Plan: | Chw bestemmingsplan Engweg 9 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00155-0301 |
In mei 2016 stelde het college na een Raadspeiling (26 april 2016) het document 'Strategie Sociale Woningbouw' vast, waarin de sociale woningbouwopgave tot 2020 staat beschreven. In dit document is een veertigtal zoeklocaties aangewezen voor de realisatie van de sociale woningbouwopgave. De locatie van de voormalige bibliotheek van Hoogland aan de Engweg 9, is daar één van.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van de locatie Engweg 9. Dit perceel in Hoogland is eigendom van de gemeente. De gemeente heeft inmiddels de bebouwing gesloopt en het terrein bouwrijp gemaakt. Vervolgens wordt het perceel verkocht aan Portaal die er een gebouw ten behoeve van 20 sociale huur appartementen gaat bouwen in 3 bouwlagen.
Om de nieuw te bouwen woningen en de parkeerplekken goed te kunnen bereiken wordt het openbaar gebied tussen de locatie en de Engweg heringericht. Hiervoor worden 5 bomen gekapt op de parkeerplaats en 3 bij de locatie Engweg 9. Deze bomen worden binnen het plangebied gecompenseerd door de aanplant van nieuwe bomen.
Om het plan te kunnen realiseren wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld volgens artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit bestemmingsplan is volgens een voor Amersfoort uniforme systematiek opgesteld. Verder is voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van bestemmingsplannen (het bestemmingsplan is volgens de IMRO-standaard - informatie model ruimtelijke ordening - gemaakt).
Daarnaast worden er, vooruitlopend op de in aantocht zijnde Omgevingswet, regels aan het bestemmingsplan toegevoegd die niet alleen betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening maar ook op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. De Omgevingswet wil nieuwe, duurzame ontwikkelingen in de samenleving mogelijk maken en wettelijk ondersteunen. Ondanks dat de Omgevingswet pas (volgens de huidige planning) in 2022 in werking treedt is het nu al mogelijk om gebruik te maken van de mogelijkheden van deze wet. Voor Amersfoort is dit mogelijk omdat Amersfoort met haar hele grondgebied is aangewezen als experimenteergebied op basis van de Crisis en herstelwet (15e tranche). Hier zullen we nader op in gaan in hoofdstuk 6
Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte - Omgevingswet van deze toelichting.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in Hoogland, een wijk aan de noordzijde van Amersfoort. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een speeltuin, aan de oostzijde door een groenzone, aan de zuidzijde door appartementengebouwen en aan de westzijde door wijkcentrum De Neng.
Locatie
Locatie met voormalig bibliotheekgebouw
In het nu nog geldende bestemmingsplan 'Hoogland' (vastgesteld 15 januari 2013) heeft dit perceel de bestemming 'Maatschappelijk' met een functieaanduiding 'bibliotheek'. De op dit moment toegestane bouwhoogte is 1 bouwlaag, deels met kap. Daarnaast ligt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie categorie 3' op het perceel.
Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Hoogland'
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie in hoofdstuk 2 waarin de huidige functies worden beschreven. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders voor het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. De omgevingsaspecten, met name ten aanzien van milieu, worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt in gegaan op de in aantocht zijnde Omgevingswet en de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 7. Tot slot behandelt hoofdstuk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het plangebied, de functies, de kenmerken en de belangen die in het plangebied aanwezig zijn.
De beschrijving van omgevingsaspecten (zoals water, geluid maar ook archeologie) en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan genoemd in hoofdstuk 5.
Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het gebouw waarin voorheen de bibliotheek van Hoogland was gevestigd en wat tot voor kort werd verhuurd aan een kerkgenootschap. Een deel van de openbare ruimte rond het gebouw is ook onderdeel van het plangebied.
Luchtfoto met rood omlijnd het plangebied
Wonen
Het plangebied ligt samen met de naastgelegen maastschappelijke functies in een woongebied. Het omliggende gebied kent een grote diversiteit aan woningtypes. Van grondgebonden (vrijstaand, twee-onder-een-kap en rijen woningen) tot appartementen.
Uitsnede uit bestemmingsplan Hoogland. De gele vlakken zijn woonbestemmingen.
De bruine vlakken zijn maatschappelijke bestemmingen. Het roze vlake heeft de
bestemming cultuur en ontspanning.
Bedrijven
In de directe omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor. De dichtsbijzijnde bedrijven bevinden zich aan de Zevenhuizerstraat. Dit zijn bedrijven in een lage miliecategorie (categorie 1 of 2).
Daarnaast komt er enige bedrijvigheid voor in de vorm van beroepen aan huis. Het gaat hier om bedrijfjes in woningen of in bijbehorende bouwwerken van woningen, waarbij de bedrijfsdoeleinden ondergeschikt zijn aan de woonbestemming. Voorbeelden hiervan zijn, kleine kantoren en ontwerpstudio’s.
Maatschappelijke voorzieningen
Het plangebied grenst aan De Neng, het wijkcentrum van Hoogland waarin ook de bibliotheek is gevestigd, en aan speeltuin Okee. Dit zijn allen maatschappelijke voorzieningen voor Hoogland. (nb. De speeltuin heeft geen maatschappelijke bestemming. Volgens voorgeschreven standaarden krijgt een speeltuin de bestemming 'Cultuur en Ontspanning')
Wat verder van het plangebied ligt nog een aantal maatschappelijke voorzieningen, zoals onderwijsinstellingen en religieuze voorzieningen.
Groen
De groenzone aan de oostzijde van het plangebied is een uitloper van park Schothorst, een buffer tussen Hoogland en de wijk Kattenbroek. Ter plaatse van het voormalige bibliotheekgebouw versmalt het park en het doorzicht ervan. Het voormalige bibliotheekgebouw heeft nauwelijks een relatie met het park. Enerzijds door de naar binnen gekeerde functie die het heeft (tot voor kort was er een religieuze functie gevestigd), anderzijds door het gebouw zelf met het omliggende, gedeeltelijk afschermende, groen.
Uitsnede uit bestemmingsplan Hoogland. Het groene vlak is Park Schothorst. De gele
vlakken zijn woonbestemmingen. De bruine vlakken zijn maatschappelijke
bestemmingen. De paarse vlakken zijn bedrijfsbestemmingen. En het roze vlak heeft
de bestemming cultuur en ontspanning (dit is speeltuin Okee).
Verkeer- en parkeervoorzieningen
Het plangebied wordt ontsloten door de Engweg.Vanaf de Engweg kom je via een parkeerplaats bij de locatie Engweg 9 uit. De parkeerplaats wordt op dit moment gebruikt door bezoekers van de Neng en bibliotheek, de speeltuin en tot voor kort ook door het kerkgenootschap. Vanaf de parkeerplaats loopt een fietspad door de groenzone naar de Woudzoom in Kattenbroek.
Uitsnede bestemmingsplan Hoogland. Grijze vlakken zijn verkeer
en parkeer bestemmingen.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor
het bestemmingsplan. Het beleid vormt het kader van toetsing voor de nieuwe ontwikkeling. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Vanwege de beperkte omvang van het plangebied wordt in dit hoofdstuk enkel aandacht besteed aan het gemeentelijke beleid. Het provinciaal beleid dat hier van toepassing is, wordt beschreven in paragraaf 5.9 Beschermde planten en dieren en beschermde
gebieden. Het rijksbeleid komt ook aan de orde in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.
De ontwikkeling van een voormalige bibliotheeklocatie naar een woonlocatie ten behoeve van 20 sociale huurwoningen is een belangrijke ontwikkeling die niet past binnen het geldende planologische regime. Daarmee voldoet dit plan aan de voorwaarden van de procedure behorende bij model 2 (volgens de notitie 'Rol van de raad in RO procedures) De ontwikkeling is belangrijk omdat de vraag naar sociale huurwoningen groot is en met de bouw van 20 sociale huurappartementen een bijdrage wordt geleverd aan de voorraad sociale huurwoningen in Amersfoort.
Op 3 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het volgen van de procedure behorende bij model 2 voor dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat wanneer een concept-ontwerpbestemmingsplan klaar is, dit om advies naar de betrokken vooroverlegpartners wordt gestuurd. Eventuele opmerkingen van de vooroverlegpartners worden verwerkt en vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Er wordt geen inspraak gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft op 3 juli 2018 de startnotitie bestemmingsplan Engweg 9 vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing, de algemene kaders, randvoorwaarden en opzet van het nieuwe bestemmingsplan. Gelijktijdig met de startnotitie is de grondexploitatie voor de Engweg 9 vastgesteld. Hierin wordt een beeld gegeven van de met het bestemmingsplan samenhangende financiën.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.
In de Structuurvisie worden verschillende uitgangspunten meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Amersfoortse principes
Naast de uitgangspunten in de structuurvisie zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woonaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Het realiseren van 20 sociale huurappartementen op de locatie Engweg 9, past binnen de uitgangspunten en principes die voor Amersfoort gelden. Het project draagt met name bij aan het vergroten van een gevarieerd woonaanbod.
In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat.
De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee wordt de positie als stedelijk hart van de regio versterkt.
Strategie sociale woningbouw
Amersfoort kent een grote vraag naar betaalbare huurwoningen en een teruglopende huurwoningenvoorraad. De wachttijden voor een huurwoning lopen op en ook de vraag naar woningen voor urgente groepen wordt groter, door toename van het aantal statushouders en door veranderingen in de zorg die maken dat mensen steeds vaker zelfstandig wonen in plaats van in een instelling. In november 2015 hebben gemeenteraadsleden zich bij de raadspeiling 'Prioritering en inzet woonopgaven' positief uitgelaten over uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen, een meer actieve en interveniërende rol van de gemeente en de bijbehorende financiële middelen.
Op 24 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan de hand van de uitkomsten van de peiling het strategiedocument Sociale Woningbouw vastgesteld en de opgave voor sociale huurwoningen tot 2021 bepaald. Volgens dit document zet Amersfoort in op het vinden van huisvesting voor zo'n 2.000 huishoudens. We doen dit door: 'het omzetten van leegstaande kantoren naar woningen en nieuwbouw op bestaande en nieuwe plekken in de stad. Ook verkent de gemeente de mogelijkheden om in de bestaande voorraad sociale huurwoningen oplossingen te vinden, bijvoorbeeld door de doorstroom van scheefwoners te verbeteren'. Daarbij is de kanttekening opgenomen, dat het toevoegen van 2.000 woningen een ambitieuze opgave is omdat deze grotendeels gevonden moeten worden op locaties en in leegstaand vastgoed die geen eigendom van de gemeente zijn. De gemeente zoekt daarom samenwerking met partijen in de stad en kiest voor een aanpak waarbij we stapsgewijs werken aan de meest kansrijke oplossingen.
