direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. - deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00123-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de afgelopen jaren hebben bewoners, gemeente, eigenaren, gebruikers en andere belanghebbenden intensief samengewerkt aan de planvorming voor het gebied van de Wagenwerkplaats. Dat heeft in 2016 geleid tot de totstandkoming van de Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050 en het Masterplan Wagenwerkplaats 2016.

In 2019 is het Masterplan Wagenwerkplaats aangepast. Deze aanpassing hield onder andere verband met gewijzigde inzichten bij de Nederlandse Spoorwegen (NS) en de gemeente. Deze inzichten hebben geleid tot een aanpassing van het plangebied en een wijziging van de kaders.
De gemeenteraad heeft op 9 juli 2019 het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 vastgesteld. In dat plan zijn de doelstellingen en ambities voor het gebied ruimtelijk en functioneel uitgewerkt. De Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050 is in dat Masterplan verwerkt.

Om het Masterplan 2019 en de Duurzaamheidsvisie te kunnen uitvoeren en in het gebied woningen en stedelijke voorzieningen te kunnen bouwen moet een nieuw bestemmingsplan worden gemaakt. De gemeenteraad heeft op 9 juli 2019 de startnotitie voor dit nieuwe bestemmingsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de deelgebieden West en Midden van de Wagenwerkplaats en omvat het spoorwegemplacement. Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op deelgebied Oost van de Wagenwerkplaats.

De Wagenwerkplaats maakt deel uit van het gebied 'Langs Eem en Spoor', dat in de periode tot 2030 wordt ontwikkeld. 'Langs Eem en Spoor 'omvat vijf gebieden. Het wordt een stadsgebied met ruimte voor nieuwe woningen, winkels en werkruimtes en cultuur. Een gebied met het Soesterkwartier als historisch hart en De Nieuwe Poort als centrale as voor mobiliteit en bereikbaarheid; dichtbij station Amersfoort Centraal.
Op 28 oktober 2021 hebben de gemeente Amersfoort en de provincie Utrecht een samenwerkingsovereenkomst voor het gebied 'Langs Eem en Spoor' gesloten. Hierin staan afspraken en ambities over bijvoorbeeld de woningbouwopgave, gezond stedelijk wonen, duurzaamheid, inclusiviteit, groenontwikkeling en mobiliteit.


Gebied Langs Eem en Spoor

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0001.jpg"

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan beperkt zich tot de deelgebieden Midden en West van de Wagenwerkplaats. Het deelgebied Oost komt later aan snee. Daarvoor zijn in het Masterplan 2019 al wel het ruimtelijk raamwerk met de hoofdkaders vastgesteld en zijn door de raad op 23 maart 2021 ook de stedenbouwkundige kaders bepaald in de Kaderstellende notitie Wagenwerkplaats Oost.

Naast de herontwikkeling van de delen Midden en West van de Wagenwerkplaats legt het voorliggende bestemmingsplan ook de bestaande situatie in de omgeving daarvan vast. Daarbij gaat het vooral om het gebied van het aansluitende spoorwegemplacement, bestaande uit het rangeerterrein, opstelterreinen (waaronder Bokkeduinen), doorgaande sporen en het stationsgebied met perrons en traversen. In het bestemmingsplan wordt ook een aantal "particuliere" percelen in het gebied meegenomen (Rail Infra opleidingen, het gebouw van de Veerensmederij).

Het spoorwegemplacement en de Wagenwerkplaats maken nu nog deel uit van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het wijzigen van de bestemming van de gronden op de Wagenwerkplaats naar wonen is uitsluitend mogelijk als er tegelijkertijd ook gedeeltelijk gedezoneerd wordt. Dit is vastgelegd in de Wet geluidhinder. Dat maakt het noodzakelijk om in het nieuwe bestemmingsplan de Wagenwerkpaats én het spoorwegemplacement gezamenlijk op te nemen.

De gebouwde functies ter weerszijden van het Piet Mondriaanplein worden meegenomen in het nieuwe bestemmingplan voor deelgebied Oost van de Wagenwerkplaats. Net als deelgebied Oost wordt ook het voormalige terrein van conservenfabriek Noack (later de magazijnen van De Slegte) aan de Soesterweg 564 niet meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Voor dit gebied is een nieuw bestemmingsplan gemaakt en ter plaatse is al enige tijd woningbouw aanwezig. De nieuwe westelijke ontsluitingsweg van de Wagenwerkplaats loopt ten zuiden van het nieuwe woongebied van Noack. Deze weg zit wel in het voorliggende bestemmingsplan.

Het gebied van dit bestemmingsplan sluit gedeeltelijk aan op de begrenzing van de huidige beheersverordening Wagenwerkplaats e.o. Het plan volgt daarmee in het westen, zuiden en oosten de grens van het spoorwegemplacement. In het noorden wordt het begrensd door de achterkant van de percelen aan het Hendrik Jan Wolterpad, de Ligusterstraat, de Palmstraat en de Soesterweg.

Begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0002.png"

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Het gebied van dit bestemmingsplan viel voorheen voor een groot deel binnen verouderde bestemmingsplannen. Omdat de geldigheidstermijn van die plannen verliep, is in 2013 en in 2019 door de raad de beheersverordening Wagenwerkplaats e.o. vastgesteld. Die verordening legt uitsluitend de bestaande situatie vast. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting om als gemeente een actueel juridisch kader voor het gebied beschikbaar te hebben. De beheersverordening biedt echter geen mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals omschreven in het Masterplan Wagenwerkplaats 2019. Daarvoor is een nieuw bestemmingsplan nodig.


Geldende plannen

Naam plan   Raad  
Beheersverordening Wagenwerkplaats e.o.   23 juni 2013 / 26 maart 2019  

Begrenzing beheersverordening

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0003.png"

1.2.3 Nieuw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Dit bestemmingplan is een zg. bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Op 27 juni 2017 is de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) in werking getreden. Daarin is onder meer aan Amersfoort de mogelijkheid geboden om te experimenteren met zo'n bestemmingsplan met een bredere reikwijdte. Daarmee krijgt zo'n plan in feite het karakter van een omgevingsplan en wordt vooruit gelopen op en ervaring opgedaan met de nieuwe Omgevingswet.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt kansen om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en meer zaken te regelen dan onder de reguliere wetgeving mogelijk is. Die reguliere wetgeving wordt beperkt tot het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Dat betekent dat in het traditionele bestemmingsplannen alleen regels met een ruimtelijke relevantie kunnen worden opgenomen. Het Bu Chw en de nieuwe Omgevingswet bevatten een ruimere doelstelling. Binnen die doelstelling van 'het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' kunnen in het experiment van de Crisis- en herstelwet nu ook regels voor duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en uitvoerbaarheid etc worden opgenomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen lokale verordeningen over de fysieke leefomgeving in het bestemmingsplan worden geïntegreerd en is het bijvoorbeeld mogelijk om een hogere waarden besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.

Om duidelijk aan te geven dat er met dit bestemmingsplan sprake is van een aparte planfiguur in de ruimtelijke ordening, wordt niet gesproken over het bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. - deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement maar over het Chw bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. - deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement.

Artikel 7c in samenhang met artikel 7g van het Bu Chw biedt voor Amersfoort een aantal mogelijkheden om af te wijken van de wettelijke regels. In hoofdstuk 6 van deze toelichting (Juridische planbeschrijving) wordt nader op de toepassing van de 'verbrede reikwijdte' ingegaan en is aangegeven van welke experimentele mogelijkheden gebruik wordt gemaakt.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 staan de belangrijkste beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 is de beoogde gebiedsontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de verschillende omgevingsaspecten, waaronder de relevante milieuthema's. In hoofdstuk 6 staat de toelichting op de juridische planopzet. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

In dit hoofdstuk wordt in het kort de bestaande situatie van het plangebied beschreven en een beeld gegeven van de historische ontwikkeling en de besluitvorming over het gebied in de afgelopen decennia.
Voor een uitvoeriger beschrijving van de huidige situatie en de historische ontwikkeling van het gebied van het bestemmingsplan wordt verwezen naar de inhoud van het op 9 juli 2019 door de raad vastgestelde Masterplan Wagenwerkplaats 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0004.png"

2.1 Bestaande situatie Wagenwerkplaats

Het terrein grens direct aan het spooremplacement en ligt ten zuiden van de wijk Soesterkwartier. Het is een gedifferentieerd gebied, waarvan de aanwezige bebouwing zich concentreert in het centrale deel. Aan die bebouwing is het karakter van de historie van het gebied nog duidelijk zichtbaar.

In 1904 is de Wagenwerkplaats in gebruik genomen voor het onderhoud en de revisie van goederenwagons. De werkplaats in is 2000 gesloten. Na 2000 zijn door de gezamenlijke inspanningen van het burgerinitiatief, de gemeente en de NS de bestaande gebouwen in het hart van de Wagenwerkplaats opgeknapt. Ze zijn vanaf ongeveer 2005 successievelijk weer in gebruik genomen vooral door bedrijven en instellingen met een cultureel en creatief karakter. De openbare ruimte is in de afgelopen jaren met eenvoudige middelen opgeschoond.

Het westelijke deel van de Wagenwerkplaats ligt het meest geïsoleerd en wordt voor een groot deel nog gebruikt door NS reizigers. Het oostelijke deel van de Wagenwerkplaats, op loopafstand van het station, is voor een belangrijk deel ingericht als tijdelijk park. Daar staat ook de tijdelijke parkeergarage van Q-park en aan de overzijde van de weg de grote Rijtuigenloods. Dit oostelijke gedeelte valt buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan.

Het hart van de Wagenwerkplaats bestaat uit bestaande historische gebouwen. Deze gebouwen huisvesten een breed palet aan functies. Daar zijn onder andere gevestigd Clini Clowns, H+N+S, Holland Opera, Circus Amersfoort, de Verkeerstuin en een klimhal. In het centrum van het gebied staat het Centrale Ketelhuis, waarin een horecabedrijf is gevestigd. In 2016 is er ook een (tijdelijk) pop-up restaurant gebouwd nabij het 'rode plein'. Een aantal gebouwen is aangewezen als rijksmonument (industrieel erfgoed). In het gebied is in 2018 ook de nieuwbouw van het Railcentrum tot stand gekomen.

Nieuwbouw Railcentrum

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0005.png"

De Vereniging Soesterhof heeft in 2021 een CPO-project gerealiseerd van 42 woningen, waarvan 12 sociale huurwoningen, op het Keizerterrein aan de noordkant van de Wagenwerkplaats. Dit project is meegenomen in dit bestemmingsplan.

Huidige functies en gebruikers (uit: Masterplan Wagenwerkplaats 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0006.png"

In de gebieden links en rechts van het centrale deel van de Wagenwerkplaats is in de afgelopen decennia tot voor kort niet of nauwelijks gebouwd. De mogelijkheden van nieuwbouw werden vooral beperkt door de veiligheidsregels in verband met het vervoer van en het rangeren met gevaarlijke stoffen op de aangrenzende sporen. Bovendien maakt de Wagenwerkplaats onderdeel uit van het gezoneerde NS-rangeerterrein. Ook dat stelt akoestische beperkingen aan nieuwbouw.
De milieusituatie van het gebied is nu gewijzigd. Daarop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5 van deze toelichting. Aan ProRail is in 2017 een nieuwe milieuvergunning voor de verschillende activiteiten op het emplacement verleend. Deze vergunning biedt daadwerkelijk mogelijkheden voor nieuwbouw op de Wagenwerkplaats. Belemmeringen uit een oogpunt van externe veiligheid zijn daarmee voor een belangrijk deel weggenomen. Dat heeft onder andere geresulteerd in de nieuwbouw van woningen op de locaties Noack en Soesterhof.

In de huidige situatie wordt de Wagenwerkplaats naar de stad ontsloten via het Piet Mondriaanplein. Voor het overige wordt het gebied ontsloten via routes van en naar het Soesterkwartier.

2.2 Bestaande situatie Spooremplacement

Van het nieuwe bestemmingsplan maakt ook deel uit het spoorwegemplacement. Dat is grotendeels onbebouwd en wordt gebruikt als rangeerterrein voor reizigers- en goederenwagons en bestaat daarnaast uit doorgaande spoorlijnen, verbindingssporen, opstelsporen, inlaatsporen etc. In dit gebied zijn enkele gebouwen aanwezig, waaronder onderhoudsgebouwen en dienstgebouwen en (in de buurt van de perrons) kiosken en een restaurant.
De bebouwing aan de voorzijde van het stationsplein is geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Er doen zich momenteel geen nieuwe bouwinitiatieven in het gebied van het spooremplacement voor.

 

2.3 Historische ontwikkeling

De Wagenwerkplaats werd in het jaar 1904 in gebruik genomen door de Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) als ‘‘werkplaats tot het herstellen van spoorwegmateriaal’’. In de daarop volgende jaren groeide het bedrijf en gaf het een belangrijke impuls aan de lokale economie van de stad. Vanaf 1915 werden er veel woningen gebouwd in het aangrenzende Soesterkwartier. De werknemers van de Wagenwerkplaats vestigden zich voornamelijk in deze wijk en tot op de dag van vandaag is deze historische relatie nog voelbaar.

Aanvankelijk bestond de Wagenwerkplaats slechts uit een hoofdwerkplaats, een ketelhuis en een magazijn. In de veertig jaar die volgden groeide de werkplaats uit tot het grootste bedrijf van Amersfoort. Het begin van de tweede wereldoorlog luidde het einde van groei in voor de Wagenwerkplaats. Behalve het eigen wagenpark, moest ook het materieel van de Duitsers worden gerepareerd. Dit zorgde ervoor dat de Wagenwerkplaats een doelwit werd voor de geallieerden. In december 1944 is de Wagenwerkplaats gebombardeerd. Daarmee ontstond grote schade aan het station en de Wagenwerkplaats zelf.

Er was eens......

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0007.png"

Vanaf 1946 werd de productie op de Wagenwerkplaats hervat, maar kwam niet meer op het productieniveau van voor de oorlog. Vanaf de jaren ‘60 werden werkzaamheden in toenemende mate uitbesteed aan derden. Rond 1990 is er voor het eerst sprake van opheffing van de Wagenwerkplaats en in 2000 is de Wagenwerkplaats officieel buiten gebruik gesteld door verplaatsing van werkzaamheden naar een locatie in Rotterdam.

2.4 Historie besluitvorming

Hieronder volgt in het kort in chronologische volgorde een overzicht van de gemeentelijke besluitvorming en andere markante momenten in de recente geschiedenis van de Wagenwerkplaats. In hoofdstuk 3 van deze toelichting wordt nader ingegaan op de belangrijkste beleidskaders van het gebied van dit bestemmingsplan.


September 2008

De gemeenteraad stelt de Visie op de Wagenwerkplaats vast. Nadruk in de visie ligt vooral op de aanpak van de verdere duurzame gebiedsontwikkeling met grote betrokkenheid en inbreng van de Amersfoortse burgers en vooral de buurt Soesterkwartier. Vanaf 2008 wordt het hart van het gebied ook gaandeweg ingevuld met diverse culturele, creatieve en horecafuncties.

Juni 2009

In juni 2009 stemt de gemeenteraad in met  “De Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2013”. In deze visie is het spooremplacement aangegeven als locatie voor 1000 woningen. In 2009 zijn ook op initiatief van betrokken bewoners, verenigd in de Werkgroep Duurzaam Soesterkwartier, de duurzaamheidsdagen Wagenwerkplaats gehouden. Dit was een eerste aanzet tot het duurzaamheidsdenken in het gebied.

Juni 2009
Op 30 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2009 vastgesteld. Deze visie bevat al het destijds geldende bestaande beleid voor zover dat ruimtelijk relevant was. De visie schetst ook een ontwikkelingsbeeld. Daarin is te lezen in welke gebieden de komende jaren de meeste dynamiek te verwachten is. In het ontwikkelingsbeeld wordt een onderscheid gemaakt in drie soorten van dynamiek: - uitleg: uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied; - transformatie: functieverandering in bestaand stedelijk gebied en - herstructurering: vernieuwing, waarbij de hoofdfunctie van een gebied behouden blijft (hierbij wordt een onderscheid gemaakt in stedelijke en groene herstructurering).
De Wagenwerkplaats is in de visie uit 2009 aangewezen als transformatiegebied aan de zuid- en westzijde van de binnenstad. Het is op de kaart weergegeven onder de noemer Centrale zone. Bij dit gebied gaat het niet om één programma, maar om verschillende grotere projecten, die fysiek aan elkaar grenzen en waarbij met name transformatie van bedrijventerrein tot centrumgebied aan de orde is. Specifiek voor de Wagenwerkplaats staat in de visie dat dit gebied is aangewezen als broedplaats voor creatieve economie, maar dat op termijn in het gebied ook woningen komen. Vooralsnog staat de externe veiligheid door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor dit in de weg.


Ontwikkelingsbeeld

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0008.png"

Op de kaart 'Ruimtelijke hoofdstructuur 2030' is de Wagenwerkplaats aangewezen als woongebied.

Ruimtelijke hoofdstructuur 2030

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0009.png"

2010

In 2010 verschijnt ook het Masterplan Wagenwerkplaats (concept). Een globale ruimtelijk/stedenbouwkundige vertaling c.q. verbeelding van de Visie op de Wagenwerkplaats door bureau Must in opdracht van de NS. Dit Masterplan is nooit door de raad vastgesteld, omdat de milieubelemmeringen vanuit het spoorwegemplacement (externe veiligheid) te veel onzekerheden met zich mee brachten. De NS besloot daarom pas op de plaats te maken totdat er meer duidelijkheid was ten aanzien van de milieusituatie van het rangeeremplacement.

September 2011

In september 2011 stelt de Raad de “Woonvisie Amersfoort 2011-2020” vast. In deze visie zijn 900 woningen op het emplacement gedacht, waarvan 500 in de periode tot 2030 en 400 in de periode daarna.

Juni 2013

In juni 2013 (en later nog een keer op 26 maart 2019) stelt de gemeenteraad de Beheersverordening Wagenwerkplaats vast. Dit is een “tijdelijk” bestemmingsplan om de bestaande situatie (juridisch) te consolideren.


Juli 2013

In de in 2013 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie 2030 wordt de Wagenwerkplaats gezien als onderdeel van het stadshart en een kruispunt van economie, creativiteit en onderwijs. De Structuurvisie omschrijft de volgende doelen en ambities voor de Wagenwerkplaats:

  • Na realisering van een levendig hart op termijn streven naar een gemengd en levendig milieu met een goede inbedding en verbinding met de stad.
  • Prominente rol van de burgers bij nieuwe ontwikkelingen.
  • Ruimte voor een groot aantal woningen en stedelijke voorzieningen die passen bij het culturele en innovatieve profiel van de Wagenwerkplaats.
  • Compacte woonmilieus gericht op de stedelijk georiënteerde Amersfoorters.
  • Aandacht voor verbetering van de verbinding met de Amsterdamseweg.
  • Hoge ambities op het gebied van duurzaamheid.
  • Aandacht voor groen en een netwerk van groene gebieden en verbindingen (Groene spoor).
  • Aangename verbinding fietsers en voetgangers en goede bereikbaarheid met de auto en het openbaar vervoer.

In het Plan van aanpak Klimaat & Energie: Amersfoort CO2-neutrale stad in 2030 wordt het “Initiatief Soesterhof energieneutraal” aangewezen als een Icoonproject. 


Oktober 2014

In oktober 2014 organiseert Werkgroep Duurzaam Soesterkwartier de Duurzaamheidsdagen 2.0. Tijdens deze dagen denken ongeveer 60 personen in verschillende workshops na over de opgaven die samenhangen met een duurzame ontwikkeling van het gebied. Op basis van deze dagen is de Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050 opgesteld.

Juli 2015

In juli 2015 dient ProRail een nieuwe aanvraag Milieuvergunning voor het emplacement in. De nog in 2017 in een actuele vergunning vast te leggen veiligheidsrisico's worden zo ver teruggebracht dat de beoogde ruimtelijke ambities voor de Wagenwerkplaats ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. Met de bouw van woningen en andere functies op de Wagenwerkplaats wordt in de nieuwe situatie voldaan aan alle wettelijke eisen van veiligheid.


November 2014 - Juli 2016

In november 2014 en februari en september 2015 worden gebruikersbijeenkomsten georganiseerd, waaraan iedere keer 50 tot 60 personen deelnemen. Tijdens deze bijeenkomsten is er samen met de bewoners, gebruikers en andere belangstellenden, gewerkt aan het nieuwe Masterplan Wagenwerkplaats.
Dit plan is op 5 juli 2016 tezamen met de Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050 vastgesteld door de raad.

September/oktober 2017 - juli 2019

Kort na vaststelling van de Duurzaamheidsvisie 2015-2050 en het Masterplan 2016 werd duidelijk dat een deel van het gebied van de Wagenwerkplaats niet kon worden benut voor woningbouw in verband met het feit dat de NS behoefte had en heeft aan extra opstelruimte voor treinen in het gebied. Met het oog daarop is een aangepast Masterplan gemaakt. Dat document is door de raad op 9 juli 2019 vastgesteld. Voorafgaande aan de vaststelling van het Masterplan zijn bewonersavonden georganiseerd en waren bewoners en belanghebbenden in de gelegenheid om mondeling en schriftelijk op plannen te reageren.
In maart 2019 zijn 'De Dagen van de Wagenwerkplaats' gehouden om omwonenden en gebruikers nog meer bij het gebied te betrekken en om het gebied in de spotlight te zetten.

De Duurzaamheidsvisie 2015-2050 en het Masterplan 2019 zijn belangrijke onderleggers voor dit bestemmingsplan. Op 9 juli 2019 is door de gemeenteraad ook de (gewijzigde) startnotitie voor dit bestemmingsplan vastgesteld. In hoofdstuk 3 van deze toelichting wordt verder ingegaan op de Duurzaamheidsvisie, Masterplan Wagenwerkplaats 2019 en het recente besluit van de raad over Kaderstellende notitie Wagenwerkplaats Oost. Deze notitie bevat ook relevante thema's voor de delen West en Midden.

2.5 Cultuurhistorie

In hoofdstuk 2.1 van de toelichting (bestaande situatie Wagenwerkplaats) is al aangegeven dat het hart van het gebied bestaat uit historische gebouwen. Een aantal daarvan is ook aangewezen als rijksmonument (industrieel erfgoed). Deze gebouwen en hun omgeving geven nog steeds een goed beeld van de oorspronkelijke functie van het gebied en bepalen daarmee sterk het karakter en de identiteit van de wijk (als herkenningspunten; landmarks). Dit wordt benadrukt door de ligging in het hart van het gebied. Naast de monumentale gebouwen is ook een deel van de omgeving en de openbare ruimte als monumentaal ensemble (complex) beschermd.


Monumentale ensemble


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0010.png"

Overzicht beschermd complex, monumenten en monumentale panden

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0011.png"

In het monumentale ensemble van de Wagenwerkplaats zijn vijf rijksmonumenten aanwezig : (1) het hoofdgebouw; (2) de verenfabriek/smederij; (3) het ketelhuis, (4) de wagenloods en (5) twee rolbanen met bijbehorende sporen. Alle monumenten zijn van belang vanwege hun cultuurhistorische waarde als uitdrukking van de geschiedenis en ontwikkeling van de spoorwegbouw in Nederland.
De rolbanen hebben daarnaast een bijzondere waarde als uitdrukking van “de geschiedenis der techniek als specifieke uitleg van werkbouwtechniek ten behoeve van de spoorwegen”.

Hoofdgebouw

Het hoofdgebouw van de Wagenwerkplaats (complexonderdeel 1) is het centrale en meest robuuste gebouw op het terrein. In de huidige vorm is dit gebouw 200 meter lang en ruim 50 meter breed en had oorspronkelijk tien evenwijdige sporen. Deze loods is in verschillende fasen tot stand gebracht. Het voorste gedeelte dateert uit 1904 en is ontworpen door D.A.N. Margadant. Aan de uitbouw op twee plaatsen is nog te zien dat er vroeger twee rolbanen (een brug waarmee een treinstel van het ene spoor naar een ander parallel gelegen spoor verplaatst kan worden) in het Hoofdgebouw waren. Deze rolbanen vormden de verbinding tussen de drie genoemde afdelingen (herstellingen, lichterij en schildersafdeling). Aan de zijde van de lange Fabrieksstraat bevindt zich een kantorenstrip waarin verschillende bedrijven en organisaties zijn gevestigd, daarnaast zijn er een kantoor/opleidingscentrum van de cliniclowns en atelierruimten. In het overige deel van het gebouw vindt binnenopslag van reizigersmaterieel plaats.


Veerensmederij

De verenfabriek (complexonderdeel 2) ligt ten noorden van het hoofdgebouw. Dit gebouw was sinds 1908 een prominent onderdeel van de spoorwegindustrie in Amersfoort. Hier werden destijds de veren voor de onderstellen van de treinwagons gesmeed. De hoge schoorstenen op het pand verwijzen nog naar de smidsvuren die langs de gevels stonden opgesteld. Hoewel de bladverenfabriek deel uitmaakte van de Wagenwerkplaats werden er veren gemaakt voor alle Haarlemse Ijzeren Spoorweg Maatschappijmaterieel en later dat van NS. De Veerensmederij is in 1924 uitgebreid. Het ontwerp wordt toegeschreven aan D.A.N. Margadant, de architect van het oude station van Amersfoort, dat in 1995 is gesloopt. Inmiddels is de Veerensmederij een van de Rijksmonumenten op de Wagenwerkplaats en heeft het een zeer grondige renovatie ondergaan. Nu bevindt zich in het gebouw een congrescentrum en theater, alsmede het kantoor van Holland Opera.

Centrale Ketelhuis

In het centrum van de Wagenwerkplaats staat het centrale ketelhuis (complexonderdeel 3) en heeft als bouwjaar 1904 en 1917. Het gebouw bestond uit een acculaadruimte met rolkraan en een ketelhuis met drie grote ketels (vervaardigd door Bronswerk Feijenoord), alsmede gemetselde muren met gietijzeren boogvensters, een zadeldak met pannen en op-bouw met houten ventilatieluiken. De schoorsteen bij het ketelhuis is afgebroken. Het gebouw is van waarde als voorbeeld van kenmerkende fabrieksbouw van rond 1900. Het gebouw is momenteel in gebruik als centrale horecavestiging.

Wagen- of Rijtuigenloods
Hoewel de Wagenloods en één van de rolbanen geen deel uitmaken van dit bestemmingsplan worden ze vanwege de cultuurhistorische betekenis toch in deze toelichting genoemd.
De Wagenloods (complexonderdeel 4) is gebouwd in 1908 en toegeschreven aan architect D.A.N. Margadant. Het ligt aan de oostzijde van het hoofdgebouw. De sporen en rolbaan verbinden deze gebouwen. Het gebouw bestaat uit één bouwlaag en is opgetrokken uit baksteen. Per travee zijn steeds twee grote gietijzeren rondboogvensters geplaatst. Het gebouw wordt beschouwd als een van de kerngebouwen van het voormalige wagenbedrijf en vertoont architectonische overeenkomst met het verderop liggende hoofdgebouw. De Rijtuigenloods werd vroeger gebruikt voor de "kleine herstellingen". De Rijtuigenloods is nu in gebruik als Evenementengebouw.

Rolbanen
Aan de oostzijde (buiten dit bestemmingsplan) en westzijde van het hoofdgebouw ligt een stalen rolbaan (complexonderdeel 5A en 5B). Dit is een werktuig bedoeld om wagons te vervoeren zonder dat hier rangeersporen aan te pas komen. De rolbaan zelf wordt bewogen over een x-as en bestaat uit een bak waarin een spoor in y-as richting ligt. Aan één zijde van de bak is een perronachtige verhoging. Hierop staat een machinistenhuisje van waaruit de bewegingen van de rolbaan kunnen worden geregeld. De bak met het y-as spoor sluit aan op verschillende y-as sporen, die uitkomen bij de diverse gebouwen. Het treinstel kon zo worden getransporteerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Voor de Wagenwerkplaats e.o. gelden beleidskaders die kunnen doorwerken in het bestemmingsplan. De belangrijkste kaders en andere voor het bestemmingsplan relevante documenten worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in hoofdstuk 5 van deze toelichting.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Visie op de Wagenwerkplaats 2008

Na de sluiting van de NS-Wagenwerkplaats in 2000 startte het denken over de toekomst van het gebied. Dat heeft in 2008 geleid tot de vaststelling door de raad van de “Visie op de Wagenwerkplaats”. Deze visie, bestaande uit twee pagina's, beschrijft de “droom” van de Wagenwerkplaats. Een droom die bestaat uit de totstandkoming van (1) een multifunctionele broedplaats van culturele en creatieve bedrijven van en voor de bewoners; (2) een duurzame gebiedsinrichting vanuit de mensen en een (3) een ontmoetingsplek voor jong en oud. In de visie staat: “Gebiedsontwikkeling is normaal gesproken iets voor ontwikkelaars en gemeente. Maar het is nu de uitdaging hoe we het kunnen doen zodat het duurzaam wordt, kwaliteit toevoegt en anonimiseren voorkomt. We doen het vanuit de mensen”.
Deze benadering vanuit het belang van duurzaamheid en met een prominente rol voor de burgers, stond en staat centraal in de planvorming voor de Wagenwerkplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0012.png"

3.2.2 Concept-masterplan Wagenwerkplaats / Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht

In 2008 verschijnt ook het “concept- Masterplan Wagenwerkplaats” van Must stedenbouw. Dit in opdracht van de NS opgestelde plan omvat een ruimtelijk/stedenbouwkundige vertaling van de hiervoor genoemde Visie op de Wagenwerkplaats. Het gaat uit van “wonen” aan de westkant van de Wagenwerkplaats en OV-gerelateerde bedrijvigheid aan de oostzijde. In het Masterplan wordt voor de Wagenwerkplaats gedacht aan een programma van minimaal 300 en maximaal 500 woningen. Het concept-Masterplan ziet verder op de lange termijn (na 2050) mogelijkheden voor het bouwen van woningen op het aangrenzende rangeerterrein. Dat is mogelijk als het emplacement zijn functionaliteit als rangeer- en opstelterrein heeft verloren.

In de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 (vastgesteld door de raad op 30 juli 2009) wordt in dat verband gesproken over een aantal van 1000 woningen in het in de toekomst vrijvallende gebied.

Plan Must stedenbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0013.png"

3.2.3 Beheersverordening 2013

In 2013 en 2019 heeft de raad de Beheersverordening Wagenwerkplaats e.o. vastgesteld. Met deze verordening (= een tijdelijk bestemmingsplan) wordt het gebied juridisch “op slot gezet” in afwachting van de uitvoering van nieuwe ontwikkelingen.

Verbeelding beheersverordening

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0014.png"

3.2.4 Omgevingsvisie Amersfoort 2030-2040 Gezond Samenleven

Op 19 december 2023 heeft de raad de 'Omgevingsvisie Amersfoort 2030-2040 Gezond Samenleven' vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft een beeld van hoe de stad er in de toekomst uit ziet, in 2030 en verder. In de visie staan ook de belangrijkste doelen voor wonen, werken, groen, mobiliteit, duurzaamheid en ruimte voor cultuur, sport en onderwijs.

Amersfoort is voor veel mensen een aantrekkelijke plek om te wonen, te werken en te recreeren. Om een stad en een thuis voor iedereen te blijven zijn er meer woningen nodig, vooral betaalbare woningen. Met meer woningen en meer mensen is er ook meer werkgelegenheid nodig, meer scholen en mogelijkheden voor sport en cultuur. Daarnaast is er ruimte nodig voor het opwekken van duurzame energie en voor het voorkomen van overlast door water of hitte vanwege klimaatverandering. Bij al deze uitdagingen is het belangrijk dat er ook voldoende openbare ruimte en groen is. Zowel voor de mens als voor de natuur. Om het gewenste toekomstbeeld van de gemeente mogelijk te maken zijn er zes ontwikkelopgaven opgesteld:

  • 1. een groene stad in een groene omgeving die water omarmt
  • 2. een duurzame en CO2-neutrale stad
  • 3. een stad met duurzame mobiliteit
  • 4. een inclusieve een aantrekkelijke stad om in te wonen
  • 5. een stad met een veelzijdige en veerkrachtige economie
  • 6. een stad waarin voorzieningen meegroeien

De Wagenwerkplaats Midden en West voldoet aan al deze 6 ontwikkelopgaven.

3.2.5 Deltaplan wonen

Het Deltaplan Woonopgave Amersfoort dat in april 2019 is vastgesteld beschrijft het woonbeleid van de gemeente Amersfoort, de te nemen maatregelen, de woningbouwprojecten en hoe de gemeente Amersfoort uitvoering geeft aan het Deltaplan. Het doel van het Deltaplan is dat er voor iedereen een passende en betaalbare woning beschikbaar is. Door de grote vraag is er schaarste aan woningen. Om de schaarste aan te pakken wil de gemeente Amersfoort groeien met ongeveer 1.000 woningen per jaar tot 2030. De woningen die worden gebouwd moeten passen bij de behoefte en financiële mogelijkheden van woningzoekenden. Ook moet gebouwd worden met respect voor de bestaande omgeving. Er wordt prioriteit gegeven aan de inzet voor betaalbaarheid van woningen voor lage en middeninkomens, passendheid van vrije sectorwoningen en spreiding van de groei.

In het kader van de beschikbaarheid van voldoende woningen voor lage en middeninkomens, is één van de speerpunten de toename van het aanbod sociale huurwoningen. De ambitie met betrekking tot het aanbod sociale huurwoningen is:

  • 1. Tot 2025 streven we naar minimaal 350 extra sociale huurwoningen per jaar. Daarna is de verwachting dat de jaarlijkse groeibehoefte iets minder wordt.
  • 2. Tot 2030 streven we naar minimaal 4.000 extra sociale huurwoningen (35% van de totale opgave tot 2030).

Bij projecten geldt de verplichting dat minimaal 35% als sociale huurwoningen wordt gerealiseerd. Er zijn mogelijkheden voor maatwerk. Bij projecten geldt binnen de 35% maatregel de extra maatregel dat minimaal 75% van de sociale huurwoningen wordt verhuurd tot de eerste aftoppingsgrens. Daarnaast geldt dat sociale huurwoningen een woonoppervlak moeten hebben van minimaal 40m2.

Naast de behoefte aan sociale huurwoningen zijn ook meer woningen nodig in het middensegment voor middeninkomens. Daarom is het bij projecten verplicht om minimaal 20% woningen in het middensegment te realiseren. Van de woningen in een project moet minimaal 10% een lage middenhuur hebben en ook moet minimaal 10% van de woningen in een project een hoge middenhuur hebben. Aan deze percentages kan ook worden voldaan met koopwoningen in het middensegment, mits er afspraken worden gemaakt over antispeculatie. Om een goede prijs-kwaliteitverhouding te borgen, moeten vrijesectorwoningen in het middensegment een woonoppervlak hebben van minimaal 50m2.

Voor wat betreft overige nieuw te bouwen vrije sector woningen geldt ook dat deze een minimaal woonoppervlak moeten hebben van 50 vierkante meter.

Relatie met voorliggend plan

In de Wagenwerkplaats Midden en West worden ongeveer 500 woningen gerealiseerd waarmee een grote bijdrage geleverd wordt aan het woningaanbod in Amersfoort. Het woningbouwprogramma wordt uitgewerkt volgens de programmatische eisen met 30% sociale huur en 20% middensegment. De 30% sociale huur is eerder vastgesteld in het raadsbesluit over het Masterplan 2016.

3.2.6 Uitwerking strategie sociale woningbouw

Volgens het Strategiedocument Sociale Woningbouw moeten er tot 2021 2000 sociale huurwoningen worden gerealiseerd in de stad. In verband daarmee heeft de raad op 23 mei 2017 een besluit genomen over het aandeel sociale woninghuurwoningen bij toekomstige woningbouwontwikkelingen. Er is besloten daarbij uit te gaan van een percentage van minimaal 35% . De initiatiefnemers worden daartoe in voorkomende gevallen verplicht.

De afspraken met de NS over de woningbouw op de Wagenwerkplaats en de besluiten die daarover zijn genomen (vaststelling Masterplan 2016) dateren van voor de besluitvorming over de strategie sociale woningbouw. In 2016 is besloten om uit te gaan van minimaal 30% sociale huurwoningen op de Wagenwerkplaats. Ook al heeft het Masterplan een aantal wijzigingen ondergaan (zie hoofdstuk 3.2.9), het in 2016 en in 2019 afgesproken en vastgestelde percentage zal in het nieuwe bestemmingsplan voor de deelgebieden West en Midden worden gerespecteerd.

3.2.7 Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050

Voor een concrete uitwerking van de duurzaamheidsambities in het gebied van de Wagenwerkplaats zijn op initiatief van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier op 30 en 31 oktober de Duurzaamheidsdagen 2.0 gehouden. Dat initiatief legde de basis voor de “Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050- acht werksporen voor lokaal innoveren en samenwerken”. Veel partijen hebben aan deze visie meegewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0015.png"

De visie bestaat uit acht werksporen (milieuthema's). Elk werkspoor uit de visie geeft een beeld voor de lange termijn, een doel voor de middellange termijn van 10 jaar en een concreet voorstel om nu mee aan de slag te gaan. Met name de 10 jaren termijn is verbonden met kaders en keuzes voor het nieuwe bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats. De ruimtelijk relevante thema's uit de Duurzaamheidsvisie zijn verwerkt in het Masterplan Wagenwerkplaats 2016. De Duurzaamheidsvisie is op 5 juli 2016 door de gemeenteraad vastgesteld en herbevestigd bij het besluit van de raad van 9 juli 2019 tot vaststelling van het Masterplan Wagenwerkplaats 2019. Op de inhoud van de visie en op welke wijze deze is verwerkt in de plannen en wordt geborgd bij de planrealisatie wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5 (paragraaf 5.9 Duurzaamheid) van deze toelichting.

3.2.8 Masterplan Wagenwerkplaats 2016

Het hiervoor genoemde concept-Masterplan van Must stedenbouw uit 2008 was niet meer actueel en volledig genoeg en bovendien te grofmazig om als onderbouwing te dienen voor een nieuw bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats. Daarom is in overleg met de gemeente en in opdracht van de NS (in aansluiting op de Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050) ook een actualisatie en verdieping van het Masterplan uit 2008 gemaakt. Dat heeft geleid tot het Masterplan Wagenwerkplaats 2016. Dit plan is op 5 juli 2016 tezamen met de Duurzaamheidsvisie door de gemeenteraad vastgesteld.

Bij de vaststelling van het Masterplan 2016 is door de raad aantal moties aangenomen. In de moties wordt het college verzocht om
(1) de planologische procedure voor het CPO-project Soesterhof te versnellen;
(2) zich hard te maken bij de NS dat zij zich maximaal zullen inspannen om een aantal bestaande functies in het gebied (de 'pioniers') te behouden en
(3) de gebouwen rondom het “rode plein” te bestemmen voor diverse functies met als doel het karakter van het plein te handhaven.

Met CPO Soesterhof zijn afspraken gemaakt over de mogelijkheden van het versneld vergunnen van de bouwinitiatieven van het CPO-project. Inmiddels is de omgevingsvergunning voor het project verleend en is de nieuwbouw in 2021 gerealiseerd.

In de actuele versie van het Masterplan (2019) is het doel erop gericht dat de pioniers blijvend betaalbare ruimte krijgen aangeboden in een nieuw te ontwikkelen Samenwerkplaats 2.0 (op de plek waar nu pop-up restaurant DLC is gelegen). De NS en de gemeente zijn in gesprek op welke wijze tot uitvoering van een plan voor de nieuwbouw van de Samenwerkplaats kan worden gekomen.

