Plan: | Oosterdok oost (NEMO-pier) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1002BPGST-OH01 |
Het bestemmingsplan 'Oosterdok oost (NEMO-pier)' is ingedeeld in een aantal bestemmingen. Binnen deze bestemmingen is de systematiek gehanteerd, die is voorgeschreven door de SVBP2008. Concreet betekend dit, dat elke bestemming is opgebouwd uit een aantal leden, waarbij de volgorde en de benaming zijn voorgeschreven door de SVBP2008. Aan de hand van de gehanteerde werkwijze binnen de diverse bestemmingen die zijn opgenomen in de planregels, wordt kort besproken hoe de regels kunnen worden toegepast.
Bestemmingsomschrijving
Elke bestemming begint met het omschrijven van de bestemming. De bestemmingsomschrijving geeft weer wat er binnen de bestemming is toegestaan. In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om aan de hand van voorkomende functies vast te stellen wat de aard van de bestemmingsomschrijving is. De bestemmingsomschrijving richt zich op het gebruik van gronden voor een bepaald doel en schept tevens het kader voor de bestemming met bijbehorende regels. Het maakt duidelijk wat er op de gronden binnen de bestemming is toegestaan en begrenst daarmee het gebruik van de gronden.
Bouwregels
De bouwregels zijn opgesteld voor bouwwerken die binnen een bestemming zijn toegestaan. Per bestemming is aangegeven welke soorten bouwwerken zijn toegestaan. De bouwregels zijn verdeeld naar soorten bouwwerken. Het uitgangspunt van de bouwregels is dat de bouwwerken worden gestuurd ten aanzien van de plaatsing op het bouwperceel. De bouwregels geven sturing aan de maatvoering van de toegestane bouwwerken. In de bouwregels zijn maximummaten aangegeven, uitgesplitst in onder meer goothoogte en bouwhoogte. Indien geen bebouwingspercentage is opgenomen dan geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak dan wel bestemmingsvlak.
Nadere eisen
In enkele bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen. Nadere eisen bieden de mogelijkheid om sturing te geven aan de situering en de afmeting van bouwwerken. Door in de planregels een aantal voorwaarden op te nemen waaraan kan worden getoetst, kunnen nadere eisen de mogelijkheid bieden om tot een goede afstemming te komen met de omgeving. Het is een extra instrument dat het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft om in een concreet geval meer sturing aan de situering en afmeting van bouwwerken te geven dan in eerste instantie door de regels mogelijk is gemaakt. Er vindt een inperking plaats van datgene wat in de bestemmingsplanregels mogelijk is. Door het opnemen van objectieve voorwaarden (in casu de verkeers-/nautische situatie ter plaatse) waaraan moet worden getoetst, bieden de planregels voldoende rechtszekerheid voor degene aan wie de nadere eisen worden opgelegd. Door het opnemen van nadere eisen kunnen de bij de bestemmingsregels gegeven rechten legitiem worden ingeperkt, waarbij de in de nadere eisen opgenomen objectieve voorwaarden voldoende rechtszekerheid bieden. Het college moet de inperking voldoende motiveren.
Afwijking van de bouwregels
In een aantal bestemmingen is een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt om af te wijken van de bouwregels. Het betreft een in het plan opgenomen afwijkingsmogelijkheden, wat betekent dat het slechts een afwijking van geringe omvang mag zijn. De afwijking van de bouwregels ziet op de maten die zijn opgenomen in de bouwregels dan wel op hetgeen verboden is te bouwen. Het bevoegd gezag kan van de afwijkingsbevoegdheid gebruik maken.