In het strategie document Sociale Woningbouw is een veertigtal zoeklocaties aangewezen voor de realisatie van de sociale woningbouwopgave. De locatie van de voormalige bibliotheek van Hoogland, Engweg 9, is daar één van.
Raadsbesluit 23 mei 2017: uitwerking strategie sociale woningbouw
Op 23 mei 2017 heeft de raad besloten (besluit nr. 5491664) bij woningbouwontwikkelingen een percentage van minimaal 35 procent sociale huurwoningen te verplichten. Door enerzijds meer (dwingende) instrumenten in te zetten en anderzijds stimuleringsmaatregelen in te zetten, geven we de bouw van sociale huurwoningen op de herontwikkelingslocaties een stevige impuls.
Kwaliteitseisen
Voor een duurzame stad is het nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vanuit woonbeleid zijn energiebesparende maatregelen en energiezuinige nieuwbouw belangrijk omdat energielasten een steeds groter onderdeel vormen van de woonlasten. Bij nieuwbouw moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar energieneutraal bouwen.
Relatie met dit bestemmingsplan
Zoals eerder al aangegeven biedt de gemeente de locatie Engweg 9 aan Portaal aan om daar sociale huurappartementen te bouwen. Dit is in lijn met het principe dat de gemeente op eigen locaties een zo hoog mogelijk percentage sociale huurwoningen wil laten realiseren. Daarnaast kunnen de corporaties moeilijk aan grondposities komen in deze markt. En dat terwijl er wel erg veel vraag is naar sociale huurwoningen.
In Hoogland is 12,6% van de woningen een sociale huurwoning. Dat is ruim onder het Amersfoortse gemiddelde van 30%. Het toevoegen van sociale huurwoningen op de locatie Engweg 9 draagt daarmee bij aan de grote vraag naar deze woningen en tevens aan een betere spreiding van sociale huur over de stad. Zodoende zal niet alles op een aantal plekken worden geconcentreerd.
Vanwege het grote tekort aan sociale huurwoningen willen we dat de woningen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan ook in stand worden gehouden. Daarom is in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd dat binnen het bouwvlak uitsluitend sociale huurwoningen mogen worden gebouwd en dat deze ook in stand gehouden moeten worden.
Wettelijk kader
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten. In dit hoofdstuk doorlopen we voor de beoogde ontwikkeling aan de Engweg 9 te Amersfoort de noodzakelijke treden van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
Uit onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) blijkt dat volgens het meest realistische economische scenario het aantal huishoudens tot het jaar 2039 zal groeien met ruim 20.000. Om die groei te kunnen faciliteren zijn er gemiddeld zo'n 760 nieuwe woningen per jaar nodig. Amersfoort moet die groei grotendeels binnenstedelijk realiseren. Daarom zijn alle daarvoor in aanmerking komende locaties, waaronder de locatie Engweg 9, nodig.
Figuur : Huishoudenontwikkeling en gewenste uitbreiding woningvoorraad 2013-2039 (Bron EIB, "Verkenning Woningbouwprogrammering Regio Amersfoort 2013-2014, mei 2014")
2013-2019 | 2020-2029 | 2030-2039 | Totaal | |
Huishoudens | 5.100 | 8.000 | 7.700 | 20.800 |
730 won p.j. | 800 won p.j. | 770 won p.j. |
Voor een verdere onderbouwing van de woningbehoefte en dan met name de behoefte aan sociale woningbouw wordt verwezen naar paragraaf 3.5 Woonvisie Amersfoort
2011-2020.
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling aan de Engweg 9 voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van herontwikkeling gebruik van beschikbare gronden binnen het bestaande stedelijke gebied. Een voormalig bibliotheekgebouw wordt gesloopt ten behoeve van de realisatie van een woonlocatie voor sociale woningbouw.
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
Trede 3 is niet aan de orde. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande stedelijk gebied.
Conclusie woningbehoefte
Geconcludeerd wordt dat de herontwikkeling van het perceel Engweg 9 een binnenstedelijke ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan (sociale huur) woningen in Amersfoort. Dit past uitstekend binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld.
In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.
Regeling bedrijven en beroepen aan huis
Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De 20 appartementen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt krijgen de bestemming 'Wonen - 4'. In de regels van deze bestemming wordt ook de mogelijkheid opgenomen voor het uitoefenen van een bedrijf- of beroep aan huis. Omdat het in dit geval om een specifieke woonlocatie gaat, is dit het enige aspect vanuit de Visie Werklocaties dat wordt meegenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Voor de woonlocatie die mogelijk wordt gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, wordt het openbaar gebied heringericht ten behoeve van een verbetering van de verkeersstructuur rond het plangebied. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.4
Verkeer en parkeren.
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Voor de herontwikkeling van een voormalige bibliotheeklocatie naar een woonlocatie wordt het openbaar gebied heringericht ten behoeve van een verbetering van de parkeersituatie in en rond het plangebied. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.4
Verkeer en parkeren.
In 2004 is het programma Amersfoort Groene Stad vastgesteld. Een visie op de groene en blauwe structuren van de stad in combinatie met een uitvoeringsprogramma voor projecten voor de periode 2004-2015. Met het einde van het uitvoeringsprogramma hebben betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, SGLA, raadsleden en college samen het initiatief genomen om tot een integrale groenvisie te komen in coproductie met
de stad.
In 2016 is de Groenvisie vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.
Doelen van de Groenvisie
In de Groenvisie worden aan de hand van een aantal thema’s doelen geformuleerd. Deze worden hieronder kort samengevat.
Bij al deze thema’s uit de Groenvisie zijn dilemma’s te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en wordt nog gewerkt aan een Groenstructuurkaart.
De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen gelijk.
Bomen vertegenwoordigen een grote verscheidenheid aan waarden en betekenissen voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat en dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderd klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.
De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen willen omgaan en hoe we de waarden koesteren, beschermen en uitbouwen. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een bomenbestand en boomstructuur met meer kwaliteit en meer waarde. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Waardevolle bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Om de 20 sociale huurappartementen en de parkeerplekken te kunnen bereiken wordt het openbaar gebied tussen de Engweg en de geplande nieuwbouw heringericht. Omdat de herinrichting gevolgen heeft voor de bomen, is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de bomen; boven- en ondergronds, de bedreigingen die te verwachten zijn voor de bomen bij het uitvoeren van de voorgenomen plannen en de randvoorwaarden die nodig zijn om de bomen (deels) te sparen. Het onderzoek ter plaatse van de parkeerplaats is te vinden in bijlage 1 Bomen effect rapport - parkeerplaats bij deze toelichting. Het onderzoek ter plaatse van het huidige gebouw is te vinden in bijlage 2 Bomen effect rapport - gebouw bij deze toelichting.
Vanuit de bomenleidraad worden 6 onderwerpen benoemd waar aandacht aan moet worden besteed bij een (her)inrichting waarbij bomen moeten worden gekapt. Elk onderwerp wordt toegelicht voor de herontwikkeling van de openbare ruimte bij de Engweg 9.
In het onderzoek naar de bomen op de parkeerplaats (bijlage 1 Bomen effect rapport - parkeerplaats) is aangegeven dat de conditie van de 20 onderzochte bomen over het algemeen redelijk tot matig is; één boom heeft een goede conditie en drie een slechte. De structuur is over het algemeen goed tot redelijk, bij vier bomen redelijk tot matig. De meeste bomen hebben een toekomstverwachting van meer dan tien jaar; de toekomstverwachting van vijf essen is vijf tot tien jaar en zes bomen hebben een mindere toekomstverwachting. Deze laatste zes kunnen beter voorafgaand aan de werkzaamheden worden gerooid. De bomen zijn niet verplantbaar.
Met name de noordelijke- en zuidelijke rij bomen zijn het waard gehandhaafd te worden, waarbij een substantiële verbetering van de standplaats geadviseerd wordt. De te handhaven bomen dienen op adequate wijze beschermd te worden voorafgaande aan-, tijdens- en na afloop van de werkzaamheden.
Er is een voorstel geschetst voor de herinrichting van de openbare ruimte. Hierin wordt een ontsluiting voor auto's aangelegd ongeveer midden over de huidige parkeerplaats en het huidige fietspad wordt verlegd naar de noordzijde van de huidige parkeerplaats. In dit voorstel kan de noordelijke en zuidelijke bomenrij worden gehandhaafd maar moet de middelste bomenrij worden gekapt. Deze, volgens het voorstel te kappen bomen, worden gecompenseerd door een nieuwe bomenrij aan te leggen langs het nieuwe fietspad zodat dit aan beide zijden begeleid wordt door bomen.
Ook is een onderzoek gedaan naar de bomen bij het huidige gebouw (bijlage 2 Bomen effect rapport - gebouw). Om de entree van het nieuwe gebouw te realiseren op het terrein tussen Engweg 7 en 9 zal hier tenminste worden gegraven voor de aanleg van voorzieningen en de verharding worden aangepast. Daarnaast heeft de nieuwbouw zelf, invloed op de bomen die hier staan. En ook de sloop van het oude gebouw en het creëren van de nieuwbouw heeft invloed op de bestaande bomen.
Deel terrein waar entree gebouw is gepland
In het hier boven aangegeven gebied waar de entree is gepland staan 3 bomen en grenzend aan dit gebied, aan de zuidzijde, staat nog 1 boom. Op onderstaande kaartje zijn deze bomen met een rode stip aangegeven. Deze bomen hebben allen een goede conditie en structuur.
De drie bomen die zich in het entreegebied bevinden kunnen niet worden gehandhaafd. Deze worden gekapt en in of rond het plangebied herplant. Het voorstel is om deze in de groenzone aan de oostzijde van het plangebied te herplanten.
De boom aan de zuidzijde van het entreegebied kan worden gehandhaafd.