De gebouwen rondom het “rode plein” krijgen in het nieuwe bestemmingsplan een gemengde bestemming, waarmee dynamiek en levendigheid van het hart van het gebied kan worden gecontinueerd. Zo wordt de voorzijde (noordkant) van het hoofdgebouw niet gebruikt als opstelruimte voor treinen, maar blijvend als werk- of verblijfsruimte in de plint. Dat zorgt voor levendigheid aan het plein. Verder is in de nieuwe plannen ook ruimte gereserveerd voor een vestiging van de Samenwerkplaats 2.0 aan het plein en een parkeerhub.

Kort na de vaststelling van het Masterplan 2016 bleek dat de inzichten van de NS over de toekomstige inrichting van delen van het gebied van de Wagenwerkplaats waren gewijzigd. Eind 2016 besloot de Raad van Bestuur van de NS om de hoofdloods op het terrein verbouwen en in gebruik te houden als opstelruimte voor nieuwe treinen tot in ieder geval 2050 en mogelijk nog langer. Dat had tot gevolg dat fase 3 van het Masterplan 2016, waarin rond 2025 woningbouw was gedacht, kwam te vervallen. Deze gewijzigde inzichten van de NS en de daarna gewijzigde inzichten van de gemeente over met name het stedenbouwkundige programma van deelgebied Oost hebben geleid tot een aangepast Masterplan 2019.

3.2.9 Aansluiting coalitieakkoord december 2018 - Kaders 'Langs Eem en Spoor' - en het coalitieakkoord 2022-2026

Uitgangspunt is dat het Masterplan Wagenwerkplaats zo veel mogelijk moet aansluiten bij het coalitieakkoord van 2018. Dat betekent dat gestreefd wordt naar meer woningen, meer cultuur en aandacht voor de inclusieve stad en ook meer sociale en economische verbindingen met de omgeving zoals het Soesterkwartier. Dat heeft er onder andere toe geleid, dat in het Masterplan 2019 wordt uitgegaan van de bouw van substantieel meer woningen (met name in deelgebied Oost), dan het aantal dat was opgenomen in het Masterplan uit 2016.

Het belang van het bouwen van hoge dichtheden is ook onderkend in de Visie Stadshart (18 april 2017). De Wagenwerkplaats maakt deel uit van het stadshart. In de Visie wordt ingezet op meer bezoekers en bewoners in en rondom het stadshart. Het belang van het bouwen van woningen in hogere dichtheden op de Wagenwerkplaats wordt in de Visie onderstreept.

Er is vastgesteld dat in de gebiedsdelen West en Midden weinig mogelijkheden zijn om te optimaliseren en dat daarom zo snel mogelijk met de gebiedsontwikkeling in die delen moeten worden doorgegaan. Daarom wordt dit bestemmingsplan alleen voor de gebiedsdelen Midden en West (en het spoorwegemplacement) opgesteld.
Deelgebied Oost daarentegen biedt meer mogelijkheden voor verdichting en dat deel wordt daarom eerst uitgewerkt in een apart stedenbouwkundig plan en vervolgens planologisch-juridisch vertaald in een separaat omgevingsplan.

Belangrijk is dat bij de uitwerking van deelgebied Oost de kaders voor "Langs Eem en Spoor" worden betrokken. De Wagenwerkplaats Oost maakt deel uit van het gebied 'Langs Eem en Spoor' met een potentiële capaciteit van 4000-5000 woningen tot 2030. Het is van belang dat bij de uitwerking van deelgebied Oost de samenhang met de ontwikkeling van de andere bij Eem en Spoor betrokken gebieden is geborgd en daarbij ook nadrukkelijk de belangen van de Nieuwe Poort met een goede veiligheid en doorstroming worden betrokken. De andere bij Eem en Spoor betrokken gebieden zijn Trapezium, Eemplein, De Nieuwe Stad en Kop van Isselt. In deze vijf gebieden speelt een aantal ruimtelijke en programmatische opgaven:

Ruimtelijke opgaven : (1) Hoe gebruiken we de Eem om Eemplein, De Nieuwe Stad en Kop van Isselt te verbinden; (2) Hoe gebruiken we het spoor om Eemplein, Trapezium en Wagenwerkplaats te verbinden; (3) Hoe kan de Nieuwe Poort de centrale schakel / as in het gebied worden, waar dat nu eerder een barrière in de beleving van samenhang is; (4) Hoe verbinden we de verschillende gebieden met het Soesterkwartier dat aan al deze gebieden grenst en (5) Hoe krijgt de Amsterdamseweg de allure van een stadsentree.

Programmatische opgaven: (1) Welk programma van stedelijke voorzieningen is nodig om het gebied de huiskamer en suite van de binnenstad te laten worden; (2) Wat is het gewenste woningbouwprogramma; (3) Hoe beheersen we de parkeerbehoefte en de mobiliteit/bereikbaarheid; (4) Hoe verdelen we plancapaciteit kantoren over de verschillende deelgebieden en (5) Hoe maken we Langs Eem en Spoor een duurzaam gebied.

Op 16 juli 2019 heeft de raad (raadsbesluit 'Ontwikkeling Langs Eem en Spoor') het college opdracht gegeven om de gebieden Wagenwerkplaats, Trapezium, Eemplein, De Nieuwe Stad en Kop van Isselt in samenhang te ontwikkelen en de Nieuwe Poort daarbij te betrekken om de bereikbaarheid van het hele gebied op peil te houden. De ontwikkeling van deze 5 grote gebieden wordt vorm gegeven aan de hand van 5 thema’s, te weten: a. hoogstedelijke identiteit met een eigen karakter; b.passende woon- en werkmilieus in verbinding met de omliggende wijken; c. groene en leefbare openbare ruimte; d. mobiliteit (bereikbaarheid en parkeren) en e. duurzaamheid. Op 28 oktober 2021 hebben de gemeente Amersfoort en de provincie Utrecht een samenwerkingsovereenkomst voor het gebied Langs Eem en Spoor gesloten. Hierin staan afspraken en ambities over bijvoorbeeld de woningbouwopgave, gezond stedelijk wonen, duurzaamheid, inclusiviteit, groenontwikkeling en mobiliteit.

Ook sluit het plan aan bij het coalitieakkoord 2022-2026 waarin is opgenomen dat we minimaal 1.000 woningen per jaar bouwen en werken aan doorstroming zodat er voldoende betaalbare en passende woningen beschikbaar komen voor iedereen. We kiezen bij nieuwe plannen voor de bouw van woningen in de bestaande stad boven uitbreiding. Woningbouwprojecten worden gerealiseerd met aandacht en respect voor de omgeving en grote gebiedsontwikkelingen, hebben prioriteit. De Wagenwerkplaats voldoet aan al deze punten uit het coalitieakkoord.

Om een integraal beeld en overzicht te geven van de verschillende ontwikkelingen en doelstellingen, wordt er nu gekozen voor een gebiedsgericht omgevingsprogramma (Langs Eem en Spoor en Soesterkwartier). Dit programma vertaalt de omgevingsvisie 'Gezond Samenleven' naar de lokale context van Langs Eem en Spoor. Het gebiedsgerichte omgevingsprogramma geeft een samenhangend en integraal beeld van de ontwikkeling van de verschillende deelgebieden binnen het gebied Langs Eem en Spoor inclusief het Soesterkwartier tot 2035 door de omgevingsvisie, het raadsbesluit Langs Eem en Spoor 2019 en het wijkperspectief Soesterkwartier en de Omgeving Impact Analyse integraal te verwerken.

3.2.10 Milieuvergunning emplacement

Op 12 december 2017 is de definitieve milieuvergunning voor het emplacement Goederen verleend. Deze vergunning was nodig omdat de bestaande vergunning nog dateerde uit 1998 en niet meer op de huidige situatie was afgestemd (zo worden bijvoorbeeld treinen niet meer samengesteld door middel van stoten of heuvelen). Met de nieuwe vergunning zijn de belemmering voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied opgeheven.

In de nieuwe vergunning aan ProRail is rekening gehouden met de werkelijke en verwachte vervoerstromen op het emplacement en zijn bovendien op verzoek van de gemeente en NS de in deze notitie beschreven plannen op de Wagenwerkplaats mede betrokken in de onderzoeken. Uit de vergunning blijkt dat (ten opzichte van de oude vergunning van ProRail) het aantal treinwagons met gevaarlijke stoffen op de sporen geringer zal worden. Dat gegeven en het feit dat inmiddels ook diverse veiligheidsmaatregelen (bv toepassing Automatische Trein Beveiliging verbeterde versie) bij het emplacement zijn getroffen maakt dat nieuwe ruimtelijke mogelijkheden in de buurt van het emplacement mogelijk worden. De veiligheidsrisico's zijn nu zo ver teruggebracht dat de beoogde ruimtelijke ambities voor de Wagenwerkplaats ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. Met de bouw van woningen en andere functies op de Wagenwerkplaats wordt in de nieuwe situatie voldaan aan alle wettelijke eisen van veiligheid.

3.2.11 Masterplan Wagenwerkplaats 2019

Op 9 juli 2019 heeft de gemeenteraad het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 vastgesteld. Bij de vaststelling van dit plan is door de raad een motie aangenomen (2019-091M). In deze motie wordt het college verzocht om te bevorderen dat de Seinpost op het rangeerterrein wordt behouden. Het Masterplan uit 2019 verschilt op een aantal onderdelen van het Masterplan uit 2016. Aan het eind van deze paragraaf wordt daar nader op ingegaan.

Het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 geeft op basis van het gemeentelijke beleidskaders en na uitvoerige consultatie van alle betrokken partijen een actueel ruimtelijk beeld van de gewenste toekomstige inrichting van de Wagenwerkplaats. Het bevat keuzes op basis van een integrale afweging van alle betrokken ruimtelijke belangen. In het Masterplan zijn ook de voor de ruimtelijke ordening relevante thema's uit Duurzaamheidsvisie 2015-2050 meegenomen.

In het Masterplan 2019 zijn op de Wagenwerkplaats nieuwe woningen (substantieel meer dan 650) gepland, waarvan minimaal 30% sociale huur. Ook komen er stedelijke voorzieningen in een gemengd programma vooral in Oost (18.500 m2).
Minimaal 10 % van de woningen bestaat uit stadswoningen, beneden- en bovenwoningen en/of grondgebonden woningen. Voor de rest wordt gestapeld gebouwd (appartementen of stadswoningen met daarboven appartementen). De sociale huurwoningen worden gebouwd in de deelgebieden West (fase 1 en 2) én Oost (fase 3) In de beide programma's van deze deelgebieden is 30% van de woningen sociale huur.

Het westelijke deel van het Masterplan zal worden bebouwd met overwegend grondgebonden woningen aan de noordzijde. Dit is de zijde die grenst aan het Soesterkwartier. Langs de spoorzijde van dit deel van het gebied komt geluidswerende hoogbouw. Het westelijke deel van het Masterplan wordt westwaarts ontsloten via het Noack-terrein richting de Plataanstraat.

Het middendeel bestaat uit het monumentale ensemble en zal grotendeels zo blijven als het is. Aan de noordzijde van het plein is nog ruimte voor een gebouw of enkele kleine gebouwtjes met mogelijk een tijdelijk of experimenteel karakter. Hier is ook ruimte gereserveerd voor de Samenwerkplaats 2.0. Dit deel wordt aan de noordzijde ontsloten op de Soesterweg.

Voor het oostelijke deel zijn door de raad op 23 maart 2021 stedenbouwkundige kaders vastgesteld. In dit gebied zijn substantieel meer dan 350 woningen voorzien en een nieuw werkprogramma van minimaal 15.000 m2.

Er komen 3 auto-ontsluitingen, die elk hun eigen deelgebied (West, Midden en Oost) bedienen. Er komt geen doorgaand autoverkeer. De auto is 'te gast'. Voor langzaam verkeer blijft het gebied juist wel één geheel. De belangrijkste ontsluitingswegen lopen oost-west en daarmee parallel aan de sporen en de belangrijkste rooilijnen van de bestaande bebouwing. Het Masterplan gaat verder uit van een clustering van het openbaar groen in landschappelijke zones die open ruimte bieden in het gebied en voor gepaste afstand zorgen tussen het monumentale ensemble in het midden en de nieuwe bebouwingsvlakken daar omheen.

In hoofdstuk 4 Planbeschrijving van deze toelichting wordt nader op de inhoud van het Masterplan 2019 ingegaan.


Verbeelding Masterplan 2019

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0016.png"

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzicht van het Masterplan 2016 ?

* Het emplacement en de bijbehorende loods in de achterzijde van het hoofdgebouw vallen niet langer in het gebied van het Masterplan 2019. Dit komt doordat de NS investeert in de loods en het buitenterrein om onderhoud te plegen en om nieuwe rijtuigen te stallen. Daarmee is het gebied van het Masterplan 3 hectare kleiner geworden. Invulling van dit en het aangrenzende gebied is gewijzigd ten opzichte van het Masterplan uit 2016.

Hoofdgebouw (achterzijde) met aangrenzende sporen
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0017.png"

* Het Noack-terrein (voormalige De Slegte) gaat los van het Masterplan in ontwikkeling. De bouwopgave van dit gebied met 78 woningen valt buiten het Masterplan 2019. Er is hiervoor een separaat bestemmingsplan vastgesteld en de woningen zijn inmiddels gerealiseerd.


* Door het wijzigen van de situatie bij het buitenterrein dat bij de NS in gebruik zal blijven (links van het Hoofdgebouw), wordt hierlangs hoogbouw (8 lagen met een mogelijk nader te onderzoeken accent) gepland. Daarmee ontstaat geluidwering voor de achterliggende woongebieden. De verhouding tussen grondgebonden woningen en appartementen is hierdoor gewijzigd naar een verdeling van 10-25% grondgebonden en 75%-90% appartementen ten opzichte van een verdeling 50/50 in Masterplan 2016.

Hoogbouw langs buitenterrein NS

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0018.png"

* Door de bovenstaande wijzigingen bedraagt het aantal woningen in het gebied van het Masterplan 2019 substantieel meer dan het aantal in het Masterplan uit 2016 (650 woningen). In deelgebied West zijn minimaal 250 - 300 woningen voorzien en in Oost in ieder geval substantieel meer dan 350.

* In het Masterplan uit 2016 liep een groene langzaam verkeersroute nog helemaal langs het spoor. In het voorliggende Masterplan loopt die route in het centrumdeel nu over het middenplein door het gebied. De fietsroute wordt hier één blok noordelijker geleid om het verblijfsklimaat van het middenplein te behouden.


Fietsroute in centrumdeel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0019.png"

* Om de wandel- en fietsroutes door het centrumdeel van het gebied te kunnen scheiden is er een wijziging in de configuratie van bouwmassa's. Het gebouw (de overkapping) van de Samenwerkplaats/Verkeerstuin wordt gesloopt en op die plaats komt tussen de te handhaven bouwmassa's een doorgang voor de nieuwe fietsroute.


Wandelroute door centrumgebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0020.png"

* Een groen vizier dat een open zicht zou bieden naar de overzijde van de spoorzone is komen te vervallen in het Masterplan 2019. Door het geluid dat afkomstig is vanaf het terrein dat bij de NS in gebruik blijft, is een open gebied (en daarmee een open zicht) hier niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0021.png"

* De afgelopen jaren heeft de Wagenwerkplaats aan veel tijdelijke functies onderdak verschaft. Door de planvorming moeten tijdelijke functies verhuizen of worden verplaatst. Omdat de tijdelijke functies waardevol zijn voor dit gebied, is het plan om in het middengebied en centraal gebouw genaamd, de Samenwerkplaats 2.0 te realiseren om deze tijdelijke functies definities te huisvesten. Dit plan is onderdeel van het Masterplan 2019.


* Voor de deelgebieden West en Midden is het Masterplan uit 2019 voor een belangrijk deel gebaseerd op de eerder in 2016 vastgestelde uitgangspunten met hier en daar een concretisering van de ambities (bijvoorbeeld de Samenwerkplaats).

3.2.12 Startnotitie bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o.

Op 9 juli 2019 heeft de gemeenteraad de Startnotitie bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. vastgesteld. In deze notitie zijn de belangrijkste onderdelen van het nieuwe bestemmingsplan genoemd. Die onderdelen worden uitvoerig beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

In de Startnotitie is door de gemeenteraad ook de modelkeuze van het nieuwe bestemmingsplan bepaald (= model 2). Daarbij heeft de raad bepaald, dat nadat het bestemmingsplan is opgesteld het ontwerp ervan direct ter inzage kan worden gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid heeft om een zienswijze over het plan bij hem in te dienen. Toepassing van model 2 impliceert dat voor de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan geen voorafgaand participatietraject hoeft plaats te vinden.

De raad heeft er bij de vaststelling van de startnotitie voor gekozen om het gebied van dit bestemmingsplan te beperken tot de deelgebieden Midden en West van de Wagenwerkplaats en het spooremplacement. Daarmee wordt deelgebied Oost (net als het Noack-terrein) niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

3.2.13 Deltaplan Wonen 2019 en woningbehoefte

De vraag naar woningen in Amersfoort en in de regio is groot. In het Deltaplan Wonen - op 28 mei 2019 door de gemeenteraad vastgesteld - is het actuele woonbeleid beschreven. Als nadere uitwerking van het deltaplan heeft de gemeenteraad op 16 juli 2019 het Besluit Huisvesting Middeninkomens vastgesteld. Ten aanzien van de woningbouwopgave is bepaald dat er tot 2030 voldoende, betaalbare en passende woningen gebouwd moeten worden voor alle doelgroepen. Om in de vraag naar voldoende woningen te voorzien, moeten er in de periode 2018 - 2030 ongeveer 1.000 woningen per jaar worden gerealiseerd (totaal 10.000 tot 12.000 extra woningen). Dit betekent meer groei dan voorheen: van gemiddeld ongeveer 600 woningen per jaar in de periode 2009-2018 naar ongeveer 1.000 woningen per jaar in de periode 2018-2030. De beschikbare ruimte voor woningbouw is dan ook hard nodig voor mensen die nu en in de toekomst een woning zoeken en daarmee blijft de gemeente actief inzetten op woningbouw op alle daarvoor beschikbare locaties. Er moeten passende woningen gebouwd worden voor alle doelgroepen: van jongeren tot gezinnen tot ouderen en voor kwetsbare doelgroepen. Daartoe is diversiteit nodig van woonmilieus en woningkenmerken.

Er is extra aandacht voor de betaalbaarheid van woningen voor lage en middeninkomens. Er gelden regels voor het verplicht realiseren van sociale huurwoningen en woningen in het middensegment. Daarbij is ook woonkwaliteit van belang. Sociale huurwoningen zijn minimaal 40m2 GO en overige zelfstandige woningen (middensegment en overig vrije sector) zijn minimaal 50m2 GO. Dit zijn minimale vereisten; in het totale woonprogramma is een diverse mix van kleinere en grotere woningen per segment nodig zodat er voor verschillende soorten doelgroepen gebouwd wordt. Zodat een plan bijdraagt aan voldoende diversiteit en inclusiviteit in een gebied. Per woningbouwlocatie wordt bekeken hoe een optimale bijdrage aan deze woonopgave geleverd kan worden, ook in relatie tot de haalbaarheid en andere gemeentelijke ambities.

Het Deltaplan stelt vast dat de grootschalige binnenstedelijke groei moet worden geconcentreerd in gebieden waar een stedelijk woonmilieu met hoge dichtheid passend is en waar een goede ontsluiting per openbaar vervoer mogelijk is. De Wagenwerkplaats is aangewezen als een van de groeigebieden. Er is in het gebied 'Langs Eem en Spoor', waarvan de Wagenwerkplaats deel uitmaakt, een groot aantal nieuwe woningen gepland.

Voor de Wagenwerkplaats geldt de verplichting dat minimaal 30% van de woningen als sociale huurwoning wordt gerealiseerd. Volgens het Deltaplan Wonen geldt daarnaast de verplichting dat voldoende woningen in het middensegment worden gebouwd. Daarbij wordt uitgegaan van een percentage van 20. Het ontwikkelingsproces van de Wagenwerkplaats loopt al geruime tijd. Met de NS zijn daarbij afspraken gemaakt over de bouw van sociale huurwoningen, maar niet over woningen in het middensegment. Het realiseren van middeldure huur, zoals omschreven in het Deltaplan Wonen, is een recente toevoeging aan de wensen vanuit de gemeente.
De ambitie volgens het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 is om substantieel meer dan 650 woningen in het gehele gebied te realiseren. Dat kan onder andere door gebruik te maken van nieuwe mobiliteitsconcepten, die minder parkeerruimte vragen.


Woningbehoefte - Ladder voor Duurzame verstedelijking

Volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zoals in dit geval de bouw van woningen) de behoefte aan die ontwikkeling worden beschreven. Indien de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. In dit geval worden de woningen in bestaand stedelijk gebied gebouwd. Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied en voorziet de stedelijke ontwikkeling in een behoefte dan wordt voldaan aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Het voorliggende project is getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Op basis van de behoefteramingen in het Deltaplan Wonen 2019 kan worden geconcludeerd dat deze ontwikkeling voorziet in een behoefte. De woningen worden bovendien binnen bestaand stedelijk gebied gebouwd.
De verantwoording van het voldoen aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is vastgelegd in het rapport "Ladder Duurzame Verstedelijking Wonen, BRO - 25 september 2020", dat is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting (bijlage 1). In het rapport van BRO is rekening gehouden met een maximum woningaantal van 500.

3.2.14 Kaderstellende notitie Wagenwerkplaats Oost en aanpassing parkeergebied Wagenwerkplaats West

De gemeenteraad heeft op 23 maart 2021 een besluit genomen over de kaders voor de ontwikkeling van deelgebied Oost van de Wagenwerkplaats. Bij die gelegenheid zijn ook besluiten genomen die van invloed zijn op deelgebied West.

(1) Er is door de raad besloten om deelgebied West te laten vallen onder het parkeerregime “Schil Binnenstad” en het college opdracht te geven om tot maatwerkafspraken te komen met de gebiedseigenaren over de parkeereis. De parkeernorm “Schil Binnenstad” wordt ook al gehanteerd voor de deelgebieden Oost en Midden. Dat is al vastgelegd bij de vaststelling van het Masterplan Wagenwerkplaats in 2019. In aanvulling op de opdracht om maatwerkafspraken te maken over de parkeereis heeft de raad (amendement 2021-030A – 'Parkeernorm Wagenwerkplaats West) aan het college de opdracht gegeven om in combinatie met de ontwikkelingen op het gebied van MaaS inwoners van het Soesterkwartier actief te betrekken bij het vinden van oplossingen om eventuele toenemende parkeerdruk en/of overlast zoveel mogelijk te beperken.

(2) In het op 23 maart 2021 aangenomen amendement 2021-029M ('Voor wat hoort wat') heeft de raad aangegeven dat voor de behandeling van het bestemmingsplan voor Wagenwerkplaats Midden en West kwantitatief en kwalitatief inzicht moet worden gegeven op welke wijze besparingen als gevolg van een lagere parkeernorm ten gunste zijn gekomen van de stad. De raad heeft daarbij overwogen dat ontwikkelaars een financieel voordeel halen uit de toepassing van het parkeerregime “Schil Binnenstad” en een mogelijk gebruik van MaaS en dat dit voordeel (mede) ten gunste moet komen van de ontwikkelingen op de Wagenwerkplaats en/of de stad.

(3) In het eveneens op 23 maart 2021 aangenomen amendement 2021-022A ('Zonnesporen') heeft de raad aan het college de opdracht gegeven om technisch en financieel te verkennen of er over de volle breedte van het terrein van de Wagenwerkplaats een aan het spooremplacement grenzende geluidwal kan komen, die terzelfdertijd aan de zijde van het spoor een wand van zonnepanelen vormt.

3.2.15 Ladder voor Duurzame Verstedelijking horeca

In het hoofdgebouw langs de Fabriekstraat is in de strip horeca voorzien. In totaal wordt circa 450 m2 horeca gerealiseer. Deze ontwikkelingen geven 'levendigheid' aan het gebied. Het horecaprogramma is getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Uit de bij de toelichting gevoegde rapportage "Ladder voor Duurzame Verstedelijking Horeca, BRO - 1 februari 2021" blijkt dat het beoogde horecaprogramma voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.3 Overig relevant beleid

In de Omgevingsvisie Provincie Utrecht (vastgesteld 10 maart 2021) staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ordening. Een belangrijke ambitie is inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling. Per beleidsthema worden keuzes gemaakt voor de toekomst. Op onderstaande afbeelding zijn de zeven beleidsthema's van de provincie te zien. Samen zorgen de zeven thema's voor een gezonde en veilige leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0022.jpg"

In de visie is de Wagenwerkplaats aangegeven als prioritaire locatie voor integrale ontwikkeling wonen en werken rondom een knooppunt. Voor de Wagenwerkplaats zijn vrijwel alle beleidsthema's tot een zekere hoogte van belang. In het plan wordt gestreefd naar een gezond en veilig leefmilieu, wordt duurzaam en gasvrij gebouwd, wordt woningaanbod gecreeerd en wordt gebouwd in een bereikbare omgeving. Ook worden cultuurhistorische waarden gerespecteerd. Daarnaast is er een brede mix van functies en voorzieningen aanwezig. De ontwikkeling van de Wagenwerkplaats Midden en West past daarmee binnen de Omgevingsvisie Provincie Utrecht.

Ook past het plan binnen de Omgevingsverordening Provincie Utrecht (vastgesteld 7 februari 2024). Hierin is het gebied aangeduid als 'Stedelijk gebied'. Volgens de instructieregels verstedelijking moeten woningbouwplannen aansluiten bij het provinciaal programma Wonen en Werken. Dit houdt in dat verstedelijking zo veel mogelijk binnenstedelijk en nabij knooppunten plaatsvindt. Daarnaast moeten afspraken worden gemaakt over voldoende sociale en middensegment woningen en over energieneutrale, circulaire, klimaatadaptieve woningbouw, evenredig groenontwikkeling en efficient ruimtegebruik. Aan al deze voorwaarden voldoet de Wagenwerkplaats.

Voor de Wagenwerkplaats is uitbreiding van het aantal winkelmeters niet gewenst (Nota Detailhandel 2021 en Omgevingsverordening provincie Utrecht, instructieregel detailhandel in artikel 9.20). Verder geldt er geen specifiek detailhandelsbeleid. Wel wordt gestreefd naar profilering, zichtbaarheid en vindbaarheid, onder meer door het inzetten van citymarketing. In dit bestemmingsplan is buiten de bestaande detailhandel op het station, geen verdere ruimte is voor detailhandel opgenomen.

Volgens de gemeentelijke Horecanota (2013) is horeca A ('zachte horeca') een verrijking van die delen van het Stadshart met een gemengd, 'publiek' karakter. In dergelijke gebieden wordt een ruimhartig vestigingsbeleid gevoerd bij nieuwe initiatieven voor horeca A. Voor de delen van het stadshart waar het woongenot voorop staat (waar op straatniveau niet of nauwelijks sprake van functiemenging is) is geen nieuwe horeca mogelijk. Hier wordt uitgegaan van een horecastiltegebied.

Het vestigingsbeleid van de gemeente Amersfoort is tot stand gekomen in een periode waarin de stad kampte met de gevolgen van de financiële, economische en vastgoedcrisis van begin jaren '10. De Visie Werklocaties, die een tijdshorizon heeft tot 2020 met een doorkijk tot 2030, zet in op het behouden van de balans tussen het aantal inwoners en het aantal banen (de woon-werkbalans). In 2013 is de Visie Werklocaties op een aantal punten geactualiseerd, met als doel om meer ruimte te kunnen bieden voor functieverbreding bij tegengaan van leegstand. In 2020 wordt de Visie Werklocaties herzien en aangepast op de gewijzigde economische omstandigheden. De visie gaat er vanuit dat de vraag naar kantoren tot 2020 kan worden gefaciliteerd in de bestaande kantorenvoorraad en plancapaciteit (op o.a. Trapezium en Podium) en staat geen nieuwe kantorenlocaties toe, met uitzondering voor bijzondere locaties Oliemolenkwartier (De Nieuwe Stad) en de Wagenwerkplaats. Hier wordt ingezet op het creëren van een vestigingsmilieu voor creatieve en innovatieve bedrijven, en worden wel mogelijkheden geboden voor extra kantoren. Het beleid biedt voorts mogelijkheden voor extra kantorenlocaties elders in de stad indien het evenwicht op de kantorenmarkt herstelt. Inmiddels heeft de gemeenteraad van Amersfoort in verband met de gewijzigde marktomstandigheden in 2019 het Afwegingskader Transformatie Kantoren vastgesteld, dat in verband met een dreigend tekort aan vestigingsmogelijkheden op de beste kantorenlocaties (waaronder de stationsomgeving) een halt toeroept aan de transformatie van kantoren naar wonen op die locaties.

De Visie Werklocaties uit 2011 zet qua groei voorts hoofdzakelijk in op binnenstedelijke vernieuwing, en sluit daarmee aan op een trend waarbij het zwaartepunt van werkgelegenheid verschuift naar verspreide werklocaties. Behalve de noodzaak om zuinig met de ruimte om te springen vraagt de markt in toenemende mate naar gemengde werklocaties. Één van de gebieden die in de Visie Werklocaties zijn aangewezen als kansrijk voor functiemenging is de zuid- en westkant van het centrum. In dit gebied liggen meerdere interessante locaties, waaronder de Wagenwerkplaats, voor welke volgens het beleid de menging van wonen en werken als randvoorwaarde voor herontwikkeling geldt. Voor de Wagenwerkplaats wordt ingezet op de realisatie van verschillende functies binnen het profiel 'creatieve economie', zoals kantoren, ateliers, onderwijs, horeca, en cultuur en innovatieve bedrijvigheid. In de Visie Werklocaties is aangegeven dat bij de verdere uitwerking van de plannen de mate van functiemenging nader dient te worden geconcretiseerd, bijvoorbeeld in een minimaal aantal arbeidsplaatsen of een minimum percentage van het programma voor werken. Voor de Wagenwerkplaats als geheel wordt een aandeel werk nagestreefd van indicatief 20% van het programma. In het Masterplan uit 2019 wordt voor het werken het zwaartepunt gelegd op de Wagenwerkplaats Oost, met onder andere ruimte voor middelgrote kantoren en voorzieningen in de directe nabijheid van het station, en in mindere mate Wagenwerkplaats-Midden. Hierbij is voor Oost geen percentage van het programma opgenomen, maar een concreet programma (15.000 m2 kantoor). Het oostelijke deel van de Wagenwerkplaats maakt echter geen deel uit van dit bestemmingsplan. Het onderhavige plan kent daardoor een relatief sterk woonkarakter, en is daardoor op zichzelf beschouwd voor een centrumlocatie weinig ambitieus m.b.t. de werkfunctie.

Een belangrijke verkeerskundige opgave is een goede inbedding en verbinding van de Wagenwerkpaats met de stad. In het gemeentelijke Verkeer- en vervoerplan wordt de ambitie geformuleerd om 'bewust' mobiliteitsgedrag te stimuleren. Dit gebeurt door mensen bewuster te maken van de verschillende vervoersmogelijkheden. Om duurzaam gebruik van mobiliteit te stimuleren is het wenselijk dat niet op ieder schaalniveau evenveel in alle vervoerstypen wordt geinvesteerd. In het centrum worden voor verplaatsingen binnen Amersfoort met name de fiets en de voetganger gefaciliteerd. Nieuwe, comfortabele en snelle fietsroutes vanuit de verschillende stadsdelen en omliggende gemeenten naar het centrum van de stad dragen hier aan bij. Het hoofdfietsnetwerk verbindt wijken in Amersfoort met het centrum en de stations. Het Piet Mondriaanplein maakt daar deel van uit, maar het hoofdfietsnetwerk stopt op deze plek en vormt (nog) geen doorgaande verbinding over de Wagenwerkplaats. Binnen de toekomstige hoofdstructuur voor autoverkeer vervullen het Piet Mondriaanplein, de Noordewierweg en het westelijk deel van de Soesterweg een functie in de wijkontsluiting van de Wagenwerkplaats.

Voor alle nieuw te ontwikkelen gebieden op de Wagenwerkplaats geldt dat de behoefte op eigen terrein (kavel) moet worden opgelost volgens de gemeentelijke Nota Parkeernormen. Bezoekers van West kunnen ook parkeren in de parkeerrhub die is voorzien in deelgebied Midden.

Tot voor kort viel de Wagenwerkplaats nog volledig onder de normen van “Rest Amersfoort”. Omdat er echter woningbouw en stedelijke voorzieningen worden toegevoegd op korte afstand van het OV punt station Amersfoort, is door de raad op 5 juli 2016 besloten om voor de deelgebieden Oost en Midden de parkeernormen behorend bij “Schil om binnenstad” toe te passen. De raad heeft op 23 maart 2021 besloten dat ook voor deelgebied 'West' het regime “Schil om binnenstad" geldt. Ook is door de raad aangegeven, dat met de gebiedseigenaren in deelgebied West afspraken moeten worden gemaakt over de invulling van de inzet van MaaS. Met de inzet van MaaS en deelmobiliteit is een hogen woningaantal op de Wagenwerkplaats mogelijk.

MaaS - besluit gemeenteraad 21 december 2021
Op 21 december 2021 heeft de raad besloten om een structurele inzet van MaaS bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Er zijn randvoorwaarden en kaders voor de toepassing van MaaS vastgesteld, waarmee ontwikkelaars de mogelijkheid krijgen om het aantal te realiseren parkeerplaatsen te korten indien mobiliteit wordt aangeboden conform het MaaS-concept. Met dit besluit wordt beoogd om woningbouw bij inbreidingslocaties beter mogelijk te maken door met deelmobiliteit (deelconcepten zoals deelauto, deelfiets en deelscooter) en MaaS (het plannen, boeken en betalen van alle mogelijke vervoer in één app) een basis te bieden voor minder auto's en parkeerplaatsen in de stad. Door deelmobiliteit te koppelen aan bestaande instrumenten zoals parkeernormen kan de groeiende stad worden gefaciliteerd en de leefbaarheid en de bereikbaarheid worden gewaarborgd. MaaS wordt in eerste instantie toegepast bij nieuwbouw maar is ook voor bewoners in de bestaande wijken te gebruiken.

Op 18 april 2017 heeft de raad de Visie Stadshart vastgesteld. De Wagenwerkplaats maakt deel uit van het stadshart. In de Visie wordt ingezet op meer bezoekers en bewoners in en rondom het stadshart. Het belang van het bouwen van woningen in hogere dichtheden op de Wagenwerkplaats wordt onderstreept.

De Archeologische Beleidskaart (actuele versie 2019) geeft per gebied aan hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden met hoge archeologische waarden en gebieden met een hoge, een middelmatige of een lage archeologische verwachting. Ook zijn er gebieden aangewezen zonder archeologische onderzoeksplicht. Dat zijn terreinen die zijn opgegraven of geen archeologische resten (meer) bevatten. De Wagenwerkplaats en het spoorwegemplacement zijn zulke terreinen. Bij de aanleg ervan is enkele meters grond -en daarmee de archeologisch resten- afgegraven.

3.4 Conclusie

Het in dit bestemmingsplan (voor Midden en West) vastgelegde beleid past binnen het in dit hoofdstuk beschreven relevante rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het gebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de deelgebieden Midden en West van de Wagenwerkplaats en uit het spoorwegemplacement, bestaande uit het rangeerterrein, opstelterreinen (waaronder Bokkeduinen), doorgaande sporen en het stationsgebied met perrons en traversen.

4.2 Spoorwegemplacement

Het spoorwegemplacement is grotendeels onbebouwd en wordt gebruikt als rangeerterrein voor reizigers- en goederenwagons en bestaat daarnaast uit doorgaande spoorlijnen, verbindingssporen, opstelsporen, inlaatsporen en het stationsgebied met perrons en traversen. In dit gebied zijn enkele gebouwen aanwezig, waaronder onderhoudsgebouwen en dienstgebouwen en (bij de perrons) kiosken en een restaurant. De bebouwing aan de voorzijde van het stationsplein en het plein zelf maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan voorziet vooral in het vastleggen van de 'bestaande situatie' van het spoorwegemplacement met de (doorgaande) spoorlijnen in oostelijke en westelijke richting. Voor de bestemming van dit gebied wordt aangesloten bij de regeling in de Beheersverordening Wagenwerkplaats e.o. (2013 en 2019). De gronden worden bestemd ten dienste van spoorwegdoeleinden met de bijbehorende (gebouwde) voorzieningen. Gebouwen en waar nodig specifieke functies in het gebied (zoals detailhandel en horeca) zijn afzonderlijk in het bestemmingsplan vastgelegd. Er doen zich momenteel geen nieuwe bouwinitiatieven in het gebied van het spooremplacement voor.

4.3 Wagenwerkplaats e.o.

De herontwikkeling van dit bestemmingsplangebied concentreert zich op de Wagenwerkplaats, deelgebieden Midden en West. Deze herontwikkeling is voornamelijk beschreven in het Masterplan Wagenwerkplaats 2019. De tekst in dit hoofdstuk is voor een belangrijk deel aan dat Masterplan ontleend. Het bepaalt in belangrijke mate ook de inhoud van dit bestemmingsplan voor zover het de bij de Wagenwerkplaats betrokken gronden in de deelgebieden Midden en West betreft.

Vanwege het overzicht en de belangrijke relatie in de ruimtelijke structuur en het programma tussen enerzijds de deelgebieden Midden en West en anderzijds het deelgebied Oost, gaat dit hoofdstuk (net zoals het Masterplan 2019) in op het gehele gebied van de Wagenwerkplaats (maar beperkt het bestemmingsplan zich dus tot de gebieden West en Midden).

4.3.1 Hoofdlijnen ruimtelijke structuur

In de nieuwe ruimtelijke structuur wordt het huidige introverte karakter van het gebied 'opengebroken' en omgevormd tot een uitnodigend stadsdeel. Dat komt onder meer tot uitdrukking in goede verbindingen met de omgeving en een stedenbouwkundige opzet die reageert op de spooromgeving. Het nieuwe stratenpatroon volgt de richting van de oude sporen (oost-west) en behoudt daardoor het langgerekte karakter van het spooremplacement. Dit wordt versterkt door het planten van bomenrijen in oost-westrichting.

Het terrein van de Wagenwerkplaats is langgerekt en bestaat uit drie deelgebieden; West, Midden en Oost. Deze opdeling wordt bepaald door de ligging van het bestaand monumentaal ensemble te midden van het plangebied.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0023.png"

Het industrieel ensemble vormt het middelpunt van het gebied. De nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt op afstand gehouden door het maken van landschappelijke zones aan weerszijden van het centrumgebied. Daarmee blijft het centrum met de rollerbanen aan de beide zijden ook goed zichtbaar.

Er komt een knip voor autoverkeer, waardoor sluipverkeer en een te grote druk op het Soesterkwartier wordt voorkomen. Voor langzaam verkeer wordt juist ingezet op doorgaande verbindingen. Het oostelijke deel sluit voor het autoverkeer aan op het Piet Mondriaanplein, het westelijke deel krijgt een nieuwe ontsluiting richting Soesterweg/Plataanstraat (langs de Noack-locatie) en het middengebied blijft aangetakt op de Soesterweg ter hoogte van de Narcisstraat. Ter hoogte van de knip voor gemotoriseerd verkeer kan de fietsroute geschikt worden gemaakt voor hulpdiensten. Het is op dit moment ook niet uitgesloten dat ook een bus gaat rijden via deze knip.

