijn steeds natter. In gebieden waar geen geulen actief waren, ontstond veen. Uiteindelijk vielen alle geulen droog en verdwenen deze rond 800 voor Christus onder het veen. Het veen groeide door en werd langzaam hoger.

Enkhuizen

Enkhuizen is ontstaan in de jaren 1000 - 1200 als haven- en vissersdorp en bestond aanvankelijk uit twee kerkdorpen, Gommerkerspel (bij de huidige Westerkerk) en Enkhuizen (bij de huidige Zuiderkerk). Het dorp Gommerkerspel bestond uit lintbebouwing aan de Streek, een ontginningsbasis die zich uitstrekt van Hoorn tot Enkhuizen en waaraan ook de naastgelegen dorpen Bovenkarspel en Grootebroek liggen.

De landschappelijke basisstructuur wordt oorspronkelijk bepaald door de middeleeuwse ontginning van het veen. Het landschap van de polder Het Grootslag kenmerkt zich door een noord-zuidgerichte verkaveling, openheid in oost-west richting en lintbebouwing. De ontginning van oostelijk West-Friesland startte in de tweede helft van de 12e eeuw. Ter ontwatering werden sloten en vaarten gegraven. Er ontstaat een slagenlandschap met door afwateringssloten begrensde percelen. Deze sloten - voor een deel nog in het landschap herkenbaar - hebben een noord-zuid richting en staan loodrecht op het grote ontwateringskanaal de Oude Gouw, dat ten noorden van Enkhuizen in de Zuiderzee uitmondde. Aan de zuidkant van de Oude Gouw lag de nederzettingsas de Streek, een opgehoogde dijkweg waarlangs de woningen en opstallen stonden. In de 14e eeuw is het gebied, tezamen met het grootste deel van West- Friesland, ingedijkt door de Westfriese Omringdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0004.jpg"

Kaart uit 1850 (plangebied rood omkaderd), bron: www.topotijdreis.nl

Het Grootslag was een vaarpolder, ontsloten door vaarten en sloten die in verbinding stonden met de grachten in de binnenstad van Enkhuizen. Tijdens de ruilverkaveling in de jaren '70 van de vorige eeuw, zijn in de polder wegen aangelegd en zijn er naast de bestaande bebouwing aan de randen, nieuwe agrarische bedrijven gebouwd. Hiermee ontstond een rationeel, voor agrarische doeleinden beter geschikt gebied. Veel van het oorspronkelijke kleinschalige slotenpatroon is gedempt, om plaats te maken voor een meer grofmazig stelsel. Een ander landschappelijk belangrijk element dat in het kader van de ruilverkaveling ontwikkeld is, is het Streekbos. Dit bos is primair bedoeld voor de intensieve dagrecreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0005.jpg"

Kaart uit 1950 voor de ruilverkaveling (plangebied rood omkaderd), bron: www.topotijdreis.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0006.jpg"

Kaart uit 1985 na de ruilverkaveling (plangebied rood omkaderd), bron: www.topotijdreis.nl

In de jaren vijftig breidt Enkhuizen zich uit buiten de vesting. De uitbreidingsgebieden worden buiten het open Schootsveld gelegd; er ontstaat een van de binnenstad onderscheiden buitenstad. De uitbreidingen leiden tot de transformatie van de polder: de grootste sloten blijven bestaan (Noorder kadijk, De Gouw, Kapelsloot, Meijndertsloot, Zandsloot); de polderverkaveling wordt geheel vernieuwd. De buitenstad vult het poldervak tussen de Noorder Kadijk (Haling) en de Gouw geheel op. De uitbreidingen laten, als jaarringen, de ontwikkeling in de tijd zien - van oost naar west. De eerste uitbreiding van vlak na de oorlog is Enkhuizen Noord, met Oude Gouw als voortzetting. In de jaren '70 is Gommerwijk Oost gebouwd; gevolgd door Gommerwijk West in de jaren '80. De eerste fase van de wijk Kadijken is ontstaan in de jaren '90. De laatste fasen van deze wijk zijn recentelijk gerealiseerd, evenals de eerste fase van Gommerwijk West-West.

3.2 Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0007.jpg"

Kaart uit 2020 (plangebied rood omkaderd), bron: www.topotijdreis.nl

Momenteel bestaat het plangebied hoofdzakelijk uit agrarische percelen. Aan de noordzijde ligt een bestaande woning aan de Haling. Deze woning blijft behouden. Ook aan de zuidzijde liggen twee bestaande woningen die behouden blijven.

Het plangebied wordt aan alle zijden omgeven door een brede watergang. Aan de noord-, zuid- en een deel van de westzijde wordt het plangebied omringd door agrarische percelen. Aan de zuidwestzijde ligt recreatiegebied het Streekbos. Aan de oostkant ligt de bestaande woonbebouwing van Enkhuizen. Ten noorden van het plangebied ligt de Haling, één van de ontsluitingswegen van het agrarisch productiegebied, evenals De Gouw aan de zuidzijde. Het bestaande Weelenpad met watergang die door het plan lopen zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan maar vallen buiten dit uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0008.jpg"

Zicht op het plangebied vanaf de Haling met links de bestaande woonbebouwing van Enkhuizen, bron: Google streetview

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0009.jpg"

Zicht op het plangebied vanaf De Gouw met de twee bestaande woningen, bron: Google streetview

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0010.jpg"

Het Streekbos

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt het plan uiteengezet en beschreven aan de hand van een aantal aspecten. De stedenbouwkundige opzet geeft de indeling van het plan en de inpassing in de omgeving aan. De beeldkwaliteitsaspecten worden beschreven. Het programma geeft de woningtypologie en de verantwoording van de ladder van duurzame verstedelijking weer. De ontsluiting en het parkeren worden behandeld. Tot slot worden de duurzaamheidsaspecten beschreven.

4.1 Stedenbouwkundige opzet

Gommerwijk West-west is een nieuw woongebied in een parkomgeving, waar “landschappelijk wonen” het centrale thema is. Doordat het wonen geïntegreerd wordt in een omgeving die rijk is aan water en groen, ontstaat een onderscheidend woonmilieu dat uniek is in de regio. De parkomgeving komt niet alleen toe aan het nieuwe woongebied zelf, maar ook aan de omliggende woningen en woonwijken. De groene parkomgeving van het Streekbos wordt in het plangebied getrokken en dichter bij de bestaande kern gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0011.jpg"

Stedenbouwkundig casco Gommerwijk West-west, bron: Vollmer & Partners

De basisstructuur van Gommerwijk West-west bestaat uit een samenhangend geheel van watergangen, bosschages, parkruimtes, en natuurlijke oevermilieu 's. Hierbij wordt aangesloten bij de kenmerkende noord-zuidgerichte verkaveling en afwateringssloten in het landschap van de polder Het Grootslag en de bijbehorende lintbebouwing.

De sfeer is vergelijkbaar met het Streekbos, de natuurwaarde is hoog. Het groenblauwe casco dooradert het woongebied en bestaat zowel uit een ruime parkruimte in het hart, als brede groen- en waterstructuren aan de randen van de wijk. Tevens bevinden zich her en der dwarsverbanden.

Er komen bosschages in het plan, bestaande uit een combinatie van inheemse boomsoorten. Er worden ook enkele open parkruimtes gerealiseerd. Deze bieden ruimte voor gras, bloemweides, solitaire bomen en boomgroepen. Hierin is ook het archeologisch waardevolle gebied opgenomen, waar geen bebouwing mogelijk is. Door de combinatie van inheemse boomsoorten, waaronder enkele snelle groeiers en enkele waardevolle bomen die wat langer de tijd krijgen om tot wasdom te komen, wordt snel een groen beeld bereikt en tegelijkertijd toegewerkt naar een waardevolle eindsituatie. De bosranden krijgen her en der een afronding met een mantel- en zoomvegetatie, die een hoge natuurwaarde heeft. Langs de oevers worden natuurlijke oevermilieus gerealiseerd met ruimte voor riet en andere waterplanten. Er worden ook delen gerealiseerd met plas en dras.

De parkruimte kan verder eigen worden gemaakt door de omwonenden. In het plan zijn plekken waar bewonersinitiatieven een plek kunnen krijgen, bijvoorbeeld de inrichting van een collectieve moestuin, een boomgaarde of een theehuis. In de parkzones is ook ruimte opgenomen voor spelen.

De bestaande vaarverbinding langs het Weelenpad wordt druk bevaren. Met het plan wordt een tweede vaarverbinding naar het Streekbos gerealiseerd die direct uitkomt bij het recreatiecentrum. Daarnaast wordt een groot deel van het water in de wijk bevaarbaar, waardoor er veel ruimte is voor spelevaren.

In het gebied zijn woonvelden aangewezen. Deze zijn in clusters verspreid over het gebied, altijd goed ontsloten en altijd in de directe nabijheid van water en groen. De woonvelden hebben een dieptemaat die overeenkomt met courante kaveldieptes. De meeste zijn 25 tot 30 meter diep, sommige nog dieper. Daarmee zijn ze geschikt voor een breed palet aan woninginvullingen.

Het zuidelijke deel heeft de dichtheid van een tuinstad. Daar kan een woonmilieu komen dat rijk dooraderd is met groen en water. In het noordelijke deel heeft een vergelijkbaar woonmilieu, maar heeft een hoger woningaantal doordat hier meer appartementen gerealiseerd worden. Het middendeel kent een lagere dichtheid. Daar is sprake van een gelijkmatige verdeling tussen park en wonen. Beide houden elkaar in evenwicht.

Naast de woonvelden zijn in de stedenbouwkundige opzet ook bouwmassa's weergegeven die specifiek van vorm en inpassing zijn. Dit zijn de zogenaamde specials, zoals appartementengebouwen en waterwoningen. Langs de Haling komt een nieuw erf met bebouwing en sluiten de nieuwe woningen aan op de lintstructuur. De bestaande woning voegt zich hiertussen. Dit geldt ook voor de lintbebouwing aan De Gouw. Naast de bestaande woningen worden hier op particuliere kavels vier nieuwe woningen (een tweekapper en twee vrijstaande woningen) toegevoegd die passen in de structuur van de lintbebouwing.

Het noordelijk deel is vanaf de Haling ontsloten en het zuidelijk deel en middendeel vanaf De Gouw. De deelgebieden kennen hun eigen lusstructuur die onderling is verbonden voor langzaam verkeer en voor calamiteitenverkeer. Overdwars lopen er veel verbindingen voor voetgangers, fietsers en vaartuigen. Iedereen kan zo meegenieten van de landschappelijke kwaliteiten van de locatie. Tevens worden er op deze manier veel goede verbindingen gemaakt naar zowel de stad als naar het Streekbos.

De nieuwe ontwikkeling wordt zorgvuldig tussen het bestaande gevoegd. Er worden woningen in het lint aan de Haling en aan De Gouw ingepast. Vanaf het Noorder en het Zuider Bolwerk blijft er een mooi uitzicht op groen gehandhaafd, omdat aan die zijde een parkstrook wordt gerealiseerd. Tegenover de woningbouw aan Om de Lande (de vorige bouwfase van Gommerwijk West-west) komt eveneens een groenzone met een natuurlijke oevermilieu. Hier komt een wandelpad. Vanwege de ligging van de waterleiding onder deze strook is beplanting met bomen of bebouwing hier niet mogelijk. Er wordt niet alleen een zorgvuldige overgang gemaakt naar de bestaande woonbuurten aan de oostzijde. Ook de overgangsgebieden aan het Streekbos en aan het Weelenpad krijgen een groen aanzien met een parkachtige uitstraling.

4.2 Beeldkwaliteit

Voor Gommerwijk West-west wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Binnen het centrale woonthema "landschappelijk wonen" worden veel verschillende sferen en omgevingen geboden. De volgende landschappelijke woonomgevingen worden in het plan gerealiseerd:

  • Wonen aan de oever;
  • Wonen in het water (appartementen en waterwoningen);
  • Wonen in het riet (appartementen en terraswoningen);
  • Wonen aan de bosrand;
  • Wonen in een parkomgeving;
  • Wonen aan het lint.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0012.jpg"

Woonsferen binnen het plangebied GWW, bron: Vollmer & Partners

Deze landschappelijke woonomgevingen worden in het beeldkwaliteitsplan geïllustreerd met referentiebeelden. Van belang voor de kwaliteit van het plan is dat de overgangen tussen woning en landschappelijke omgeving goed vormgegeven worden. De erfafscheidingen zijn groen (hagen en begroeide hekwerken), tuinen grenzend aan openbaar gebied zijn afgescheiden met hagen of groenblijvende heesters. Veranda's maken een zachte overgang tussen woning en park.

In het beeldkwaliteitsplan worden de stedenbouwkundige randvoorwaarden beschreven. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan de welstandsaspecten. Deze welstandscriteria worden door de gemeenteraad vastgesteld ter aanvulling op de welstandsnota.

4.3 Programma

4.3.1 Woningtypen

Het plangebied omvat zowel water, groen en wegen als uitgeefbaar gebied voor woningen. Binnen Gommerwijk West-west is ruimte voor ca. 510 nieuwe woningen. Hiervoor is een mogelijke indeling in woningtypen van 510 woningen gemaakt, gebaseerd op de uitkomsten van het marktonderzoek dat is uitgevoerd voor Gommerwijk West-west (Marktonderzoek Gommerwijk West-west Enkhuizen, Atrivé, 29 mei 2020, bijlage 1). De woonwijk zal gefaseerd ontwikkeld worden, waarbij in elke fase aangesloten kan worden bij de actuele woonvraag. Bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt het aantal en type van woningen definitief gemaakt. Hierbij zal dan zo veel mogelijk worden aangesloten op de uitgangspunten uit het marktonderzoek. Binnen deze aantallen zijn ook vier nieuwe woningen op particuliere kavels meegenomen, conform de gemaakte afspraken van de gemeente met de eigenaren van deze kavels. Deze woningen bestaan uit een tweekapper en twee vrijstaande woningen en vallen in de categorie duur koop. Deze woningen passen in de omgeving als onderdeel van de lintbebouwing. Voor de drie nieuwe woningen aan de zuidwestzijde geldt bovendien dat in de toekomst de ontsluiting via het plan voor Gommerwijk West-west loopt omdat het waterschap het aantal duikers langs De Gouw wil verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0013.jpg"

Mogelijke indeling woningtypen Gommerwijk West-west, bron: Vollmer & Partners

Voor de nieuwe woningen binnen het stedenbouwkundig plan voor Gommerwijk West-west bestaat het programma uit 192 dure woningen (52 twee-onder-een-kapwoningen, 71 vrijstaande woningen, 19 waterwoningen en 50 appartementen), 218 middendure woningen (100 rijwoningen, 42 kleinere twee-onder-een-kapwoningen, 6 terraswoningen, 50 appartementen koop en 20 appartementen vrije sector huur) en 100 sociale huur woningen (50 rijwoningen, 20 benedenbovenwoningen en 30 rug-aan-rugwoningen).

