Plan: | Kavels Westflank Vliegbasis Soesterberg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0355.BPKavelsWestflank-VS01 |
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de beoogde woningbouwontwikkeling voor de locatie Dolderseweg, nabij de rotonde Dolderseweg/Hertenlaan. Ter plaatse is de bouw van maximaal vijf vrijstaande woningen voorzien.
Deze ontwikkeling maakt deel uit van het programma Hart van de Heuvelrug/Vliegbasis Soesterberg.
De Utrechtse Heuvelrug is Nederlands op één na grootste aaneengesloten natuurgebied. Het dreigde verregaand te versnipperen door bebouwing en wegen. De provincie Utrecht, de gemeenten Zeist en Soest en het Utrechts Landschap roepen sinds 2004 die versnippering een halt toe met het gebiedsprogramma 'Hart van de Heuvelrug'. Door de aanleg van ecoducten en de realisatie van natuur is een aaneengesloten natuurgebied ontstaan van ruim 700 ha. Door bebouwing en natuur te herschikken is er ruimte ontstaan voor wonen, werken, recreatie en zorg. Binnen dit programma worden ruim 25 projecten uitgevoerd die variëren van nieuwe natuur tot woningbouw, van ecoducten tot duurzame bedrijventerreinen. Doel is de ruimtelijke kwaliteit en de belevingswaarde van de Heuvelrug te versterken. Een groot deel van deze projecten is inmiddels gerealiseerd.
Het vigerende bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg' laat de bouw van de woningen op de kavels van de westflank Soesterberg toe. Er is echter aanleiding om de bouw- en gebruiksregelingen beter af te stemmen op de landschappelijke en natuur waarden ter plaatse. Beoogd wordt een regeling tot stand te brengen waarbij de woonfunctie 'te gast is' in het aansluitende bosgebied. Dit betekent dat het bestemmingsplan optimale bescherming moet bieden aan het aanwezige struweel en het bomenbestand en dat de overgang van woonkavels naar het aansluitende park Vliegbasis Soesterberg van een solide buffer wordt voorzien.
![]() |
Figuur 1: Globale ligging plangebied (Bron: GoogleMaps) |
Het doel van dit bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg Westflank' is om de geplande woningbouwontwikkeling te maximeren tot het aantal van vijf woningen en om de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden adequaat te beschermen.
Het plangebied bevindt zich aan de Dolderseweg te Huis ter Heide in de gemeente Zeist. De percelen zijn direct ten westen van het voormalig militair vliegveld Soesterberg gesitueerd.
Figuur 2: Huidige kadastrale verkaveling
Het plangebied heeft een oppervlakte van in totaal circa 1,44 ha en omvat de volgende vier kadastrale percelen:
Na herverkaveling zullen vijf kadastrale percelen ontstaan. In de huidige situatie zijn de percelen grotendeels onbebouwd en onverhard, met dien verstande dat op het perceel Dolderseweg 54 (A4577) een bestaande woning aanwezig is. De gronden zijn begroeid met bomen en struiken. In navolgende afbeeldingen is de bestaande situatie weergegeven.
Figuur 3: Beoogde herverkaveling tot vijf kadastrale percelen
Figuur 4: Omgeving plangebied
Bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg'
Voor de kavels vigeert het bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg
'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Zeist vastgesteld op 26 juni 2012. Het plan heeft onherroepelijke status.
Omdat het terrein van de voormalige vliegbasis zich uitstrekt over het grondgebied van zowel de gemeente Soest als Zeist hebben de beide gemeenteraden een gelijknamig bestemmingsplan vastgesteld, waarvan de planbegrenzingen ter hoogte van de gemeentegrenzen op elkaar aansluiten. Beide plannen tezamen voorzien in de herontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Soesterberg. Daarbij wordt de mogelijkheid geboden om onder andere nieuwe woningen en een Nationaal Militair Museum (welke inmiddels is gerealiseerd) te bouwen. Voorts is een deel van het plangebied omgevormd tot natuurgebied, blijft het huidige zweefvliegveld bestaan en behoudt een deel van het plangebied een militaire bestemming. In onderstaande afbeelding zijn de vigerende en omliggende bestemmingsplannen opgenomen inclusief het met rood omlijnde plangebied.
Figuur 5: Uitsnede bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De regels en de verbeelding zijn het jurdisch bindende deel van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de belangrijkste beleidskaders voor het plangebied. Gelet op de bijzondere ligging en de aanwezige natuur- en cultuurhistorische waarden hebben zowel het Rijk, de provincie Utrecht als de gemeenten Soest en Zeist in hun beleidsstukken uitspraken gedaan over de (on)mogelijkheden van de Vliegbasis Soesterberg en omgeving. Het beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Het beoogde gebruik (wonen) past binnen het bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg' (onherroepelijk). Ook staat het bestemmingsplan het bouwen van vijf woningen op de percelen toe. Voor het bouwen van woningen stelt het bestemmingsplan specifieke bouwregels waaraan dient te worden voldaan. Toetsing aan de wet- en regelgeving en beleidsuitgangspunten van het Rijk is pas aan de orde zodra wordt gebouwd in afwijking van het vigerende bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de huidige wet- en regelgeving en beleidsuitgangspunten van het Rijk die van toepassing zijn op de kavels.
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.
Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
Planspecifiek
De NOVI doet geen uitspraken over dit initiatief of het plangebied. Het initiatief is daarmee in lijn met de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is eind december 2011, met uitzondering van enkele onderdelen, in werking getreden. Het Barro omvat regels die gericht zijn op bestuursorganen die belast zijn met de besluitvorming over bestemmingsplannen, provinciale inpassingplannen, beheersverordeningen, projectuitvoeringsbesluiten voor ontwikkelingsgebieden op grond van 2.1 Crisis- en herstelwet en omgevingsvergunningen waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur (NNN), de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Planspecifiek
De regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Ze zijn niet relevant voor de voorgenomen ontwikkeling. De kavels maken geen deel uit van een van de bovengenoemde gebieden. Daarmee is het plan niet strijdig met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro.
In artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering dient te worden voorkomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een handreiking opgesteld. De handreiking opent met de vraag om welk type plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724).
Planspecifiek
Het planvoornemen betreft de realisatie van vijf vrijstaande woningen. Vanwege de kleinschalige omvang van het project en het feit dat planologisch al woningbouw mogelijk is binnen het huidige bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Het beoogde gebruik (wonen) past binnen het bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg' (onherroepelijk). Ook staat het bestemmingsplan het bouwen van vijf woningen op de percelen toe. Voor het bouwen van woningen stelt het bestemmingsplan specifieke bouwregels waaraan dient te worden voldaan. Toetsing aan de wet- en regelgeving en beleidsuitgangspunten van de provincie is pas aan de orde zodra wordt gebouwd in afwijking van het vigerende bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de huidige regelgeving en beleidsuitgangspunten van de provincie Utrecht die van toepassing zijn op de kavels.
Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In deze Omgevingsvisie legt de provincie haar integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan.
De provincie wil dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staat zij voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. De grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren. Ook zal het nodig zijn om prioriteiten te stellen en keuzes te maken.
Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van de gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is er een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:
Deze zeven thema’s vragen om een brede blik. Ze staan niet op zichzelf, maar kennen samenhang en relaties in boven- en ondergrond. Deze worden bezien vanuit het algemene belang, de integrale aanpak en de lange termijn. De zeven thema’s zorgen gezamenlijk voor integrale, toekomstgerichte oplossingen voor de opgaven waarmee de Utrechtse kwaliteiten per saldo worden behouden of versterkt. Dit bereiken we door nieuwe ontwikkelingen te combineren en te concentreren,zorgvuldig om te gaan met de schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Al deze thema’s zijn in verband te brengen met het streven naar een duurzame, circulaire en in alle opzichten gezonde en vitale provincie. Dit betekent dat herbruikbaarheid van grondstoffen en producten ontstaat en dat waardevernietiging en verlies aan biodiversiteit wordt voorkomen. Kortom: met de ambities in deze Omgevingsvisie dragen wij bij aan het verbeteren van de brede welvaart waarbij wij onder brede welvaart zowel de kwaliteit van leven in het hier en nu verstaan, als die van latere generaties of die van mensen elders in de wereld.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief draagt bij aan de ambities van de provincie Utrecht. Ter plaatse wordt gezorgd voor een klimaatbestendige en duurzaam ingerichte woninglocatie. Het initiatief sluit aan bij de provinciale omgevingsvisie en is voor het overige niet strijdig.
Op 10 maart 2021 is, samen met de provinciale omgevingsvisie, de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht vastgesteld. De omgevingsverordening legt de beleidsthema's zoals uitgewerkt in de provinciale omgevingsvisie vast in concrete regelgeving.
Voor dit initiatief zijn de volgende artikelen uit de verordening van toepassing:
Artikel 3.5, 3.7 en 3.12
Het plangebied is aangemerkt als 'Kwetsbare strategische grondwatervoorraad' en als onderdeel van het '100-jaarsaandachtgebied' op basis van artikel 3.5 van de Omgevingsverordening. In artikel 3.7 van de verordening is vastgelegd dat binnen deze zones geen activiteiten zijn toegestaan en geen bestemmingen en regels mogen bevatten die een risico vormen voor de grond- en oppervlaktewaterwinning voor menselijke consumptie. Ook dient de toelichting een beschrijving te bevatten van het door de gemeente ter zake te voeren beleid en de wijze waarop het waterwinbelang in acht is genomen. Daarnaast is in artikel 3.12 een zorgplicht voor grondwater opgenomen, waarin het de verrichter van een activiteit verplicht tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs een negatief effect van een activiteit op het grondwater kunnen voorkomen of beperken. Indien dit niet mogelijk is dient de activiteit te worden gestaakt en, in het geval van direct optredende of dreigende verontreiniging van het grondwater, moet de verrichter dit direct melden bij gedeputeerde staten.
Planspecifiek
Dit initiatief voorziet niet in activiteiten die het grondwater ter plaatse kunnen vervuilen. De kwaliteit van het drinkwater komt niet in het gevaar door dit bestemmingsplan. Hoe is omgegaan met het waterbeleid ter plaatse wordt nader uitgewerkt in paragraaf 5.12.
Artikel 6.2 en 6.3, 6.5, 6.6 en 10.2i
Bij het opstellen van de verordening is een kleine strook van de gronden van het plangebied binnen de NNN zone geplaatst.
Figuur 6: Uitsnede Kaart Natuurnetwerk Nederland
Volgens de artikelen 6.2, 6.3, 6.5 en 6.6 betekent dit dat het uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is dat de kwaliteit en oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland niet achteruit mogen gaan en dat de samenhang tussen de gebieden van het natuurnetwerk Nederland moet worden behouden. Er mogen geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt worden die de wezenlijke kenmerken en waarden, kwaliteit, oppervlakte en samenhang van het natuurnetwerk Nederland (NNN) aantasten. Aantasting van het natuurnetwerk Nederland op grond van het eerste lid is slechts mogelijk als:.
De motivering van een bestemmingsplan moet een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan. Vooropgesteld zij, dat het NNN gebied voor de betreffende strook van het plangebied die valt binnen het NNN geen aantasting oplevert.
Figuur 7: NNN-lijn over plangebied ( met indicatieve inrichting)
Overgangsrecht
De als NNN aangewezen gronden in dit plangebied vallen echter eerst en vooral onder de overgangsbepalingen van de Interim Omgevingsverordening. In het overgangsrecht van de Interim Omgevingsverordening is in artikel 10.2i bepaald dat de regels van deze verordening geen betrekking hebben op bouw- en gebruiksmogelijkheden die worden geboden bij of krachtens bestemmingsplannen die voor inwerkingtreding van de Interim Omgevingsverordening ter inzage zijn gelegd. Dit wordt wel aangeduid als de zogenaamde eerbiedigende werking: bestaande, planologische mogelijkheden hoeven niet te voldoen aan de regels van deze verordening.
Planspecifiek
Het huidige bestemmingsplan biedt bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de als NNN aangewezen strook in het plangebied. In de onderhavige situatie is sprake van een bestemmingsplan vastgesteld en van kracht voordat de Interim Omgevingsverordening in werking trad, waarin bouw- of gebruiksmogelijkheden worden geboden. In een dergelijke situatie kunnen de geboden bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van het geldende bestemmingsplan volgens de overgangsrechtelijke bepaling, ondanks strijdigheid met deze verordening, van kracht blijven en deze kunnen in opvolgende bestemmingsplannen opnieuw geboden worden.