Tussen de drie delen van de Wagenwerkplaats komen groene ruimten. Deze landschappelijke zones geven openheid en bieden ruimte voor activiteiten van buurtbewoners of bedrijven (stadslandbouw, markten, bbq's). In de zones komen ook steeds de oost-west door het gebied lopende wandel- en fietsroutes bij elkaar. Deze routes worden zo groen mogelijk ingericht en vormen samen met de grotere landschappelijke zones 'het groene spoor' van de Wagenwerkplaats.


Ruimtelijke structuur verbeeld

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0024.png"

Hierna volgt een toelichting op de uitgangspunten en verdere keuzes van de verschillende thema's van de ruimtelijke structuur.

4.3.2 Programma en functies Wagenwerkplaats

De Wagenwerkplaats wordt een gemengd stedelijk gebied met verschillende functies in een relatief hoge dichtheid. Er wordt oorspronkelijk nog uitgegaan van de bouw van substantieel meer dan 650 woningen In West en Oost, waarvan tenminste 300 in de deelgebieden West en Midden (exclusief Soesterhof en Noack). Dat aantal in West is is inmiddels opgehoogd naar minimaal 300 en maximaal 500 door de toepassing van MaaS en deelmobiliteit in samenhang met de invoering van gereguleerd parkeren in (delen van) de wijk Soesterkwartier. Het toepassen van MaaS en deelmobiliteit leidt tot een lagere parkeereis, waarmee de voor parkeren gereserveerde ruimte kan worden benut voor extra woningen.

Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt minimaal 30% (tenminste 75% lage categorie en maximaal 25% hoge categorie). Minimaal 20% van het aantal woningen bestaat uit woningen voor middenhuur. Van de nieuwe woningen is minimaal 15 % stadswoningen, beneden- en bovenwoningen en/of grondgebonden woningen. De rest van de woningen bestaat uit appartementen. Alle te bouwen zelfstandige sociale huurwoningen dienen een minimale gebruiksoppervlakte te hebben van 40 m2 conform NEN-norm 2580. Voor de overige woningen (m.u.v. de grondontsloten woningen) geldt een minimale gebruiksoppervlakte van 50 m2 conform NEN-norm 2580. Grondontsloten woningen (15% van het woningaantal) moeten minimaal 80 m2 zijn en de gemiddelde grootte van die woningen samen moet minimaal 100 m2 zijn.

Verder is in het Masterplan voor de gehele Wagenwerkplaats circa 18.500 m2 b.v.o aan stedelijke gemengde voorzieningen gedacht, waarvan ten minste 15.000 m2 kantoren in deelgebied Oost. De resterende 3.500 m2 gemengde voorzieningen landen in het Middengebied. Daarbij gaat het om de nieuwe aanbouw bij het Nieuwe Magazijn, de plint van het Hoofdgebouw (horeca) en de nieuwe Samenwerkplaats 2.0. Deze resterende gemengde voorzieningen komen bovenop de bestaande voorzieningen in het gebied ter grootte van ruim 9.000 m2 (Oude en Nieuwe Magazijn, Centraal Ketelhuis, Hoofgebouw-plint, Veerensmederij, gebouwtjes Medische Dienst, Garagebrandweer, Transformatorhuis en Portiersloge) in bestaand vastgoed.

In het Masterplan en het nieuwe bestemmingsplan is een duidelijke driedeling aanwezig: west, midden, oost. De concentratie van woningbouw en grondgebonden woningen bevinden zich in het westelijke gedeelte van het gebied. Hier liggen ook directe aansluitingsmogelijkheden op het Soesterkwartier en de daar aanwezige voorzieningen. In de bestaande gebouwen in het hart van de Wagenwerkplaats wordt vooral gewerkt in kleinschalige kantoren, ateliers, werkplaatsen en in de horeca. Deze gebouwen krijgen een gemengde functie. Dit is ook een automatisch gevolg van de visie van de Wagenwerkplaats om een creatief en innovatief gebied te ontwikkelen. Met de menging kan een levendig middengebied worden behouden. In dit bestemmingsplan zal ter voldoening aan de motie van de raad bij de vaststelling van het Masterplan 2016 maximale flexibiliteit voor functies rondom het (rode) plein worden gegeven. Dit draagt bij aan het door de raad gewenste dynamische karakter van het plein.
Met het voorgestelde programma ontstaat een relatief hoge dichtheid, die hoort bij een stedelijk gebied als de Wagenwerkplaats.

De overkapping van het gebouw van de Samenwerkplaats wordt gesloopt. Daar komt een fietsroute door het centrumdeel en een nieuwe aanbouw (circa 475 m2). In het hoofdgebouw worden nog twee units van 400 m2 (tezamen 800 m2) gecreëerd voor gemengde functies.

Aan de noordzijde van het plein is nog ruimte voor een gebouw (Samenwerkplaats 2.0), waarin de pioniers van de Wagenwerkplaats blijvend betaalbare ruimte wordt aangeboden. Het middendeel wordt aan de noordzijde ontsloten op de Soesterweg.

Het parkeren ten dienste van de functies in het middengebied (en de bezoekers van de nieuwe woningen in deelgebied West) wordt opgelost in een parkeergarage/ parkeerhub aan de rand van het plein.

Impressie nieuwe Samenwerkplaats 2.0

 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0025.png"

Het buurthuis van de buurtvereniging Palm- en Hulststraat vervult een sterk maatschappelijke rol voor de buurt. Dit buurthuis blijft in aangepaste vorm bestaan en wordt ingepast in het nieuwe bestemmingsplan. In het Masterplan 2019 is op de plaats van het buurthuis de nieuwe ontsluitingsweg gedacht. Daarom wordt het buurthuis herbouwd en verplaatst naar een locatie zo dicht mogelijk bij de huidige plek.

Bij de vaststelling van het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 is door de raad een motie aangenomen (2019-091M). In deze motie wordt het college verzocht om te bevorderen dat Seinpost op de Wagenwerkplaats wordt behouden.


Seinpost VI op het rangeerterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0026.png"

Uit onderzoek is komen vast te staan dat behoud op de bestaande plek niet mogelijk is. Het gebouw staat midden op het spooremplacement en kan niet worden ingepast in de toekomstige inrichting van dat emplacement. Het verplaatsen van het bestaande gebouw naar elders kan evenmin. Dat is kostbaar en bovendien verkeert het seinpostgebouw in slechte staat. Daarom wordt een replica met behoud van zoveel mogelijk waardevolle onderdelen van het oorspronkelijke gebouw (waaronder de trap) gebouwd. Deze replica (hoogte circa 10 meter en oppervlakte 45 m2) wordt geplaatst op de Wagenwerkplaats in het groen in het verlengde van Fabriekstraat op de toekomstige voetgangersroute door het gebied heen. Het gebouw zal worden gebruikt als vergaderaccommodatie en eventueel logies in de vorm van een bruidssuite of een daarmee vergelijkbare functie.


Nieuwe Seinpost

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0027.png"

Verdeling van functies Midden en West in het nieuwe bestemmingsplan (uit: Masterplan Wagenwerkplaats 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0028.png"

Deelgebied   Woningen   Overige functies   Toelichting  
West   max 500 (excl Noack en Soesterhof)   Buurthuis    
Midden   -   culturele functies en kleinschalige bedrijvigheid, horeca, Samenwerkplaats. parkeerhud en Seinpost   maximale flexibiliteit in functies  
Oost   substantieel meer dan 350   wordt vastgelegd in een nieuw stedenbouwkundig plan (gereed eind 2023)    

Locaties Noack en Soesterhof

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0029.png"

4.3.3 Bouwhoogten

De hoogte van de toekomstige (woon)bebouwing varieert. In West komt voornamelijk gestapelde bouw in 4 tot 8 lagen langs de spoorzone met nog een hoogteaccent tot maximaal 40 meter in de zuidelijke zone langs het spoor nabij de groene scheg.
De woningen die grenzen aan het Soesterkwartier zullen qua hoogte daarop aansluiten (maximaal 3 bouwlagen). De achtertuinen van deze woningen grenzen aan de achtertuinen van het Soesterkwartier. Hierdoor wordt de wijk aan deze zijde logisch afgerond en krijgt het een gezicht naar de Wagenwerkplaats.

In het Midden wordt met de bouwhoogten aangesloten op het bestaande ensemble. Het nieuwe gebouw van de Samenwerkplaats wordt maximaal 9,5 meter hoog. De hoogte van het nieuwe parkeergebouw dat in het middengebied is gedacht is in dit bestemmingsplan gemaximeerd op 5 meter.

De gestapelde bouw in West concentreert zich langs de spoorzone. De westkant die aansluit op het Soesterkwartier is meer gericht op gezinnen. Om de relatie met het spooremplacement te waarborgen worden geluidswerende maatregelen zoveel mogelijk geïntegreerd in de bebouwing in plaats van te kiezen voor geluidschermen of –wallen.

4.3.4 Bestaande gebouwen

Het hart van de Wagenwerkplaats bestaat uit historische gebouwen. Deze gebouwen, die een breed scala aan gemengde functies huisvesten, blijven in stand. Dat geldt ook voor de Rijtuigenloods en het Railcentrum (opleidingsgebouw). Ook het buurthuis van de buurtvereniging Palm- en Hulststraat blijft bestaan door het te herbouwen op een noordelijker gelegen plek in dit bestemmingsplan.
De "Laswerkplaats" (Per Expressie) is in verband met de bouwen van Soesterhof al eerder afgebroken. Op termijn wqrdt de overkapping van het gebouw van de Samenwerkplaats gesloopt.

De bestaande te behouden gebouwen krijgen een bestemming die is afgestemd op het huidige gebruik. De gebouwen rondom het centrale 'rode' plein worden voor diverse functies bestemd. Bij de vaststelling in 2016 door de gemeenteraad van het Masterplan Wagenwerkplaats is ook een motie aangenomen, die het belang benadrukt van de diversiteit van de functionele mogelijkheden van de gebouwen rondom het rode plein. Daarmee kan het levendige en dynamische karakter van het plein worden behouden.

Daarom wordt ook voor de gebouwen rondom het “rode plein” gekozen voor een gemengde bestemming, waarin verschillende functies mogelijk zijn en functieveranderingen ook vrij makkelijk kunnen worden gerealiseerd. Onder gemengd vallen diverse stedelijke functies, zoals horeca, kleinschalige en creatieve bedrijven, evenementen, ateliers, buurtvoorzieningen en sport maar ook maatschappelijke en culturele functies. Een groot aantal van deze functies is ook al opgenomen in het geldende bestemmingsplan (beheersverordening) voor het hart van de Wagenwerkplaats. De keuze voor een gemengde functie is ook een automatisch gevolg van de visie van de Wagenwerkplaats om een creatief en innovatief gebied te ontwikkelen. Met de menging kan een levendig middengebied worden behouden.

Soesterhof

In 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 42 woningen, waarvan 30 koop- en 12 sociale huurwoningen en een gemeenschappelijke ruimte op het terrein van de Wagenwerkplaats. Het project is een initiatief van de Vereniging Soesterhof. Deze vereniging is opgericht door bewoners uit het Soesterkwartier.

Project Soesterhof

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0030.png"
Het is een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO)-project, waarbij een ecowijk is gebouwd. Het zijn bijzondere en duurzame woningen geworden. Dat betekent onder meer milieuvriendelijke materialen en zuinig mogelijk omgaan met energie. Ook de sociale duurzaamheidscomponent is belangrijk. Bewoners zien naar elkaar om. Naast particuliere tuinen os er ook een collectieve tuin om het onderlinge contact te bevorderen.

Het CPO-project Soesterhof is genomineerd voor de SKG Award 2022. De SKG Award, een initiatief van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling, is bedoeld voor gebiedsgerichte ontwikkelingen met een duurzame, integrale visie. Bij de nominaties is Soesterhof beschreven als "een project met als doel om een (nagenoeg) zelfvoorzienende CO2-neutrale wijk met grote sociale cohesie te realiseren. In ontwikkeling zijn: de opslag van energie (smart grid met batterij en waterstof), blauwe diensten (seizoensberging water) in een klimaatrobuuste gezamenlijke tuin, en een zo laag mogelijke afvalberg'. Het initiatief staat tevens symbool voor een trend waarin bottom-up duurzaam ontwikkeld wordt".

4.3.5 Openbare ruimte

Aan weerszijden van het centrumgebied en aan de uiteinden van de Wagenwerkplaats komen landschappelijke zones. De twee zones ter weerszijden van het centrumgebied zorgen voor zicht op de monumentale bebouwing. Daarin zijn de rollerbanen 'eyecatcher'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0031.png"

De groene ruimten hebben een recreatieve functie en dienen ook als waterberging/wadi's en kunnen door de bewoners worden gebruikt voor buurtactiviteiten. De gebieden zijn ook geschikt voor evenementen. Langs de woonstraten in het gebied komt een groenstrook. Het huidige laantje tussen het hoofdgebouw en het centrale ketelhuis is een mooi voorbeeld van een inrichting met industriële uitstraling en dient als inspiratie voor de nieuwe woonstraten in het gebied.

Het centrale plein blijft het hart van de Wagenwerkplaats. De geschiedenis van de Wagenwerkplaats is daar het meest voelbaar. Het plein wordt gevormd door de wanden (veerensmederij, centraal ketelhuis en hoofdgebouw). Aan de noordzijde van het plein komt nog bebouwing in aansluiting op de bestaande kleine gebouwtjes (Samenwerkplaats 2.0).

Het is de bedoeling dat de openbare ruimte (groen en wegen) na realisatie in eigendom en beheer van de gemeente komt. Daarover worden met de ontwikkelaar van het gebied afspraken gemaakt. Groen en wegen zullen gefaseerd worden aangelegd, afhankelijk van het tempo van de herontwikkeling en het beschikbaar komen van de desbetreffende gronden.

Kunst in de openbare ruimte vergroot de aantrekkelijkheid en uitstraling van het gebied. Het centrale plein, als trefpunt, kan daarvoor een in het oog springende locatie zijn. Tijdelijke kunstobjecten en interventies in de publieke ruimte kunnen het gebied een bijzonder karakter geven, ook gedurende de verdere ontwikkeling ervan. Daar worden ook de gebruikers en bewoners van het gebied bij betrokken. Street art, multimediale en vernieuwende kunst zijn bij uitstek geschikt voor dit gebied in ontwikkeling. Bijzonder straatmeubilair (denk aan 'beelden voor banken' in het stadscentrum), kan de allure en karakter van het gebied versterken. Het is gewenst als samenwerkende partijen budget reserveren voor kunsttoepassingen in dit gebied.

Inrichtingscatalogus
Voor de inrichting van de openbare ruimte is een catalogus opgesteld. De inrichtingscatalogus borduurt voort op de sfeer die in het Masterplan Wagenwerkplaats wordt voorgesteld. Er wordt geen gedetailleerd beeldkwaliteitsplan opgesteld om ruimte te geven aan een organische procesvorming. De inrichtingscatalogus is een nadere uitwerking van het Masterplan Wagenwerkplaats, waarin de inrichtingsprincipes, profielen, beplanting en materialen bepaald worden. Op termijn zal de openbare ruimte op de Wagenwerkplaats in eigendom en onder beheer van de gemeente Amersfoort komen. De gemeente heeft voor de inrichting van openbare ruimte de richtlijnen voor inrichtingswerken in de openbare ruimte (RIOR). Niet alle richtlijnen zullen 1 op 1 toepasbaar zijn omdat er voor de Wagenwerkplaats naar gestreefd wordt om de industriële identiteit te behouden en omdat het een compacte wijk met relatief hoge dichtheid zal worden. Dat vergt andere uitgangspunten voor het beheer van de openbare ruimte dan bijvoorbeeld in een Vinex-wijk.

In de inrichtingscatalogus zullen ook inrichtingsmaatregelen worden opgenomen die verband houden met het compenseren van de nadelige gevolgen voor het milieu in verband met het nemen van een besluit-stap 3 als bedoeld in de Weg geluidhinder in samenhang met de Interimwet Stad- en Milieubebenadering (zie hoofdstuk 5.7.7 van deze toelichting).

4.3.6 Mobiliteit

Op de Wagenwerkplaats wordt zo veel mogelijk ruimte geboden aan de mobiliteit van de toekomst en wordt duurzame verplaatsing gestimuleerd. De ligging nabij het station, de binnenstad en op korte fietsafstand van andere voorzieningen maken dit gebied uitermate geschikt om zich primair te richten op de bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers. Daarom komen er geen doorgaande autoroutes. Het uitgangspunt is dat een toename van verkeersdrukte als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen voor de omgeving en vooral het Soesterkwartier, tot een minimum beperkt wordt. Daarom worden er in het bestemmingsplan twee belangrijke keuzes gemaakt. Er komt een nieuwe verkeersontsluiting aan de westkant. Deze nieuwe ontsluitingsweg maakt het mogelijk het verkeer van de Wagenwerkplaats af te wikkelen via de Plataanstraat richting Amsterdamseweg (waarbij indien noodzakelijk extra opstelruimte bij het kruispunt met de Amsterdamseweg zal worden gemaakt) of de spoorwegovergang van de Soesterweg richting de Barchman Wuytierslaan. Het hart van de Wagenwerkplaats, het middengebied, wordt ontsloten via de bestaande entree op de Soesterweg. Aan de oostkant komt een entree bij de aansluiting bij het Piet Mondriaanplein. Een tweede belangrijke keuze is het maken van een 'verkeerskundige' knip in het gebied, waardoor er geen directe autoverbinding meer is tussen de entree aan de Soesterweg en het Piet Mondriaanplein/station. Doorgaand autoverkeer vanaf het Soesterkwartier naar het station is dus in de toekomst niet meer mogelijk. In de Mobiliteitsstudie Wagenwerkplaats (bijlage 18) wordt geconcludeerd dat een knip voor gemotoriseerd verkeer tussen deelgebied Midden en Oost een positief effect heeft op de verkeersdruk in het Soesterkwartier. Deze knip leidt er bovendien toe dat de verkeersveiligheid op het Piet Mondriaanplein wordt verhoogd, omdat doorgaand verkeer niet meer mogelijk is.

De Nieuwe Poort (buiten het gebied van het bestemmingsplan) is nu al een knelpunt en zal met de ontwikkeling van de oostkant van de Wagenwerkplaats verder worden belast. Ten opzichte van de huidige situatie zal er een toename van verkeersdeelnemers plaatsvinden. Er zullen daarom maatregelen moeten worden uitgevoerd om de doorstroming op de rotonde te verbeteren c.q. vertragingen en opstoppingen te voorkomen. Daarvoor worden verschillende varianten bekeken. Verdere onderzoeken en besluitvorming daarover moeten nog plaatsvinden. Dat gebeurt buiten het kader van dit Masterplan en dit bestemmingsplan.
Het is belangrijk dat bij de uitwerking van deelgebied Oost de samenhang met de ontwikkeling van de andere bij Eem en Spoor betrokken gebieden is geborgd en daarbij ook nadrukkelijk de Nieuwe Poort wordt betrokken.


Ontsluiting autoverkeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0032.png"

4.3.6.1 Langzaam verkeer

De fietser en voetganger krijgen veel ruimte op de Wagenwerkplaats. Er zijn twee hoofdroutes voor langzaam verkeer. Een fietsroute door de wijk en een wandelverbinding langs de monumentale gebouwen. De fietsroute loopt parallel maar los van de wandelroute. Beide routes verbinden het station met het Soesterkwartier en komen uit in het westen van het gebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0033.png"

4.3.6.2 Parkeren en verkeersgeneratie

Op de Wagenwerkplaats doet zich de mogelijkheid voor om te experimenteren met duurzame mobiliteit en slimme concepten. In werkspoor 8 van de Duurzaamheidsvisie staat ook de ambitie om dit te stimuleren. In de nieuw te ontwikkelen deelgebieden geldt dat bij ontwikkelingen de parkeerbehoefte op eigen terrein (kavel) moet worden opgelost volgens de gemeentelijke Nota Parkeernormen. Voor West, Midden en Oost gelden de parkeerregels 'Schil om binnenstad'. Het toepassen van de gemeentelijke parkeernormen neemt niet weg dat ontwikkelaars worden uitgedaagd om met nieuwe mobiliteitsconcepten te komen die aantoonbaar kunnen leiden tot lagere parkeernormen (en dus minder parkeerplaatsen).

Vanuit de deelgebieden Oost en West mag dus geen beslag worden gelegd op andere (omliggende) deelgebieden of de openbare ruimte. De vorm waarin op eigen terrein wordt geparkeerd is in principe vrij. Dat kan zijn parkeren op maaiveld, onder de bebouwing of op een andere manier in het bouwvlak. Het bestemmingsplan voor Midden en West legt dat in ieder geval niet vast.

In de Mobiliteitsstudie Wagenwerkplaats (bijlage 18) is onderzocht wat de parkeerbehoefte is op basis van een programma van 500 woningen. Daarin is het uitgangspunt gehanteerd dat MaaS volgens de door de gemeente gestelde voorwaarden wordt toegepast en dat in het gebied rondom het plangebied (Soesterkwartier) gereguleerd parkeren van kracht zal zijn. In dat geval kan een reductie op de parkeereis voor bewoners worden gerealiseerd van maximaal 50%. Deze doorrekening is een verkenning van de bandbreedte van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen in het plangebied. Dit kan bij een nadere uitwerking als basis worden gebruikt.

Uit de studie blijkt een parkeerbehoefte voor deelgebied West van 346 parkeerplaatsen (exclusief deelmobiliteit en Mobility as a Service). Voor deelgebied Midden is de parkeerbehoefte bepaald van de functies die verdwijnen en die nieuw in het gebied komen. Uit de berekening blijkt dat minimaal 53 extra parkeerplaatsen nodig zijn bovenop het huidige parkeeraanbod van 215 parkeerplaatsen. In de toekomstige situatie zullen dus minimaal 268 parkeerplaatsen benodigd zijn.

Huidig parkeeraanbod

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0034.png"


Deze berekening vormt de basis voor het berekenen van de verkeersgeneratie vanuit het gebied. Op basis van de ongewogen parkeernormen (dus zonder reductie van parkeerplaatsen) en kengetallen van het CROW ten aanzien van de verkeersgeneratie is berekend wat de verkeersgeneratie van dit gebied is. Deelgebied West genereert 1282 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde werkdag. Dit verkeer verdeelt zich over verschillende wegen: Soesterweg, Plataanstraat, Twentseweg, Berkelstraat en Merwedestraat.

Deelgebied midden genereert 265 extra motorvoertuigbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. Deze worden geleid via de Soesterweg en Plataanstraat.

Vervolgens is op de wegen waar de toename van het verkeer hoger is dan circa 200 motorvoertuigbewegingen per etmaal getoetst of de verwachte verkeerstoename een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid en of maatregelen op deze wegen noodzakelijk zijn. Hiervoor is de wegenscan van Goudappel gebruikt. In dit instrument worden alle wegkenmerken ingevoerd. Vervolgens is getoetst aan de hand van landelijke ontwerp- en verkeersveiligheidsrichtlijnen. Een belangrijk aspect hierbij is de functie van de weg (verkeers- of verblijfsfunctie). De wegenscan is uitgevoerd voor de volgende wegen:

  • Soesterweg, tussen de Barchman Wuytierslaan en Plataanstraat;
  • Plataanstraat, tussen de Soesterweg en Noordewierweg;
  • Plataanstraat, tussen Noordewierweg en Amsterdamseweg;
  • Noordewierweg , tussen Plataanstraat en Isseltseveld;
  • Isseltseveld / Twentseweg, tussen Noordewierweg en Amsterdamseweg.

Uit de verkeerstoets blijkt dat de meeste wegen het extra verkeer op een verkeersveilige wijze kunnen afwikkelen. Voor de Soesterweg tussen Barchman Wuytierslaan en de Plataanstraat, is het noodzakelijk om fietssstroken aan te leggen.

Tot slot is getoetst of de met verkeerslichten geregelde kruispunten van de wijk Soesterkwartier met de Amsterdamseweg het toegenomen verkeersaanbod op een verantwoorde manier kunnen verwerken. Concluderend, de gevolgen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen heeft nagenoeg geen invloed op de verkeersafwikkeling van de vier met verkeerslicht geregelde kruispunten. Deze regelingen kunnen het verkeer binnen 100 seconden verwerken tijdens de drukste momenten op de dag. Hiermee is sprake van een acceptabele doorstroming.

Bovenwijkse voorzieningen 

Uit de geactualiseerde mobiliteitsstudie Wagenwerkplaats blijkt dat voor het westelijke deel van de Soesterweg (tussen de Barchman Wuytierslaan en Plataanstraat) fietsstroken nodig zijn. Deze worden ook als 'bovenwijkse voorzieningen' gezien.
Met de NS zijn in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over hun bijdrage aan de kosten voor de bovenwijkse voorzieningen. Dat geldt ook voor de Nieuwe Poort.

Parkeren middengebied

Het middengebied neemt qua parkeren een aparte plaats in het plan. Dit gebied is immers al grotendeels gevuld met bestaande gebouwen en zittende gebruikers. Aangezien er geen woningen worden gebouwd in deelgebied Midden kan er geen gebruik worden gemaakt van een reductie van de parkeernorm voor bewoners door toepassing van MaaS. Het parkeren in het middengebied wordt gestapeld opgelost aan de rand van het plein in een gebouwde parkeervoorziening of een mobiliteitshub (zie ook hoofdstuk 6.4.2 van deze toelichting).
De centrale gebouwde parkeervoorziening dient voor vast parkeren voor de zittende en nieuwe bedrijven in het middengebied en de Samenwerkplaats 2.0. Er komen voldoende plaatsen in om in de behoefte van het middengebied te voorzien. Het kan (in de vorm van dubbelgebruik) ook worden gebruikt door toekomstige bezoekers van de woningen in deelgebied West. Deelauto's die in de hub worden geplaatst kunnen mogelijk ook door bewoners van het Soesterkwartier worden gebruikt.

4.3.7 Diverse onderwerpen
4.3.7.1 Evenementen

Evenementen in de openbare ruimte kunnen alleen georganiseerd worden als naast een evenementenvergunning op grond van de APV ook is voorzien in een planologische borging. Die planologische borging waarborgt de goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het nieuwe bestemmingsplan zullen mogelijkheden worden opgenomen voor evenementen op de Wagenwerkplaats. De vorm en omvang van de evenementen moeten zich voegen naar de beschikbare ruimte en de omliggende functies Dat maakt een evenement zoals de Spoorparade niet meer mogelijk, maar voor kleinschaliger evenementen blijft wel ruimte. In Amersfoort is de regelgeving met betrekking tot evenementen opgenomen in de APV.

Voor de Wagenwerkplaats, waar in Midden en vooral West ruimte wordt geboden voor diverse activiteiten met wonen als belangrijke functie, is een specifieke regeling opgesteld voor evenementen. Deze regeling is gebiedsgericht, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het bestaande beleid dat geldt voor de gemeente Amersfoort. De regeling is bedoeld om enerzijds ruimte te bieden aan evenementen en anderzijds het woon- en werkklimaat te beschermen tegen overmatige overlast. Hierbij moet worden opgemerkt dat evenementen per definitie een verstoring van de reguliere situatie zijn. Gezien de tijdelijkheid van evenementen zijn andere kaders bepaald dan de reguliere.

Evenementen zijn toegestaan op basis van de gelijk met dit bestemmingsplan vastgestelde beleidsregels. De beleidsregels bevatten een kaart met zones waar evenementen zijn toegestaan. Voor evenementen die op de Wagenwerkplaats zijn toegestaan worden 3 categorieën onderscheiden. Voor de 3 categorieën gelden naast maxima voor de geluidsniveaus ook maxima voor de eindtijden. Daarnaast geldt per categorie een maximum aantal evenementen en evenementendagen per kalenderjaar. Voor evenementen van categorie C geldt dat deze alleen kunnen plaatsvinden als deze zijn opgenomen op de jaarlijkse evenementenkalender die door de burgemeester wordt vastgesteld rond 1 december van het jaar ervoor.
Evenementen die worden georganiseerd op de Wagenwerkplaats moeten hoofdzakelijk gericht zijn op de gemeente en/of regio. Daarmee kan worden bereikt dat het acceptatieniveau van de hinder van het evenement bij de bewoners wordt vergroot. Evenementen in een omgeving met een grote bevolkingsdichtheid die geen binding met die omgeving hebben beperken veelal de acceptatie van die evenementen.

Evenementenlocaties
Onder andere het Centraal Ketelhuis en het Oude Magazijn zijn locaties die geregeld bezoekers trekken en geluid produceren tijdens de bijeenkomsten. Nu is de afstand tot de bebouwing nog ruim. Het mag niet zo zijn dat toekomstige bewoners procedures gaan aanspannen om de geluidsproductie te beperken, waardoor de bedrijfsvoering in gevaar komt. In het bestemmingsplan zal rekening worden gehouden met een, volgens de regels van de milieuzonering bepaalde, juiste afstand tussen milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In het algemeen geldt een contour van 30 meter als minimale afstand tussen locaties die een verhoogde geluidsproductie kennen en geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder (zoals wonen).

4.3.7.2 Keuzes in verband met cultuuurhistorie

De cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied zijn belangrijke uitgangspunten geweest in de ruimtelijke keuzes die zijn gemaakt. De ligging van de landschappelijke zones aan weerszijden van de monumentale bebouwing zorgt dat de nieuwe gebouwen 'op afstand' van de monumenten worden gerealiseerd en de monumenten in hun waarde worden gelaten. De hoofdrichting van het Masterplan en het bestemmingsplan volgt de richting van de oude sporen (oost-west) en behoudt daardoor het langgerekte karakter van het spooremplacement. Voor de toekomstige ontwikkeling van de Wagenwerkplaats is gekozen om de geluidsbelasting zoveel op te lossen in de bebouwing. Hiermee worden geluidschermen voorkomen en blijft het visuele contact tussen de Wagenwerkplaats en de spoorzone optimaal behouden.

De nieuwe woonstraten krijgen een sfeer, indeling en materialisering die geïnspireerd is op de bestaande Fabrieksstraat voor het hoofdgebouw. Zo krijgt deze ruimtelijke drager van het monumentale ensemble een belangrijke plaats binnen het Masterplan. De historische band tussen de Wagenwerkplaats en het Soesterkwartier wordt nieuw lezen ingeblazen. Door het ontmantelen van de geluidswallen ontstaat ruimte om de bestaande wijk te betrekken bij de Wagenwerkplaats.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Het gaat daarbij vooral om de relevante milieuaspecten en het onderwerp archeologie.

5.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (verankerd in de Monumentenwet) in werking getreden. Deze wet vloeit voort uit het Europese verdrag van Malta (1992). Het uitgangspunt van de wet is het beschermen van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Als eerste in Nederland beschikte Amersfoort over een archeologische waardenkaart. In 1989 is de kaart met Archeologisch Belangrijke Plaatsen vastgesteld. Deze kaart heeft verschillende actualisaties gehad. In de Wet op de archeologische monumentenzorg van 2007 (in 2022 overgaand in de Omgevingswet) is vastgelegd dat archeologische waarden en verwachtingen een volwaardige plaats binnen de ruimtelijke ordening hebben. Dit principe is in 2010 in de Erfgoedverordening, waar de archeologische beleidskaart deel van uit maakt, vastgelegd. Op deze kaart staan de gebieden waar de kans op archeologische sporen en vondsten hoog, middelmatig of laag is en ook gebieden waarvan zeker is dat zich archeologische vondsten in de bodem bevinden. Bovendien zijn de archeologische Rijks- en Gemeentelijke monumenten opgenomen. Naarmate de verwachting hoger is, des te eerder is bij bodemverstorende werkzaamheden archeologisch (voor)onderzoek verplicht.

Door de onderzoeksresultaten van de afgelopen acht jaar kon de archeologische beleidskaart verfijnd en aangevuld worden. Dit leidde ertoe dat enkele terreinen een hogere verwachting kregen en dat andere terreinen geen archeologische verwachting meer hebben.

De nieuwe archeologische beleidskaart geeft een geactualiseerd en verbeterd beeld van de archeologische waarden en verwachtingen binnen Amersfoort. Op de kaart zijn de vijf categorieën terreinen met het daarbij geldende beleid van 2010 gehandhaafd. Wel is er een nieuwe (zesde) categorie terreinen bijgekomen: terreinen waar geen archeologische onderzoeksplicht op rust. Het zijn terreinen die zijn opgegraven of waarvan bewezen is dat deze geen archeologische resten (meer) bevatten. Nieuwe inzichten en methoden hebben bovendien geresulteerd in een verhogen van de archeologische verwachting van enkele terreinen en in het opnemen van resten uit de Tweede Wereldoorlog.

Het gebied van dit bestemmingsplan is zo'n terrein, waarvoor geen archeologische onderzoeksplicht geldt. Bij de aanleg van de Wagenwerkplaats en het spoorwegemplacement zijn enkele meters grond (en daarmee de archeologische resten) afgegraven. Hieruit volgt dat in het bestemmingsplan geen rekening hoeft te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

Archeologische beleidskaart 2019

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0035.png"

5.3 Water

5.3.1 Beleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Nationaal Waterprogramma 2022-2027

In het Nationaal Waterprogramma (NWP) beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het programma is vastgesteld in 2021 en anticipeert op de Omgevingswet. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Voor de periode 2022 – 2027, maar ook verder vooruit. Doel is werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Het Nationaal Waterprogramma is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021.

Bodem en waterprogramma 2022-2027

Het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 (hierna BWP) is vastgesteld in 2021. Hierin zijn de ambities voor bodem en water uit de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht uitgewerkt. Onderdeel van het programma is het wettelijke verplichte Regionaal Waterplan onder de Waterwet. Het plan voldoet aan de eisen van een Regionaal Waterprogramma volgens de Omgevingswet. In het BWP wordt uitvoering gegeven aan vier verplichte Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Ook actuele thema's, zoals omgaan met toenemende periodes van droogte en wateroverlast, en toenemende drukte in de ondergrond, zijn onderdeel van het BWP. Verder wordt beschreven wat de relatie is met andere provinciale beleidsthema's of programma's. Het programma is een vervolg op het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021.

Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027

In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 geeft Waterschap Vallei en Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van zes jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (BOP) is eind 2021 vastgesteld en is de opvolger van het waterbeheerprogramma. Het BOP is de gebiedsgerichte doorvertaling van de BOVI2050. Het BOP is het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. Het waterbeheerprogramma is resultaatsverplichtend en zelfbindend. Voor het Eemland zijn gebiedsdoelen/-programma's vastgesteld. Deze laten zien waar het waterschap voor staat t.a.v. waterveiligheid en schoon en voldoende oppervlaktewater.

Watervisie gemeente Amersfoort 2021-2040

De watervisie is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. De ambitie is dat Amersfoort een gezonde, groene stad is met mogelijkheden om te groeien. Een goede waterhuishouding is elementair voor een afgewogen inrichting en beheer. Ook speelt een goede waterhuishouding een belangrijke rol in (recreatief) gebruik, economie, cultuurhistorie, groenblauwe structuren, biodiversiteit en toekomstbestendige (klimaat)oplossingen. Het klimaat verandert, er ligt een grote binnenstedelijke woningbouwopgave en het gebruik van de openbare ruimte zal intensiveren. Daarom zijn extra inspanningen nodig op het gebied van het waterbeheer om de stad leefbaar te houden. Met name bij nieuwe ontwikkelingen liggen hiervoor kansen. Daarbij wil de gemeente Amersfoort om kunnen gaan met de gevolgen van klimaatverandering en de natuur meer kansen geven. In de watervisie hebben we aandacht voor biodiversiteit, maar voor beleving, beweging en vermindering van hittestress. Specifiek voor nieuwe ontwikkelingen zijn richtlijnen opgesteld (Richtlijn klimaatbestendige bouw, gem. Amersfoort, feb. 2020).

Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2031

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) is beschreven hoe de gemeente de komende jaren invulling geeft aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Centraal doel is het behouden en versterken van een vitale en gezonde leefomgeving. Het inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt is een taak van de gemeente. Daarnaast treft de gemeente op doelmatige wijze maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater. De uitvoering van deze taken doen we zoveel mogelijk aansluitend bij de natuurlijke situatie en in verbinding met ander maatschappelijke opgaven. In het landelijke Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatbestendig is. O.b.v. het basisrioleringsplan zijn maatregelen benoemd om regenwateroverlast tot een acceptabel niveau te beperken. De uitvoering van deze maatregelen koppelen we zoveel mogelijke mee met andere ontwikkelingen in de stad.

Programma Klimaatbestendige en Groene Stad

In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het “Waterbeleid voor de 21eeuw”, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

5.3.2 Huidige situatie

De wagenwerkplaats is een gedifferentieerd gebied, waar de aanwezige bebouwing zich concentreert in het centrale deel. Een aantal monumenten is bewaard gebleven, waaronder het Hoofdgebouw, de Wagenloods, de Verenfabriek, het Ketelhuis en twee Rollerbanen. Deze monumenten blijven bestaan en worden ingepast in het toekomstige woongebied.

Oppervlaktewater

In en nabij het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Hemelwater

Hemelwater dat in het plangebied valt, wordt thans samen met het afvalwater via de gemengde riolering ingezameld en afgevoerd. Bij hevige neerslag is sprake van water op maaiveld in het plangebied (zie figuur 1). Het rioolstelsel heeft dan onvoldoende capaciteit om het regenwater af te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0036.jpg"

Figuur 1: Water op maaiveld na hevige neerslag (bron: Klimaatatlas Vallei en Veluwe)

Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt in de huidige situatie op circa 1,7m onder maaiveld.

Riolering

In de omgeving van het plangebied ligt grotendeels een gemengd rioolstelsel. Hiermee worden zowel het afvalwater als het hemelwater ingezameld en afgevoerd.

5.3.3 Nieuwe situatie

Oppervlaktewater

In het plangebied wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd. Wel worden wadi's aangelegd voor het bergen en infiltreren van hemelwater. Wadi's kunnen multifunctioneel worden ingezet en kunnen ook bijdragen aan bv. biodiversiteit.

Hemelwater

Om het stedelijk gebied klimaatbestendig in te richten, wordt hemelwater binnen het plangebied verwerkt (geborgen en geïnfiltreerd). Tevens moet worden voorkomen dat hemelwater vanuit het plangebied in de omgeving tot overlast leidt. Voor het hemelwater dat valt in het plangebied gelden twee belangrijke principes:

(1) vasthouden - bergen - afvoeren: een belangrijk principe is dat hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen/geïnfiltreerd en dus niet afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging tegen wordt gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen;

(2) schoon houden - scheiden - schoon maken: het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling. Om hieraan bij te dragen mogen bij de ontwikkeling van het terrein geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.

In het plan dient dus voldoende ruimte voor water (ondergronds en/of bovengronds) te worden gereserveerd.

Waterbergingsopgave

Om in het plangebied wateroverlast als gevolg van klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen, zijn in overeenstemming met het Handboek Inrichting Openbare Ruimte in de uitgangspunten opgenomen. Er dienen dus voorzieningen te worden aangelegd waarmee de waterhuishouding voldoet aan de gestelde richtlijnen. In het gebied wordt meer dan 1500m2 verharding toegevoegd, daarom moeten ook met het waterschap afspraken gemaakt worden over het vasthouden van hemelwater.

Grondwater

In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van 0,7m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Om grondwateroverlast te voorkomen, moeten kelders en parkeergarages tot aan maaiveld waterdicht zijn.

De 'Wagenwerkplaats' ligt binnen het beschermingsgebied grondwaterkwaliteit (infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug). Ruimtelijke ontwikkelingen mogen dan ook geen bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit. De gemiddeld hoogste grondwaterstand en de gemiddeld laagste grondwaterstand liggen beide dieper dan 1,6m. De toekomstige activiteiten leiden niet tot een verhoogd risico op verontreiniging van het grondwater.

Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog ongeveer 0,2 tot 0,3m gaat stijgen. Voor het plangebied is berekend dat in de toekomst de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 1,5m onder maaiveld blijft.

Riolering

Afvalwater vanuit het plangebied wordt gescheiden van hemelwater ingezameld en via de vuilwaterriolering afgevoerd naar de bestaande riolering in de omgeving van het plangebied. In de huidige situatie is binnen het plangebied relatief veel verharding aanwezig in de vorm van bebouwing, wegen en parkeerterrein. De oppervlakte aan verharding zal met het plan nog toenemen.

Op de locatie 'Wagenwerkplaats' ligt thans een gemengd rioolstelsel. De hemelwaterafvoer en straatkolken zijn in de huidige situatie aangesloten op dit rioolstelsel. Het rioolstelsel heeft onvoldoende capaciteit om het regenwater af te voeren. Door het hemelwater dat valt in het gebied af te koppelen van het gemengde stelsel, wordt het risico op wateroverlast verminderd. De goede doorlatendheid van de bodem biedt kansen om infiltratievoorzieningen aan te leggen. De infiltratievoorzieningen worden aangelegd als wadi's en gecombineerd met een groene inrichting. Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt, wordt afgevoerd naar de wadi's.

Overstromingsrisico

In het plangebied is in de huidige situatie geen risico op overstroming vanuit de rivieren (bron: www.risicokaart.nl).

5.3.4 Reactie Waterschap Vallei en Veluwe

Het waterschap heeft vastgesteld dat er met het bestemmingsplan meer 1.500 m2 aan verharding wordt toegevoegd. Beoordeeld is of er sprake is van (in)directe lozing op een in de buurt gelegen watersysteem. Geconstateerd is dat geen sprake is van oppervlaktewater in of nabij het plan.
De zandondergrond leent zich uitstekend voor infiltratie van hemelwater. In dit hoofdstuk van de toelichting worden deze kenmerken uiteengezet en is vastgesteld dat er voorzieningen worden getroffen, zodat het hemelwater wordt verwerkt op de plek waar het valt. Het waterschap heeft met instemming vastgesteld dat een gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd, waarmee wordt voorkomen dat relatief schoon water onnodig wordt gezuiverd. 

Ondanks de toename van verharding zal de algehele waterhuishouding verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Het waterschap heeft daarmee een positief wateradvies afgegeven.

5.4 Luchtkwaliteit

In opdracht van NS Stations BV is door Tauw luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd voor de gebiedsontwikkeling van deelgebieden West en Midden. Dat onderzoek (Luchtkwaliteitsonderzoek gebiedsontwikkeling Wagenwerkplaats, Tauw - 6 augustus 2020) is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting en gaat uit van een maximum woningaantal van 500.
Voor het onderzoek zijn de navolgende werkzaamheden uitgevoerd:  (1) het berekenen van de voor luchtkwaliteit relevante emissies van NO2 en fijnstof naar de buitenlucht; (2) het uitvoeren van verspreidingsberekeningen voor de stoffen NO2 en fijn stof (in de fracties PM10 en PM2,5) in het kader van de Wet luchtkwaliteit en (3) het beoordelen van de resultaten aan de hand van de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5 titel 2 van de Wm).

Uit het gehouden onderzoek blijkt dat de gebiedsontwikkeling Wagenwerkplaats voor zowel de componenten NO2, PM10 als PM2,5 niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de jaargemiddelde en uur/daggemiddelde concentraties. Voor NO2 bedraagt de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie 17 ìg/m³. De grenswaarde van 40 ìg/m³ wordt niet overschreden. De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie voor PM10 bedraagt 18 ìg/m³, waarmee de grenswaarde van 40 ìg/m³ niet wordt overschreden. Ook wordt voor PM2,5 met 11 ìg/m³ de grenswaarde van 25 ìg/m³ niet overschreden.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet luchtkwaliteit.

5.5 Externe veiligheid

Omdat de ontwikkeling van de Wagenwerkplaats West en Midden ligt in de nabijheid van activiteiten met gevaarlijke stoffen is, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, de externe veiligheid beschouwd. Dat is gebeurd in de rapportage 'Externe veiligheid Masterplan Wagenwerkplaats, 4 mei 2021 Antea Group'. Deze rapportage is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting (bijlage5). Uit de inventarisatie en analyse is gebleken dat er in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn. In onderstaand overzicht zijn die risicobronnen weergegeven. Hierbij zijn per risicobron de afstand tot het plangebied, de grootte van het invloedsgebied, de (maximale) 10-6/jaar plaatsgebondenrisicocontour en de hoogte van het groepsrisico vermeld. Verder is aangegeven of verantwoording van het groepsrisico verplicht is in het kader van de ruimtelijke procedure.

Overzicht risicobronnen

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0037.jpg"

Uit het overzicht van de risicobronnen blijkt dat de uitbreidingslocatie binnen het invloedsgebied van het doorgaande spoorvervoer en het emplacement Amersfoort goederen is gelegen. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico, daarmee zijn er geen harde belemmeringen voor de uitbreiding. De hoogte van het groepsrisico van de verschillende risicobronnen neemt toe ten gevolge van de geprojecteerde ontwikkelingen en is voor het emplacement hoger dan de oriëntatiewaarde.

Een verantwoording van het groepsrisico is verplicht ten aanzien van het emplacement en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Hiertoe zijn in de bovengenoemde rapportage (hoofdstuk 4) de verplichte elementen conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) beschouwd.
Voor het bepalen van de ontwikkelingsruimte in het gebied is actueel inzicht in het groepsrisico noodzakelijk. Dit is gegeven in het rapport 'Risicoberekening Emplacement Amersfoort, 6 mei 2021 Antea Group'. Dit rapport maakt ook deel uit van de bijlagen bij deze toelichting.

Actualisatie vergunde QRA

In de huidige vergunning van het emplacement Amersfoort is een kwantitatieve risicoberekening (QRA) opgenomen uit 2015. Die QRA uit 2015 is als basis gebruikt voor de benodigde groepsrisicoberekeningen. De actualisatie heeft geen betrekking op de activiteiten (RBS) van het emplacement (deze zijn conform de vergunde situatie uit 2015). Belangrijk punt hierbij is dat er sinds 2015 sprake is van een gewijzigd rekenmodel en voortschrijdende inzichten wat betreft modellering.

Plaatsgebonden risico

Het berekende plaatsgebonden risico van de vergunde situatie van zowel SAFETI-NL 6.54 als SAFETI-NL 8.3 is buiten de inrichtingsgrens minder dan 10-6 per jaar. Er wordt voor het plaatsgebonden risico voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico zoals deze zijn vastgelegd in het Bevi. Het plaatsgebonden risico is geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groepsrisico

Het berekende groepsrisico is voor de vergunde situatie lager dan de oriëntatiewaarde, maar het groepsrisico van de toekomstige situatie is groter dan de oriëntatiewaarde. Geconcludeerd wordt dat het groepsrisico als gevolg van het Masterplan Wagenwerkplaats en het bestemmingsplan toeneemt. De verantwoording van het groepsrisico is van toepassing.

Verantwoording groepsrisico
Een verantwoording van het groepsrisico is verplicht ten aanzien van het goederenemplacement Amersfoort en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor (regeling basisnet). De elementen die relevant zijn voor de invulling van de verantwoordingsplicht zijn afgeleid uit het Bevi en Bevt en zijn omschreven in hoofdstuk twee van de rapportage 'Externe veiligheid Masterplan Wagenwerkplaats, 4 mei 2021 Antea Group' en in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007). Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden, zoals (1) algemene beschouwing veiligheidssituatie; (2) zelfredzaamheid en (3) bestrijdbaarheid.


(1) algemene beschouwing veiligheidssituatie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute met gevaarlijke stoffen (spoor) en het emplacement. Bij deze risicobronnen kan een plasbrand, een BLEVE of een toxisch scenario optreden. De gevolgen van deze scenario's zijn verschillend.

Plasbrandscenario - bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan (een plas van brandende vloeistof). Het gevolg is een korte, maar extreme hittestraling. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Uitgaande van een calamiteit waarbij een gehele inhoud vrijkomt, is het invloedsgebied van een plasbrand ongeveer 45 meter. De (minimale) afstand tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen op het emplacement en de dichtstbijzijnde geprojecteerde bebouwing (west) bedraagt ongeveer 35 meter. Het terrein tussen het emplacement en deelgebied west is het Hoofdgebouw van de Wagenwerkplaats met bijbehorend buitenterrein. NS maakt dit terrein geschikt voor het stallen van nieuw aangeschafte treinen. Deze functie krijgt hiermee een permanent karakter. In dit tussenliggende gebied kan een groot volume aan vloeistof worden geborgen, waarmee de effecten van een plasbrand op de omgeving worden beperkt. Als belangrijkste element noemen we hier de aanwezigheid van een ballastbed: dit is in staat om een grote hoeveelheid vloeistof te absorberen. Ook kan worden gekeken of sprake is van de aanwezigheid van een spoorsloot langs de randen van het emplacement: dit is een tweede belangrijke maatregel, die voorkomt dat de vloeistof naar de bebouwing uitstroomt.

BLEVE-scenario - het rampscenario bij het vervoer van brandbare gassen is een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Een BLEVE is een scenario waarbij een ketelwagen gevuld met een tot vloeistof verdicht brandbaar gas (zoals LPG) door een brand en/of beschadiging openscheurt/faalt, en de inhoud in korte tijd vrijkomt. Indien zich een ontstekingsbron in de buurt bevindt, verbrandt de inhoud in een grote vuurbal met een verwoestende uitwerking op de omgeving. Er is verschil tussen een warme en een koude BLEVE. Bij een warme BLEVE bezwijkt de ketelwagen beladen met brandbaar of toxisch gas door warmtestraling afkomstig van een plasbrand in de buurt. Door de hitte van de brand loopt de druk in een tank hoog op, terwijl de sterkte van de metalen wand afneemt. Hierdoor kan de wand het begeven en de tank ontploffen. Door de veiligheidsmaatregelen van het Basisnet is de kans op een warme BLEVE nagenoeg tot nul gereduceerd. De brandweer is daardoor in staat de tank van de tankauto tijdig te koelen. Bij die zeer kleine kans dat het scenario zich toch voordoet (ongeval met brandbare gassen in combinatie met brandbare vloeistoffen), is het belangrijk dat de brandweer zo snel mogelijk ter plaatse van de calamiteit is, zodat de gevolgen van de 'warme' BLEVE bestreden kunnen worden. Tussen aanstralen en de expansie zit een korte periode, waarbinnen de brandweer de tijd heeft om de wagon te koelen en de druk weggenomen kan worden. De brandweer heeft hiervoor voor een langere periode voldoende bluswatercapaciteit.

Een koude BLEVE kondigt zich niet aan, maar vindt spontaan plaats. De inzet van de hulpdiensten richt zich dan op het wegnemen van de gevolgen en niet op het voorkomen van het incident. Een BLEVE veroorzaakt veel schade en secundaire branden. Ook ontstaat schade aan andere wagons, waardoor er mogelijk andere stoffen vrij kunnen komen. De 35 kW/m² contour ligt bij een koude BLEVE op circa 140 meter. Als gevolg van piekoverdruk zal er schade aan gebouwen (instorten, beschadiging constructies, ruitbreuk) optreden. Zware schade aan gebouwen door piekoverdruk zal optreden tot circa 140 meter (0,1 bar piekoverdruk). De kans op een dergelijk scenario is bijzonder klein, maar als een calamiteit zich voordoet in het gebied, dan wordt een groot deel van dit gebied, incl. de omliggende bebouwing, verwoest.

Toxisch scenario - een toxisch scenario ontstaat wanneer een tank (spoorvervoer) lek raakt en toxische stoffen ontsnappen. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen, waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uit kan waaien. Bij een deel van de aanwezige personen zal letaal letsel optreden door blootstelling aan de gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

In de rapportage 'Externe veiligheid Masterplan Wagenwerkplaats, 4 mei 2021 Antea Group' is geconcludeerd dat het groepsrisico van het emplacement een toename zal kennen ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen en dat de genoemde oriëntatiewaarde overschreden zal worden (circa 1,3 keer de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico van het doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor neemt in de toekomstige situatie niet significant toe, bovendien blijft in dit geval het risico onder de oriëntatiewaarde.

(2) zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario. Gerichte risicocommunicatie met aanwezigen (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient te worden aangegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten) en op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven.

Zelfredzaamheid bij plasbrandscenario - bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen moeten aanwezige personen zich in veiligheid brengen op ruime afstand van het spoor, buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen (45 meter). Personen binnen het invloedsgebied kunnen ernstige (dodelijke) brandverwondingen oplopen.

Zelfredzaamheid bij BLEVE - in het geval van een BLEVE is er geen tijd om te vluchten en zullen alle personen binnen de 100 procent-letaliteitscontour slachtoffer worden (deze zone bedraagt voor de transportroute circa 100 meter). Buiten deze zone is schuilen in een gebouw in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Echter, een dergelijk scenario kan optreden zonder enige aankondiging vooraf. De omgeving zal dus verrast worden door het incident en zelfredzaamheid is niet aan de orde.

Zelfredzaam bij toxisch scenario -bij een calamiteit waarbij er toxische gassen vrijkomen, is zo snel mogelijk schuilen in een gebouw het voorkeursscenario. Bij een calamiteit met toxische gassen zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. In geval van een calamiteit met toxische stoffen is het van belang dat een of meer van de gebouwen bescherming biedt. Van belang daarbij is dat in dat geval de (eventueel aanwezige) mechanische ventilatie centraal afgesloten kan worden (via een noodschakelaar). Dit voorkomt dat bij het optreden van een incident de ramen en deuren gesloten zijn, maar er toch toxische stoffen via de ventilatie (versneld) tot het gebouw toetreden. Het is een goedkope maatregel die bij een calamiteit met giftige stoffen zeer effectief kan zijn.

Een calamiteit met gevaarlijke stoffen zal vrijwel direct worden opgemerkt door de directe omgeving. Personen in de omgeving zijn daarbij direct gealarmeerd. Vervolgens dienen de interne vluchtwegen in de bebouwing zodanig gesitueerd te zijn, dat het mogelijk is aan de risicoluwe zijde te ontvluchten (primair richting het noorden) en dienen personen (bijvoorbeeld BHV'ers) zodanig geïnstrueerd te worden, dat zij de calamiteit herkennen (als calamiteit gevaarlijke stoffen) en het juiste handelingsperspectief kiezen. Het is aanbevelingswaardig om het ontruimingsplan (van de bedrijven/maatschappelijke functies) uit te breiden met een paragraaf externe veiligheid waarin de omgang met externe veiligheidsscenario's staat beschreven (alarmering, schuilen/vluchten en contact met hulpdiensten). Het is hierbij bijvoorbeeld wenselijk om de risicoluwe zijde van het plangebied (mede) in te richten als verzamelplaats en schuillocatie, mede gezien de gunstige ligging ten opzichte van de aanwezige risicobronnen in de omgeving.

In sommige gevallen kan vluchten eveneens nodig zijn, eventueel als reactie op secundaire branden. Daarvoor is een goede infrastructuur van belang, waarbij meerzijdig, van de bron af gevlucht kan worden. De bestaande infrastructuur rond het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om de omgeving meerzijdig te ontvluchten. Via de Soesterweg en aansluitende wegen kan er in westelijke, noordelijke en oostelijke richting worden gevlucht (afhankelijk van de incidentlocatie). De gewenste vluchtroute is afhankelijk van de omstandigheden (zoals de precieze incidentlocatie en de windrichting). Binnen het plangebied zal de toekomstige infrastructuur voorzien in externe vluchtwegen. Het heeft de voorkeur om in meerdere richtingen te kunnen vluchten. Daarbij zal in de bouwplannen rekening worden gehouden met externe veiligheid ten aanzien van met vluchtroutes.

Binnen het plangebied zijn geen bestemmingen opgenomen die de langdurige aanwezigheid van groepen beperkt zelfredzame personen (zoals groepen kinderen, ouderen met zorg) faciliteren. Aanbevolen wordt dit ook volledig uit te sluiten in de planregels.

(3) bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. Elk scenario vraagt om een specifiek aanvalsplan. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven, hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen). Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Amersfoort in het kader van de ruimtelijke procedure advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Utrecht. Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan, kan de brandweer snel ter plaatse zijn. Een plasbrand is dan goed te bestrijden. Door het tijdig arriveren van de brandweer wordt voorkomen dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan. Het ontstaan van een koude BLEVE is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan kunnen wel bestreden worden. De warme BLEVE kan bestreden worden door in de nabijheid van een eventuele plasbrand te koelen. Bij een ongeval met toxische vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water.

Addendum risicoberekeningen 
Zoals in het vorenstaande is aangegeven is voor het bepalen van de ontwikkelingsruimte in het gebied een actueel inzicht in het groepsrisico noodzakelijk. Dit is gegeven in het rapport 'Risicoberekening Emplacement Amersfoort, 6 mei 2021 Antea Group'. In verband met de plannen voor de herbestemmimng van Seinpost ten dienste van een vergaderaccommodatie en logies is een aanvulling op de QRA gemaakt , die is toegevoegd aan deze toelichting (bijlage 8 Addendum Risicoberekeningen bouwplan Seinhuis, 8 december 2021). Daarin wordt beschreven wat het effect van Seinpost is op het groepsrisico. In het addendum wordt geconcludeerd dat (1) het plaatsgebonden risico geen belemmering is voor de bouw van de replica van Seinpost en (2) het groepsrisico ongewijzigd blijft ten opzichte van het berekende groepsrisico in het bovengenoemde rapport van 6 mei 2021. Dat betekent dat de conclusie hierbij gelijk is aan de conclusie in rapportage van 6 mei: het groepsrisico als gevolg van de wijziging van het plan wijzigt. De verantwoording van het groepsrisico is van toepassing.

5.6 Bodem

5.6.1 Bodemkwaliteit

In opdracht van de NS is door Aveco de Bondt een geïntegreerd bodemevaluatierapport opgesteld voor de Wagenwerkplaats te Amersfoort. Dat rapport (Geintegreerd evaluatierapport voormalige Wagenwerkplaats te Amersfoort, Aveco de Bondt, 24 juli 2018, referentienr 2018R-AWS/6 170657) is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting. Het rapport geeft een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (onderzoeken en saneringen) en de resultaten van deze werkzaamheden met betrekking tot alle locaties die binnen het gebied van de Wagenwerkplaats aanwezig zijn. Hiermee wordt een volledig beeld gepresenteerd van de actuele stand van zaken ten aanzien van de bodemkwaliteit binnen het gebied van de Wagenwerkplaats.

In het rapport wordt geconcludeerd, dat op grond van de beoordeling van de beschikbare bodemdossiers blijkt dat door de uitgevoerde saneringen de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie is verbeterd. Niet overal is de verontreiniging echter volledig weggenomen. Bij een aantal saneringen is een restverontreiniging achtergebleven. Momenteel zijn er in het gebied van de Wagenwerkplaats nog (restverontreinigingen van) zeven gevallen van bodemverontreiniging aanwezig die eventueel afhankelijk van de herinrichting en noodzaak nog gesaneerd worden of waar een sanering in uitvoering is.
Bij de spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging (o.a. de locatie van de voormalige vetgasfabriek, die ligt buiten de grenzen van dit bestemmingsplan) vindt momenteel een in-situ sanering en/of monitoring plaats. Bij toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied van de Wagenwerkplaats kan men met behulp van de bovengenoemde rapportage worden beoordeeld of de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende (en actueel) is vastgesteld en/of wordt voldaan aan de bodemfunctieklasse "wonen".

Buiten de verontreinigde vlekken is de kwaliteit van de grond variabel van ‘schoon’ tot ‘industriewaarde’. Dit betekent dat het bouwen van woningen in principe mogelijk is. Voor de locatie van de voormalige vetgasfabriek is in 2019 besloten dat de gemeente voor het Rijk de verontreiniging verder gaat saneren. Met nieuwe en aanvullende maatregelen zal er bodemverontreiniging worden verwijderd en kan de verontreiniging die nog achterblijft beter worden beheerst. De maatregelen maken het mogelijk dat in de toekomst ook de ontwikkeling van dit deel van de Wagenwerkplaats kan worden gerealiseerd zonder dat dit risico's oplevert voor bewoners.

Op de locaties met restverontreiniging in de bodem zijn afhankelijk van het specifieke gebruik van de gronden al dan niet aanvullende maatregelen nodig. Deze staan echter de uitvoerbaarheid van de plannen in het gebied volgens het bestemmingsplan niet in de weg. De aard en omvang van eventuele aanvullende maatregelen worden bepaald nadat de concrete bouwplannen bekend zijn en waar nodig aanvullende onderzoeken zijn verricht. Via aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden wordt geborgd dat voor wonen of andere functies een veilig (bodem)gebruik van de gronden mogelijk is.

5.6.2 Niet gesprongen explosieven

De Wagenwerkplaats is meerdere malen tijdens de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd. Verspreid over het terrein zijn enkele voltreffers terechtgekomen. In 2013 heeft Opsporingsbedrijf REASeuro in opdracht van de gemeente Amersfoort een Historisch Vooronderzoek CE (HVO) en de daarbij behorende CE Bodembelastingkaart afgerond. Hierin is het gehele terrein afgebakend als (hoog)verdacht gebied op afwerpmunitie, munitie van boordwapens, raketten en geschutsmunitie.
In 2015 heeft REASeuro vervolgens in opdracht van de NS een Projectgebonden Risicoanalyse gemaakt. Daaruit blijkt dat in het kader van de herontwikkeling van het gebied werkzaamheden zullen worden verricht die leiden tot een verhoogd risico in verband met aanwezige niet gesprongen explosieven. Dat betekent dat er nog aanvullend opsporing in het gebied moet plaatsvinden en eventuele aanwezige munitie eerst moet worden verwijderd.

Bodembelastingkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0038.png"

In mei 2017 heeft REASeuro een aanvullend PRA gemaakt. Voor enkele delen van het gebied is vastgesteld dat er geen sprake (meer) is van een verhoogd risico op aanwezigheid van NGE, b.v. doordat hier vooroorlogse onbeschadigde bebouwing staat of door bewijs van naoorlogse grondroeringen/recente NGE onderzoeken. Uit de onderzoeken kan verder worden vastgesteld dat grote delen van de Wagenwerkplaats nog een verhoogd risico hebben ten aanzien van de aanwezigheid van NGE. Hieruit volgt dat in het gebied nog opsporing door middel van detectie moet plaatsvinden en eventuele munitie moet worden verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0039.png"
In het rode, hoog verdachte gebied, zullen in de toekomst bij de ontwikkeling van het Wagenwerkplaatsterrein grondroerende werkzaamheden worden verricht. Daarbij bestaat kans op toucheren en/of bewegen van NGE en zijn maatregelen nodig. Uit eerder onderzoek blijkt dat het verdachte gebied grotendeels beschouwd moet worden als een categorie C-gebied. Dat betekent dat het gebied detectieverstoord is en er geen beeld is van plaatselijke verstoringen die specifiek benaderd kunnen worden. Daardoor is het noodzakelijk over te gaan tot het laagsgewijs detecteren en ontgraven van alle gebieden die voor bebouwing in aanmerking komen (uitgeefbare kavels), dan wel waar anderszins bodemverstoringen (openbare ruimte) zullen plaatsvinden. Er mag op deze locaties pas met bouw- of andere grondroerende werkzaamheden worden begonnen als deze vrij van niet gesprongen explosieven zijn opgeleverd (voor de locatie van CPO Soesterhof zijn inmiddels opsporingswerkzaamheden verricht; daarbij zijn geen soorten van CE aangetroffen). Om dat te borgen is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen en is het 'verdachte gebied' op de verbeelding voorzien van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie'. In de regels (algemene regels : gebiedsaanduidingen) is vastgelegd dat ter plaatse van de bovengenoemde aanduiding bouwwerkzaamheden en/of grondroerende werkzaamheden uitsluitend zijn toegestaan indien door middel van een rapportage na onderzoek (proces-verbaal van oplevering) door een gecertificeerd opsporingsbedrijf is aangetoond dat de te ontgraven gronden vrij zijn van explosieven.

In februari en maart 2018 heeft REAS Euro een Projectplan Detectieonderzoek NGE . opgesteld (13 februari 2018) en vervolgens een Detectierapport gemaakt (9 maart 2018). Het doel van het Projectplan was het in kaart brengen (detecteren) van mogelijk aanwezige NGE binnen het opsporingsgebied. Op basis van de uitkomsten van het detectieonderzoek wordt inzicht verkregen in de mogelijk noodzakelijke vervolgwerkzaamheden. In het Projectplan is ingegaan op alle relevante aspecten voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van het NGE-bodemonderzoek. Doel van dit rapport is een leidraad te bieden bij de uitvoering, zodat er geen verhoogd risico optreedt voor het uitvoerende personeel en de omgeving. In het rapport wordt onder andere ingegaan op de achtergronden van het project, de projectorganisatie, werkmethode en veiligheidsaspecten.

Afbakening opsporingsgebied uit Projectplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0040.jpg"

NS Stations Vastgoed heeft vervolgens REASeuro opdracht verleend om een detectieonderzoek naar de aanwezigheid van NGE uit te voeren. In deze rapportage (Detectierapport 9 maart 2018) zijn de resultaten, bijzonderheden en bevindingen van het betreffende detectieonderzoek opgenomen. Geconcludeerd wordt dat de inrichting van het gebied in oorlogstijd en de naoorlogs uitgevoerde werkzaamheden ertoe hebben ertoe geleid dat het hele gebied ernstig detectieverstoord is. REASeuro adviseert daarom om aanvullend onderzoek uit te voeren middels laagsgewijs detecteren en ontgraven.

 

5.7 Geluid

5.7.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde: (1) het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidsgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen; (2) het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen en (3) het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidsgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

5.7.2 Swung 1

Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer, die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.

De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in de plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij het bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.

5.7.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg.

Figuur: zones langs wegen

  aantal rijstroken   zonebreedte (meter)  
stedelijk gebied   1 of 2   200  
  3 of meer   350  
buitenstedelijk gebeid   1 of 2   250  
  3 of 4   400  
  5 of meer   600  

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

5.7.4 Spoorweglawaai

Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

5.7.5 Industrielawaai

Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden, niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.

5.7.6 Geluidsnota Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 15 oktober 2015). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

5.7.7 Geluid NS-emplacement in relatie tot het plangebied

Het NS-emplacement (met de Wagenwerkplaats) is een geluidgezoneerd industrieterrein. Op zo'n terrein zijn 'grote lawaaimakers' toegestaan.
Op onderstaande afbeelding is de grens van het gezoneerde industrieterrein aangegeven alsmede de huidige geluidszone. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). De zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 27 november 1992.

Huidige ligging gezoneerd industrieterrein en geluidszone

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0041.jpg"

In dit bestemmingsplan blijft het NS-emplacement een geluidsgezoneerd industrieterrein. Omdat er op een geluidsgezoneerd industrieterrein geen woningbouw mag plaatsvinden komt de Wagenwerkplaats buiten het gezoneerde terrein te liggen, maar wel binnen de geluidszone van dit industrieterrein. Geluidgevoelige objecten zijn wel mogelijk in de geluidzone rondom het gezoneerde industrieterrein.
Het industrieterrein wordt dus gedeeltelijk gedezoneerd. De geluidszone rondom het industrieterrein blijft ongewijzigd.

Dezoneren is het opheffen van de voorwaarde, die het noodzakelijk maakt een industrieterrein te zoneren. Dit komt neer op het opheffen van de mogelijkheid voor 'grote lawaaimakers' om zich op het (te dezoneren deel van het) industrieterrein te vestigen. Immers, alleen de gronden bestemd voor de 'grote lawaaimakers' worden aangewezen als te zoneren industrieterrein. Op een gedezoneerd (deel van een) industrieterrein kan via dit nieuwe bestemmingplan woningbouw mogelijk worden gemaakt. Het verkleinen van het gezoneerde industrieterrein biedt dus ruimte om de Wagenwerkplaats te transformeren naar een gemengd gebied met wonen en voorzieningen. Het wijzigen van gezoneerde industrieterrein heeft tot gevolg dat voor de woningen, die door de wijziging buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen, de wettelijke geluidsnormen op grond van de Wet geluidhinder gelden.

Huidige en (kleinere) toekomstige begrenzing van het industrieterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0042.png"

Om het gebied van de Wagenwerkplaats uit het gezoneerde industrieterrein NS emplacement te halen wordt de aanduiding 'geluidzone-industrie' opgenomen in het bestemmingsplan. Daarmee is de Wagenwerkplaats onderdeel geworden van de omliggende geluidszone en hoort het niet meer bij het gezoneerde industrieterrein. Door de aanduiding 'geluidzone-industrie' op te nemen voor dit deel van de Wagenwerkplaats wordt het gezoneerde industrieterrein kleiner en wordt de geluidzone rondom het industrieterrein groter. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' geldt dat alleen nieuwe geluidgevoelige gebouwen (woningen) mogen worden opgericht als wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Met het verkleinen van het gezoneerde industrieterrein en het vergroten van de geluidszone rondom het terrein verandert er niets voor de bestaande woningen in en rondom het gebied. De buitenste grens van de geluidzone-industrie blijft namelijk in stand. Dus de woningen die nu in de geluidszone liggen blijven in die geluidszone en de woningen die erbuiten liggen blijven ook na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan buiten de zone. De geluidsnormen binnen de zone veranderen niet. De spoorwegbedrijven binnen het gezoneerde industrieterrein mogen nog steeds gezamenlijk buiten de geluidzone geen hogere geluidsbelasting veroorzaken dan 50 dB(A) etmaalwaarde. De buitenste grens van de geluidzone verandert dus niet en blijft de 50 dB(A) grens.

Eindsituatie gezoneerd industrieterrein en geluidszone

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0043.png" Ter

Voor het bestemmingsplan is geluidsonderzoek gedaan door Alcedo (10 Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 1 en 2 (22 april 2024)). Dat onderzoek is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting. Het onderzoek heeft betrekking op de volgende aspecten: (1) industrielawaai - het betreft het geluid van de bedrijven op en direct rondom het plangebied; (2) railverkeerslawaai - het betreft het geluid van de spoorlijnen Amersfoort-Hilversum en Amersfoort-Utrecht en (3) wegverkeerslawaai - het betreft het geluid van het verkeer waarvan een relevante invloed op het plangebied en de directe omgeving wordt verwacht.

De nieuwe woningen in het gebied van de Wagenwerkplaats worden belast door geluid van industrie (waaronder het emplacement), wegverkeer en (doorgaand) railverkeer. De ontwikkeling zelf heeft ook invloed op de omgeving. Door de nieuwe bebouwing wordt bijvoorbeeld het geluid van het emplacement en de doorgaande treinen deels afgeschermd. Om alle effecten goed in beeld te brengen is in het geluidsonderzoek van Alcedo niet alleen de geluidsituatie binnen het plangebied in beeld gebracht maar ook in de directe omgeving rondom het plangebied. Het effect in de directe omgeving wordt bepaald voor eerstelijns geluidsgevoelige bebouwing rondom het plangebied.

De berekende geluidsbelastingen zijn voor elk van de geluidssoorten getoetst aan de criteria volgens de Wet geluidhinder. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). De hoogst berekende geluidsbelasting is 67 dB(A). Kenmerkend in deze specifieke situatie is dat de overschrijdingen plaatsvinden op een beperkt aantal dagen per jaar met veel emplacements-activiteiten. Het overgrote deel van het jaar is, met name vanaf het Prorail-emplacement, sprake van beduidend minder activiteiten en daarmee ook een duidelijke lagere geluidsbelasting.   
De andere geluidssoorten (niet gezoneerd deel van het industrieterrein, railverkeer en wegverkeer), leiden niet tot overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden volgens de Wet geluidhinder.

Industrielawaai en Interimwet Stad en Milieu

Omdat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein hoger is dan de maximale ontheffingswaarde, is onderzocht of geluidsreducerende maatregelen kunnen worden getroffen. Dat zijn bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en gebouwmaatregelen. In het onderzoek Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 1 en 2 (22 april 2024) van Alcedo is gemotiveerd aangegeven dat bronmaatregelen, waar deze redelijkerwijs kunnen worden getroffen, al aanwezig zijn en aanvullende bronmaatregelen technisch niet uitvoerbaar of niet effectief (geen grote reducties) zijn. Overdrachtsmaatregelen dienen extreem hoog te zijn om de geluidsbelasting op het grootste deel van de gebouwen afdoende te reduceren. Dergelijke maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van schermen of niet-geluidsgevoelige gebouwen) hebben een zeer grote stedenbouwkundige impact en verenigen zich niet met de uitgangspunten van het Masterplan Wagenwerkplaats. Bovendien heeft een geluidsscherm alleen een geluidreducerend effect bij een deel van de woningen en niet bij de woningen die onderdeel zijn van de hoogbouw. Verder is in het stedenbouwkundig ontwerp al rekening gehouden met een zodanige gebouwvorm dat de noordzijde van het gebouw en het achterliggende gebied relatief geluidsluw zijn.

Andere maatregelen aan de gebouwen, zoals het toepassen van vliesgevels en dove gevels, zijn technisch uitvoerbaar maar leiden tot een sterk verminderd gebruiksgemak van de woningen en sterk verminderde ontwerpmogelijkheden. De woningen met een uitzicht op het emplacement hebben dan geen te openen delen (ramen, deuren) en ook geen balkons. Een alternatief is een gesloten glasgevel aan de voorzijde van de appartementen, maar ook een gesloten glasgevel heeft nadelen. Want het zorgt voor extra opwarming aan de voorzijde van de appartementen. Aangezien het juist de bedoeling is om flexibel te kunnen omgaan met het ontwerp, is ook een grootschalige toepassing van vliesgevels en dove gevels niet gewenst.

Daarmee wordt geconcludeerd dat het treffen van afdoende maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk is zonder verregaande consequenties ten aanzien van doelmatig ruimtegebruik en de leefomgevingskwaliteit. Deze maatregelen vormen bovendien een belemmering voor de wens om flexibel te kunnen omgaan met het ontwerp.

Vanwege de wens om woningen te realiseren op een locatie waar de wettelijke grenswaarde wordt overschreden, is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om af te wijken van deze grenswaarde. Daarvoor is gebruik gemaakt van het systeem van de Interimwet Stad- en milieubenadering (Ism). Het instrument Stad & Milieu maakt de realisering van ruimtelijke initiatieven op milieubelaste plekken mogelijk. Dat kan door drie sterk samenhangende stappen te doorlopen : (1) stap 1 - het in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke planvorming integreren van milieubelangen en het zoveel mogelijk treffen van brongerichte maatregelen en (2) stap 2 - het optimaal benutten van de ruimte binnen bestaande wet- en regelgeving. Als met stap 1 en 2 geen doelmatig ruimtegebruik en geen optimale leefomgevingskwaliteit kan worden bereikt, kan (3) stap 3 worden genomen - het afwijken van bestaande wettelijke milieunormen, in dit geval de normen voor geluid.

Het bovengenoemde onderzoek van Alcedo heeft betrekking op stap 1 en 2. De geluidssituatie binnen en rondom het plangebied is in beeld gebracht en vervolgens is  onderzocht wat het effect is van geluidsreducerende maatregelen. Ook is in beeld gebracht hoe ruimte binnen bestaande wet- en regelgeving optimaal kan worden benut. Uit stap 1 en stap 2 blijkt dat het niet mogelijk is om een doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit te bereiken binnen de bestaande wet- en regelgeving ten aanzien van industrielawaai vanwege het gezoneerde industrieterrein. In dat geval mag de gemeenteraad afwijken van de wettelijke milieunormen voor geluid (= stap 3)  zoals is vastgelegd in artikel 4 van de Ism.

In het kader van stap 3 wordt in het rapport Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 3 (22 april 2024) van Alcedo (toegevoegd als bijlage 11 bij deze toelichting) de volgende onderdelen besproken voor wat betreft de geluidsaspecten: 1. het gebied waarop het stap 3 besluit betrekking heeft;  2. de gevolgen voor het milieu wanneer geen compensatie plaatsvindt; 3. de wijze waarop nadelige gevolgen voor het milieu worden beperkt en gecompenseerd en 4. de norm die geldt ter vervanging van het wettelijk voorschrift en de termijn waarvoor de afwijking geldt.

(1) Het stap 3 besluit heeft betrekking op de plandelen waar de maximale ontheffingswaarden volgens de Wet geluidhinder niet kunnen worden gerespecteerd voor wat betreft het industrielawaai van het gezoneerde industrieterrein 'Emplacement'.

Gebied waarop het stap 3 besluit betrekking heeft

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0044.jpg"

(2) Zonder compenserende maatregelen is de geluids- en daarmee gezondheidskwaliteit in het gebied van stap 3 onvoldoende. Daarvoor is gebruik gemaakt van de gezondheidseffectscreening (GES) van de GGD. Deze methode vertaalt de hoogte van de milieubelasting naar een milieugezondheidskwaliteit en bijbehorende GES-score en kleur.  Uit de  onderstaande tabel GES-score per geluidssoort, per gebouwzijde blijkt dat, zoals verwacht, de geluidskwaliteit vanwege industrie- en railverkeerslawaai aan de zuidzijde van de hoogbouw met een GES-score 6 onvoldoende is (en daarmee aanleiding vormt voor compenserende maatregelen). Aan de noordzijde is sprake van een duidelijk betere score. Het wegverkeer van de ontsluitingsweg leidt hier, aan de uiterste westzijde nog tot een matige GES-score 5 omdat hier de verkeersintensiteit het hoogst is. Verder naar het oosten is sprake van een goede en een redelijke GES-score 1 en 2.

GES-score per geluidssoort, per gebouwzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0045.jpg"

(3) Bij het nemen van een besluit tot afwijken van de wettelijke norm moet worden beschreven hoe de nadelige gevolgen voor het milieu van het besluit worden gecompenseerd.

De navolgende compensatiemaatregelen per trede worden doorgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0046.jpg"

Maatregel A wordt geborgd door in het bestemmingsplan het volgende voorschrift op te nemen voor het stap 3-gebied:
Verbeterde geluidswering van de gevels voor de piekniveaus van Prorail en NS Reizigers:

1. De geluidswering van de gevels moet zodanig zijn dat het piekniveau (LAmax) in de verblijfsruimten niet hoger is dan 45 dB(A) in de nachtperiode.

2. De geluidswering van de gevels moet zodanig zijn dat het geluidsniveau Lnight in de verblijfsruimten niet hoger is dan 25 dB(A).

3. Bij de bepaling van de geluidswering wordt geen rekening gehouden met de 2 dB(A) aftrek voor redelijke sommatie volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012.

Maatregel B wordt geborgd door in het bestemmingsplan het volgende voorschrift op te nemen voor het stap 3-gebied:
Betere geluidsisolatie tussen de woningen onderling:

1. De lucht- en contactgeluidsisolatie tussen de ruimten van verschillende woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen moet 5 dB beter zijn dan de eisen volgens artikel 3.16 van het Bouwbesluit 2012.