Deze woningen zullen gefaseerd ontwikkeld worden, waarbij er ca. 80 tot 100 woningen per jaar gerealiseerd zullen worden. De ontwikkeling start in GWW-Noord, waarna GWW-Zuid in een latere fase volgt. Stedenbouwkundig gezien is een fasering van noord naar zuid de meest voor de hand liggende volgorde. Aan de noordoostkant van GWW is fase 1A van GWW (wijk Kadijken) reeds gerealiseerd. Door de eerstvolgende uitbreiding direct ten westen hiervan te realiseren met GWW-Noord (tussen de Haling en het Weelenpad) wordt hier een logisch vervolg aan gegeven. Er komt daarbij een wijkontsluitingsweg voor gemotoriseerd verkeer tussen de wijk Kadijken en GWW-Noord. GWW-Noord kan vervolgens uitgebreid kan worden in zuidelijke richting met GWW-Zuid (tussen het Weelenpad en De Gouw).

Omdat er in GWW-Noord sprake is van aaneengesloten grondposities, zodat de openbare ruimte daar door één partij integraal kan worden aangelegd, is het in GWW-Noord mogelijk direct met de realisatie te beginnen. In GWW-Zuid is er sprake van versnipperd grondeigendom. Vanwege de versnippering kan integrale aanleg van de openbare ruimte niet plaatsvinden voordat de daarvoor benodigde gronden zijn verworven. Dit kan enkele jaren in beslag nemen. Daar komt bij dat ook de stedenbouwkundig gewenste verkaveling doorsneden wordt door eigendomsposities. Dat betekent dat niet geheel Zuid kan worden gerealiseerd zonder grondtransacties tussen de eigenaren. Ook dat zal tijd kosten. Wanneer in Noord wordt begonnen kan in de tussentijd in Zuid worden gewerkt aan het opheffen van ongewenste eigendomsdoorsnijdingen.

Daar komt bij dat, om bevaarbare waterwegen in het GWW te verkrijgen, het peilniveau van het oppervlakte water verhoogd moet worden. Hiervoor dient in overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier afstemming plaats te vinden met belanghebbende grondeigenaren en zullen er waarschijnlijk de nodige waterstaatkundige maatregelen getroffen moeten worden. Deze maatregelen zullen in hoofdzaak in en rond GWW-Zuid getroffen moeten worden. Geconcludeerd kan dus worden dat GWW-Noord i.c. minder complex is, minder tijd kost en het voor de voortgang bevorderlijk is om te starten met GWW-Noord.

4.3.2 Verantwoording ladder duurzame verstedelijking

In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de ontwikkeling zich verhoudt tot de ladder voor duurzame verstedelijking en het provinciale, regionale en gemeentelijke woonbeleid. In paragraaf 4.1 is gemotiveerd op welke manier de ontwikkeling is ingepast in het Westfriese landschap. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied, zodat alleen een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling nodig is. Het huidige gebruik van het plangebied is weliswaar voornamelijk agrarisch, maar het stedelijk gebruik is op grond van de uit te werken woonbestemming in het moederplan al mogelijk.

Met het doorlopen van de aangegeven vereisten (hieronder cursief weergegeven) uit het Afwegingskader wonen West-Friesland 2021 (AWF 2021) worden ook de stappen uit de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Hieronder wordt per criterium aangegeven hoe het plan eraan voldoet. Bij deze onderbouwing wordt verwezen naar het marktonderzoek dat voor Gommerwijk West-west is gedaan (Marktonderzoek Gommerwijk West-west Enkhuizen, Atrivé, 29 mei 2020, bijlage 1). Hierin is gekeken naar de kaders die gesteld zijn in de toelichting van het moederplan en hoe deze ingevuld kunnen worden binnen de veranderingen die sindsdien binnen de woningmarkt en de behoefte aan de verschillende prijssegmenten zijn opgetreden.

Westfriese basis

Dit zijn de minimumvereisten waaraan elk plan moet voldoen.

  • Het plan past binnen de ambitie van 16.000 woningen aan zachte plancapaciteit.

De kwantitatieve behoefte wordt bepaald door de indicatieve woningbehoefte uit de Noord-Hollandse bevolkingsprognose. Aanvullend hierop heeft de regio een aantal afspraken gemaakt. Een geactualiseerde regionale woningbouwprogrammering 2021-2030 is opgesteld. Voor dit kader zijn de prognoses aangehouden uit de provinciale behoefteprognose 2017-2040 waarbij de regio de cijfers tot 2030 heeft aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0014.jpg"

Tabel regionale woningbehoefte, bron: Kwantitatieve woningbouwprogrammering Westfriesland 2021-2030

In de kwantitatieve woningbouwprogrammering West-Friesland 2021-2030 wordt voor de gemeente Enkhuizen aangegeven dat de harde plancapaciteit 556 woningen is en de zachte plancapaciteit 420 woningen, in totaal is dit 976. Binnen deze 556 woningen vallen de resterende woningen voor Gommerwijk West-west, zoals het in het moederplan staat. Hierin is aangegeven dat het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk voor maximaal 700 woningen. In de eerste fase is een uitwerking met circa 100 woningen gerealiseerd, waarmee er nog 600 overblijven voor het plangebied van dit uitwerkingsplan. Dit zal zo niet worden gerealiseerd. Ten opzichte van het moederplan komen er in Gommerwijk West-west in totaal minder woningen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor meer onderscheidende woningen in Gommerwijk West-west en meer ruimte voor initiatieven op andere plekken in de gemeente. Om dit mogelijk te maken is de Partiële herziening bestemmingsplan Gommerwijk West-west opgesteld. Met dit uitwerkingsplan zullen in Gommerwijk West-west in totaal ca. 510 woningen komen en wordt er invulling gegeven aan de verandering in woningaantallen die met de partiële herziening mogelijk gemaakt is. In het marktonderzoek wordt onderbouwd dat het plan, met het kleinere aantal woningen, past binnen de indicatieve regionale woningbehoefte (incl. de buffer) en dat het binnen de gemeentelijke behoefte blijft. Hierbij is rekening gehouden met de plancapaciteit (zowel hard als zacht) van andere plannen binnen de gemeente en de regio.

Behalve kwantitatief past het plan ook kwalitatief binnen de regionale behoefte. Doordat er minder woningen in het gehele plan komen ontstaat er ruimte voor meer onderscheidende woningen in Gommerwijk West-west. In het stedenbouwkundig plan staan groen, rust, ruimte, water en grote landschapskavels centraal. Hiermee wordt het plan klimaat adaptief ingericht. Het plan maakt wonen in het bos/park en aan het water mogelijk. Ook is er ruimte voor (collectief-)particulier opdrachtgeverschap. Daarmee wordt er zowel een bijdrage geleverd aan betaalbaar wonen als aan de behoefte aan bijzondere woningen in het hogere segment. Hierbinnen is er ruimte om in te spelen op de woningbehoefte van senioren en kleinere huishoudens (1 en 2 persoons) met geschakelde, grondgebonden en/of levensloopbestendige woningen en patio´s met kleine tuinen. Daarnaast is er veel ruimte voor twee- en drie-onder-een-kapwoningen en vrije kavels voor vrijstaande woningen.

Het streven voor de verdeling van woningcategorieën is 20% sociaal, 40% middenduur en 40% duur. In het marktonderzoek is er gekeken naar hoe deze verdeling ingevuld kan worden binnen de veranderingen die sindsdien binnen de woningmarkt en de behoefte aan de verschillende prijssegmenten zijn opgetreden. Op basis hiervan is een nadere uitwerking gemaakt van de toekomstige extra kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte in Enkhuizen en wordt in het rapport een verdeling voorgesteld voor zowel de woningcategorieën met bijbehorende prijsklassen als een onderverdeling voor appartementen en grondgebonden woningen. Op basis van het marktonderzoek zijn daar nog 20 huurappartementen in de vrije sector aan toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0015.png"

In de mogelijke indeling woningtypen in het stedenbouwkundig plan zijn 100 sociale huurwoningen gerealiseerd, wat overeenkomt met bovenstaande tabel. Er komen 100 rijwoningen, die overeenkomen met de 100 egw (eengezinswoning) tot €250.000 uit bovenstaande tabel. Daarnaast komen er 42 kleine twee-onder-een-kapwoningen en 6 terraswoningen, die samen 48 grondgebonden woningen in de categorie €250.000 tot €350.000 vormen, wat vrijwel overeenkomt met de aangegeven 50 uit de tabel. De categorie egw boven €350.000 bestaat in het stedenbouwkundig plan uit 52 grote twee-onder-een-kapwoningen, 19 waterwoningen en 71 vrije kavels. In totaal zijn dit 142 woningen, wat vrijwel overeenkomt met de aangegeven 140 uit de tabel. Voor de appartementen worden 20 mgw (meergezinswoningen) in de vrije sector huur aangegeven, deze zijn in het plan gerealiseerd. Ook de aangegeven 50 appartementen in de categorie tot €250.000 zijn in het plan opgenomen onder middeldure koop en de 50 appartementen in de categorie €250.000 tot €350.000 onder dure koopappartementen.

Hiermee vormt het plan een onderscheidende en complementaire aanvulling op de bestaande woningvoorraad.

  • Het plan voldoet aan de voorwaarde dat 70% van de woningbouwplannen in de regio West-Friesland worden gerealiseerd in de krachtige kernen.

Door de ligging binnen het bestaand stedelijk gebied, aansluitend op de bestaande bebouwing van Enkhuizen, voldoet het plan aan deze voorwaarde. Enkhuizen is een van de krachtige kernen.

  • Is getoetst en onderbouwd of realisatie binnenstedelijk mogelijk is?

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet aan daarmee aan deze voorwaarde. Het huidige gebruik van het plangebied is weliswaar voornamelijk agrarisch, maar het stedelijk gebruik is op grond van de uit te werken woonbestemming in het moederplan al mogelijk.

  • Als realisatie past binnen de regionale opgave, maar realisatie binnenstedelijk niet mogelijk is, is getoetst aan provinciale voorwaarden inzake beschermingsregimes, energieneutraal, klimaatadaptief, circulair bouwen, landschappelijke inpassing en mobiliteit.

Het plangebied ligt binnen BSG, daarmee is toetsing aan de provinciale voorwaarden niet noodzakelijk.

Westfries vooruitdenken

Het plan moet aan vier van de acht onderstaande ambities voldoen. Bij de beantwoording hiervan is gerekend met onderstaand beoogd programma voor het plangebied.

50 rijwoningen (sociale huur)

20 benedenbovenwoningen (sociale huur)

30 rug-aan-rugwoningen (sociale huur)

20 appartementen (vrije sector middeldure huur)

100 rijwoningen (middeldure koop)

42 twee-onder-een-kapwoningen (middeldure koop)

6 terraswoningen (middeldure koop)

50 appartementen (middeldure koop)

52 twee-onder-een-kapwoningen (dure koop)

19 waterwoningen (dure koop)

44 vrijstaande woningen (dure koop)

27 vrije kavels (dure koop)

50 appartementen (dure koop)

Het bestemmingsplan kent een flexibele opzet, zodat aanpassingen van het programma in de toekomst bij een veranderende vraag, mogelijk is. Bij deze aanpassingen moet dan rekening worden gehouden met de ambities uit het Westfries vooruitdenken.

  • Het plan levert een positieve bijdrage aan betaalbaar wonen.

De gemeenten hanteren een prijsgrens van beneden de liberalisatiegrens voor huurwoningen en 85% van de NHG-grens voor koopwoningen. De gemeenten kijken of de lagere inkomens voldoende bediend worden. Minimaal 30% van de woningen in dit plan dienen hieraan te voldoen om op dit punt positief te scoren.

De 100 woningen (rij, bebo en rug-aan-rug) die in de categorie sociale huur vallen voldoen aan de gehanteerde grens voor betaalbaar wonen. Deze woningen vormen 20% van het totaal. Het plan levert een bijdrage aan betaalbaar wonen, maar het percentage is niet oog genoeg om aan dit criterium te voldoen.

  • Het plan voorziet in woningen in de vrije huursector voor middeninkomens.

Er worden 20 appartementen in de vrije sector middeldure huur gerealiseerd, het plan voldoet aan dit criterium.

  • Het plan levert een bijdrage aan het langer zelfstandig wonen.

Een woning die geschikt is voor langer zelfstandig wonen is minimaal een 'rollatorgeschikte woning'. In het afwegingskader wordt aangegeven wat hieronder wordt verstaan. Indien 30% van de woningen rollatorgeschikte woningen zijn waarderen de gemeenten het plan op dit punt positief.

De appartementen binnen de voorwaarden. Ook de twee-onder-een-kapwoningen en de vrijstaande woningen bieden voldoende ruimte om op de begane grond een levensloopbestendige inrichting mogelijk te maken. Hiermee zijn er met het huidige stedenbouwkundige plan in totaal 285 van de 510 woningen die in de categorie 'rollatorgeschikte woning' kunnen vallen. Daarmee wordt aan dit criterium voldaan.

  • Het plan is circulair en energieneutraal.

Het plan levert een positieve bijdrage aan duurzaamheidsdoelstellingen doordat het gasloos is en er voldaan wordt aan de BENG-norm. Het plan voldoet niet aan alle eisen die bij deze ambitie gesteld worden.

  • Het plan draagt bij aan klimaatadaptatie, een gezonde leefomgeving en verbetering van de natuur en het landschap.

In het stedenbouwkundig plan is veel ruimte voor groen en water, waardoor klimaatadaptief bouwen en klimaatadaptatie in de openbare ruimte mogelijk is. In de klimaatstresstest van West-Friesland wordt voor het plangebied geen specifieke knelpunten aangegeven. Alleen bij het doorbreken van een primaire waterkering (dijken, dammen, duinen en kunstwerken die bescherming bieden tegen buitenwater) heeft het plangebied door de lagere ligging een risico op overstroming met water tot één of anderhalve meter hoog. De kans hierop is zeer klein en doordat de meeste woningen uit meerdere verdiepingen bestaan is, naast evacuatie, vluchten naar een droge verdieping mogelijk.

Door de toevoeging van wandelpaden aan de bestaande structuur en het leggen van goede fiets- en voetgangersverbindingen met de voorzieningen van Enkhuizen en het Streekbos geeft het plan mogelijkheden tot bewegen en daarmee voor een gezondere leefwijze, niet alleen voor de nieuwe bewoners maar ook voor de huidige inwoners.

Door de nieuwe groen-blauwe structuur die gecreëerd wordt, ontstaat er niet alleen een prettig woonmilieu voor mensen, deze milieus met veel overgangen bieden ook veel mogelijkheden voor de biodiversiteit. Het plan levert daarnaast nog een positieve bijdrage aan biodiversiteit doordat er natuurinclusief gebouwd wordt. Dit is in het beeldkwaliteitsplan opgenomen.

Het plan voldoet aan deze ambitie.

  • Nieuwe woningbouw wordt zoveel mogelijk gerealiseerd in de nabijheid van een OV-knooppunt.

De inspanningsverplichting van de gemeenten is om een bijdrage te leveren aan het streven om gemiddeld 50% van de woningbouwplannen in de provincie binnen een straal rond OV-knooppunten te realiseren. Daarbij geldt een primair zoekgebied van 1,2 woningtypologieën en een secundair zoekgebied van 3 kilometer. Het plangebied ligt hemelsbreed op 1,6 kilometer van station Boven-Karspel en valt binnen het secundaire zoekgebied.

  • Het plan draagt bij aan de versnelling van de woningbouwproductie in Westfriesland.

