direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
vastgesteld
NL.IMRO.0383.PBC12Walstro3-VS01

4.3 Ecologie

Quickscan Flora- en faunawet

Ten behoeve van de omgevingsvergunning heeft ARCADIS een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd in het plangebied.
Doel van deze quickscan is om mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten en/of beschermde natuurgebieden inzichtelijk te maken.
In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Gebiedsbescherming

Uit de quickscan blijkt dat nadelige effecten op beschermde gebieden (Natura 2000 en EHS) kunnen worden uitgesloten.

Soortbescherming

Ten aanzien van soortbescherming zijn de geplande ontwikkelingen getoetst aan de bepalingen van de Flora- en faunawet.

In het plangebied zijn geen beschermde vaatplanten waargenomen. Door de voedselrijkdom en het regelmatige onderhoud is het ook geen geschikt gebied voor zeldzame beschermde planten.
Algemene vogels van park en tuin (waaronder merel) broeden mogelijk in de bosschages. Nesten van broedvogels met jaarrond beschermde nesten zijn niet aanwezig binnen het plangebied.
Algemeen voorkomende zoogdiersoorten kunnen voorkomen binnen het plangebied. Streng beschermde grondgebonden zoogdiersoorten kunnen worden uitgesloten.
Er is wel potentieel foerageergebied van vleermuizen binnen het plangebied aanwezig (grasvelden, bosschages en parkachtige erven en tuinen). Algemeen voorkomende vleermuissoorten als gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis jagen in en om stedelijk gebied. Ook is het huidige gebouw geschikt als verblijfsplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. De aanwezigheid van vleermuizen kan daarom niet worden uitgesloten. Om overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet te voorkomen heeft nader inventarisatieonderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn hierna beschreven, onder 'Inventarisatie vleermuizen'.
De aanwezigheid van reptielen in het plangebied kan worden uitgesloten.
Hoewel algemene amfibieënsoorten binnen het plangebied kunnen voorkomen, kan aanwezigheid van streng beschermde soorten worden uitgesloten.
Vanwege de afwezigheid van water in het plangebied komen beschermde soorten vissen niet voor.
Tot slot kan de aanwezigheid van streng beschermde soorten insecten en ongewervelden in het plangebied worden uitgesloten.

Inventarisatie vleermuizen

Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan Flora- en faunawet (2012) is nader onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied.

In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van dit onderzoek samengevat.

Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 4 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Uit dit onderzoek blijkt dat het bestaande gebouw een zomerverblijf en een paarverblijf (vaste rust- en/of verblijfplaatsen) bevat van de gewone dwergvleermuis. Daarnaast is het plangebied slechts beperkt van belang als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

De geplande sloop van het gebouw heeft een negatief effect op het functioneren van vaste rust- en/ of verblijfplaatsen. Op grond van de Flora- en faunawet dient dit negatieve effect te worden gemitigeerd.

Het negatieve effect op de vaste rust- en/ of verblijfplaatsen kan worden voorkomen door tijdelijke (met betrekking tot de bouwfase) en permanente (met betrekking tot het nieuwe gebouw) maatregelen te nemen.

Deze maatregelen zijn nader uitgewerkt in een Activiteitenplan, dat tijdens de bouw- en aanlegfase wordt geïmplementeerd.

Activiteitenplan

Om negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen is een Activiteitenplan opgesteld, dat tevens dient als basis voor de aanvraag van de benodigde ontheffing Flora- en faunawet.

In het Activiteitenplan zijn de te treffen mitigerende maatregelen nader uitgewerkt.

Het Activiteitenplan is als Bijlage 5 toegevoegd aan deze ruimtelijke onderbouwing.

De belangrijkste mitigerende maatregelen zijn hierna samengevat.

Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt het groen verwijderd buiten het broedseizoen van vogels (half maart – juli). Bosschages die niet voor de werkzaamheden hoeven te worden verwijderd blijven staan, zodat er geen onnodig verlies van potentieel broedgebied is.

Om verstoring van vleermuizen te voorkomen worden er maatregelen getroffen bij de sloop van het bestaande gebouw en worden er maatregelen getroffen aan het nieuwe gebouw, zodat het geschikt is als verblijfplaats voor vleermuizen.

De sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding van een vleermuisdeskundige. Sloop van mogelijke verblijfsplaatsen vindt plaats in een veilige periode, waarbij de kans op verstoring het geringst is. De sloop wordt 'vleermuisvriendelijk' uitgevoerd: verblijfplaatsen worden vooraf ongeschikt gemaakt en voorafgaand aan de sloop gestript. Tijdens de sloop en nieuwbouw worden er vleermuiskasten in de omgeving opgehangen als tijdelijke verblijfplaats.

In het nieuwe gebouw worden paar- en zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen gecreëerd, in de vorm van vleermuiskasten of toegankelijke spouwen.

Ontheffing

Op basis van het Activiteitenplan is ontheffing aangevraagd als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet (aanvraagnummer FF/75C/2013/0047).
De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken heeft de ontheffing verleend op 3 juni 2013.