Het gebied waarop het stap 3 besluit betrekking heeft, ondervindt de hoogste geluidsbelastingen vanwege industrie- en railverkeerslawaai. Hiervoor dienen hogere grenswaarden te worden vastgesteld. Het geluidsbeleid van de gemeente Amersfoort kan nadere voorwaarden stellen aan het vaststellen van deze hogere grenswaarden. In dat kader wordt maatregel C geborgd door in het bestemmingsplan het volgende voorschrift op te nemen:  

Geluidsluwe geveldelen:

1. Het aantal woningen waarvoor een beroep wordt gedaan op de afwijkingsmogelijkheid volgens hoofdstuk 6 van het geluidsbeleid van de gemeente Amersfoort bedraagt ten hoogste 10% van het totaal aantal woningen waarop het stap 3 besluit betrekking heeft;

2. Deze woningen dienen te beschikken over minimaal één te openen deel, grenzend aan een verblijfsruimte, waar de geluidsbelasting niet hoger is dan de 60 dB(A) voor industrielawaai en 60 dB voor railverkeerslawaai.

In het inrichtingsplan voor de inrichting van de openbare ruimte van het gebied zal rekening worden gehouden met het onderstaande.

Gemeenschappelijke geluidsluwe gebieden:

1. De gebieden liggen op loopafstand (maximaal 200 meter) van de woningen;

2. Op minimaal 75% van het oppervlak van het gebied voldoet de geluidsbelasting op een hoogte van 1,50 meter boven het maaiveld aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder voor industrielawaai en railverkeerslawaai;

3. Op minimaal 75% van het oppervlak van het gebied voldoet de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van 30 km/uur wegen op een hoogte van 1,50 meter boven het maaiveld aan de voorkeursgrenswaarde van 48 plus 5 = 53 dB;

4. De gebieden hebben een gezamenlijke grootte van minimaal het aantal woningen waarop het stap 3 besluit betrekking heeft, vermenigvuldigd met 2 m2.

Maatregel D wordt geborgd door in het bestemmingsplan het volgende voorschrift op te nemen voor het stap 3-gebied:

Slaapkamers aan geluidsluwe zijde:

1. Te openen delen van slaapkamers liggen zoveel als mogelijk aan de geluidsluwe zijde van de woning.

Maatregel E wordt geborgd door in het bestemmingsplan het volgende voorschrift op te nemen voor het stap 3-gebied:

Hogere ventilatiecapaciteit:

1. De ventilatiecapaciteit moet 25% hoger zijn dan de eisen volgens artikel 3.29 van het Bouwbesluit 2012.

2. De verhoogde ventilatiecapaciteit wordt gerealiseerd bij verblijfsruimten waar de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder voor industrielawaai en railverkeerslawaai wordt overschreden.

Koeling:

1. Verblijfsruimten worden voorzien van een mechanische koeling.

2. De koeling wordt gerealiseerd bij verblijfsruimten waar de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder voor industrielawaai en railverkeerslawaai wordt overschreden met meer dan 5 dB.

Bij maatregel F is het belangrijk dat bij het stedenbouwkundige en het gebouwontwerp rekening wordt gehouden met doelmatige maatregelen tegen hittestress. Hittestress kan worden beperkt door een stedelijke omgeving slim in te richten en gebouwen slim te ontwerpen, rekening houdend met hitte. Maatregelen om hittestress tegen te gaan, zijn

- het juiste groen en beplanting (schaduw en relatief weinig absorptie van straling).
- inzet van water (op de Wagenwerkplaats is geen sprake van open water en/of vijvers, maar een waterplein, spuiters, sproeiers, fonteinen etc. zijn mogelijk)
- materialisatie (door in te zetten op lichte kleuren, natuurlijk materiaal en ook zo min mogelijk wordt absorptie tegen gegaan).
- straatmeubilair (banken op 'koele' plekken, schaduwdoeken, overkappingen, etc. zorgen zowel voor verblijfsplekken als verkoeling).
- de 'juiste' gebouwen (de juiste positionering, vormgeving en materialisatie van gebouwen draagt bij aan het sturen van wind, windvorming, schaduw, etc.).

De maatregelen zijn gekoppeld aan een vijftal typen plekken en gebieden op de toekomstige Wagenwerkplaats. Per plek wordt een set aan maatregelen weergegeven.

  • 1. De pleinen (op pleinen is ruimte voor bomen, waterornamenten, vergroening en andere kleinere oplossingen waaronder lichte materialisatie).
  • 2. De groene scheggen (in de scheggen is groen het leidend principe, boomgroepen zorgen voor schaduw en diverse groene netwerken maken 'koele' routes tussen de scheggen).
  • 3. De straten (in de straten dragen bomenrijen bij aan schaduw, lichte materialisatie en stromend water (goten, bakken) dragen bij aan de verkoelende werking).
  • 4. Het bouwblok (groene gevels en daken, ruimte voor ventilatie en de juiste materialisatie dragen bij aan een reductie van de opname van straling).
  • 5. De binnentuin (een groene en luwe inrichting van de binnentuin is de plek die het meest dichtbij is bij bewoners).

Om maatregel F te borgen worden in een (anterieure) overeenkomst nadere afspraken gemaakt met de ontwikkelde partij(en) in het gebied en/of worden in het plan voor de inrichting van de openbare ruimte voorzieningen opgenomen tegen hittestress. In de beleidsregels duurzaamheid is voorgeschreven dat rekening wordt gehouden met klimaatadaptatie, waaronder het treffen van maatregelen ter voorkoming van hittestress in het gebied van de Wagenwerkplaats. In de beleidsregels zal worden verwezen naar de bovenstaande maatregelen, waaronder maatregel F waarin is voorgeschreven dat bij het stedenbouwkundige en gebouwontwerp rekening worden gehouden met doelmatige maatregelen tegen hittestress.

5.7.8 Vast te stellen hogere waarden industrielwaai en railverkeerslawaai
5.7.8.1 Hogere waarden in het kader van het stap 3 besluit

De hogere waarden worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder in combinatie met de Ism. Het stap 3 besluit wordt in ontwerp genomen, gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan. De hogere waarden (op grond van het stap 3 besluit) en het bestemmingsplan worden in ontwerp gelijktijdig ter inzage gelegd. Het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder in samenhang met de Interimwet stad en milieubenadering is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.

Het stap 3 besluit heeft enkel betrekking op industrielawaai op woningen in het onderstaande gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0047.png"

Uit de voorbeeld verkaveling blijkt een geluidsbelasting van ten hoogste 67 dB(A) vanwege het gezoneerde industrieterrein. Ook blijkt dat de hoogte van de geluidsbelasting sterk afhankelijk is van de gebouwvorm.De uiteindelijk te realiseren gebouwvorm wordt bepaald bij de uitwerking van het plan. Pas dan is er een duidelijk inzicht in de uiteindelijke exacte hoogte van de geluidsbelasting per woning en per gevel. Bij veel woningen zal deze waarde duidelijk lager zijn dan de waarde van 67 dB(A). Het is echter ook denkbaar dat de geluidsbelasting bij enkele woningen net wat hoger is dan 67 dB(A). Door uit te gaan van een maximum van 68 dB(A) wordt enige (beperkte) flexibiliteit in het ontwerpproces geboden.

Tijdens de verdere uitwerking van het plan wordt duidelijkheid verkregen over de feitelijke geluidsbelasting per individuele woning. Deze geluidsbelasting kan dus variëren van 51 dB(A) tot ten hoogste 68 dB(A). Bij de verdere uitwerking van het plan, de toetsing aan de normen van het Bouwbesluit en de kadastrale registratie van de hogere waarden, wordt de feitelijke geluidsbelasting als hogere waarde genomen. Daartoe is een correctiebesluit nodig waarmee de feitelijke geluidsbelastingen worden vastgesteld. Het correctiebesluit wordt genomen door de gemeenteraad voor zover het betrekking heeft op geluidsbelastingen hoger dan 55 dB(A). Als na de uitwerking sprake is van geluidbelastingen niet hoger dan 55 dB(A), dan wordt het correctiebesluit voor specifiek deze woningen genomen door het college.

Adviezen provincie Utrecht en GGD, regio Utrecht

Aan de provincie Utrecht en aan de GGD regio Utrecht is advies gevraagd over het voorgenomen stap 3-besluit. GGD (3 mei 2021) en Provincie (29 april 2021) geven een positief advies en stellen een aantal maatregelen voor.
De GGD adviseert slaapkamers aan de geluidluwe zijde te situeren. Dat advies is overgenomen (zie maatregel D). Verder adviseert de GGD om woningen met de hoogste geluidsbelasting niet uitsluitend aan de kwetsbare bewonersgroep toe te wijzen en dringt aan om maximaal in te zetten op overdrachtsmaatregelen. In het geluidsrapport van Alcedo van 21 april is daarover overwogen dat overdrachtsmaatregelen extreem hoog dienen te zijn om de geluidsbelasting op het grootste deel van de gebouwen afdoende te reduceren. Dergelijke maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van schermen of niet-geluidsgevoelige gebouwen) hebben een zeer grote stedenbouwkundige impact en verenigen zich niet met de uitgangspunten van het Masterplan Wagenwerkplaats. Bovendien heeft een geluidsscherm alleen een geluidreducerend effect bij een deel van de woningen en niet bij de woningen die onderdeel zijn van de hoogbouw. Verder is in het stedenbouwkundig ontwerp al rekening gehouden met een zodanige gebouwvorm dat de noordzijde van het gebouw en het achterliggende gebied relatief geluidsluw zijn.

De aandachtspunten die door de provincie naar voren zijn gebracht zijn overgenomen. Het gaat daarbij om (1) voldoende aandacht voor een duidelijke scheiding tussen de industriële activiteiten, het doorgaande spoor in relatie tot de beoogde woningbouw voor het creëren van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (onder andere buitenruimtes met voldoende groen en bijvoorbeeld binnentuinen); (2) hierop in te spelen met een creatief ontwerp met een combinatie van verschillende maatregelen, zoals opgenomen in hoofdstuk vier (Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 1 en 2, 21 april 2021) zonder dat daarbij sprake is van grootschalige toepassing van bijvoorbeeld slechts één maatregel en (3) aandacht voor integratie van het ontwerp met de omgeving om dit karakter van de karakteristieke omgeving (emplacement) te behouden of juist te versterken (bijvoorbeeld zichtlijnen).  Dit zal de acceptatie van de omgevingsgeluiden ten goede komen.   

Participatie

Over het voornemen om een stap 3-besluit te nemen is er op 25 maart 2021 een online informatieavond gehouden. Bewoners en stakeholders kregen de mogelijkheid hun vragen te stellen en een reactie te dienen. Een aantal vragen had betrekking op de technische maatregelen en nut en noodzaak van een stap-3 besluit. Daarnaast waren er vragen over het stedenbouwkundig plan dat al is vastgelegd in het Masterplan. Een overzicht van alle vragen en antwoorden is te vinden op de website www.amersfoort.nl/wagenwerkplaats. Van de online informatiebijeenkomst is een opname gemaakt die op de website is terug te zien.

Procedureel

Wanneer een stap 3 besluit wordt voorgenomen moet dat worden gemeld aan Gedeputeerde Staten. Dat is op 12 november 2020 gedaan (zie bijlagen 20 bij deze toelichting). De melding is ook bekend gemaakt in het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
Het ontwerp-besluit stap 3 volgt dezelfde procedure als dit bestemmingsplan. Gedeputeerde Staten, adviseurs en het bevoegd gezag dat oorspronkelijk belast was met de milieunorm (waarvan wordt afgeweken) worden daarbij in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Belanghebbenden kunnen beroep tegen het besluit stap 3 instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Procedure bestemmingsplan   Procedure Stap 3-besluit  
1. Kennisgeving voornemen college burgemeester en wethouders tot wijziging van het bestemmingsplan Wagenwerkplaats.   1. Melding college burgemeester en wethouders aan GS over het voornemen tot een Stap-3 besluit Wagenwerkplaats. Openbare kennisgeving.  
2. Voorbereiding Ontwerpbestemmingsplan: het uitvoeren van de relevante onderzoeken.   2. Voorbereiding Ontwerpbeschikking Stap-3 besluit: uitvoeren stappen 1 en 2 Stad & Milieu.  
  3. Voorbereiding Ontwerpbeschikking Stap-3 besluit: uitvoeren stap 3 effectieve en passende compenseren maatregelen  
  4. Publieksparticipatie  
3. Opstellen Ontwerpbestemmingsplan en vaststelling door burgemeester en wethouders.   5. Opstellen Ontwerpbeschikking Stap-3 besluit en vaststelling door burgemeester en wethouders  
5. Ter inzage legging van het Ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken.   6. Ter inzage legging van Ontwerpbeschikking Stap-3 besluit gedurende zes weken  
6. Eventueel aanpassen Ontwerpbestemmingsplan n.a.v. ingebrachte zienswijzen   7. Eventueel aanpassen Ontwerpbeschikking Stap-3 besluit n.a.v. ingebrachte zienswijzen.  
7. Vaststelling bestemmingsplan Wagenwerkplaats door Gemeenteraad   8. Vaststelling beschikking Stap-3 besluit Wagenwerkplaats door Gemeenteraad  
8. De mogelijkheid tot bezwaar en beroep   9. Belanghebbenden kunnen bezwaar en beroep  
9. Bestemmingsplan treedt in werking   10. Stap-3 besluit treedt in werking  

5.7.8.2 Reguliere hogere waarden

Behalve hogere waarden in het kader van het stap 3 besluit, zijn ook 'reguliere' hogere waarden nodig. Dit betreft industrielawaai en railverkeerslawaai voor zover het binnen de maxima volgens de Wet geluidhinder blijft.
De reguliere hogere waarden hebben betrekking op railverkeerslawaai en industrielawaai voor zover de maxima volgens de Wet geluidhinder niet worden overschreden.

Industrielawaai

De meest noordelijk gelegen woningen worden, volgens de voorbeeldverkaveling, sterk afgeschermd door vrij aaneengesloten bebouwing. In de volgende figuur is de ligging van deze woningen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0048.png"

Volgens de berekeningen is de geluidbelasting op deze woningen is,uitgaande van een verregaande afscherming, niet hoger dan 47 dB(A). Hiermee resteert een marge van 3 dB(A) tot de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Afhankelijk van het feitelijke ontwerp van zowel de afschermende bebouwing als de noordelijke woningen, is het denkbaar dat er woningen zijn waar uiteindelijk de geluidbelasting toch hoger is dan 50 dB(A). Door het alsnog vaststellen van een hogere waarde van 55 dB(A) (het maximum volgens de Wet geluidhinder), wordt enerzijds de geluidsbelasting begrensd en anderzijds enige flexibiliteit ten aanzien van het ontwerp gecreëerd.

Bij de verdere uitwerking van het plan, de toetsing aan de normen van het Bouwbesluit en de kadastrale registratie van de hogere waarden, wordt de feitelijke geluidsbelasting als hogere waarde genomen. Daartoe is een correctiebesluit nodig waarmee de feitelijke geluidsbelastingen worden vastgesteld. Het correctiebesluit wordt genomen het college.

Railverkeerslawaai noordelijke blok

De geluidbelasting vanwege railverkeer op het noordelijke blok (volgens de voorbeeldverkaveling) uitgaande van een verregaande afscherming, niet hoger dan 49 dB(A). Hiermee resteert een marge van 1 dB(A) tot de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Afhankelijk van het feitelijke ontwerp van zowel de afschermende bebouwing als de noordelijke woningen, is het denkbaar dat er woningen zijn waar uiteindelijk de geluidbelasting toch hoger is dan 55 dB(A). Door het alsnog vaststellen van een hogere waarde van 57 dB(A) wordt enerzijds de geluidsbelasting begrensd en anderzijds enige flexibiliteit ten aanzien van het ontwerp gecreëerd.

Railverkeerslawaai zuidelijk blok

Uit de voorbeeld verkaveling blijkt op het zuidelijke blok een geluidsbelasting van ten hoogste 63 dB(A) vanwege het railverkeer. Ook blijkt dat de hoogte van de geluidsbelasting sterk afhankelijk is van de gebouwvorm.
De uiteindelijk te realiseren gebouwvorm wordt bepaald bij de uitwerking van het plan. Pas dan is er een duidelijk inzicht in de uiteindelijke exacte hoogte van de geluidsbelasting per woning en per gevel. Bij veel woningen zal deze waarde duidelijk lager zijn dan de waarde van 63 dB(A). Het is echter ook denkbaar dat de geluidsbelasting bij enkele woningen net wat hoger is dan 63 dB(A). Door uit te gaan van een maximum van 64 dB(A) wordt enige (beperkte) flexibiliteit in het ontwerpproces geboden.
Bij de verdere uitwerking van het plan, de toetsing aan de normen van het Bouwbesluit en de kadastrale registratie van de hogere waarden, wordt de feitelijke geluidsbelasting als hogere waarde genomen. Daartoe is een correctiebesluit nodig waarmee de feitelijke geluidsbelastingen worden vastgesteld. Het correctiebesluit wordt genomen door het college.

5.7.9 Wegverkeerslawaai

In het rapport Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 1 en 2 (22 april 2024) van Alcedo is ook onderzoek gedaan naar de gevolgen van de bouw van woningen voor het verkeersbeeld in de omgeving. Zo wordt de westelijke ontsluitingsweg (Machinist) doorgetrokken naar het plangebied. Daarnaast is voorzien dat de verkeersafwikkeling op de Soesterweg en de aansluitende wegen wijzigt. Geconcludeerd wordt dat bij de planvorming voor de realisatie van de woningen op het Noack-terrein al rekening is gehouden met de toekomstige aanwezigheid van de Machinist. De woningen zijn ook al voorzien van afdoende geluidswering. De parkeergarage leidt qua hoeveelheid verkeer van en naar de Soesterweg niet tot een relevant effect. De geluidsbelastingen wijzigen niet wezenlijk.
De afwikkeling van het verkeer op de Soesterweg en de aansluitende wegen wijzigt wel. Uit het onderzoek blijkt dat, afhankelijk van het wegvak, sprake is van een verhoging of een verlaging van de geluidsbelasting. Over het algemeen is het verschil qua geluidsbelasting niet of nauwelijks waarneembaar.
De geluidbelasting langs Soesterweg tussen de aansluiting op de Wagenwerkplaats en de Tulpstraat en langs een deel van de Plataanstraat wijzigt wel, maar blijft volgens het systeem van de Wet geluidhinder op een aanvaardbaar niveau.

5.7.10 Geluid parkeerhub middengebied

Zoals in het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 is vastgelegd wordt het autoparkeren ten dienste van de functies in het middengebied (met extra ruimte voor deelmobiliteit) opgelost in een parkeergarage/parkeerhub aan de rand van het centrale plein.
Mede naar aanleiding van de resultaten van een recente inspraakavond in de buurt (23 oktober 2023), waarbij een parkeerhub op een van het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 afwijkende plek en vormgeving werd gepresenteerd (maximaal 3 lagen grenzend aan de achtertuinen van woningen aan de Soesterweg) en waartegen veel weerstand bestond, hebben de gemeente en NS besloten de parkeerhub wel op te nemen achter de Soesterweg maar met een maximale hoogte van 5 meter (bijlage 12 Ontwerp parkeerhub Wagenwerkplaats. Hiervoor is akoestische onderzoek verricht (bijlage 13 Geluidsrapport parkeerhub) waaruit blijkt dat de parkeerhub in deze vorm en op deze plek mogelijk is mits de wand aan de zijde van de Soesterweg een gesloten wand zal zijn en mits er een rand op het dak komt die voor 1 meter bestaat uit baksteen en voor 0,5 meter uit glas.

5.8 Bedrijven en Milieuzonering

In de Wro staat het begrip 'goede ruimtelijke ordening' centraal. Dat vormt de centrale norm voor de inhoud van een bestemmingsplan. Een goede ruimtelijke ordening voorziet onder meer in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende functies. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Dit wordt 'bedrijven en milieuzonering' genoemd.
Door Aveco de Bondt is een Quickscan bedrijven en milieuzonering (2 juni 2021) opgesteld, die is toegevoegd als bijlage 16 bij dit bestemmingsplan. Deze quickscan brengt in kaart de milieugevoelige en de milieubelastende functies in en rondom het bestemmingsplan en beoordeelt of deze een belemmering vormen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

In de rapportage van Aveco de Bondt wordt het navolgende geconcludeerd:

Externe werking

Binnen het projectgebied worden zowel milieuhinder gevoelige bestemmingen als milieubelastende activiteiten gerealiseerd. Milieuhinder gevoelige bestemmingen (woningen) worden uitsluitend gerealiseerd in deelgebied west. In deelgebied west is één gebouw aanwezig waar een dienstverlenende functie is gesitueerd, namelijk een sociaal cultureel centrum/wijkgebouw. Dit is een functie, die goed samen gaat met de milieuhinder gevoelige bestemming wonen. De milieubelastende activiteiten die in het deelgebied midden mogelijk worden gemaakt vallen in de milieucategorie 1 en 2. De eerste woningen in deelgebied west liggen op circa 60 meter vanaf de eerste functie binnen deelgebied midden en de woningen buiten het projectgebied (ten noorden) liggen daarnaast ook op meer dan 10 meter en vormen daarmee geen belemmering. Daarnaast zijn de functies goed verenigbaar met de milieugevoelige bestemming wonen. Onderlinge hinder van functies binnen het projectgebied is dus niet te verwachten. Hinder tussen de voorzieningen binnen het projectgebied en de gevoelige functies buiten het projectgebied is op basis van de richtafstanden ook niet te verwachten. Er is in dit kader dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Interne werking

De richtafstand van de milieubelastende activiteiten ten noorden van het projectgebied overschrijden de grenzen van het projectgebied niet. Daarmee kan geconcludeerd worden dat de functies ten noorden (wonen, gemengd en bedrijvigheid) van het projectgebied goed verenigbaar zijn met voorgenomen ontwikkeling. Er is in dit kader dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.


Uit de quickscan is gebleken dat enkel de richtafstanden van de milieubelastende activiteiten ten zuiden van het projectgebied de grenzen van het projectgebied overschrijden. Het betreft hier de activiteiten van het spoorwegemplacement en de NS loods. Het spoorwegemplacement kan een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling op het gebied van geluid en gevaar en de NS loods op het gebied van geluid en geur. Daarnaast kan de voorgenomen ontwikkeling de bedrijfsvoering van het spoorwegemplacement en de NS loods in de weg staan.

Uit het raadplegen van de milieuvergunning van het spoorwegemplacement en aanvullend onderzoek is het volgende gebleken:
- gevaar: uit aanvullende onderzoeken is gebleken dat door het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde. De verantwoording van het groepsrisico is van toepassing. In het onderzoek externe veiligheid wordt het groepsrisico verantwoord. Hiertoe zijn de verplichte elementen conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) beschouwd. Het bevoegd gezag (de gemeente Amersfoort) neemt uiteindelijk de verantwoording voor het groepsrisico bij het ruimtelijk besluit.
- geluid: het geluid afkomstig van het spoorwegemplacement zal de wettelijke toegestane waarden op de gevels van de toekomstige woningen bij voorgenomen ontwikkeling overschrijden. Er zullen maatregelen getroffen moeten worden zodat er ondanks het geluid van het spoorwegemplacement sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij voorgenomen ontwikkeling wordt het instrument Stad & Milieu toegepast. Doel van het toepassen van de Stad & Milieu is om, met toepassing van maatregelen, te komen tot een acceptabel woon-en leefklimaat bij de beoogde woningen met behoud van de vergunde rechten van het spoorwegemplacement.
- trillingen: uit onderzoek is gebleken dat in deelgebied West voldaan wordt aan de SBR B-richtlijn. In deelgebied Midden is geen trillingsgevoelige bebouwing gepland. Er is hiermee sprake van een goed woon- en leefklimaat gezien het aspect trillingen, daarnaast wordt de bedrijfsvoering niet belemmerd.

Uit het raadplegen van de milieuvergunning van de NS loods is het volgende gebleken:
- gevaar: er is een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen gedefinieerd in de PGS 15 aanwezig. De risico's worden voldoende afgedekt door het voldoen aan de richtlijn PGS 15.
- geluid: vanwege de korte afstand van de woningen binnen de voorgenomen ontwikkeling tot de binnen de inrichting plaatsvindende activiteiten zal in dat gebied een akoestisch relevante geluidbelasting optreden. Door de berekende geluidbelasting vast te leggen in een vergunning voor deze inrichting, vormen deze de basis bij de nadere concrete uitwerking van die ontwikkeling, rekening houdend met het heersend akoestisch klimaat in de omgeving. In een werksessie met de initiatiefnemers van de ontwikkeling en de gemeente is afgesproken dat maatregelen aan de ontvangstzijde van de woningen worden getroffen vanuit een goed woon- en leefklimaat en de normen uit het bouwbesluit. Bij voorgenomen ontwikkeling wordt het instrument Stad & Milieu toegepast. Doel van het toepassen van de Stad & Milieu is om, met toepassing van maatregelen, te komen tot een acceptabel woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen met behoud van de vergunde rechten van de NS loods.
- geur: er is geen sprake van geuroverlast, de uittredende lucht en daarin aanwezig stoffen mogen geen overlast vormen buiten de inrichting.
- trillingen: er zijn aan de vergunning geen voorschriften ter voorkoming van trillingshinder opgenomen.

De aspecten geur en trillingen vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast worden het spoorwegemplacement en de NS loods op deze aspecten niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Het aspect gevaar vormt vanuit de NS loods ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij het spoorwegemplacement wordt het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling wel groter dan de oriëntatiewaarde. In het onderzoek externe veiligheid wordt het groepsrisico verantwoord. Het bevoegd gezag (de gemeente Amersfoort) neemt uiteindelijk de verantwoording voor het groepsrisico bij het ruimtelijk besluit.
Het aspect geluid vraagt nog om verder onderzoek en afweging. Bij voorgenomen ontwikkeling wordt het instrument Stad & Milieu toegepast om tot een acceptabele oplossing te komen. Dit proces loopt tegelijk met de bestemmingsplanprocedure. Doel van het toepassen van de Stad & Milieu is om, met toepassing van maatregelen, te komen tot een acceptabel woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen met behoud van de vergunde rechten van de NS loods en spoorwegemplacement. Door toepassing van de Stad & Milieu benadering voor geluid en de verantwoording van het groepsrisico met betrekking externe veiligheid is de verwachting dat een acceptabel woon- en leefklimaat realiseerbaar is met behoud van de vergunde rechten van de bedrijven. Er is dan sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.9 Duurzaamheid

Voor een concrete uitwerking van de duurzaamheidsambities in het gebied van de Wagenwerkplaats zijn op initiatief van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier in 2014 de Duurzaamheidsdagen 2.0 gehouden. Dat initiatief legde de basis voor de 'Duurzaamheidsvisie Wagenwerkplaats 2015-2050 – acht werksporen voor lokaal innoveren en samenwerken'. Deze visie is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

Veel partijen hebben in 2014 aan deze visie meegewerkt. Deze ambities zijn daarmee niet opgelegd door de gemeente, maar komen voort uit de wensen en ideeën van de belanghebbenden zelf. Eigenaar NS stemt in met deze ambities en zal zich inzetten om deze te realiseren. De visie bestaat uit acht werksporen (milieuthema's). Elk werkspoor uit de visie geeft een beeld voor de lange termijn, een doel voor de middellange termijn van 10 jaar en een concreet voorstel om nú mee aan de slag te gaan. Vooral de 10 jaren termijn is verbonden met kaders en keuzes voor het nieuwe bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats. De ruimtelijk relevante thema's uit de Duurzaamheidsvisie zijn verwerkt in het Masterplan Wagenwerkplaats 2019.

Ruimtelijk Kwaliteitsteam

Om te zorgen dat de speerpunten voor duurzaamheid in voldoende mate worden behaald, worden nieuwe initiatieven en ontwikkelingen in het gebied van de Wagenwerkplaats apart en in een vroegtijdig stadium voorgelegd aan het Ruimtelijk Kwaliteitsteam. Het team is integraal samengesteld en gaat met iedere initiatiefnemer in gesprek om aan de hand van de vastgestelde speerpunten te komen tot een concept, waarin de duurzaamheidsaspecten voldoende tot uitdrukking komen. Het kwaliteitsteam bestaat uit vertegenwoordigers van het Ontwerpteam Masterplan Wagenwerkplaats, gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, een architect en een gemeentelijke deskundige op het terrein van duurzaamheid.


Afbeelding Werksporen Duurzaamheidsvisie

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0049.png"


In dit bestemmingsplan zijn de duurzaamheidsambities van de Duurzaamheidsvisie verder uitgewerkt voor de verschillende thema's zodat ze -voor zover relevant- ook als toetsingskader kunnen dienen voor concrete initiatieven in het gebied. Dit beleid is vertaald in dit bestemmingsplan en met name de beleidsregels duurzaamheid. Dat is ook toetsingskader voor het kwaliteitsteam voor concrete bouwplannen.
Om de gemeentelijke ambities waar te maken heeft de gemeente waar mogelijk en waar nodig gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt via toepassing van de 'verbrede reikwijdte', door specifieke beleidsregels op te nemen.

De duurzaamheidsvisie dateert van 2014. Inmiddels is op een aantal 'werksporen' actueel gemeentelijk beleid beschikbaar. De kansen zijn in beeld gebracht en voor een vijftal thema's verder uitgewerkt en integraal in dit document opgenomen. Voor de onderstaande aspecten is toegelicht hoe de ambities vorm hebben gekregen, deze zijn vervolgens vertaald naar de beleidsregels. De aspecten die verwantschap hebben aan reguliere onderdelen uit het bestemmingsplan zijn integraal bij de thematische regels opgenomen.

Voor de gebouwen zijn de ambities van de gemeente Amersfoort te vinden in het Convenant Toekomstbestendig bouwen, de gemeente heeft getekend voor niveau goud. Initiatiefnemers kunnen in een vroege fase (voor of tijdens SO) in een Duurzaamheidsvisie de thema's in het convenant behandelen, hoe ze willen bijdragen aan de ambities van de gemeente en welke minimale prestaties geleverd zullen worden. Bij de indiening kan dan in een Duurzaamheidsplan aangegeven worden welke prestaties, met welke maatregelen, gerealiseerd zullen worden.

De gemeente heeft de voorkeur om bij ontwikkelingen gebruik te maken van het Instrument GPR Gebouw om prestaties op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde goed kwantitatief meetbaar te maken en af te kunnen wegen.

Circulariteit (grondstoffen)

Amersfoort wil een afvalloze stad zijn, in 2050 een volledig circulaire economie en in 2030 halverwege. Circulaire gebiedsontwikkeling heeft als centraal doel om kringlopen te sluiten. In een circulair gebied worden materiaal-, energie en waterkringlopen op verschillende tijds- en schaalniveaus gesloten. Een slimmer gebruik van grondstoffen moet hierbij helpen met afspraken over maximaal hergebruik van producten en grondstoffen in de hele cyclus: van ontwerp en uitvoering tot bouw, gebruik en sloop.

Materiaalgebruik - Reductie van materiaalgebruik heeft prioriteit, slimme plattegronden en compacte gebouwen leveren de meeste reductie van bouwmaterialen. In de Wagenwerkplaats wordt ingezet op hoogwaardig circulair materiaalgebruik en het sluiten van grondstofketens in de bouw. In het ontwerp en bouwproces wordt sterk rekening gehouden met de ingebedde impact van de gebruikte materialen en de potentie tot hergebruik. Daarmee wordt de milieubelasting van de toe te passen materialen beperkt. Ingezet wordt op het zoveel mogelijk hergebruiken van materialen van het terrein. Tegelijkertijd bestaat de wens regels te stellen aan de herkomst van materialen, zodat de afstand waarover materialen getransporteerd moeten worden beperkt zijn. Voorts wordt ingezet op gebruik van duurzame materialen en bewustwording van gebruik van onder andere water.

Huishoudelijk afval - Amersfoort gaat de komende jaren over op 'omgekeerd inzamelen'. Hierbij worden papier, GFT (groente, fruit en tuinafval) en PMD (plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons) voortaan aan huis opgehaald. Bewoners van grondgebonden woningen krijgen geen minicontainer meer voor restafval. Bij appartementencomplexen wordt een collectieve voorzieningen voor de inzameling van restafval geplaatst. Het materiaalgebruik wordt zo in de gebruiksfase geminimaliseerd en worden resterende afvalstromen optimaal gescheiden en krijgt het waarde.

Energie

De ambitie voor de Wagenwerkplaats is een compleet gasloze toekomst, bij nieuwbouw is een gasaansluiting niet meer acceptabel. Hiervoor worden onder andere warmtepompen en zonnepanelen ingezet. Het doel is om uiteindelijk een energieleverende wijk te worden. Toekomstige technieken dragen bij aan de ambitie van de gemeente om een CO2-neutrale energie leverende wijk te worden. Bovendien worden verschillende initiatieven opgezet om in het eindbeeld geen fossiele brandstoffen te gebruiken. Voor de energiehuishouding moet voldaan worden aan de vigerende regelgeving.

Klimaat

De Wagenwerkplaats maakt robuuste water en groen buffers. De ambitie is hierbij om het groen en water in het gebied op een slimme manier te benutten. De watervraag in het gebied maximaal te reduceren. Het gebied regen- en hittebestendig te ontwikkelen zodat de leefomgeving bestand is tegen extreme weersomstandigheden. Groen en blauw versterken elkaar en vormen de structuur in het gebied. Tevens zullen alle daken worden voorbereid om ingezet te kunnen worden voor energieproductie, wateropslag en vergroening (dit geldt ook voor vergunningsvrij Besluit Omgevingsrecht Bijlage ll Art 2 Lid 6.C)

Hemelwater, droogte en hitte - De gemeente wil een klimaatbestendige stad zijn, voor de ontwikkelingen op de WWP geldt daarom de 'Richtlijn klimaatbestendig bouwen van de gemeente Amersfoort 2020' inrichting van de openbare en particuliere ruimte. Het doel is een klimaat adaptieve woonwijk (een wijk die rekening houdt met verwachte klimaatverandering) te realiseren met een robuuste inrichting. Ook wordt hemelwater is afgekoppeld van het rioleringssysteem en voor grondgebonden woningen opgeslagen voor gebruik van grijswater. Gezien de diepte van het grondwater (tot 5 meter onder het maaiveld) is het aanleggen van waterpartijen voor deze functie niet aan de orde. De goede doorlaatbaarheid van de bodem biedt kansen om infiltratie-voorzieningen aan te leggen. Met name de landschappelijke zones van de Wagenwerkplaats bieden hiervoor ruimte in de vorm van wadi's. Dit betekent onder andere dat overhoeken en ruimte reserveringen niet worden bestraat, maar groen worden ingericht en parkeerterreinen worden voorzien van beplanting zodat er voldoende schaduw is en kiezen we voor waterdoorlatende verharding. Ook groene daken dragen bij aan tijdelijke waterberging.

Biodiversiteit - Ontbrekende schakels van de groen-blauwe structuur, zijnde de belangrijke lijnbeplanting langs hoofdfietsrouten aangelegd in de vorm van natuurontwikkeling (spoorweg ecologie), stadslandbouw en recreatiekwaliteit zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan en de inrichtingscatalogus. In de openbare ruimte wordt gevarieerde inheemse beplanting toegepast, waarvan een groot aandeel eetbare planten, zowel voor insecten als ook vogels. Met een gevarieerde beplanting worden kleurrijke bermen en groenstroken gecreëerd waar flora en fauna kan groeien en bloeien. Dit verbetert de aantrekkelijkheid van het bedrijvenpark en werkt versterkend voor de biodiversiteit in het algemeen. Door ook eetbare beplanting toe te voegen worden er extra voedselbronnen voor insecten en zoogdieren toegevoegd, waarmee de voedselketen versterkt wordt. Deze sturing van de biodiversiteit wordt aangevuld met specifieke natuur inclusieve voorzieningen, in de vorm van nestelgelegenheid in of aan de gebouwen.

Hierop aansluitend wordt gestreefd de (platte) daken te voorzien van 'groen-blauwe' daken voor de versterking van de habitat. De combinatie energie- en groendak is zeer efficiënt. Zo zorgt de plaatsing van groen op het dak ervoor dat er geen bevestiging van het PV-paneel en het dak zelf noodzakelijk is, het groen zorgt voor de verankering. Daarnaast zorgt de het groen op het dak dat de biodiversiteit in de gebouwde omgeving wordt versterkt. Afhankelijk van de dikte en ondergrond van het groen kan er ook waterberging plaatsvinden op het dak.

Het aanleggen van een gemeenschappelijke moestuin is mogelijk ten behoeve van buurtinitiatieven.

Sanering

Een aantal vlekken is al gesaneerd en een en aantal andere vlekken wordt momenteel gesaneerd of wordt dit in de komende periode. De vlekken rondom de Laswerkplaats worden gesaneerd door middel van fytoremediatie. Het (zelfvoorzienende) filter maakt het verontreinigde grondwater schoon en blijft nog enige tijd staan. Daarna kan het filter worden verplaatst om eventuele andere vlekken te reinigen. Ook zijn er vlekken waarvan de sanering niet-spoedeisend is en waarmee niets hoeft te gebeuren wanneer de grond waarin ze zich bevinden niet wordt beroerd. Wanneer in deze grond gegraven gaat worden, zijn maatregelen noodzakelijk en dient de vervuilde grond te worden verwijderd. Gezien de huidige wetgeving en aanvullend vigerend beleid, zijn hiervoor geen extra beleidsregels opgenomen, deze vallen onder de regels voor milieu.

Mobiliteit

De Wagenwerkplaats nodigt met veilige, aangename infrastructuur en stadsindeling uit tot een actieve mobiliteit. Er wordt ingezet op voet, fiets en deelmobiliteit om persoonlijk auto-eigenaarschap te verminderen. Aanvrager heeft in de plannen aandacht voor aansluiting op bestaande en nieuwe mobiliteitshubs/parkeerpleinen met deelmobiliteit (fiets/scooter/auto)Het ontwerp van wegen en voetpaden is slim en slank, om onnodig materiaal- en ruimtegebruik te voorkomen, en hiermee ruimte vrij te maken voor natuur of andere functionaliteiten. De ligging van de Wagenwerkplaats biedt kansen voor ontwikkeling van nieuwe, energieneutrale vervoersconcepten. Binnen de gebiedsindeling op verkeersniveau liggen de Wagenwerkplaats en het Soesterkwartier in de 'oudere stad', de schil rondom het centrum. In de oudere stad worden voor verplaatsingen binnen Amersfoort met name de fiets en de voetganger gefaciliteerd. Nieuwe, comfortabele en snelle fietsroutes vanuit de verschillende stadsdelen en omliggende gemeenten naar het centrum van de stad dragen hier aan bij. Ook in het Soesterkwartier (tracé nader te bepalen) zal zo'n snelfietsroute worden gerealiseerd. Het hoofdfietsnetwerk verbindt wijken in Amersfoort met het centrum en de stations. Het Piet Mondriaanplein maakt deel hiervan uit, maar het hoofdfietsnetwerk stopt hier en vormt geen doorgaande verbinding over de Wagenwerkplaats. Het basisfietsnetwerk verbindt alle wijken met elkaar en met de belangrijke functies in de stad. De Soesterweg maakt hier onderdeel van uit. Vanaf de Soesterweg takken hier de Gerrit van Stellingwerfstraat, de Violenstraat en de Plataanstraat op aan. Binnen de oudere stad zal er geen extra beleidsinzet zijn voor auto, trein en bus. Voor verplaatsingen vanuit de oudere stad naar locaties buiten Amersfoort worden zowel de auto, de trein en bus als de fiets gefaciliteerd. Hierbij horen onder meer goede overstapvoorzieningen en (fiets)knopen, stimuleren van deelauto's, stimuleren van meervoudig gebruik parkeerplaatsen en autoparkeren op afstand of in gebouwde voorzieningen. Met betrekking tot parkeren en mobiliteit zijn de regels gevat onder de beleidsregels parkeren.