Een woningbouwplan scoort op deze ambitie indien er afspraken zijn gemaakt om het plan binnen 3 jaar na initiatief neming uit te voeren. Aangezien het moederplan voor Gommerwijk West-west uit 2009 stamt, draagt het plan hier niet aan bij. Het is voor het noordelijk deel van Gommerwijk West-west wel de bedoeling binnen drie jaar na het in procedure brengen van dit uitwerkingsplan de woningen te bouwen.

  • Het plan draagt bij aan de aantrekkingskracht van de regio door het bieden van een aantrekkelijke onderscheidende woonomgeving.

De aantrekkelijke woonomgeving is de meest genoemde vestigingsfactor onder nieuwkomers van buiten de regio. Met de woningen in een onderscheidend woonmilieu waarin groen, rust, ruimte, water en grote landschapskavels centraal staan biedt het plan Gommerwijk West-west woningen in een aantrekkelijke omgeving. Het plan voorziet in meerdere typen woningen: vrijstaande woningen met een grote diversiteit in kavelgrootte, twee-onder-een-kap woningen, rijwoningen, benedenbovenwoningen, rug-aan-rugwoningen en appartementen in verschillende categorieën. Doordat in het stedenbouwkundig plan groen, rust, ruimte, water centraal staan, maakt het plan wonen in het bos/park en aan het water mogelijk. Ook is er ruimte voor (collectief-)particulier opdrachtgeverschap. Daarmee wordt er zowel een bijdrage geleverd aan betaalbaar wonen als aan de behoefte aan bijzondere woningen in het hogere segment. Doordat er ruimte is voor het realiseren van diverse woningtypen wordt er voor een brede doelgroep gebouwd. Hierbinnen is er ruimte om in te spelen op de woningbehoefte van senioren en kleinere huishoudens (1 en 2 persoons) met geschakelde, grondgebonden en/of levensloopbestendige woningen en patio´s met kleine tuinen. Specifieke doelgroepen die worden benoemd in het woonbehoefteonderzoek van Atrivé zijn onder andere starters, startende huishoudens zowel binnen als buiten de regio, sociaal kwetsbare woningzoekenden en binnenlandse en buitenlandse werknemers. Met de bouw van de rug-aan-rugwoningen voor starters en ruimte voor doorstroming zodat elders is de gemeente starterswoningen vrijkomen voorziet het plan in de genoemde doelgroepen. Het woningtype van rug-aan-rugwoningen komt in de omgeving nog niet voor en is daarmee onderscheidend.

De voorgenomen ontwikkeling van 510 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Enkhuizen draagt bij aan de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte. Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het afwegingskader 'de Westfriese basis' en aan meer dan de helft van de bovenstaande punten uit 'het Westfries vooruitdenken'. Hiermee wordt ook voldaan aan het woonbeleid van alle betrokken overheden.

4.4 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Het noordelijk en het zuidelijk deel krijgen een eigen ontsluitingsring. Beide zijn met elkaar verbonden middels een brugverbinding over het Weelenpad en de watergang daarlangs. Deze is alleen bedoeld voor langzaam verkeer en calamiteitenverkeer. Het noordelijk deel krijgt een aansluiting op de Haling en kent een wegenstructuur met een dubbele lusverbinding. Daarnaast wordt er voor zowel langzaam als snelverkeer een verbinding gemaakt met ten oosten gelegen woonwijk Kadijken via de Tuindershof. De deelgebieden zijn daardoor goed toegankelijk. Het zuidelijk deel heeft een aansluiting op De Gouw en kent een wat langgerekter structuur met enkele lussen en dwarsverbanden. Van hieruit worden de verschillende woonvelden ontsloten. Alle wegen worden ingericht voor 30-km/uur.

De hoofdstructuur van de wijk is opgezet aan de hand van een basisprofielen. Deze garanderen dat in elk plandeel voldoende ruimte is voor rijbaan, trottoir, parkeren, groen en waar nodig taluds naar het water. Hiervoor is een gebruikelijke maatvoering aangehouden voor nieuwbouwgebieden. Het is goed denkbaar dat in de maatvoering van de wegen en verhardingen nog optimalisaties kunnen plaatsvinden om meer ruimte te vinden voor groen. Door bijvoorbeeld uit te gaan van shared space, waarbij gemotoriseerd en langzaam verkeer de rijloper delen, kan ruimte gemaakt worden voor grasbermen, meer water of bredere wateroevers. Deze aanpassingen zijn mogelijk binnen de gekozen maatvoering.

Er worden goede fietsverbindingen gemaakt naar de omliggende paden en wegen. Door het gebied loopt een stelsel van vrij liggende voetpaden, langs de oevers, door de bosschages en over de parkweides. Op vier punten (Tuindershof, Om de Lande, nabij Flosbeugel en Melkbon) wordt er voor het langzaam verkeer aangesloten op de bestaande woonwijk. Daarnaast zijn de bestaande aansluitingen tussen de bestaande bebouwing in het Streekbos via het Weelenpad bereikbaar. Aan de noordzijde komt er een extra aansluiting op de Haling. Daardoor kan een bewoner makkelijk op de fiets naar de stad en het station en kunnen recreanten makkelijk het gebied doorkruisen. Omdat het plangebied in zijn geheel als 30 km/uur-gebied wordt ingericht, zijn er geen vrijliggende fietspaden benodigd.

Verkeersgeneratie

Als gevolg van de ontwikkeling treedt er een wijziging op in de verkeersgeneratie van en naar het plangebied. Er is daarom een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de aanleg van Gommerwijk West-west voor het verkeer (Gommerwijk-west-west, Enkhuizen, Parkeer- en verkeersonderzoek, Goudappel BV, 7 juli 2021, bijlage 2). De nieuwe woonwijk beoogt te ontsluiten aan de noord- en zuidzijde via bestaande wegen (Haling en De Gouw) en aan de oostzijde via de Tuindershof. Om na te gaan of het extra verkeer van de nieuwe woonwijk afgewikkeld kan worden, is de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op kruispuntniveau maatgevend. De ontsluiting met de Tuindershof is een bestaande aansluiting waarop wordt aangetakt. Daarnaast zijn de intensiteiten hier laag, waardoor geen knelpunten met betrekking tot de verkeersafwikkeling worden verwacht. Voor deze ontsluiting zijn derhalve geen kruispuntberekeningen uitgevoerd. Wel is de oostelijke ontsluiting verkeerskundig getoetst aan de hand van de Wegenscan.

De CROW publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381) geeft kencijfers voor woningen, zowel voor de verkeersgeneratie als het parkeren. Binnen de systematiek van de CROW is sprake van een categorie-indeling. Deze indeling is gebaseerd op de typering van de omgeving in ’zeer sterk stedelijk’ tot ‘niet stedelijk’. Binnen deze hoofdindeling wordt dan ook nog de afweging gemaakt wat voor type wijk of gebied het is binnen deze hoofdcategorie. Deze extra onderverdeling is te maken in ‘centrum’, ‘schil centrum’, ‘rest bebouwde kom’ en ‘buitengebied’. Enkhuizen is een kleine stad en is te typeren als ‘matig stedelijk’. Het plangebied valt onder de categorie ‘rest bebouwde kom’. In Enkhuizen wordt het gemiddelde van de minimale en maximale cijfers toegepast.

In het onderzoek is de verkeersgeneratie voor de mogelijke indeling van de nieuwe woningen berekend, onderverdeeld in een deel Noord dat via de Haling en Tuindershof het plangebied verlaat en een deel Zuid dat via De Gouw aansluit op de omgeving. Uit de resultaten blijkt dat de aansluiting van het zuidelijk deel op De Gouw, zowel bij de uitvoering van een gelijkwaardige kruising als bij de uitvoering van een voorrangskruispunt, een prima verkeersafwikkeling kent. Ook voor de aansluiting op de Haling, zowel bij de uitvoering van een gelijkwaardige kruising als bij de uitvoering van een voorrangskruispunt, geldt dat uit de berkening komt dat het kruispunt een prima verkeersafwikkeling kent. Aan de hand van de Wegenscan is bepaald in hoeverre de toekomstige verkeerssituatie op en rond de oostelijke ontsluiting bij Tuindershof volstaat. De oostelijke ontsluiting op de Tuindershof betreft een aantakking op een reeds gereserveerde aansluiting. Uit de resultaten blijkt dat de toekomstige verkeerssituatie volstaat. In de toekomstige situatie rijden circa 730 motorvoertuigbewegingen/etm over het toetsingspunt. De maximaal wenselijke intensiteiten bedragen 1.000 mvt/etm.

Het omliggende wegenstelsel is goed in staat de extra verkeersbewegingen die ontstaan door de aanleg van Gommerwijk West-west op te vangen.

Parkeren

De parkeernormen uit het beleid van de gemeente waar rekening mee is gehouden zijn:

Koop vrijstaand 2,2 pp per woning

Koop twee-onder-een-kap 2,1 pp per woning

Koop tussen/hoek 1,9 pp per woning

Koop appartement duur 2,0 pp per woning

Koop appartement middenduur 1,8 pp per woning

Huur sociaal, rij 1,3 pp per woning

Huur rug-aan-rug en bebo 1,1 pp per woning

Huur appartement vrije sector 1,8 pp per woning

Het bezoekersaandeel daarbij is 0,3 pp per woning.

Voor het plangebied resulteert dit met de voorlopige indeling in woningcategorieën in onderstaand aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd moet worden:

rij sociale huur 50 * 1,3 = 65,0 pp

bebo 20 * 1,1 = 22,0 pp

rug-aan-rug 30 * 1,3 = 39,0 pp

appartement huur vrije sector 20 * 1,8 = 36,0 pp

rij koop 106 * 1,9 = 201,4 pp

twee-onder-een-kap 94 * 2,1 = 197,4 pp

appartement koop middenduur 50 * 1,8 = 90,0 pp

vrijstaand 90 * 2,2 = 198,0 pp

appartement koop duur 50 * 2,0 = 100,0 pp

Totaal 948,8 pp

Het parkeren vindt deels op het eigen erf van de woningen plaats en deels in het openbaar gebied. Op het eigen terrein is voor een garage met enkele oprit gerekend met 1,0 pp en voor een garage met dubbele oprit met 1,8 pp. Een dubbele oprit zonder garage telt voor 1,7 pp en een enkele oprit zonder garage als 0,8 pp. Voor de dure koopappartementen is daarnaast gerekend met een parkeergarage onder het gebouw met daarin ruimte voor 1,0 pp per appartement. Hiermee wordt het aandeel voor bezoekers van 0,3 altijd in de openbare ruimte gerealiseerd.

Het plan komt daarmee uit op onderstaand aantal parkeerplaatsen op eigen terrein:

dubbele oprit met garage 120 * 1,8 = 216,0 pp

dubbele oprit zonder garage 1 * 1,7 = 1,7 pp

enkele oprit met garage 44 * 1,0 = 44,0 pp

enkele oprit zonder garage 25 * 0,8 = 20,0 pp

parkeergarage appartementen 50 * 1,0 = 50,0 pp

Totaal 331,7 pp

Dit betekent dat er ruimte moet zijn voor 948,8 - 331,7 = 617,1 pp in de openbare ruimte. In het stedenbouwkundig plan is er in de straatprofielen ruimte gehouden voor voldoende parkeerplaatsen. Zoals de woningverdeling en inrichting van de openbare ruimte nu is zijn er 623 parkeerplaatsen. Bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt het aantal en type van woningen definitief gemaakt. Hierbij zal dan worden voldaan aan bovenstaande uitgangspunten voor het parkeren. In de regels van dit uitwerkingsplan is opgenomen dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden ten behoeve van de nieuwe functie.

4.5 Duurzaamheid

Een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient aan de eisen voor duurzaam en klimaatneutraal bouwen te voldoen. Om klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk om het energiegebruik en het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. Daarnaast is het op een groter schaalniveau van belang om toekomstbestendige woonwijken en woningen 'klimaat adaptief' te bouwen. Hiermee kan o.a. heviger regenval en meer droogte opgevangen worden. Dat kan bijvoorbeeld door betere afwateringsinrichting, watercompensatie en de manier van verharden.

Gommerwijk West-west wordt een duurzame woonbuurt, met veel aandacht voor energie, groen en water, zodat het een klimaatneutrale wijk wordt. Er is in het plan voldoende ruimte voor waterberging. Het aandeel verharding en bebouwing is laag, er is altijd water en/of groen in de nabijheid, waardoor hittestress tegengegaan wordt. Naast natuurinclusieve bebouwing is er een natuurinclusieve inrichting van de openbare ruimte. Geen traditionele straten met traditioneel groen, maar juist groen met ruimte voor groei en bloei. Daarmee ontstaat er meer waarde voor insecten en vogels en andere dieren.

De duurzaamheid van Gommerwijk West-west blijkt onder andere uit:

  • Een nagenoeg energieneutrale wijk;
  • Aardgasvrij bouwen;
  • Bezonning van de woningen;
  • Het benutten van de daken voor zonnepanelen en groen;
  • Toekomstgericht bouwen met voldoende flexibiliteit en goed doordacht woningaanbod;
  • Klimaatadaptieve maatregelen;
  • De ruime dooradering van de wijk met groen en water;
  • Het gebruik van streekeigen beplanting met hoge natuurwaarde;
  • De toepassing van hagen, bloemenweides en bloeiende beplanting in de woonomgeving;
  • Een goed stelsel van voet- en fietspaden door de wijk en in aansluiting op de omgeving;
  • Natuurlijk spelen en speelaanleidingen;
  • Afkoppeling van het hemelwater;
  • Natuurinclusief bouwen;
  • Het hergebruik van materialen bij de realisatie van woningen en van het openbaar gebied (conform LIOR);
  • Er rekening wordt gehouden met de mogelijkheden om de toegepaste materialen later her te gebruiken;
  • Plaatsing ledverlichting.

Binnen de regels voor de bestemmingen van dit bestemmingsplan is er voldoende ruimte opgenomen voor het aanbrengen van zonnepanelen, zonnecollectoren, e.d. Verder wordt een deel van deze maatregelen opgenomen in het beeldkwaliteitsplan dat gekoppeld wordt aan de regels van dit uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsonderzoeken

In dit hoofdstuk worden de onderzoeken voor het wijzigingsplan behandeld. Voor zover de resultaten nog van toepassing zijn, worden de onderzoeken uit het 'moederplan' overgenomen. Indien noodzakelijk is er een nieuw onderzoek uitgevoerd.

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Wet- en regelgeving

De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de cultuurhistorie in Nederland. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2022 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2022. Het betreft dan:

  • 1. Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • 2. Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
  • 3. Bescherming van stads- en dorpsgezichten

Zaken zoals het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten blijven in de Erfgoedwet.

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenwet doorgevoerd via een wijziging van artikel 3.6. lid 2 van Besluit ruimtelijke ordening. In de toelichting van een bestemmingsplan moet voortaan het volgende worden opgenomen: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierdoor dienen cultuurhistorische waarden dus uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Dit is één van de pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo).

De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de Handreiking erfgoed en ruimte. Hierin staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldbepalingen.

5.1.2 Situatie plangebied

In 2016 is ten behoeve van de totale ontwikkeling van de woonwijk Gommerwijk-West-West een Archeologisch bureauonderzoek opgesteld. In 2019 is een actuele archeologische quickscan uitgevoerd ten behoeve van een deel van plangebied. Daarna is er nog een keer naar het plangebied als geheel gekeken (Archeologische quickscan Gommerwijk West-West, totaal-uitwerking, Enkhuizen, Archeologie West-Friesland, 20 juli 2021). Deze update van de quickscans is als bijlage 3 toegevoegd aan de toelichting.