Bij de herinrichting van de openbare ruimte bij de locatie Engweg 9 speelt in het kader van 'gebruik en beleving' vooral de bereikbaarheid en veiligheid een rol. Om de parkeerplekken die onder het nieuwe appartementengebouw maar op maaiveld worden aangelegd, beter te kunnen bereiken wordt een nieuwe ontsluiting aangelegd voor auto's. Om daarnaast een veiliger situatie te creëren voor de fietsers, wordt voorgesteld om het fietspad te verleggen van de kant van de NENG naar de andere kant, de noordzijde, van het bestaande parkeerterrein. In die situatie zal er geen sprake meer zijn van elkaar kruisende verkeersstromen maar komen de verkeersstromen op een bepaald punt samen op een fietsstraat. Dit is veiliger voor de fietsers omdat op een fietsstraat, zowel door de inrichting van de straat als door het samenkomen van verkeersstromen, auto's min of meer gedwongen worden om langzamer te rijden. Ook is dit samenkomen van verkeersstromen op een fietsstraat veiliger voor de kinderen die vanuit de speeltuin willen oversteken.
Daarnaast is de status van het huidige fietspad slecht door de wortelopdruk van de bestaande bomen.
Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd stadsgezicht. Ook bevinden zich geen monumenten of karakteristieke ensembles in het plangebied. Het onderwerp cultuur en historie is bij de planontwikkeling niet van belang.
Vanwege het belang van de luchtkwaliteit, CO2 reductie, verkoeling en geluidreductie is het van belang dat bomen zo veel mogelijk worden behouden. Bij de herinrichting worden in totaal 8 bomen gekapt. Deze worden binnen het plangebied gecompenseerd zodat de situatie ten aanzien van het klimaat en milieu niet verslechterd.
Vanwege het feit dat de oppervlakte van de nieuwe bebouwing kleiner wordt dan die van de huidige bebouwing, kan er een groot deel bebouwd oppervlak worden omgezet naar groen. Dit is een verbetering ten aanzien van de waterhuishouding omdat er meer groen is om water te absorberen. Ook is dit een verbetering ten aanzien van verkoeling omdat meer groen en mindere stenen zorgen voor minder hittestress in de zomermaanden.
Het nieuw aan te leggen groen sluit op de groenzone aan de oostzijde van de locatie. Dit is een uitloper van park Schothorst, een buffer tussen Hoogland en de wijk Kattenbroek. Deze groenzone heeft geen ecologische of natuurwaarde. Maar het verbreden van deze zone komt wel ten goede aan de flora en fauna in deze zone.
Bij het onderwerp landschap gaat het in dit geval met name over de karakteristiek van de plek en de verkeersbegeleiding. Met het voorstel voor het verleggen van het fietspad wordt de standplaats van de zuidelijke rij bomen sterk verbeterd. De bomen die worden gekapt voor de herinrichting, worden aan de noordzijde van het plangebied gecompenseerd. Het nieuwe fietspad wordt met de nieuwe bomen aan beide zijden begeleid door een bomenrij.
Daarnaast sluit het nieuwe groen, dat wordt aangelegd omdat het bebouwd oppervlak in de nieuwe situatie kleiner wordt, aan op de groenzone aan de oostzijde van de locatie. Dit is een uitloper van park Schothorst, een buffer tussen Hoogland en de wijk Kattenbroek. Op dit moment versmalt het park en het doorzicht ervan op deze plek en had de voormalige bebouwing nauwelijks een relatie met het park. Enerzijds door de naar binnen gekeerde functie van het voormalige gebouw, anderzijds door het gebouw zelf met het omliggende, gedeeltelijk afschermende, groen. Dit wijzigt in de nieuwe situatie omdat de bebouwing een relatie krijgt met het groen. Ook wordt de rooilijn van de nieuwbouw aan de noordzijde terug gelegd waardoor een bredere doorkijk ontstaat naar het groen. En ook aan de oostzijde wordt de rooilijn terug gelegd waardoor de groenzone hier breder wordt.
Het project voor de herinrichting van de openbare ruimte is opgestart. Omwonenden worden betrokken bij het voorstel voor de herinrichting. Op dit moment is er nog geen definitief inrichtingsplan is, alleen een schetsvoorstel.
Dat is ook de reden dat er nog geen Bomen Effect Analyse kan worden gemaakt voor de herinrichting van de openbare ruimte. Dit kan pas worden gedaan als er een definitief plan ligt voor de inrichting.
De openbare ruimte krijgt in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is de herinrichting mogelijk. De bestemming maakt onder andere ontsluitingswegen mogelijk, voet- en fietspaden en groen.
Welstandsnota
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.
De locatie Engweg 9 ligt in het welstandsgebied 'Wederopbouw in bloembladconcept'. Kenmerkend voor dit type gebied is dat de bebouwing, verkaveling, openbare ruimte, voorzieningen en groen in samenhang met elkaar zijn ontworpen. De woningblokken staan veelal vrij in het groen en zijn georiënteerd op de zon, zodat zij licht, lucht en ruimte in huis brengen. De centraal geclusterde voorzieningen, zoals winkels, kerken en scholen komen voort uit de naoorlogse wijkgedachte: de wijk is de primaire, veilige woonomgeving, waarbinnen voor alle bewoners de dagelijkse voorzieningen aanwezig zijn. Kenmerkend voor de structuur van de deze gebieden is de planmatige opzet met een duidelijk hiërarchisch opgezet wegenpatroon met brede profielen, robuuste groenstructuren en flankerende (middel)hoogbouw. Rond deze wegen en voorzieningenzones liggen kleinschalige woonbuurten met rustige woonstraten, woonerven en –paden of een eigen groene centrale ruimte.
Uitsnede uit de Welstandskaart 2017 met rood omcirkeld de locatie Engweg 9. De gebieden met een gele kleur zijn de gebieden die horen bij het gebiedstype 'Wederopbouw in bloembladconcept'.
De architectuur kenmerkt zich door soberheid en een doordachte herhaling van gestandaardiseerde elementen, waarbij ritmiek en lijnenspel essentieel zijn. Materialisatie, etagescheidingen, puien, balkons en kozijnen bepalen de geleding. De gestapelde bouw heeft veelal een duidelijke plint waarin de entrees, bergingen of souterrains zijn opgenomen. Daarboven bevinden zich de repeterende gevelvlakken. Woningen of woongebouwen hebben soms geen uitgesproken voor- of achterkant.
Beeldkwaliteitseisen
Voor de bouw van een appartementengebouw ter plaatse van het voormalige bibliotheekgebouw en de inrichting van de omliggende penbare ruimte willen we een nieuw beoordelingskader vast laten stellen in de vorm van beeldkwaliteitseisen die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Deze beeldkwaliteitseisen fungeren als toetsingskader voor de welstand bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van het appartementengebouw en de herinrichting van de omliggende openbare ruimte.
Het opnemen van beeldkwaliteitseisen in het bestemmingsplan is mogelijk op grond van de aankomende Omgevingswet. Door het opnemen van beeldkwaliteitseisen in het bestemmingsplan, worden deze beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl waarmee de vindbaarheid wordt vergroot.
Wanneer de nieuwe bebouwing en de inrichting van het omliggende openbare gebied zijn gerealiseerd, gelden weer de gebiedscriteria uit de Welstandsnota voor dit plangebied.
Een beschrijving van de beeldkwaliteitseisen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen voor de nieuwbouw en de herinrichting van het omliggende openbare gebied zijn te vinden in het hoofdstuk 'Planbeschrijving' in paragraaf 4.3 Beeldkwaliteit.
Voorliggend bestemmingsplan dat de bouw mogelijk maakt van 20 sociale huur appartementen in 3 bouwlagen en een heringericht van het openbaar gebied is in overeenstemming met het geldende beleid.
In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven aan de hand van een aantal aspecten zoals wonen, stedenbouw, verkeer, parkeren en groen.
Ter plaatse van de voormalige bibliotheeklocatie wordt met dit bestemmingsplan de bouw mogelijk gemaakt van een appartementengebouw. Portaal wil hier een gebouw realiseren met 20 sociale huurappartementen. Het gebouw zal bestaan uit 3 bouwlagen. Volgens het huidige ontwerp van Portaal komen op de begane grond 4 appartementen en op de 2e en 3e bouwlaag ieder 8 appartementen. De appartementen hebben een oppervlakte van 45 - 60 m2 en worden rond een centrale zone in het gebouw gesitueerd. Deze centrale zone functioneert als ontmoetingsruimte. Ook de entree van het gebouw, die aan de kant van de Neng komt, is onderdeel van deze centrale zone.
Maximaal bouwvlak en inpassing in de omgeving
Het gebouw wordt op de plek gebouwd waar tot voor kort het voormalige bibliotheekgebouw stond. De oppervlakte van het nieuwe gebouw wordt kleiner dan die van het voormalige bibliotheekgebouw maar de hoogte wordt groter. Het nieuwe gebouw zal bestaan uit 3 bouwlagen. De hoogte wordt lager dan de aangrenzende appartementengebouwen maar sluit wel aan op de omliggende bebouwing.
Onderstaand zijn 2 afbeeldingen opgenomen met de ruimtelijke impact van het gebouw op de omgeving.
De eerste afbeelding laat de impact zien op de Neng, de groenzone en de bebouwing aan de Woudzoom.
De tweede afbeelding laat de impact zien op het naastgelegen appartementengebouw en de zone waar de speeltuin zich bevind.
In beide afbeeldingen is eerst de situatie opgenomen met het voormalige bibliotheekgebouw, dan de situatie volgens het ontwerpbestemmingsplan en daarna de situatie volgens het vastgestelde bestemmingsplan.
De entree van het gebouw is gepland aan de zijde van de Neng. Het gebouw komt in het groen te liggen. Er worden geen tuinen ten behoeve van de appartementen rond het gebouw aangelegd. De ruimte rond het nieuwe gebouw wordt groen ingericht in aansluiting op de aan de oostzijde liggende groenzone.
Om te kunnen voldoen aan de op dit moment geldende parkeernormen moeten er naast de 12 parkeerplekken op de bestaande parkeerplaats die zijn toegewezen aan deze locatie, nog 8 parkeerplekken worden gerealiseerd bij het gebouw. In het ontwerpbestemmingsplan was aangegeven dat er een half ondergrondse parkeervoorziening gerealiseerd zou worden. Dit bleek uiteindelijk financieel niet haalbaar. Daarom worden de 8 parkeerplekken nu op maaiveld aangelegd, onder het gebouw en binnen het bouwvlak, aan de kant van de speeltuin. Daarmee wordt het gebouw lager, 3 in plaats van 3,5 bouwlagen, waarmee de maximale bouwhoogte 9,5 meter wordt. Door deze aanpassing kunnen er nog 20 in plaats van 21 appartementen worden gerealiseerd.