Economie

Amersfoort wil een duurzame stad zijn. Intensief ruimtegebruik is één van de onderwerpen die hierbij past. Daarnaast is het nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vooruitlopend op de komende vergrijzing is levensloopgeschikt en modulair bouwen wenselijk. Binnen het plangebied wordt ruimte gemaakt voor specifieke functies zoals repaircafe, ambachtelijke bedrijvigheid en werkateliers. Dit wordt uitgewerkt en geregeld door middel van bestemmingen, ook met betrekking tot cultuur.

Identiteit

Een deel van de oorspronkelijke werkplaatsgebouwen van de NS is aangewezen als rijksmonument (industrieel erfgoed). Deze gebouwen en hun omgeving geven nog steeds een goed beeld van de oorspronkelijke functie van het gebied en bepalen daarmee sterk het karakter en de identiteit van de wijk (als herkenningspunten; landmarks). Dit wordt benadrukt door de ligging in het hart van het gebied. Naast de monumentale gebouwen is ook een deel van de omgeving en openbare ruimte als monumentaal ensemble (complex) beschermd. De instandhouding van het industrieel erfgoed vormt een randvoorwaarde bij de ontwikkeling van het gebied. Een passende functie voor deze gebouwen (die recht doet aan de kwaliteiten en de bijzondere positie ervan) is daarbij belangrijk. De meeste gebouwen hebben inmiddels een nieuwe bestemming gekregen. Transformaties van de historische gebouwen zijn over het algemeen mogelijk als daarbij de belangrijke historische karakteristieken worden behouden. In dit geval is het behoud van het industriële karakter een belangrijk uitgangspunt. Bij de nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen hier omheen (aan west- en oostzijde) is het wenselijk om de aanwezige en aantrekkelijke cultuurhistorische identiteit als inspiratiebron te gebruiken door (ruimtelijke) relaties te leggen met dit 'historische hart' van de wijk. Dit is vast gelegd in het onderdeel beeldkwaliteit als het gaat om de visuele en ruimtelijke aspecten.

5.10 Flora en fauna - Wet Natuurbescherming

Bij de ontwikkeling van het gebied zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Wet natuurbescherming (Wnb). In 2009 en 2015 is het gebied door Bureau Waardenburg onderzocht op natuurwaarden, waaruit is gebleken dat diverse in de stad zeldzame en bedreigde soorten een ideaal leefgebied vinden op de Wagenwerkplaats. Vuistregel is dat een inventarisatie naar beschermde soorten na 5 jaar dient te worden geactualiseerd, als uitvoering van de ingrepen nog niet heeft plaatsgevonden. In 2020 heeft Bureau Waardenburg deze actualisatieslag uitgevoerd. Dit rapport (Natuur op de Wagenwerkplaats te Amersfoort 2020 d.d. 19 maart 2021 ) doet verslag van de inventarisatie en geeft tevens aanbevelingen om beschermde en bijzondere natuurwaarden (zoals Rode lijst-soorten) tijdens de herontwikkeling te behouden. Het rapport is toegevoegd als bijlage 14 bij deze toelichting.

De actualisatie bestond uit een bronnen- en een veldonderzoek. Dat leverde de volgende resultaten op. Voor tenminste 13 vogelsoorten (allemaal beschermd onder de Wet natuurbescherming) vervult de Wagenwerkplaats een functie. De huismus is de enige soort met een jaarrond beschermde nestplaats waarvan een nestplaats in het plangebied is aangetroffen. Daarnaast blijkt een deel van het plangebied essentieel foerageergebied te zijn voor een kolonie huismussen in een woonwijk ten noorden van de Wagenwerkplaats. Naast beschermd (met jaarrond beschermde nestplaats) is de huismus ook een Rode lijst-soort. Voor één vleermuissoort, de gewone dwergvleermuis, vervult de Wagenwerkplaats essentiële functies. In twee gebouwen bevinden zich zomerverblijfplaatsen en in drie gebouwen bevinden zich paarverblijfplaatsen. Het plangebied wordt veel gebruikt door gewone dwergvleermuizen uit het Soesterkwartier om te foerageren, maar er zijn geen essentiële foerageergebieden of vliegroutes aangetroffen. In het plangebied zijn in 2020 geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Wel zijn Rode lijst-soorten aangetroffen, zoals absintalsem, zacht vetkruid en korenbloem. Bijzonder is ook de waarneming van het zeldzame behaard breukkruid dat onder andere tussen de oude spoorrails groeit. In 2015 werden de vegetaties in het plangebied als zeer bijzonder voor deze stedelijke locatie gekarakteriseerd. Dat is nu nog steeds zo. Bovendien zijn ze goed ontwikkeld. Het merendeel van de plantensoorten dat in 2009 en 2015 is aangetroffen is nog steeds aanwezig. De bijzondere vegetaties maken de Wagenwerkplaats een aantrekkelijk leefgebied voor insecten. Voor huismus en gewone dwergvleermuis zullen bij de herontwikkeling van de Wagenwerkplaats specifieke maatregelen moeten worden genomen om de aanwezige nest- en verblijfplaatsen te behouden. Voor de huismus zal bovendien het verlies aan essentieel foerageergebied, als dat gebeurt, moeten worden gecompenseerd. Daarnaast zal bij de herontwikkeling rekening moeten worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Voor alle vogelsoorten geldt dat hun nesten niet mogen worden beschadigd of vernietigd als deze door een broedende vogel in gebruik zijn. De aanwezigheid van nesten is het grootst in bomen en struiken. Er worden aanbevelingen gedaan voor te nemen compenserende en mitigerende maatregelen.

In het rapport wordt geconcludeerd dat ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan overtredingen van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming zijn uitgesloten of te voorkomen. Daarmee vormt de Wet natuurbescherming geen belemmering voor de uitvoering van de plannen in het gebied. In hoofdstuk 7.2 van het rapport van Waardenburg is beschreven op welke wijzen overtreding van verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming kan worden voorkomen. Als deze worden opgevolgd zijn negatieve effecten op beschermde soorten uitgesloten.

5.10.1 Stikstofdepositie

Door Aveco de Bondt is een AERIUS berekening gemaakt. Deze berekening d.d. 15 maart 2024 is toegevoegd als bijlage 15 bij deze toelichting. Door middel van deze berekening wordt inzichtelijk gemaakt of het bestemmingsplan in de realisatie- dan wel gebruiksfase van de deelgebieden west en midden zorgen voor een toename van stikstofdepositie in (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden. Er is geen belemmering voor de planontwikkeling als er geen sprake is van stikstofdepositie boven de 0,00 mol/ha/jr.

Voor de berekeningen is uitgegaan dat de werkzaamheden van de realisatiefase in 2025, 2026 en 2027 plaatsvinden. De realisatiefase, uitgaande van de fasering, en de gebruiksfase leiden niet tot stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden (niet hoger dan 0,0 mol/ha/jaar). Gesteld kan worden dat de stikstofdepositie geen belemmering oplevert voor de planontwikkeling.

Wanneer de in het rapport beschreven feitelijke inzet in uren, vermogen van materieel, brandstofverbruik en het aantal vervoersbewegingen (significant) hoger zijn dan in de gemaakte berekening, is het resultaat van de berekening niet meer toereikend. Een nieuwe calculatie is dan noodzakelijk om de toename van stikstofemissie te bepalen. Indien de realisatiefase en/of gebruiksfase in een later kalenderjaar plaatsvindt dan in de berekeningen aangehouden jaren of over een langere periode wordt uitgevoerd (zonder meer inzet in het totaal aantal uren), dan zal dat niet leiden tot een andere conclusie.

De huidige berekening is ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan. Wanneer wordt overgegaan op de realisatiefase, moet een nieuwe berekening gemaakt worden afgestemd op het bouwproces.

 

5.11 Trillingen

De Wagenwerkplaats ligt in een gebied op relatief korte afstand van het spooremplacement en daarnaast bevindt zich een groot aantal rangeersporen op korte afstand van de geplande bebouwing. Gezien deze ligging is trillingshinder als gevolg van spoorverkeer in het onderzoeksgebied niet op voorhand uit te sluiten. In het kader van de herontwikkeling van het gebied is daarom nader onderzoek gedaan naar trillingen in het plangebied. De onderzoeksresultaten zijn toegevoegd als bijlage 4 bij deze toelichting (Trillingsonderzoek Wagenwerkplaats Amersfoort, WeBoost d.d. 28 juli 2020).

De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn dat voor deelgebied West momenteel wordt voldaan aan de SBR B-richtlijn. In het meest westelijke bouwblok zijn incidentele overschrijdingen in de toekomst, na intensivering van het goederenvervoer, echter niet volledig uit te sluiten. Het gaat dan om maximaal 2 treinen per week, dus om incidentele overschrijdingen. Uit een afweging van maatregelen volgt dat maatregelen aan het spoor en in de bodem gezien de hoge kosten en beperkte effectiviteit niet doelmatig zijn. Met maatregelen aan de bebouwing kan wel worden voldaan aan het beoordelingskader, maar dit brengt wel aanvullende kosten met zich mee. Geadviseerd wordt om bij de constructieve uitwerking van het ontwerp van het meest westelijke bouwblok te onderzoeken of het mogelijk is om dit bouwblok minder gevoelig voor trillingen te construeren, door bijvoorbeeld een zwaardere fundering, dikkere vloer of zwaardere (of meer) dwarswanden in het ontwerp op te nemen. Overigens geldt dat ook zonder deze aanpassingen geen onacceptabele situatie ontstaat in het licht van bijlage 5 van de SBR B-richtlijn, gezien het feit dat het gaat om hooguit incidentele overschrijdingen in de toekomst (maximaal 2 per week).

Voor deelgebied Midden geldt dat hier geen trillingsgevoelige bebouwing is gepland. Voor deelgebied Oost, dat geen deel uitmaakt van dit bestemmingsplan geldt dat de trillingen van het treinverkeer voldoen aan de SBR B-richtlijn voor de bestemming kantoor, maar niet zonder meer voor bestemming wonen. Om te voldoen aan het beoordelingskader is grondgebonden laagbouw met bestemming wonen met name dichtbij het rangeerterrein alleen mogelijk met constructieve optimalisaties van het ontwerp en mogelijk met maatregelen. Voor grotere bouwvolumes (minimaal 5 bouwlagen) geldt dat deze, mits qua trillingen goed ontworpen, naar verwachting wel voldoen aan het beoordelingskader voor wonen. Voor de bebouwing in deelgebied Oost (geen onderdeel van dit bestemmingsplan) wordt geadviseerd om de volgende handvatten mee te nemen in de detaillering van de plannen: (1) plan vooral grotere gebouwvolumes in de zone dichtbij het spoor, bij voorkeur met een zware fundering (bijvoorbeeld een parkeerkelder); (2) probeer in de verdere uitwerking van de plannen de gebouwen zo stijf mogelijk te construeren (stijver dan bijvoorbeeld vanuit constructief oogpunt noodzakelijk is). Daardoor zijn de gebouwen minder gevoelig voor trillingen en (3) voer tijdens het constructieve uitwerkingsproces een gedetailleerdere toets op trillingen uit op basis van het dan liggende ontwerp. Geadviseerd wordt om, gezien de vrij forse variatie tussen de twee meetpunten in deelgebied Oost, dan aanvullende metingen uit te voeren in dit deelgebied. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de trillingen niet voldoen aan het beoordelingskader, dan kunnen aanvullende maatregelen, zoals het afveren van bebouwing of het verzwaren van de fundering, worden afgewogen op doelmatigheid.

5.12 MER

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd. De beoordeling gebeurt aan de hand van een 'aanmeldnotitie'.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). Het voorliggen plan kan worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingstraject.

Het belang van de aanmeldnotitie en de vormvrije m.e.r. is dat al in een vroeg stadium wordt beoordeeld of het project of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Op basis van de aanmeldnotitie beslist het bevoegd gezag (de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders) of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten of dat een m.e.r. moet worden opgesteld. In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.

In opdracht van de NS is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld door Buro SRO. Deze notitie d.d. 30 juni 2021 is toegevoegd aan de bijlagen bij de toelichting. Op basis van deze aanmeldnotitie bestaat er geen noodzaak voor het starten van een m.e.r.-procedure in het kader van het bestemmingsplan. De ontwikkeling van de Wagenwerkplaats te Amersfoort leidt niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit blijkt uit het volgende:

1) het plan voldoet grotendeels aan de op dit moment geldende wet- en regelgeving ten aanzien van alle relevante milieukundige uitvoeringsaspecten;
2) de voorgenomen ontwikkeling levert geen significante negatieve gevolgen op voor de in de nabijheid van de inrichting gelegen beschermde of kwetsbare gebieden;
3) in de invloedsfeer van dit project dient op een aantal aspecten nader onderzoek verricht te worden naar de bodemkwaliteit en niet-gesprongen explosieven (NGE).

De belangrijkste milieugevolgen uit de aanmeldnotitie worden hierna kort samengevat.
De gronden van het plangebied zijn reeds (deels) gesaneerd. De restverontreinigingen worden (momenteel) nog gesaneerd. Na de bodemsanering is de bodem geschikt voor het beoogde gebruik (o.a. wonen). Het plangebied is onderzocht door middel van een bodemonderzoek NGE. Echter is het gebied ernstig detectieverstoord. De bodem zal op dit gebied nader onderzocht moeten worden.

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat er niet voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarden. Op het gebied van geluid wordt gebruik gemaakt van de 'Stad- en Milieubenadering'. Uit stap 1 en 2 blijkt dat het niet mogelijk is om een doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit te bereiken binnen de bestaande wet- en regelgeving wordt overgegaan op stap 3. Door middel van verschillende maatregelen kan een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd worden. Er dient afgeweken te worden van de maximale ontheffingswaarde volgens de Wet geluidhinder.

Vanwege de ligging van het plangebied in de nabijheid van het spoor is trillinghinder van belang. Er wordt voldaan aan de SBR B-richtlijnen, waarmee er sprake is van een acceptabele situatie. Tevens is het effect op de luchtkwaliteit onderzocht. Hieruit blijkt dat er geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden zijn vanwege het project. Over het spoor ten zuiden van het plangebied ligt een transportroute voor gevaarlijke stoffen en het spoorwegemplacement. Er wordt voldaan aan de normstelling voor het plaatsgebonden risico. De hoogte van het groepsrisico neemt toe tot boven de oriëntatiewaarde. Een verantwoording van het groepsrisico is van toepassing.

Het aspect geurhinder is niet van belang voor dit plan. De oppervlakte aan verharding neemt met het voorgenomen plan niet toe, waardoor geen compensatieplicht geldt.

Het gebied heeft een essentiële functie voor broedvogels, waaronder de huismus met jaarrond beschermde nestplaatsen, de gewone dwergvleermuis en diverse andere soorten. De gebouwen waar de broedgevallen en de verblijfplaatsen voor broedvogels en vleermuizen zijn vastgesteld worden niet gesloopt, waardoor de beschermde soorten niet verstoord worden. De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of een ander beschermd gebied. De ontwikkeling zorgt niet voor negatieve effecten op deze gebieden. Ook is er geen sprake van significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de omliggende Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie.

Rond en binnen het plangebied zijn diverse milieuhinder veroorzakende functies aanwezig. De functies binnen het plangebied die milieuhinder kunnen veroorzaken liggen op ruim voldoende afstand van de omliggende gevoelige functies (woningen). Ook de richtafstanden van de milieubelastende activiteiten ten noorden van het plangebied worden niet overschreden. Wel worden de richtafstanden van het spoorwegemplacement en de NS loods overschreden. Echter is met verschillende onderzoeken aangetoond dat de aspecten gevaar, geluid, trillingen en geur geen belemmeringen veroorzaken. Voor wat betreft duurzaamheid zal er aangesloten worden op de ambities uit de Duurzaamheidsvisie 2015-2050 Wagenwerkplaats Amersfoort.

Doordat de gronden van het plangebied al op een aanzienlijke diepte zijn geroerd en afgegraven, geldt er geen archeologische onderzoeksplicht. De rijksmonumentale gebouwen in het deelgebied 'Midden' worden gerestaureerd en blijven behouden. Er zijn geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen binnen en in de directe omgeving van het plangebied. Belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu, de leefomgeving en natuur kunnen worden uitgesloten. Voor zover er milieueffecten optreden worden deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd.

Conclusie
Er hoeft voor dit bestemmingsplan geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden. Burgemeester en wethouders hebben op 21 september 2021 besloten dat voor de ontwikkelingen in de deelgebieden West en Midden van de Wagenwerkplaats inderdaad geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.

Hoofdstuk 6 Toelichting juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de in dit plan gelegde bestemmingen en de daarbij behorende regels toegelicht. Allereerst worden in de volgende paragraaf de hoofduitgangspunten van de juridische regeling toegelicht. In paragraaf 6.3 wordt de systematiek van bestemmen uitgelegd in relatie tot de wettelijk voorgeschreven standaardisering en digitalisering. Vervolgens worden in paragraaf 6.4 de bestemmingen toegelicht.

6.2 Hoofduitgangspunten

6.2.1 Systematiek bestemmingsplan

Het hart van de Wagenwerkplaats (deelgebied Midden) is als monumentaal ensemble aangewezen als rijksmonument. Dit industrieel erfgoedcomplex geeft nog steeds een goed beeld van de oorspronkelijke functie van het gebied en bepaalt daarmee sterk het karakter en de identiteit van het gebied. De instandhouding van het industrieel erfgoed is een randvoorwaarde voor de herontwikkeling van de Wagenwerkplaats. Daarom wordt in het bestemmingsplan voor dit gebied gekozen voor een meer gedetailleerde wijze van bestemmen. Dat biedt een goede waarborg voor het bewaken en beschermen van de typische kwaliteiten van dit gebied en geeft richting aan de mogelijke functies. Gedetailleerd bestemmen betekent dat er met betrekking tot de regels voor het bouwen grip kan worden gehouden om te voorkomen dat waarden verloren gaan. Functioneel kan uiteraard flexibiliteit worden geboden om ruimte te bieden aan (economische) dynamiek. Transformaties zijn mogelijk als de cultuurhistorische kwaliteit en de samenhang en beeldkwaliteit van het complex behouden blijven. Bij de vaststelling door de gemeenteraad op 5 juli 2016 van de startnotitie van dit bestemmingsplan is een motie aangenomen, waarin het college wordt verzocht om "de gebouwen rondom het rode plein te bestemmen voor diverse functies, met als doel het karakter van het plein te behouden".

Naast de te ontwikkelen locaties en het hart van de Wagenwerkplaats legt het bestemmingsplan ook de bestaande situatie in de omgeving vast. Daarbij gaat het vooral om het gebied van het aansluitende spoorwegemplacement, bestaande uit het rangeerterrein, opstelterreinen (waaronder Bokkeduinen), doorgaande sporen en het stationsgebied met perrons en traversen.

Het uitgangspunt is dat de nieuwbouw van met name woningen op de Wagenwerkplaats organisch verloopt. Dit betekent dat projecten zullen worden ontwikkeld op basis van de marktvraag. Het bestemmingsplan biedt het juridische kader waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden. Daarbij is de inzet om te kiezen voor een bestemmingsplanvorm, waarbij wel kan worden gestuurd op de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de belangrijke structurerende elementen van de planontwikkeling (het raamwerk in de vorm van bebouwings- en stratenpatroon, functies, hoogten, groen en openbare ruimte en parkeren en ontsluiting) maar de stedenbouwkundige invulling niet tot 'ver achter de komma dicht te timmeren'. Dat geeft vrijheid aan de ontwikkelingsmogelijkheden (organisch of vraaggestuurd ontwikkelen) en maakt voor de toekomst meerdere uitwerkingen mogelijk.

Dit bestemmingsplan is weliswaar gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening, maar voor onderdelen wordt gebruik gemaakt van de extra mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet (Chw). Deze wet maakt het mogelijk om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet een zg. bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen. Dat biedt kansen om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en te anticiperen op de toekomstige wetgeving. Vooral op de terreinen van duurzaamheid en parkeren liggen er voor de Wagenwerkplaats in de vorm van beleidsregels mogelijkheden voor het rechtstreeks opnemen van regels in het bestemmingsplan.

Om duidelijk aan te geven dat er met dit bestemmingsplan sprake is van een aparte planfiguur in de ruimtelijke ordening, wordt niet gesproken over het bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. 2019 – deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement maar over het Chw bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o. 2019 – deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement.

6.2.2 Beeldkwaliteit

Het bewaken van de beeldkwaliteit van de nieuwbouw in deelgebieden West en Midden gebeurt afzonderlijk door een intensieve planbegeleiding. Er wordt voor gekozen om geen uitgebreid beeldkwaliteitsplan te maken. Bij een organische vraaggestuurde ontwikkeling hoort dat ruimte wordt gelaten aan architecten en ontwikkelaars om (tot op zekere hoogte) op een eigen manier invulling te geven aan de beeldkwaliteit. Dat neemt niet weg, dat er wel een aantal voorwaarden aan de kwaliteit wordt gesteld. Die zijn in het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 in acht speerpunten voor West en Midden geformuleerd en uitgewerkt in regels voor beeldkwaliteit, die in samenhang met het bestemmingsplan door de raad worden vastgesteld. Een Ruimtelijk Kwaliteitsteam begeleidt de projecten in het gebied en bewaakt de speerpunten.

De volgende speerpunten zijn geformuleerd:

- een versterking van de stedenbouwkundige structuur

- het benutten van de weidsheid van de landschappelijke zones

- het inzetten op een groen karakter

- het zorgen voor een robuuste inrichting van de openbare ruimte

- het bewaken dat de bebouwing een sterke relatie met de omgeving heeft

- het kiezen voor een zorgvuldige architectuur passend bij de Wagenwerkplaats

- het respecteren van de monumentale bebouwing.

Deze speerpunten zijn uitgewerkt in regels voor beeldkwaliteit. Deze regels kunnen worden gezien als de gebiedsgerichte criteria voor de deelgebieden West en Midden. Samen met de criteria voor kleine bouwwerken (Hoofdstuk 2 uit de Welstandsnota) en de regels voor reclame (Hoofdstuk 3 uit de Welstandsnota) vormen deze regels het toetsingskader voor de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de Stadsbouwmeester voor de beoordeling van bouwplannen.

Om te zorgen dat de speerpunten voor beeldkwaliteit in voldoende mate worden behaald worden nieuwe initiatieven en ontwikkelingen in het gebied van de Wagenwerkplaats apart en in een vroegtijdig stadium voorgelegd aan een Ruimtelijk Kwaliteitsteam. Het team is integraal samengesteld en gaat met iedere initiatiefnemer in gesprek om aan de hand van de vastgestelde speerpunten en regels voor beeldkwaliteit te komen tot een plan dat voldoet aan de vastgestelde beeldkwaliteitseisen. Dat is ook vastgelegd in de anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij in het gebied. Daarin staat onder andere dat het niet is toegestaan om een vergunningaanvraag te doen zonder voorafgaand positief advies van het Ruimtelijk Kwaliteitsteam.

Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam opereert ten aanzien van de beeldkwaliteit als het ware als adviseur van de Gemeentelijke Adviescommissie Omgevingskwaliteit (GAO) ten aanzien van de welstandstoetsing. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of de stadsbouwmeester blijven eindverantwoordelijk om het college te adviseren (artikel 12 e.v. van de Woningwet en het Reglement van Orde van de GAO schrijven immers voor dat een door de raad benoemde Commissie of stadsbouwmeester op basis van de welstandsnota adviseert aan burgemeester en wethouders), maar zal bij de behandeling van plannen wel het advies van het kwaliteitsteam zoveel mogelijk volgen. De GAO kan indien nodig wel afwijken van het advies van het kwaliteitsteam bijvoorbeeld als dat team in zijn advisering verder gaat dan is vastgelegd in de door de raad vastgestelde beeldkwaliteitseisen voor de Wagenwerkplaats (en de gemeentelijke Commissie dat niet nodig of gewenst vindt) of het kwaliteitsteam akkoord gaat met een lager kwaliteitsniveau en de GAO dit niet aanvaardbaar vindt.

In de huidige versie van de welstandsnota staat alleen dat de Wagenwerkplaats 'een gebied in ontwikkeling is'. Er gelden nu geen gebiedsgerichte criteria omtrent beeldkwaliteit (voor ingrepen aan rijks- of gemeentelijke monumenten, waardevolle panden en panden in gemeentelijk- of rijksbeschermde gelden gebiedsgerichte criteria sowieso niet; aanvragen worden altijd voorgelegd aan de GAO). Tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan zullen ter voldoening aan artikel 12a van de Woningwet de regels (gebiedsgerichte criteria) voor het bij het bestemmingsplan betrokken gebied en in het bijzonder de nieuwbouw in West en Midden worden vastgesteld door de raad. Daarmee maken die regels te zijner tijd deel ook uit van de gemeentelijke welstandsnota in aanvulling op de bestaande regels uit hoofdstuk 2 en 3 van de welstandsnota.

6.3 Dit bestemmingsplan

6.3.1 Digitalisering en standaardisering

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen, die gelden voor de gronden met de desbetreffende bestemming. Aansluitend volgen waar nodig afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels en/of nadere eisen.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn onder andere een antidubbeltelbepaling en algemene gebruiksregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.4 Artikelsgewijze toelichting

In dit hoofdstuk worden de in het plan voorkomende bestemmingen nader toegelicht.

6.4.1 Inleidende regels

Artikel 1 en 2

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Artikel 2 bevat de wijze van meten.

6.4.2 Bestemmingsregels

Open normen en beleidsregels

In de regels van dit bestemmingsplan is op een aantal plekken 'open normen' met bijbehorende beleidsregels opgenomen. Deze hebben onder meer betrekking op de thema's duurzaamheid, evenementen en parkeren.

In een aantal bestemmingen is bijvoorbeeld de regel opgenomen dat er sprake moet zijn van een aantoonbare bijdrage aan de verduurzaming van de fysieke leefomgeving. Deze 'open norm' wordt uitgewerkt in een beleidsregel (duurzaamheid) die hoort bij het bestemmingsplan.

Waarom beleidsregels en open normen ? Het is onder de Crisis- en herstelwet (Chw) mogelijk 'open normen' te stellen die vervolgens in een beleidsregel verder worden uitgewerkt. Daar waar open normen zijn gesteld is ook altijd een verwijzing opgenomen naar de betreffende beleidsregel. Deze constructie biedt flexibiliteit. Wijzigingen in beleid kunnen – los van het bestemmingsplan – zonder voorbereidingsprocedure worden vastgesteld. Daarmee is het mogelijk om sneller in te spelen op maatschappelijke behoeften en ontwikkelingen, waardoor de robuustheid van het bestemmingsplan toeneemt. Met open nomen en beleidsregels worden thema's op een dynamische wijze geregeld. Dit houdt in dat de beleidsregels buiten het bestemmingsplan om mogen worden vastgesteld en gewijzigd.

Binnen het Chw experiment kunnen zowel burgemeester en wethouders als de gemeenteraad de beleidsregels vaststellen (met uitzondering van regels van beeldkwaliteit). Voor dit bestemmingsplan geldt een aantal beleidsregels, zoals duurzaamheid. Ze gelden specifiek voor het gebied van de Wagenwerkplaats. Voor de beleidsregels die gelden voor de gehele stad (zoals de Nota Parkeernomen of de regels inzake kamerverhuur in woningen) wordt verwezen naar vindplaats van die regels op de gemeentelijke website. In artikel 21 van de regels van dit bestemmingsplan is naar de beleidsregels verwezen.

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning

In de Veerensmederij bevindt zich een congrescentrum en theater, alsmede het kantoor van Holland Opera. Het gebouw is bestemd voor Cultuur en Ontspanning, waarin de bestaande functies zijn opgenomen. De bestaande bebouwing is voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoe hoog de maximale bouwhoogte van het gebouw mag bedragen.

Artikel 4 Gemengd-1

Deze bestemming is gegeven aan de bestaande 3 gebouwen aan de oostkant van de nieuwe Samenwerkplaats. In verband met de levendigheid en de dynamiek wordt voor de gebouwen rondom het “rode plein” gekozen voor een gemengde bestemming, waarin verschillende functies mogelijk zijn en functieveranderingen ook vrij makkelijk kunnen worden gerealiseerd.
Onder Gemengd-1 vallen diverse stedelijke functies, zoals kleinschalige en creatieve bedrijven, maatschappelijke en culturele functies. Muziekstudio's, ateliers en buurtvoorzieningen kunnen onder dat soort functies worden gerangschikt. Een groot aantal van deze functies is ook al opgenomen in het geldende bestemmingsplan (beheersverordening) voor het hart van de Wagenwerkplaats. De keuze voor een gemengde functie (en dat geldt ook voor gebouwen in de bestemmingen Gemengd-2 en Gemengd-3) is een automatisch gevolg van de visie van de Wagenwerkplaats om een creatief en innovatief gebied te ontwikkelen. Met de menging kan een levendig middengebied worden behouden. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van de raad (5 juli 2016) om de gebouwen rondom het rode plein te bestemmen voor diverse functies met als doel om het karakter van het plein te behouden.
De bestaande gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is de maximale bouwhoogte aangegeven (4 meter). Buiten de bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht.

Artikel 5 Gemengd-2

De bestemming Gemengd-2 is gegeven aan de "kantorenstrip" aan de voorzijde (Fabrieksstraat) van het hoofdgebouw op de Wagenwerkplaats.
Aan de zijde van de lange Fabrieksstraat van het Hoofdgebouw bevindt zich een kantorenstrip waarin verschillende bedrijven en organisaties zijn gehuisvest. Het zijn bijna allemaal zakelijke dienstverleners, waarbij een deel als creatief kan worden aangemerkt (stedenbouwkundig bureau, reclamebureau). Daarnaast zijn er een kantoor/opleidingscentrum van Cliniclowns en atelierruimten. Deze gronden zijn in de huidige Beheersverordening bestemd voor zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en ateliers. In dit bestemmingsplan worden die functies gerespecteerd en de gemengde bestemming gecontinueerd. Onder Gemengd-2 vallen diverse stedelijke functies, zoals kleinschalige en creatieve bedrijven en sport maar ook maatschappelijke en culturele functies. Kantoren zijn toegestaan tot het bestaande metrage (op het moment van het terinzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan). In het bestaande gebouw komt nog ruimte beschikbaar voor verhuur (400 - 800 m2). Daarvoor zijn horecaconcepten in beeld ter grootte van maximaal 450 m2. Het bestaande gebouw is op de verbeelding voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoe hoog de maximale goot- en bouwhoogte mogen bedragen. Buiten de bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht.


Artikel 6 Gemengd-3

Deze bestemming is gegeven aan de gebouwen direct ten oosten van het Centraal Ketelhuis (o.a. Oude Magazijn). Dit gebouw doet dienst als bedrijfsverzamelgebouw. In het cultuurhistorisch waardevolle gebouw zijn nu nog onder meer de circusschool, het Oude Magazijn, verschillende ateliers en bedrijven (Witte Raaf), adviesbureaus, de Verkeerstuin en sport (Kei Boulderhal) gevestigd. Het gebouw en terrein zijn in de Beheersverordening Wagenwerkplaats bestemd tot Bedrijf en Dienstverlening 1, waarbij het genoemde scala aan functies is bestemd. In dit bestemmingsplan worden die functies gerespecteerd en wordt de gemengde bestemming gecontinueerd. Onder Gemengd-3 vallen diverse stedelijke functies, zoals kleinschalige en creatieve bedrijven, evenementen, ateliers, buurtvoorzieningen en sport maar ook maatschappelijke en culturele functies.

Binnen Gemengd-3 zijn kantoren (tot het bestaande metrage), maatschappelijke voorzieningen, cultuur, sport, evenementen (volgens de definitie van de Beheersverordening Wagenwerkplaats wordt onder een evenement verstaan: evenement, bestaande uit periodieke en/of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke) horeca en lichte bedrijven toegestaan. Kantoren zijn toegestaan tot het bestaande metrage. De bestaande gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoe hoog de maximale goot- en bouwhoogte mogen bedragen. Buiten de bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht.
Het autoparkeren ten dienste van de functies in het middengebied gebeurt in de nieuw te bouwen parkeervoorziening/hub.

Artikel 7 Groen

De landschappelijke zone naast het centrumgebied en de zone aan het uiteinde van de Wagenwerkplaats zijn bestemd voor Groen. De bestemming Groen is ook gegeven aan de gronden tegenover de nieuwe Samenwerkplaats.
Groen heeft verschillende functies. Primair zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen en plantsoenen. Andere functies binnen de bestemming Groen zijn: (voet- en fiets)paden, speelvoorzieningen (verkeerstuin), stadslandbouw, waterhuishoudkundige voorzieningen, het te herbouwen buurthuis van de buurtvereniging Palm- en Hulststraat en het gebouw van Seinpost (vergaderaccommodatie van maximaal 12 personen of een bruidssuite 2 personen). Deze voorzieningen worden ingepast in dit bestemmingsplan. De nieuwe plek van Seinpost is voorzien van een bouwvlak. Buiten de bouwvlakken mogen geen gebouwen worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-buurthuis"is de herbouw voorzien van het buurthuis mogelijk. Dit buurthuis mag herbouwd worden binnen het aanduidingsvlak met een bebouwingspercentage van 30%. De goothoogte van het gebouw mag maximaal 4 meter bedragen en de nokhoogte 7 meter.

Op de gronden met de bestemming Groen zijn via een afwijking ook (kleinschalige) buitenevenementen mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt in beleidsregels vastgelegd onder welke voorwaarden evenementen mogelijk zijn. In de APV is in artikel 2:24 de begripsbepaling voor evenementen opgenomen.
Parkeren is niet mogelijk op gronden met de bestemming Groen. De binnen de bestemming Groen gelegen rolbaan is een rijksmonument en genieten daarmee bescherming op grond van de Monumentenwet c.q. artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo. Een aanvullende regeling in het bestemmingsplan is daarmee niet nodig.
In de bestemming Groen is verder een zoekgebied opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingsweg (sv-ow)' voor twee wegaansluitingen ter breedte van maximaal 6 meter (per weg) ten behoeve van de ontsluiting voor het auto- en langzaamverkeer van de aangrenzende gronden van de SRO-locatie op de westelijke ontsluitingsweg.


Artikel 8 Horeca

Deze bestemming geldt voor het Centrale Ketelhuis. Daar is toegestaan horeca van categorie 1. Het gaat daarbij om horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken ( zoals restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke). De bestaande gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoe hoog de maximale goot- en bouwhoogte mogen bedragen. Buiten de bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht.


Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan de gronden en opleidingsgebouwen van Railinfra Opleidingen (RIO) aan de Soesterweg en aan de toekomstige bebouwing van de Samenwerkplaats 2.0.
RIO is een zelfstandig opleidingsinstituut en kennisplatform voor railinfrabedrijven. Het instituut komt voort uit de NS-opleidingen. Het beschikt over een binnen- en buitengedeelte waar de praktijksituatie zo goed mogelijk is nagebootst. Cursisten kunnen hier oefenen met kabels, beveiligingssystemen, spoorconstructies, bovenleiding, communicatiesystemen en opleidingen veiligheid. In de Samenwerkplaats 2.0 worden de pioniers van het gebied gehuisvest. De bestemming Maatschappelijk laat onder andere sociale en educatieve voorzieningen toe en ondersteunende horeca (horeca van categorie 3). Daarnaast zijn groenvoorzieningen, (spoor-)wegen en paden, parkeerplaatsen en water en voorzieningen voor de waterhuishouding toegestaan.
De bebouwing is voorzien van een bouwvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoe hoog de maximale bouwhoogte van de gebouwen mag bedragen. Voor de Samenwerkplaats is dat 9,5 meter. De bouwhoogten van RIO zijn verschillend. Ook de portiersloge bij de ingang van de Wagenwerkplaats is bestemd voor Maatschappelijk.

Artikel 10 Tuin

Deze gronden zijn bestemd voor tuinen bij de bestaande woningen. Onder voorwaarden mogen aan de voorgevel van de woning in de tuinen erkers en ingangspartijen worden gebouwd.

Artikel 11 en 12 Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied

De belangrijkste (auto)ontsluitingswegen in het gebied van het bestemmingsplan zijn bestemd voor Verkeer. Dat zijn de westelijke ontsluitingsweg (voorzien van de aanduiding "ontsluitingsweg") en de ontsluitingsroute voor het gebiedsdeel Midden op de Soesterweg. Deze bestemming is dus van toepassing op wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De andere wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Dit zijn wegen met een functie voor het bestemmingsverkeer en fiets- voetpaden. Ook de centrale pleinruimte en het voetgangersgebied voor het hoofdgebouw bij het 'rode plein' hebben de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Dat geldt ook voor de route vanaf het plein naar de Soesterweg. Dit is een looproute die niet wordt gebruikt voor autoverkeer.
Op gronden met de bestemmingen Verkeer-Verblijfsgebied is parkeren op het centrale plein niet mogelijk. Dat is in het bestemmingsplan en op de verbeelding vastgelegd door middel van een functieaanduiding 'parkeerterrein uitgesloten -p".

In de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied (en ook in de bestemming Groen) is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden evenementen te houden. Die voorwaarden zijn opgenomen in de van dit bestemmingsplan deel uitmakende beleidsregels. In die beleidsregels is aangegeven waar en onder welke voorwaarden evenementen zijn toegestaan. In de APV is in artikel 2:24 de begripsbepaling voor evenementen opgenomen. De beleidsregels bevatten een kaart met zones waar evenementen zijn toegestaan. Voor evenementen die op de Wagenwerkplaats zijn toegestaan worden 3 categorieën onderscheiden. Voor de 3 categorieën gelden naast maxima voor de geluidsniveaus ook maxima voor de eindtijden. Daarnaast geldt per categorie een maximum aantal evenementen en evenementendagen per kalenderjaar. Voor evenementen van categorie C geldt dat deze alleen kunnen plaatsvinden als ze zijn opgenomen op de jaarlijkse evenementenkalender die door de burgemeester wordt vastgesteld rond 1 december van het jaar ervoor.
Evenementen die worden georganiseerd op de Wagenwerkplaats moeten hoofdzakelijk gericht zijn de gemeente en/of regio. Daarmee kan worden bereikt dat het acceptatieniveau van de hinder van het evenement bij de bewoners wordt vergroot. Evenementen in een omgeving met een grote bevolkingsdichtheid die geen binding met die omgeving hebben beperken veelal de acceptatie van die evenementen.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

Het spoorwegemplacement, bestaande uit het rangeerterrein, opstelterreinen, doorgaande sporen en het stationsgebied met perrons en traversen heeft de bestemming Verkeer-Railverkeer gekregen. Deze regeling sluit grotendeels aan bij de juridische regeling uit de Beheersverordening Wagenwerkplaats e.o.
Het bestemmingplan laat binnen dit gebied spoorwegdoeleinden in de vorm van railverkeer toe met de bijbehorende aanwezige bebouwing. Deze bebouwing is met bouwvlakken op de kaart aangegeven met de toegestane bouwhoogten.

De bebouwing bestaat uit diverse gebouwen, zoals dienstgebouwen en bij het station tevens kiosken en een restaurant. Ook het achterste (zuidelijke) deel van het hoofdgebouw op de Wagenwerkplaats is bestemd voor Verkeer-Railverkeer. Daar vindt binnenopslag van reizigersmateriaal plaats.

Binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer zijn de navolgende functies toegestaan: personen- en goederenvervoer per rail, een rangeerterrein, dienstgebouwen, een rijtuigenloods (hoofdgebouw), perronoverkappingen, binnen- en buitenopslag en onderhoud van spoorwegmateriaal, overbouwingen en ondertunnelingen, geluidsschermen, een stationstraverse/-passage, kiosken, perrons en restaurants (met detailhandel en horeca van categorie 1 waar dat is aangegeven op de verbeelding), voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, waaronder begrepen wegen en paden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en water.