In het plangebied hebben de gronden, die in de zone van het NNN komen te vallen, op basis van het vigerend bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg de bestemming 'Wonen'.
Binnen het deel van de bestemming 'Wonen' dat thans is gelegen in het NNN, zijn de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden relevant die nu worden geboden:
In het onderhavige plan zijn op de gronden gelegen binnen de zone NNN gebied twee bestemmingen aan de orde, te weten: de bestemming: 'Wonen' en de bestemming: 'Bos-tuin'. Binnen deze bestemmingen zijn de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden toegestaan (voorzover relevant):
' Wonen '
'
Bos-tuin
'
Binnen deze bestemmingen zijn de volgende functies toegelaten:
Meer uitleg over de gekozen juridische regeling is te vinden in paragraaf 6.3.
De regels in het voorliggende bestemmingsplan zijn een continuering van het toegestane gebruik en de bouwmogelijkheden op grond van het huidige bestemmingsplan zij het in beperktere mate. Aan de orde is de continuering van de bestemming wonen (voor een beperkter deel op de verbeelding). Het gebruik 'wonen' was toegestaan en wordt gecontinueerd. De bouwmogelijkheden worden ingeperkt. Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt de bestemming 'Wonen' waarbij een nadere functieaanduiding erf niet toegekend is.
Op grond van het ontwerp-bestemmingsplan wordt binnen de bestemming 'Wonen' een nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – erf' toegekend. Aangezien de 'bouw- en gebruiksmogelijkheden' binnen deze functieaanduiding beperkter zijn dan binnen de bestemming 'Wonen' op grond van het geldende bestemmingsplan kan dit onder de overgangsbepaling van artikel 10.2i Interim omgevingsverordening worden geschaard. De (hoofd)bestemming wijzigt niet ten opzichte van het geldende bestemmingsplan en daarmee wijzigen ook de gebruiks- en bouwmogelijkheden niet in negatieve zin. Deze mogelijkheden worden enkel en alleen ingeperkt. Dat is dus uitdrukkelijk geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheid.
Een deel van de in het voorafgaand aan de Interim Omgevingsverordening reeds geldende bestemmingsplan toegekende bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming bos-tuin van dit bestemmingsplan. De bestemming 'Bos-tuin' ligt op een bestemmingsvlak dat eerder bestemd was voor 'wonen'. Binnen de bestemming 'Wonen' is een tuin mogelijk, in zoverre is de bestemming 'Bos-tuin' eveneens een inperking van de bestemming in het geldende bestemmingsplan 'Wonen'. De nieuwe regeling levert een op zijn minst vergelijkbare en op sommige vlakken zelfs een inperking van de huidige gebruiks- en bouwmogelijkheden. Ook betreft het een verdergaande bescherming van de aanwezige natuurwaarden in het gebied ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Conclusie
Op basis hiervan kan het bestemmingsvlak gelegen binnen het NNN op grond van het overgangsrecht, te weten artikel 10.2i van de Interim omgevingsverordening, toegestaan worden en zijn de vereisten van artikelen 6.2, 6.3, 6.5 en 6.6 verder niet van toepassing op onderhavige ontwikkeling. De strook NNN, die binnen het plangebied ligt en onder het overgangsrecht valt, behoeft niet positief bestemd te worden en wordt ook niet opgenomen op de verbeelding.
Artikel 7.5 en 7.7
Het plangebied is aangemerkt als Instandhouding en versterking militair erfgoed. In artikel 7.5 is dit vastgelegd. In artikel 7.7 zijn voorwaarden opgenomen waaraan bestemmingsplan moet voldoen wat zich in dit gebied bevindt. Deze zij opgenomen onder lid 3 en luiden als volgt:
De motivering van een bestemmingsplan bevat:
Planspecifiek
Hoe met deze voorwaarden rekening is gehouden wordt uitgewerkt in paragraaf 4.2, 4.3 en 5.11.
Artikel 9.2
Het plangebied is aangemerkt als landelijk gebied. In dit gebied kunnen in eerste instantie geen bestemmingsplannen worden opgesteld die regels bevatten voor verstedelijking.
Ter plaatse van het plangebied zijn in de huidige situatie al woningen toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet enkel in een duidelijkere vastlegging van de regels ter plaatse. Ter plaatse van het plangebied zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds woningen toegestaan. Deze woningen zijn tot vandaag nog niet gebouwd. Het bestemmingsplan maakt in die zin geen nieuwe verstedelijking in het buitengebied mogelijk.
Planspecifiek
Het initiatief is in overeenstemming met dit artikel.
Het Bodem- en waterprogramma 2022-2027 (BWP-plan) legt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem en water vast voor de periode 2022-2027. Het programma bundelt het provinciaal bodem- en waterbeleid in één programma. Het vervangt de bodem- en wateronderdelen uit het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021. In het programma wordt invulling gegeven aan het wettelijk verplichte Regionaal Waterprogramma en worden ambities en beleid uit de Omgevingsvisie van de Provincie Utrecht uitgewerkt.
Overkoepelende thema's zijn duurzaam gebruik van de ondergrond en circulair bodem- en waterbeheer. Voor de kavels zijn de volgende provinciale belangen uit het BWP-plan van belang:
Planspecifiek
Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid beschreven in het BWP-plan.
In 2004 is de samenwerking gestart tussen 17 verschillende partijen (o.a. Stichting Het Utrechts Landschap, Provincie Utrecht en gemeente Zeist) om verschillende projecten uit te voeren op de Utrechtse Heuvelrug om de natuur te versterken. Het doel hiervan is om zo groot mogelijk aaneengesloten natuurgebieden te realiseren. Onder meer door de doorsnijding van de A27 en A28 en de aanwezigheid van (voormalige) defensieterreinen en de verschillende zorginstellingen liggen de natuurgebieden versnipperd. Stichting Het Utrechts Landschap, één van de grootste grondbezitters in het Heuvelruggebied, voorziet in een forse natuurontwikkeling door het uitruilen van rood tegen groen en omgekeerd. Bijvoorbeeld door bepaalde zorgcomplexen en defensieterreinen in de regio te saneren, groene verbindingszones te creëren en daarmee de natuurgebieden tussen de verschillende gemeenten met elkaar te verbinden. Door deze projecten in samenhang uit te voeren ontstaan voordelen om grootschalige verbeteringen toe te passen aan de Utrechtse Heuvelrug. Op deze manier kunnen natuurcompensatieverplichtingen in een groter kader worden geplaatst en is de financiering van natuurontwikkelingsprojecten gekoppeld aan de projecten die geld opleveren (o.a. door woningbouw).
Op onderstaande kaart is te zien waar deze projecten liggen.
Figuur 8: Kaart Hart van de Heuvelrug
Planspecifiek
Dit initiatief is opgenomen in de visie 'Hart van de Heuvelrug'. Binnen de vsie is het plangebied aangemerkt met het label Kavels Westflank. Deze vijf kavels Westflank liggen aan de Dolderseweg in Huis ter Heide, gemeente Zeist. Op elke kavel mag een vrijstaande woning worden gebouwd.
De vijf bouwtitels zijn reeds mogelijk gemaakt op basis van het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in een specifiekere uitwerking van het plan.
Het initiatief past binnen de visie Hart van de Heuvelrug.
Rijk, provincie Utrecht en gemeenten in de regio Utrecht hebben gezamenlijk de visie Utrecht Nabij opgesteld. In de visie staat hoe de regio Utrecht de groei met 104.000 tot 125.000 nieuwe woningen en de opvang van ruim 80.000 nieuwe banen in de komende twee decennia opvangt en bereikbaar blijft.
Planspecifiek
Dit initiatief voorziet in de realisatie van vijf woningen. Deze woningen passen binnen de woningaantallen van 125.000 woningen die in de visie zijn weergegeven. Het initiatief is in lijn met de visie Utrecht Nabij.
In het Programma Klimaatadaptatie 2020-2023 'Op weg naar een klimaatbestendig Utrecht' (PDF) schetst de provincie Utrecht de aanpak voor de komende jaren, op weg naar een klimaatbestendige en waterveilige provincie in 2050. Klimaatadaptatie geeft richting aan al het beleid van de provincie. De maatregelen om de provincie klimaatbestendiger te maken, bieden ook kansen om andere doelen te realiseren voor een gezonde en vitale regio.
De doelen van het Programma Klimaatadaptatie 2020-2023 zijn:
Belangrijke onderwerpen in het Programma Klimaatadaptatie zijn:
Planspecifiek
Het initiatief voorziet in de realisatie van vijf woningen. De woningen worden op een toekomstbestendige manier gebouwd en er wordt voorzien in een klimaatadaptieve leefomgeving ter plaatse. Het initiatief is in lijn met het beleid.
Het beoogde gebruik (wonen) past binnen het bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg' (onherroepelijk). Ook staat het bestemmingsplan het bouwen van vijf woningen op de percelen toe. Voor het bouwen van woningen stelt het bestemmingsplan specifieke bouwregels waaraan dient te worden voldaan. Toetsing aan de regels en het beleid van de gemeente is pas aan de orde zodra wordt gebouwd in afwijking van het vigerende bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de huidige gemeentelijke regels en beleidsuitgangspunten van de gemeente die van toepassing zijn op de kavels.
Op 1 maart 2011 heeft de gemeenteraad van Zeist de 'Structuurvisie Zeist 2020' vastgesteld. Deze structuurvisie bouwt voort op het eerder ontwikkelde Ontwikkelingsperspectief 2030. In dit perspectief werden vier kernwaarden geformuleerd: natuur en landschap, cultuurhistorie, duurzaam en zorgzaam en de kwaliteit van vijf kernen met een eigen identiteit. Deze kernwaarden zijn nu vertaald naar tien hoofdkeuzes. Deze keuzes geven een beeld van het toekomstig wonen, werken, sporten, zorgen, uitgaan en recreëren. De keuzes dragen zorg voor een duurzaam en zorgzaam Zeist waar groen en cultuurhistorie een prominente rol spelen en waar kwaliteit altijd centraal staat.
Voor Den Dolder heeft de gemeente als doel om de relatie tussen het noordelijk en zuidelijk deel van Den Dolder (noord-zuidverbinding) te versterken. Dat geldt ook voor de relatie van Den Dolder met de groene omgeving. De aanwezige cultuurhistorische elementen maakt de gemeente beter zichtbaar.
De gemeente kiest ervoor bij nieuwbouw aan te sluiten bij de kwaliteiten van de omgeving. Dat houdt dus maatwerk in. Het aantal woningen volgt op de keuze voor kwaliteit. Kwaliteit wordt ontleend aan de kernwaarden: natuur en landschap, cultuurhistorie, duurzaamheid en zorgzaamheid en identiteit van de kernen. Bij nieuwbouw of transformatie zijn ruimtelijke kwaliteitscriteria en maatwerk het belangrijkst. Uitruil van rood en groen is daarbij een optie, als het de woningproblematiek helpt oplossen en de kwaliteit van natuur en landschap versterkt. Kwaliteit is ook het zorgen voor de woonbehoefte van alle inwoners. Het creëren van ruimte voor senioren, voor starters en voor middeninkomens is daarbij van groot belang.
Er wordt niet gebouwd in het buitengebied. Buiten de rode contour zijn vijf gebieden aangewezen waar een uitzondering daarop geldt, te weten zone Arnhemse Bovenweg, stationsgebied Driebergen-Zeist, de zone A28, Den Dolder en Austerlitz. In de genoemde vijf gebieden kan uitruil tussen rood en groen plaatsvinden waarbij het uitgangspunt is dat het groen verbetert.
Planspecifiek
Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede van de structuurvisiekaart. Ter plaatse van het plangebied liggen de zones 'bebouwing in groene setting' en 'bosgebied'.
Figuur 9: Structuurvisiekaart streefbeeld 2020 (plangebied is weergegeven met een rood kader)
Op 6 oktober 2020 heeft de gemeenteraad ingestemd met de 'Propositie voor Zeist'. Deze Propositie geeft de ambities en de onderzoeksrichting aan wáár en hóé Zeist belangrijke maatschappelijke opgaven een plek kan geven. Zoals bijvoorbeeld de realisatie van voldoende betaalbare woningen. De uitwerking van de onderzoeksrichtingen uit de Propositie vormt het startpunt voor het in nauwe betrokkenheid van de samenleving opstellen van een nieuwe Omgevingsvisie voor Zeist. Het ontwerp van de nieuwe Omgevingsvisie is inmiddels vastgesteld. Het is de bedoeling de Omgevingsvisie begin 2023 vast te stellen. Dan vervangt deze ook de Structuurvisie Zeist 2020.