De afstand van het bouwvlak voor het nieuwe gebouw tot het naastgelegen appartementengebouw is in overeenstemming met, of groter dan, de afstanden tussen de naastgelegen appartementen gebouwen. Daarnaast liggen de rooilijnen van het nieuwe gebouw in lijn met de rooilijnen van de naastgelegen appartementengebouwen en met de rooilijn van de Neng. Samen met de maximale bouwhoogte van het gebouw, die lager wordt dan de naastgelegen appartementengebouwen, wordt het nieuwe gebouw op een stedenbouwkundig verantwoorde manier ingepast in de omgeving.
Maximaal bouwvlak en inpassing in omgeving
Invulling bouwvlak volgens huidige ontwerp van Portaal
Op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt het maximale bouwvlak aangegeven. Daar binnen mag worden gebouwd overeenkomstig de regels, daar buiten niet. Hoe het gebouw er uiteindelijk uit komt te zien zal blijken zodra de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend. Hieronder worden enkele afbeeldingen opgenomen van de plattegronden volgens het ontwerp voor het gebouw zoals dit er in november 2020 uit ziet.
Hoe het gebouw er uiteindelijk uit komt te zien zal blijken wanneer de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend voor het bouwen. Deze aanvraag omgevingsvergunning wordt getoets aan alle geldende regels, waaronder de regels voor beeldkwaliteit en parkeren.
In aanvulling op de Welstandsnota zijn voor dit plan beeldkwaliteitseisen opgesteld waaraan het gebouw en de inrichting van de openbare ruimte moet voldoen. Deze beeldkwaliteitseisen zijn te vinden in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en worden tevens hieronder toegelicht. Wanneer een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend voor het bouwen van het gebouw en/of voor de inrichting van het om het gebouw liggende terrein, wordt deze door de stadsbouwmeester getoetst aan de hand van de beeldkwaliteitseisen. Na realisatie van de bebouwing en de inrichting van de omliggende openbare ruimte gelden weer de gebiedscriteria uit de gemeentelijke Welstandsnota voor dit plangebied.
Beeldkwaliteitseisen
Algemeen
Het appartementen gebouw vormt een ruimtelijke eenheid met de eerder gerealiseerde appartementen aan de rand van het park. Dit betekent niet dat het één op één hetzelfde is, maar dat het zowel in kwalitatieve uitstraling als in schaal en beleving 'familie' van de overige appartementengebouwen is. De ruimte rondom het gebouw wordt aan alle zijden ontworpen in relatie tot het park en de omliggende bebouwing, waarbij de entreezone als ontmoetingsruimte wordt ingericht.
Uitzicht en privacy
De ruimte tussen de bestaande appartementen en het nieuwe appartementengebouw wordt ontworpen in relatie tot het park en de omliggende gebouwen en gaat zorgvuldig om met de huidige uitzichten. De ruimte tussen de huidige woningen en het nieuwe appartementengebouw wordt ontworpen in relatie tot het park, waarbij positionering van bomen en struiken wordt ingezet om de privacy en sociale veiligheid te bevorderen.
Aansluiting openbare ruimte
De beperkte ruimte tussen de Neng en het appartementengebouw heeft een functie als ontmoetingsruimte. Een 'groene plint' rond het appartementengebouw versterkt de relatie met de openbare ruimte.
Terreininrichting
Bergingen worden in het gebouw mee-ontworpen. Wanneer hekken worden toegepast maken deze integraal onderdeel uit van het ontwerp en hebben deze een toegevoegde waarde voor het geheel.
Schaal / massa / geleding
Het gebouw kent zowel een horizontale als verticale geleding. Balkons / buitenruimtes vormen onderdeel van het volume en mogen maximaal 0,5 meter buiten het bouwvlak steken om het gevelbeeld te verlevendigen. De bouwmassa wordt beëindigd met een gedeeltelijk terugliggende bovenste bouwlaag.
Materialisering / kleur
De toegepaste materialen zijn hoogwaardige materialen die duurzaam verouderen in natuurlijke tinten.
Detaillering
Het gebouw krijgt een degelijke en zorgvuldige detaillering met een eigentijdse uitstraling. Hemelwaterafvoer maakt integraal onderdeel uit van het ontwerp of vormt een eigen compositie.
Om de parkeerplekken op de begane grond en binnen het bouwvlak van het appartementengebouw te kunnen bereiken en om een veiliger situatie te creëren voor de fietsers, wordt voorgesteld het fietspad te verleggen van de kant van de NENG naar de andere kant, de noordzijde, van het parkeerterrein. Naast de veiligheid is ook de huidige slechte staat van het fietspad, veroorzaakt door de wortelopdruk van de bestaande bomen, aanleiding voor het verplaatsen.
In het inrichtingsvoorstel wordt een klein deel van het fietspad een fietsstraat. Een fietsstraat is een straat die ingericht is als fietspad maar waarop tevens auto's zijn toegestaan. In dit geval zijn auto's toegestaan die van en naar de parkeerplekken rijden op de begane grond van het nieuwe appartementengebouw. De fietsstraat die zo ontstaat, zorgt er voor dat er geen sprake is van elkaar kruisende verkeersstromen.
Daarnaast worden auto's, zowel door de inrichting van de straat als door het samenkomen van verkeersstromen, min of meer gedwongen om langzaam te rijden.
Bovenstaande afbeelding laat een schetsvoorstel zien voor de nieuwe inrichting van het openbaar gebied bij de Engweg 9. In rood is de nieuwe ligging van het fietspad aangegeven. Met een pijl is aangegeven hoe de auto's van en naar de parkeerplekken kunnen rijden. Tot daar zal er sprake zijn van een fietsstraat. Verder naar de groene zone en Woudzoom is er weer uitsluitend sprake van een fietspad en is er geen autoverkeer meer toegestaan.
De herinrichting van het openbaar gebied is mogelijk op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Hoe de uiteindelijke inrichting er uit gaat zien, waarbij het met name gaat over de aansluiting op de Engweg, wordt meegenomen in het project voor de herinrichting van de Engweg als geheel, dat inmiddels is gestart.
Bij het in procedure brengen van een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of het voldoende aannemelijk is dat aan de parkeernormen kan worden voldaan. De echte toets aan de parkeernormen vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen.
Parkeersituatie in ontwerpbestemmingsplan en vastgesteld bestemmingsplan
Parkeerplaatsen in openbaar gebied
In het openbaar gebied grenzend aan de locatie Engweg 9 zijn op dit moment 31 parkeerplaatsen aanwezig. Hiervan hoorden er 12 bij de voormalige (inmiddels gesloopte) bibliotheek. Dit aantal van 12 parkeerplaatsen komt voort uit de oppervlakte van het voormalige bibliotheekgebouw x de parkeernorm uit de Nota parkeren 2009. Dit is de nota die gold op het moment van de verhuizing van de bibliotheek naar de Neng. De norm was 0,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De oppervlakte van het voormalige bibliotheekgebouw is 1273 m2. Daarmee komt het aantal parkeerplaatsen op 12,7 x 0,9 =11,4 ; afgerond is dat 12 parkeerplaatsen. Deze 12 parkeerplaatsen in het openbaar gebied hoorden destijds bij het bibliotheekgebouw en mogen en kunnen daarom nu toegerekend worden aan de nieuwe appartementen. De bibliotheek is verhuisd naar de Neng en maakt nu gebruik van de parkeerplaatsen die zijn toegewezen aan de Neng.
Parkeersituatie ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan is opgesteld op basis van een schets van Portaal voor 21 sociale huurwoningen. In die schets was een half ondergrondse parkeervoorziening opgenomen waarin 14 parkeerplaatsen ingetekend stonden. Dit aantal vloeide voort uit de parkeernorm van 1,2 voor sociale huurwoningen die gold op het moment dat Portaal de schets heeft laten maken.
De parkeernorm voor sociale huurwoningen is op het moment dat het ontwerpbestemmingsplan in procedure ging bijgesteld naar 0,9 parkeerplaatsen per sociale huurwoning. Dat zijn 21 x 0,9= 18,9 parkeerplaatsen. Afgerond waren op basis van de mogelijkheden uit het ontwerpbestemmingsplan, 19 parkeerplaatsen nodig. Omdat er 12 parkeerplaatsen op de bestaande openbare parkeerplaats zijn toegewezen aan de locatie, waren er nog 7 parkeerplaatsen nodig in het gebouw van Portaal.
Omdat Portaal het schetsontwerp nog niet had aangepast is de tekening van dit schetsontwerp met daarin 14 parkeerplaatsen in het nieuwe gebouw, opgenomen in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Op basis van die schets was er dus een overschot van 7 parkeerplekken. Het betrof echter een schetsontwerp, geen definitief ontwerp.
Parkeersituatie vastgesteld bestemmingsplan
Bij de verdere uitwerking van het schetsontwerp door Portaal bleek de half ondergrondse parkeervoorziening financieel niet haalbaar. Daarom heeft Portaal het plan verder laten uitwerken met een andere parkeeroplossing, namelijk op maaiveld binnen het bouwvlak. Dit betekent wel dat er 1 woning minder gerealiseerd kan worden en komen er dus 20 sociale huurwoningen in het gebouw. Inmiddels is de parkeernorm weer bijgesteld naar 1,0 parkeerplaats per sociale huurwoning. Daarmee zijn er in totaal 20 parkeerplaatsen nodig; de 12 op de bestaande parkeerplaats en daarnaast dus nog 8 binnen het bouwvlak. Deze 8 parkeerplaatsen gaat Portaal realiseren op maaiveld onder het gebouw en binnen het bouwvlak. Daarmee voldoet het uitgewerkte plan van Portaal dus aan de nu geldende parkeernorm. Het uitgewerkte plan van Portaal is verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.
Aanzicht nieuwe gebouw, gezien vanaf de bestaande parkeerplaats
Het nieuwe gebouw grenst direct aan een groenzone, een uitloper van Park Schothorst. De ruimte rondom het gebouw krijgt een groene inrichting die aansluit op de groenzone en waarbij rekening wordt gehouden met de privacy van de omliggende woningen en met sociale veiligheid.