Het NS-emplacement (met de Wagenwerkplaats) is een geluidgezoneerd industrieterrein. Op zo'n terrein zijn 'grote lawaaimakers' toegestaan.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe grens van het gezoneerde industrieterrein aangegeven alsmede de huidige geluidszone. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A).

Nieuwe begrenzing industrieterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00123-0301_0050.png"


De binnen de bestemming Verkeer-Railverkeer gelegen rolbaan (ten westen van het hoofdgebouw) is rijksmonument en geniet daarmee bescherming op grond van de Monumentenwet c.q. artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo. Een aanvullende regeling in het bestemmingsplan is daarmee niet nodig.

Artikel 14 Verkeer - Parkeergarage

Het parkeren ten dienste van de functies in het middengebied (en de bezoekers van de nieuwe woningen in deelgebied West) wordt opgelost in een parkeergarage/parkeerhub aan de rand van het plein. Deze parkeerhub is bestemd voor Verkeer- Parkeergarage. Op de verbeelding is de parkeerhub voorzien van een bouwvlak. Daarbuiten mogen geen gebouwen worden opgericht. De toegestane bouwhoogte van 5 meter is op de verbeelding aangegeven. Daarbij is aangesloten bij het model volgens het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 (groen mobiliteitshub met podium).

In de parkeergarage zijn ondersteunende diensten, zoals fietsreparatie en pakketservice etc toegestaan. In regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in verband met het voldoen aan het Activiteitenbesluit door middel van het toepassen van een gesloten wand aan de zijde van het Soesterkwartier en het gebruik ten dienste van deelmobiliteit.

Artikel 15 en 16 Wonen-1 en Wonen-2

In het meest westelijk gelegen deel van het gebied van het bestemmingsplan bevindt zich een aantal bestaande woningen. Deze woningen zijn in het voorliggende plan bestemd voor Wonen - 1 en Wonen - 2. Naast woningen zijn toegestaan de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water. Onder voorwaarden zijn beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Hoofdgebouwen (woningen) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat binnen de bestemming Wonen – 1 uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan en binnen de bestemming Wonen – 2 uitsluitend aaneengebouwd mag worden. De goot- en bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Bij de woningen mogen bijbehorende bouwwerken worden geplaatst.

Artikel 17 Wonen-3

De toekomstige nieuwbouw van woningen in het gebied concentreert zich op de gronden met de bestemming Wonen-3. Er wordt uitgegaan van de bouw van maximaal 500 woningen in deelgebied West. Naast de bouw en instandhouding van ten minste 30% sociale huurwoningen moeten ook minimaal 10% van het aantal woningen binnen deze bestemming (Wonen -3) worden gebouwd als geliberaliseerde woningen voor de middenhuur in de lage categorie en minimaal 10% van het aantal woningen als geliberaliseerde woningen voor middenhuur in de hoge categorie.
Van de nieuwe woningen is minimaal 15 % grondgebonden woning (stadswoningen, beneden- en bovenwoningen en/of grondgebonden woningen). De rest van de woningen bestaat uit appartementen.
De hoogte van de toekomstige (woon)bebouwing varieert. Langs de spoorzone is gestapelde bouw in 4 tot 8 lagen mogelijk (maximaal 26 meter) en de woningen die grenzen aan het Soesterkwartier zullen qua hoogte op die wijk aansluiten (maximaal 10 meter).
Om te bereiken dat er voldoende afstand blijft tussen de nieuwe woningen en de bestaande woningen in het Soesterkwartier (Palmstraat) is verder door middel van het bouwvlak op de verbeelding aangegeven welke afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens moet worden aangehouden.

In artikel 17.3 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee is geborgd dat de aan en met de bouw van de woningen verbonden compensatiemaatregelen, die nodig zijn in verband met afwijken van de wettelijke norm in het stap 3-besluit als bedoeld in de Interimwet Stad en Milieu (en die zijn beschreven in het rapport Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort, geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu stap 3, 21 april van Alcedo) worden getroffen. Deze maatregelen zijn beschreven in hoofdstuk 5.8.7 van deze toelichting.

Verder zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen ten aanzien van veiligheid. Gebouwen mogen geen functies hebben die kunnen worden geclassificeerd als verminderd zelfredzaam en zijn zeer kwetsbare objecten niet toegestaan. Verder is voor de gevels van de gebouwen binnen 80 meter vanaf de buitenste spoorstaaf scherfvrij glas voorgeschreven en moeten gebouwen zijn voorzien van mechanische ventilatie en calamiteitenplannen met duidelijk gemarkeerde vluchtroutes.

Naast woningen zijn toegestaan de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen en water. Onder voorwaarden zijn beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Ook zijn parkeervoorzieningen toegestaan, al dan niet ondergronds, halfverdiept en/of op maaiveld met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals in-en uitritten en hellingbanen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak/bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding (binnen de maatvoeringsvlakken) is aangegeven. Voor het bepalen van de bouwhoogten geldt een afzonderlijke regeling (zie artikel 1.68 - begrippen). Voor het bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 70.

In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximaal toegestane bouwhoogten (uitsluitend in het bouwvlak met de maatvoeringsaanduiding 26 meter en de specifieke bouwaanduiding 'hoogteaccent'). Het gaat daarbij om een zoekgebied naast de groene scheg ter grootte van 800 m2. Daarbij moet worden voldaan aan de beleidsregels voor duurzaamheid. Hoger bouwen dan 26 meter in één of meerdere hoogteaccenten (in het vlak met de aanduidingen 26 meter en 'hoogteaccent') is uitsluitend toegestaan in een gezamenlijke footprint/bebouwde oppervlakte van maximaal 400 m2. Bovendien dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning een door een ter zake deskundig bureau opgestelde hoogbouweffectrapportage te worden overgelegd, die is opgesteld met inachtneming van de door de raad op 16 juli 2019 vastgestelde Hoogbouwvisie en door de burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

Het gaat in de HER om een analyse van de effecten in de (directe) omgeving en van de uitwerking op aspecten als architectonische kwaliteit, windhinder, schaduwwerking en ruimtelijke en functionele relaties met het maaiveld. Een HER is gericht op het in kaart brengen van mogelijke hinder door het object zelf. De thema's in de HER zijn (1) bijdrage aan de Amersfoortse ambities; (2) beleving en inpassing in de omgeving en (3) beeldkwaliteitsaspecten.

Uiterliijk zes maanden na de oplevering van de woningen als bedoeld in artikel 17.1 dient de westelijke gebiedsontsluitingsweg als bedoeld in artikel 12 (Verkeer) met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ontsluitingsweg (sv-ow)' te zijn gerealiseerd en overgedragen aan de gemeente. Daarvoor is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen. Er zijn ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen om te bereiken dat de blijkens akoestisch onderzoek noodzakelijke maatregelen aan of bij de woningen zijn gerealiseerd en voorts voldoende onderzoek is gedaan naar de trillingshinder van treinverkeer.

Om te borgen dat nieuwbouw langs het spoor (het bouwvlak aan de spoorzijde met de bestemming W3; de eerstelijnsbebouwing grenzend aan het NS-emplacement), ongeacht de hoogte of vorm, te allen tijde de geldende toelaatbare geluidsbelasting op de achterliggende woningen in het Soesterkwartier respecteert, is in de regels van dit bestemmingsplan een eis opgenomen. Die eis houdt in dat bij nieuwbouw (bij de aanvraag omgevingsvergunning) aan de hand van onderzoeken worden moet worden aangetoond dat de akoestische afschermende werking van die eerstelijnsbebouwing in verband met het geluid van de treinen zodanig is, dat bij de bestaande woningen in het achterliggende (noordelijker gelegen) gebied van het Soesterkwartier minimaal wordt voldaan aan de vastgestelde hogere grenswaarden van 55 dB(A) vanwege industrielawaai en 56 dB(A) vanwege railverkeerslawaai. Daarmee is het geborgd dat de geluidssituatie voor de bestaande woningen niet in negatieve zin wijzigt en heeft de ontwikkelde partij, met inachtneming van eisen aan hoogte en beeldkwaliteit, vrijheid in het maken van het ontwerp zolang de omwonenden daar maar geen nadelige geluidsgevolgen van ondervinden.   

Artikel 18 Wonen-4 (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Soesterhof)

In 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 42 woningen, waarvan 30 koop- en 12 sociale huurwoningen en een gemeenschappelijke ruimte op het terrein van de Wagenwerkplaats. Het project is een initiatief van de Vereniging Soesterhof. Deze vereniging is opgericht door bewoners uit het Soesterkwartier. De nieuwe (koop)woningen zijn voor eigen gebruik van de leden van Soesterhof. De sociale huurwoningen worden afgenomen door Omnia Wonen.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd voor Wonen-4. Ter plaatse zijn grondgebonden woningen en/of woningen in gestapelde vorm toegestaan. Hoofdgebouwen (woningen) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. De bergingen ten dienste van de woningen en de gemeenschappelijke ruimte in het midden van het woongebied zijn als zodanig bestemd. De desbetreffende bouwvlakken zijn voorzien van een aanduiding ('bijgebouw' en 'gemeenschappelijke ruimte') op de verbeelding. Ook voor de gebouwen in deze vlakken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. De (gezamenlijke) binnentuin van het CPO-project is bestemd voor Tuin. In die bestemming is voor Soesterhof ter hoogte van de gemeenschappelijke ruimte een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte (svw-gr)' opgenomen.

6.4.3 Algemene regels

Artikel 19 Gebiedsaanduidingen

Artikel 19 bevat de gebiedsaanduidingen veiligheidszone en geluidzone. Er mag in de veiligheidszone van het bestemmingsplan (het gehele gebied behoudens de gronden op de locatie van CPO Soesterhof en een aantal andere plekken) pas met bouw- of andere grondroerende werkzaamheden worden begonnen als deze vrij van niet gesprongen explosieven kan worden opgeleverd. Om dat te borgen is in artikel 19 opgenomen dat in de veiligheidszone bouwwerkzaamheden en/of grondroerende werkzaamheden uitsluitend zijn toegestaan indien door middel van een rapportage na onderzoek (proces-verbaal van oplevering) door een gecertificeerd opsporingsbedrijf is aangetoond dat de te ontgraven gronden vrij zijn van explosieven.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' geldt dat alleen nieuwe geluidgevoelige gebouwen (woningen) mogen worden opgericht als wordt voldaan aan de Wet geluidhinder c.q. de Interimwet Stad en milieubenadering.

Artikel 20 Beleidsregels

De regels van dit bestemmingsplan bevatten op een aantal plekken open normen. Deze hebben betrekking op de thema's duurzaamheid, parkeren, (buiten)evenementen en kamerverhuur in woningen. Deze open normen worden uitgewerkt in een beleidsregel per thema. In de beleidsregels in artikel 20 wordt steeds verwezen naar het artikel in de bestemmingsregels waarop de desbetreffende beleidsregel betrekking heeft. Ook in de bouwregels wordt, voor zover van toepassing, aangegeven dat moet worden voldaan aan de beleidsregels.

In artikel 20 is ook een regeling opgenomen ten aanzien van de wijziging van de beleidsregels. Deze regels kunnen na de vaststelling van het bestemmingsplan door burgemeester en wethouders worden gewijzigd.

Artikel 21 en verder

In artikel 21 zijn nadere eisen opgenomen ten aanzien van bouwwerken. Er kunnen nadere eisen worden gesteld voor zover dat noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken. Nadere eisen zijn ook mogelijk met het oog op de duurzaamheidsambities volgens de beleidsregels 'duurzaamheid'.

Artikel 22 bevat de antidubbeltelbepaling. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

In artikel 23 zijn algemene bouwregels opgenomen, namelijk dat bouwgrenzen overschreden mogen worden door o.a. plinten en kozijnen en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen. Hiermee wordt voorkomen dat voor al deze kleine ondergeschikte onderdelen van gebouwen strijd met het bestemmingsplan ontstaat en dat hiervoor een aparte afwijkingsprocedure gevoerd moet worden. In een aantal gevallen is wel afwijking mogelijk om de bouw- en bestemmingsgrenzen te overschrijden. Die mogelijkheden zijn wel aan voorwaarden verbonden.

Artikel 24 bevat de algemene gebruiksregels. In de Wro is reeds bepaald dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In aanvulling hierop is in dit bestemmingsplan expliciet bepaald dat het niet is toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats, opslagplaats of stortplaats. Verder is vastgelegd, dat gronden en gebouwen niet mogen worden gebruikt als seksinrichting, tenzij dat nadrukkelijk in het bestemmingsplan is toegestaan.

In artikel 25 zijn algemene afwijkingsregels opgenomen, bijvoorbeeld om met niet meer dan 10% te mogen af wijken van de aangegeven maatvoering. Ook zijn regels opgenomen voor het gebruik van woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg.

In artikel 26 (hoofdstuk 4) is het overgangsrecht beschreven. Het overgangsrecht is voorgeschreven in het Besluit op de ruimtelijke ordening. Het overgangsrecht regelt dat bouwwerken en gebruik, die in het oude bestemmingsplan legaal waren toegestaan ook zijn toegestaan in het nieuwe bestemmingsplan. In de regels van het bestemmingsplan is een aantal keer opgenomen dat bestaande maatvoering of bestaande situatie toelaatbaar is (Gemengd-2 - kantoren; Verkeer-Railverkeer - perronoverkappingen). Het verschil tussen het overgangsrecht en deze regel over de bestaande maatvoering of bestaande functies is dat overgangsrecht uitgaat van een situatie die onder het nieuwe bestemmingsplan niet wenselijk meer is, waarvan het de bedoeling is dat deze op termijn beëindigd wordt. Wat betreft de onderdelen waar expliciet is opgenomen dat de bestaande situatie wordt gerespecteerd, geldt dat deze niet beëindigd hoeft te worden, maar in stand kan blijven.
Artikel 27 bevat tenslotte de slotregel. In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

6.4.4 Bijzondere onderwerpen - Staat van Bedrijfsactiviteiten
6.4.4.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging in dit bestemmingsplan hanteert drie categorieën A, B en C.

Categorie A : Bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig belastend zijn voor de omgeving, dat deze aanlandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd . De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B : Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C : Activiteiten genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

In verschillende bestemmingen zijn bedrijven toegelaten in de categorieën A en B. In de regels van het bestemmingsplan zijn afwijkingen opgenomen om andere bedrijven toe te staan, dan de in de Staat genoemde A en B bedrijven. Het is mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijking kan toestaan. Om deze afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en omvang van de milieuhinder op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Een vergelijkbare regeling is ook opgenomen voor bedrijven in categorie C dan wel daarmee vergelijkbare bedrijven.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

De herontwikkeling van de Wagenwerkplaats vindt in z'n geheel plaats voor rekening en risico van de grondeigenaar, vooralsnog is dat NS. NS heeft wel kenbaar gemaakt de Wagenwerkplaats geheel of gedeeltelijk te willen verkopen.
De kosten van grondexploitatie aan de kant van de gemeente worden, overeenkomstig de regels van kostenverhaal, verhaald op de grondeigenaar.

Uitgangspunt voor de realisatie van de Wagenwerkplaats is dat de kosten van het bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte in opdracht van de grondeigenaar geschiedt. Zodoende komen die kosten rechtstreeks ten laste van de grondeigenaar. Die kosten van grondexploitatie komen daarmee niet meer voor kostenverhaal in aanmerking.

Bij de kosten van grondexploitatie aan de kant van de gemeente moet worden gedacht aan de plan- en apparaatskosten en planschade. Plan- en apparaatskosten zien onder andere op de kosten van het begeleiden van het Masterplan, het maken van het bestemmingsplan en het begeleiden van het bouw- en woonrijp maken van de Wagenwerkplaats.

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om woningen en andere stedelijke voorzieningen te bouwen. Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Wanneer de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, zoals in het voorliggende geval, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Dergelijke overeenkomsten worden anterieure overeenkomsten genoemd. Vóór de vaststelling van het bestemmingsplan is de anterieure overeenkomst voor de Wagenwerkplaats deelgebieden Midden en West gesloten. In die overeenkomst is in elk geval het verhaal van de gemeentelijke kosten van grondexploitatie geregeld.

Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen. Inspraak in Amersfoort vindt plaats volgens de in de Notitie "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2 te volgen. De raad heeft daartoe op 9 juli 2019 een besluit genomen. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het conceptontwerp- bestemmingsplan. Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met de betrokken instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Participatie

Voor de totstandkoming van dit ontwerp bestemmingsplan is geen participatietraject gestart. De belangrijkste reden hiervoor is dat het bestemmingsplan de planologisch-juridische vertaling van het Masterplan Wagenwerkplaats 2019 (en de Duurzaamheidsvisie 2015-2050) is. Dat Masterplan is in nauw overleg en na een intensief participatietraject met alle bewoners en betrokkenen in het gebied tot stand gekomen. Bovendien zijn belangrijke kaders voor het gebied al vastgelegd in de Structuurvisie Amersfoort 2030. Over die visie is een stadsbrede inspraak geweest. Naast inhoudelijke bewonersavonden zijn voor de vaststelling van het Masterplan zowel in 2016 en 2019 bewonersavonden georganiseerd waarin het plan is gepresenteerd. Een ieder is ook in gelegenheid gesteld om te reageren tijdens bijeenkomsten of via schriftelijke reacties. Op 19 oktober 2023 is er nog een informatieavind gehouden over de bouw van een parkeerhub in het middengebied van de Wagenwerkplaats. Op 29 oktober 2023 nog een inloopavond georganiseerd, waarbij het gehele (concept)bestemmingsplan is toegelicht en waarbij vragen konden worden gesteld. En vervolgens is tijdens de periode van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan nog een inloopavond gehouden op 18 januari 2024 over het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien en er konden vragen worden gesteld.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het houden van vooroverleg is wettelijk voorgeschreven. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook wordt overlegd met de betrokken diensten van provincie en rijk en belangrijke partijen in en om het gebied. Dat overleg behoort plaats te vinden voordat de formele bestemmingsplanprocedure start. In het kader van het vooroverleg hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek daarop in het kader van artikel 3.1.1 Bro te reageren:

  • 1. NS-stations
  • 2. NS-reizigers en spooremplacement
  • 3. ProRail
  • 4. Burgerparticipatie (Vereniging Duurzaam Soesterkwartier, Het Groene Spoor, Siësta, Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort)
  • 5. Omwonenden (Leefplezier 3812, Indebuurt033, Wijkperspectief Soesterkwartier, Buurtvereniging Palm-en Hulststraat, Bestuur Soesterhof, Bewonerscollectief Mondriaan-Soesterweg)
  • 6. Eigenaren en gebruikers (Gebruikersvereniging Wagenwerkplaats, Teka Groep, Railcentrum)
  • 7. Betrokken eigenaren in de omgeving (SRO, Latei, Portaal, Bandenservice Amersfoort, Van Rijnsoever, Jongerius Invest bv)
  • 8. Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
  • 9. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
  • 10. Provincie Utrecht
  • 11. Natuur- en milieufederatie Utrecht
  • 12. Waterschap Vallei en Veluwe
  • 13. Veiligheidsregio Utrecht
  • 14. WAC voor de Woningbouw
  • 15. Fietsersbond, afdeling Amersfoort
  • 16. Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD)
  • 17. Nederlandse Gasunie
  • 18. Belangenvereniging Barchman Wuytierslaan (even nummers)
  • 19. Stichting Woonklimaat Berg
  • 20. GGD regio Utrecht.

7.3.4 Reacties uit het vooroverleg

Naar aanleiding van het verzoek om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zijn reacties ontvangen van:

1. Nederlandse Gasunie

2. A. te Amersfoort

3. Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

4. ProRail

5. Buurtvereniging Palm- en Hulstsstraat

6. Bestuur Vereniging Soesterhof

7. Fietsersbond Amersfoort

8. Belangenvereniging Barchman Wuytierslaan even nummers

9. Latei

10. Veiligheidsregio Utrecht

De ingekomen reacties zijn hierna samengevat en van een gemeentelijk antwoord voorzien.


Nederlandse Gasunie
Het bestemmingsplan is door de Gasunie getoetst aan het externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M ten aanzien van de aardgastransportleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen Bevb). Geconstateerd is dat het gebied van het bestemmingsplan ligt buiten de 1% letaliteitgrens van dichtstbij gelegen leiding van de Gasunie. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.


Er wordt met instemming kennis genomen van de toetsresultaten van de Gasunie.

A. te Amersfoort
Volgens de verleende omgevingsvergunnning ten behoeve van het woningbouwproject CPO Soesterhof zijn er bij dat project 67 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het lijkt er op dat de parkeernormen voor deelgebied West en daarmee voor het gebied van Soesterhof naar beneden zijn bijgesteld. Volgens de tekst van het bestemmingsplan (hoofdstuk 4.3.7.2) valt 'West' nu ook onder de parkeernorm 'Schil om de binnenstad'. Met de mobiliteitsmogelijkheden die daartoe ook voor Soesterhof kunnen worden bereikt met MaaS ( Mobility as a Service) is een andere parkeernorm reëel. De normering voor de 2 varianten in het bestemmingsplan (300 woningen en 503 woningen) zijn beduidend lager dan de huidige normverhouding van Soesterhof (42 woningen en 67 parkeerplaatsen). Klopt het dat de ratio voor de parkeernorm op de kavel van CPO Soesterhof al veel lager ligt dan in het eerdere beleid? 

De omgevingsvergunning voor het project Soesterhof dateert van 9 april 2019. Destijds zijn voor het bepalen van de parkeerbehoefte van het project de normen gehanteerd, zoals die golden op het moment van indienen van de aanvraag. Dat heeft geleid tot de aanleg van 69 parkeerplaatsen. De besluiten van de raad om 1) deelgebied West voortaan te laten vallen onder het parkeerregime 'Schil Binnenstad' (23 maart 2021) en 2) de structurele inzet van MaaS bij ruimtelijke ontwikkelingen (21 december 2021) dateren van ná de aanvraag omgevingsvergunning en de totstandkoming van de nieuwbouw van Soesterhof. Dat nieuwe beleid geldt alleen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en niet voor bestaande projecten. Zo is het ook omschreven in het besluit van de raad inzake MaaS. Daarmee blijven voor Soesterhof de 'oude' parkeernormen gelden. Bovendien zal het toewijzen van het voorliggende verzoek leiden tot een ongewenste precedentwerking van vergelijkbare gevallen elders in de gemeente.

Indien echter blijkt dat de parkeerplaatsen structureel niet gebruikt worden, dan kan in overleg met de wijkverkeersambtenaar worden gekeken naar mogelijkheden om parkeerplaatsen om te vormen naar andere functies zoals groen of fietsparkeerplaatsen. In eerste instantie bij wijze van proef en als dit dan zouden de plaatsen structuureel kunnen worden omgevormd. Ook moeten omwonenden, die potentieel gebruik maken van de parkeerplaatsen er dan mee akkoord zijn. 

Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

De SGLA hoopt dat sterke samenwerking in dit plan tussen gemeente, bewoners, eigenaren en gebruikers nog breder wordt ingezet bij toekomstige participatie elders in de gemeente.

De SGLA vindt dat voor het gebied Eem en Spoor een milieueffectrapportage moet worden uitgevoerd, voordat voor de deelgebieden bestemmingsplannen vastgesteld kunnen worden. Het opknippen van een MER-plichtig plan in deelplannen, die ieder onder de ondergrens blijven, is in strijd met jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het op te stellen ruimtelijke besluit voor de Wagenwerkplaats maakt activiteiten mogelijk die vallen onder categorie D11.2 van het Besluit m.e.r. Daarmee is het formeel m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er is geen directe m.e.r.-plicht op basis van het Besluit m.e.r. Een formele m.e.r.-beoordelingsplicht houdt in dat het bevoegd gezag op basis van een aanmeldnotitie m.e.r-beoordeling een besluit moet nemen over de noodzaak om een m.e.r. op te stellen. Voor de Wagenwerkplaats West en Midden is zo'n aanmeldnotitie opgesteld. Deze notitie d.d. 30 juni 2021 is ook toegevoegd aan de bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan. Op basis van de aanmeldnotitie is geconcludeerd dat er geen noodzaak bestaat voor het starten van een m.e.r.-procedure in het kader van het bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats West en Midden. Burgemeester en wethouders hebben daar op 21 september 2021 ook een besluit over genomen.
Dat neemt niet weg dat het college in de Ronde van 14 september 2021 (over het participatieproces van De Nieuwe Poort) wel de toezegging heeft gedaan om een omgevingsimpactanalyse voor Langs Eem en Spoor op te stellen waarin de gevolgen voor de omgeving in beeld worden gebracht.
Begin dit jaar is een Omgevingsimpactanalyse opgesteld om de effecten van de ontwikkeling van geheel Langs Eem en Spoor (w.o. de Wagenwerkplaats) in beeld te krijgen. Uit de analyse van destijds valt af te leiden dat significante negatieve effecten van verkeer en verkeersgeluid mogelijk zijn. Het is nodig deze effecten preciezer te beoordelen volgens het verkeersmodel dat het effect en de haalbaarheid van de verkeersmaatregelen uit het coalitieakkoord in beeld brengt. Dat heeft geleid tot een aanvulling Omgevingsimpactanalyse (OIA). Die is toegevoegd aan de bijlagen bij dit voorstel.

Uit de aanvulling OIA blijkt dat de toename van verkeer in en rond het gebied van LES kan leiden tot negatieve effecten op de omgeving. Deze effecten kunnen worden voorkomen door het treffen van maatregelen. Deze maatregelen zijn enerzijds het voorkomen van knelpunten door het aanpassen van kruisingen en de rotonde De Nieuwe Poort. Anderzijds het implementeren van mobiliteitsbeleid in de stad om de verkeersgeneratie te beperken. Door het treffen van deze maatregelen voorkomen we negatieve gevolgen in verband met de toename van het verkeer in de omgeving van LES. Op dat vlak is dan geen aanleiding voor een m.e.r.-procedure.
Verder blijkt uit de aanvulling OIA dat binnen de ontwikkelgebieden (waaronder de Wagenwerkplaats) sprake is van een hoge geluidbelasting en dat per gebied het resulterende woon- en leefklimaat moet worden beoordeeld in een MER-beoordelingsbesluit. Voor de Wagenwerkplaats Midden en West heeft het college op 21 september 2021 zo'n MER-beoordelingsbesluit genomen. Daarin zijn alle milieueffecten van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen afgewogen. Er is vastgesteld dat de in het bestemmingsplan beschreven ontwikkelingen niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Hieruit volgt dat er ook geen MER-procedure voor het bestemmingsplan nodig is. In het kader van het MER-beoordelingsbesluit zijn ook de geluidsbelastingen voor het gebied in beeld gebracht en is de geluidssituatie van het spoor ten opzichte van de nieuwe woningen verantwoord. Dat heeft geleid tot het realiseren van compenserende maatregelen bij de nieuwe woningen: zowel gebouwgebonden als in de openbare ruimte rondom te de nieuwe woningen. Door die maatregelen is er ondanks de belastingen vanwege het geluid sprake van een goed en verantwoord woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van het gebied. Ook zal de geluidssituatie voor de bestaande woningen in het Soesterkwartier zie ook paragraaf 2.2 van dit voorstel.

Postzegelbestemmingsplannen met een omvang gelijk aan de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan moeten worden voorkomen. Beter is het om de beoogde ontwikkelingen eerst helder voor te stellen en deze vervolgens ruimtelijk mogelijk te maken. De SGLA is daarom van mening dat de deelgebieden die met dit conceptbestemmingsplan worden buitengesloten, zoals deelgebied Oost en de verdere ontwikkeling van het terrein van Van Rijnsoever, beter bij dit plan betrokken kunnen worden. Bijkomend voordeel van groterschalige bestemmingsplannen is dat bovenwijkse voorzieningen makkelijk te bekostigen zijn.

Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van een gedeelte van het Masterplan Wagenwerkplaats. In dat Masterplan is voor een groter gebied dan het gebied van dit bestemmingsplan uitvoerig beschreven welke ingrepen in het gebied worden gepleegd en hoe die zich verhouden tot de omgeving. Het Masterplan geeft op basis van de gemeentelijke beleidskaders en na uitvoerige consultatie van alle betrokken partijen een actueel ruimtelijk beeld van de gewenste toekomstige inrichting van de Wagenwerkplaats. Het bevat keuzes op basis van een integrale afweging van alle betrokken ruimtelijke belangen. In het plan zijn ook de voor de ruimtelijke ordening relevante thema's uit Duurzaamheidsvisie 2015-2050 meegenomen. Anders dan de SGLA stelt zijn de beoogde ontwikkelingen helder voorgesteld. Voor deel gebied Oost is weliswaar vastgelegd dat daarvoor een nadere stedenbouwkundige uitwerking moet plaatsvinden, maar liggen wel helder en duidelijk het ruimtelijke raamwerk met de hoofdkaders vast. Door de raad zijn op 23 maart 2021 ook de stedenbouwkundige kaders bepaald in de Kaderstellende notitie Wagenwerkplaats Oost. De kaders voor de herontwikkeling van het terrein van Van Rijnsoever moeten in overleg met alle betrokken partijen nog worden bepaald. Daarom kan de nieuwe situatie van dit gebied niet in het voorliggende bestemmingsplan worden meegenomen. Dat neemt niet weg dat -vanzelfsprekend- de nieuwe situatie op het terrein van Van Rijnsoever een in alle opzichten goede afstemming en verbinding met het Soesterkwartier en de Wagenwerkplaats moet hebben. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten voor het toetsen van de nieuwe plannen. Het is vanwege de daarbij betrokken belangen (waaronder de belangen ten aanzien van het voldoen aan de woningopgave) ongewenst om te wachten met het in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan totdat volledige duidelijkheid bestaat over de nieuwe invulling van Van Rijnsoever, deelgebied Oost of andere ontwikkelingen in de omgeving. Bovendien is in het besluit van de gemeenteraad over Langs Een en Spoor (16 juli 2019) en de raadsinformatiebrief Wagenwerkplaats (18 december 2018) vastgelegd dat de gemeente nu snel door wil met de ontwikkelingen in West en Midden.
De bekostiging van de bovenwijkse voorzieningen is verzekerd. Deelgebied West zal ontsloten worden met een nieuwe ontsluitingsweg die uitkomt op de Plataanstraat richting Amsterdamseweg. Omdat deze weg nodig is voor de bouw van de nieuwe woningen valt die onder de zg. 'bovenwijkse voorzieningen' die gerealiseerd moeten worden. Wanneer uit de geactualiseerde mobiliteitsstudie Wagenwerkplaats blijkt dat voor het westelijke deel van de Soesterweg (tussen de Barchman Wuytierslaan en Plataanstraat) vrij liggende fietsstroken nodig zijn, dan worden die ook als 'bovenwijkse voorzieningen' gezien. Met de NS wordt in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over hun bijdrage aan deze kosten. Dat geldt ook voor de Nieuwe Poort.

 

Verder is de SGLA benieuwd naar het effect dat het 'knippen' in de autoverkeerswegen heeft op de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten. Is dit effect te kwantificeren in extra aanrijtijd of in totale aankomsttijd van alle benodigd materieel voor bestrijding van BLEVI, plasbrand of toxisch (externe veiligheids) evenement? Is het mogelijk hierbij tevens de verkeersbewegingen te betrekken van bewoners die het gebied wensen te verlaten ?

Tussen de deelgebieden West en Midden wordt een 'harde' knip aangelegd. De fietsroute loopt wel door en kan ter hoogte van de knips voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakt worden voor hulpdiensten. Het is op dit moment ook niet uitgesloten dat ook een bus blijft/gaat rijden via deze knip.

De SGLA ziet graag dat in de toelichting meer wordt vastgelegd over de effecten van eventuele verdere intensivering van het spoor in relatie tot de berekeningen en aannames met betrekking tot geluidsoverlast veroorzaakt door spoorweglawaai. In dit kader wijst de SGLA de gemeente op de zogenaamde omgekeerde werking van milieunormen. Hiermee doelt de SGLA op de situatie waarbij normen worden gesteld ter bescherming van bewoners, die tevens een beperking vormen voor nabijgelegen bedrijven. Is het mogelijk om in de toelichting bij het plan op te nemen bij welke bandbreedte het nabijgelegen spoor intensiever gebruikt kan worden en welke effecten hierbij optreden voor nabijgelegen woningen? De SGLA is van mening dat dit mogelijk waardevolle inzichten verschaft over in hoeverre het gebied akoestisch 'op slot' zit, of gaat. In dit kader wijst de SGLA erop dat de aanbevelingen van de WHO omtrent gezondheidseffecten als gevolg van geluidshinder nog (steeds) niet zijn overgenomen door de Nederlandse overheid. De SGLA roept de gemeente Amersfoort nadrukkelijk op om vooruit te lopen op deze te verwachten aanpassing van regelgeving op het gebied van geluidsoverlast (zie https://www.rivm.nl/sites/default/files/2020-12/WHO-richtlijnen%20voor%20geluid.pdf

De SGLA is blij te zien dat de GGD proactief op het onderdeel gezondheidseffecten van geluidsoverlast is betrokken.

De nieuwe woningen in het gebied van de Wagenwerkplaats worden belast door geluid van industrie (waaronder het emplacement), wegverkeer en (doorgaand) railverkeer. De ontwikkeling zelf heeft ook invloed op de omgeving. Door de nieuwe bebouwing wordt bijvoorbeeld het geluid van het emplacement en de doorgaande treinen deels afgeschermd. Om alle effecten goed in beeld te brengen is in het geluidsonderzoek van Alcedo niet alleen de geluidsituatie binnen het plangebied in beeld gebracht maar ook in de directe omgeving rondom het plangebied. Het effect in de directe omgeving wordt bepaald voor eerstelijns geluidsgevoelige bebouwing rondom het plangebied.

De berekende geluidsbelastingen zijn voor elk van de geluidssoorten getoetst aan de criteria volgens de Wet geluidhinder. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). De hoogst berekende geluidsbelasting is 67 dB(A). Kenmerkend in deze specifieke situatie is dat de overschrijdingen plaatsvinden op een beperkt aantal dagen per jaar met veel emplacements-activiteiten. Het overgrote deel van het jaar is, met name vanaf het Prorail-emplacement, sprake van beduidend minder activiteiten en daarmee ook een duidelijke lagere geluidsbelasting. De andere geluidssoorten (niet gezoneerd deel van het industrieterrein, railverkeer en wegverkeer), leiden niet tot overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden volgens de Wet geluidhinder.


Er wordt voor het aspect 'industrielawaai' gebruik gemaakt van de mogelijkheden binnen de Interimwet Stad en Milieu. Hiervoor en hierover is overleg geweest met de GGD en worden ook gezondheidsaspecten betrokken in de te treffen maatregelen. In de toelichting bij dit bestemmingsplan zijn die maatregelen beschreven.

Ten slotte wil de SGLA erop wijzen dat de figuur van een beheersverordening bedoeld is voor gebieden met een beoogd lage ruimtelijke dynamiek. Het is uiterst vreemd dat een beheersverordening is vastgesteld in 2019, terwijl in dat jaar tevens een Masterplan Wagenwerkplaats is vastgesteld. Het zou de gemeente sieren in de toelichting hierover een verklaring te geven, bijvoorbeeld in paragraaf 2.4.


In 2017 heeft de gemeenteraad het Veegplan B (paraplubestemmingsplan) vastgesteld. Dit plan beoogde de bescherming van archeologische waarden in de bodem voor een groot aantal gebieden in de stad, waaronder de Wagenwerkplaats. Onbedoeld verviel daarmee de beheersverordening uit 2013. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bleek dat als voor een gebied waar een beheersverordening geldt, een (paraplu)bestemmingsplan wordt vastgesteld, de beheersverordening in zoverre kwam te vervallen. Dat is hersteld met de (hernieuwde) vaststelling van de beheersverordening in 2019.

ProRail
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft ProRail geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Buurtvereniging Palm- en Hulststraat

Gevraagd wordt om in duidelijke(re) bewoording de status en plannen rondom het buurthuis te formuleren. In de toelichting (pagina's 31 en 41) zijn die niet accuraat verwoord. Het buurthuis blijft niet bestaan en verplaatst wordt het ook niet. Een betere bewoording is "het te herbouwen buurthuis", zoals is aangegeven op pagina 92 van de toelichting).
Het bestemmingsvlak dient bij voorkeur direct tegen de toekomstige weg (Machinist) te worden gepositioneerd, zodat er aan de andere kant meer ruimte blijft voor de speel/buurttuin. Ook dient het bouwvlak voor 30% te kunnen bebouwd. Concreet wordt uitgegaan van een bouwoppervlakte van 200m2 en een goot- en nokhoogte van 4/7 meter.
Ten slotte wordt opgemerkt (langzaam verkeer -pagina 43 van de toelichting) dat voor een goede sociale cohesie en daadwerkelijke vermenging van de bewoners van huidige bouw en nieuwbouw meer fiets- en loopwegen nodig zijn dan nu is aangegeven. Concreet wordt voorgesteld om een ontsluiting te realiseren op het terrein van het huidige SRO-terrein ten westen van het verenigingsgebouw. Op deze wijze kan zonder onteigening toch meer langzaam verkeer langs verschillende routes geleid worden.

De formuleringen in het bestemmingsplan ten aanzien van het te herbouwen buurthuis worden aangepast. Het bebouwingspercentage (van 25 naar 30) en de hoogten (van 4 naar 4/7) worden aangepast in het bestemmingsplan. Het is niet gewenst dat het buurthuis direct tegen de weg aan kan worden gebouwd. Voor het beeld en de 'groene' begeleiding van de doorgaande weg is er voor gekozen enige afstand tussen de weg en het toekomstige gebouw te houden en het straatprofiel te behouden. 

Binnen de bestemming 'Groen' zijn voet- en fietspaden toegestaan. Het voorliggende bestemmingsplan vormt dus geen belemmering voor een ontsluiting voor langzaam verkeer. De mogelijkheden om op het huidige SRO-terrein een ontsluiting te maken zullen worden beoordeeld in het kader van de planontwikkeling van dat terrein.

Bestuur Vereniging Soesterhof

Er bestaan zorgen over de bouwhoogten en daarmee de schaduwwerking van de nieuwbouw op de Wagenwerkplaats West. In de bezonningsstudie uitgaande van bebouwing van 3 woonlagen (oplopend richting spoor tot max 8 lagen) was al sprake van schaduwwerking op de daken. In het huidige concept wordt gestart met 4 woonlagen oplopend naar 8 woonlagen met een toren van 11 woonlagen. De schaduwwerking zal daardoor toenemen. De impact van schaduw is bovendien het grootst in die perioden waarbij de zonneopbrengst juist volledig nodig is voor de energieopwekking: het najaar, de winter en het voorjaar. Gevraagd wordt om de uitvoering van een zonnestudie op basis van de huidige plannen en met Soesterhof af te stemmen wat de consequenties zijn zodat daar indien nodig in het ontwerp rekening mee gehouden kan worden.