Specifieke gebruiksregels
Bij een bestemming kan een bepaling opgenomen zijn die bepaald gebruik van gronden en gebouwen verbiedt. Het algemene gebruiksverbod, dat inhoudt dat er sprake is van strijdigheid met de bestemmingsbepaling, is opgenomen in hoofdstuk 3. Om onduidelijkheden te voorkomen is er een zo volledig mogelijke wijze van het woorden 'gebruiken' opgenomen. Onder gebruiken wordt tevens verstaan: 'laten gebruiken' of 'in gebruik geven'. In deze bepaling kan ook aangegeven zijn wat in ieder geval onder strijdig gebruik moet worden verstaan. Dit houdt in dat het niet een volledige opsomming is. Ook ander gebruik, dat van een bestemmingsomschrijving afwijkt, moet als strijdig gebruik worden getypeerd. De bepaling beperkt zich uitdrukkelijk tot dat gebruik dat in ieder geval strijdig is.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
(hierna: aanlegvergunningstelsel)
Bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. De aanlegvergunning richt zich op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. In de aanlegvergunning zijn een aantal concrete werkzaamheden opgenomen. Er wordt bijvoorbeeld onder verstaan het aanleggen van voet- en fietspaden, het opsporen of winnen van delfstoffen, maar ook het dempen van aanwezige waterlopen. De concrete inhoud van de aanlegvergunning is afgestemd op de betreffende bestemming. De aanlegvergunning is opgenomen ter bescherming van waarden. Er hoeft geen aanlegvergunning te worden aangevraagd voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden die behoren tot het normale onderhoud, gebruik of beheer. Bij de beoordeling of er sprake is van onevenredige aantasting van het landschapsbeeld moet het beeldkwaliteitsplan buitengebied worden betrokken.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn bepaalde regels opgenomen die voor alle bestemmingen die in het plan zijn opgenomen gelden. Dit is tevens de reden waarom deze bouwregels in de algemene regels is neergelegd.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is bepaald gebruik uitgesloten. Dit gebruik is uitgesloten voor alle bestemmingen die in het plan zijn opgenomen. Dit is tevens de reden waarom de uitsluiting van dit gebruik in de algemene regels is neergelegd.
Algemene afwijkingsregels
Voor deze regels geldt hetzelfde als hetgeen hierboven is beschreven ten aanzien van de
afwijkingsbevoegdheden die zijn opgenomen in de bestemmingsregels. Echter de plaats van het plan waarin ze zijn opgenomen bepaald de werking ervan. In dit geval geldt dat ze van toepassing zijn ten behoeve van alle bestemmingen die in het plan zijn opgenomen.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In deze paragraaf worden de niet voor zichzelf sprekende en bijzondere juridische aspecten van de bestemmingsbepalingen toegelicht. Het beleid wordt niet toegelicht, maar de wijze van regelen.
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.
Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige regels worden aangegeven.
De term voorzieningen omvat een grote groep van diverse soorten functies, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar openbare voorzieningen en bijzondere voorzieningen. Een deel van de openbare en bijzondere voorzieningen behoort tot de maatschappelijke voorzieningen.
Openbare voorzieningen bieden diensten en/of goederen aan die een 'basisbehoefte' vormen en moeten daarom voor een ieder toegankelijk zijn. In de regel worden dit soort voorzieningen aangeboden of door de overheid zelf, of door niet-commerciële instellingen (non-profit). Zij kunnen zowel kleinschalig (buurt-, wijk- of stadsdeelniveau) als grootschalig (stadsdeelgrensoverschrijdend, stedelijk en regionaal niveau) zijn. Voorbeelden van kleinschalige openbare voorzieningen zijn buurt- en wijkcentra, basis- en voortgezet onderwijs, centrum voor gezondheidszorg, huisarts, kinderopvang, opvang van bepaalde doelgroepen en gemeentelijke instellingen en diensten zoals een wijkvoorziening van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Voorbeelden van grootschalige openbare voorzieningen zijn middelbaar en hoger onderwijs, centraal-stedelijk bestuur en gemeentelijke diensten zoals een hoofdbureau van politie, een ziekenhuis of openbare nutsbedrijven.
Bijzondere voorzieningen hebben veelal een culturele doelstelling, zowel in de betekenis van het informeren, verspreiden, tentoonstellen en/of opvoeren van kunst, ontspanning en vermaak, als in de zin van het uiting geven aan waarden en normen (voorzieningen met een ideële, religieuze en/of levensbeschouwelijke doelstelling). Ook de bijzondere voorzieningen kunnen zowel kleinschalig als grootschalig zijn. Voorbeelden van kleinschalige bijzondere voorzieningen zijn een buurttheater of een kerkgenootschap. Voorbeelden van grootschalige bijzondere voorzieningen zijn theaters, musea, recreatieve voorzieningen, bioscopen, tentoonstellingsruimten, sporthallen. De aangeboden diensten en goederen behoren in het algemeen niet tot de basisbehoeften. Voor deze voorzieningen geldt bovendien dat zij niet alleen worden aangeboden door de overheid of door niet-commerciële instellingen, maar ook door commerciële ondernemingen.
Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het om voorzieningen die voor de samenleving onmisbaar zijn of die daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Dit maatschappelijk belang komt vaak tot uiting in de exploitatievorm (en vaak ook in de vorm van specifiek geformuleerd beleid). Bij de maatschappelijke voorzieningen gaat het dus in het algemeen om voorzieningen die worden aangeboden:
Voorbeelden van maatschappelijke voorzieningen zijn openbare voorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg en kinderopvang, en bijzondere voorzieningen als bibliotheken, gesubsidieerde musea, lokale media of media met een bijzondere doelgroep, zwembaden en sporthallen. Zowel een openbare als een bijzondere voorziening kan tot de bestemming 'Maatschappelijk' behoren. In dit bestemmingsplan hebben NEMO, ARCAM en het Scheepvaartmuseum de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen.
Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte (dus niet zelfstandige) activiteiten zoals horeca bijvoorbeeld een 'hapje en een drankje' bij een boekpresentatie, en detailhandel zoals verkoop van boeken en andere kleine (museum)artikelen die in relatie staan tot de bestemming zonder meer binnen de bestemming 'Maatschappelijk' toegestaan. Voorgaande laat onverlet dat voor additionele horeca een horecavergunning danwel drankvergunning vereist is en dan ook aangevraagd moet worden.
De IJ-tunnel loopt als het ware door de bestemming 'Maatschappelijk - 1 (NEMO)' heen. Daarom is in de gebruiksregels ook aangegeven dat een tunnel(mond) ten behoeve van een (ondergrondse) stroomweg is toegestaan.
De openbare ruimte in het plangebied is bestemd als 'Verkeer'. Daarop mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die geen gebouwen zijn en ten dienste van de bestemming 'Verkeer' functioneren. Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de inrichting van de openbare ruimte maar uitsluitend over het gebruik van de gronden. Het bestemmingsgebied omvat de (doorgaande) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen (alleen ter plaatse van de zuidkant van de westzijde van de NEMO-pier), nuts- en groenvoorzieningen, straatmeubilair en dergelijke.
Een uitzondering op het bovenstaande vormt de IJ-tunnel die als het ware door de bestemming 'Verkeer' heen loopt. Daarom is in de gebruiksregels ook aangegeven dat een tunnel(mond) ten behoeve van een (ondergrondse) stroomweg is toegestaan.
Het water in het plangebied is opgedeeld in een drietal 'Water'-bestemmingen. Met deze bestemming wordt grotendeels het openbaar vaarwater vastgelegd en heeft voornamelijk betrekking op de waterwegen, waterberging, waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden. Onder overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming wordt binnen deze bestemming in elk geval het brugwachtershuis begrepen en voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.
Steigers en aanlegsteigers zijn in het bestemmingsplan geregeld met als doel een einde te maken aan de diverse uiteenlopende definities die in de huidige bestemmingsplannen voor steigers en aanlegsteigers zijn opgenomen. Het verschil bestaat hier in dat aan steigers geen vaartuigen mogen afmeren en aan aanlegsteigers wel. Steigers zijn uitsluitend bedoeld om te gebruiken als publieke verblijfsruimte en in enkele gevallen doen ze dienst als op- en afstapvoorziening.
In deze bestemming is een aanduiding 'tunnel' opgenomen ter plaatse van de IJ-tunnel al waar een tunnel(mond) ten behoeve van een (ondergrondse) stroomweg is toegestaan. Tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' bijbehorende, al dan niet beneden peil gelegen, bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een stroomweg toegestaan.
Met deze bestemming wordt met name de Museumhaven geregeld. Aanleggen van museale schepen is alleen toegestaan ter plaatse van de aangeduide aanlegsteigers. Tevens is één aanlegsteiger geschikt voor de amphicoach waarbij aan de 'waterzijde' van deze aanlegsteiger tevens het aanleggen ter 'stalling' van een zonneboot is toegestaan. Ter plaatse van de aanlegsteiger voor de amphicoach alsmede de aanlegzijde voor de zonneboot is geen op- en/of afstapmogelijkheid toegestaan alsmede stalling van de amphicoach. Daarnaast is in de bestemmingsomschrijving ook de 'algemene functies' opgenomen wat betekent dat tevens waterwegen, waterberging, waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden zijn toegestaan. Het aantal ligplaatsen is gebaseerd op het huidige aantal museale schepen namelijk 22. Wanneer door wat voor reden dan ook in de toekomst de aanlegplaats aan de 'waterzijde' van de steiger voor de amphicoach niet meer gebruikt wordt voor het afmeren van de Amstelboot, dan is het toegestaan om deze ligplaats te gebruiken als ligplaats voor een museaal schip waardoor het totaal aantal toegestane ligplaatsen in de Museumhaven niet meer dan 23 mag bedragen.