Het plangebied valt op de beleidskaart archeologie van de gemeente Enkhuizen in vijf verschillende zones:

  • Archeologisch Waardevol Gebied (AWG1, paars): zeer hoge archeologische waarde - archeologisch aspect meewegen bij alle ingrepen;
  • Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2 (AWV2, donkeroranje): hoge verwachting – archeologisch aspect meewegen bij ingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 35 cm;
  • Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3 (AWV3, lichtoranje): hoge verwachting – archeologisch aspect meewegen bij ingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 35 cm;
  • Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 4 (AWV4, lichtgeel): lage archeologische verwachting – archeologisch aspect meewegen bij ingrepen groter dan 15.000 m² en dieper dan 35 cm.
  • Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 5 (AWV5, lichtgrijs): onbekende archeologische verwachting – archeologisch aspect meewegen bij ingrepen groter dan 10.000 m² en dieper dan 35 cm.

De grootte van het plangebied overschrijdt alle vrijstellingsgrenzen van de beleidskaart, behalve de grens van 10.000 m² aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0016.jpg"

De locatie van het plangebied (zwarte stippellijn) op de beleidskaart archeologie van de gemeente Enkhuizen

Op basis van historisch kaartmateriaal geldt een lage verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd. Op basis van de verkavelingspatronen in het landschap en de vondstmeldingen geldt een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen voor het noordelijk deel van het plangebied. Op basis van de geologische opbouw, de bodemkaart, voorgaand onderzoek in de nabije omgeving van het plangebied en luchtfoto's geldt een hoge tot middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd.

Tijdens en voor de ruilverkaveling zijn verschillende waarnemingen gedaan, die de aanwezigheid van Bronstijdbewoning onderschrijven. Tijdens de waarnemingen zijn ook verschillende mogelijke grafheuvellocaties aangewezen. Eén daarvan ligt in het plangebied, 'Enkhuizen Grootslag VII'. Deze grafheuvel is in 1974 gekarteerd (Archisnummer 3074309100, 15C-VIII-1). De grafheuvel is van zeer hoge archeologische waarde (AMK-terrein 20A-004, monumentnummer 5055) en is daarom buiten de planvorming voor woningbouw gelaten.

Op basis van de geplande nieuwbouw en de hoge archeologische verwachting is een archeologisch onderzoek in het kader van de AMZ-cyclus vereist. Dit archeologisch onderzoek dient te bestaan uit een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven. Als leidraad voor het proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen te worden opgesteld.

Het uit te voeren archeologisch vervolgonderzoek is met archeologische dubbelbestemmingen in het uitwerkingsplan geborgd. Voor het aanvragen van de omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen en andere werkzaamheden in het plangebied zal het benodigde onderzoek uitgevoerd worden.

5.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie/cultuurhistorie levert geen belemmering op voor het uitwerkingsplan.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Wet- en regelgeving

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en worden bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden. Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de handreiking Bedrijven en milieuzonering (maart 2009) van de VNG. Richtafstanden gelden ten aanzien van de hinderaspecten geluid-, stof- en geurhinder en gevaar en kunnen worden gezien als de afstand waarbij onaanvaardbare hinder van een milieubelastende activiteit voor gevoelige functies kan worden uitgesloten. In gebieden waar een menging van functies voorkomt, wordt uitgegaan van een kleinere richtafstand.

5.2.2 Situatie plangebied

Het plangebied is volgens de VNG-systematiek te typeren als een rustige woonwijk. Voor de in de omgeving aanwezige bedrijven zijn de richtafstanden voor gemiddelde bedrijven toegepast. Gelet op de aanwezige bedrijfsactiviteiten is er geen aanleiding om uit te gaan van grotere (of kleinere) richtafstanden.

Aan de zuidkant van het plangebied bevindt zich een bed&breakfast. De nu nog bijbehorende bloemenkwekerij zal met de bouw van de nieuwe woningen verdwijnen. Een bed&breakfast valt onder de categorie Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra, met een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde woningen zullen een afstand van minimaal 10 meter tot deze bebouwing aanhouden.

Aan de overzijde van De Gouw, ten zuiden van het plangebied, bevindt zich een tweetal bloembollenkwekerijen en een dierenkliniek met een manegehal. De richtafstanden hiervan zijn respectievelijk 30 en 50 meter. De agrarische bedrijven en de dierenkliniek bevinden zich op meer dan 85 meter van de woningen in het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden. Dit geldt ook wanneer wordt gemeten vanaf de grens van de bestemmingsvlakken. Een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten richting het plangebied is niet aannemelijk en wordt al beperkt door de aanwezigheid van bestaande woningen.

Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich ten westen van het plangebied, op de Haling 3 een agrarisch bedrijf en op Haling 5 een plantenkwekerij. Op de Haling 26E, ten noorden van het plangebied, bevindt zich een bedrijf in bloemen-, sierplanten- en bloembollenteelt. Voor beide bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter. De dichtstbijzijnde nieuwe woningen zijn mogelijk op een afstand van respectievelijk 30 en 60 meter. In de nabijheid van het Weelenpad is de tussenafstand tot de nieuwe woningen minder, namelijk 20 meter. Omdat zich aan de overzijde van het water een talud bevindt, en de randen van deze hoek van het agrarisch perceel dus niet bespoten zullen worden, wordt de afstand voldoende geacht.

Vanwege de ligging van gronden met een agrarisch gebruik en de bijbehorende spuitzone ten noorden, zuiden en westen van het plangebied is aan deze zijden rekening gehouden met een afstand van 30 meter tussen deze gronden en de ligging van de nieuwe woningen. Aan de noord- en zuidzijde zorgen de bestaande wegen en waterlopen voor voldoende afstand. Aan de westzijde is deze afstand gecreëerd door de ontsluitingsweg voor Gommerwijk West-west aan deze zijde te leggen.

5.2.3 Conclusie

Uit oogpunt van milieuzonering is ter plaatse van de woningen in het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast worden de bestaande bedrijven door de nieuwe woningen niet belemmerd in het bedrijfsuitoefening. Het aspect milieuzonering staat de uitvoering van het uitwerkingsplan niet in de weg.

5.3 Bodem

5.3.1 Wet- en regelgeving

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. In de bouwverordening is wettelijk geregeld dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom moet bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld worden gebracht. Het bodemonderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op voor woningbouw geschikte grond te worden gerealiseerd.

5.3.2 Situatie plangebied

Voor het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd (Historisch vooronderzoek Gommerwijk West-West te Enkhuizen, Grondslag, 27 mei 2020, bijlage 4). Hierin wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de locatie voor zover bekend en zichtbaar aan het maaiveld in het verleden geen puinlagen zijn aangebracht. Uit gegevens van voorgaand bodemonderzoek blijkt dat op de een deel van de onderzoekslocatie (circa 500 m lengte langs de slootkant aan de oostzijde van De Gouw 36E) asbest in de bovengrond voor kan komen. Om vast te stellen of er sprake is van een verontreiniging met asbest dient een nader asbestonderzoek te worden uitgevoerd. Verder is bekend dat op het adres Haling 17E (ter plaatse van een voormalige brandstoftank) een oliespotje met een licht tot matige verhoging aan minerale olie aanwezig is en dat op het perceel De Gouw 38E in 2010 nog een brandstoftank in gebruik was. Deze locaties grenzen aan onderhavige onderzoekslocatie, derhalve kan niet worden uitgesloten dat er perceeloverschrijdende verontreinigingen aanwezig zijn. Aangrenzend aan, of op de onderzoekslocatie zijn een aantal dammen aanwezig. In het verleden werden deze dammen dikwijls verstevigd met puin en ander materiaal. Om deze reden zijn deze dammen in enige mate verdacht op het voorkomen een bodemverontreiniging (met asbest). Met het vooronderzoek is vastgesteld dat op de locatie (sloot)dempingen voorkomen van na 1945. De sloten zijn vermoedelijk gedempt met gebiedseigen grond tijdens de ruilverkaveling. Echter kan niet worden uitgesloten dat er sloten zijn gedempt met stort- of andersoortig dempingsmateriaal. Bij de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal zijn de dempingen ook verdacht voor een verontreiniging met asbest.

De onderzoeken die uitgevoerd zijn op de onderzoekslocatie zijn allemaal meer dan zeven jaar oud. In overleg met dhr. N. Kegelaar van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord kan het onderzoek dat door Grondslag in 2012 is uitgevoerd nog als bruikbaar worden beschouwd. Toch is het aan te bevelen om de situatie te actualiseren door alleen de bovengrond en de waterbodem opnieuw te onderzoeken en tevens te onderzoeken op OCB’s (bestrijdingsmiddelen). Aangezien de onderzoekslocatie volledig agrarisch in gebruik is, is de bovengrond over de gehele locatie verdacht op het voorkomen van OCB’s. Verder kunnen er op basis van de bodemkwaliteitskaart en voorgaande onderzoeken hooguit lichte verhoogde achtergrondgehalten worden verwacht (op de verdachte deellocaties na).

Ter plaatse van de slootkant ten noorden van De Gouw 38E te Enkhuizen is het nader onderzoek naar asbest uitgevoerd (Nader onderzoek asbest Gommerwijk West-West te Enkhuizen, Grondslag, 22 oktober 2020, bijlage 5). De locatie is onderverdeeld in twee ruimtelijke eenheden, met een gelijke verdenkingsgraad: verdachte bovengrond met bijmenging (RE1 en RE2). Beide eenheden zijn nader onderzocht op de aanwezigheid van asbest door middel van inspectiegaten. Conform protocol zijn namelijk ter vervanging van een sleuf twee inspectiegaten gegraven. Met het nader onderzoek is het gemiddelde gehalte aan asbest per RE bepaald. Ter plaatse van RE1, is een asbestgehalte aangetoond dat de interventiewaarde niet overschrijdt. Er is enkel asbest aangetroffen in de fijne fractie. Formeel is er geen sprake van een (ernstig) geval van bodemverontreiniging en/of een saneringsnoodzaak. Ter plaatse van RE2 is geen asbest aangetoond.

5.3.3 Conclusie

Ten behoeve van de omgevingsvergunning voor bouwen zal een verkennend bodemonderzoek voor de te ontwikkelen gronden moeten worden uitgevoerd. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de genoemde mogelijkheden van verontreiniging. Indien noodzakelijk wordt nader onderzoek uitgevoerd en worden verontreinigde gronden gesaneerd, waarna de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.In het exploitatieplan wordt aangegeven dat als uit nader onderzoek blijkt dat er toch sprake zal zijn van bodemsaneringskosten, dan zullen die kosten in een herziening van het exploitatieplan worden opgenomen. Met de huidige stand van zaken is in de taxatiewaarde van de gronden aangenomen dat deze geschikt zijn voor de nieuwe functie. Mocht uit nader onderzoek blijken dat dit niet het geval is dan heeft dit gevolgen voor de grondwaarde, die dan aangepast zal worden. Op deze manier zijn de kosten van een eventuele sanering gedekt, zodat het aspect bodem de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

5.4 Ecologie

5.4.1 Wet- en regelgeving

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet Natuurbescherming (WNB) van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet worden in deze wet geïntegreerd. In de WNB is zowel de soortbescherming van wilde flora en fauna geregeld als de gebiedsbescherming die veelal voortkomt uit bepalingen van de Europese Habitatrichtlijn (HRL) en Vogelrichtlijn (VRL). De provincies zijn, op enkele uitzonderingen na, het bevoegd gezag van de wet. De provincies organiseren de ontheffingsverlening en handhaving.

Ruimtelijke ontwikkeling en (her)inrichting zoals het bouwen van woningen of het dempen van wateren kan beschadiging of vernieling tot gevolg hebben van de voortplantings- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende (beschermde) soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin het project plaatsvindt. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing voor de WNB verkregen worden. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het bevoegde gezag (veelal de provincie waarin het plangebied is gelegen).

De WNB regelt ook de gebiedsbescherming van Natura 2000 gebieden. De provincies kunnen ook andere gebieden aanwijzen vanwege landschappelijke en/of natuurlijke waarden, zoals het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In de bescherming worden ook de gevolgen van de stikstofdepositie door de geplande ontwikkeling op de beschermde gebieden meegenomen.

In 2009 werd afgesproken het stikstofprobleem ‘programmatisch’ te gaan aanpakken. Dit heeft geleid tot ‘Programma Aanpak Stikstof’ (PAS). Met het PAS is ontwikkelingsruimte beschikbaar gesteld voor nieuwe economische ontwikkelingen. Tegelijkertijd zijn met het PAS maatregelen vastgesteld waarmee geborgd wordt dat de natuurlijke kenmerken van de natuurgebieden niet worden aangetast. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019 is de basis voor het verlenen van vergunningen onder het PAS komen te vervallen. Vergunningen kunnen nu nog slechts kunnen worden verleend indien is aangetoond dat er géén sprake is van (een toename van) stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied. Met het programma AERIUS Calculator wordt de depositie van stikstofverbindingen in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) op het oppervlak van de omliggende Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.

In de WNB is daarnaast de bescherming van houtopstanden (bossen, rijenbeplantingen, houtwallen, heester- en struikhagen, struwelen of beplantingen van bosplantsoenen) geregeld. Dit is van toepassing als er kap nodig is van een houtopstand die buiten de vastgestelde bebouwde kom houtopstanden ligt en die groter is dan 10 are (1.000 vierkante meter) of voor bomen in een rijbeplanting van 20 bomen of meer.

Een belangrijke bepaling van de WNB is de zorgplicht die stelt dat “een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”

5.4.2 Situatie plangebied

In het kader van de uitwerkingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd (Gommerwijk west-west te Enkhuizen, Toetsing in het kader van de natuurwetgeving, Van der Goes en Groot, 15 juli 2019 en Gommerwijk Perceel 10 en 13 te Enkhuizen, Toetsing in het kader van de natuurwetgeving, Van der Goes en Groot, 16 juli 2019 en Actualisatie Gommerwijk west-west te Enkhuizen, Toetsing in het kader van de natuurwetgeving, Van der Goes en Groot, 7 juli 2021). Deze rapporten zijn opgenomen als bijlagen 6, 7 en 8 bij de toelichting van dit uitwerkingsplan.

Resultaten Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op ca. 1,5 km van Natura 2000-gebied IJsselmeer en ca. 2,4 km van Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer. Beide gebieden kennen geen stikstofgevoelige habitattypen. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen liggen op een afstand van ongeveer 20 km. Gezien de grote afstand tot Natura 2000-gebied, de afscherming door bebouwing van Enkhuizen en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid en optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden. Externe effecten als gevolg van een toename van stikstof-depositie zijn vanwege de afstand tot meest nabijgelegen Natura 2000-gebied en de aard en omvang van de werkzaamheden niet op voorhand uit te sluiten. Een vervolgonderzoek waarbij berekend wordt of er een toename van stikstofemissie is en of deze (significante) gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden ten aanzien van stikstof wordt noodzakelijk geacht.