In de Propositie worden zes waarden onderscheiden die Zeist uniek maken. De opgaven staan beschreven als ontwikkelkansen en geven een idee naar welke oplossingen de gemeente zoekt: woningbouw, mobiliteit, natuur en biodiversiteit, duurzaamheid en andere opgaven. Ten slotte formuleert de Propositie negen onderzoeksrichtingen. Dit zijn plekken waar en manieren waarop nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Deze moeten nog verder worden uitgewerkt.
Planspecifiek
De ontwikkeling van de kavels Westflank overeenkomstig de Gebiedsvisie maakt als project onderdeel uit van de Propositie.
In 2021 is de nieuwe Woonvisie 2021 - 2025 vastgesteld door de gemeenteraad van Zeist. Deze woonvisie is een actualisatie van de eerdere woonvisie uit 2016.
Uit afgelopen jaren is gebleken dat ontwikkelingen in de woningmarkt elkaar snel opvolgen. De gemeente zet in de Woonvisie in op onder andere nieuwbouw en differentiatie om te voorzien in een concrete behoefte aan woningen. Belangrijk onderdeel is zorgvuldig ruimtegebruik. Er wordt grote waarde gehecht aan het groene karakter van Zeist. Dat en de andere ruimtelijke opgaven in Zeist maken locaties voor woningbouw schaars. Daarom is het belangrijk dat de locaties die er zijn, binnen ruimtelijke en stedenbouwkundige kaders, zorgvuldig worden benut. Zorgvuldig betekent hierbij dat gezocht wordt naar een optimale balans tussen aantallen woningen, inspelen op woonbehoeften, kenmerken van de omgeving, ruimtelijke kwaliteit, cultuur historische waarde en het behoud en/of versterken van het groen.
Planspecifiek
Voor het woningbouwprogramma die op de kavels westflank worden gerealiseerd is de basis gelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Programma Vliegbasis Soesterberg tussen de Gemeente Zeist, de Provincie Utrecht en de gemeente Soest uit 2015 (hierna: SOK 2015). Hierin zijn afspraken gemaakt over de uit te voeren projecten waaronder ook de kavels Westflank. Hierin is opgenomen dat voor deze kavels maximaal 8 woningen kunnen worden gerealiseerd. Dit is in het kader van het bestemmingsplan uit 2012 (onherroepelijk in 2013) ook mogelijk (nb. er kunnen zelf conform bestemmingsplan nog meer woningen worden gerealiseerd). Met het terugbrengen van de bouwmogelijkheden in deze herziening van het bestemmingsplan naar maximaal 5 woningen wordt voldaan aan de afspraken in de SOK 2015. Deze kunnen afwijken van de huidige woonvisie, echter betreft het hier een afspraak die is gemaakt van voordat de woonvisie van kracht is geworden. Daarbij bestaat het volledige pakket van afspraken tussen de gemeente Zeist, Soest en de provincie Utrecht (incl de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst Hart van de Heuvelrug uit 2015) uit een evenwichtig woningbouwprogramma. Los daarvan is het in dit bestemmingsplan vast te stellen aantal woningen en de ruimtelijke inkadering voor deze plek - ruimtelijk gezien - een juiste oplossing.
Het groenstructuurplan 'Groen (voor) Zeist' (mei 2011) schetst de hoofdlijnen van het beleid voor het openbaar groen binnen de bebouwde kom van de kernen van Zeist. Het is een kader voor beheer en onderhoud van het groen en het levert input vanuit het groen bij ruimtelijke of andere ontwikkelingen. Het is één van de toetsingskaders bij afwegingen tussen verschillende belangen. Daarbij zet de gemeente in op het veiligstellen, koesteren en versterken van het groene karakter van Zeist, dat bestaat uit een rijkdom van samenstellende, kenmerkende groene structuren.
Daarbij worden 5 structuurkenmerken (S) en 5 thema's (T) onderscheiden, elk met een eigen beleidsdoel, te weten:
Figuur 10: Uitsnedes Groenstructuurkaart Zeist
Planspecifiek
Uit de gemeentelijke groenstructuurkaart (zie figuur 10) en het beeldkenmerk van Zeist. Aangezien het plangebied door de vele aanwezige bomen een boskarakter heeft, zijn er aanknopingspunten voor de versterking van het groene karakter en de ruimtelijke kwaliteit (thema's T1, T3 en T4).
Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) is een strategisch beleidskader op het gebied van mobiliteit, verkeer en vervoer. In het GVVP zijn doelstellingen en beleidskaders opgenomen voor het autoverkeer, de fiets, openbaar vervoer, verkeersveiligheid, flankerend beleid en milieu en is de toekomstige hoofdverkeersstructuur voor Zeist vastgelegd. Met het vaststellen van deze structuur is primair beoogd een oplossing te bieden voor verkeersproblemen. De visie en doelen van het GVVP zijn voor een belangrijk deel gericht op duurzaamheid. Duurzaam vanuit het oogpunt van natuur, milieu, ruimtebeslag en veiligheid, Duurzaam Veilig.
Planspecifiek
De 5 kavels in het plangebied worden ontsloten via de bestaande in- en uitrit van de parallelweg Dolderseweg en de Hertenlaan op de provinciale Nieuwe Dolderseweg.
Voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen binnen nieuwbouwplannen geldt de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' uit 2004. Hierin zijn parkeernormen opgenomen, die gebaseerd zijn op parkeerkencijfers van het CROW. De parkeernormen gelden voor nieuwbouw-, uit- en inbreidingsprojecten, alsmede functieveranderingen.
Bij nieuwbouwprojecten dient er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd te worden, voor zowel bewoners als bezoekers. In onderstaande tabel zijn de parkeernormen opgenomen.
Tabel: Parkeernormen
Planspecifiek
De betreffende kavels zijn gelegen in het 'restgebied' van de gemeente Zeist. Voor woningen geldt hier een gemiddelde parkeernorm van 2, 1 parkeerplaats per woning. Bij vijf woningen betekent dit circa 11 parkeerplaatsen.
De gemeente Zeist heeft in 2008 een eigen archeologische beleidskaart laten opstellen. De kaart wordt op dit moment geactualiseerd. Op de kaart staan archeologische monumenten en verwachtingszones aangegeven waaraan oppervlaktes en diepteondergrenzen zijn gekoppeld. Indien een plangebied groter is dan de gestelde ondergrens dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart weergeven. Het plangebied is rood omlijnd.
Figuur 11: Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart Zeist
De gronden in het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van de archeologische beleidsadvieskaart geldt voor plangebieden groter dan 1.000 m2 en/of gelegen binnen een straal van 50 m van AMK terrein dat er geen bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld mogen worden verricht. Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan moet bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologische onderzoek worden uitgevoerd en moet naar inpassing van terreinen met archeologische waarden worden gestreefd.
In 2007 heeft BAAC een gedetailleerd bureauonderzoek verricht voor het plangebied Vliegbasis Soesterberg, dat is verschenen als het rapport met kaart dd. 18-01-2008. Op basis daarvan kon geconcludeerd worden dat de nu geplande woonkavels Dolderseweg 50-56 in het westen van dat plangebied op landschappelijke gronden en vanwege een grote kans op verstoringen door bombardementen in WO-II een lage verwachting hebben. Dit archeologische onderzoek is daarna meegenomen in het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan, dat voor de kavels geen dubbelbestemming archeologie aangeeft. Juridisch gezien bestaat er dus nu geen aanleiding meer om aanvullend archeologisch onderzoek te gaan doen: er ligt immers al een gedetailleerd bureauonderzoek met een specifieke (lage) verwachting.
Het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Zeist is vastgelegd in de 'Erfgoedverordening Zeist 2010'. Het betreft in dit kader de bescherming van de gemeentelijke monumenten (als gebouw) en archeologische terreinen.
Planspecifiek
Op de kavels zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig.
Op 4 oktober 2016 heeft de gemeenteraad de Brede Milieuvisie Zeist vastgesteld. Deze visie heeft tot doel om te zorgen dat inwoners, organisaties, bedrijven en gemeente samen dagelijks werken aan een beter milieu en een betere leefomgeving in Zeist. Door het verbeteren van de staat van de leefomgeving (milieu) ontstaat er een toekomstbestendige balans tussen mens, natuur en omgeving (duurzaamheid). In de visie staan vier pijlers centraal:
Bij de vaststelling van de Brede Milieuvisie is door de gemeenteraad van Zeist de ambitie vastgelegd van een energieneutrale gemeente per 2030. Wanneer het de gebouwde omgeving en nieuwe ontwikkelingen betreft wordt onder andere ingezet op energiereductie door het treffen van maatregelen aan de zogenaamde 'energie-infrastructuur'. Het betreft maatregelen zoals het verbeteren van isolatie en het elektrisch koken in plaats van op gas. Op 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie (Wet VET) in werking getreden. Met de komst van de Wet VET vervalt de gasaansluitplicht voor nieuwbouwwoningen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen vormt daarnaast de “ladder voor duurzame verstedelijking” het uitgangspunt, zodat ongewenste aantasting van bijzondere kwaliteiten van natuur, landschap en cultuurhistorie voorkomen worden. Ruimtelijke plannen worden daarnaast “natuur- (of groen-)inclusief” ontworpen door de aanwezige groene waarden en de omgevingscontext eerst in kaart te brengen en te waarderen.
Planspecifiek
Het voorliggend ntitiatief heeft in het ontwerp de uitgangspunten uit de Brede Milieuvisie verwerkt. Voor de uitwerking van de duuzaamheideisen wordt verwezen naar paragraaf 2.5.11 Duurzaamheid .
Klimaatadaptatie is een opgave op zich, maar staat niet op zichzelf. In de beleidsnota 'Klimaatbestendig Zeist, 21 januari 2021' worden verbindingen gemaakt met andere opgaven zoals de energietransitie, de woningbouwopgave, beheer openbare ruimte, etc. Aanpassen aan het klimaat (adaptatie) is één kant van de medaille. De klimaatverandering beperken (mitigatie) staat op de andere kant. Zowel het ‘Nationale Programma Regionale Energie Strategieën’ als het ‘Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie’ stellen dat het belangrijk is deze koppeling te maken. Zowel klimaatadaptatie als de energietransitie (mitigatie) vragen om investeringen in de openbare ruimte. Om richting te geven aan deze opgave is een visie klimaatadaptatie opgesteld. De vragen: ‘Hoe bereiden we Zeist voor op het veranderende klimaat?’ en: ‘Hoe houden we onze leefomgeving gezond?’ worden in dit document beantwoord. Omschreven wordt welke concrete doelen daarbij worden nagestreefd en hoe dat te bereiken. De visie is een bouwsteen voor de ‘Omgevingsvisie’ en het ‘Meerjaren onderhoudsplan Beheer Openbare Ruimte’. Daarnaast is het een belangrijk thema in het
nieuwe ‘Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan 2022 – 2026’.
Planspecifiek
Het initiatief houdt rekening met de speerpunten uit het klimaatbeleid. Ter plaatse van het initiatief worden maatregelen toegepast om water zoveel mogelijk vast te houden en lokaal te gebruiken.
Het meenemen van duurzaamheid in nieuwbouwprojecten wordt door steeds meer partijen belangrijk gevonden. Het integreren van duurzaamheid in nieuwbouwprojecten biedt kansen in iedere fase van een project. Zo kan met een slimme ruimtelijke planning het energieverbruik van gebouwen teruggedrongen
worden, bijvoorbeeld door zongericht verkavelen. In het ontwerp van een gebouw kan bijvoorbeeld door de juiste materiaalkeuze de impact op milieu verlaagd worden, door bijvoorbeeld het vermijden van uitlogende materialen als zink of door het gebruik van gerecyclede materialen. Het gebruik van natuurvriendelijke
materialen binnenshuis kan het binnenklimaat verbeteren. Dit resulteert in een gezonde en toekomst bestendige leefomgeving, met onder andere een hogere kwaliteit en comfort, alsook lagere vaste (energie)lasten.
Nationale wetgeving
Het nationaal duurzaamheidbeleid voor nieuwbouwprojecten richt zich voornamelijk op zuinig gebruik van fossiele energie en de inzet van hernieuwbare energiebronnen. Hiermee kan de CO2 -uitstoot en daarmee klimaatverandering beperkt worden. In dit kader zijn er in het Bouwbesluit eisen gesteld aan nieuwe
gebouwen. Belangrijk daarbij is de gewijzigde Gaswet per 1 juli 2018. Op grond daarvan krijgen nieuwe gebouwen kleinverbruikers (zoals woningen en kleine bedrijfsgebouwen) geen gasaansluiting meer.