In 2019 heeft IMOSS een bezonningsstudie gedaan. Deze studie maakte de effecten, op het gebied van bezonning van de ontwikkeling van de Wagenwerkplaats-West zichtbaar ten opzichte van het Soesterhof. Het Masterplan Wagenwerkplaats vormde het uitgangspunt van deze studie, waarmee er een aanname is gemaakt voor een mogelijke invulling van de bouwmassa ten zuiden van het Soesterhof. Deze studie is destijds afgestemd met het bestuur van de Vereniging Soesterhof. In de studie is op een zestal momenten in het jaar belicht om te kijken wat de invloed is van de schaduwwerking op en tegen de woningen en op de kavel van het Soesterhof. Op zowel 19 februari als 21 oktober en de daartussen onderzochte data zijn er voor het grootste gedeelte van het Soesterhof meer dan twee uren per etmaal bezonning op de onderzochte locatie. Op de dakvlakken valt geen schaduw in de diverse studies. Op 21 juni is er geen sprake van schaduwwerking op de woningen in Soesterhof.
Hoger bouwen dan 26 meter in één of meerdere hoogteaccenten (op de verbeelding in het vlak met de aanduiding 26 meter) is uitsluitend toegestaan in een gezamenlijke footprint/bebouwde oppervlakte van maximaal 400 m2. Bovendien dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning een door een ter zake deskundig bureau opgestelde hoogbouweffectrapportage te worden overgelegd, die is opgesteld met inachtneming van de door de raad op 16 juli 2019 vastgestelde Hoogbouwvisie en door de burgemeester en wethouders is goedgekeurd. Het gaat in de HER om een analyse van de effecten in de (directe) omgeving en van de uitwerking op aspecten als architectonische kwaliteit, windhinder, schaduwwerking en ruimtelijke en functionele relaties met het maaiveld.

Het valt op, dat Soesterhof als bestaande bebouwing in zijn algemeenheid nauwelijks in de plannen of planbeschrijvingen voorkomt. Zo zou het minimaal logisch en wenselijk zijn het proces van Soesterhof inclusief de omgevingsvergunning ook te benoemen in de toelichting bij het bestemmingsplan.

Het project Soesterhof is inmiddels gerealiseerd. Daarom wordt het ook summier genoemd in de toelichting bij het bestemmingsplan. Op verzoek van het bestuur van Soesterhof wordt het project in hoofdstuk 4.3.4. van de toelichting wel (in het kort) nader geduid.

Niet duidelijk of alle in het bestemmingsplan genoemde eisen ten aanzien van bouwhoogtes, kavelgrenzen exact kloppen met hoe er daadwerkelijk gebouwd is. Op de verbeelding zijn bijvoorbeeld de zijuitbouwen van de kop Wagenmeester bij Machinist gepositioneerd op 1 meter uit voorgevel, maar in werkelijkheid zijn die exact gelijk aan voorgevel. Gevraagd wordt alles zorgvuldig te bekijken. Dat geldt ook voor hekwerken en andere constructies.

De zij-uitbouwen van de kop Wagenmeester bij de Machinist zullen onder de woonbestemming worden gebracht. De grens van die bestemming zal op de verbeelding (ten koste van de bestemming 'Tuin') in het verlengde van de voorgevel van de woningen worden gelegd.
 

Onduidelijk is in welke mate het met het nieuwe bestemmingsplan mogelijk is, dat woningen die nog niet of slechts gedeeltelijk hebben uitgebouwd, dat in de toekomst kunnen doen. De regels maken niet duidelijk of dit conform de opzet en bedoelingen van Soesterhof kan. Verder zijn de voorwaarden ten aanzien van luifels en erfafscheidingen in de regels onduidelijk en wisselend geformuleerd bij de bestemmingen Tuinen en Wonen-4. Zo is niet duidelijk of alle huidige hekwerken voldoen en de regels in overeenstemming zijn met de protocollen van Soesterhof (bijgevoegd is de tekst memo kaders privetuin 06-01-2021 Soesterhof).

De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de koopwoningen met achtertuin over de gehele breedte van de woning maximaal 2 meter kunnen uitbouwen. De rest van de percelen aan de achterkant wordt bestemd voor 'Tuin'. Dat sluit aan op de gezamenlijke binnentuin. Alleen voor Wagenmeester 1 tot en met 11 wordt uitgegaan van een strook van maximaal 2,5 meter. Vervolgens begint daarachter de bestemming 'Tuin'. De bestemming 'Tuin' wordt dus vergroot en de bestemming 'Wonen' wordt verkleind. Omdat overal in de (verkleinde) bestemming 'Wonen' bijbehorende bouwwerken zoals uitbouwen kunnen worden gebouwd is het niet meer nodig om een regeling te treffen ten aanzien van de toegestane maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Daarmee kan artikel 19.2.4 onder e. en f. vervallen.
In de regels (artikel 19.2.4 onder b) is vastgelegd dat de hoogte van uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping. De mogelijkheid om daarop nog een dak te plaatsen (zie artikel 19.2.4 onder d) wordt geschrapt.
De gronden direct achter de huurwoningen aan de Machinist worden bestemd voor 'Tuin'. Daar mogen geen uitbouwen worden gerealiseerd.
In de woonbestemming kunnen hekwerken/erfscheidingen worden gebouwd van 1 meter (voor de voorgevel) en 2 meter (achter de voorgevel). In de bestemming Tuin mogen die ten hoogte 1 meter bedragen. Dit is een standaard regeling in Amersfoort. Het is aan de bewoners van Soesterhof zelf om daar gewijzigde afspraken over te maken, zowel qua maatvoering als materiaalkeuze. De gemeente legt geen onderlinge afspraken vast in de regels van het bestemmingsplan. Bovendien zijn schuttingen achter de voorgevel tot 2 meter vergunningvrij. Daar kunnen in het bestemmingsplan ook geen beperkingen aan worden gesteld.

Het is belangrijk dat bij voor-, achter- en soms zijgevels (begroeide) pergola's met (gedeeltelijke) luifelconstructies kunnen worden gemaakt in het kader van het tegengaan van te grote opwarming in warme perioden in de woningen. Verder zijn bij het huurblok aan de Machinist de bergingen niet apart met bestemming bg aangegeven, maar vallen geheel onder de bestemming Wonen-4. Is het correct dat in dit geval artikel 19.1a zo geïnterpreteerd moet worden, dat de aangelegen bergingen naast dit blok gezien worden als "bijbehorende bouwwerken"? En dat de bg bestemming alleen bedoeld is voor de losstaande bergingen?

Pergola's (artikel 19.2.6) en overkappingen (artikel 19.2.4) zijn volgens de regels van het bestemmingsplan toegestaan. De bg-bestemming is inderdaad bedoeld voor losstaande bergingen. Hoewel ze niet los staan zullen ook de (gezamenlijke) bergingen op de kopse kanten van het huurblok worden bestemd voor bg-bergingen. Ze staan ten dienste van de huurwoningen en niet op een apart perceel dat aan een woning kan worden toegerekend.

Bergingen/schuren Soesterhof lijken volgens dit bestemmingsplan niet meer te mogen worden vergroot (strak ingetekend op verbeelding en grenzend aan bestemming Verkeer-verblijfsgebied). Nu is er langs de Wagenmeester bij de bergingen tegen de achtertuinen van de woningen aan de Soesterweg sprake van verschillende dieptes. De mogelijkheid moet blijven dat bewoners in de toekomst hun bergingen vergroten en de voorkant gelijktrekken met die van de andere bergingen. Uitbreiding in de breedte is niet aan de orde.

Er is geen bezwaar om de diepte (en niet de breedte) van de losstaande bergingen langs de achtertuinen van de woningen aan de Soesterweg te vergroten tot de diepste berging, die nu in het plan is gerealiseerd. De verbeelding zal op dat onderdeel worden aangepast.

Soesterhof is bezig met de planvorming van een gemeenschappelijke klusruimte. Nu is de huidige gemeenschappelijke ruimte positief bestemd. Is er nu nog ruimte voor zo'n gezamenlijke klusruimte binnen de bestemming Tuin of bestemming Verkeer-verblijfsgebied ?

Voorgesteld wordt om daarvoor een ontwerp te maken en dat met de gemeentelijke stedenbouwkundige te bespreken. Als wordt geoordeeld dat daarvoor de ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn, dan kan dat alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen alvorens dat plan in ontwerp ter visie wordt gelegd. Verder is de gemeente bereid om met het bestuur van Soesterhof nog eens de (gewijzigde) regels en verbeelding door te spreken om te bezien of die nu voldoen aan de wensen en ideeën en leiden tot een gezamenlijk gedragen verantwoorde inrichting van het gebied, zowel op zichzelf en in relatie tot de omgeving.

Gevraagd wordt of met het nieuwe bestemmingsplan de oude parkeernorm voor Soesterhof conform omgevingsvergunning vervalt en of Soesterhof zich in de toekomst aan de parkeernorm van het bestemmingsplan kan conformeren.

De omgevingsvergunning voor het project Soesterhof dateert van 9 april 2019. Destijds zijn voor het bepalen van de parkeerbehoefte van het project de normen gehanteerd, zoals die golden op het moment van indienen van de aanvraag. Dat heeft geleid tot de aanleg van 69 parkeerplaatsen. De besluiten van de raad om 1) deelgebied West voortaan te laten vallen onder het parkeerregime 'Schil Binnenstad' (23 maart 2021) en 2) de structurele inzet van MaaS bij ruimtelijke ontwikkelingen (21 december 2021) dateren van ná de aanvraag omgevingsvergunning en de totstandkoming van de nieuwbouw van Soesterhof. Dat nieuwe beleid geldt alleen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en niet voor bestaande projecten. Zo is het ook omschreven in het besluit van de raad inzake MaaS. Daarmee blijven voor Soesterhof de 'oude' parkeernormen gelden.
Indien echter blijkt dat de parkeerplaatsen structureel niet gebruikt worden, dan kan in overleg met de wijkverkeersambtenaar worden gekeken naar mogelijkheden om parkeerplaatsen om te vormen naar andere functies zoals groen of fietsparkeerplaatsen. In eerste instantie bij wijze van proef en als dit dan zouden de plaatsen structuureel kunnen worden omgevormd. Ook moeten omwonenden, die potentieel gebruik maken van de parkeerplaatsen er dan mee akkoord zijn. 

Aanvullend is in de voorliggende stukken niets te lezen over wegprofielen. In eerdere stukken (Masterplan) kreeg de Machinist een dubbele bomenrij. Ook dit heeft een sterk effect op de pv, collectoren, licht en warmte voor de naastgelegen Soesterhof woningen.

Op basis van de thans bekende plannen is er geen sprake van een dubbele bomenrij bij de woningen van Soesterhof. Het is echter niet uitgesloten dat dat nog wijzigt (bijvoorbeeld zoals in het Masterplan was ingetekend).


In de bijlage bij het bestemmingsplan is in het geluidsrapport van Alcedo niet duidelijk gemaakt wat de effecten zijn van nieuwbouw op bestaande bebouwing als Soesterhof. Aannemelijk is dat het minder wordt, maar dat wordt verder niet duidelijk. Gevraagd wordt om duidelijk te maken of de geluidssituatie op de gevels en in de binnentuin gelijk blijft en/of lager wordt bij nieuwbouw.


De nieuwe woningen in het gebied van de Wagenwerkplaats worden belast door geluid van industrie (waaronder het emplacement), wegverkeer en (doorgaand) railverkeer. De ontwikkeling zelf heeft ook invloed op de omgeving. Door de nieuwe bebouwing wordt bijvoorbeeld het geluid van het emplacement en de doorgaande treinen deels afgeschermd. Om alle effecten goed in beeld te brengen is in het geluidsonderzoek van Alcedo niet alleen de geluidsituatie binnen het plangebied in beeld gebracht maar ook in de directe omgeving rondom het plangebied. Het effect in de directe omgeving wordt bepaald voor eerstelijns geluidsgevoelige bebouwing rondom het plangebied. Dit is ook in de akoestische onderzoeken wel beschouwd, maar niet in de tekst verwoord. In bijlage 1 van het onderzoek van Alcedo d.d. 21 april 2021 “Geluidsonderzoek ten behoeve van Stad en Milieu, stap 1 en 2” is dit weergegeven. Voor het ontwerp-bestemmingsplan zal het rapport van Alcedo ook tekstueel hierop aangepast worden.

De geplande parkeergarage heeft grote impact op de groenzone en het uitzicht van Soesterhofwoningen. Soesterhof ziet graag duidelijke richtinggevende aanvullende beeldkwaliteitseisen, zodat de parkeergarage maximaal kwalitatief wordt ingepast in de omgeving. Eerder stonden die wel in het Masterplan, maar daar is in het voorliggende beeldkwaliteitskader weinig van terug te vinden.

De beeldkwaliteitsregels gelden ook voor de parkeergarage. Deze regels zullen tegelijk met dit bestemmingsplan door de raad worden vastgesteld. Daarmee maken die regels ook deel uit van de gemeentelijke welstandsnota. Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam voor de Wagenwerkplaats toetst de plannen in het geboed, waaronder de niewe parkeergarage.

Er wordt in de stukken wel gesproken over klimaat, maar niet over microklimaat, terwijl de hogere bouwblokken zeker voor turbulentie kunnen zorgen en een onaangenaam microklimaat (tocht etc). Standaard zou daarom ook een windstudie verplicht moeten zijn.

In het kader van het bouwen van een hoogteaccent zal er een hoogbouweffectrapportage opgesteld moeten worden. Op grond van de gemeentelijke hoogbouwvisie is het thema 'windhinder' een te onderzoeken aspect in die rappoertage.
Qua klimaatadaptatie staan geen duidelijke normen aangegeven ten aanzien van op te vangen piekbuien. Soesterhof kan bijvoorbeeld minimaal een 60mm bui aan, waarbij de waterbuffercapaciteit na 11 uur weer beschikbaar is op basis van infiltratie, e.e.a. conform afspraken in de omgevingsvergunning van Soesterhof. Voorkomen moet worden dat bij piekbuien er overlast kan ontstaan naar het Soesterhof terrein en/of de buffercapaciteit door ondercapaciteit in de omgeving wordt verminderd.

Waterbuffer capaciteit geldt net als voor de Soesterhof ook voor de overige ontwikkelkavels in het gebied van de Wagenwerkplaats West en Midden en in de openbare ruimte. Dat is vastgelegd in de beleidsregels Duurzaamheid - Richtlijn Klimaatbestendige bouw.


Tegengaan van droogte door waterbuffering (bijvoorbeeld vasthouden voor irrigatie) is alleen zeer globaal benoemd in de beleidsregels Duurzaamheid: "Voorkomen verdroging van het gebied" als onderdeel van het tegengaan van hittestress. Het is onduidelijk in welke mate en hoe dit dan getoetst wordt.

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt uitgegaan van minimaal verharden. Dat betekent dat alleen noodzakelijke verharding wordt toegepast ten behoeve van toegankelijkheid en bereikbaarheid. Beplanting is onderdeel van zowel klimaatadaptatie als versterking van de biodiversteit. Hiervoor zijn de gemeentelijke richtlijnen van kracht zoals verwoord in de Groenvisie van de gemeente.


Soesterhof staat voor duurzaamheid, inclusief verhogen biodiversiteit. Dit is wel globaal benoemd bij de toelichting van het bestemmingsplan, maar heel beperkt bij de beeldkwaliteitsregels ("de groenstructuur draagt door omvang, ligging en inrichting bij aan de duurzaamheidsdoelstellingen o.a. klimaat en biodiversiteit") en niet bij beleidsregels duurzaamheid. Terwijl hiertoe in het rapport van Bureau Waardenburg significante effecten worden benoemd inclusief mitigerende maatregelen. Hoe gaat hier dan toch op gestuurd en getoetst worden?

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt uitgegaan van minimaal verharden. Dat betekent dat alleen noodzakelijke verharding wordt toegepast ten behoeve van toegankelijkheid en bereikbaarheid. Beplanting is onderdeel van zowel klimaatadaptatie als versterking van de biodiversteit. Hiervoor zijn de gemeentelijke richtlijnen van kracht zoals verwoord in de Groenvisie van de gemeente.

Is er nog sprake van afstemming met omgeving bij nadere planuitwerking en in welke wijze is Soesterhof daarbij een partij en wordt zij bij de planuitwerking betrokken. De mate van betrokkenheid staat nu nergens in de stukken vermeld. Het zou goed zijn dat het idee van de Wagenwerkplaats als gemeenschap in de stukken tot uiting komt en vervolgens ook door het Kwaliteitsteam goed wordt opgepakt.


Er is veelvuldig en met veel partijen geparticipeerd. De rol van het Kwaliteitsteam is een andere. Dit team gaat met iedere initiatiefnemer in gesprek om aan de hand van de vastgestelde speerpunten en regels voor beeldkwaliteit te komen tot een plan dat voldoet aan de vastgestelde beeldkwaliteitseisen. Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam opereert ten aanzien van de beeldkwaliteit als het ware als adviseur van de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ten aanzien van de welstandstoetsing. 

Fietsersbond Amersfoort

De Fietsersbond verwacht veel veranderingen voor het autoverkeer in Amersfoort. Dit kan van grote invloed zijn op de verkeersplannen voor de Wagenwerkplaats. Er wordt onderzoek gedaan naar de doorstroming op de rotonde de Nieuwe Poort; mogelijke oplossingen kunnen gevolgen hebben voor de Wagenwerkplaats. Het lijkt erop dat het autoverkeer op de Stadsring verminderd gaat worden; dit heeft gevolgen voor de hele verkeerscirculatie in Amersfoort. De Westelijke rondweg heeft invloed op de verkeersplannen van de Wagenwerkplaats.

De fietsverbindingen over de Wagenwerkplaats moeten veilig en aantrekkelijk zijn. Ze moeten voldoen aan de door de gemeente gestelde eisen in het fietsplan ‘Amersfoort fietst’, Fietsplan gemeente Amersfoort, maart 2016. De Fietsersbond vindt aantrekkelijke fietsroutes belangrijk, met waar dat kan veel groen langs het fietspad (wel sociaal veilig) en bij voorkeur niet vlak naast wegen met veel gemotoriseerd verkeer. De fietsroute ‘Machinist’ (tussen Wagenwerkplaats en spoorwegovergang Soesterweg) moet een aantrekkelijke route worden.
In de bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan staat dat de ontsluitingswegen van het bestemmingsplangebied 50 km-wegen worden met bij voorkeur vrij-liggende fietspaden. De aard van deze ontsluitingswegen rechtvaardigt echter dat dit 30 km-wegen worden, aansluitend op het 30 km-beleid van de gemeente en het rijk. De Fietsersbond vindt 50 km de uitzondering en dan alleen in combinatie met vrij liggende fietspaden.

Vanaf de spoorwegovergang Soesterweg en vanaf de Noordzijde van het station is het gebied goed bereikbaar. Er ontbreken echter belangrijke verbindingen. Het aantal fietsdoorgangen naar de Soesterweg is te weinig. In het midden zijn twee verbindingen met de Soesterweg aangegeven die dicht bij elkaar liggen. Voor voldoende fijnmazigheid zijn meer langzame verkeersverbindingen met de Soesterweg nodig. De Fietsersbond pleit voor veilige fietsroutes naar en van de scholen in het Soesterkwartier. Voor fietsers die van de nieuwe wijk naar het zuiden willen zijn er alleen de routes via de Brouwerstunnel en via de spoorwegovergang Soesterweg. Voetgangers kunnen met een toegangspas ook nog via het Station. Dit is onvoldoende. Om deze nieuwe woonwijk goed aan te laten sluiten op de stad aan de andere kant van het spoor met al haar voorzieningen moet er minimaal 1 brug over het emplacement komen. Zo is te voorkomen dat er ruim 2,5 km (om)gefietst moet worden.

Vanwege de korte afstand van het NS-station wordt het bestemmingsplangebied gerekend tot de “Schil om de binnenstad”. Dit betekent dat voor de mobiliteit het gebruik van OV en de fiets de norm wordt. De parkeernorm voor autoparkeren wordt dan ook verlaagd. Het is daarom aannemelijk dat in dit nieuwe woongebied er zeker bewoners zullen zijn die zichzelf een fiets uit het betere segment gunnen, wellicht naast een eenvoudige stadsfiets en/of een vouwfiets. Er gaan grote en daarmee anonieme appartementencomplexen worden gebouwd, waarbij met name voor de sociale huursector er mogelijk sprake zal zijn van relatief kleine appartementen. Wettelijk volstaat voor kleine woningen een gezamenlijk buitenberging voor de fiets. In een grote anonieme fietsenstalling kunnen bewoners er niet van uit gaan dat hun fietsen niet worden gestript of gestolen. De fietsersbond vindt het belangrijk dat ook kleine woningen een eigen afsluitbare buitenberging krijgen. Voor alle ‘nieuwe’ bewoners moet het aantrekkelijk zijn om de fiets te pakken en direct aan het verkeer deel te nemen. Dit stimuleert het fietsgebruik; goede stallingen voorkomen dat fietsen op straat worden gestald.

De Fietsersbond vindt het belangrijk dat bewoners in alle gevallen zonder veel omhaal de fiets kunnen gebruiken en dat er dus geen sprake is van hindernisbanen (fiets uit een rek tillen, trappen op en af en deuren door). Ook moeten fietsenstallingen zich op maaiveldniveau bevinden. Elke woning moet beschikken over een eigen nabij de woning gelegen, afsluitbare en veilige stallingsmogelijkheid voor fietsen, in omvang afgestemd op het aantal bewoners en met een oplaadfaciliteit voor e-bikes. Het bouwbesluit biedt de mogelijkheid te kiezen tussen een lange smalle (meer spullen) of een compacte brede (meer fietsen) buitenberging. De fietsersbond vindt het belangrijk dat een compacte brede bergruimte wordt voorgeschreven. Voor studentenflats is voor de stalling van fietsen een gedeelde buitenberging ook mogelijk.

Voor fietsparkeren in de gemeente Amersfoort heeft de gemeente de Fietsparkeerkerncijfers/tabellen 2020 vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op de publicatie ‘Fietsparkeerkerncijfers 2019, februari 2019” van het CROW Fietsberaad. Voor de fietsparkeernorm in de openbare ruimte is het wenselijk en gerechtvaardigd de Fietsparkeerkerncijfers/tabellen 2020 op te nemen in het bestemmingsplan. Het VN-Verdrag voor de gelijke rechten van personen met een beperking/chronische aandoening over mobiliteit: “Artikel 20: het nemen van alle effectieve maatregelen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een beperking met de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid te waarborgen op de wijze en tijdstip van hun eigen keuze en tegen een betaalbare prijs. En daarbij rekening te houden met alle aspecten van mobiliteit voor personen met een beperking.”
In Amersfoort wonen in totaal 158.000 mensen, onder wie 25.000 mensen met een beperking of chronische ziekte en 30.000 ouderen. Deze groepen maken gebruik van aangepaste fietsen en andere voertuigen die gebruik maken van fietspaden en fietsstroken. Wij missen in het bestemmingsplan eisen die voor deze groep gebruikers een prettige en veilige deelname aan het langzame verkeer borgen.

De doorstroming van De Nieuwe Poort, het verminderen van autoverkeer op de stadsring of de westelijke ontsluiting zijn zaken waarover gesproken wordt maar waarover nog geen besluitvorming is. Bij hhet in ontwerp ter visie gaan van het bestemmingsplan Wagenwerkplaats West kunnen we er niet vanuit gaan dat deze zaken tot besluitvorming komen. Desalniettemin is op hoofdlijnen wel bekeken welke mogelijke impact deze wijzigingen zouden kunnen veroorzaken voor het bestemmingsplan Wagenwerkplaats West. Op basis van de huidige inzichten is geconstateerd dat de ontwikkeling van Wagenwerkplaats West zoals voorgesteld geen beperkingen zal opwerpen voor de eventueel toekomstige veranderingen voor het autoverkeer.

In het plan Wagenwerkplaats West is voor autoverkeer alleen bestemmingsverkeer voorzien. Dit zullen geen grote aantallen verkeer zijn. De fietsverbindingen in het plangebied zijn onderdeel van een 30 km/u weg (dit zou bijvoorbeeld ook een fietsstraat kunnen zijn) of het zijn vrijliggende fietspaden naast een 50 km/u weg. Dit wordt in een later stadium van de planontwikkeling definitief uitgewerkt. In dat stadium zal er ook aandacht zijn voor de aantrekkelijkheid van het gebied in zijn algemeenheid, waar de fietsverbinding onderdeel van uitmaken.

In het plan Wagenwerkplaats Oost is een ruimtelijke reservering opgenomen om een spoortraverse te realiseren voor langzaam verkeer tussen de Wagenwerkplaats en het bergkwartier. Deze mogelijke verbinding maakt geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan en zal daarom in een later stadium onderzocht worden. Voor de verbinding met het Soesterkwartier zijn de huidige doorsteken voldoende om de voorzieningen van het Soesterkwartier en de Wagenwerkplaats met elkaar te verbinden. Neemt niet weg dat we richting de toekomst zullen proberen kansen aan te grijpen om extra doorsteekjes te maken.

In het Masterplan staat het volgende over fietsparkeren:

“Voor de ruimte die wordt gereserveerd voor het fietsparkeren wordt de gemeentelijke norm gebruikt (Kencijfers fietsparkeren Amersfoort, 2014). Hierbij is het uitgangspunt dat het fietsparkeren binnen de eigen kavel wordt opgelost. De ontwikkeling plaats het fietsparkeren op logische plekken binnen de ontwikkelvlek, het moet logisch zijn de fiets te pakken en niet de auto.” …” een heldere configuratie van fietsparkeren in gebouwen leidt ertoe dat de fiets de gemakkelijkste optie is.” Het is dus logisch om de meest recente fietsparkeerkencijfers en beleidsregels voor te schrijven in het bestemmingsplan. Het streven van zowel de gemeente als de ontwikkelaar is om het autogebruik zo laag mogelijk te houden en het fietsgebruik waar mogelijk te stimuleren. Onderdeel hiervan is om het zo gemakkelijk mogelijk te maken om de fiets te pakken. Daarnaast biedt de gemeente Amersfoort de mogelijkheid om juist gezamenlijke fietsenstalling in plaats van individuele bergingen te realiseren voor het stallen van fietsen. Individuele bergingen leveren namelijk extra barrières op (meer deuren, smalle gangen) waardoor het minder aantrekkelijker wordt om de fiets te pakken. De gemeente werkt aan beleidsregels waar deze gezamenlijke fietsenstallingen aan moeten voldoen in aanvulling op de minimumeisen uit het bouwbesluit.

Het is goed om aandacht te vragen voor ouderen, chronisch zieken en mindervaliden. Het is echter een wettelijke verplichting om aan het VN-verdrag voor de gelijke rechten van personen met een beperking/ chronische aandoening te voldoen. Hierdoor is het overbodig om dit op te nemen in het bestemmingsplan.

Belangenvereniging Barchman Wuytierslaan, even nummers

In het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg is vastgelegd dat de zichtlijnen van en naar het emplacement moeten vrijblijven in verband met het beschermd stadsgezicht Bergkwartier. Dit betekent in ieder geval aan de zuidzijde van het emplacement geen bebouwing mogelijk is die de zichtlijnen blokkeren. Wij verzoeken u om dat ook vast te leggen in het bestemmingsplan 'Wagenwerkplaats e.o. deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement'.

Het gebied van het bestemmingsplan omvat aan de zuidzijde het spoorwegemplacement, bestaande uit het rangeerterrein, opstelterreinen (waaronder Bokkeduinen), doorgaande sporen en het stationsgebied met perrons en traversen. In dit gebied zijn enkele gebouwen aanwezig, waaronder onderhoudsgebouwen en dienstgebouwen en (bij de perrons) kiosken en een restaurant. Dit bestemmingsplan voorziet voor dit gebiedsdeel in het vastleggen van de bestaande situatie. Voor de bestemming van dit spoorgebied wordt aangesloten bij de regeling in de Beheersverordening Wagenwerkplaats e.o. (2013 en 2019).
De zuidelijke strook tussen de sporen en de Barchman Wuytierslaan maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Zoals bekend is in dit gebied sprake van de voorgenomen bouw van een gebouw van ProRail ten dienste van incidentenbestrijding.  

Daarnaast bevindt de Barchman Wuytierslaan zich aan de Groene Poort van Amersfoort en vanaf het gebied van de Wagenwerkplaats is daar nu zicht op. In de startnotitie is dat benoemd als groene vizieren. De vereniging pleit er voor om aan de noordzijde van het emplacement zoveel mogelijk groen te plaatsen en tot ontwikkeling te laten komen. Daar lijkt in het bestemmingsplan in voorzien.

Zoals ook in het Masterplan Wagenwerkplaats is beschreven komen tussen de drie delen van de Wagenwerkplaats (West, Midden en Oost) groene ruimten. Deze landschappelijke zones geven openheid en dragen bij aan een groene uitstraling. In deze zones komen ook steeds de oost-west door het gebied lopende wandel- en fietsroutes bij elkaar. Deze routes worden zo groen mogelijk ingericht en vormen samen met de grotere landschappelijke zones 'het groene spoor' van de Wagenwerkplaats.

Hoogbouw wordt als ongewenst gezien vanwege de aantasting van de beeldkwaliteit van de leefomgeving en omdat hoogbouw leidt tot lichtoverlast. Op dit moment wordt dat al ervaren van het gebouw van het gebouw van het Railcenter, waarvan de lampen op de gevel onnodig 's avonds en 's nachts aanblijven. Gevraagd wordt om daarmee in e planontwikkeling rekening te houden.

De keuzes voor de verschillende bouwhoogten in het gebied zijn vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde Masterplan Wagenwerkplaats. De hoogte van de toekomstige (woon)bebouwing zal variëren. In West komt voornamelijk gestapelde bouw in 4 tot 8 lagen langs de spoorzone met mogelijk nog een hoogteaccent tot maximaal 40 meter in de zuidelijke zone langs het spoor. Voor een eventueel hoogteaccent geldt dat die uitsluitend is toegestaan in een beperkte footprint. Bovendien dient bij hoogbouw een hoogbouweffectrapportage (HER) te worden overgelegd. Het gaat in een HER om een analyse van de effecten in de (directe) omgeving en van de uitwerking op aspecten als architectonische kwaliteit, windhinder, schaduwwerking en ruimtelijke en functionele relaties met het maaiveld. Een HER is gericht op het in kaart brengen van mogelijke hinder door het object zelf.

Voor de toekomstige bewoners en gebruikers van het gebied is het van groot belang dat de effecten van het emplacement (veiligheid, geluid, trillingen) geminimaliseerd worden. Dat kan door hierover bindende afspraken te maken met de gebruikers van het spoor. Voor chloortreinen is daarover al een afspraak gemaakt. Voor het beperken van de snelheid van met name zware goederentreinen zouden nog afspraken gemaakt moeten worden, zeker vanwege de verwachte toename van het goederenvervoer.


Uit de onderzoeken t.b.v. externe veiligheid, geluid en trillingen blijkt dat voldaan wordt aan de van toepassing zijjnde wet- en regelgeving en dat de toekomstige bebouwing mogelijk is. Afspraken met gebruikers van het spoor is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

In de startnotitie is sprake van een traverse langs de huidige traverse aan de westzijde van het station (de voormalige Rode Brug). Gevraagd wordt om geen traverse in de plannen op te nemen.

In dit bestemmingsplan is geen traverse opgenomen.

Latei

Initiatiefnemers/eigenaren van de locatie Soesterweg 552-556 hebben plannen voor het verplaatsen van het SRO-kantoor SRO en de bouw van nieuwe woningen. In dat verband wordt gevraagd of de huidige grond/geluidswal aan de zuidzijde behouden blijft of dat deze wordt verwijderd. En komen er in dat geval alternatieve geluidsvoorzieningen? Gevraagd wordt ook waaruit straks de nieuwe groene invulling aan weerszijden van de nieuwe weg gaat bestaan. Verder wordt gevraagd of er een toekomstige inrit vanaf Soesterweg 552-556 naar nieuwe ontsluitingsweg mogelijk is.
Ten slotte wil Latei weten of de ontsluitingsweg openbaar gebied in eigendom van de gemeente wordt en of het aantal vervoersbewegingen op de nieuwe ontsluitingsweg invloed heeft op de bestaande en eventueel toekomstige bebouwing.

De bestaande geluidswal ter hoogte van het opstelterrein Bokkeduinen blijft behouden en wordt zelfs iets langer. Dit in planologisch vastgelegd in de plannen van het zogeheten Noack terrein. Daarnaast is vanuit geluidoogpunt inzichtelijk gemaakt wat de geluidbelasting in de huidige en toekomstige situatie is op de al aanwezige geluidgevoelige gebouwen. Het nieuwe initiatief op de SRO-locatie behoort hier niet bij. Dit omdat er op dit moment geen sprake is van geluidgevoelige gebouwen.

Veiligheidsregio Utrecht (VRU)

Ten aanzien van de toelichting van het bestemmingsplan wordt geadviseerd om:
- de opstellers van het Risicoberekening in bijlage 7 te laten controleren of het aantal bewoners van het Noack-terrein correct is meegenomen in de risicoberekeningen
- de tweezijdige bereikbaarheid voor de hulpdiensten van het plangebied te garanderen. Dat kan bijvoorbeeld door de knippen in de wegenstructuur doorgankelijk te maken voor de hulpdiensten of door andere routes zoals het doorgaande fietspad geschikt te maken voor de zware voertuigen van de brandweer. Voor advies over deze opties op het gebied van bruikbaarheid van afsluitingen, draagvermogen, bochtstralen en de consequenties ten aanzien van de bluswatervoorziening ten behoeve van de nieuwbouw kunt u terecht bij de afdeling Voorbereiding Incidentbestrijding, te bereiken onder het mailadres opv@vru.nl.

De controle of het aantal bewoners van het Noack-terrein correct is meegenomen in de risicoberekeningen is gedaan. Soesterhof is onderdeel van het Noack-terrein, dat in de huidige situatie correct is ingevoerd. Het rapport hoeft op dit punt niet te worden aangepast.
Terecht wordt geadviseerd om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te garanderen. Tussen de deelgebieden West en Midden wordt een 'harde' knip aangelegd. De fietsroute loopt wel door en kan ter hoogte van de knips voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakt worden voor hulpdiensten. Het is op dit moment ook niet uitgesloten dat ook een bus blijft/gaat rijden via deze knip.

Ten aanzien van de toelichting van het bestemmingsplan wordt verder geadviseerd om - voor de invulling van de onderdelen c t/m g van artikel 13 lid 1 van het Bevi te onderzoeken of deze al in een eerdere fase zijn beschreven en daar in paragraaf 5.5 naar te verwijzen
- de waarde van de overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en ook de stijging van het mogelijk aantal slachtoffers ook in de toelichting van het bestemmingsplanstijging op te nemen. Aan de hand daarvan kan de gemeente zijn beleidskeuzes over de ruimtelijke ordening, zoals functietoewijzing van bebouwing vlak bij het spoor of de wijze van bebouwing.


In de verantwoording zijn adviezen opgenomen om de mogelijke impact van een incident te beperken. De werkelijke uitvoering van deze adviezen wordt in een later stadium beschouwd.
De waarde van de overschrijding van de orientatiewaarde is opgenomen in paragraaf 4.1.2 en is tevens uigebreid weergegeven in bijlage 1. Aanpassing van het rapport is niet nodig.


Ten aanzien van Bijlage 5; Externe Veiligheid, Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort’ wordt geadviseerd om in de paragraaf 2 ‘Beleidskader’ de relatie tussen het figuur van de verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht naar het Bevi, artikel 13 lid 1 aan te geven en daar invulling aan te geven (zie ook eerder adviespunt).

In het begin van de alinea wordt aangegeven dat in het BEVI een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico is opgenomen, misgt het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van de inrichting. De onderdelen van de verantwoordingsplicht maken vanzelfsprekend onderdeel uit van de rapportage.
 

Ten aanzien van Bijlage 5; Externe Veiligheid, Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort’ wordt geadviseerd om in de verantwoording de mogelijkheid van het toepassen van bronmaatregelen op te nemen om daarmee de kans op een grote calamiteit op het emplacement verder te verminderen. Dit kan door de bestrijdbaarheid van zo’n incident te verbeteren. Door een snellere detectie, alarmering, betere bereikbaarheid vanuit meerdere zijden en snel inzetbare bluswatervoorziening heeft de brandweer meer kans een warme BLEVE te voorkomen en de hoeveelheid vrijkomende toxische stoffen te beperken of te bestrijden.

De meest effectieve veiligheidsmaatregelen zijn inderdaad maatregelen aan de risicobron zelf. In het kader van het Basisnet zijn diverse veiligheidsmaatregelen aan het spoor getroffen. Deze maatregelen gelden ook als uitgangspunt voor de risicoberekening. De gemeente is niet bevoegd om aanvullende bronmaatregelen te eisen (voor zover dit technisch gezien al mogelijk is). Aanvullende bronmaatregelen zijn dus ook niet op zijn plaats in dit onderdeel van de rapportage.

Ten aanzien van Bijlage 5; Externe Veiligheid, Masterplan Wagenwerkplaats Amersfoort’ wordt geadviseerd om in de verantwoording de mogelijkheid van het toepassen van effectmaatregelen op te nemen om daarmee de gevolgen van een grote calamiteit op het emplacement te verminderen. Daarbij is te denken aan:
I. De bebouwing op een wijze positioneren dat een schokgolf van een BLEVE minder schade aanricht door deze met de zijgevels richting het emplacement te plaatsen.
II. De bebouwing niet te voorzien van losse dakbedekking zoals grind o.i.d. waardoor er minder rondvliegend puin ontstaat.
III. Bij de nieuwbouw extra te letten op luchtdichtheid om toxische gassen minder kans te geven de woningen binnen te dringen.
IV. De bestaande bebouwing op het punt van luchtdichtheid te verbeteren of daarbinnen ruimte te creëren waar men in het geval van een toxische wolk tijdelijk kan schuilen.
V. In de bedrijfsnoodplannen de mogelijke scenario’s en de getroffen bouwkundige en installatietechnische maatregelen op te laten nemen. Deze zullen ook geregeld beoefend moeten worden door de bedrijfshulpverlening.

Ten aanzien van Bijlage 7; ‘Externe veiligheid QRA Emplacement Amersfoort’ wordt geadviseerd om:
- de personendichtheid van de gebouwen meenemen in het bestemmingsplan en in aanvullende voorwaarden bij de gebruiksmeldingen voor de diverse evenementen en horecalocaties. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er veel meer mensen zich in het gebouwen gaan bevinden dan in de risicoberekeningen zijn aangenomen.
- met het organiseren van buitenevenementen rekening te houden met de risico’s die vanaf het emplacement op de locatie van invloed kunnen zijn.

Bij het beschouwen van de populatie voor de risicoberekeningen zijn in overleg tussen RUD-Utrecht, Gemeente Amersfoort en NS de cijfers tot stand gekomen. Hierin zijn alle dan bekende plannen meegenomen, zo ook het Noack terrein. Daarnaast zal bij evenementen en andere drukke gelegenheden telkens ook het aspect Externe Veiligheid worden betrokken.
Verder zullen de regels worden aangepast voor wat betreft ventilatie, brand en andere externe veiligheidsaspecten. Dit om zo blijvend te voldoen aan een goede veiligheid voor de bewoners en/of gebruikers.

7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 21 december 2023 tot en met 31 januari 2024 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door 14 reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota.

Het bestemmingsplan is op 24 juni 2024 besproken in de commissie Omgeving. Op 9 juli 2024 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 1898211 het 'chw bestemmingsplan Wagenwerkplaats e.o.- deelgebieden Midden en West en spoorwegemplacement' gewijzigd vastgesteld.

Beroepsprocedure
Omdat het bestemmingsplan de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk maakt, is de Crisis- en herstelwet (verder Chw) van toepassing op een eventuele beroepsprocedure van het bestemmingsplan. Dit betekent dat het recht om in beroep te gaan tegen het vaststellen van het bestemmingsplan op een aantal punten wordt ingeperkt (hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Chw). Zo is het indienen van een proforma beroep niet mogelijk. De beroepsgronden kunnen achteraf niet meer worden aangevuld. Ook betekent het dat als er beroep wordt ingesteld tegen het plan hiervoor een versnelde procedure van toepassing is.