Ter hoogte van het Weelenpad loopt van west naar oost een NNN verbindingszone door het plangebied. Mogelijk kunnen als gevolg van de plannen negatieve effecten op de verbindingszone plaatsvinden. De effecten van de plannen op deze NNN verbindingszone dienen, zodra de plannen concreet zijn, te worden getoetst. Indien negatieve effecten op ‘wezenlijke kenmerken’ te verwachten zijn, dienen de plannen ter plaatse te worden aangepast. Ten westen van het plangebied ligt NNN gebied ‘De Weelen’ en Streekbos. Deze gebieden vallen niet binnen het plangebied maar wel dient te worden bekeken of het project valt onder ‘een goede ruimtelijke ordening’. De vraag is daarbij of de locatie wel de beste is voor deze bestemming (ook met het oog op natuurwaarden) en of de gevolgen van het plan het nabijgelegen NNN-gebied niet in betekenende mate aantasten. Dit is in een aanvullende notitie beoordeeld (Beoordeling procedure Wnb Gommerswijk West te Enkhuizen, Van der Goes en Groot, 29 november 2021, bijlage 9). Omdat alleen beperkte externe werking aan de orde is zullen vooral abiotische factoren zoals stilte, rust en donkerte getoetst moeten worden. Omdat binnen het ontwerp een groenzone is gepland tussen de wijk en het Streekbos en de geplande woonwijk niet veel geluid produceert, zal ‘stilte’ niet in belangrijke mate worden aangetast. De ‘rust’ van het NNN-gebied kan worden geborgd door beperkte toegang en bruggen over het water westelijk van de woonwijk in het ontwerp op te nemen. De centrale brug in het huidige plan met extra pad in het Streekbos zal getoetst worden en mogelijk geschrapt moeten worden omdat hiermee het honden uitlaten direct vanuit de wijk mogelijk wordt en tevens huiskatten makkelijk het gebied kunnen inlopen. Tevens zorgt het aanleggen van een wandelpad voor areaalverlies en versnippering. Verstoring van rust door deze brug zou als ‘significant’ kunnen worden beoordeeld. De donkerte van het Streekbos loopt naar verwachting geen gevaar omdat hoog groen (ook belangrijk voor vliegroutes van vleermuizen) en ondergroei voor afscherming zal zorgen en aanvullende maatregelen t.a.v. het lichtplan kunnen worden genomen. Het doorbreken van de verbindingszone met kap van bomen langs het Weelenpad moet voorkomen worden, het zal leiden tot verminderde functionaliteit van de verbindingszone terwijl alternatieven voorhanden zijn (niet doorbreken). Als afgezien wordt van bomenkap en doorbreken van deze verbindingszone, wordt geen belangrijk negatief effect verwacht. Het doorbreken van de verbindingsroute met alleen een (fiets)pad dat tussen de bomen doorloopt is naar alle waarschijnlijkheid niet een significante aantasting van de functionaliteit van de verbindingszone, temeer daar de verbindingszone in de plannen in het zuiden tevens breder wordt. Bij de verdere uitwerking van de verbindingszone zal aandacht zijn voor voldoende brede (natuurvriendelijke) oevers zoals rietruigtes langs de watergang of een verlandingszone met kruidenrijke moeras vegetatie, beperkte aanwezigheid van obstakels zoals bruggen en mogelijke vliegroutes van de meervleermuis.

Met de juiste keuzes ten aanzien van inrichting en locatie van groenzones kunnen eventueel negatieve gevolgen op (mogelijk) aanwezige beschermde soorten en beschermde gebieden gemitigeerd en gecompenseerd worden. De volgende zaken zijn daarbij van belang:

  • Het aanleggen van een extra ingang naar het Streekbos middels een nieuwe brug vanuit de wijk is mogelijk niet haalbaar gezien bepalingen rond gebiedsbescherming (NNN).
  • De groenzones die gepland zijn in de nieuw te bouwen wijk, moeten zoveel mogelijk aan de randen van het plangebied worden gepland, voorzien worden van zoveel mogelijk inheemse beplanting en tevens worden voorzien van dekking biedende en dichte ondergroei.
  • Er kan worden nagedacht over een faunapassage onder het in het westen gelegen water die niet passeerbaar is voor huiskatten maar die de groenzones in Gommerswijk verbinden met het Streekbos.

Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied. Er is geen negatief effect mogelijk op Weidevogelleefgebieden, een nadere toetsing is niet nodig.

Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Het plan voorziet niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Er zijn in het plangebied daarmee geen bijzondere houtopstanden die beschermd moeten worden.

Stikstof

Er is een toetsing uitgevoerd om te zien of de toename van stikstofemissie (significante) gevolgen kan hebben voor de Natura 2000-gebieden in de omgeving (Notitie Stikstofberekening Gommerwijk West – West, Enkhuizen, DNS Planvorming BV, 25 januari 2022, bijlage 10). Bij de berekening van stikstofemissie zijn twee fasen te onderscheiden; de gebruiksfase en de aanlegfase. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering voorziet in een partiële vrijstelling voor de tijdelijke emissies gedurende de aanlegfase met betrekking tot bouwwerkzaamheden. De wet is op 1 juli 2021 in werking getreden. Voor dit project kan de aanlegfase daarom buiten beschouwen gelaten worden. Om die reden is er enkel een stikstofberekening voor de gebruiksfase uitgevoerd.

Uit de berekeningen blijkt dat op alle rekenpunten de projectbijdrage van de gebruiksfase van het initiatief 0,00 mol/ha/jaar is. Deze bijdrage wordt als verwaarloosbaar beschouwd. De stikstofdepositie leidt niet tot significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen. Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen woningbouwplan en het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is voor stikstofdepositie niet noodzakelijk.

Resultaten Soortenbescherming

Op grond van de uitgevoerde natuuronderzoeken zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieën, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen;
  • Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de amfibieën alleen 'vrijgestelde' soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte 'vrijgestelde' soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het besproken plan;
  • In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli;
  • Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (Huismus), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor deze soorten en ze kunnen gemakkelijk uitwijken;
  • In de bomen naast het plangebied kunnen mogelijk vogels met jaarrond beschermde nesten (Buizerd, Sperwer en Ransuil) broeden. Indien tijdens de gevoelige periode (februari – augustus) gewerkt gaat worden kunnen deze soorten worden verstoord. In dat geval moet eerst een nestonderzoek en indien nesten aanwezig zijn een vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten worden uitgevoerd;
  • In het onderzoeksgebied kunnen beschermde grondgebonden zoogdieren voorkomen die zijn beschermd als ‘andere soort’. Het gaat om de Bunzing, Hermelijn en Wezel. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is onderzoek naar voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten noodzakelijk. Worden tijdens de veldinventarisatie volgens landelijk geldende richtlijnen, protocollen, soortstandaarden en/of kennisdocumenten één of meer van deze soorten aangetroffen, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven;
  • Een deel van het plangebied wordt mogelijk gebruikt als vliegroute door vleermuizen. Daarnaast is mogelijk essentieel foerageergebied in het plangebied aanwezig. Om uit te sluiten er een vliegroute en essentieel foerageergebied in het plangebied aanwezig is dient vervolgonderzoek hiernaar te worden uitgevoerd. Indien sprake is van essentieel foerageergebied en/of een vliegroute, dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven.

Nader onderzoek

In 2022 zal het onderzoeksgebied volledig ecologisch worden onderzocht waarbij volgens geldende landelijke protocollen en onderzoeksmethoden alle mogelijk aanwezige beschermde soorten (in bomen broedende roofvogels, vleermuizen en kleine marterachtigen) worden geïnventariseerd. Hiermee zal voldoende (recente) informatie aanwezig zijn om een ontheffingsaanvraag in te dienen.

5.4.3 Conclusie

Met betrekking tot het naastgelegen NNN-gebied dient te worden bekeken of het project in het plangebied valt onder ‘een goede ruimtelijke ordening’. Gelet op het huidige gebruik van het gebied en het feit dat in het stedenbouwkundig plan rekening is gehouden met het NNN door middel van een groen- en waterbuffer, is de inschatting dat er geen sprake is van een significante aantasting van de natuurwaarden binnen het NNN. Er zullen langs het Weelenpad geen bomen gekapt worden. Mocht uit de verdere toetsing blijken dat de brug die een extra verbinding naar het Streekbos mogelijk maakt voor nadelige effecten zorgt dan zal deze opnieuw overwogen worden. Het nader onderzoek voor soorten zal dit verder duidelijk maken.

Met betrekking tot soortenbescherming dienen verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Er is vervolgonderzoek nodig naar de aanwezigheid van vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten (Kerkuil en Steenuil), kleine marterachtigen en vliegroutes van vleermuizen. Dit zal in 2022 uitgevoerd worden. Indien sprake is van negatieve effecten zullen passende maatregelen worden getroffen en ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd. De omvang en voorgenomen inrichting van het plangebied met groenzones langs de randen biedt goede mogelijkheden voor het creëren van passende maatregelen, zie bijlage 9.

Voor de uit te voeren werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht uit de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat er niet willens en wetens schade mag worden toegebracht aan beschermde natuurwaarden. Mochten tijdens de uitvoering beschermde soorten worden waargenomen, dienen maatregelen te worden getroffen om schade zoveel mogelijk te voorkomen.

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Wet- en regelgeving

Bij de invloed van de externe veiligheid binnen het bestemmingsplan wordt bezien in hoeverre de veiligheidsrisico's door de gewenste bestemmingen worden overschreden. Het gaat hierbij om risico's door stationaire (inrichtinggebonden) activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico's door het transport van gevaarlijke stoffen. In beide gevallen wordt de afweging gebaseerd op de omvang van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de mogelijke effecten die optreden en de kans dat die effecten ook daadwerkelijk manifest worden.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar die een persoon op een bepaalde plaats heeft om dodelijk getroffen te worden door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, indien de persoon zich continu maximaal blootstelt aan de schadelijke gevolgen van het ongeval. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat een bepaald aantal personen dodelijk getroffen wordt door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, waarbij van de feitelijke omgevingssituatie wordt uitgegaan. Nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogen niet voorkomen op plaatsen waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 per jaar. De normen voor het plaatsgebonden risico zijn bedoeld als grenswaarden volgens de Wet milieubeheer. Dit houdt onder meer in dat er sprake is van een resultaatsverplichting om te voldoen aan de norm. Voor het groepsrisico is geen wettelijke norm vastgelegd maar wordt uitgegaan van een oriënterende waarde. Dit houdt in dat er een inspanningsverplichting is om te voldoen aan de norm. Het bevoegd gezag kan zo nodig, mits gemotiveerd en na belangenafweging, afwijken van deze norm.

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In het Bevb is bepaald dat er bij buisleidingen (veiligheids)zones aanwezig zijn.

Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. In het Bevt staat de wet- en regelgeving, het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Verder worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

5.5.2 Situatie plangebied

Er is in het moederplan onderzoek verricht naar risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Vastgesteld is dat in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen zijn, zoals het gebruik, de opslag, de productie of het transport van gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid kunnen leiden tot een verhoogd plaatsgebonden risico of groepsrisico.

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig op grond van het Bevi, geen LPG-vulpunten, geen ammoniakkoelinstallaties en geen vuurwerkopslag. Van risico volgens de Bevi-norm is nergens sprake. Een risicovolle inrichting met opslag van gevaarlijke stoffen (Van Gent Van der Meer Nuyens BV) ten westen van het plangebied, bevindt zich op circa 500 meter afstand. Een koel- en preparatiebedrijf is op meer dan 650 meter afstand aan de zuidwestzijde gesitueerd. Gelet op de grote afstanden tot het plangebied vormen deze functies geen belemmering voor het woningbouwplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0017.jpg"

Uitsnede risicokaart (plangebied rood omkaderd), bron: www.risicokaart.nl

Wat betreft wegen met risicovolle transporten is de N302 van belang. Op basis van de gegevens van de 'Risicoatlas verkeer' is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) binnen het vlak van de weg zelf ligt en de groepsrisicozone op 200 meter van de weg, buiten het plangebied. Aan de zuidzijde ligt het plan gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen (N505). Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoert. Op de afstand van bijna 300 m kan een giftige stof gevolgen hebben tot in het plangebied. Woongebouwen bieden op deze afstand voldoende bescherming tegen een eventuele giftige wolk. Het is gewenst dat in voorkomende situaties bewoners de aanwijzingen van de overheid via NLAlert/ media opvolgen. Andere soorten gevaarlijke transportroutes zijn niet in de omgeving van het plangebied gelegen. Ook zijn er geen risicovolle buisleidingen aanwezig. Het plan zelf voorziet niet in de komst van een nieuwe risicorelevante activiteit naar het plangebied.

Uit het Regionaal Risico Profiel (RRP) van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord zijn de volgende scenario’s in directe zin relevant:

  • Overstroming;
  • Extreem Weer;
  • Uitval vitale voorzieningen.

Overstroming en Extreem Weer

Overstroming en extreem weer kunnen beide samenhangen met klimaatverandering. Naast deze samenhang is er ook sprake van samenhang tussen overstroming en extreme regenval. Beide tasten de leefbaarheid aan, zodra hier door water de woning in loopt en/of vitale infrastructuur uitvalt of onbruikbaar wordt. Het overstromingsscenario ontstaat door breuk van de primaire waterkering. Het is een risico waarvoor in toenemende mate aandacht wordt gevraagd. De ‘Atlas voor de Leefomgeving’ laat zien dat de waterdiepte bij overstroming tot 1,5 m hoogte kan worden in dit gebied. Enkelvoudige maatregelen en/of een combinatie van maatregelen kunnen de veiligheid en leefbaarheid in dit gebied verbeteren als er sprake is van een overstroming. Mogelijke maatregelen hiervoor zijn:

  • maak het drempelpeil van woonobjecten ruim hoger (b.v. 15 cm) dan het maaiveld;
  • verhoog het peil voor het maaiveld;
  • bescherm installaties in woonobjecten tegen wateroverlast;
  • zorg dat de rijbaan visueel zichtbaar blijft als het maaiveld onder gelopen is (lantaarnpalen kunnen b.v. tevens een markering vormen in een ondergelopen gebied)
  • een deel van het gebied inrichten met een zodanig hoger peil dat vluchtafstanden naar hoger gelegen veilig gebied binnen de verwachte evacuatietijd lopend te bereiken zijn;
  • woningen zodanig laten ontwerpen dat het principe van verticaal vluchten toepasbaar is.

Andere weerbeelden die tot extreem weer gerekend worden zijn extreme koude, extreme droogte en extreme hitte. Voor deze weerbeelden zijn voor dit gebied geen specifieke overwegingen bekend.

Uitval vitale voorzieningen

Essentieel voor vrijwel alle vitale voorzieningen is het elektriciteitsnet, doordat vrijwel alles op een of andere wijze afhankelijk is van elektriciteit. De keteneffecten zijn daardoor groot als de elektriciteit uitvalt. Overstroming en/of een clusterbui kan lokaal in een dergelijk keteneffect resulteren. In het laag gelegen Noord-Holland is het kunnen wegvoeren van (riool)water en neerslag één van de belangrijke voorwaarden voor een leefbare omgeving. Het is een gegeven dat wegvoeren van (riool)water vooral gebeurd met elektrisch aangedreven pompen. Mogelijke maatregelen hiervoor zijn:

  • Zorgen dat de lokale opwekkers en verbruikers van elektriciteit bij uitval van het bovenlokale E-net gedurende enige tijd onafhankelijk kunnen blijven functioneren;
  • Maak een lokaal E-grid (gevoed door zonnepanelen en met een EOS-systeem als buffer) dat bij bovenlokale stroomuitval zorg draagt voor de energie voor de (riool)pompen;
  • Zorg dat overige lokaal aanwezige delen van vitale voorzieningen zoals telecom; internet voorzien blijven elektriciteit, ook als er enige wateroverlast gaat optreden.