Tevens geldt dat per 1 januari 2021 nieuwbouwwoningen, waar een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, bijna energieneutraal moeten zijn. Deze woningen moeten dan voldoen aan de BENG (Bijna Energieneutraal Gebouw). Deze eisen komen in de plaats van de voorheen geldende EPC-normen (EPC stond voor Energie Prestatie Coëfficiënt). De geldende indicatoren zijn geïnspireerd op de Trias
Energetica: eerst de energievraag beperken, dan energie uit hernieuwbare bronnen gebruiken en voor het restant eindige energiebronnen efficiënt benutten.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid voor dit aspect is vastgelegd in de Omgevingsvisie Provincie Utrecht. In dit beleid wordt ingegaan op ruimtelijke maatregelen inzake de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing door het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Het beleid is gericht op het stimuleren hiervan bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Ingezet wordt op het ruimtelijk mogelijk maken van opwekking en distributie van duurzame energie.
Daarnaast geldt de provinciale ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Hierbij gaat het om zowel CO2-reductie alsook het onafhankelijk zijn van de beperkt beschikbare fossiele brandstoffen. Bij gebiedsontwikkelingen wordt daarom gestreefd naar zelfvoorzienendheid voor energie. Om deze reden geldt bij verstedelijking, renovatie, herstructurering, transformatie en uitbreiding de voorwaarde dat omschreven wordt op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en de inzet van duurzame energie.
Gemeentelijk beleid
Het college van burgemeester en wethouders van Zeist heeft in februari 2022 nieuw beleid omtrent duurzaam bouwen vastgesteld. Met de notitie “Zeist bouwt duurzaam” is het beleid uit 2017 en 2019 geactualiseerd en aangescherpt. De ambitie is nog steeds om in 2050 een energie neutrale gemeente te zijn, met als tussendoel de realisatie van 30% van de opgave in besparing en duurzame opwek in 2030. De gemeente wil dat bereiken door onder meer aan gebouweigenaren, bouwers en ontwikkelaars een extra bijdrage te vragen bij nieuwbouwprojecten en ingrijpende renovaties. Hen wordt gevraagd rekening te houden met hergebruik van materialen, natuur en milieu, hittestress, energieverbruik en periodes van droogte en wateroverlast. In dit kader zijn voor alle nieuwbouwprojecten in Zeist eisen én ambities geformuleerd. Ze gelden zowel voor woningen als voor andere gebouwen. Ook is een deel van de eisen en ambities nu gericht op ingrijpende renovaties. De eisen en ambities uit het gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen worden hieronder per thema puntsgewijs weergegeven.
Figuur 12: Eisen en ambities duurzaam bouwen
Van de eisen uit dit Duurzaam Bouwen beleid, kan worden afgeweken indien onderbouwd inzichtelijk wordt gemaakt dat het niet haalbaar is. Hiervoor kunnen technische en/of financiële redenen worden aangedragen. Bij financiële redenen wordt uitgegaan dat alle maatregelen met een eenvoudige terugverdientijd van 15 jaar (woningen) of korter worden meegenomen. Juist bij nieuwbouw en renovaties zijn veel maatregelen kosteneffectief te nemen.
In de nota 'Klimaatbestendig Zeist' is bovendien een route uitgezet naar een klimaatbestendige gemeente in 2050. Voor nieuwbouw en herinrichtingsprojecten zijn in de bijlagen bij de nota concrete doelen en ambities uitgewerkt ten aanzien van wateroverlast, hitte, droogte en waterveiligheid.
Planspecifiek
De initiatiefnemer van de herziening van het bestemmingsplan Kavels Westflank is de Provincie Utrecht. De Provincie heeft samen met de gemeente Zeist de lat voor duurzaamheidsambities voor de bebouwde omgeving hoog gelegd. Eind september 2022 een convenant duurzame Woningbouw ondertekend tussen de Provincie, de gemeente Zeist in combinatie met enkele honderden andere organisaties waaronder overheden en marktpartijen. In het convenant worden zes thema's behandeld en worden 3 ambitieniveau's beschreven (brons, zilver en goud). De thema's zijn:
In lijn met het convenant wordt voor de volledige woningbouwprojectenportefeuille van de Provincie (Woonwijk Vliegbasis Soesterberg, Sortie 16 en de kavels Westflank) gekeken naar hoe we dit convenant kunnen vertalen naar praktische ambities om zodoende het streven van de provincie en de gemeente (Zilver en goud) bij elkaar te brengen. Hier zullen begin 2023 nadere afspraken over worden vastgesteld in de stuurgroep Hart van de Heuvelrug / Vliegbasis Soesterberg die als kader gelden voor de verdere ontwikkeling.
Bomen vormen het groene hart van de gemeente Zeist. Om het bomenbestand te beschermen en tegelijkertijd de ambtelijke werkzaamheden rond kapvergunningen flink te verminderen heeft de gemeente een nieuwe bomenverordening opgesteld. Particulieren hoeven niet langer voor elke boom een kapvergunning aan te vragen. Ook hoeven zij alleen nog in uitzonderlijke gevallen een nieuwe boom te planten.
Onderdeel van die regels is de Groene Kaart. Die laat zien waar in de gemeente Zeist particulieren wel of niet een kapvergunning hoeven aan te vragen. Binnen de groene gebieden is meestal wel zo'n vergunning nodig. Uitzonderingen daarop (en dus vergunningsvrij) zijn dode bomen, bomen die op 1,30 m hoogte een omtrek hebben van minder dan 80 cm, berken en wilgen en populieren (tenzij geknot). Voor particuliere bomen in de witte delen van de kaart is nooit een vergunning nodig.
De gemeente zal alleen nog in bijzondere gevallen inwoners verplichten om een nieuwe boom te planten. De gemeente is en blijft verantwoordelijk voor de bomen in de openbare ruimte. Zij hoeft geen kapvergunning voor gemeentelijke bomen aan te vragen als de kap voortvloeit uit het Lange Termijn Bomenbeheerplan dat deze zomer is vastgesteld.
Planspecifiek
Belangrijkste uitgangspunt voor de ontwikkeling van het plangebied, dat na uitgebreid vooroverleg en participatie met omwonenden naar voren is gekomen, is behoud van zoveel mogelijk bomen op de kavels. Bij het realiseren van de woningen dienen de bestaande bomen zoveel mogelijk duurzaam te worden in gepast binnen de nieuwe verkaveling en bebouwing.
Om een beter beeld te krijgen wat de status van het aanwezige bomen bestand is, is er een Boomeffectanalyse uitgevoerd (Bijlage 1). In het kader van dit plan is een boomanalyse uitgevoerd naar en is onderzocht . Het doel van deze analyse is het inzichtelijk maken van de kwaliteit van het huidige bomenbestand in het plangebied en te bepalen hoeveel bomen toekomstwaardig zijn en beschermd dienen te worden. Om de percelen bosrijk te houden, is het wenselijk zoveel mogelijk bomen te behouden. In de huidige situatie heeft het grootste deel van de bomen in het projectgebied een redelijke tot goede toekomstverwachting van 10 tot 15 en meer dan 15 jaar actieve groei.
De bescherming van de natuur- en landschapswaarden van de bomen in het gebied verloopt via de Bomenverordening Zeist 2016. De Bomenverordening beschermt echter niet alle als toekomstwaardige bestempelde bomen, maar alleen bomen die een diameter hebben van minimaal 25cm. Bepaalde soorten bomen, zoals berken, worden ook niet beschermd.
In bijlage 1 van de Boomeffectanalyse zijn in totaal 143 bomen opgenomen waarvan het wenselijk is dat deze behouden blijven en waarvan 24 niet onder de bescherming van de bomenverordening vallen. Het gaat hier om bomen met een diameter kleiner dan 25 cm en soorten die niet vallen onder de bomenverordening (berken, levensbomen en schijncypressen).
Om deze bomen toch te beschermen is in het onderhavig bestemmingsplan een vergunningplicht opgenomen voor het vellen en rooien van deze bomen. Op deze manier worden bomen, die in het plangebied staan, maar niet onder de bescherming van de Bomenverordening vallen, ook beschermd.
De provincie is eigenaar van de kadastrale percelen aan de Dolderseweg te Huis ter Heide. De percelen zijn in eigendom gekomen als onderdeel van de verkoop van de voormalige vliegbasis Soesterberg. Door de betrokken overheden (gemeenten Soest en Zeist en provincie Utrecht) is destijds besloten om de kosten van verwerving en herinrichting van de voormalige vliegbasis zoveel mogelijk te dekken vanuit de verkoop van grond voor woningbouw. De percelen maken hiervan deel uit. De provincie is voornemens om de percelen in kavels uit te geven.
Het eerste verkoopproces van de kavels aan de Dolderseweg is afgebroken. De afronding van het oude verkoopproces met twee particulieren is afgerond. Met een nieuw verkoopproces wordt de verkoop van de kavels en de ontwikkeling en realisatie van vastgoed op de kavels westflank Vliegbasis Soesterberg alsnog in gang gezet.
De Randstedelijke Rekenkamer (RRK) heeft november 2018 een onderzoek opgeleverd naar het verloop van het verkoopproces. In dit onderzoek is een aantal aanbevelingen benoemd. Eén van de aanbevelingen is:
"Zorg bij verkoop van bouwlocaties voor een publiekrechtelijke en/of in ieder geval een privaatrechtelijke borging van bestuurlijke ruimtelijke uitgangspunten"
Daaropvolgend hebben Gedeputeerde Staten het besluit genomen om de ruimtelijke uitgangspunten publiekrechtelijk te borgen omdat het bestemmingsplan het meest geëigende instrument is in Nederland om dit in te borgen. Binnen het vigerende bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg (2013) hebben de vier kadastrale percelen een enkelbestemming wonen. Het woningaantal en de diverse andere ruimtelijke randvoorwaarden zijn nog niet planologisch beschermd in het bestemmingsplan. Dit betreft de volgende randvoorwaarden:
Bovenstaande ruimtelijke randvoorwaarden zijn opgesteld door de onafhankelijk adviseur Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie Utrecht en moeten bekeken worden vanuit het belang van het behoud van de waardevolle bomen in het gebied. Middelgrote tot grote bomen bepalen nu voor een groot deel het karakter van de kavels. Het is belangrijk dat de boomkronen op elkaar aansluiten. Dit ruimtelijke kenmerk moet zoveel mogelijk blijven bestaan. De randvoorwaarden zijn tevens getoetst bij omwonenden en belanghebbenden via bewonersbrieven en een enquête.
Het plangebied aan de Dolderseweg is verdeeld in een vijftal bospercelen die zijn opgedeeld met het doel het bos karakter met de overgang naar het park te handhaven en versterken. Dit is geslaagd als het zicht vanaf de Dolderseweg en vanuit het park daaraan beantwoordt en de kruinen van de bomen over het gehele plangebied op elkaar aansluiten. Het bestemmingsplan dat wordt opgesteld moet dit bewerkstelligen, wat betekent dat er extra randvoorwaarden aan het ontwikkelen op de te verkopen kavels komt te liggen.
Behoud bomen
Om het boskarakter te behouden is gekozen zoveel mogelijk bomen te sparen. Deze zijn zorgvuldig ingemeten en beoordeeld (zie de Boomeffectanalyse in Bijlage 1). De bouwvlakken zijn zodanig geprojecteerd dat er zo weinig mogelijk bomen gekapt hoeven te worden voor de hoofdbebouwing en er zo weinig mogelijk aanleiding is dit te doen voor bijgebouwen. Het kappen van bomen in het plangebied, die van goede kwaliteit zijn en niet (allemaal) door de bomenverordening worden beschermd is omgevingsvergunningplichtig. Het bestemmingsplan gaat hier verder dan de mogelijkheden tot kappen uit de Bomenverordening. ( zie voor verdere uitleg paragraaf 2.5.12)
Het plangebied bevindt zich aan de Dolderseweg te Huis ter Heide in de gemeente Zeist. De percelen zijn direct ten westen van het voormalig militair vliegveld Soesterberg gesitueerd.
Figuur 13: Ligging plangebied met huidige kadastrale verkaveling (bron: Arcmap)
Het plangebied heeft een oppervlakte van in totaal circa 1,44 ha en omvat de volgende vier kadastrale percelen:
In de huidige situatie zijn de percelen grotendeels onbebouwd en onverhard, met dien verstande dat op het perceel Dolderseweg 54 (A4577) een bestaande woning aanwezig is. De gronden zijn begroeid met bomen en struiken. In onderstaande afbeeldingen is de bestaande situatie weergegeven met de nieuwe verkaveling.