Voor de sloop van het huidige gebouw en de bouw van het nieuwe appartementengebouw moeten 3 bomen worden gekapt. Deze bomen worden gecompenseerd in de directe omgeving van het nieuwe appartementengebouw. Waarschijnlijk worden ze geplaatst in de groenzone aan de oostzijde van het gebouw. Hoewel de afstand tot de woningen aan de Woudzoom - aan de andere zijde van de groenzone - groot is, kan het plaatsen van bomen in de groenzone bijdragen aan het vergroten van het gevoel van privacy.
De openbare ruimte tussen de Engweg en de locatie wordt eveneens heringericht. Dit is nodig om een ontsluiting voor auto's te kunnen maken naar de appartementen maar het biedt tevens de mogelijkheid voor een verbetering van de standplaats van de bomen. De standplaats is in een aantal gevallen niet optimaal vanwege de verharding van het huidige fietspad en de parkeerplaats. Bij de herinrichting kan de standplaats van de bomen die worden behouden worden geoptimaliseerd.
Deze herinrichting is mogelijk op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Hoe de uiteindelijke inrichting er uit gaat zien wordt meegenomen in het project voor de herinrichting van de Engweg als geheel, dat inmiddels is gestart.
De herontwikkeling van een gebied kan worden aangegrepen om de omgevingskwaliteit van dat gebied te vergroten. Dit kan door in het ontwerp rekening te houden met veiligheid, aandacht te hebben voor onder andere groen, duurzaamheid en gezondheid.
In voorliggend plan is rekening gehouden met de veiligheid van zowel fietsers als van kinderen die van en naar de naastgelegen speeltuin lopen (zie paragraaf 4.4 Verkeer en parkeren).
Ook is in het plan veel aandacht voor groen. Het bebouwd oppervlak wordt kleiner waardoor er groen kan worden toegevoegd (zie paragraaf 4.5 Groen).
Bij de bouw van het nieuwe gebouw zal zo veel mogelijk aandacht worden besteed aan duurzaamheid (zie paragraaf 5.8 Duurzaamheid). Maar ook de herinrichting van het openbaar gebied wordt zo duurzaam mogelijk opgepakt.
Doordat het bebouwd oppervlak kleiner wordt, er meer groen in het plangebied wordt aangelegd en bij de herinrichting van het openbaar gebied de veiligheid voor fietsers en voetgangers wordt vergroot, wordt een positieve impuls gegeven aan de omgevingskwaliteit wat weer een positief effect kan hebben op de gezondheid van bewoners en gebruikers van het gebied.
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
Het beleidsterrein bodem, water en milieu is de laatste jaren sterk in ontwikkeling geweest. De wetgeving voor bodem, water en milieu is aan verandering onderhevig, internationaal zijn er regels en afspraken bij gekomen en nationaal zijn wetten samengevoegd en vereenvoudigd. Bovendien zijn bevoegdheden tussen overheden verschoven.
Het veranderingsproces dat zich voltrekt, levert een vernieuwde provinciale beleidsinsteek op. Deze is veel meer dan voorheen gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal. In dit kader is het 'Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021' opgesteld. Hierin richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie. Voor bodem, water en milieu betekent dit dat er gestreefd wordt naar:
De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. Om te komen tot een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem is het vinden van een balans, tussen de groei van het gebruik enerzijds en de bescherming van de leefkwaliteit anderzijds, noodzakelijk. Ook het inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe van het treffen van voorzieningen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstromingsrobuust te bouwen en het vasthouden van water om droogteperioden te overbruggen.
Ten aanzien van grondwater is de doelstelling dat de grondwatervoorraad mag benut worden, zonder dat deze wezenlijk wordt aangetast of andere belangen worden geschaad. Het stand stillbeginsel - het op peil houden van de huidige hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater - is de minimale ambitie voor het beleid. Het kan echter nodig zijn om lokaal de grondwaterkwantiteit of - kwaliteit te verbeteren (step forward), bijvoorbeeld omdat er anders negatieve effecten optreden op natuur die van grondwater afhankelijk is.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Dit provinciale plan is toegelicht in paragraaf 5.1.1 Bodem- water- en milieuplan 2016-2021.
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 geeft Waterschap Vallei & Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van 6 jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
Enige tijd geleden werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken zijn vastgelegd in het gemeentelijke rioleringsplan 2012-2021.
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Huidige Situatie
Nieuwe/Toekomstige situatie
Met het Waterschap Vallei en Veluwe is de afspraak gemaakt dat voor plannen waarvan het verhard oppervlak met meer dan 1000 m2 toeneemt, een watercompensatie nodig is.
Momenteel bevindt zich een gebouw in het plangebied met een bebouwd oppervlak van ongeveer 1130 m2. Dit gebouw wordt gesloopt en daarvoor in de plaats wordt een gebouw ten behoeve van 21 appartementen gerealiseerd met een bebouwd oppervlak van ongeveer 700 m2. Het deel dat niet meer wordt bebouwd krijgt een groene inrichting.
Ook de parkeerplaats krijgt een andere inrichting. Hierbij zal het verhard oppervlak evenmin toenemen.
Omdat het verhard oppervlak zal afnemen, is in dit geval watercompensatie niet nodig.
In de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) staan luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht. Een voorgenomen ontwikkeling is onder andere inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit als de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Binnen het plangebied worden 20 woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal ligt ruim onder de NIBM grens. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing. De herontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering om de bestemming wonen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Overigens wordt in de omgeving van het plan ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Zie voor de situatie ter plekke www.nsl-monitoring.nl.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
Aan de westzijde van de woningbouwlocatie, is op Engweg 7 de bibliotheek / wijkcentrum De Neng gevestigd. De bibliotheek zit aan de zijde van de nieuwe woningen. Vanuit de bibliotheek / De Neng is geen hinder te verwachten. Er zijn ook geen klachten bekend vanwege de activiteiten in dit pand.
Aan de noordzijde van de woningbouwlocatie is een speeltuin aanwezig op ongeveer 15 meter afstand. De speeltuin heeft afgebakende openingstijden en is buiten deze openingstijden afgesloten. Aangrenzend aan de speeltuin zijn al woningen aanwezig. Om te verzekeren dat de speeltuin geen hinder zal opleveren voor de nieuw te bouwen woningen, is in de regels van dit bestemmingplan opgenomen dat de geluidwering van de gevels van de woningen aan de zijde van de speeltuin tenminste 25 dB moet bedragen. Als er balkons worden gerealiseerd aan de noordzijde van het pand, moeten deze afsluitbaar zijn.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water.
De conclusie is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van relevante risicobronnen. Externe veiligheid vormt daarom geen belemmering om de bestemming wonen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan.
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
In het Besluit bodemkwaliteit zijn de indelingen gericht op bodemfunctieklassen industrie, wonen en landbouw/natuur. Voor het landelijke generieke kader worden Achtergrondwaarden, Maximale Waarden voor de functie Wonen en Maximale Waarden voor de functie industrie als toetsingskader gebruikt.
In 2013 is met de 'Nota Bodembeheer gemeente Amersfoort' een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied 'Engweg 9' in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart de gebruiksfunctie 'wonen' heeft. De bodemkwaliteit van dit gebied is gekwalificeerd als 'Landbouw/natuur' en voldoet aan de Achtergrondwaarden. Grondverzet kan plaatsvinden conform deze nota en het Besluit Bodemkwaliteit.
Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht.
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl) en is geen specifiek beleid voor interferentie van toepassing. Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedsfeer van grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.
Op de bodemkwaliteitskaart ligt het bestemmingsplangebied in een zone met de gebruiksfunctie 'wonen' en met een bodemkwalificatie 'Landbouw/natuur'. De locatie voldoet aan de achtergrondwaarden. Grondverzet kan plaatsvinden conform deze nota en het Besluit Bodemkwaliteit.
Bij de gemeente is één bodemrapport bekend in het gebied. Uit dat rapport blijkt dat er geen sprake is van een onacceptabele kwaliteit van de bodem. De kwaliteit van de bodem vormt daarom geen belemmering om de bestemming wonen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan.
Wanneer de procedure van het voorliggende bestemmingsplan is doorlopen kan op basis daarvan een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor de bouw van de woningen. Omdat het bestemmingsplan een nieuwe bestemming mogelijk maakt (wonen in plaats van maatschappelijk) zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een geactualiseerd bodemonderzoek nodig zijn. Omdat er van deze locatie al gegevens bekend zijn, kan voor onderdelen van dit bodemonderzoek vrijstelling worden verleend bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel X).
Tabel X: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, vastgesteld op 29 september 2015). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Het plangebied ligt niet in de zone van spoorwegen of gezoneerde industrieterreinen. Volgens de Geluidskartering 2016 van de gemeente Amersfoort is de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai zeer laag. Het terrein is niet direct aan (doorgaande) wegen gelegen. Omdat de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde ligt, is het aspect geluid geen belemmering voor de bouw van deze woningen.
Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al vroeg in deze planfase moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Concrete aandachtspunten zijn energie, het voorkomen van wateroverlast en GPR-gebouw.
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit.
Vergroenen van de daken heeft tevens positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.
Klimaatverandering speelt in toenemende mate een rol bij gebiedsontwikkeling en krijgt dan ook betekenis bij het formuleren van kaders en ambities voor een plangebied.
De Gemeenteraad van Amersfoort heeft haar visie hierop in de Structuurvisie Amersfoort 2030, Groenvisie Amersfoort, de Toekomstagenda Milieu 2014-2020 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 beschreven.
Kernbegrippen in het kader van klimaat zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Amersfoort streeft er naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag, meervoudig gebruik van de bodem. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
In het bestemmingsplangebied kan in de onbebouwde ruimte groen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijfsklimaat zorgen als de volgende maatregelen worden genomen:
Door dak- en oppervlaktewater af te koppelen en oppervlakkig af te voeren volgens de principes van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 ontstaat in de wijk een fijnmazige waterstructuur die verkoeling biedt en piekbuien opvangt. Hierbij is het van belang om de dimensionering van de watersystemen niet te krap te nemen zodat medegebruik mogelijk is en de toekomstige zwaardere belastingen inderdaad opgevangen kunnen worden. Daarnaast is het van belang de hoofdwaterstructuur zo in te richten dat deze ecologische en recreatieve meerwaarde heeft.
Voor woning- en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist 'Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw'.
Bij bouwprojecten dient vroegtijdig te worden overlegd met de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:
Sloop gebouw
De huidige bebouwing is inmiddels op een duurzame wijze gesloopt. Zo wordt hergebruik van sloop- en bouwmaterialen beoogd waarmee wordt bijgedragen aan een circulaire economie en aan de ambitie van een 'Afvalloze stad in 2030'.