Onder overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming wordt binnen deze bestemming in elk geval waterstaatkundige voorzieningen zoals remmingswerken en in geen geval reclameuitingen, vlaggenmasten en/of soort gelijke uitingen.
Aanlegsteigers zijn alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan als ook wanneer dit in de regels wordt toegestaan. Voor de vaartuigen genoemd onder a) geldt dat deze mogen aanleggen ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' waarbij het maximum op 40 is gesteld conform het huidige gebruik als ook de huidige fysieke ruimte.
Daarnaast mogen woonschepen een ligplaats aan de bestaande steiger innemen daar waar dat op de plankaart is opgenomen met een aanduiding. Voorgaande geldt ook voor de werkschepen/bedrijfsvaartuigen, dus alleen daar waar dat op de plankaart is opgenomen met een aanduiding aan de bestaande steiger. De voornoemde werkschepen/bedrijfsvaartuigen staan in relatie met een scheepsrestauratiebedrijf met watergebonden activiteiten. Dit bedrijf maakt van oudsher gebruik van het water voor het afgemeerd houden van een werkschip waarop opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering plaats vindt. De bedrijfs-/restauratie-activiteiten vinden veelal niet op deze locatie plaats.
De ligplaatsen genoemd onder a) zijn ligplaatsen voor tijdelijk gebruik. Daarmee wordt bedoeld dat zij in tegenstelling tot de ligplaatsen voor woonschepen niet permanent ingenomen worden en dienen als (weekend)wachtplaats voor de binnenvaart en voor schepen in de chartervaart. De steigers liggen hier verder uit elkaar, waardoor hier grotere schepen aan kunnen leggen. Doordat deze locatie voor tijdelijk gebruik bestemd is hier ook ruimte voor (incidentele) nautische manifestaties en evenementen die zich verdragen met deze functie.
De ligplaatsen voor woonboten en werkschepen/bedrijfsvaartuigen zijn aangegeven met een aanduiding 'woonschepenligplaats' of met de aanduiding 'specifieke vorm van water'. In de regels is aangegeven hoeveel woonschepen dan wel werkschepen/bedrijfsvaartuigen binnen het aanduidingsvlak zijn toegestaan. Overigens komt het begrip werkschip niet voor in de begrippen dan wel regels voor. Echter daar waar in de toelichting werkschip staat dan wordt deze in de regels aangeduid als bedrijfsvaartuig.
Onder overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming wordt binnen deze bestemming in elk geval waterstaatkundige voorzieningen zoals remmingswerken en in geen geval reclameuitingen, vlaggenmasten en/of soort gelijke uitingen.
Op basis van de archeologische verwachtingswaarden zijn twee verschillende dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen. Gezien de verwachtingswaarde, wordt bij voorgenomen uitvoering van al dan niet bouw- of andere werkzaamheden een archeologisch rapport verlangd, dat bij de vergunningaanvraag moet worden ingediend. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de archeologische monumentenzorg. De dubbelbestemmingen zijn primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen.
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden in de eerste plaats de bepalingen van artikel 10/11 en in de tweede plaats de bepalingen van artikel 12.
Op 29 januari 1999 is het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse Binnenstad tot beschermd stadsgezicht genomen. In hoofdstuk 5 is uitvoerig aandacht besteed aan de cultuurhistorische ontwikkeling. Het beleid over de waardering van gebouwen is opgenomen in paragraaf 5.5. Alle gronden in het plangebied hebben deze dubbelbestemming. Behoud van de cultuurhistorische- en architectuurhistorische waarden staat bij gronden met deze bestemming voorop. Om die reden is de bestemming primair gemaakt aan de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen. Dit betekent dat aanvragen om omgevingsvergunning altijd eerst dienen te worden getoetst aan de regels van de dubbelbestemming.
Het bestemmingsplan beoogt de karakteristiek van het stadsgezicht te behouden, te herstellen en/of te versterken. De karakteristiek is in de verbeelding geïntegreerd door middel van een specifieke bouwaanduiding die de architectonische waardering weergeeft. In de regels is het beleid ten aanzien van de waardering neergelegd.
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden in de eerste plaats de bepalingen van artikel 10/11 en in de tweede plaats de bepalingen van artikel 12.
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
In deze regel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.
In deze regel worden de algemene regels omtrent gebruik vastgelegd. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd.
In dit artikel worden algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en tevens mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.
De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro.
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.