Figuur 14: Luchtfoto ligging kavels plangebied
Binnen het vigerende bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg (2013) hebben de de kadastrale percelen een enkelbestemming wonen. Het woningaantal en de diverse andere ruimtelijke randvoorwaarden zijn nog niet planologisch beschermd in het bestemmingsplan. Dit betreft de volgende randvoorwaarden:
Het doel bij verkoop van de vijf kavels waarin het bosperceel aan de Dolderseweg in Huis ter Heide wordt opgedeeld is het bos karakter met de overgang naar het park te handhaven en versterken. Dit is geslaagd als het zicht vanaf de Dolderseweg èn vanuit het park daaraan beantwoord en de kruinen van de bomen aaneengesloten blijven over het gehele perceel.
Het bestemmingsplan dat wordt opgesteld moet dit bewerkstelligen, wat betekent dat er extra randvoorwaarden aan het ontwikkelen op de te verkopen kavels komt te liggen.
De toekomstige situatie van voorliggend plan gaat uit van vijf kavels, zoals te zien is in navolgende figuur. Op ieder kavel is een bouwvlak aanwezig waarop bebouwing kan plaatsvinden. Op kavel 2 is bestaande bebouwing aanwezig. Op deze kavel staat de voormalige commandantenwoning. Deze woning kan behouden blijven.
De bouwvlakken hebben enkele hoekverdraaiingen ten opzichte van de Dolderseweg. Als gevolg hiervan ontstaat meer ruimte tussen de hoofdmassa's. Door middel van het verspringen van de voorgevels ontstaat bovendien een speels en ruimtelijk effect. De bouwvlakken zijn rechthoekig en staan met hun korte zijde naar de Dolderseweg om zo veel mogelijk groen tussen de woningen te kunnen behouden als natuurlijke erfgrens, zo weinig mogelijk wandwerking te laten optreden en een doorlopende boomkroon te houden. De aanwezigheid van vele bestaande bomen maakt dat het effect van een 'boskamer' redelijk sterk is. Het behoud van het boskarakter moet met de ontwikkeling van het plan versterkt worden. De plannen zijn zodanig ontwikkeld dat er zo weinig mogelijk bomen gekapt hoeven te worden voor de hoofdbebouwing en er zo weinig mogelijk aanleiding is dit te doen voor bijgebouwen. Hierbij zijn ook de historische bouwplekken uit 1973 gebruikt voor de bouwvlakken van ten minste drie woningen.
De nieuwe inritten worden ontsloten vanaf de Dolderseweg en maken een route naar het hoofdgebouw mogelijk op een wijze dat zoveel mogelijk bomen gespaard kunnen worden. Bij voorkeur betreft dit geen rechte lijn naar de hoofdbebouwing zodat deze niet direct vanaf de Dolderseweg zichtbaar is.
Erfgrenzen worden ingericht met natuurlijke materialen. Hierbij valt te denken aan rillen (gestapelde takken), zandheuvels of struiken als heesters. Poorten of hekken bij de inritten dienen dan ten minste 15 m van de Dolderseweg af staan, met uitzondering van reeds gerealiseerde poort bij de bestaande woning. Deze mag gehandhaafd blijven op de huidige locatie. Op deze manier blijft het beeld van bos de boventoon vanaf de zichtzijde voeren en niet de aankondiging van bewoning.
Voor de zuidelijk gelegen kavels wordt, met de op de onderstaande figuur aangegeven overgangszone natuur een overgang tot het achterliggende natuurgebied gemaakt. De nieuwe eigenaren richten deze zone in (eventueel met advies van het Utrechts Landschap) om een natuurlijk overgang van het bos naar het natuurgebied te bewerkstelligen.
Figuur 15: Illustratieve mogelijke inrichting plangebied met aangegeven verkaveling, bomen en inritten (bron: NETTO)
Behoud bomen
Om het boskarakter te behouden is gekozen zoveel mogelijk bomen te sparen. Deze zijn zorgvuldig ingemeten en beoordeeld. De bouwvlakken zijn zodanig geprojecteerd dat er zo weinig mogelijk bomen gekapt hoeven te worden voor de hoofdbebouwing en er zo weinig mogelijk aanleiding is dit te doen voor bijgebouwen.
Kavels
Het bestaande gebouw vormt het uitgangspunt van de kavelafmetingen. Bij het plaatsen van de bouwvlakken is geprobeerd deze zo ver mogelijk van elkaar te houden zodat zoveel mogelijk privacy vanuit het natuurlijke groen kan worden gebruikt.
Bouwvlak
Er is een bouwvlak aangegeven met een afmeting van 12,5x20 m waarbinnen het hoofdgebouw zijn plek krijgt. Deze bouwvlakken zijn voor ten minste drie woningen geprojecteerd op de historische bouwplekken uit 1973 om zo weinig mogelijk oud groen te hoeven verwijderen. De bouwvlakken zijn rechthoekig en staan met hun korte zijde naar de Dolderseweg om zo veel mogelijk groen tussen de woningen te kunnen behouden als natuurlijke erfgrens en zo weinig mogelijk wandwerking te laten optreden. Het bouwvlak mag 100% bebouwd worden.
Erf
Om het bouwvlak is een zone van 5 m opgenomen welke ingericht mag worden als woonkavel. Hierbinnen kunnen bijgebouwen en gebouwde tuininrichtingselementen worden geplaatst. Er is bewust voor gekozen de gronden in deze bestemming geen onderdeel te laten uitmaken van het erf om het bosrijke karakter van het gebied zoveel mogelijk te behouden en de kap van bomen te bepreken. In de 'Bos - Tuin' bestemming mag niet worden gebouw.
Hoofdgebouw
Het volume, de verschijningsvorm en de afmeting van het hoofdgebouw zijn vrij. Enige randvoorwaarden zijn dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak moet worden gebouwd, dat de maximale bouwhoogte van 10 m niet overschreden mag worden en dat er ten minste 1 dove gevel per woning wordt toegepast om te voldoen aan de eisen van de Wgh.
Bijgebouwen
Vergunningvrije bouwwerken mogen alleen gebouwd worden op het achtererf dat hoort bij de woning. Het betreft dan het bouwen van een bijbehorend bouwwerk. Dat kan een aan- of uitbouw zijn, maar ook een overkapping.
Figuur 16: toekomstige situatie plangebied met bouwvlakken en voorgevellijnen (bron: NETTO)
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om onderzoek te doen naar de bestaande toestand van het plangebied en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling daarvan. Bij dit onderzoek moet tevens de uitvoerbaarheid van het plan worden betrokken. Het beoordelen van de milieuaspecten vormt een belangrijk onderdeel van dit onderzoek. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden. Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:
Besluit milieueffectrapportage
De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden.
Onderzoek
In bijlage C van het Besluit m.e.r. worden activiteiten benoemd die m.e.r.-plichtig zijn. Dit project behoort daar niet toe.
In bijlage D staan vervolgens activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn, maar ook daar voldoet het project niet aan. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel). De beoogde ontwikkeling is, zelfstandig beschouwd, geen stedelijk ontwikkelingsproject. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal vijf vrijstaande woningen op de locatie Dolderseweg, nabij de rotonde Dolderseweg / Hertenlaan. Deze ontwikkeling maakt deel uit van het programma Hart van de Heuvelrug/Vliegbasis Soesterberg. Het vigerende bestemmingsplan 'Vliegbasis Soesterberg' laat de bouw van de woningen op de kavels van de westflank Soesterberg reeds toe. Er is echter aanleiding om de bouw- en gebruiksregelingen beter af te stemmen op de landschappelijke en natuurwaarden ter plaatse en een maximum te stellen aan het aantal woningen, hetgeen in onderhavig plan geborgd wordt.
Conclusie
De Wet milieubeheer en de milieueffectrapportage vormen geen belemmering voor het initiatief.
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, uitvoerbaar is.
In het plangebied zijn reeds in 2009 in het kader van het vigerende bestemmingsplan dat de herontwikkeling van de vliegbasis als doel heeft, uitgebreid bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat op een locatie in het plangebied sprake is van lichte verontreiniging van de bovengrond, ondergrond en grondwater. Het betreft hier over het algemeen dusdanig lichte verontreinigingen die niet leiden tot onaanvaardbare risico's. De conclusie die uit dit onderzoek getrokken kan worden is dat de bodem niet verontreinigd is met de onderzochte parameters. Omdat het grondwater zich dieper bevindt dan 12,0 mmv is dit niet onderzocht.
In 2017 zijn er in opdracht van Provincie Utrecht door Geofoxx, als onafhankelijk adviesbureau, verder verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd op de planlocatie (zie Bijlagen 3, 4, 5 en 6 Bodemrapporten) en in februari 2022 is nog een aanvulling gemaakt op de conclusies van de eerder opgestelde bodemrapporten (zie Bijlage 7).
Uit de chemische analyses van het gebied is slechts een lichte verontreiniging met lood in de bovengrond bij één van de boringen aangetroffen. Het gaat hierbij derhalve om een zeer beperkte omvang van verontreiniging. De aangetroffen verontreiniging vormt vooralsnog geen belemmering voor het voorgenomen gebruik van het terrein.
Op basis van de beschikbare historische informatie is de bodem van het plangebied niet verdacht op verhoogde gehaltes PFAS en is er geen aanleiding onderzoek naar PFAS uit te voeren, mede aangezien de gemeente Zeist heeft ingestemd met de ontgravingskaart.
Het terrein(deel) is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken van Geofoxx-Lexmond blijkt dat de geplande woningbouwlocatie geschikt is voor de toekomstige woonfunctie.
In 2015 is in opdracht van de provincie Utrecht door bureau AVG Explosieven Opsporing Nederland een vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven uitgevoerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben uitgebreid oorlogshandelingen plaatsgevonden op de vliegbasis , waarbij de basis meerdere keren is gebombardeerd door de geallieerden.
Op basis van een beoordeling van de feiten is geconcludeerd dat er ruimschoots voldoende indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied. Het verdacht gebied is horizontaal afgebakend op de CE-bodembelastingskaart. Kavels Westflank vallen binnen deze begrenzing.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in het kader van de oplevering van de kavel van de Commandantenwoning CNA (de bestaande woning in het plangebied) op 26 april 2017 (zie Bijlage 8) een detectieonderzoek laten uitvoeren door de EODD (inclusief het eventueel verwijderen van aangetroffen NGE). De resultaten zijn gepubliceerd in een Procesverbaal van Oplevering (zie Bijlage 9). Het resultaat is dat de kavel is vrijgegeven op de aanwezigheid van NGE. Enkele plekken konden niet worden vrijgegeven. Dit betekent dat er op deze plekken een restrisico aanwezig is.
Opsporingsgebied
Figuur 17: GBKN kaart
Op de GBKN kaart staat met gele lijnen het opsporingsgebied aangegeven. Het opsporingsgebied omvat het hele plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De gebieden waarbinnen niet te detecteren was, staan middels blauwe lijnen aangegeven.
Binnen het opsporingsgebied zijn tijdens de opsporing geen NG aangetroffen. In totaal is er circa 575 kg schroot door de EODD uit de grond verwijderd. Binnen het opsporingsgebied is geen strategisch schroot aangetroffen.
Binnen het opsporingsgebied zijn door de EODD verschillende kabels en leidingen aangetroffen. Deze locaties kunnen met een straal van 50 cm (nu) niet worden vrijgegeven. Tijdens de bouwactiviteiten kunnen de kabels en leidingen worden uitgenomen en indien gewenst aanvullend worden onderzocht voor vrijgave.
Binnen het opsporingsgebied zijn een tweetal locaties waar rommel is aangetroffen (half voertuig, motorblok, olieblik, jerrycan en voertuigaccu’s). Deze locaties zijn opgeruimd door de Provincie Utrecht.
Conclusie
Met de gebruikte zoekmethodiek zijn er geen significante objecten gedetecteerd. De locatie kan gebruikt worden om bouwactiviteiten uit te (laten) voeren met uitzondering van de locaties welke in het GBKN kaartje met blauw omlijnd zijn. Wanneer er bodemroerende activiteiten plaatsvinden, dient er een een risico-analyse plaats te vinden (uit te voeren door een gecertificeerd bureau) op basis waarvan eventuele (vervolg-)maatregelen worden getroffen. Eventuele vervolgstappen kunnen nu niet worden aangegeven, maar kunnen bestaan uit detectieonderzoek gevolgd door eventuele benadering.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen rekening gehouden met deze risicobenadering.