Nieuwbouw appartementen
Portaal gaat 20 sociale huurappartementen bouwen op deze locatie. Portaal zal zich inspannen om het beleid ten aanzien van energieneutraal wonen, circulariteit en klimaatbestendig bouwen tot uitdrukking te brengen bij de bouw van de appartementen en de inrichting van de openbare ruimten.
We streven naar aardgasloze wijken. Op 9 mei 2017 is door de gemeenteraad een motie aangenomen: 'Aardgasloos bouwen op de nieuwbouwlocaties'. Dat betekent dat op nieuwe bouwlocaties niet meer op het aardgasnet aangesloten wordt. Dit geldt ook voor de locatie aan de Engweg 9.
In lijn met de doelstellingen voor CO2 neutrale stad in 2030 en de toekomstbestendigheid van het plan, is het noodzakelijk om de energievraag van gebouwen te beperken en duurzaam op te wekken. We hanteren voor nieuwbouw op de locatie Engweg 9 zoveel mogelijk de BENG-eisen.
Er moet zoveel mogelijk rekening worden houden met een ruimtelijke impact en reservering voor duurzame energie. Duurzame (collectieve) energieopwekking kan een ruimtelijke impact hebben, vandaar dat in een zo vroeg mogelijke stadium aandacht nodig is voor de wijze waarop duurzame energie wordt opgewekt/gerealiseerd in het plan. Hierbij zijn onder andere van belang de bezonning, mogelijkheden voor zonnepanelen/velden en zonnecollectoren, maar ook ruimtereservering voor bijvoorbeeld WKO, Geothermie en Riothermie.
Naast het streven naar circulair materiaalgebruik op een zo laag mogelijke schaal en het sluiten van grondstofketens in de bouw, is het voor de verdere planuitwerking en beeldkwaliteit goed om te weten dat in Amersfoort, naast de landelijke vereisten, enkele specifieke eisen gelden:
We gaan voor een klimaatbestendige ontwikkeling. Hierbij wordt onder andere gedacht aan voldoende waterbergingscapaciteit, regenwater afkoppelen van het riool en te infiltreren in de bodem. Maar ook aan duurzame oplossingen voor daken zoals groene daken of daken met zonnepanelen (let op bezonning en bomen). Tenslotte dient er in het openbaargebied niet te veel bestrating aanwezig te zijn.
De definitieve maatregelen zullen worden opgenomen in de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de appartementen en de herinrichting van de openbare ruimte.
Voor het vaststellen van een ruimtelijke plan moet duidelijk zijn of natuurwetgeving en natuurbeleid, de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Natuur wordt in Nederland beschermd op het niveau van soorten en gebieden.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (kortweg: Wnb) in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de provincies het bevoegde gezag voor de ontheffing- en vergunningverlening voor plannen en projecten en voor het vaststellen van vrijstellingsregelingen. Bij provincie-overschrijdende projecten is dit de minister van EZ.
In het kader van voorliggend plan, is door bureau Viridis een Quickscan Wet natuurbescherming opgesteld die is opgenomen in bijlage 3 Quickscan Wet natuurbescherming bij de toelichting van dit bestemmingsplan. De aanwezigheid van beschermde soorten, gebieden en houtopstanden, beschermd middels de Wet natuurbescherming en via planologische bescherming van natuurgebieden en landschap is in onderstaande paragrafen weergegeven.
De Wnb is gericht op het beschermen en ontwikkelen van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. In Artikel 1.11 van de wet wordt als algemene bepaling voorgeschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in dat handelingen die leiden tot negatieve effecten zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Daarnaast zijn in de wet verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
Het is onder meer verboden in het wild levende vogels opzettelijk te doden of te vangen, nesten, rustplaatsen en eieren te beschadigen, eieren te rapen en vogels opzettelijk te storen.
Het is onder meer verboden in het wild levende dieren opzettelijk te doden of te vangen, te verstoren, eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te vernielen en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Het is verboden in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage bij de Wet, onderdeel A, natuurbescherming opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en vaatplanten genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij de Wet natuurbescherming, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Gedeputeerde staten en de Minister kunnen een ontheffing verlenen van verboden of bij verordening vrijstelling verlenen. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld om schade te beperken of te compenseren zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding.
Relatie tot dit plangebied
In het plangebied is ecologisch onderzoek uitgevoerd door bureau Viridis (3 Quickscan Wet natuurbescherming en 5 Aanvullend vleermuisonderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het leefgebied van algemene broedvogels en er is 1 paarverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis.
Voor andere beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Dit komt omdat geschikte habitat ontbreekt, of sporen van dieren ontbreken en/of omdat er een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkeling. De algemene zorgplicht geldt altijd.
Conclusie
Door onderstaande maatregelen worden overtredingen van de Wnb ten aanzien van algemene broedvogels voorkomen. De paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis zal door de sloop van het pand verdwijnen. Hiervoor wordt ontheffing gevraagd bij de provincie Utrecht. Om de gunstige staat van instandhouding voor de gewone dwergvleermuis te behouden worden maatregelen uitgevoerd.
Maatregelen:
Voor de gewone dwergvleermuizen, waarvan 1 paarverblijfplaats is aangetroffen in het gesloopte gebouw, worden in de directe omgeving 4 nieuwe verblijfplaatsen gerealiseerd die dezelfde functie kunnen vervullen als de paarverblijfplaats die verloren gaat.
De Wnb heeft tot doel het beschermen en in stand houden van Natura 2000-gebieden. Dit zijn gebieden die op grond van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn bescherming genieten, omdat er bijzondere soorten of leefgebieden (habitats) voorkomen. Het effect van projecten en andere handelingen op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden wordt geregeld in artikel 2.7 tot en met artikel 2.9 van de Wnb. Hieruit volgt dat voor een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie (in cumulatie) met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, een passende beoordeling noodzakelijk is.
Voor projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is een vergunning nodig van Gedeputeerde Staten. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de 'externe werking' van de bescherming genoemd. Denk daarbij aan handelingen die van invloed zijn op grondwaterstromen of luchtkwaliteit en stikstofdepositie.
Projecten waar op basis van andere wettelijke bepalingen een passende beoordeling verplicht is (bijvoorbeeld Tracéwet of de Spoedwet wegverbreding) zijn uitgezonderd van deze vergunningprocedure.
Relatie tot dit plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Arkemheen ligt op grote afstand van het plangebied en andere Natura 2000-gebieden liggen op nog grotere afstand, waardoor geen uitstralende effecten worden verwacht met negatieve effecten op beschermde Natura 2000-waarden in omliggende Natura 2000-gebieden.
Ten aanzien van stikstofdepositie is er voor de gemeente Amersfoort een onderzoek (zie bijlage 4 Rapport stikstofdepositie) uitgevoerd naar stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden vanwege woningbouwprojecten. Uit dit onderzoek blijkt dat er bij plannen tot 45 woningen of tot 65 appartementen geen effecten te verwachten zijn ten aanzien van stikstofdepositie in Natura-2000 gebieden. Het plan voor de Engweg maakt de bouw van 20 sociale huur appartementen mogelijk. Dit aantal ligt binnen de bandbreedt van het rapport. Er is daarom geen aanvullend onderzoek nog naar stikstofdepositie.
De Wet natuurbescherming beschermt houtopstanden met een oppervlakte van minimaal 1000 m2 en rijbeplantingen die bestaan uit meer dan 20 bomen. Doel is de instandhouding van het huidige areaal bos in Nederland. Deze bescherming heeft geen betrekking op houtopstanden binnen de bebouwde kom, op erven of in tuinen, wegbeplantingen, beplanting langs rijkswegen, boomsingels en in het geval van het dunnen van een houtopstand. Voor het vellen van bomen vallend onder de reikwijdte van de Wnb geldt een meldingsplicht bij Gedeputeerde Staten en een herplantplicht. Aan de herplantplicht dient binnen 3 jaar na het vellen voldaan te zijn.
Relatie tot dit plangebied
Het plangebied ligt volledig binnen de bebouwde kom en valt daarom niet onder de reikwijdte van de Wnb voor zover het bossen en houtopstanden betreft. Er zijn geen beschermde houtopstanden aanwezig binnen het plangebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur), is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en verbindingszones,ten behoeve van de uitbreiding van flora en fauna en behoud van leefgebied. Het doel van het NNN is om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) vormen het achterliggende beleidskader. Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden'. Op plannen, projecten of handelingen binnen het NNN is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening het 'nee, tenzij'-regime van toepassing. Hoofdlijn is daarbij dat nieuwe ontwikkelingen in de NNN per saldo niet mogen leiden tot significante aantasting van het NNN, tenzij er een groot openbaar belang is én geen alternatieven.
In aanvulling op het NNN heeft de provincie gebieden aangeduid als Groene Contour. Deze gebieden zijn van belang voor het functioneren van het Natuurnetwerk. De provincie streeft ernaar deze gebieden aan het NNN toe te voegen. Tot die tijd blijft het bestaand gebruik ervan toegestaan. Wel geldt dat er geen onomkeerbare ingrepen en processen mogen plaatsvinden die het realiseren van natuur onmogelijk maken, tenzij er grote publieke belangen in het spel zijn. Is dat het geval, dan is compensatie nodig.
Gedeputeerde Staten kunnen gebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland aanwijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inachtneming van hun cultuurhistorische kenmerken. Deze gebieden worden aangeduid als 'bijzondere provinciale natuurgebieden' en 'bijzondere provinciale landschappen'.
Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Conclusie plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland of de Groen Contour. Negatieve effecten ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland zijn niet aan de orde.
De provincie Utrecht hecht veel waarde aan de bescherming van het landschap. Daarom hebben zij het behouden van de kwaliteit ervan als provinciaal belang opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). Dit beleid is vertaald naar regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Dit betekent dat bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met het landschap. Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Conclusie plangebied
Binnen het bestemmingsplangebied komen geen beschermde kleine landschapselementen voor.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). De herontwikkeling van de locatie Engweg 9 van bibliotheek naar wonen, valt onder de categorie D11.2 stadsontwikkelingsproject. De drempel die gegeven wordt is een aantal van 2000 woningen of meer. Voorliggend plan betreft de bouw van 21 sociale huurappartementen en bijbehorende herinrichting van de openbare ruimte en valt ruim onder deze drempel en is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
![]() |
Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten of dat een m.e.r. moet worden opgesteld. Omdat er bij voorliggend plan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht wordt een vormvrije m.e.r. toegepast. Het belang van de vormvrije m.e.r. is dat al in een vroeg stadium wordt beoordeeld of het plan of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.