Bij de verdere uitwerking vaan het plan zal rekening worden gehouden met de mogelijke maatregelen die de risico's van de scenario's uit het Regionaal Risico Profiel verkleinen.

5.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor het plan.

5.6 Geluid

5.6.1 Wet- en regelgeving

Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) alsook de Luchtvaartwet. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. Met de invoering van geluidproductieplafonds voor hoofd(spoor)wegen op 1 juli 2012 geldt de Wgh niet meer voor de aanleg/wijziging van hoofd(spoor)wegen, maar nog wel voor de bouw van gevoelige bestemmingen langs deze wegen. De Wet geluidhinder heeft een sterk verband met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Anders dan de naam van de Wet geluidhinder misschien suggereert, worden niet alle milieugerichte geluidsaspecten in de Wet geluidhinder geregeld.

Volgens de Wet geluidhinder dient te worden getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet hoger zijn dan de voorkeurgrenswaarde. Als de geluidbelasting op de gevel wel hoger is dan de voorkeurgrenswaarde, kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van hogere waarden. Hierbij mag de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen kunnen per geluidsbron verschillen. Om voor vaststelling van een hogere grenswaarde in aanmerking te kunnen komen, moet aan de volgende wettelijke eis worden voldaan: het moet om een situatie gaan waarbij maatregelen om het verwachte geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard stuiten.

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, behalve bij woonerven en 30 km-gebieden. Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, binnen zones van wegen moeten worden getoetst aan de Wgh (artikel 74). De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van de ligging van een weg (in stedelijk gebied of buitenstedelijk) en van het aantal rijstroken, zie onderstaande tabel.

Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek nodig. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt veelal 48 dB(A). De uiterste grenswaarde bedraagt binnen de bebouwde kom 63 dB(A). Buiten de bebouwde kom bedraagt de uiterste grenswaarde 53 dB(A).

Spoorweglawaai

De zonebreedte bij spoorwegen is volgens art. 106b van de Wet geluidhinder afhankelijk van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. Bij nieuwe/gewijzigde geluidsgevoelige bestemmingen in de zone moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde bedragen respectievelijk 55 en 68 dB(A).

Industrielawaai

Rond industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van bedrijven, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, de zogenaamde grote lawaaimakers, moet op grond van art. 41 van de Wet geluidhinder een geluidzone worden vastgesteld. In deze zone gelden regels ten aanzien van nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer moet worden voorkomen, dat de geluidbelasting ten gevolge van de geluidemissie van de bedrijven gezamenlijk buiten de zone hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarde. Binnen de zone moeten zo nodig maatregelen worden getroffen en kan voor de geluidsgevoelige bestemmingen een hogere waarde worden vastgesteld. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde bedragen respectievelijk 50 en 60 dB(A).

5.6.2 Situatie plangebied

Het plan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen. Deze woningen worden (deels) gerealiseerd binnen de geluidszone van De Gouw en Haling. De nieuwe woningen worden ontsloten door nieuw aan te leggen 30 km/h-wegen in het plangebied, die aansluiten op de Haling, De Gouw of Tuindershof. Voor het plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Gommerwijk-west-west, Enkhuizen, Akoestisch onderzoek, Goudappel BV, 9 juli 2021, bijlage 11). De geluidsbelastingen zijn berekend voor waarneempunten op de gevels van de nieuwe woningen. De geluidsbelastingen zijn berekend voor verschillende waarneemhoogtes. Het betreft de waarneemhoogtes 1,5 meter, 4,5 meter en 7,5 meter. De waarneemhoogten zijn representatief voor respectievelijk de eerste, tweede en derde bouwlaag van een woning. Tevens is voor een aantal bestaande woningen de geluidssituatie beschouwd. Deze geluidsbelastingen zijn berekend voor de waarneemhoogte 4,5 meter.

Geluidsbelasting t.g.v. de Haling

Voor een aantal woningen aan de noordzijde van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt 54 dB. Deze geluidsbelasting is berekend op de noordzijde van de woningen. Daarmee is de geluidsbelasting niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB die van toepassing is bij gezoneerde wegen. Omdat sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde, dient de toepassing van geluidsreducerende maatregelen te worden onderzocht.

Geluidsbelasting t.g.v. De Gouw

Uit de resultaten valt op te maken dat bij diverse waarneempunten sprake is van een geluidsbelasting die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt 52 dB. Deze geluidsbelasting is berekend op de zuidzijde van de woning bij de entree van het plangebied. Daarmee is de geluidsbelasting niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB die van toepassing is bij gezoneerde wegen. Omdat sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde, dient de toepassing van geluidsreducerende maatregelen te worden onderzocht.

Planinterne wegen

Op basis van de maximale verkeersgeneratie van de nieuw woningen zijn (indicatief) de verkeersintensiteiten op de planinterne wegen bepaald. Het verkeer op deze planinterne 30 km/h wegen heeft alleen een bestemming in het plangebied en er is verder geen sprake van doorgaand verkeer. Voor de nieuwe woningen langs de planinterne wegen is een aan de noordzijde van het plangebied maximale geluidsbelasting berekend van 51 dB. Voor vijf woningen en enkele appartementen is een geluidsbelasting hoger dan de streefwaarde van 48 dB berekend. Dit betreft alleen de woningen aan de oostzijde van het meest noordelijke deel van de ontsluitingsweg. Aan de zuidzijde van het plangebied is een maximale geluidsbelasting berekend van 51 dB. Omdat er meer verkeer over de planinterne wegen rijdt is voor meer woningen sprake van een geluidsbelasting boven de 48 dB. In totaal gaat het om een kleine 40 woningen. Voor het overige deel van de woningen is de geluidsbelasting lager dan de streefwaarden van 48 dB. Dergelijke geluidsbelastingen zijn niet uitzonderlijk voor dergelijke woonstraten met een ontsluitend karakter in combinatie met elementenverharding. Het toepassen van asfaltverharding zorgt voor een lagere geluidsbelasting, maar zorgt ook weer voor een uitstraling met een sterkere verkeersfunctie. Het risico is groot dat de rijsnelheid van het verkeer daarmee ook weer hoger komt te liggen. Dit is voor dergelijke woonstraten niet gewenst. Geadviseerd wordt om bij de isolatiewaarde van de woningen rekening te gehouden met de geluidsbelastingen van de (planinterne) 30 km/h wegen.

Effect van nieuwe planinterne wegen op bestaande woningen

Voor de bestaande woningen is als gevolg van het verkeer op de nieuwe planinterne wegen geen geluidsbelasting te verwachting die hoger is dan 48 dB.

Indirecte planeffecten

De nieuwe woningbouwontwikkeling zorgt voor extra verkeersbewegingen van- en naar het plangebied. Deze extra verkeersbewegingen kunnen effect hebben op de geluidssituatie langs wegen in de omgeving. Daarom is voor een aantal maatgevende woningen onderzocht of er sprake is van een waarneembare toename van de geluidsbelasting. Van een waarneembare toename is sprake wanneer de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer.

Langs de Gouw ten westen van het plangebied is een geluidstoename te verwachten van 2 dB. Een dergelijke geluidstoename is voor het menselijk oor waarneembaar. Langs dit wegvak zijn 7 bestaande woningen gelegen. Aan de oostzijde van het plangebied is op de Gouw geen waarneembare geluidstoename te verwachten. Dit komt omdat het grootste deel van het verkeer westelijk georiënteerd is. Het grootste deel van het verkeer van- en naar het plangebied is westelijk georiënteerd.

Op de Haling ten westen van het plangebied is een waarneembare geluidstoename te verwachten circa 2 dB. Langs dit wegvakdeel zijn circa 4 woningen gelegen. Op de Haling ten oosten van het plangebied is geen waarneembare toename van de geluidsbelasting te verwachten.

Op het wegvak Tuindershof is in de huidige situatie alleen het verkeer van de aangrenzende woningen aanwezig. In de plansituatie neemt de geluidsbelasting toe met circa 5 dB door het extra verkeer van het naar het nieuwe plangebied.. De geluidsbelastingen langs de Tuindershof zijn echter dermate laag dat ook in de plansituatie nog sprake is van een geluidsbelasting die lager is dan de voorkeursgrenswaarde die van toepassing is bij gezoneerde wegen. Langs de Brigantijn is een geluidstoename te verwachten van 1-2 dB. Ook hier blijven de geluidsbelastingen lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Mogelijke geluidsreducerende maatregelen

Voor de nieuwe woningen zijn zowel aan de noordzijde als de zuidzijde van het plangebied overschrijdingen berekend van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde is in voorliggende situatie geen sprake.

Met bronmaatregelen in de vorm van geluidsreducerend asfalt kan de geluidsbelasting met circa 3 dB worden gereduceerd. Met een dergelijke geluidsreductie kan de voorkeursgrenswaarde niet voor alle woningen worden bereikt. Daarnaast is het toepassen van geluidsreducerend asfalt voor een beperkt aantal woningen met dergelijke geluidsbelastingen niet doelmatig te achten. Langs De Gouw is het nog wel een reële optie om de huidige komgrens (die nu aan de oostzijde van het plangebied ligt) te verplaatsen naar de westzijde van het plangebied. Hierdoor ontstaat van een reële afname van de geluidsbelasting als ook daadwerkelijk wordt afgedwongen (met inrichtingsmaatregelen) dat de snelheid van het verkeer teruggebracht wordt naar 30 km/h.

Het toepassen van geluidsafschermende maatregelen lijkt in voorliggende situatie niet reëel inpasbar door de aanwezige smalle bermen en waterpartijen. Daarnaast zijn zowel de Haling als De Gouw karakteristieke linten waardoor inpassing van geluidsschermen of geluidswallen vanuit stedenbouwkundig perspectief lastig lijkt. Zoals aangegeven gaat het om een relatief beperkt aantal woningen waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Net als voor asfalt geldt dat een geluidsafschermende maatregel financieel niet doelmatig te achten is. Het is dan ook een reële optie om voor de nieuwe woningen hogere grensaarden aan te vragen.

In geval van ontheffing stelt het Bouwbesluit 2012 eisen aan de geluidsbelasting binnen de woning. In beginsel geldt een maximale binnenwaarde van 33 dB. De geluidsbelasting van de gezoneerde wegen, zonder correctie artikel 110g Wet geluidhinder, vormt de basis voor het bepalen van de benodigde gevelwering om te voldoen aan de maximale binnenwaarde. In de praktijk wordt vaak de gecumuleerde geluidsbelasting (alle wegen gezamenlijk) gehanteerd voor het bepalen van deze waarde. Om te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB dient het geluidsreducerend vermogen van de betreffende gevel de gecumuleerde geluidsbelasting minius de isolatiewaarde van 33 dB te bedragen. Zo kan per gevel het benodigd geluidsreducerend vermogen van de gevel worden bepaald.

Langs de Haling en De Gouw ten westen van het plangebied zijn waarneembare toenames van de geluidsbelasting op de bestaande woningen te verwachten door het extra verkeer. Ten opzichte van de geluidsbelasting in de autonome situatie is er sprake van een geluidstoename van circa 2 dB, hetgeen voor het menselijk oor niet of nauwelijks waarneembaar is. Door het toepassen van bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt kan deze geluidstoename worden gecompenseerd. Aandachtspunt daarbij is wel dat geluidsreducerend asfalt niet toegepast kan worden op de kruispunten en rotondes in verband met de te beperkte slijtvastheid. Er is geen wettelijke verplichting om geluidsreducerende maatregelen te treffen. Het aanvragen van hogere grenswaarden voor de bestaande woningen (in het kader van de indirecte planeffecten) is niet mogelijk.

5.6.3 Conclusie

Geconstateerd is dat ten gevolge van het verkeer op de Haling en De Gouw sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde voor woningen aan de randen van het plangebied. Omdat geluidsreducerende maatregelen niet inpasbaar of doelmatig zijn, is ontheffing voor een hogere waarde nodig voor de nieuwe woningen. Het exacte aantal hogere waarden is afhankelijk van de definitieve uitwerking. Op basis van de conceptverkaveling betreft het de volgende aantallen:

  • ten gevolge van de Haling maximaal 54 dB (voor 7 woningen)
  • ten gevolge van De Gouw maximaal 52 dB (voor 5 woningen)

Er is door het bevoegd gezag een besluit hogere waarde genomen om de woningen in Gommerwijk West-west te realiseren (Besluit Hogere Waarde Wet geluidhinder Gommerwijk West-West, gemeente Enkhuizen, 14 juni 2022, bijlage 16). Een goed akoestisch binnenklimaat wordt door maatregelen aan de woning gewaarborgd. De hoogte van de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer staat een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet in de weg.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Wet- en regelgeving

De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Gelijktijdig met het in werking treden van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de AMvB 'Niet in betekende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriele regeling 'niet in betekende mate' (Regeling NIBM) in werking getreden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bij aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.

Projecten die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn onder andere:

  • 1. Woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • 2. Kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen;
  • 3. Bepaalde landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen .

Bovenstaande projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

5.7.2 Situatie plangebied

Voor het moederplan is de luchtkwaliteit onderzocht, met name voor de wegen Haling, De Gouw en de provinciale weg N302. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van de maximumnormen die gelden voor luchtkwaliteit. De ca. 510 woningen die met dit uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt vallen onder de projecten die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging (woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen). De plancapaciteit van de totale uitbreiding van Gommerwijk West-west was circa 700 woningen. Met de heroverweging zal dit aantal lager uitkomen. Er is daarom geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de luchtkwaliteit.

5.7.3 Conclusie

Het onderhavige plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit en er zijn op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmeringen te verwachten.

5.8 Waterparagraaf

5.8.1 Wet- en regelgeving

Sinds 1 november 2003 is de watertoets een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan. Het doel van het watertoetsproces is om in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening. Hierbij wordt het waterneutraal principe gehanteerd. Concreet houdt dit in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij het verhard oppervlak toeneemt en/of waarbij het waterbergend vermogen afneemt, er maatregelen worden getroffen om de negatieve effecten op te kunnen heffen. Uitgangspunt is dat dit plaatsvindt in het plangebied.

Daarnaast is er het Deltaprogramma 2015: Nederland veilig en leefbaar in de 21e eeuw, een nationaal programma met beslissingen en strategieën die Nederland de komende decennia moeten beschermen tegen hoogwater en moeten zorgen voor voldoende zoetwater. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten gaan aan de slag om Nederland robuuster in te richten en de extremen van het klimaat veerkrachtig op te vangen. Voor nieuwbouw is hierbij van belang het punt ruimtelijke inrichting: alle overheden gaan gezamenlijk en systematisch aan het werk om de bebouwde omgeving bij (her)ontwikkeling beter bestand te maken tegen hitte, droogte, wateroverlast en eventuele overstromingen. Dit betekent steden en dorpen waterbestendig inrichten en het water waar nodig de ruimte te geven. In 2050 moet heel Nederland meer klimaatbestendig zijn ingericht.

5.8.2 Situatie plangebied

Verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied is Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Er is een watertoets uitgevoerd voor het plangebied (Gommerwijk West West, Watertoets, Sweco, 13 april 2022, bijlage 12). Voor het opstellen van de watertoets en het watergebiedsplan is contact gezocht met HHNK. Beide zijn in overleg met het HHNK opgesteld.