Risicovolle inrichtingen
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen. In de nabijheid van het plangebied is een risicovolle inrichting aanwezig. De risicocontouren van deze inrichting reiken echter niet tot in het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op de Dolderseweg (N238) vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze weg geldt evenwel een risicoafstand (PR 10-5 en PR 10-6) van 0. De vervoersaantallen van gevaarlijke stoffen zijn heel laag o.a. omdat er geen tankstation aanwezig is dat bevoorraad moet worden.
Toetsing aan de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport levert een uiterst geringe kans op dat daarmee de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden. Vooral omdat de groei van de populatie klein is langs deze weg. Een eventueel incident op deze weg heeft dan ook geen significante invloed op het groepsrisico ter plaatse. Maatregelen om het groepsrisico ter plaatse te verkleinen zijn onevenredig in vergelijking met de te behalen risico verkleining. Gelet op de geringe toename van het groepsrisico ter plaatse is er desalniettemin sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse.
Bereikbaarheid en zelfredzaamheid
De bereikbaarheid (als onderdeel van de bestrijdbaarheid) is ook in orde, aangezien het plangebied twee aanrijroutes heeft. Er kan ook goed van de bron worden weg gevlucht, wat de zelfredzaamheid vergroot.
Bluswatervoorzieningen
De primaire bluswatervoorzieningen zijn aanwezig en de dekking voldoet aan het gestelde in de handleiding Bluswater en Bereikbaarheid van de NVBR.
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied zijn buisleidingen aanwezig. De risicocontouren van deze buisleiding reiken echter niet tot in het plangebied.
Risicokaart
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van het plangebied weergegeven.
Figuur 18: Uitsnede risicokaart plangebied blauw omlijnd
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen verdere belemmering voor het voorgenomen initiatief.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Het planvoornemen betreft de realisatie van vijf woningen, in de nabijheid van de Dolderseweg en provinciale weg N238. De Wet geluidhinder beschouwt dergelijke gebouwen als zogenaamd geluidsgevoelige gebouwen. In verband hiermee is akoestisch onderzoek vereist.
In het kader van het bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg 2012 is uitgebreid akoestisch onderzoek gedaan. Hieruit volgde dat Hogere waarden moesten worden vastgesteld.
Uit het door de milieudienst Zuidoost Utrecht uitgevoerde akoestisch onderzoek van november 2011 (kenmerk: PRV1110.A001) bleek het volgende.
Op de twee locaties met de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op de vliegbasis, 'Wonen', ‘Woongebied’ en ‘Groen’ met de vermelding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ wordt de wettelijke voorkeurswaarde overschreden. Om deze bestemmingen mogelijk te maken, dienen hogere waarden te worden vastgesteld.
De gemeente Zeist heeft op 13 juni 2012 voor acht woningen een ontheffing verleend tot 53 dB. In de beschikking hogere waarden zijn aanvullende voorwaarden gesteld die bij de uitwerking van de locaties in acht moeten worden genomen (zie Bijlage 10).
De vijf kavels in het huidige bestemmingsplan maken deel uit van de woningen waarvoor ontheffing is verleend. Vanwege het feit dat bij de verdere uitwerking van de woonbestemming de bouwvlakken van de woningen iets anders gesitueerd zijn dan onder het verkrijgen van de hogere waarden het geval was, is ter voorbereiding van onderhavige bestemmingsplan op 13 februari 2022 (zie Bijlage 11) akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Figuur 19: Kavelnummering
Uit de berekeningen blijkt dat de locaties van de te realiseren woningen een te hoge geluidsbelasting kennen vanwege de N238. De overschrijdingen van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 12 dB vanwege deze weg. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zeist hogere waarden te verlenen. Deze hogere waarden (53 dB) zijn verleend op 13 juni 2012. In dit besluit is een aantal voorwaarden opgenomen. Aangetoond is dat aan deze voorwaarden wordt voldaan in het nieuwe ontwerp na het treffen van een aantal maatregelen. Mogelijk zijn wel aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidsgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Dit onderzoek dient bij de indiening van het bouwplan mede aangeleverd te worden.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de woningen niet voldoen aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 12 dB vanwege de N238. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zeist hogere waarden te verlenen. Deze hogere waarden (53 dB) zijn verleend op 13 juni 2012. In dit besluit is een aantal voorwaarden opgenomen. Aangetoond is dat aan deze voorwaarden wordt voldaan in het nieuwe ontwerp na het treffen van een aantal maatregelen.
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform:
VNG handreiking Bedrijven en milieuzonering
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.
De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. Zijn de afstanden tussen ontwikkellocaties en bestaande bouw kleiner dan de afstanden uit de VNG handreiking, dan zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden welke maatregelen noodzakelijk zijn om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Milieucategorie | Minimale richtafstand (in meter) |
1 | 10 |
2 | 30 |
3.1 | 50 |
3.2 | 100 |
4.1 | 200 |
4.2 | 300 |
Tabel: Categorie met bijbehorende minimale afstand
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-handreiking ook het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Dit is mogelijk omdat een gemengd gebied vaak al een hogere milieubelasting kent. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.
Wet milieubeheer
De VNG-publicatie is een handreiking. De standaard richtafstanden die hierin staan zijn gesteld voor een bepaald type bedrijfsactiviteiten en omvang. In de milieuvergunning zijn specifieke regels voor een specifiek bedrijf opgenomen. Hier horen ook werkelijke hinderafstanden bij. In het kader van de Wet milieubeheer kunnen er milieuzoneringen zijn vastgelegd tussen inrichtingen en gevoelige bestemmingen. Dit betreft onder andere voorschriften ten aanzien van stank, geluid en veiligheid. In het kader van de wet milieubeheer zijn inrichtingen gehouden aan voorschriften in de milieuvergunning of van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene inrichtingen milieubeheer) of een andere Algemene maatregel van bestruur (Amvb).
Een bedrijf kan op grond van zijn milieuvergunning en de hiermee impliciet toegekende milieuzone ruimtelijke rechten claimen. Een vergunning kent immers niet alleen plichten toe maar ook rechten. Bovenstaande geldt op een vergelijkbare wijze voor inrichtingen waarop het Activiteitenbesluit van toepassing is.
In de nabijheid van het plangebied is een aantal gezoneerde bedrijven en inrichtingen aanwezig. Hieronder worden deze beschreven.
De zweefvliegclub
De zweefvliegclub ACvZ heeft een werkplaats en een leslokaal. Op het zweefvliegclubterrein zijn ook zweefvliegtuigen met hulp- en zelfstartmotor aanwezig. Verder is er een sleepvliegtuig aanwezig die een krachtige motor heeft die zweefvliegtuigen omhoog kan trekken naar grotere hoogtes. Dit recreatief medegebruik van het terrein vindt plaats op basis van een ontheffing op grond van artikel 34 van de Luchtvaartwet.
Vanwege de aanwezigheid van het sleepvliegtuig en de zweefvliegtuigen met (hulp/start)motoren wordt een ruime afstand vanwege de geluidsbelasting tot gevoelige objecten aangehouden. Ook zal vanaf de werkplaats in ieder geval een afstand van 30 meter tot geluidsgevoelige objecten moeten worden aangehouden. Het gebruik vindt plaats op grond van de Luchtvaartwet. Er is geen nader onderzoek naar de milieuzonering nodig.
Camp New Amsterdam
In het zuidwesten van het plangebied is het terrein van Camp New Amsterdam gesitueerd. Omdat het terrein aan twee kanten grenst aan woongebieden is het van belang om rekening te houden met de milieuzoneringen van de activiteiten die hier gaan plaatsvinden. Bij de nieuw te bouwen woningen moet een goed leef- en woonklimaat worden gewaarborgd. Het ministerie van Defensie heeft aangegeven dat de huidige op de verbeelding aangegeven afstand van in totaal 100 meter tot aan de nieuwe woonlocatie op de vliegbasis wordt gegarandeerd. De activiteiten op het terrein beperken zich tot logistieke activiteiten en kantoren.
De activiteiten op het militaire terrein van Camp New Amsterdam blijken niet zodanig te zijn dat er strijd ontstaat met milieucontouren waardoor een goed woon- en leefklimaat niet zou zijn gegarandeerd. De afstand tussen Camp New Amsterdam waar gebouwd mag worden en de toekomstige woonlocatie bedraagt 100 meter.
Bedrijventerrein Eilandlaan
Ten noorden van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein. Op dit bedrijventerrein bevinden zich onder andere een magazijn en een productiebedrijf. Ter plaatse van het bedrijventerrein is een maximale milieucategorie 3.2 toegestaan. Dit houdt in dat er in de eerste instantie 100 meter afstand gehouden moet worden tot gevoelige functies. Dit initiatief ligt op meer dan 100 meter afstand van het bedrijventerrein.
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied is een aantal gezoneerde functies aanwezig. De functies liggen echter op voldoende afstand van de voorgenomen woningen. Nader onderzoek in het kader van milieuzonering is niet noodzakelijk.
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Voor de wijziging in het bestemmingsplan is het belangrijk om te toetsen of de geplande parkeervoorzieningen voldoen aan de gestelde parkeernormen van de gemeente Zeist. Dit om na ontwikkeling parkeerproblematiek en overlast te voorkomen. Doordat de locatie in het buitengebied van Zeist wordt ontwikkeld is er bij alle normen uit gegaan van de maximale aantallen.
Om de transformatie mogelijk te maken is een onderbouwing van de parkeervraag noodzakelijk. Een functieverandering of nieuwbouw kan immers leiden tot een toename van de parkeervraag. Om de parkeervraag te bepalen heeft de gemeente Zeist parkeernormen opgenomen in haar Parkeerbeleidsnota. Voor het bepalen van de normatieve parkeerbehoefte worden de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' gehanteerd. Deze normen zijn vrij gedateerd en wijken iets af van de huidige parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen door het CROW in Publicatie 381 van december 2018. De normen zoals deze zijn opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
Tabel Parkeernormen woningen Zeist
Het initiatief maakt vijf woningen mogelijk. Per woning moet er rekening worden gehouden met 2.1 parkeerplaatsen en 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers, totaal 2,4 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen worden bij de woningen op het eigen perceel gerealiseerd. Aangezien er niet een halve parkeerplaats gerealiseerd kan worden, moet er per woning, naar boven afgerond, 3 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. De percelen zijn van voldoende grootte zodat de parkeerplaatsen ook gerealiseerd kunnen worden.
Figuur 20 : Indicatieve situering parkeerplaatsen
Voor de woningen is het noodzakelijk de extra verkeersgeneratie te berekenen. Dit is gedaan op basis van Publicatie 381 van het CROW. De gemeente Zeist is op basis van gegevens van het CBS als sterk stedelijk aangemerkt. Het initiatief voorziet in de realisatie van vijf vrijstaande woningen in het buitengebied. Op basis van deze gegevens moet er volgens de CROW publicatie rekening worden gehouden met een verkeersgeneratie van 8,6 motorvoertuigen per etmaal per woning. In het vigerend bestemmingsplan zjin echter meer woningen mogelijk dan op basis van het voorliggend bestemmingsplan. De verkeersgeneratie neemt in voorliggend bestemmingsplan dus af in vergelijking met de bewegingen die op basis van het huidige plan mogelijk zijn. Voor vijf woningen geldt dat bij 5 woningen 43 extra verkeersbewegingen per etmaal worden gegenereerd. Aangezien in het vigerend bestemmingsplan al geconcludeerd was dat 8 woningen binnen de huidige infrastructuur passen is aanvullend onderzoek of aanpassing van de infrastructuur niet noodzakelijk.
De infrastructuur ter plaatse kan deze 43 verkeersbewegingen op een goede manier verwerken.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.
Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met fijnstof, door vooral verkeer, maar - naar mate het verkeer schoner wordt - ook door andere bronnen zoals houtstook. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer, mobiele (bouw)werktuigen en houtstook zijn, samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, de belangrijkste lokale bronnen van luchtverontreiniging.
In artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening moet houden met de effecten op de luchtkwaliteit. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2005 advieswaarden opgesteld voor een aantal stoffen. Deze zijn in het algemeen strenger dan de in de wet Milieubeheer gehanteerde grenswaarden.
Sinds 2017 wordt overal in Utrecht voldaan aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in 2005 advieswaarden opgesteld voor gezonde lucht. Deze WHO-advieswaarden zijn bedoeld om de gezondheid te beschermen. Deze zijn voor fijnstof strenger dan de grenswaarden van de EU. De WHO stelt zelfs dat er géén veilige concentratie is aan te geven voor fijnstof; op grond van haalbaarheid heeft zij daarom een gezondheids-kundige advieswaarde vastgesteld voor PM10 en PM2,5.