Vormvrije m.e.r.
In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.
1. Kenmerken van het project
Het voorliggende plan maakt de sloop van een voormalig bibliotheekgebouw en de bouw van 21 sociale huurappartementen mogelijk. Dit aantal ligt ver onder de drempelwaarde van 2000 woningen uit categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r. Het terrein heeft in totaal (bouw appartementen en herinrichting openbaar gebied) een oppervlakte van ruim 3000 m2. Deze oppervlakte ligt ver onder de drempelwaarde van 100 hectare uit categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r.
In de directe omgeving worden geen overige ruimtelijke projecten ontwikkeld waardoor er geen sprake is van cumulatie van effecten.
2. Plaats van het project
Het projectgebied ligt op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur).
3. Kenmerken van het mogelijke effect
Doordat er nauwelijks sprake zal zijn van een toename van de verkeersaantrekkende werking, zijn er geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot lucht en geluid. Het gebied ligt op voldoende afstand van beschermde gebieden en natuur. Dit zorgt ervoor dat geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op omliggende natuurgebieden.
Conclusie
De milieugevolgen zijn gelet op de beschreven concrete impact in hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten niet zodanig nadelig dat er een uitgebreidere m.e.r. beoordeling is vereist. Immers de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en geluid vormen geen belemmering voor het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling.
Daarnaast zijn de voorgenomen werkzaamheden niet in strijd met gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming voor Natura 2000-gebieden. Voor alle soorten waarvoor de Wet Natuurbescherming en/of het natuurbeleid van de provincie (mogelijk) wordt overtreden worden de benoemde maatregelen genomen zoals beschreven in bijlage 3 Quickscan Wet natuurbescherming en 5 Aanvullend vleermuisonderzoek.
Voor de bouw van de appartementen en de herinrichting van de openbare ruimte kunnen 8 bomen niet behouden worden. De bomen worden na de bouw van de appartementen en de herinrichting van het openbaar gebied, in de directe omgeving herplant en gebruikt om de bestaande groenstructuur te versterken.
Voor het deel van het plangebied waar het gebouw wordt gerealiseerd geldt een ontheffing van archeologisch onderzoek. Voor de herinrichting van het openbaar gebied geldt deze ontheffing niet en wordt overleg gepleegd met de gemeentelijk archeologen voordat wordt begonnen met de herinrichting.
Het plan brengt geen (significant) negatieve effecten met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een Historisch Vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. De kaart behorende bij dit onderzoek is op de gemeentelijke website te vinden ( link naar informatie over niet gesprongen explosieven)
Voorliggend project in relatie tot conventionele explosieven
Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt dat er een verlaagd risicoprofiel is op aanwezigheid in het plangebied van geschutmunitie tot 1,50 meter minus maaiveld.
Op de bestekstekening van de bouw van de bibliotheek in 1986 en de uitbreiding in 2000, staat aangegeven dat de locatie tot 1 meter minus maaiveld is ontgraven waarna er nog grondverbetering is uitgevoerd tot 0,70 meter minus de onderkant fundering. In totaal is er na-oorlogs dus circa 1,70 meter minus maaiveld ontgraven. Hierdoor is het gebied ter plaatse van de nieuwbouw niet meer verdacht.
Uitsnede kaart Niet gesprongen explosieven
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is samen met de erfgoedverordening door de gemeenteraad op 14 september 2010 vastgesteld.
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologisch waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (Archeologische waarde 3). In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500m2 met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart met locatie plangebied (rood omkaderd) en legenda van de in de uitsnede aangegeven gebieden.
Archeologische verwachtingen
Het plangebied ligt op een noord-zuidlopende dekzandrug in een gebied met beekeerdgronden. In het verleden is het als bouwland behorend bij boerderij Langenoord in gebruik geweest. Direct ten noorden en zuiden hebben archeologische onderzoeken plaatsgevonden, waarbij aan het licht kwam dat de ondergrond ter plaatse door eerdere bebouwing tot ver in het dekzand is verstoord. Dit zal ook het geval zijn voor het plangebied dat op dit moment bebouwd is.
Het huidige gebouw is in 1986 gebouwd. Op de bestekstekening van de bouw in 1986 en de uitbreiding in 2000, staat aangegeven dat de locatie tot 1 meter minus maaiveld is ontgraven waarna er nog grondverbetering is uitgevoerd tot 0,70 meter minus de onderkant fundering. In totaal is er dus circa 1,70 meter minus maaiveld ontgraven. Omdat het nieuwe gebouw op dezelfde locatie komt als het te slopen huidige gebouw, zal dus ter plaatse de ondergrond zodanig verstoord zijn, dat eventuele archeologische resten niet meer in de bodem aanwezig zijn. Daarom hoeft er geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. En wordt ter plaatse van de huidige bebouwing geen dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' opgenomen.
Er geldt dus een ontheffing van archeologisch onderzoek. Aangezien het echter nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan, wordt de uitvoerder van dit grondwerk gewezen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Amersfoort, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Dit bestemmingplan is een zogenaamd 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'.
Op 27 juni 2017 is de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) in werking getreden. Daarin is onder meer aan Amersfoort de mogelijkheid geboden om te experimenteren met bestemmingsplannen met een bredere reikwijdte. Daarmee krijgt zo'n bestemmingsplan in feite (gedeeltelijk) het karakter van een omgevingsplan en wordt vooruit gelopen op, en ervaring opgedaan met, de nieuwe Omgevingswet.
Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt mogelijkheden om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en meer zaken te regelen dan onder de reguliere wetgeving mogelijk is. Die reguliere wetgeving wordt beperkt tot het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Dit betekent dat in traditionele bestemmingsplannen alleen regels met een ruimtelijke relevantie kunnen worden opgenomen. Het Bu Chw en de nieuwe Omgevingswet hebben een ruimere doelstelling. Binnen die doelstelling van 'het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' kunnen in het experiment van de Crisis- en herstelwet nu ook regels voor bijvoorbeeld duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, beeldkwaliteit en uitvoerbaarheid worden opgenomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen lokale verordeningen over de fysieke leefomgeving in het bestemmingsplan worden geïntegreerd en is het bijvoorbeeld mogelijk om een hogere waarden besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.
Om duidelijk aan te geven dat dit bestemmingsplan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is, wordt niet gesproken over het bestemmingsplan Engweg 9 maar over het Chw bestemmingsplan Engweg 9.
Artikel 7c in samenhang met artikel 7g biedt voor Amersfoort een aantal mogelijkheden om af te wijken van de wettelijke regels. Deze mogelijkheden staan in onderstaande tabel (uit: Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). In de tabel is aangegeven welke mogelijkheden uit het experiment worden gebruikt in dit bestemmingsplan.
Tabel uit 'Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte' opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, juni 2017
In dit bestemmingsplan bestaat de verbrede reikwijdte uit het opnemen van regels ten aanzien van omgevingskwaliteit; in dit geval regels over beeldkwaliteit. Deze specifieke beeldkwaliteitseisen (zie ook paragraaf 4.3 Beeldkwaliteit en de regels in 10.1 Overige zone-beeldkwaliteit) gelden voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de appartementen. Na voltooiing van de bouw gelden weer de eisen uit de Gemeentelijke Welstandsnota 2017.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van de bestemmingen die het bestemmingsplan kent.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Het plangebied grenst aan een groot groengebied, een uitloper van park Schothorst. Omdat de nieuwe bebouwing die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan een kleiner oppervlak heeft dan de bestaande bebouwing krijgt een deel van het plangebied, rond het appartementengebouw, een groenbestemming in aansluiting op het aangrenzende groengebied. De bestemming groen wordt opgenomen omdat de gronden een groen karakter moeten houden. Ze zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
Onderdeel van het plangebied is de parkeerplaats die is gelegen tussen de locatie waar de appartementen worden gebouwd en de Engweg. Deze parkeerplaats en een deel van het fietspad naar de Woudzoom worden heringericht om een goede en veilige ontsluiting mogelijk te maken van en naar de parkeerplekken van de appartementen. Voor deze herinrichting is een ontwerpschets gemaakt op basis waarvan het fietspad en de parkeervakken verlegd kunnen worden en 5 bomen, die nu op de parkeerplaats staan, gekapt kunnen worden en weer binnen het plangebied worden gecompenseerd. Vanwege de herinrichting is de parkeerplaats onderdeel van het bestemmingsplangebied. De herinrichting is daarmee mogelijk op basis van het bestemmingsplan. De parkeerplaats en het fietspad hebben de bestemming 'Verkeer- verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn woonerven, woonstraten en pleinen toegestaan en ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, bermen en groenvoorzieningen en waterpartijen. Hoe de uiteindelijke herinrichting er uit gaat zien wordt meegenomen in het project voor de herinrichting van de Engweg als geheel om zo een goede aansluiting van de locatie op de Engweg te realiseren. Dit project is inmiddels gestart.
Bouwwerken zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen, die tot een bepaalde omvang vergunning vrij zijn, en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
De bomen en andere groenvoorzieningen op de parkeerplaats en langs het fietspad passen binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Ze worden niet specifiek bestemd omdat over de inrichting nog wordt overlegd met omwonenden en omdat de inrichting aan moet sluiten op de herinrichting van de Engweg als geheel.
De appartementen die op basis van dit bestemmingsplan gebouwd kunnen worden hebben de bestemming Wonen-4. Deze bestemming wordt in heel Amersfoort gegeven aan de gestapelde woningen waarbij per locatie de regels worden aangepast aan de betreffende situatie. Op de verbeelding ligt een bouwvlak om de bestemming. Binnen dit bouwvlak is de bouw van gestapelde woningen toegestaan, daarbuiten niet.
In de bestemming is ook opgenomen dat de appartementen gerealiseerd en in stand gehouden moeten worden als sociale huurappartementen. In Amersfoort is de vraag naar dit type appartementen erg groot. Daarom is er voor gekozen om in de regels vast te leggen dat dit bouwvlak uitsluitend bestemd is voor sociale huurwoningen.