Het noordelijk deel van het plangebied ligt in peilgebied 6700-33 van polder Grootslag met een streefpeil van NAP -3,30 m met bovengrens van NAP -3,20 en een ondergrens van NAP -3,40 m. Het midden van het plangebied valt onder peilgebied 6700-10 van polder Grootslag met een streefpeil van NAP -2,40 m met een bovengrens van NAP -2,35 m en een ondergrens van NAP -2,45 m. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in peilgebied 6700-31 van polder Grootslag met een streefpeil van NAP -3,10 m met een bovengrens van NAP -3,00 m en een ondergrens van NAP -3,20 m. Binnen het plangebied of direct grenzend aan het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Het is de wens van gemeente Enkhuizen dat een deel van het toekomstige oppervlaktewater in de wijk wordt aangesloten op het oppervlaktewater van omliggende vaarroutes en vaarwater, met een hoger peil. Hiermee wordt een deel van Gommerwijk West-west aangesloten op het peil van het omliggende gebied (Streekbos en bestaande woonwijk Gommerwijk West), en omliggende vaarroutes. Hierdoor wordt recreatief medegebruik van het oppervlaktewater mogelijk gemaakt. Om aan te sluiten op het vaarwater dient het waterpeil voor een deel van het plangebied te worden verhoogd van NAP -3,30 m/ NAP -3,10 m naar NAP -2,40 m. Het zuidwestelijk deel van het deelgebied Zuid behoudt het peil van NAP -3,10 m. Dit is besloten in overleg met het recreatieschap (beheerder) van het Streekbos. Het naastliggende Streekbos betreft in het zuidelijk deel een volwassen waardevolle houtopstand welke niet bestand is tegen een peilverhoging. Daarom blijft het waterpeil van het zuidelijk deel van de Bokkesloot (noord-zuid waterloop aan de westgrens van het gebied) gehandhaafd. Het noordelijk deel van het Streekbos betreft een jonger bos en daarom kan dit deel van de Bokkesloot wel in waterpeil worden verhoogd. Tussen het noordelijk en zuidelijk deel van de Bokkesloot komt een brede peilscheidingsdam (10 m) met een doorspoelmogelijkheid. Voor de peilverhoging is een partiële herziening van het peilbesluit noodzakelijk die de gemeente bij het HHNK moet aanvragen. De gemeente en/of initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het maken van de noodzakelijke afspraken met de direct belanghebbenden en het opstellen van het benodigde watergebiedsplan.

Het watergebiedsplan (Gommerwijk West West, Watergebiedsplan, Sweco, 13 april 2022, bijlage 13) is in samenspraak met de gemeente Enkhuizen en HHNK opgesteld. Hierin wordt geconcludeerd dat het ontwikkelen van Gommerwijk West West een aantrekkelijke woonwijk oplevert met relatief veel oppervlaktewater. Door een deel van het nieuwe oppervlaktewater te verbinden met het vaarroutenetwerk van West-Friesland wordt een uitbreiding van het recreatief vaarwater gerealiseerd. Hierdoor wordt het recreatief medegebruik van het water verbeterd. Daarnaast wordt de waterbergingscapaciteit in pieksituaties vergroot, doordat er in het gebied veel water wordt gegraven. Dit levert een voordeel op voor de rest van dit peilgebied, wat onder andere uit stedelijk gebied beslaat. Door een deel van het Streekbos en de nieuwbouwwijk op één waterpeil te brengen wordt het areaal voor lokale aquatische flora en fauna vergoot. Dit heeft mits goed onderhouden een positief effect op de waterkwaliteit. Het watergebiedsplan heeft tot gevolg dat enkele peilwijzigingen noodzakelijk zijn. Daarvoor zijn en worden een aantal maatregelen genomen. Deze worden beschreven in het watergebiedsplan. Deze maatregelen zijn afgestemd met de directe belanghebbenden.

Door de ontwikkeling van Gommerwijk West-west en de gewenste peilaanpassing worden geen belemmeringen aangebracht voor de waterafvoer richting het gemaal en er zijn geen belemmeringen voor de wateraanvoer in tijden van droogte. Dit geldt zowel voor het plangebied als de directe omgeving van het plangebied.

Watercompensatie

Het realiseren van nieuwbouw op niet verharde grond heeft effecten voor de waterhuishouding. Om deze effecten, zoals versnelde waterafvoer, te nivelleren dient nieuw verhard oppervlak gecompenseerd te worden door extra wateroppervlak, berekend op basis van de toename van het verharde oppervlak.

Het plangebied ligt in de polder Het Grootslag. In het moederplan is per peilgebied aangegeven wat het percentage is waarmee nieuw verhard oppervlak gecompenseerd moet worden. In de uitwerkingsregels wordt aangegeven dat het percentage additioneel te graven (oppervlakte)water tenminste 16% zal bedragen van het totale oppervlakte van de verhardingstoename in het gebied gelegen in het peilvlak -3,30 m NAP, 17% in het peilvlak -3,10 m NAP en 23 % in peilvlak -2,40 m NAP. Water dat gedempt wordt moet voor 100% gecompenseerd worden.

In de watertoets is berekend wat de benodigde watercompensatie naar aanleiding van de verhardingstoename per peilvlak is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0018.jpg"

Daarnaast is berekend wat de wateropgave per peilgebied is door te rekenen met het bestaande water in het peilgebied: Wateropgave per peilgebied (m²) = Bestaand water (m²) + Watercompensatie t.b.v. verhardingstoename (m²).

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0019.jpg"

Op basis van het stedenbouwkundig plan is vervolgens per peilgebied bekeken of hieraan voldaan wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0020.jpg"

Hieruit volgt dat in peil NAP -3,30 m en NAP -3,10 m wordt voldaan. De totale wateropgave voor het peilgebied NAP -2,40 m voldoet. Hier wordt conform het stedenbouwkundig plan een overschot gerealiseerd. Voor het deelgebied Noord (NAP -2,40 m) wordt gerealiseerd een tijdelijk watertekort van 3.673 m² aangegeven. Dit wordt opgelost door tegelijkertijd met de realisatie van het noordelijk deel waterberging aan de zuidzijde van het plan wordt gerealiseerd op grond in eigendom van de gemeente, eventueel in combinatie met het surplus uit de gemeentelijke waterbank.

Ten tijde van de watervergunningsaanvraag wordt de definitieve toetsing van de wateropgave per peilgebied uitgevoerd en wordt een eventueel overschot aan water vastgelegd in de watervergunning. Het overschot wordt toegevoegd aan de gemeentelijke waterbank.

Keur

Elk waterschap stelt een keur vast waarin de gebods- en verbodsbepalingen zijn opgenomen die het waterschap nodig oordeelt ter uitvoering van zijn taak: de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zorgt voor voldoende en schoon water in de sloten en meren van Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal. Om dat doel te bereiken stelt het hoogheemraadschap eisen aan het onderhoud van de wateren. Het is van belang dat de wateren blijven bestaan, de juiste afmetingen hebben en worden onderhouden.

De legger is onlosmakelijk verbonden met de Keur Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier en algemene regels bij de keur. In de keur staat wat er wel en niet mag en wat moet. In de legger staat waar de keur van toepassing is en is gedetailleerd vastgelegd wie wat in hoeverre moet onderhouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0388.UWPGommerwijkww-VA02_0021.jpg"

Uitsnede leggerkaart HHNK (plangebied rood omkaderd), bron: www.hhnk.nl

Primair zijn de wateren die van belang zijn voor de aan- en afvoer van water en waterberging op regionaal en polderniveau. Het zijn wateren met een belangrijke publieke functie. Secundair is een stelsel van wateren die van belang zijn voor de aan- en afvoer van water en waterberging op perceelniveau met diverse belanghebbenden. Wateren dus met een beperkte publieke functie.

In de Legger Wateren is beschreven wie onderhoudsplichtig is. De primaire wateren worden over het algemeen onderhouden door het hoogheemraadschap zelf; dit betreft dan het buitengewoon onderhoud, het onderhoud nat en het baggeren. De secundaire en tertiaire wateren worden onderhouden door de aanliggende eigenaren.

Het plangebied grenst aan primaire en secundaire waterlopen. Binnen het plangebied, aan weerszijden van het Weelenpad en in het noordelijk deel, liggen ook een primaire en twee secundaire waterlopen. Deze waterlopen blijven behouden of worden uitgebreid.

Binnen het stedenbouwkundig plan hebben alle watergangen een minimale breedte van 6 m op de waterlijn

Riolering en hemelwater

De mogelijkheden van afkoppelen dienen zoveel mogelijk benut te worden. Regenwater van schoon verhard oppervlak kan geloosd worden op het oppervlaktewater en belast daarmee niet de afvalwaterzuivering. Bij afkoppeling is het noodzakelijk om gebruik te maken van duurzame materialen.

Binnen het plan wordt een gescheiden stelsel aangelegd. De afvoer van het hemelwater van verhard oppervlak (daken en wegen) wordt gescheiden van huishoudelijk afvalwater. Kavels die grenzen aan open water kunnen direct worden afgevoerd naar het aanliggende open water. De wegen en kavels die niet direct grenzen aan open water worden aangesloten op het regenwaterstelsel dat onder de wegen komt. Het regenwaterstelsel wordt conform de eisen van de gemeente Enkhuizen aangelegd.

5.8.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.9 Kabels en leidingen

In het kader van het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van kabels en leidingen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's.

In het moederplan wordt aangegeven dat er langs de Haling en De Gouw diverse leidingen lopen van KPN en Liander. Het betreft een middenspanningskabel en een laagspanningskabel van KPN. Van Liander betreft het een gasleiding (8 bar) langs de Haling. Deze leidingen liggen buiten het plangebied. In het noordelijk deel van het plangebied ligt een hoofdwaterleiding. Ter bescherming hiervan is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen in het plan.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.10 Milieueffectrapportage

5.10.1 Wet- en regelgeving

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevals­definities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Onderdeel C van het Besluit m.e.r. wijst de activiteiten en gevallen aan waarvoor een directe m.e.r.-plicht geldt. In dit onderdeel staan de activiteiten benoemd die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil zit in de gevallen (kolom 2) waarop de activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in kolom 2 'gevallen' aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C. Voor deze activiteiten, die boven de drempelwaarden van onderdeel D, maar beneden die van onderdeel C vallen, geldt niet een directe m.e.r.-plicht, maar een m.e.r.-beoordelingsplicht. In deze m.e.r.-beoordelingsplicht moet het bevoegd gezag beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Voor activiteiten die beneden de indicatieve drempelwaarden van onderdeel D vallen dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden aan de hand van de criteria uit Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r.,om te bepalen of (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. Als uit deze vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen mogelijk zijn geldt voor plannen, die deze activiteiten mogelijk maken, geen directe (plan-)m.e.r.-plicht.

Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage inwerking getreden. Deze wijziging heeft onder meer tot gevolg dat het bevoegd gezag ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling hierover een expliciet besluit moet nemen: het m.e.r.-beoordelingsbesluit.

5.10.2 Situatie plangebied

Het plan voorziet in de bouw van maximaal 510 woningen, een toename ten opzichte van de bestaande situatie. Dit valt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage onder: 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein'. De drempelwaarden voor een m.e.r.- plichtige activiteit zijn hierbij:

  • Een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • Een aaneengesloten gebied dat 2000 of meer woningen omvat, of
  • Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Met de bouw van maximaal 510 woningen wordt hier ruimschoots onder gebleven. Het plan is daarmee niet planMER-plichtig, maar er dient een vormvrije m.e.r. -beoordelingsbesluit genomen te worden. Voor het bestemmingsplan is een aanmeldnotitie opgesteld (Aanmeldnotitie m.e.r, DNS Planvorming BV, 16 juli 2021, bijlage 14) met daarin de informatie op basis waarvan het bevoegde gezag het m.e.r.-beoordelingsbesluit kan nemen.

Uit de aanmeldingsnotitie en in de voorgaande paragrafen is het milieubelang van deze ontwikkeling in voldoende mate afgewogen. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van onderhavig plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen nadelige effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen noodzaak is voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10.3 Conclusie

De omvang van het project ligt ver onder de drempelwaarde. De kenmerken van de activiteiten (herinrichting van het gebied en bouw van de woningen) en de mogelijke gevolgen voor het milieu als gevolg van deze activiteiten geven geen aanleiding voor een milieueffectrapportage.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Het uitwerkingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012). Het vaststellen van een digitale versie is per 1 januari 2010 verplicht. De digitale versie is de juridisch bindende versie.

Het uitwerkingsplan 'Gommerwijk West-west' bestaat uit een verbeelding, de regels (inclusief bijlagen) en een toelichting (met bijlagen). De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het uitwerkingsplan 'Gommerwijk West-west' zijn opgebouwd conform de door het SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels van het 'moederplan'.

6.2 Opzet en verantwoording van de planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop hieronder wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In de inleidende regels bevatten de noodzakelijke begripsbepalingen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen (artikel 1). Ook is omschreven hoe er gemeten dient te worden (artikel 2). Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten, wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In de artikelen 3 t/m 9 is, per artikel, een bestemmingsomschrijving gegeven en zijn de bouw- en gebruiksregels opgenomen.

Bestemming 'Groen' (artikel 3)

De bosschages en parkruimtes in het plangebied zijn bestemd als ‘Groen’. Het is van belang deze groenstructuren in het plangebied te behouden. Om het groene karakter te behouden zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan. Uitzondering op de regel vormen kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Verder zijn binnen deze bestemmingen speelvoorzieningen en voetpaden toegestaan.

Bestemming 'Verkeer - Verblijf' (artikel 4)

De wegen in het plangebied hebben een duidelijke verblijfsfunctie. Deze wegen zijn daarom bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Naast wegen zijn binnen deze bestemming ook openbare parkeerplaatsen en groen- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Er is tevens een regeling opgenomen ten aanzien van bruggen.

Bestemming 'Water' (artikel 5)

De sloten, vaarten en waterpartijen die in de nieuwe wijk liggen, hebben de bestemming 'Water' gekregen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. In de bestemming is het aanleggen van bruggen en duikers opgenomen. Binnen het plan zijn geen steigers toegestaan. Wel zijn vlonders binnen de woonbestemming mogelijk.

Bestemming 'Wonen' (artikel 6 en 7)

De woningen in het plangebied vallen onder de bestemmingen ‘Wonen - 1’ en ‘Wonen - 2’. De bouwregels van deze bestemmingen zijn afgestemd op de gebruikelijk systematiek van de gemeente voor deze bestemming.

Onder ‘Wonen - 1’ vallen naast de vier nieuwe woningen op particuliere kavels aan het lint in het noorden en zuiden van het plangebied, conform de gemaakte afspraken van de gemeente met de eigenaren van deze kavels. Deze woningen bestaan uit een tweekapper en twee vrijstaande woningen.

‘Wonen - 2’ is voor de nieuw te bouwen woningen in de rest van het plangebied. Het exacte aantal woningen en de precieze ligging binnen de bestemmingsvlakken staan nog niet vast, daarom is gekozen voor een globale invulling. Hierdoor is het mogelijk om behalve woningen ook de bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen en water mogelijk te maken. Binnen de bestemming Wonen wordt een aantal randvoorwaarden meegegeven zoals de maximaal toegestane bouwhoogte, de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen, het maximum aantal woningen en de typen woningen die toegestaan zijn. Binnen deze randvoorwaarden kunnen verschillende plannen uitgevoerd worden, waardoor het stedenbouwkundig plan flexibel uitgewerkt kan worden.

Het verschil tussen beide woonbestemmingen ligt, naast de flexibiliteit, met name in de oppervlakte van de woning en de bouw- en goothoogte. Bij ‘Wonen - 1’ mag de woning maximaal 250 m² worden en er geldt een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter. Bij ‘Wonen - 2’ is de oppervlakte van de woningen maximaal 150 m² en is de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 7 en 11 meter.

Aan-huis-verbonden beroepen wordt in het uitwerkingsplan toegestaan, mits het om ondergeschikte bedrijfsactiviteiten gaat en er geen hinder ontstaan voor de woonbuurt. Het is niet de bedoeling om de woonfunctie te laten vervallen en zelfstandige praktijk- en bedrijfsruimte in de woning te realiseren. Er geldt een beperking van de maatvoering van de bedrijfsruimte aan huis. De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer zijn dan 50 m² of (in geval van kleine panden) 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte op de begane grond van alle aanwezige bebouwing op het bouwperceel.

Een kleinschalig bedrijfsmatige activiteit bij huis is niet zomaar mogelijk. Dit is alleen toegestaan via een afwijking met een omgevingsvergunning. Aan de hand van ruimtelijke criteria en de kans op hinder voor de woonomgeving is een lijst opgesteld van toelaatbare bedrijven binnen de woonbestemming (zie bijlage 1 van de regels).

Dubbelbestemming 'Leiding - Water' (artikel 8)

Daar waar in het plangebied een ondergrondse hoofdwaterleiding aanwezig is met een beschermingszone, is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' toegekend. Deze dubbelbestemming heeft tot doel het beschermen van de hoofdwaterleiding. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen, en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen. Ten eerste mag binnen de dubbelbestemming niet worden gebouwd. Daarnaast is het niet mogelijk om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (artikel 9 t/m 13)

Ter bescherming van archeologische waarden in de bodem is de dubbel-bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Voor de bescherming van deze waarden is een archeologisch onderzoek nodig waarbij duidelijk moet zijn wat de gevolgen voor deze waarden zijn voor een omgevingsvergunning voor bouwen verleend kan worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels omvatten een anti-dubbeltelregel (artikel 14), algemene bouwregels (artikel 15), algemene gebruiksregels (artikel 16), algemene afwijkingsregels (artikel 17) en algemene wijzigingsregels (artikel 18).

Anti-dubbeltelregel (artikel 14)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen indien een deel van het bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken, wederom nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 15)

In de algemene bouwregels is de regeling met betrekking tot het parkeerbeleid opgenomen.

Algemene gebruiksregels (artikel 16)

De algemene gebruiksregels gaan in op algemeen strijdig gebruik. Dit gaat om strijdig gebruik dat de verschillende bestemmingen overstijgt.

Algemene afwijkingsregels (artikel 17)

Hierin is specifiek vermeld welke afwijkingen van het uitwerkingsplan zijn toegestaan.

Algemene wijzigingsregels (artikel 18)

Dit artikel vermeldt welke algemene wijzigingen ten opzichte van het uitwerkingsplan zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 19)

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit uitwerkingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel (artikel 20)

In de slotregel wordt aangegeven hoe het uitwerkingsplan aangehaald kan worden (titel van het uitwerkingsplan). De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Ook geldt volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dat als sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut) deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer of ontwikkelaar. Een en ander moet worden gelegd in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is alleen nodig voor ontwikkelingen, die met het plan mogelijk worden gemaakt en waarvoor, voor de vaststelling van het bestemmingsplan, geen privaatrechtelijke overeenkomsten zijn gesloten.

In het plangebied van dit uitwerkingsplan hebben zowel de gemeente als andere partijen grondeigendom. Aangezien voor een deel van die gronden niet met alle partijen een anterieure overeenkomst is gesloten, is het kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet geheel via gemeentelijke grondverkoop of anterieure overeenkomsten verzekerd. Op grond van artikel 6.12 Wro moet daarom een exploitatieplan worden vastgesteld.

Voor het plangebied is een exploitatieplan gemaakt dat door de gemeenteraad van Enkhuizen vastgesteld wordt. Hierin wordt de noodzakelijke publiekrechtelijke basis gelegd voor het kostenverhaal en wordt sturing gegeven aan het grondgebruik door middel van de locatie-eisen. Voor de toelichting op de uitvoerbaarheid wordt verwezen naar paragraaf 3 van het exploitatieplan.

Geconcludeerd kan worden dat het uitwerkingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het maatschappelijke draagvlak van het uitwerkingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de terinzagelegging van het ontwerpuitwerkingsplan voor zienswijzen.

8.1 Vooroverleg

Wijzigings- en uitwerkingsplannen vallen onder de overlegverplichting uit art. 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Het ontwerp uitwerkingsplan 'Gommerwijk West-west' is, ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro, verzonden naar verschillende overleginstanties.

De volgende instanties is om een reactie gevraagd:

  • Provincie Noord-Holland
  • Gemeenten in de regio
  • Omgevingsdienst Noord-Holland Noord
  • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
  • Recreatieschap West Friesland
  • Gasunie
  • Liander
  • PWN
  • Archeologie West Friesland

De ontvangen reacties zijn als bijlage 15 toegevoegd aan de toelichting. In de ontvangen reacties is door Gasunie, Liander, Recreatieschap Westfriesland en de gemeentes Stede Broec, Drechterland en Hoorn aangegeven geen opmerkingen te hebben op het uitwerkingsplan. Daarnaast heeft een aantal instanties wel opmerkingen op het uitwerkingsplan. Hieronder wordt aangegeven welke opmerkingen tot een aanpassing van het uitwerkingsplan hebben geleid.

De provincie Noord-Holland heeft aangegeven dat het plan geen strijdigheden heeft met provinciaal beleid. Het stedenbouwkundige plan dat de onderligger vormt voor het uitwerkingsplan op 12 oktober 2021 akkoord bevonden in de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling.

De provincie is bezig met een totaal onderzoek naar de mobiliteit van de regio en wil daarvoor weten wat de invloed van het plan is op de mobiliteitsontwikkeling van de Drechterlandse weg N505. De benodigde gegevens hiervan zullen aangeleverd worden aan de provincie.

De gemeente Medemblik heeft in de reactie aangegeven dat in de toelichting van het uitwerkingsplan het regionale woonbeleid wordt getoetst aan het Woonakkoord 2020-2025 en het Afwegingskader wonen West-Friesland 2019. Het Afwegingskader wonen West-Friesland is onlangs herzien, zij vragen dit recente beleid in de toelichting op te nemen.

Deze herziening heeft inderdaad het opstellen van het voorontwerp-uitwerkingsbestemmingsplan doorkruist. De eerdere ladderonderbouwing en het marktonderzoek voor GWW zijn gebaseerd op de getallen van 2019, daar is ook de woningverdeling van het stedenbouwkundig plan op gebaseerd. De onderbouwing in de toelichting is nu aangepast naar het meest recente regionale woonbeleid met het Afwegingskader wonen West-Friesland 2021.

Archeologie West-Friesland heeft in de reactie een tekstvoorstel gedaan voor paragraaf 5.1.1 Wet en Regelgeving waarin de sinds 2016 van kracht zijnde Erfgoedwet is verwerkt. Dit tekstvoorstel is overgenomen. Daarnaast wordt aangegeven dat in de regels van het uitwerkingsplan provinciaal archeoloog staat terwijl dit regio archeoloog moet zijn. Dit is aangepast in de regels.

De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft via de Omgevingsdienst een reactie gegeven op Externe veiligheid. In deze reactie is een tekst aangeleverd over een transportroute voor gevaarlijke stoffen (N505). Dit is verwerkt in de paragraaf over externe veiligheid.

Daarnaast is er een advies gegeven over de bestrijdbaarheid van brand-, ramp- en crisisbestrijding en zelfredzaamheid van personen en wordt ingegaan op de mogelijkheden en beperkingen m.b.t. hulpverlening, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De tekstvoorstellen van de relevante scenario's uit het Regionaal Risico Profiel (RRP) zijn verwerkt in de paragraaf over externe veiligheid. Het advies over waterveiligheid wordt meegenomen bij het opstellen van het inrichtingsplan van het gebied, de plannen zijn nu nog niet zo gedetailleerd dat dit meegenomen kan worden in het uitwerkingsplan. Dit geldt ook voor de adviezen over de opkomsttijd van de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen. Hier zal bij de verdere uitwerking van het plan rekening mee worden gehouden. Voor het advies over maatschappelijke voorzieningen geldt dat in de toelichting van het moederplan wordt aangegeven dat de nieuwe bewoners zijn aangewezen op het centrum aan het Koperwiekplein en de Meeuwenlaan. Deze zijn groot genoeg om ook de nieuwe bewoners van GWW te verzorgen. Dit is nog steeds het standpunt voor de maatschappelijke voorzieningen.

De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft het uitwerkingsplan beoordeeld op de milieu-aspecten. Voor een aantal aspecten is een aanvulling op de tekst in de toelichting nodig:

  • Bedrijven en milieuzonering: de tekst in de toelichting is aangepast naar de maximale planologische invulling van de bedrijven.
  • Bodem: de tekst in de conclusie is aangepast, er wordt nu hier aangegeven dat verdere onderzoeken en eventueel sanering noodzakelijk zijn voor er een omgevingsvergunning verleend kan worden. In het exploitatieplan wordt aangegeven dat als uit nader onderzoek blijkt dat er toch sprake zal zijn van bodemsaneringskosten, dan zullen die kosten in een herziening van het exploitatieplan worden opgenomen. Met de huidige stand van zaken is in de taxatiewaarde van de gronden aangenomen dat deze geschikt zijn voor de nieuwe functie. Mocht uit nader onderzoek blijken dat dit niet het geval is dan heeft dit gevolgen voor de grondwaarde, die dan aangepast zal worden. Op deze manier zijn de kosten van een eventuele sanering gedekt, zodat het aspect bodem de uitvoerbaarheid niet in de weg staat.
  • Externe veiligheid: paragraaf 5.5.1 Wet en Regelgeving heeft een actualisatie gekregen door het toevoegen van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in de tekst.
  • Ecologie: de opmerking over de wet- en regelgeving is verwerkt in paragraaf 5.4.1, de aanpassing in de tekst over geen directe negatieve gevolgen verwacht voor de toename van stikstofemissie is verwerkt. Bij de verdere uitwerking zullen de adviezen over de inrichting van de verbindingszone meegenomen worden, ze zijn toegevoegd aan de toelichting. Tot slot is er met de nieuwe AERIUS-calculator van 13 januari 2022 een nieuwe berekening uitgevoerd, de resultaten hiervan zijn verwerkt in de toelichting.
  • Duurzaamheid: bij de verdere uitwerking zullen de adviezen over duurzaamheid waar mogelijk meegenomen worden en zal er worden aangesloten bij het meest recente duurzaamheidsbeleid van de gemeente.

In de reactie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt om twee tekstuele aanpassingen gevraagd, deze zijn doorgevoerd in de toelichting. Voor de opmerking over de watercompensatie geldt dat het tijdelijke tekort aan waterberging voor de noordzijde wordt opgelost doordat tegelijkertijd met de realisatie van het noordelijk deel waterberging aan de zuidzijde van het plan wordt gerealiseerd op grond in eigendom van de gemeente, eventueel in combinatie met het surplus uit de gemeentelijke waterbank. Dit is toegevoegd aan de tekst van de toelichting.

De gemaakte opmerkingen over bijlage 12 (Watertoets) en bijlage 13 (Watergebiedsplan) zijn verwerkt. Bij deze opmerkingen wordt aangegeven dat in de watertoets staat dat private percelen worden beschoeid en dat in het stedenbouwkundig ontwerp langs sommige private percelen rietoevers zijn ingetekend. Het hoogheemraadschap doet geen onderhoud van rietoevers langs particulier terrein. De bebouwing in deze zone betreft een aantal appartementengebouwen zonder private oevers en terraswoningen. Deze terraswoningen hebben, anders dan standaard woningen, geen private buitenruimte in de vorm van een tuin aan de achterzijde van de woning maar alleen een terras. De private percelen/terrassen grenzen dus niet aan het water maar liggen in het landschap dat bij de verdere uitwerking van het plan zal worden ingericht als een natuurlijk ingericht oevermilieu met struweel en ruigtevegetatie. Hierdoor staat de begroeiing net boven het water in plaats van in het water en ligt het onderhoud niet bij het HHNK.

In de reactie van het PWN wordt aangegeven dat de dubbelbestemming Leiding - Water een breedte van 7,5 meter vanaf de hartlijn tussen de twee leidingen moet krijgen. De verbeelding is hierop aangepast, zodanig dat er geen bestemming Wonen met bouwvlak mogelijk is binnen de dubbelbestemming Leiding - Water. PWN geeft verder aan dat voor de weg en de brug richting Tuindershof er nadere gegevens nodig zijn voor hier toestemming voor verleend kan worden. Over de waterleiding zal een ontlastconstructie worden aangebracht zodanig dat de waterleiding geen last ondervindt van het kruisende autoverkeer. De uitwerking hiervan zal te zijner tijd in overleg met PWN plaatsvinden. Met de overige opmerkingen (vrijhouden strook in bouwfase, voldoende ondergrondse ruimte voor leidingen) zal bij de verdere uitwerking van de plannen rekening worden gehouden.

8.2 Inspraak

Het ontwerp exploitatieplan Gommerwijk West-West heeft, gelijktijdig met het ontwerp Uitwerkingsplan Gommerwijk West-West met ingang van 11 februari 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn heeft ingevolge artikel 6.14 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening iedereen schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad van de gemeente Enkhuizen een zienswijze over het ontwerp exploitatieplan en het ontwerp uitwerkingsplan kenbaar kunnen maken.

De bekendmaking stond op 9 februari 2022 in de Staatscourant, het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website. De stukken lagen vanaf 11 februari 2022 gedurende 6 weken in de publieksruimte van het Stadskantoor te Enkhuizen ter inzage. Daarnaast waren ze in te zien via de gemeentelijke website en de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.

De termijn liep tot en met 24 maart 2022. Tegen beide ontwerp plannen zijn in totaal 11 schriftelijke zienswijzen over het ontwerp uitwerkingsplan (up) (dan wel gecombineerd met een reactie op het eploitatieplan (ep)) ingediend.

Alle zienswijzen zijn binnen de termijnen ingediend en daarmee ontvankelijk.Deze zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een reactie in de Nota van zienswijzen uitwerkingsplan en exploitatieplan Gommerwijk West-West (bijlage 17).

Op sommige onderdelen hebben de inspraakreacties geleid tot aanpassing van het bestemminsplan. Deze wijzigingen worden hierna bekopt opgesomd.

  • a. In lid 4.5 zijn 2 opsommingen opgenomen over het hergebruik van materialen;
  • b. In lid 5.2.2 is de tekst vervangen en aangevuld met een correcte afstand en motivatie waarom deze als voldoende wordt geacht;
  • c. Bij de regels is in artikel 6.5 en 7.5 een sublid opgenomen over de voorwaardelijke verplichting te voldoen aan de landschappelijke inpassing volgens het bkp.