Stof | Grenswaarde EU | WHO-advieswaarden 2005 | Toetsingsperiode | ||
NO2 (stikstofdioxide) | 40 µg/m³ | 40 µg/m³ | Jaargemiddelde | ||
PM10 (fijnstof) | 40 µg/m³ | 20 µg/m³ | Jaargemiddelde | ||
PM2,5 (fijnstof) | 25 µg/m³ | 10 µg/m³ | Jaargemiddelde |
Tabel: WHO-advieswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5
In 2015 heeft de gemeente Utrecht een motie aangenomen waarin de gemeente zich als doel stelt om in de toekomst (2030) naast de wettelijke grenswaarden ook te voldoen aan de WHO advieswaarden uit 2005 voor fijnstof. Deze advieswaarden (WHO 2005) zijn strenger dan de wettelijke grenswaarden voor PM10 (20 µg/m³) en voor PM2,5 (10 µg/m³). Deze motie is uitgewerkt in het Raadsbesluit 'Utrecht kiest voor gezonde lucht - luchtkwaliteitsbeleid en uitvoeringsprogramma' van december 2020, waarin is vastgelegd om toe te werken naar de WHO-advieswaarden-2005, die expliciet zijn benoemd in de samenvatting bij het Raadsbesluit.
Op 22 september 2021 heeft de WHO overigens nieuwe advieswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide opgesteld, die (beduidend) lager liggen dan de WHO-advieswaarden uit 2005. Ook neemt de gemeente Utrecht deel aan het Schone Lucht Akkoord, waarin rijksoverheid, provincies en gemeenten samenwerken aan maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft het ministerie van IenW in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is voor de totale toename van verkeer als gevolg van voorliggende ontwikkeling de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Op de onderstaande afbeelding is de Nibm-tool weergegeven.
Het plan betreft de bouw van slechts vijf woningen. Deze woningen voorzien in een extra verkeersgeneratie van 43 motorvoertuigen per etmaal. Op basis van deze gegevens is de NIBM-tool ingevuld. Deze is op de onderstaande afbeelding weergegeven:
Uit de NIBM-tool blijkt dat de ontwikkeling in het plangebied 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Het initiatief blijft daarmee ver onder de grenzen van de regeling Niet in betekenende mate en heeft daarmee niet of slechts in geringe mate invloed op de luchtkwaliteit. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof PM10/PM2,5. Aanvullend onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het realiseren van de woningen in het aandachtsgebied.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
De provincie Utrecht heeft een quickscan natuurtoets, aanvullend soortgericht onderzoek naar boom- en steenmarter, vleermuizen en hazelworm en een Aerius-berekening laten uitvoeren om de risico's en beperkingen die voortkomen uit de Wet natuurbescherming in kaart te kunnen brengen, omdat de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk effect hebben op beschermde natuurwaarden.
Gebiedsbescherming
NNN
Uit de Quickscan blijkt dat het plangebied een kleine zone bevat die ligt in het gebied NNN. In principe geldt hier het nee- tenzij principe. Bescherming van het NNN wordt gereguleerd via instructieregels in de Interim Omgevingsverodening van de provincie. In paragraaf 2.3.2 wordt ingegaan op het feit dat de aanpassing van het vigerende bestemmingsplan valt onder de overgangsrechtelijke bepaling van de Interim Omgevingsverordening. Hieruit volgt dat de bouw- of gebruiksmogelijkheid die wordt geboden bij of krachtens een bestemmingsplan dat in werking is getreden op het moment dat de verordening in werking treedt, dan wel bij of krachtens een bestemmingsplan waarvan voorafgaand aan dat tijdstip een ontwerp ter inzage is gelegd, ondanks strijdigheid met deze verordening, van kracht mag blijven en in opvolgende bestemmingsplannen opnieuw geboden kan worden.
De voorgenomen ontwikkeling levert geen belemmingen op voor het NNN gebied.
Stikstof
De depositie van stikstof in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is berekend.
De Aerius berekening voor dit project is opgenomen in Bijlage 13 bij dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Oostelijke Vechtplassen, op 10 km afstand van het plangebied. Vanwege deze afstand is direct negatief effect uitgesloten. Negatief effect als gevolg van stikstofdepositie tijdens de aanleg- en gebruiksfase is vanwege de afstand tot Oostelijke vechtplassen niet te verwachten.
Uit de uitgevoerde Aerius-berekening is gebleken dat het initiatief geen negatieve gevolgen heeft voor stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Er vindt in deze gebieden geen extra stikstofdepositie plaats als gevolg van dit initiatief.
Soortenbescherming
Quickscan
De quickscan natuurtoets (Bijlage 14) wordt gebruikt om de nog resterende risico's en beperkingen die voortkomen uit de Wet natuurbescherming aan te kunnen geven.
Gestart is met een literatuuronderzoek om te bepalen of beschermde soorten bekend zijn in en rondom het plangebied en hoe het plangebied ligt ten opzichte van beschermde gebieden. Hiervoor is onder andere gebruik gemaakt van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en provinciale kaartviewers. De verzamelde informatie uit het literatuuronderzoek vormt de basis voor het veldbezoek, dat is uitgevoerd op 20 maart 2020. Tijdens het veldbezoek zijn het plangebied en de directe omgeving van het plangebied onderzocht. De bebouwing is alleen van de buitenkant onderzocht. Aan de hand van de verzamelde informatie uit het uit het literatuuronderzoek en het veldbezoek is bepaald welke effecten kunnen optreden op beschermde soorten en gebieden en welke gevolgen dit heeft voor het plan.
In het plangebied zijn potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Het betreft ruimtes in het woonhuis, het transformatorhuisje en holtes in bomen in het plangebied. Vanwege de vele uitwijkmogelijkheden zijn in het plangebied geen onmisbare vliegroutes of onmisbare foerageergebieden van vleermuizen te verwachten. Op basis van de quickscan is niet uitgesloten dat boom- of steenmarter een vaste rust- of voorplantingsplaats heeft in de leegstaande woning.
Op basis van bekende verspreidingsgegevens is mogelijk een haviksnest aanwezig op 90 m afstand van het plangebied. Of het nest in gebruik is, is niet bekend. In het plangebied is broedbiotoop aangetroffen van algemene broedvogels zoals koolmees, grote bonte specht en roodborst. In de bebouwing is potentieel broedbiotoop aanwezig voor kauw en spreeuw.
In het plangebied is geschikt biotoop aanwezig voor hazelworm. In 2017 zijn de hazelwormen uit het plangebied weggevangen en is er een reptielenscherm geplaatst. Aangezien het scherm is beschadigd, is de aanwezigheid van hazelworm in het plangebied niet uit te sluiten.
Ten oosten van het plangebied is voortplantingsbiotoop van kommavlinder bekend. In het plangebied is echter geen voortplantingsbiotoop aangetroffen van kommavlinder. Mogelijk maken volwassen dieren sporadisch gebruik van nectarplanten in het plangebied.
In het plangebied zijn geen overige beschermde planten, zoogdieren, amfibieën, vissen of ongewervelden aangetroffen of te verwachten, met uitzondering van soorten waarvoor in de provincie Utrecht vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Aanvullend onderzoek
Op basis van de quickscan natuurtoets is aanvullend soortgericht onderzoek uitgevoerd naar de boom- en steenmarter, vleermuizen en hazelworm (zie Bijlage 15) .
Uit het soortgericht onderzoek is gebleken dat op twee plekken in de bebouwing zomerverblijfplaatsen aanwezig zijn van een gewone dwergvleermuis. Ook zijn hazelwormen aangetroffen op het terrein rondom de bebouwing waar zij naar verwachting verblijfplaatsen hebben binnen het projectgebied onder het struweel, hopen puin of oude liggende boomstammen. Er zijn geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van verblijfplaatsen van boom- of steenmarter. Verblijfplaatsen of onmisbaar leefgebied van overige beschermde soorten is in het plangebied niet aanwezig, met uitzondering van soorten waarvoor in de provincie Utrecht vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen (van Vuuren & Hoksberg; Kraaijeveld, 2021). Wel is broedbiotoop aanwezig voor algemene broedvogels. Voor het vernielen van in gebruik zijnde nesten van algemene broedvogels (zoals merel, koolmees en grote bonte specht) binnen het broedseizoen wordt in de regel geen ontheffing Wnb verleend omdat werken buiten het broedseizoen als goed alternatief wordt gezien.
Bij uitvoering van de plannen worden mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen en hazelworm geschaad. Hiervoor is een ontheffing Wnb noodzakelijk. Een ontheffing kan in de regel worden verleend door de provincie mits aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
In deze situatie zijn geen alternatieven voorhanden omdat de aanwezige woning in slechte staat is en gerenoveerd of gesloopt moet worden.
Vleermuizen zijn beschermd onder paragraaf 3.2 van de Wnb met bijbehorende verbodsbepalingen onder artikel 3.5. Om ontheffing te krijgen voor het schaden van verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis dient de ontheffing nodig te zijn 'in het kader van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten'. In de onderhavige situatie is sprake van een bestaande woning die erg verouderd is waarbij de brandveiligheid in het geding is. Nieuwbouw draagt tevens bij aan milieu gunstige effecten aangezien deze duurzaam wordt uitgevoerd.
De hazelworm is beschermd onder paragraaf 3.3 van de Wnb met bijbehorende verbodsbepalingen onder artikel 3.10. Om ontheffing te krijgen voor het schaden van verblijfplaatsen van de hazelworm dient de ontheffing nodig zijn te zijn 'in het kader van de ruimtelijk inrichting of ontwikkeling van gebieden, met inbegrip van het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebieden'. Er vindt ruimtelijke ontwikkeling plaats van de locatie dus daarmee een grond voor het verlenen van de ontheffing.
Zowel de gewone dwergvleermuis als hazelworm komen algemeen verspreid in Nederland voor. Bovendien zijn succesvolle mitigerende en compenserende maatregelen bekend voor deze soorten zoals het voorzien van nieuwe verblijfplaatsen, het ontzien van individuen en het werken buiten bepaalde kritische periodes (zoals voortplanting en overwintering). Door dergelijke maatregelen te treffen wordt geen afbreuk gedaan van de instandhouding van de genoemde soorten.
Er kan aan bovengenoemde drie voorwaarden voldaan worden waardoor voor uitvoering van het bestemmingsplan uitzicht is op ontheffing Wnb.
Conclusie
De Wnb staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Erfgoedwet
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
In het kader van het vigerende bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden in het plangebied.
Met betrekking tot archeologie is door BAAC in 2008 een bureau- en verkennend veldonderzoek
uitgevoerd (zie Bijlage 12). Uit dit onderzoek is gebleken dat voor de aanwezige lage vlakten in het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Op de kavels worden geen na-oorlogse waarden verwacht.
Door de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten - naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten - ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht geeft informatie over aanwezige cultuurhistorische waarden op de kavels. Op de kavels zijn geen gemeentelijke- of rijksmonumenten aanwezig. De kavels maken deel uit van het voormalig militair vliegveld Soesterberg, de bakermat van de militaire luchtvaart in Nederland. Vanwege bezuinigingen op defensie is de basis in november 2008 gesloten en opgeheven. Het grootste deel ervan wordt sindsdien beheerd als natuurgebied. In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische en aardkundige waarden.
Conclusie
Zowel op het gebied van archeologie als cultuurhistorische en aardkundige waarden zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterbeheerplan
Voor de planperiode 2016-2021 is het Waterbeheerplan (WBP) van De Stichtse Rijnlanden van toepassing. In dit plan geeft De Stichtse Rijnlanden aan wat haar ambities voor deze planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De vijf hoofdthema's zijn:
Wat betreft 'waterveiligheid' is het cruciaal dat de waterkeringen voldoen aan de veiligheidseisen en dat bij dijkverbeteringswerken wordt uitgegaan van een duurzaam en robuust ontwerp. Bij het veiligstellen van 'voldoende water' gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden, zodat het gebied geschikt is om te wonen, werken en recreëren. Daarbij wil De Stichtse Rijnlanden dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.