Ook is in de bestemming een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep- of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een middelhoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' opgenomen. Op de plek van het voormalige bibliotheekgebouw is deze dubbelbestemming niet opgenomen. Reden hiervoor is dat in het verleden bij de bouw van het bibliotheekgebouw de ondergrond zodanig verstoord is dat eventuele archeologische resten niet meer in de bodem aanwezig zijn.
In paragraaf 5.12 Archeologie is een toelichting opgenomen over archeologie in relatie tot het plangebied. In die paragraaf is ook een uitsnede van de archeologische beleidskaart opgenomen. In de legenda bij deze kaart ligt het plangebied van dit bestemmingsplan in een gebied met waarde archeologie 4. De nummering van deze archeologische beleidskaart (waarde 4) en de dubbelbestemming Waarde -archeologie (waarde 3) komen niet overeen. Dit komt doordat waarde 1 van de archeologische beleidskaart rijksmonumenten betreft en deze krijgen in bestemmingsplannen geen dubbelbestemming omdat ze via rijkswetgeving zijn beschermd. Dat is de reden van het verschil in nummering.
Binnen de dubbelbestemming Waarde-archeologie is bouwen en/of uitvoeren van werkenzaamheden ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - nadat overleg heeft plaatsgevonden met een gemeentelijk archeoloog.
In de regels zijn beeldkwaliteitseisen opgenomen (10.1 Overige zone-beeldkwaliteit) die gelden voor de nieuwbouw en de herinrichting van het omliggende openbare gebied. Deze beeldkwaliteitseisen zijn aanvullend op de welstandsnota ten behoeve van de realisatie van de nieuwbouw en de herinrichting van het omliggende openbare gebied.
Door de beeldkwaliteitseisen op te nemen in dit bestemmingsplan zijn ze makkelijker vindbaar.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeenteraad om voor ‘een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan’ het kostenverhaal te verzekeren. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan of door het sluiten van een overeenkomst van grondexploitatie. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gesteld dat in het voorliggende bestemmingsplan aangewezen bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Omdat de gemeente eigenaar is van de locatie, de bestaande bebouwing gaat slopen en het terrein bouwrijp maakt, is een grondexploitatie opgesteld die gelijk met de startnotitie over dit bestemmingsplan is vastgesteld op 3 juli 2018.
Na het bouwrijp maken wordt de locatie verkocht aan Portaal. Met Portaal wordt een anterieure overeenkomst gesloten voor de verkoop van de gronden. Met de opbrengst van deze verkoop worden de kosten van de grondexploitatie aan de zijde van de gemeente grotendeels vergoed. Het betreft onder andere plan- en apparaatskosten. Voor het verwachte tekort wordt een voorziening getroffen.
Met het vaststellen van de grondexploitatie en het instellen van een voorziening, is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan volgt de procedure van model 2. De procedure van model 2 kan gevolgd worden voor bestemmingsplannen voor grotere gebieden, die geactualiseerd worden en/of voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. De herontwikkeling van de locatie Engweg 9 voldoet aan de tweede voorwaarde. Het gaat om een belangrijke ontwikkeling die niet past binnen het geldende planologische regime. De ontwikkeling is belangrijk omdat de vraag naar sociale huurwoningen groot is en met de voorgenomen bouw van sociale huurappartementen een bijdrage wordt geleverd aan de voorraad sociale huurwoningen in Amersfoort. Daarnaast past de wijziging van de huidige bestemming ‘Maatschappelijk’ naar de nieuwe bestemmingen ‘Wonen-4’ en ‘Groen’, zowel qua functie als qua bebouwing goed in de omgeving. Het bouwvlak wordt kleiner waardoor de groenzone aan de oostzijde kan worden vergroot.
De procedure behorende bij model 2 houdt in dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Informatiebijeenkomsten
Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure heeft de gemeente samen met Portaal op 19 februari 2018 een inloopbijeenkomst georganiseerd in De Neng waar belangstellenden het plan voor de herontwikkeling van het perceel konden bekijken. Zowel medewerkers van de gemeente als van Portaal waren aanwezig om vragen te beantwoorden en het plan toe te lichten. De avond werd druk bezocht, ruim 100 omwonenden zijn de eerste schetsen van Portaal komen bekijken. De reacties op het plan waren wisselend. Veel gehoorde opmerkingen waren dat men geen sociale huurwoningen in de wijk wil en dat het gebouw de privacy van omwonenden aantast.
Om de zorgen iets weg te nemen, is er voor de direct omwonenden op 24 april 218 nog een bijeenkomst georganiseerd waarin de gemeente en Portaal de plannen en uitgangspunten nog een keer hebben toegelicht. Ook hier kwamen weer de zorgen met betrekking tot privacy en uitzicht naar voren.
Vervolgens is er op 29 januari 2019 opnieuw een bijeenkomst georganiseerd in De Neng voor de direct omwonenden. Deze bijeenkomst ging over de beeldkwaliteit van het nieuwe gebouw en ook is door Portaal uitgelegd hoe de toewijzing van de nieuwe appartementen gebeurt. Tijdens deze bijeenkomst is ten aanzien van de beeldkwaliteit door de aanwezige omwonenden nadrukkelijk gevraagd of het plan aangepast kan worden door in het bestemmingsplan of beeldkwaliteitsplan vast te leggen dat de zuidgevel van het gebouw een blinde gevel wordt, of in ieder geval regels op te nemen ten aanzien van privacy ten opzichte van het tegenoverliggende appartementengebouw.
Dit verzoek is beoordeeld. Vanuit het algemeen belang willen wij niet meewerken aan het vastleggen van de realisatie van een blinde gevel. Niet alleen de bewoners van de tegenoverliggende appartementen kijken tegen deze blinde gevel aan. Elke bezoeker van het gebied ziet de blinde gevel. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit niet wenselijk. Daarnaast is de afstand tussen het nieuwe gebouw en het naastgelegen appartementengebouw in overeenstemming met de afstanden tussen de bestaande bebouwing in dit gebied. En als laatste draagt een blinde gevel niet bij aan de sociale veiligheid. Ook willen we geen andere regels opnemen ten aanzien van de uitvoering van de zuidgevel omdat dit erg beperkend werkt voor het ontwerpen van het gebouw en de indeling van de woningplattegronden. Het is zeer ongebruikelijk om dusdanig specifieke en beperkende regels op te nemen. En in dit geval achten wij dit ook niet nodig omdat de afstand tussen de gebouwen gelijk is aan de afstand tussen de overige appartementengebouwen in dit gebied en deze afstand voldoende groot is.
Wel zijn we tegemoet gekomen aan de vraag of voor de bovenste bouwlaag een maat toegevoegd kan worden aan de regel waarin is aangegeven dat deze bovenste bouwlaag terug moet liggen ten opzichte van de onderliggende bouwlaag. Opgenomen is dat de bovenste bouwlaag 1,5 meter terug moet liggen.
Op 14 maart 2019 is dit alles in een bijeenkomst in De Neng toegelicht.
Op 5 oktober 2020 is opnieuw een bijeenkomst georganiseerd in De Neng waar omwonenden zich voor moesten aanmelden omdat er beperkingen gelden vanwege covid-19. De presentatie die daar is gegeven wordt ook via internet aangeboden aan alle belangstellenden. Op deze avond heeft Portaal het nieuwe, aangepaste plan voor de Engweg 9 getoond. Het plan is aangepast omdat de (half) ondergrondse parkeervoorziening financieel niet haalbaar bleek. Het parkeren wordt nu op maaiveld onder het gebouw, dus binnen het bouwvlak opgelost. Met het aanpassen van het bouwplan door Portaal wordt tevens tegemoet gekomen aan een aantal zienswijzen. Zo wordt onder andere het gebouw lager (3 in plaats van 3,5 bouwlagen), de ontsluiting van de parkeerplaatsen wordt veiliger en er is bij het ontwerpen van de plattegronden van de appartementen rekening gehouden met de privacy van de bewoners van het ten zuiden van de locatie gelegen appartementen gebouw. Géén van de appartementen wordt georiënteerd op de zuidzijde. Dit betekent dat er enkel slaapkamers en keukens aan de zuidgevel worden gerealiseerd met beperkte raampartijen.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met voorliggend bestemmingsplan raakt geen provinciaal of rijksbelang. Daarom is het conceptontwerp niet om advies naar de provincie of het rijk gestuurd.
Op 20 december 2018 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:
Van de SGLA en de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht is geen reactie ontvangen.
De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) heeft op 7 februari 2019 een vooroverlegreactie gestuurd. De VRU merkt op dat de bestaande bluswatervoorziening met een afstand van ruim 100 meter verder van de locatie ligt dan de eis van 40 meter volgens het bouwbesluit artikel 6.30 lid 3. Geadviseerd wordt om bij de verdere ontwikkeling van het plan de bluswatervoorziening mee te nemen en te zorgen voor een bluswatervoorziening binnen 40 meter van de ingang van het nieuwe gebouw.
Reactie gemeente:
De openbare ruimte rond de locatie wordt heringericht. Bij deze herinrichting zal een bluswatervoorziening worden meegenomen die voldoet aan de eis uit het bouwbesluit.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 2 mei tot en met woensdag 12 juni 2019 ter inzage gelegen. In deze periode zijn 13 zienswijzen ingediend over het ontwerp 'Chw bestemmingsplan Engweg 9'. De zienswijzen gaan met name over de herinrichting van het openbaar gebied, parkeren en de effecten van het gebouw op de privacy en lichtinval van de omliggende woningen. In de bij het raadsvoorstel gevoegde zienswijzennota zijn alle zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.
Eén zienswijze heeft geleidt tot een tekstuele aanpassing in de toelichting van het bestemmingsplan (de naam park Randenbroek wordt gewijzigd in park Schothorst).
Daarnaast zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan ook enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.
Deze wijzigingen zijn alleen ondergeschikt van aard en komen veelal tegemoet aan zienswijzen die zijn ingediend over het ontwerp bestemmingsplan.
Op 3 december 2020 is het bestemmingsplan en de zienswijzennota besproken in een rondetafelgesprek waarbij een aantal raadsleden, een aantal omwonenden, 2 mensen van woningcorporatie Portaal, wethouder Janssen en 2 behandelend ambtenaren aanwezig waren. Het belangrijkste bezwaar van de omwonenden, het parkeren, is uitgebreid besproken.
Op 15 december 2020 heeft de gemeenteraad bij besluitnummer 1159963 het bestemmingsplan vastgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.