'Gezond water' is voor De Stichtse Rijnlanden gezond als er een grote diversiteit aan planten en dieren in kan leven, als het veilig gebruikt kan worden voor recreatie of als grondstof voor drinkwater. Het water kan alleen zo schoon mogelijk gehouden worden als de (natuurvriendelijke) inrichtingen, het beheer en onderhoud van watersystemen worden aangepast. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het tegengaan van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het 'gezuiverd afvalwater' beheert De Stichtse Rijnlanden rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
Het laatste thema betreft genieten van water. Hoewel dit geen kerntaak voor het waterschap is, is het onderwerp zeer belangrijk omdat dit in relatie staat tot het watersysteem en het waterbeheer. Recreatie en in het bijzonder 'genieten van water' neemt in de Nederlandse samenleving een steeds belangrijkere plaats in. Het waterschap wil de bewoners en bezoekers van het gebied laten genieten van water in een gezonde en veilige omgeving. Zo kan het waterschap ook zijn werk zichtbaar maken voor de bewoners. Het vaarwegbeheer is een wettelijke taak van het waterschap, voor de overige recreatieve thema's neemt het waterschap een adviserende en faciliterende rol aan.
Keur en uitvoeringsregels
Per 21 oktober 2010 is de Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen of grondwaterlichamen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting. Hiermee vermeldt de Keur expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
Indien de toename aan verharding minder bedraagt dan 500 m², dan geldt alleen de algemene zorgplicht. Indien de toename meer bedraagt is in de regels opgenomen dat het oppervlak van het ter compensatie aan te leggen water minimaal 15 % moet bedragen van het oppervlak van de toename aan verharding.
Beleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Zeist 2022-2026
In 2021 heeft de gemeente Zeist een nieuw verbreed rioleringsplan vastgesteld. In dit plan werkt de gemeente uit hoe zij haar riool wil ontwikkelen en aanpassen. Hierbij wordt rekening gehouden met de huidige ontwikkelingen zoals klimaatverandering.
Klimaatbeleid Zeist
Het klimaatbeleid van de gemeente Zeist is reeds uitgewerkt in paragraaf 2.5.9. In dit beleid worden aanvullende eisen gesteld aan nieuwbouwplannen voor de thema's wateroverlast, droogte, hitte en waterveiligheid. Zo moet bijvoorbeeld ieder perceel 45mm neerslag kunnen bergen, waarbij geldt dat ten minste 35,7mm in 45 minuten, dat valt op de daken, direct in de bodem kan infiltreren of geborgen kan worden.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces ( zie )doorlopen.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Het watertoetsproces voor het project Bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg Westflank is op 29-06-2021 digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via deze weg door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gebracht van de plannen.
Beoordeling en conclusie
Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling
De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het huidige watersysteem. In het kort gaat het om:
Afvoer hemelwater
Hemelwater wordt afgevoerd via een hemelwaterriool. De capaciteit van dit hemelwaterstelsel dient groot genoeg te zijn om wateroverlast te voorkomen. Afvalwater kan worden afgevoerd naar vuilwaterriool/DWA-riool. Met betrekking tot de berging van hemelwater wordt aangesloten bij de eisen uit het Klimaatbeleid Zeist.
Afvalwater
Afvalwater wordt als volgt afgevoerd: Gescheiden stelsel.
Aandachtspunten
Ondanks dat de ruimtelijke ontwikkeling weinig gevolgen heeft voor het huidige watersysteem, kan het zijn dat er kansen zijn om verbeteringen door te voeren ten behoeve van duurzaam waterbeheer en het klimaatbestendig maken van de leefomgeving (omgaan met extremen als wateroverlast, hitte en droogte). Geadviseerd wordt om bij alle nieuwbouw goed te kijken naar het juiste vloerpeil om
wateroverlast te voorkomen, groene daken aan te leggen om hittestress te voorkomen en de juiste beplanting te kiezen afhankelijk van de grondwaterstand tijdens droge perioden. Conform gemeentelijk beleid dient schoon hemelwater niet afgevoerd te worden naar een gemengd rioolstelsel maar geinfiltreerd te worden in de bodem of afgevoerd te worden naar oppervlaktewater (eventueel via een gescheiden rioolstelsel). Voor straten of parkeerplaatsen kan halfverharding aangelegd worden of groenvoorzieningen worden gebruikt voor tijdelijke waterberging. Meer informatie op ruimtelijkeadaptatie.nl
Aanleghoogte
Geadviseerd wordt om de nieuwbouw aan te leggen met een ontwateringsdiepte van minimaal 80 cm, en bij voorkeur 1 m. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwater
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Om wateroverlast en -schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren.
Waterketen
Het plan heeft gevolgen voor de rioleringssituatie. Geadviseerd wordt om een lokaal rioleringsplan op te stellen. Het waterschap zal dit plan vervolgens goedkeuren.
Basisprincipes omgaan met water:
Watertoets
Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. De huidige nutsvoorzieningen zijn geschikt om de woningen aan te sluiten.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2 en verder wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.6 ten slotte wordt de verbeelding beschreven.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Daarnaast zijn er algemene regels, overgangsregels en slotregels opgenomen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Begrippen
In dit artikel is de omschrijving opgenomen van de in het plan voorkomende begrippen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.
De verschillende aanwezige functies in het plangebied worden zoveel mogelijk positief overeenkomstig hun huidige/toekomstige gebruik bestemd. Een aantal regelingen behoeft echter een nadere uitleg. In het algemeen geldt dat hoofdgebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden in het bouwvlak en bijgebouwen en bouwwerke geen gebouw zijnde binnen de zone erf. In deze bouwvlakken zijn de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen.
Hieronder wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste bestemmingen:
Wonen
Woningen
De woningen met de daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee de uitoefening van beroep- en bedrijf aan huis zijn bestemd als 'Wonen'.
In deze bestemming zijn de woningen zelf op de verbeelding begrepen in bouwvlakken.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen binnen deze woonbestemming, binnen de bouwvlakken en de erfzone worden gebouwd.
Beroep- en bedrijf aan huis
In de bestemmingsomschrijving is, voor de duidelijkheid, expliciet bepaald dat een beroep- of bedrijf aan huis is toegestaan. Dergelijke beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis mogen op zich als recht in een woning worden uitgeoefend. Om te voorkomen dat de beroeps- of bedrijfsuitoefening de woonfunctie zou kunnen overheersen, is deze aan een maximale vloeroppervlakte gebonden binnen de woning en de bijbehorende bouwwerken. Een en ander is geregeld binnen de specifieke gebruiksregels.
Voorwaardelijke verplichting geluid
De woningen mogen pas worden gebouwd onder de voorwaarde dat op basis van akoestisch onderzoek blijkt dat de maximaal toegestane geluidswaarden, zowel op de gevel als in de woning, worden gewaarborgd.
Omgevingsvergunning voor het vellen en rooien van bomen
In aanvulling op de bomen die reeds onder de bomenverordening worden beschermd, wordt middels de omgevingsvergunning voor het vellen en rooien van bomen geregeld dat bomen, die niet onder de bescherming van de Bomenverordening vallen, een apart beschermingsregime hebben.
Bos - Tuin
De bestemming Bos - Tuin is opgenomen omdat in het plangebied het bosrijke karakter en de bescherming van waardevolle bomen voorop staat en er dus geen bebouwing is toegestaan in dit gebied.
Omgevingsvergunning voor het vellen en rooien van bomen
In aanvulling op de bomen die reeds onder de bomenverordening worden beschermd, wordt middels de omgevingsvergunning voor het vellen en rooien van bomen geregeld dat bomen, die niet onder de bescherming van de Bomenverordening vallen, een apart beschermingsregime hebben.
Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel bevat een regeling over de telling van gronden.
In de regels is een bepaling opgenomen om te voorkomen dat gronden die bij een eerder bouwplan reeds in aanmerking zijn genomen voor het toestaan van het bouwplan nogmaals meegeteld worden.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat algemene bepalingen over het bouwen van bouwwerken.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat algemene bepalingen voor wat onder een verboden gebruik moet worden verstaan. In de algemene gebruiksbepaling wordt gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming en met het in of krachtens het plan bepaalde, als verboden gebruik aangemerkt.
Indien in een bepaald geval gebruik in strijd met bijvoorbeeld de doeleindenomschrijving van een bestemming of met een verleende vrijstelling wordt geconstateerd, dan is er sprake van een overtreding, waartegen kan worden opgetreden. Conform bestendige jurisprudentie is die verbodsbepaling voorzien van een vrijstellingsbepaling, waarmee in uitzonderlijke gevallen een te grote 'hardheid' van het verbod kan worden vermeden.
Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de bepalingen voor de 100-jaarsaandachtgebied in de Provinciale milieuverordening van toepassing.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden.
Het plan bevat algemene afwijkingsregels om een aantal nodige zaken en ondergeschikte afwijkingen mogelijk te maken. Het betreft met name:
Overige regels
Dit artikel bevat verwijzingen naar de wettelijke regelingen waaraan het plan refereert.
Overgangsrecht
Dit artikel bevat bepalingen over het overgangsrecht van bouwwerken en gebruik.
Uitgangspunt in een nieuw bestemmingsplan is dat bestaande bouwwerken en gebruiksvormen in principe positief worden bestemd, dus als zodanig als recht zijn toegestaan. De overgangsrechtelijke bepalingen zijn bindend voorgeschreven in art. 3.2.1 en 3.2.2 Bro. Deze overgangsrechtelijke bepalingen dienen om te waarborgen dat een bestaand bouwwerken of een bestaand gebruik dat niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvan sloop respectievelijk beëindiging wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk of gebruik wordt dan als zodanig gedoogd totdat in de loop van de planperiode wordt beslist over sloop respectievelijk beëindiging. Bouwwerken en gebruiksvormen die al in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht van het nieuwe plan. Ze worden niet gedoogd onder het nieuwe plan, maar blijven in strijd daarmee.
Handhaving door sloop respectievelijk gebruiksbeëindiging blijft een optie.
Slotregel
Dit artikel bevat de slotregel van het bestemmingsplan.
Het plangebied is getekend op gekleurde verbeeldingen, schaal 1:600. De verbeelding is IMROgecodeerd getekend, conform IMRO2012. Voor de verbeelding is aangesloten bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, die bindend is voorgeschreven in de ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening.
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dienen op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, ondermeer voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
Digitale participatie
De provincie Utrecht vindt het belangrijk dat de toekomstige woningen op de kavels Westflank Vliegbasis Soesterberg goed in de omgeving passen. Daarom hebben tussen 3 en 17 juli 2020 omwonenden, belanghebbenden en geïnteresseerden de mogelijkheid gekregen om te reageren op het advies van de onafhankelijke adviseur ruimtelijke kwaliteit waarin was opgenomen hoe de kavels het beste vorm gegeven kunnen worden. Het advies met de verkavelingsvarianten is aan de hand van digitale participatie voorgelegd omdat het via de maatregelen rondom corona op dat moment niet mogelijk was een bewonersbijeenkomst te organiseren.
Het advies is middels een Storymap en filmpjes samengevat en te zien via: www.tinyurl.com/kavelswestflank.
Via een enquête, de mail en telefonische spreekuren zijn de reacties opgehaald op de verkavelingsvarianten. Er zijn circa 70 reacties opgehaald. Aan de hand van deze reacties zijn de kaders en uitgangspunten met daarbij de definitieve verkaveling van vijf kavels met op elke kavel maximaal één vrijstaande woning vastgesteld op 8 december 2020 door Gedeputeerde Staten voor de ontwikkeling van de Kavels Westflank. Over dit besluit, de bestemmingsplanprocedure en de planning zijn de omwonenden geïnformeerd via een informatiebrief.
Op deze manier is in voldoende mate invulling gegeven aan inspraak.
In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vooroverleg gevoerd over het (concept)ontwerpbestemmingsplan met de gebruikelijke overlegpartners in het kader van de ruimtelijke ordening, waaronder het waterschap HDSR, de ODRU, VRU en de provincie Utrecht. De resultaten van dit vooroverleg zijn opgenomen in de Nota beantwoording vooroverleg reacties bestemmingsplan Kavels Westflank Vliegbasis Soesterberg die als Bijlage 16 bij deze toelichting is opgenomen.
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Kavels Westflank Vliegbasis Soesterberg’ heeft op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 12 januari 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen een zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad. In totaal zijn twee (2) zienswijzen ontvangen en een reactie van de provincie. Alle zienswijzen zijn tijdig ingediend. De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. Wel zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De Nota van zienswijzen met daarin de ambtshalve wijzigingen is opgenomen in Bijlage 16.
Na de ter inzagelegging neemt de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan en neemt daarbij ook een standpunt in met betrekking tot eventueel ingediende zienswijzen. Vervolgens wordt het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd.