Plan: | Zonnepark Ganzepoelweg Agerlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.PV00ZPGANZEPOELWG-VA01 |
Het Kabinet heeft met het nationale klimaatakkoord een centraal doel gesteld: het terugdringen van de uitstoot van broeikassen in Nederland met 49% ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Het centrale doel van het Klimaatakkoord raakt aan het leven van alledag. Huishoudens zullen worden gedwongen bewuster met energie om te gaan en alternatieve vormen van energieproductie worden zichtbaar in het landschap. Ook de gemeente Zevenaar wil actief werken aan de energietransitie en in 2040 energieneutraal zijn. Om dit te behalen wil de gemeente enkele zonneparken planologisch toestaan (onder voorwaarden), als één van de maatregelen.
Pure Energie Zon Projecten B.V. en energiecoöperatie ZieDeZonSchijnt U.A. (formeel samenwerkend als 'Pure Energie ZP Bijvanck B.V.') willen een zonnepark realiseren ten zuiden van het dorp Angerlo, bij het Windpark Bijvanck. Middels dit zonnepark wordt duurzame energie opgewekt voor een periode van 25 jaar. Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 23 hectare en is momenteel agrarisch in gebruik. Van dit projectgebied wordt 75% ingericht met de technische installatie (inclusief paden tussen de rijen panelen). Het zonnepark wordt daarnaast landschappelijk en natuurlijk ingepast en ingericht.
Voor de realisatie van het zonnepark wordt een omgevingsvergunning aangevraagd, in afwijking van de bestemmingsplan en met een termijn van 25 jaar, op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo. Voorwaarde is dat het initiatief niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit voorzien is van een goede ruimtelijke onderbouwing. Hiertoe is de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing opgesteld welke onderdeel is van de vergunningsaanvraag. Hierin komen alle relevante aspecten vanuit de ruimtelijke ordening voor dit project aan de orde en deze Ruimtelijke Onderbouwing toont aan dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het projectgebied ligt ten zuiden van het dorp Angerlo, ingeklemd tussen de Angerlose Wetering en de Didamse Wetering. Aan de westzijde grenst het projectgebied aan de Ganzepoelweg. Aan deze weg bevinden zich enkele woningen, een minicamping en B&B, met zicht op het projectgebied. Aan de zuidkant bevinden zich een aantal agrarische bedrijven, in een relatief open landschap met uitzicht op het projectgebied. In het projectgebied, aan de zuidkant, bevinden zich twee windturbines met een ashoogte van 116,5 meter. Deze windturbines zijn in eigendom van Pure Energie. Deze twee windturbines zijn onderdeel van in totaal vier turbines die in een lijn langs de Didamse Wetering zijn geplaatst. Pure Energie ZP Bijvanck B.V wil met Zonnepark Bijvanck aansluiten op het windpark. Hierbij wordt gebruik gemaakt van cable pooling. In de figuren 1 en 2 is de ligging en begrenzing van het projectgebied weergegeven.
Figuur 1: Ligging en begrenzing projectgebied zonnepark op topografische kaart.
Figuur 2: Ligging en begrenzing projectgebied Zonnepark op luchtfoto, waarbij de ligging van de windturbines met oranje lijnen is aangeduid.
Op het projectgebied Zonnepark Bijvanck is voor het grootste deel het bestemmingsplan 'Buitengebied Zevenaar Noord 2018' van toepassing, welke is vastgesteld op 10 juni 2020. De betrokken gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde – Waardevol open gebied'. Voor een deel van het projectgebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie hoge verwachting'. Vanaf de westkant, naar de noordoostkant, lopen gasleidingen met de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' en de aanduiding (figuur) 'hartlijn leiding – gas'.
De voorgenomen realisatie van een zonnepark, het plaatsen en het in gebruik nemen van de constructies met zonnepanelen en toebehoren (inclusief de landschappelijke en natuurlijke inpassing en inrichting) ten behoeve van het opwekken van duurzame energie, past niet binnen het huidig planologische regime. Hiertoe wordt een omgevingsvergunning aangevraagd, in afwijking van het bestemmingsplan, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3° Wabo. De aanvraag gaat daartoe vergezeld van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing.
Figuur 3: Weergave projectgebied zonnepark op verbeelding bestemmingsplan 'buitengebied Zevenaar Noord 2018'. Met rode contour is de ligging en begrenzing van het projectgebied indicatief weergegeven.
Aan de zuidkant van het projectgebied zijn twee windturbines gerealiseerd. Deze windturbines (inclusief direct omliggend gebied en de toegangsweg) hebben de enkelbestemming 'Bedrijf – Windturbine' in het inpassingsplan 'Windpark Bijvanck' (vastgesteld op 24 mei 2017). Ook geldt ter hoogte van deze windturbines de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie', de aanduiding 'bouwvlak', de functieaanduiding 'agrarisch', de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – lage archeologische waarde' (gedeeltelijk), de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – middelmatige archeologische verwachting' (gedeeltelijk) en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – hoge archeologische waarde' (gedeeltelijk). Tot slot geldt ter hoogte van de windturbines grotendeels de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – windturbine'.
Figuur 4: Weergave windturbines in het projectgebied, op verbeelding inpassingsplan 'Windpark Bijvanck'.
De Ruimtelijke Onderbouwing is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het voorgenomen plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt daarbij getoetst aan dit beleid. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het projectgebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. In hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Het projectgebied ligt in het rivierenlandschap van de IJssel (IJsselzone). In het gebied gaven kleine verschillen in reliëf vroeger de aanleiding voor het type gebruik van de grond. De verbindingswegen volgen de hoogteverschillen in het landschap en lopen over de hogere terrasruggen. Ook de Ganzepoelweg (aan de noordwestkant van het projectgebied) loopt grotendeels over een hoger in het landschap gelegen terrasrug (zie figuur 5). Een lint van bebouwing langs deze weg is het gevolg. Door de drogere omstandigheden was dit geschikt voor bewoning.
Het projectgebied ligt in een rivierkomvlakte. Deze komgebieden betreffen de lager gelegen gebieden, verder van de rivier (zie figuur 5). In dit landschapstype is voornamelijk weidegrond, ook gebruikt als hooiland, aanwezig. Deze kleigebieden liggen binnendijks en zijn grootschalig, open en vaak relatief nat. Veel van de openheid en planmatige ordening is een gevolg van de grootschalige ruilverkavelingen die hier hebben plaatsgevonden.
Figuur 5: Hoogtekaart van het projectgebied en de directe omgeving.
Het landschap was hier vroeger kleinschaliger (zie ook de historische kaart in figuur 6), met veel bomenrijen en hagen langs de perceelgrenzen. Deze zijn veelal verloren gegaan door de ruilverkaveling. Verspreid zijn er overgebleven eendenkooien en populierenbosjes te vinden in het landschap. Het gebied wordt intensief afgewaterd ten behoeve van de landbouw. Natuurlijke watergangen en weteringen zorgen voor de afwatering van het gebied. Zo ook in het projectgebied, door middel van de Angerlose Wetering in het noorden en de Didamse Wetering in het zuiden. Kleine sloten op kavelgrenzen in het projectgebied zijn geleidelijk aan vervangen door drainage, waardoor de kleinschalige kavelstructuur verdwenen is en plaatsgemaakt heeft voor grotere en een meer rechtlijnige blokverkaveling.
Figuur 6: Historisch kaart welke de landschappelijke inrichting toont van het landschap rond 1900.
Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 23 hectare en ligt ingeklemd tussen de Angerlose Wetering en de Didamse Wetering. Het projectgebied betreft een open gebied en is agrarisch in gebruik. Net buiten het projectgebied, in de noordwesthoek, staat een markante eik (zie figuur 10).
Aan de noordwestkant grenst het projectgebied aan de Ganzepoelweg. Aan deze weg bevinden zich enkele woningen, een minicamping en B&B, met zicht op het projectgebied. De dichtstbijzijnde erven aan deze kant bevinden zich op een afstand van circa 200 tot 300 meter van het projectgebied. Vanuit deze erven is er nu vrij zicht op het open projectgebied (zie ook de kaart zoals opgenomen in figuur 7).
Figuur 7: Luchtfoto van het projectgebied en de directe omgeving, met weergegeven het zicht vanaf omliggende wegen op het projectgebied.
Aan de zuidkant loopt de Truisweg. Hier liggen, op een afstand van circa 400 tot 500 meter, enkele agrarische erven met zicht op het projectgebied. Dit betreft o.a. een paardenhouderij. Vanuit deze zuidkant belemmeren in de huidige situatie alleen een populierenbosje en een houtsingel enigszins wat zicht op het projectgebied. De singel en het bosje maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk. Langs de Didamse Wetering loopt een Klompenpad, van waaruit ook vrij zicht is op het projectgebied.
Figuur 8: Foto projectgebied: zicht vanaf de Ganzepoelweg in zuidelijke richting kijkend.
Figuur 9: Foto projectgebied: zicht vanaf de kruising Didamseweg – Ganzepoelweg.
Figuur 10: Foto projectgebied: noordwestelijke hoek van het projectgebied, met een markante boom (net buiten het projectgebied) en de Angerlose Wetering.
Figuur 11: Foto projectgebied: zicht vanaf het Klompenpad langs de Didamsche Wetering.
Pure Energie Zon Projecten B.V. en energiecoöperatie ZieDeZonSchijnt U.A. (formeel samenwerkend als 'Pure Energie ZP Bijvanck B.V.') willen een zonnepark realiseren in het projectgebied. De te realiseren technische installatie wekt duurzame energie op voor een periode van 25 jaar. Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 23 hectare. Van dit projectgebied wordt 75% ingericht met de technische installatie (inclusief paden tussen de rijen panelen). Hiermee wordt bijgedragen aan het behalen van de overheidsdoelstellingen om duurzame energie op te wekken.
De locatiekeuze voor het zonnepark is zorgvuldig tot stand gekomen. De gronden zijn beschikbaar en het projectgebied ligt in een gebied welke door de gemeente Zevenaar is aangeduid als voorkeursgebied voor de realisatie van zonneparken (zie het gemeentelijke beleid in paragraaf 3.5.3 van deze Ruimtelijke Onderbouwing). Het projectgebied is aangemerkt als in ontwikkeling zijnde grootschalige energievoorziening. Het betreft een uitbreiding van een bestaande windturbineopstelling, waarmee aan clustering wordt gedaan. Deze clustering biedt ook efficiëntievoordelen. Het zonnepark wordt hier aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van de windturbines. Het zonnepark is hier landschappelijk goed inpasbaar binnen de aanwezige structuren, zoals de weteringen en de wegen en er is hier sprake van gemiddeld circa 954 vollasturen per jaar.
Het projectgebied voor de ontwikkeling van het zonnepark is in totaal circa 23 hectare groot. Naast het opwekken van duurzame energie, wordt deze oppervlakte gebruikt voor landschappelijke en natuurlijke inpassing en inrichting. Het zonnepark zelf bestaat uit meerdere elementen. Een ontsluiting, transformatoren, omvormers, stellages met panelen, kabels- en leidingen, hekwerk en beveiligingscamera's.
Panelen, hoogte en oriëntatie
In het zonnepark worden panelen en toebehoren geplaatst. De panelen worden op een tafel geplaatst met een hoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het maaiveld. De opstelling met panelen volgt de kavelstructuur van naastgelegen percelen, gericht op het zuiden. Dit zorgt voor een rustig beeld in het landschap. Het zonnepark heeft daardoor een eenvoudige hoofdvorm die aansluit bij het landschap. De panelen worden op één hoogte (ten opzichte van het maaiveld) geplaatst. Daarmee wordt voorkomen dat er hoogteverschillen op kleine afstand ontstaan. Dit zorgt voor een rustig en eenvoudig beeld van het panelenveld waardoor het minder in het oog springt.
Tussen de panelenrijen liggen beheerpaden van 2 meter breed. De kleur van de zonnepanelen is donkerblauw of zwart en er wordt één type paneel toegepast.
Er geldt opruimplicht voor de paneelopstelling, na exploitatieperiode. Ook alle overige installaties, bouwwerken, kabels en leidingen worden na exploitatieperiode verwijderd. Het projectgebied wordt na exploitatie weer in oorspronkelijke staat hersteld zodat het weer agrarisch kan worden gebruikt (zoals ook is vastgelegd in het bestemmingsplan).
Figuur 12: Technische overzichtstekening Zonnepark Bijvanck. De technische overzichtstekening is ook als bijlage opgenomen (zie Bijlage 1). Dit betreft een beter leesbare versie.
Hekwerk
Rondom het zonnepanelenveld wordt een onopvallend, niet glimmend hekwerk toegepast. Hierbij wordt geen horizontale bovenbuis of prikkeldraad toegepast. Het hekwerk wordt twee meter hoog. Het gaas zal 20 centimeter boven het maaiveld beginnen, zodat kleinere diersoorten onder het hekwerk door kunnen. Er wordt gebruik gemaakt van houten palen. Het gaas is steengrijs (RAL7030). Het hekwerk staat op ruime afstand van de Ganzepoelweg. Het hekwerk komt achter een losse haag te staan waardoor het hekwerk niet zal opvallen in het landschap. Aan de oostzijde zal ook een hekwerk geplaatst worden. Deze kant staat minder in het zicht en wordt daarom niet beplant. Aan de zuidzijde en noordzijde, langs de Didamse Wetering en de Angerlose Wetering, komt het hekwerk ook achter een losse haag (en aan de noordzijde gedeeltelijk een vlechtheg) te staan, waardoor het hekwerk ook hier aan het zicht onttrokken wordt.
Transformator- en bijgebouwen
De opgewekte stroom wordt vanaf de zonnepanelen getransporteerd naar transformatorstations. Per twee hectare zonnepark is circa één transformator nodig. Vanaf de transformatoren wordt de stroom ondergronds naar het inkoopstation getransporteerd. Er wordt gebruik gemaakt van het inkoopstation van de aanwezige windturbines. Het inkoopstation is het aansluitpunt voor de netverbinding. De transformatorstations hebben een maximale hoogte van 3,10 meter vanaf het maaiveld. De kleur van de transformatoren dient zo donker mogelijk te zijn, bij voorkeur antraciet (RAL8019). Door een donkere kleurstelling vallen de transformatoren minder op in het landschap. De transformatoren worden landschappelijk ingepast en geclusterd .
Ontsluiting
De ontsluiting naar het zonnepark dient voor de brandweer in geval van calamiteiten voldoende draagkracht te beschikken en minimaal 4,5 meter breed te zijn. Aangezien er al een ontsluitingsweg aanwezig is voor de windturbines wordt deze ook gebruikt voor het zonnepark. Het zonnepark is aan de zuidwestzijde via de Ganzepoelweg ontsloten.
Figuur 13: Het aanwezige inkoopstation en de ontsluitingsweg naar de windturbines.
Ten behoeve van het plan is een inrichtings- en beheerplan opgesteld, welk is bijgevoegd (zie Bijlage 2 'Landschappelijk inpassingsplan Zonnepark Bijvanck'). In deze paragraaf wordt het inrichtings- en beheerplan beknopt weergegeven.
Het concept van het ontwerp is het op aansluiten en versterken van de groen/blauwe lijnen in het landschap. Door nieuwe groene 'stapstenen' toe te voegen langs de Didamse Wetering ontstaat er een robuuster Gelders Natuurnetwerk en een groen raamwerk waarin het zonnepark ingepast kan worden. Deze stapstenen hebben een grote meerwaarde voor o.a. de das. Hierdoor wordt de afstand met deze nieuwe stapstenen verkleind en kan wild eenvoudiger van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Door deze groene elementen laag te houden (tot 2,5 meter hoog), worden de belangrijkste zichtlijnen van waaruit je het open landschap beleeft, namelijk van noord naar zuid en omgekeerd, gewaarborgd. Een belangrijk uitgangspunt bij de inpassing van het zonnepark is dat het bestaande landschap wordt gerespecteerd en waar mogelijk versterkt. Dit betekent dat er rekening wordt gehouden met bestaande kavelgrenzen, omliggende bebossing en cultuurhistorische lijnen in het landschap. Het projectgebied heeft een oppervlakte van ca. 23 ha. en heeft een verhouding van 75% oppervlakte aan panelen (en tussenpaden) en 25% aan landschappelijke en natuurlijke inpassing en inrichting. In figuur 14 is de overzichtstekening van het inrichtingsplan voor Zonnepark Bijvanck weergegeven.
Herstel rivierenlandschap
Met de aanleg van het zonnepark is er de gelegenheid voor het behouden en versterken van de agrarische landschapskarakteristiek. Hierin is zowel het behoud van het open landschap en zichtlijnen als ook het herstel van cultuurhistorische landschapselementen van het rivierenlandschap leidend. Door lage (tot 2,5 meter hoog) opgaande groenstructuren langs en haaks op de Didamse Wetering te plaatsen (zie figuur 14), aansluitend op het Gelderse Natuurnetwerk, blijven de belangrijkste zichtlijnen vanuit de noordelijke woningen en de Ganzepoelweg zo veel mogelijk behouden. Ditzelfde geldt voor het zicht vanaf het bestaande klompenpad aan de zuidkant van het projectgebied. Deze groenstructuren zorgen daarnaast voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark, gaan de schittering van zonlicht op de Ganzepoelweg en nabijgelegen paardenhouderij tegen en dragen bij aan het herstel van het cultuurhistorische landschap van het rivierengebied. Door de losse haag en struweelbosjes laag te houden (maximaal 2,5 meter hoog) en de opstelling met panelen maximaal 2 meter hoog te laten zijn, kan men nog over deze panelen kijken van een afstand, waardoor de openheid van het landschap gewaarborgd blijft. De ruime afstand vanaf de beleefplekken zorgt er ook voor dat het zonnepark minder als een obstakel wordt ervaren. Door het terugbrengen van oude slotenverkaveling in het projectgebied, wordt het natte karakter van het rivierenlandschap hersteld. Door ondiepe greppels van maximaal 1 meter diep langs de oostelijke plangrens en de tussenliggende oude kavellijnen te maken, ontstaat er een interessante ecologische habitat voor amfibieën en libellen en draagt het bij aan het foerageergebied van de das en het Gelders Natuurnetwerk (zie bijlage 'Rapport advies ecologische inpassing' welk is gevoegd als bijlage bij het separaat bijgevoegde 'Landschappelijk inpassingsplan Zonnepark Bijvanck' (zie Bijlage 2). Deze landschappelijke lijnen zorgen tevens voor een mooie zichtlijn naar het achterliggende landschap.
Uitbreiden natuurwaarden
Een losse haag langs de Angerlose Wetering zorgt voor een duidelijke groen/blauwe lijn in het landschap die bevorderlijk is voor de oriëntatie van bijvoorbeeld dassen en vleermuizen. Met de aanleg van het zonnepark wordt er met een juist beheer en inrichting van het zonnepark meer biodiversiteit en natuurwaarden gecreëerd. Hierin is het behoud en gebruik van inheems boom- en plantsortiment behorend bij de bodemeenheid heel belangrijk. Bloem- en kruidenrijkgrasland, struweelbosjes, losse hagen en ondiepe greppels dragen bij aan het uitbreiden van de bestaande natuurwaarden alsook het uitbreiden van natuurwaarden van de aangrenzende Gelders Natuurnetwerk. Ook het herstel van landschapsstructuren draagt bij aan het bevorderen van insectenpopulaties en natuurwaarden.
Figuur 14: Weergave overzichtstekening inrichtingsplan (in het separaat bijgevoegde inrichtings- en beheerplan is een beter leesbare versie opgenomen, en hierin zijn ook de doorsnedes opgenomen).
Landschappelijke inpassing
Diverse woningen liggen in de nabijheid van het projectgebied. Langs de Didamse Wetering vindt landschappelijke inpassing plaats door de zichtkwaliteit vanaf het Klompenpad te vergroten met de aanleg van struweelbosjes rondom de reeds aanwezige windturbines. Het inkoopstation en materieel worden geclusterd bij de voet van de windturbines en worden landschappelijk ingepast door deze achter de struweelbosjes te plaatsen. Een losse haag (zie figuur 15) langs de zuidgrens zorgt voor het afschermen van de panelen en transformatoren en een groene verbinding tussen de struweelbosjes. Ook voorkomt deze losse haag schittering van de panelen op de ten zuiden gelegen woningen en paardenweides.
Figuur 15: Streefbeeld losse haag.
Een losse haag, afgewisseld met een vlechtheg langs de noordelijke en westelijke kavelgrens, zorgt voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark en voorkomt het zicht op de panelen en reflectie van zonlicht van de panelen op de Ganzepoelweg in westelijke richting. Daarnaast worden ondiepe greppels (max 1 meter diep) aangelegd langs de oostelijke plangrens en drie noord-zuid kavellijnen tussen het zonnepark. Deze ondiepe greppels zorgen voor een plas-dras situatie, dat goed is voor een variatie in biodiversiteit en belangrijk als voortplantingswater voor amfibieën. Meer variatie is tevens gunstig voor de leefomgeving van de das. De greppels kunnen dienen als groeiplaats voor water- en moerasplanten, als leefgebied voor insecten en andere ongewervelden, als drinkplaats voor vogels en foerageergebied van de das. Langs deze greppel ontstaat een zichtlijn het achterliggende landschap in. Langs de noordelijke Angerlose wetering komt ook een lage losse haag (max. 2,5 m hoog), afgewisseld met een vlechtheg (2 m hoog) en knotwilgen (welke na exploitatieperiode van het zonnepark blijven behouden), die het zicht op de panelen blokkeren en toch het open karakter van het landschap zo min mogelijk verstoort. Het coulisseneffect wat deze afwisseling van groenelementen bewerkstelligt, zorgt voor een interessant landschappelijk beeld. De bestaande eik in de noordwesthoek ligt net buiten het projectgebied, blijft behouden en vormt een markant punt. Zowel de strook die vrijgehouden moet worden voor de gasleiding als de noord-, oost- en westgrens wordt ingezaaid met een kruiden- en bloemrijk grasmengsel zodat een interessante bloemrijke vegetatie ontstaat voor bijen, hommels en andere nectar minnende insecten. Maar ook als nestelgebied voor de Veldleeuwerik. Het hekwerk rondom het zonnepark wordt 20 cm boven maaiveld geplaatst om doorgang te kunnen bieden aan dassen en kleine materachtige.
Figuur 16: Streefbeeld vlechtheg.
Informatie en recreatie
Er loopt een bestaand klompenpad nabij het projectgebied. Daarmee wordt een verbinding gemaakt door een informatiebord te plaatsen aan het begin van de ontsluitingsweg. Op dit bord wordt toelichting gegeven over het wind- en zonnepark en de combinatie daartussen. Zo wordt voor de passant duidelijk wat er zich achter de groene inpassing afspeelt en welke ecologische ontwikkeling er heeft plaatsgevonden.
Aan de westzijde van het zonnepark bestaat de mogelijkheid om via een onverhard pad langs het zonnepark te kunnen lopen. Het pad ligt aan de buitenrand van het zonnepark, dus niet in het zonnepark zelf. Het pad is vrij toegankelijk, zodat wandelaars ook de landschappelijke en natuurlijke elementen kunnen beleven. Er wordt geen verharding aangelegd ten behoeve van het pad: er wordt vooral gezorgd dat er een zone beschikbaar is waarover wandelaars zich kunnen bewegen, over een vrije strook van kruidenrijk grasland. Het pad is geen onderdeel van een wandelroute of iets soortgelijks. Door dit gebruik lijden de landschappelijke en natuurlijke waarden hier geenszins onder.
Honden verboden
Het pad loopt langs het zonnepark en particulier terrein, waar soms vee loopt. Om de natuur op het zonnepark en het vee op het naastgelegen terrein niet te verstoren en verspreiding van dierziekten te voorkomen zijn honden verboden. Aan de zuid- en noordkant van het pad worden hiervoor borden geplaatst met vermelding “verboden voor honden”. Voor de vormgeving en teksten van deze borden wordt aangesloten bij de borden die de organisatie van het bestaande klompenpad hanteert voor een hondenverbodsbord op particuliere gronden, zodat hier eenheid tussen is. Ook wordt aan de noordkant van het pad een bord geplaatst dat aangeeft dat het verboden is verder te wandelen over de particuliere gronden langs de noordzijde van het projectgebied.
Beplantings- en beheerplan
Ten behoeve van het plan is een concreet beplantings- en beheerplan opgesteld. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van het bijgevoegde inrichtingsplan ('Landschappelijk inpassingsplan Zonnepark Bijvanck'' (zie Bijlage 2)).
De bouw van het project zal waar mogelijk gedaan worden met lokale partijen. De start van de bouw is afhankelijk van de vergunningen. Het leggen van de panelen en plaatsen van de omvormers zal enkele maanden in beslag nemen. Om het park aan te sluiten op net zullen de nodige aanpassingen moeten worden gedaan, deze werkzaamheden kunnen 0,5 á 1 jaar in beslag nemen.
Zodra het zonnepark gerealiseerd is zal het beheerd gaan worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het onderhoud van de systemen, maar ook het monitoren van het zonnepark, het beheer van de landschapselementen en diverse administratieve werkzaamheden.
De looptijd van het zonnepark betreft 25 jaar. Hierna wordt het zonnepark ontmanteld.
Voor Zonnepark Bijvanck is een communicatie- en participatieplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in de bijlagen ('Communicatie- en participatieplan Zonnepark Bijvanck', zie bijlage Bijlage 3). Belangrijk onderdeel van het communicatie- en participatieproces is dat initiatiefnemers een werkgroep hebben ingericht. Hierin bespreken omwonenden en initiatiefnemers gezamenlijk het initiatief en hebben zo samenspraak een plan opgesteld waarvoor uiteindelijk de Omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Ook zijn informatieavonden voor omwonenden georganiseerd. In het communicatie- en participatieplan is beschreven welke kaders en uitgangspunten voor de procesparticipatie zijn gehanteerd. Het communicatie- en participatieplan richt zich hoofdzakelijk op de ontwikkelfase van het zonnepark: de fase tussen eerste idee en verlening van de omgevingsvergunning. Dat is een belangrijke fase in een project. Dan is er namelijk nog ruimte voor inbreng van de omgeving en kan de omgeving informatie ophalen die eraan kan bijdragen dat er later tijdens bijvoorbeeld de bouw of exploitatie geen onbeantwoorde vragen zijn of onrust ontstaat in de omgeving. Wel willen initiatiefnemers de omgeving ook tijdens de bouw en exploitatie van het zonnepark betrekken en informeren. Dat zal gebeuren in de lijn van dit plan, maar initiatiefnemers maken hiervoor in een later stadium een gedetailleerder plan. Wel geeft dit huidige plan een doorkijk naar hoe de omgeving in de bouw- en exploitatiefase kan participeren.
Pure Energie biedt de omgeving van Zonnepark Bijvanck verschillende mogelijkheden voor financiële participatie in het zonnepark. Deze vormen zijn in dit zonnepark naast elkaar beschikbaar voor de omgeving. Er hoeft dus geen keuze tussen te worden gemaakt.
De omgeving wordt mede-eigenaar van Zonnepark Bijvanck. Conform het streven zoals opgenomen in het landelijke Klimaatakkoord kan de omgeving 50 procent van het zonnepark in eigendom krijgen. Bij Zonnepark Bijvanck vervult energiecoöperatie ZieDeZonSchijnt Coöperatie U.A. (ZDZS) deze rol van lokale mede-initiatiefnemer en lokale mede-eigenaar. Hiervoor hebben ZDZS en Pure Energie een samenwerkingsovereenkomst (SOK) gesloten. In de SOK tussen ZDZS en Pure Energie is de belangrijkste afspraak dat de coöperatie en Pure Energie op gelijkwaardige basis samenwerken, samen de ontwikkelkosten dragen en samen de vergunning aanvragen. Daaruit vloeien de eigendomsverhoudingen in het zonnepark: 50 procent voor ZDZS en 50 procent voor Pure Energie.
Conform het Klimaatakkoord is besteding van het omgevingsfonds onderwerp van gesprek met de omgeving. Het is in de planvorming besproken met direct omwonenden, de werkgroep en ZDZS. Daaruit komt naar voren dat de eerste prioriteit is om het omgevingsfonds in te zetten als een omwonendenregeling zoals is bedoeld in de Participatiewaaier van het Klimaatakkoord. Zo zijn de volgende kaders voor het omgevingsfonds gekomen:
Voor de realisatie en exploitatie van Zonnepark Bijvanck zijn werkzaamheden nodig voor bouw, beheer en onderhoud. Er kan worden onderzocht of deze werkzaamheden (deels) kunnen worden belegd bij lokale bedrijven en mogelijk zelfs bij direct omwonenden. Dit gebeurt dan uiteraard tegen marktconforme vergoedingen. Zo kan een bijdrage worden geleverd aan lokale werkgelegenheid. Hierbij is het wel van belang dat eventueel lokale ondernemers het werk van voldoende kwaliteit kunnen leveren. Een optie is dat voorafgaand aan de gunning van het werk aan aannemers en andere derde partijen in de regio wordt gepeild of bedrijven hier interesse in hebben. Via de website, nieuwsbrief en een persbericht vanuit het zonnepark kan worden aangegeven welke werkzaamheden nodig zijn. Daarbij kunnen lokale bedrijven worden opgeroepen zich te melden als zij hierin interesse hebben, om zo mee te doen in de selectieprocedure.
In de werkgroep van Zonnepark Bijvanck is besproken dat korting voor zonnepanelen op daken voor omwonenden aantrekkelijk kan zijn, als onderdeel van het plan voor Zonnepark Bijvanck. Initiatiefnemers hebben dat opgepakt en kunnen daarvoor het volgende aanbieden als omwonenden via initiatiefnemers een complete zonnedakinstallatie afnemen voor hun eigen dak:
Dit aanbod is aanvullend op het lokaal coöperatief eigenaarschap en het Omgevingsfonds. Dit aanbod geldt voor omwonenden binnen 1200 meter van het windpark - de 30 adressen die vallen onder het omwonendendeel van Stichting Windfonds Bijvanck - en voor alle particuliere leden van de in Zonnepark Bijvanck deelnemende coöperaties. Initiatiefnemers brengen dit aanbod de komende tijd onder de aandacht van deze omwonenden.
De hier genoemde mogelijkheden zijn nader uitgewerkt in het separaat bijgevoegde 'Communicatie- en participatieplan Zonnepark Bijvanck' en in het bijgevoegde 'Profijtplan Zonnepark Bijvanck', zie Bijlage 4.
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan dit beschreven beleid.
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt. De vier prioriteiten zijn:
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk;
In de NOVI wordt gesteld dat de klimaatdoelstelling in lijn is met de Parijse klimaatdoelstelling: in 2050 vrijwel geheel klimaatneutraal. De ambitie is dat de omslag naar 100 procent circulair in 2050 gerealiseerd is en dat een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in de leefomgeving is. In 2050 is Nederland erin geslaagd al deze ontwikkelingen zorgvuldig in te passen of nieuwe landschappen te creëren, met zo min mogelijk hinder of overlast voor mensen en het ecosysteem. De NOVI ziet het van nationaal belang om de internationale afgesproken doelen te behalen. De opgave is dan ook om de broeikasgassen ten opzichte van 1990 te reduceren met tenminste 49 procent in 2030 en met 95 procent in 2050. Een andere opgave is het vervangen van fossiele energiebronnen door duurzame bronnen.
Deze opgaven manifesteren zich rond één van de vier prioriteiten, namelijk prioriteit 'Ruimte voor klimaatadaptatie energietransitie'. In beleidskeuzes van deze prioriteit wordt benoemd dat overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties samenwerken aan het bijtijds halen van doelstellingen, die in het Klimaatakkoord zijn bepaald. Het Nationaal Programma RES vormt een platform voor onderling samenwerken, vergelijken, leren en uitdagen. De energietransitie kan een hefboom zijn voor kwaliteitsverbetering, zowel ruimtelijke als bijvoorbeeld voor ecologische, economische of sociale verbeteringen. Zonneparken kunnen bijvoorbeeld economische dragers voor het landelijk gebied worden. Daarnaast moeten zonneparken in het landschap worden ingepast. De afwegingprincipes van de NOVI leiden tot een voorkeur voor zonnepanelen op daken en gevels van gebouwen. Vanuit diezelfde principes hebben daarna onbenutte terreinen in bebouwd gebied de voorkeur. Om aan de gestelde energiedoelen te voldoen, kan blijken dat ook locaties in het landelijk gebied nodig zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan draagt bij aan de (inter)nationale doelstellingen om in 2050 klimaatneutraal te zijn. In de gemeente Zevenaar zijn ook zonneparken in het landelijk gebied noodzakelijk, om te voldoen aan de doelstellingen aangaande het opwekken van duurzame energie. De realisatie van een zonnepark op de voorliggende projectlocatie is hier landschappelijk goed inpasbaar binnen de aanwezige landschapsstructuren. Het projectgebied ligt in een gebied welke door de gemeente Zevenaar is aangeduid als voorkeursgebied voor de realisatie van zonnepark (zie het gemeentelijke beleid in paragraaf 3.5.3 van deze Ruimtelijke Onderbouwing). Het projectgebied is aangemerkt als in ontwikkeling zijnde grootschalige energievoorziening. Het betreft een uitbreiding van een bestaande windturbineopstelling, waarmee aan clustering wordt gedaan. Deze clustering biedt ook efficiëntievoordelen. Het zonnepark wordt hier aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van de windturbines.
Met het voorliggende plan wordt bijgedragen aan de ambities, opgaven en prioriteiten van de NOVI en wordt geen afbreuk gedaan aan het streven van een zo hoog mogelijke kwaliteit van de leefomgeving. Het zonnepark wordt zorgvuldig landschappelijk en natuurlijk ingepast en ingericht.
Samen met de NOVI heeft het kabinet een uitvoeringsagenda gepresenteerd. Hierin is beschreven hoe het Rijk, samen met alle betrokken overheden en andere partijen, uitvoering zal geven aan de Nationale Omgevingsvisie. De doorvertaling van de NOVI naar regionale aanpakken wordt beschreven in Omgevingsagenda's en regionale verstedelijkingsstrategieën. Elke 4 jaar wordt inzichtelijk gemaakt wat de ontwikkelingen zijn, wat de voortgang van de uitvoering is en of aanpassingen in beleid en aanpak noodzakelijk zijn. In de uitvoeringsagenda is ook de zonneladder opgenomen. 'Voorkeur voor grootschalige clustering van de productie van duurzame energie (door windmolens, eventueel in combinatie met zonnevelden) gaat boven spreiding', aldus de uitvoeringsagenda. De in de uitvoeringsagenda opgenomen Zonneladder die inzet op het 'beperken van de benutting van landbouwgrond en natuur voor de energieopwekking' is als volgt:
Toetsing aan de zonneladder
Toetsing aan voorkeur 1: zonnepanelen op daken en gevels van gebouwen. In het beleid van de gemeente Zevenaar heeft dit ook de voorkeur, daarnaast moedigt de gemeente inwoners en bedrijven aan om zonne-energie op hun daken te installeren. De gemeente Zevenaar kan niet de gehele energiebehoefte opwekken op daken en gevels of in bestaand stedelijk gebied en daarmee zijn zonneparken in het buitengebied noodzakelijk om de doelstellingen te halen. Dit komt ook naar voren in de Regionale Energie Strategie 1.0 (RES) – Arnhem-Nijmegen. De RES stelt dat om het doel van 1,62 TWh te realiseren, waarbij er eerst stevig op grootschalig zon op dak (0,49 TWh) wordt ingezet. Figuur 18, afkomstig uit het conceptbod van de RES, laat zien hoe elke gemeente in percentages bijdraagt aan doel van zon op grote daken. Daarnaast is er een digitale dashboard waarin het potentieel van daken binnen de gemeente Zevenaar is weergegeven. Deze is in te zien via: https://zon-op-dak-prvgelderland.hub.arcgis.com/pages/dashboard .
Daken zijn dus het fundament, echter met alleen zon op dak kan de ambitie in tijd en capaciteit niet worden gehaald en is er meer nodig. Tot 2030 is daarom de ambitie om (0,93 TWh) in de regionale zoekgebieden op te wekken. Het derde deel bestaat uit projecten buiten de regionale zoekgebieden (0,20 TWh), dit zijn vooral projecten die al zijn opgestart voor aanvang van de RES. 0,12 TWh van de 1,62 TWh is al gerealiseerd. Hoewel de gemeente inzet op zon op dak en onbenutte gronden zullen ook landbouwgronden noodzakelijk zijn om deze doelstellingen te halen.
Figuur 17: Verwachte opbrengst uit zon op grote dakoppervlaktes, uitgesplitst per gemeente. Concept bod RES Regio Arnhem-Nijmegen.
Toetsing aan trede 2, 3 en 4: Vanuit de “zonneladder” uit de NOVI heeft (na zonnepanelen op daken en gevels) dan het gebruik van onbenutte terreinen in bebouwd gebied de voorkeur. Deze gebieden zijn echter schaars en daarnaast heeft gemeente Zevenaar ook een woningbouwopgave in te vullen voor de komende jaren, waar deze ruimte voor benut kan worden. Gemeente Zevenaar maakt onderdeel uit van regio Arnhem-Nijmegen die staat voor een verstedelijkingsopgave. De regio moet 60.000 woningen gaan bouwen voor 2040. Zevenaar zet hierbij in op allereerst inbreiding boven uitbreiding. Dit betekent dat onbenutte gronden in het stedelijk gebied eerder aangewend zullen gaan worden ten behoeve van woningbouw. Daarmee zijn deze locaties uitgesloten voor zonneparken.
Nu natuur- en landbouwgebieden niet volledig worden uitgesloten, ligt de voorkeur volgens de zonneladder bij gronden met een andere primaire functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren of areaal in beheer van het Rijk (zoals Rijkswaterstaat, ProRail, Staatsbosbeheer), waaronder waar mogelijk bermen van spoor- en autowegen. Hieronder valt dit beoogd project niet. De voorkeursvolgorde uit de zonneladder houdt echter geen volgtijdelijkheid in. Dit houdt in dat er gekozen kan worden van het gelijktijdig benutten van gekozen mogelijkheden. Oftewel voorkeur 3 hoeft niet te zijn 'afgerond' voordat gestart mag worden met voorkeur 4. De gemeente Zevenaar is voornemens om naast dit beoogde project ook voor een zonnepark boven zachtfruit en op een zandwinplas van het planologisch regime af te wijken. Oftewel de gemeente kijkt ook naar dit soort gronden voor de realisatie van duurzame energie, maar deze is niet voldoende om aan de beleidsdoelstellingen te voldoen.
Nu blijkt dat zonneparken in het landelijk gebied onvermijdelijk zijn en in de NOVI net als in het beleid van de gemeente Zevenaar geen volgtijdelijkheid is opgenomen, gaat de voorkeur uit naar het zoeken van slimme functiecombinaties. Hierbij vindt de gemeente het belangrijk dat bepaalde gebieden vrij blijven van duurzame opwekkingsinitiatieven, of alleen onder voorwaarden. Om die reden staat de gemeente initiateven in het Gelders Natuur Netwerk in principe niet toe. De locatiekeuze voor het voorliggende zonnepark is zorgvuldig tot stand gekomen. De gronden zijn beschikbaar en het projectgebied ligt in een gebied welke door de gemeente Zevenaar is aangeduid als voorkeursgebied voor de realisatie van zonneparken (zie het gemeentelijke beleid in paragraaf 3.5.3 van deze Ruimtelijke Onderbouwing). Het projectgebied is aangemerkt als in ontwikkeling zijnde grootschalige energievoorziening. Het betreft een uitbreiding van een bestaande windturbineopstelling, waarmee aan clustering wordt gedaan. Deze clustering biedt ook efficiëntievoordelen. Het zonnepark wordt hier aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van de windturbines, wat haalbaar is. Het zonnepark is hier landschappelijk goed inpasbaar binnen de aanwezige structuren, zoals de weteringen en de wegen. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 2.2.4 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing. Er zijn dan ook geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 14 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Relevant voor de ontwikkeling van het zonnepark is dat de vraag naar elektriciteit zal blijven groeien. Vanwege de ambities voor beperking van de CO2-uitstoot is een transitie naar duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig. Voor het opwekken van energie moet voldoende ruimte gereserveerd worden. Het aandeel van duurzame energiebronnen (waaronder zon) in de totale energievoorziening moet omhoog en deze bronnen hebben relatief veel ruimte nodig.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de SVIR wordt de ambitie uitgesproken dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie vergevorderd is. De ontwikkeling van het zonnepark volgt de lijn van de SVIR en doet daarbij geen afbreuk aan de overige nationale belangen. Het zonnepark is een lokale ontwikkeling waarbij geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, Natuurnetwerk Nederland (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op de voorgenomen ontwikkeling.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De realisatie van een zonnepark past binnen de regels van het Barro en het Bro. Wel moet worden afgewogen of de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is op de voorgenomen ontwikkeling.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe "Laddersystematiek" wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.
De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Het aanleggen van een zonnepark op agrarische percelen is geen nieuw stedelijke ontwikkeling. Op basis van eerdere uitspraken van de Raad van State0F blijkt dat soortgelijke projecten die niet tot leegstand van bestaande bebouwing leiden, niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro kunnen worden aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een weg, windpark of een hoogspanningsleiding. Ook de Rechtbank Overijssel heeft in april 2018 geoordeeld dat een zonnepark geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft (zaaknummer akzwo_17_2460 en ak_zwo_17_2461). Een toets aan de 'Ladder' is daarom niet van toepassing. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt hierna wel ingegaan op de onderbouwing van de behoefte en de argumentatie achter de omvang en de locatie.
Op 28 juni 2019 is het klimaatakkoord vastgesteld. Het Kabinet heeft met het nationale klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikassen in Nederland met 49% ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. In het Klimaatakkoord staat dat in 2030 het aandeel duurzame stroom op gemiddeld 49 procent moet liggen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het te realiseren zonnepark draagt bij aan de doelstellingen in het vastgestelde klimaatakkoord.
In het Energieakkoord voor duurzame groei is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Het Energieakkoord streeft naar een kosteneffectieve uitrol van grootschalig hernieuwbare energieopwekking. Deze strategie biedt zekerheid voor investeerders. Het levert nieuwe banen op. Het lokt innovaties uit. Dit verlaagt de kosten en het draagt bij aan versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Eén van de te realiseren doelen is een toename van hernieuwbare energieopwekking naar 16% in 2023.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling levert een bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16% duurzaam opgewekte energie in 2023.
De afgelopen jaren heeft de overheid diverse doelstellingen geformuleerd betreffende het opwekken van duurzame energie. Om deze doelstellingen te behalen worden initiatieven voor het opwekken van duurzame energie gesubsidieerd. Voor de realisatie van zonneparken kan SDE++ subsidie worden aangevraagd.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De subsidie-regeling vanuit het Rijk laat zien dat het Rijk dergelijke initiatieven voor het opwekken van duurzame energie stimuleert.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskaders en wetgeving zoals benoemd in o.a. de SVIR, Barro en het Bro. Vanuit deze beleidsdocumenten en regelgeving zijn geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan het behalen van de vastgelegde doelstellingen in het Klimaatakkoord en in het Energieakkoord voor duurzame groei.
In het netwerk van het Gelders Energieakkoord werken bijna 250 Gelderse organisaties samen. Inzet is 55% minder CO2-uitstoot in 2030 en een klimaatneutrale provincie in 2050. De opwekking van duurzame stroom levert indirect een grote bijdrage aan de CO2-reductie. In 2030 moet 8,3 TWh per jaar aan duurzame stroom opgewekt worden. Daarmee wordt jaarlijks 8,5 Mt CO2-uitstoot voorkomen. Hiervoor zijn ca. 450 windturbines en 1.800 ha zonneparken noodzakelijk. Zon en wind vormen geen uitdaging meer op techniek of exploitatie maar des te meer op het sociale vlak: voldoende draagvlak geeft geaccepteerde en versnelde realisatie en vraagt inzicht in het ruimtelijk proces.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende plan draagt bij aan het doel om 1.800 ha aan zonneparken te realiseren. Hierbij is een locatie gekozen die goed landschappelijk en natuurlijk is in te passen en waarbij omwonenden een nadrukkelijke rol hebben gekregen in de vormgeving van deze inpassing van het zonnepark (zie paragraaf 2.2.8 van deze Ruimtelijke Onderbouwing). Er is een zorgvuldig omgevingsproces doorlopen en is sprake van financiële participatie. Hiermee sluit het plan aan op doelstellingen zoals geformuleerd in het Gelders Energieakkoord.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld op 19 december 2018 en in werking getreden op 1 maart 2019. In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is beleid opgenomen betreffende de energietransitie. Het energievraagstuk is een wereldwijd vraagstuk. Het gaat aan niemand voorbij en raakt iedereen, ook in Gelderland. 'Oude' manieren van energie opwekken en gebruiken hebben teveel negatieve effecten en passen niet meer. Nieuwe manieren zijn nodig. Het provinciale streven is dat Gelderland in 2050 volledig klimaatneutraal is. Het begin van verandering is er, maar het tempo en de kracht waarmee moeten flink omhoog, wil Gelderland in de toekomst schoon en gezond blijven. Er is geen tijd te verliezen.
In 2030 wil de provincie – als tussenstap – dan ook verder zijn dan landelijk is afgesproken. Forse ingrepen in de gebouwde omgeving zijn nodig om de overstap naar alternatieve, duurzame energiebronnen voor elkaar te krijgen. Om te beginnen, zet de provincie in op energiebesparing en het terugdringen van het energieverbruik door isolatie en efficiëntere toepassingen: in huizen en gebouwen, bij verkeer en vervoer, in de industrie, in de landbouw. Daarnaast zet de provincie in op duurzame opwekking. Wind, zon, biomassa, waterstof, geo- en aquathermie en waterkracht; ze zijn allemaal van belang en nodig. De provincie stimuleert de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën. En: de provincie pakt de kansen die dit biedt voor de werkgelegenheid door de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt op dit vlak te versterken. Voor het opwekken, opslaan en transporteren van duurzame energie is ruimte nodig; veel ruimte. Windturbines, zonneparken, warmtecentrales, (mest)vergisters, waterkrachtcentrales moeten een plek krijgen in het Gelderse landschap, wil de provincie de ambitie halen. In de bodem zoekt de provincie naar mogelijkheden voor het benutten van aardwarmte (geothermie). Dit raakt de leefomgeving van alle Gelderlanders en kan botsen met sterke Gelderse kwaliteiten – zoals de natuur, het rivierenlandschap met haar uiterwaarden, het zicht op het mooie erfgoed.
Tegelijkertijd ontbreekt het in de Gelderse steden vaak aan ruimte om duurzame alternatieven in te passen. De provincie ziet al veel, en steeds meer, energie-initiatieven van onderop komen: zonneakkers, windmolens. Deze initiatieven wil de provincie verder ontwikkelen. Maar er is meer nodig: een gezamenlijke regionale aanpak. Samen met partners moet de provincie bepalen waar de noodzakelijke extra meters gemaakt kunnen worden en waar initiatieven zich niet en waar wel kunnen ontwikkelen en onder welke voorwaarden, bijvoorbeeld langs wegen of op vrijgekomen landbouwgronden. Niet zomaar en overal, maar met oog voor de kwaliteiten die Gelderland uniek maken. Hier zet de provincie zich in en pakt door, als dat nodig is.
Ruimtelijk beleid
In de Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland locaties aangewezen waar zonneparken mogelijk zijn, niet mogelijk zijn en mogelijk zijn onder voorwaarden. Ontwikkeling van zonneparken is bijvoorbeeld niet mogelijk in Weidevogelgebieden en in het Gelders Natuurnetwerk. Onder voorwaarden zijn zonneparken bijvoorbeeld mogelijk in de Groene Ontwikkelingszone. Locaties waar grote zonneparken mogelijk zijn bestaan uit gebieden waar de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen. Dit is weergegeven op de themakaart 'Ruimtelijk beleid'. Het voorliggende projectgebied behoort tot een gebied die aangewezen is als gebied waar zonneparken onder voorwaarden mogelijk zijn. Dit is te zien op de themakaart 'Ruimtelijk beleid', weergegeven in figuur 18. Het 'onder voorwaarden' is opgenomen gezien de ligging in 'Nationaal Landschap'.
Figuur 18: Uitsnede themakaart 'Ruimtelijk beleid' (bron: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland).
Op deze plek is de realisatie van grote zonneparken mogelijk, mits deze de kernkwaliteiten van het landschap niet aantasten. Het projectgebied maakt onderdeel uit van een waardevol open gebieden (zie figuur 19) waarbij de grootschalige openheid als de belangrijkste kernkwaliteit is aangeduid. Daarom geldt als uitgangspunt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorgenomen plan voor de realisatie van Zonnepark Bijvanck tast de grootschalige openheid niet aan. Met het voorliggende plan wordt een tijdelijk zonnepark gerealiseerd. Door te kiezen voor een relatief lage opstelling van de constructie met panelen van maximaal 2 meter en niet te kiezen voor te hoge beplanting (maximaal 2,5 meter), blijft de kenmerkende openheid in het gebied behouden. Men kan over deze panelen kijken van een afstand, waardoor de openheid van het landschap gewaarborgd blijft. De ruime afstand vanaf de beleefplekken zorgt er ook voor dat het zonnepark minder als een obstakel wordt ervaren.
Natuur- en landschapsbeleid
Een compact een hoogwaardig netwerk van onderling verbonden natuurgebieden is het streven voor de provincie Gelderland. Versterking en behoud van het landschap liggen hier aan ten grondslag. In Gelderland zijn bepaalde gebieden aangewezen voor bescherming van de omgevingscondities, natuurwaarden en potentiële waarden. Deze gebieden behoren tot het Gelders Natuurnetwerk (en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van provinciaal, nationaal en internationaal belang dat dient als ecologische verbindingszone. De gebieden zijn ook onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In het Gelders Natuurnetwerk is het niet mogelijk om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren, tenzij deze een substantiële bijdrage leveren aan het algemeen belang. In de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn wel ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk indien deze samengaan met de ontwikkeling van natuur. De weidevogelgebieden, ecologische verbindingszones en rustgebieden voor winterganzen maken deel uit van de GO. Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van beschermde natuurgebieden (zie figuur 19), maar grenst wel aan GNN-gebied. Dit betreffen de singel en het bosje aan de zuidkant van het projectgebied, op circa 4 meter afstand. In de noordoosthoek grenst het projectgebied aan GO-gebied.
Figuur 19: Uitsnede themakaart natuur- en landschapsbeleid (bron: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het Natuurnetwerk betreft in Gelderland een louter planologische bescherming van de aangewezen gebieden zelf en kent geen externe werking. Met het voorliggende plan wordt het GNN-gebied en GO-gebied niet aangetast.
Een Omgevingsverordening is een juridische vastlegging van de onderdelen behorende tot de Omgevingsvisie. Hierin stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Provinciale Staten van Gelderland hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Op 19 december 2018 zijn de meest recente wijzigingen in de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze wijzigingen zijn op 1 maart 2019 in werking getreden. De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Over zonneparken laat de Omgevingsverordening zich niet specifiek uit. De provincie Gelderland heeft de besluitvorming en uitvoering van het beleid voor zonneparken neergelegd bij de gemeenten. Wel is het relevant dat het projectgebied 'Waardevol open gebied' ligt (zie figuur 20). Op grond van artikel 2.55, lid 1, maakt een bestemmingsplan binnen dit gebied geen bestemming mogelijk die de openheid van een waardevol gebied aantast (ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan).
Met het voorliggende plan worden een tijdelijk zonnepark gerealiseerd. Door te kiezen voor een relatief lage opstelling van de constructie met panelen van maximaal 2 meter hoog, en niet te kiezen voor te hoge beplanting (maximaal 2,5 meter), blijft de kenmerkende openheid in het gebied behouden. Men kan over deze panelen kijken van een afstand, waardoor de openheid van het landschap gewaarborgd blijft. De ruime afstand vanaf de beleefplekken zorgt er ook voor dat het zonnepark minder als een obstakel wordt ervaren.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat het voorliggende plan past binnen de geldende Omgevingsverordening.
Figuur 20: Uitsnede themakaart 'Landschap' (bron: Omgevingsverordening Gelderland).
Momenteel is Actualisatieplan 8 in procedure. Actualisatieplan 8 zorgt ervoor dat de provinciale Omgevingsverordening helemaal voldoet aan de eisen, de taal en de bedoelingen van de Omgevingswet. En de provincie voert een aantal inhoudelijke wijzigingen door op het gebied van natuur, water, zwemwater, zonnevelden, provinciale wegen en glastuinbouw.
Met betrekking tot zonneparken zijn de artikelen 5.73 en 5.74 relevant.
Artikel 5.73 (oogmerk instructieregels over zonneparken)
Deze paragraaf is opgenomen met het oog op:
a. de bijdrage van zonne- en windenergie aan de energie-transitie;
b. zorgvuldig ruimtegebruik;
c. het behouden en versterken van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied.
Artikel 5.74 (gebieden of locaties voor zonneparken)
Lid 1
Als een omgevingsplan zonneparken in het buitengebied mogelijk maakt, wordt met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik rekening gehouden met:
a. de behoefte aan energieopwekking met zonne-energie;
b. de mogelijkheden om binnen het stedelijk gebied en op daken van gebouwen in die behoefte te voorzien;
c. de mogelijke nadelige gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit van gebieden of locaties waar zonneparken mogelijk zijn;
d. de samenhang met het omringende landschap;
e. de consequenties voor het elektriciteitsnet; en
f. het huidige grondgebruik.
Lid 2
Het omgevingsplan verzekert een gebruikstermijn van maximaal 25 jaar en dat na beëindiging van het gebruik het zonnepark wordt verwijderd.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Er bestaat een behoefte om te komen tot een duurzame energievoorziening. Deze behoefte staat onder andere aangegeven in de Regionale Energiestrategie Arnhem Nijmegen (zie paragraaf 3.4.2 van deze Ruimtelijke Onderbouwing) en in het Coalitieprogramma 2018-2022 'Vernieuwend Verder' van de gemeente Zevenaar. In dit coalitieprogramma is vastgelegd om in 2040 energieneutraal te zijn. Om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken om te kunnen voldoen aan de ambities die zijn verwoord in overheidsbeleid, zijn zonneparken noodzakelijk. In de Regionale Energiestrategie Arnhem Nijmegen en in het gemeentelijke 'Toets- en afwegingskader grootschalige duurzame energieopwekking (zon en wind)' is onderbouwd dat de realisatie van zonneparken noodzakelijk is, in aanvulling op onder andere maatregelen voor energiebesparing en zonnepanelen op daken. Hierbij wordt in eerste instantie ruimte geboden aan 4 zonneparken in de gemeente Zevenaar.
De locatiekeuze voor het voorliggende zonnepark is zorgvuldig tot stand gekomen. De gronden zijn beschikbaar en het projectgebied ligt in een gebied welke door de gemeente Zevenaar is aangeduid als voorkeursgebied voor de realisatie van zonneparken (zie het gemeentelijke beleid in paragraaf 3.5.3 van deze Ruimtelijke Onderbouwing). Het projectgebied is aangemerkt als in ontwikkeling zijnde grootschalige energievoorziening. Het betreft een uitbreiding van een bestaande windturbineopstelling, waarmee aan clustering wordt gedaan. Deze clustering biedt ook efficiëntievoordelen. Het zonnepark wordt hier aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van de windturbines, wat haalbaar is.
Het zonnepark is hier landschappelijk goed inpasbaar binnen de aanwezige structuren, zoals de weteringen en de wegen. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 2.2.4 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing. Er zijn dan ook geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit.
Momenteel is het projectgebied nog agrarisch in gebruik. Dit agrarische gebruik wordt gedurende de looptijd van het zonnepark (25 jaar) gestaakt. Na het uitvoeren van de werkzaamheden ter oprichting van het zonnepark zal de bodem verder niet worden aangetast. Realisatie van een zonnepark, met gedeeltelijk een kruidenrijk grasland als vaste onderbegroeiing, kan op deze plek voor de komende decennia een stabiele situatie bieden waar geen chemicaliën (kunstmest of gewasbeschermingsmiddelen) worden toegepast. Dit biedt kansen voor verbetering van het bodemleven, de bodemstructuur, verbetering van het zelfreinigend vermogen en daarnaast extra habitat voor bestuivers en plaagbestrijders. Onder de panelen kan het water ook infiltreren, vanwege het feit dat er 2 centimeter ruimte wordt aangehouden rondom de individuele panelen op stellages. Het water stroomt zo niet alleen aan de onderkant van de stellages, maar ook aan de bovenkant en in de middelste delen van stellages. Er zijn derhalve geen nadelige effecten voor de bodem te verwachten. Na ontmanteling van het zonnepark, na 25 jaar, wordt het projectgebied weer agrarisch in gebruik genomen.
De looptijd van het zonnepark betreft 25 jaar. Hierna wordt het zonnepark ontmanteld. Dit wordt o.a. geborgd in de te verlenen Omgevingsvergunning en dit is ook opgenomen in het bijgevoegde 'Levenscyclusplan Pure Energie ZP Bijvanck B.V.' (zie Levenscyclusplan Zonnepark Bijvanck).
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciaal beleid en de regelgeving. Het plan geeft invulling aan de verduurzamingopgave en tast geen kernkwaliteiten van het landschap aan.
Gemeente Zevenaar heeft samen met nog 19 gemeenten binnen de regio Arnhem-Nijmegen een gezamenlijke routekaart vastgesteld voor de energietransitie in de regio. Alle gemeenten dragen het doel om in 2050 energie neutraal te zijn. Dit betekent dat alle energie die in 2050 in de gemeente gebruikt wordt (inclusief de energie voor verkeer en vervoer, excl. de energie voor consumptie, zoals vliegreizen en vleesconsumptie), met hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt waarbij de voorkeur wordt gegeven aan opwekking binnen de eigen regio. Een goede regionale samenwerking is essentieel, aangezien de energietransitie versneld moet worden er is daarom een 10 punten plan opgesteld die ter aanvulling dient op wat er nu al gebeurt. De 10 maatregelen en punten voor regionale samenwerking zijn:
1. Besluit tot nieuwbouw aardgasloos, een harde randvoorwaarde bij bouwvergunningen;
2. Goede voorbeeld geven door energie audit / energie plan en duurzaam inkopen /fair trade;
3. Kom met een warmtetransitieplan bestaande bouw rond uitfaseren aardgas en alternatief;
4. Kom met een regionale aanpak inplannen windenergie en zonnevelden in landschap;
5. Zorg voor een omgevingsdienst die bedrijven met wortel/stok aanzet tot besparen;
6. Zorg voor een planning, samen met energiedistributiebedrijf, voor E-infrastructuur auto's;
7. Zorg voor bewustwording, urgentie en handelingsperspectief voor inwoners en bedrijven;
8. Ga met mainstream doelgroepen onder inwoners en bedrijven aan de slag;
9. Sluit convenanten met bedrijven en organisaties over aanpak energietransitie;
10. Activeren en zet maatschappelijke organisaties (co-creatie) en bedrijven (platforms) in.
Het voorliggende plan voorziet in een zonnepark in het landschap (in het buitengebied van de gemeente Zevenaar). Deze ontwikkeling, waarbij het uiteindelijke plan in goede samenwerking tussen initiatiefnemers en omwonenden en andere belanghebbenden tot stand is gekomen en voorziet in duurzame energie, past binnen de energieagenda.
In 2019 is het nationaal Klimaatakkoord gesloten. Het is de Nederlandse uitwerking van de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). Nederland is opgedeeld in 30 energie-regio's op initiatief van gemeenten, provincies en waterschappen. Elke gemeente, provincie en ook hoogheemraadschap/waterschap werkt op dit moment binnen deze regio's samen met stakeholders aan een Regionale Energiestrategie (RES). De RES is een instrument om gezamenlijk te komen tot keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor benodigde opslag en energie infrastructuur. De gemeente Zevenaar maakt onderdeel uit van RES Arnhem Nijmegen. Hierin zijn 16 gemeenten vertegenwoordigd, de provincie, de waterschappen, en netbeheerder Liander. Samen met maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners uit de regio is een plan opgesteld waarin staat hoeveel schone energie in 2030 binnen deze regio opgewekt moet worden en waar dit moet gebeuren. Dit plan heet RES 1.0. Er dient nog besluitvorming over plaats te vinden.
De regio wil in 2030 circa 1,62 TWh duurzame energie opwekken (het bod). Hierin is 1,16 TWh uit zonne-energie (bestaande uit 0,66 TWh uit zonnepark en 0,49 TWh grootschalig zon op dak) en 0,47 TWh aan windenergie opgenomen, op basis van de mogelijkheden die gemeenten op dit moment zien. De RES 1.0 koerst hierbij af op 38 windturbines en 1065 hectare zonnepanelen.
In de afgelopen maanden is daarbij een set richtinggevende ruimtelijke afspraken ontwikkeld. Daarmee kan worden voorkomen dat windmolens en zonneparken als confetti verspreid worden over het mooie, kostbare landschap in de regio. De afspraken zijn ook bedoeld voor het behoud van natuur en het beperken van de overlast voor inwoners. Ten slotte helpen de afspraken om duidelijkheid te geven aan initiatiefnemers van nieuwe zon- en windprojecten. De afspraken zijn de uitkomst van een zorgvuldig traject met ambtenaren, bestuurders en een geselecteerde groep stakeholders. Relevante afspraken (voor het voorliggende project) zijn om wind en zon te combineren en een koppeling te maken met ruimtelijke kwaliteit. Tot slot is het een belangrijk uitgangspunt om het opwekken van elektriciteit samen met de samenleving te doen en te combineren met andere onderwerpen zoals biodiversiteit, cultuurhistorie, mobiliteit en landbouw.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende project, Zonnepark Bijvanck, draagt bij aan het behalen van het opwekken 1,62 TWh aan duurzame energie, waarbij 0,66 TWh uit zonneparken moet komen. Met het voorliggende plan worden aangesloten op twee reeds gerealiseerde windturbines aan de zuidkant van het projectgebied en de realisatie van het zonnepark wordt gekoppeld met ruimtelijke kwaliteit. Het zonnepark wordt zorgvuldig landschappelijk en natuurlijk ingepast en ingericht en de biodiversiteit wordt versterkt. Het plan is in een zorgvuldig doorlopen omgevingsproces tot stand gekomen (zie paragraaf 2.2.8).
In het Coalitieprogramma 2018-2022 heeft de gemeente Zevenaar vastgelegd in 2040 energieneutraal te willen zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling levert een bijdrage aan de doelstelling van de gemeente Zevenaar om in 2040 energieneutraal te zijn.
Op 20 juni 2013 is de Structuurvisie Zevenaar voor 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Zevenaar is het ontwikkelingskader van de gemeente Zevenaar tot 2030. De visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de gemeente Zevenaar tot 2030. Het geeft een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkelingen met een ruimtelijke component voor de periode tot 2030. De Structuurvisie is het integrale kompas voor toekomstig beleid van de gemeente Zevenaar.
Het buitengebied van de gemeente Zevenaar kent verschillende functies die naast elkaar kunnen bestaan. De identiteit van de verschillende deelgebieden van Zevenaar biedt ruimte voor gebiedskenmerkende ontwikkelingen.
De kernopgaven genoemd in de structuurvisie zijn verbinden, diversiteit en kwaliteit. Verbinden heeft daarbij betrekking zowel op fysiek-ruimtelijke als sociale connecties. Sociaal kunnen onder andere de gevoelsmatige verbinding tussen noord en zuid Zevenaar verbeterd worden en liggen er kansen om partijen die bijdragen aan de leefbaarheid van de gemeente met elkaar te verbinden. Fysiek-ruimtelijk draait het om het verbinden van deelgebieden en het bereikbaar houden van voorzieningen, maar ook zijn verbindingen nuttig om versnippering tegen te gaan en gebiedskwaliteiten te aggregeren. Hieronder vallen dan ook het versterken van voor de natuur belangrijke gebieden (bijvoorbeeld ecologische verbindingszones) en de fysieke aaneenschakeling van gebieden om de recreatiefunctie te ondersteunen. De volgende kernopgave in Zevenaar is het inzetten op diversiteit in leefmilieus, voorzieningen en landschappen en het behouden daarvan. Tenslotte wordt er gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving, waarbij zorgvuldig wordt omgegaan met de lokale 'parels' en bij elke ruimtelijke ontwikkeling wordt gelet op duurzaamheid, belevingswaarde, veiligheid, gezondheid en bereikbaarheid.
Per deelgebied zijn verschillende opgaven benoemd. De relevante opgaven voor het buitengebied zijn:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het projectgebied ligt in 'Het Broek', op de grens met 'Het landschap van de IJssel' (zie figuur 21). Met de realisatie van Zonnepark Bijvanck wordt (naast het opwekken van duurzame energie) ingezet op een goede landschappelijke inpassing en biodiversiteitswinst, in aansluiting op GNN-gebied. Ten zuidwesten langs de Didamse Wetering is een houtsingel en een populierenbosje aanwezig. De singel en het bosje zijn onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Door aan te sluiten op deze structuur met struweelbeplanting ontstaat er hier een betere ecologische verbinding. De landschappelijke en natuurlijk inrichting van het zonnepark bedraagt 25% van het totale projectgebied en dat is nog exclusief de paden tussen de rijen panelen. Er wordt gebruik gemaakt van inheems plantmateriaal en ten behoeve van de biodiversiteit en het foerageergebied van de das wordt ingezet op het aanleggen en stimuleren van greppels met een goed ontwikkelde water -en oevervegetatie, waarmee ook een beter habitat wordt gecreëerd voor amfibieën, insecten en dagvlinders.
Oude landschapsstructuren in het rivierenlandschap worden teruggebracht en versterkt. Landschappelijke lijnen worden geaccentueerd door opgaande beplanting toe te passen (onder andere door toepassing van haag, struweel en knotwilgen). Het gedeeltelijk herstellen van de oude (sloten)verkaveling draagt bij aan het herstel van het oorspronkelijke kleinschalige landschap, en draagt bij aan het herstel van het natte karakter van het rivierenlandschap.
Er loopt een bestaand klompenpad nabij het projectgebied. Daarmee wordt een verbinding gemaakt door een informatiebord te plaatsen aan het begin van de ontsluitingsweg. Op dit bord wordt toelichting gegeven over het wind- en zonnepark en de combinatie daartussen. Zo wordt voor de passant duidelijk wat er zich achter de groene inpassing afspeelt en welke ecologische ontwikkeling er heeft plaatsgevonden.
Aan de westzijde van het zonnepark bestaat de mogelijkheid om via een onverhard pad langs het zonnepark te kunnen lopen. Het pad ligt aan de buitenrand van het zonnepark, dus niet in het zonnepark zelf. Het pad is vrij toegankelijk, zodat wandelaars ook de landschappelijke en natuurlijke elementen kunnen beleven. Er wordt geen verharding aangelegd ten behoeve van het pad: er wordt vooral gezorgd dat er een zone beschikbaar is waarover wandelaars zich kunnen bewegen, over een vrije strook van kruidenrijk grasland. Het pad is geen onderdeel van een wandelroute of iets soortgelijks. Door dit gebruik lijden de landschappelijke en natuurlijke waarden hier geenszins onder. Het pad loopt langs het zonnepark en particulier terrein, waar soms vee loopt. Om de natuur op het zonnepark en het vee op het naastgelegen terrein niet te verstoren en verspreiding van dierziekten te voorkomen zijn honden verboden.
Het plan wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast en staat de ontwikkeling van de agrarische sector niet in de weg. Hoewel agrarische gronden worden gebruikt, worden de ontwikkelingsruimte van omliggende agrarische bedrijven niet aangetast met het voorliggende plan.
Figuur 21: Landschapstypen Zevenaar, waarbij met rode pijl de ligging van projectgebied Zonnepark Bijvanck is weergegeven (bron: Structuurvisie gemeente Zevenaar).
Inleiding
Op 13 mei 2020 heeft de Zevenaarse gemeenteraad het 'Toets- en afwegingskader grootschalige duurzame energieopwekking (zon en wind)' vastgesteld. De gemeente Zevenaar heeft als doel om in 2040 energieneutraal te zijn. Volgens het kader zijn wind- en zonne-energie in de gemeente Zevenaar op dit moment de best bewezen technieken van duurzame energie die beschikbaar zijn. De gemeente moet gaan beginnen met de opgave die er ligt. Wachten op alternatieven en niets doen is geen optie. In het kader staat beschreven in welke gebieden en onder welke voorwaarden in onze gemeente duurzame energieprojecten kunnen worden toegestaan. Met het kader kunnen verzoeken voor plaatsing van windturbines en zonneparken worden beoordeeld.
Het afwegingskader betreft de volgende afwegingsaspecten:
Gelders Natuurnetwerk of Natura 2000
De gemeente Zevenaar wil in principe geen initiatieven mogelijk maken die zijn gelegen in Natura2000-gebieden en Gelders Natuurnetwerk-gebieden.
Het voorliggende initiatief ligt niet in Natura2000-gebied en/of in GNN-gebied. Het projectgebied grenst wel aan GNN-gebied. Dit betreffen de singel en het bosje aan de zuidkant van het projectgebied, op circa 4 meter afstand. In de noordoosthoek grenst het projectgebied aan GO-gebied (zie figuur 18). Met het voorliggende plan wordt de kwaliteit en de omvang van deze gebieden echter niet aangetast. Zie hiertoe ook paragraaf 4.2.
Voorkeursgebied
De gemeente Zevenaar heeft voorkeursgebieden aangewezen waar windturbines en zonneparken gerealiseerd kunnen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld gebieden langs de A12. Daarnaast wordt als voorkeursgebied ook aangemerkt de gebieden waar al sprake is van een bestaande dan wel in ontwikkeling zijnde grootschalige energievoorzieningen. Dus uitbreiding van een bestaande windturbineopstelling of zonnepark, al dan niet gelegen op de grens met de buurgemeenten. Hierbij gaat de gemeente uit van clustering. Er is een voorkeur voor enkele grote locaties in gebieden waar dit verhoudingsgewijs goed past.
Het projectgebied voor Zonnepark Bijvanck is gelegen in een voorkeursgebied (zie figuur 22). Dit betreft een relatief grootschalig gebied, waar reeds windturbines zijn gerealiseerd. Met Zonnepark Bijvanck wordt aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van de windturbines (cablepooling).
Figuur 22: Ligging voorkeursgebieden voor zonneparken en windturbines, waarbij moet groene pijl de projectlocatie van Zonnepark Bijvanck is aangegeven (bron 'Toets- en afwegingskader grootschalige duurzame energieopwekking (zon en wind)').
Landschappelijke en functionele inpassing
Bij de landschappelijke inpassing moet rekening worden gehouden met het type landschap waar het project in wordt gerealiseerd. Voor Zonnepark Bijvanck betreft dit het landschapstype 'IJsselzone', en specifiek een rivierkomvlakte. In de gemeente Zevenaar mag bij zonneparken maximaal 80% van het besluitgebied worden gebouwd. De ruimtelijke inpassing van het zonnepark moet daarbij recht doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de locatie en de omgeving. Het ontwerp moet aansluiten op de kenmerken van het gebied en respecteert de aanwezige waarden zoals waardevolle verkavelingsstructuren, landschapselementen, waardevolle zichtlijnen. Waardevolle kenmerken kunnen ook worden versterkt door aanleg en inpassing van zonneparken. Het ontwerp is er op gericht om zoveel mogelijk (potentiële) negatieve ruimtelijke effecten te voorkomen door rekening te houden met de kavelstructuur, korrelgrootte, schittering e.d. Er moet sprake zijn van een optimale ruimtelijke inpassing, waarbij het landschap leidend is.
Voor het voorliggende initiatief is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie het bijgevoegde 'Landschappelijk inpassingsplan Zonnepark Bijvanck, april 2021' (Landschappelijk inpassingsplan Zonnepark Bijvanck). Hierin is weergegeven en onderbouwd dat het zonnepark op zorgvuldige wijze landschappelijk en functioneel wordt ingepast. Oude landschapsstructuren in het rivierenlandschap worden teruggebracht en versterkt. Landschappelijke lijnen worden geaccentueerd door opgaande beplanting toe te passen (onder andere door toepassing van haag, struweel en knotwilgen). Door lage (tot 2,5 meter hoog) opgaande groenstructuren langs en haaks op de Didamse Wetering te plaatsen, aansluitend op het Gelderse Natuurnetwerk, blijven de belangrijkste zichtlijnen vanuit de noordelijke woningen en de Ganzepoelweg zoveel mogelijk behouden. Deze groenstructuren zorgen daarnaast voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark, gaan de schittering van zonlicht op de Ganzepoelweg en nabijgelegen paardenhouderij (aan de zuidkant) tegen en dragen bij aan het herstel van het cultuurhistorische landschap van het rivierengebied.
Door te kiezen voor een relatief lage opstelling van de constructie met panelen van maximaal 2 meter hoogte, en niet te kiezen voor te hoge beplanting (maximaal 2,5 meter), blijft de kenmerkende openheid in het gebied behouden. Men kan over deze panelen kijken van een afstand, waardoor de openheid van het landschap gewaarborgd blijft. De ruime afstand vanaf de beleefplekken zorgt er ook voor dat het zonnepark minder als een obstakel wordt ervaren.
Het gedeeltelijk herstellen van de oude (sloten)verkaveling draagt bij aan het herstel van het oorspronkelijke kleinschalige landschap, en draagt bij aan het herstel van het natte karakter van het rivierenlandschap.
De landschappelijke en natuurlijk inrichting van het zonnepark bedraagt 25% van het totale projectgebied en dat is nog exclusief de paden tussen de rijen panelen.
Bijdrage aan duurzaamheid
De gemeente Zevenaar hecht niet alleen waarde aan een energie neutrale gemeente in 2040, maar ook aan duurzaamheid. Dit betekent dat de gemeente initiatiefnemers en ontwikkelaars gaat stimuleren om elke fase van het proces zo duurzaam mogelijk te werken. Een voorwaarde die dan ook wordt gesteld bij elk concreet initiatief is dat er een levenscyclusplan moet worden aangeleverd. Hierin staat hoe het initiatief wordt aangelegd, beheerd en weer wordt afgebroken.
Initiatiefnemer van Zonnepark Bijvanck heeft een levenscyclusplan opgesteld, waarin wordt ingespeeld op goed beheer en het zoveel mogelijk duurzaam werken. Dit levenscyclusplan is als bijlage opgenomen ('Levenscyclusplan Pure Energie ZP Bijvanck B.V.' (Bijlage 5).
Meervoudig ruimtegebruik
Locaties met initiatieven waar meervoudig en/of slim ruimtegebruik bij het zonnepark of windturbines is toegepast, vindt de gemeente kansrijk. Onder meervoudig ruimtegebruik wordt het volgende verstaan: Een initiatiefnemer combineert actief twee functies, waarbij meerdere doelen worden nagestreefd. De eerste functie is daarbij al bestaand. Voorbeelden hiervan zijn: zonnepanelen boven parkeerterreinen en zonnepanelen in combinatie met landbouw/fruitteelt/veeteelt.
In het voorliggende plan wordt aangesloten bij de windturbines die al in het projectgebied liggen. Het zonnepark wordt aangesloten op de elektriciteitsaansluiting van deze windturbines (cablepooling).
Daarnaast wordt met het voorliggende initiatief (naast het opwekken van duurzame energie) fors ingezet op een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing en inrichting en biodiversiteitswinst, in aansluiting op GNN-gebied. Ten zuidwesten langs de Didamse Wetering is een houtsingel en een populierenbosje aanwezig. De singel en het bosje zijn onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Door aan te sluiten op deze structuur met struweelbeplanting ontstaat er hier een betere ecologische verbinding. De landschappelijke en natuurlijk inrichting van het zonnepark bedraagt 25% van het totale projectgebied en dat is nog exclusief de paden tussen de rijen panelen. Er wordt gebruik gemaakt van inheems plantmateriaal en ten behoeve van de biodiversiteit en het foerageergebied van de das wordt ingezet op het aanleggen en stimuleren van greppels met een goed ontwikkelde water -en oevervegetatie, waarmee ook een beter habitat wordt gecreëerd voor amfibieën, insecten en dagvlinders.
Op zoek naar een ontwerp met meerwaarde
De gemeente Zevenaar daagt initiatiefnemers en ontwikkelaars uit om op zoek te gaan naar de meerwaarde van deze ruimtelijke ontwikkeling / transformatie. Dit geldt voor alle locaties. Ruimtelijke inpassing (als onderdeel van ruimtelijke kwaliteit) is een basiskwaliteit. Een meerwaarde is een duidelijke plus ten opzichte van de basiskwaliteit en/of vergelijkbare ontwikkelingen. Het gaat hierbij om ruimtelijke, maatschappelijke en natuurdoelen. Voorbeelden hiervan zijn extra natuurmaatregelen, een educatiecentrum, paden t.b.v. recreatie buiten eigen plangebied.
Zoals hiervoor aangegeven wordt met het voorliggende initiatief (naast het opwekken van duurzame energie) fors ingezet op een goede landschappelijke inpassing en biodiversiteitswinst, in aansluiting op GNN-gebied. Zo wordt o.a. ingezet op het versterken van het leefgebied van de das.
Er loopt een bestaand klompenpad nabij het projectgebied. Daarmee wordt een verbinding gemaakt door een informatiebord te plaatsen aan het begin van de ontsluitingsweg. Op dit bord wordt toelichting gegeven over het wind- en zonnepark en de combinatie daartussen. Zo wordt voor de passant duidelijk wat er zich achter de groene inpassing afspeelt en welke ecologische ontwikkeling er heeft plaatsgevonden.
Aan de westzijde van het zonnepark bestaat de mogelijkheid om via een onverhard pad langs het zonnepark te kunnen lopen. Het pad ligt aan de buitenrand van het zonnepark, dus niet in het zonnepark zelf. Het pad is vrij toegankelijk, zodat wandelaars ook de landschappelijke en natuurlijke elementen kunnen beleven. Er wordt geen verharding aangelegd ten behoeve van het pad: er wordt vooral gezorgd dat er een zone beschikbaar is waarover wandelaars zich kunnen bewegen, over een vrije strook van kruidenrijk grasland. Het pad is geen onderdeel van een wandelroute of iets soortgelijks. Door dit gebruik lijden de landschappelijke en natuurlijke waarden hier geenszins onder. Het pad loopt langs het zonnepark en particulier terrein, waar soms vee loopt. Om de natuur op het zonnepark en het vee op het naastgelegen terrein niet te verstoren en verspreiding van dierziekten te voorkomen zijn honden verboden.
Betrokkenheid omgeving
Draagvlak en participatie maken onderdeel uit van het afwegingskader. Het gaat onder andere om de mogelijkheid om inbreng te hebben en de effectiviteit ervan. Verschillende ideeën en perspectieven moeten daadwerkelijk een kans krijgen. De omgevingsdialoog staat centraal. Dit betekent niet dat er 100% overeenstemming moet zijn, maar keuzes zijn helder en gemotiveerd. Duidelijk is dat de minderheid is gehoord. De gemeente Zevenaar hanteert bij participatie de volgende uitgangspunten:
Met het voorliggende plan is actief ingezet op financiële participatie. Zo wordt Energiecoöperatie ZDZS mede-eigenaar van dit zonnepark. Naast het lokaal eigenaarschap komt er ook een Omgevingsfonds dat wordt gevoed uit Zonnepark Bijvanck. Ook worden er nog andere mogelijkheden geboden. Dit is nader beschreven en onderbouwd in paragraaf 2.2.9 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing.
Actief omgevingsmanagement
Initiatiefnemers zorgen dat de gemeenschap vroegtijdig en voldoende betrokken wordt bij de ontwikkeling en exploitatie van het project. De gemeenschap moet een actieve rol krijgen in het proces en daadwerkelijk invloed kunnen hebben op de vormgeving en ontwikkeling van het project. De wijze waarop de initiatiefnemer dit gaat doen wordt voorafgaand aan het project aan de gemeente ter goedkeuring voorgelegd. De initiatiefnemer stelt hiervoor een communicatie- en participatieplan op.
Initiatiefnemers van Zonnepark Bijvanck zetten in op een actief omgevingsmanagement. Hiertoe is een communicatie- en participatieplan opgesteld, die is uitgevoerd. Dit 'Communicatie- en participatieplan Zonnepark Bijvanck' is bijgevoegd (Communicatie- en participatieplan Zonnepark Bijvanck). In dit communicatie- en participatieplan is uitgebreid weergegeven hoe initiatiefnemers het zonnepark in samenspraak en afstemming met omwonenden en andere belanghebbenden realiseren. Hiertoe is o.a. een werkgroep ingericht waaraan omwonenden uit het gebied kunnen deelnemen. Op de website www.zonneparkbijvanck.nl is nadere informatie over het project opgenomen, waaronder informatie betreffende het omgevingsproces.
Maatschappelijke kosten (betaalbaarheid/efficiënt netgebruik
Door ook de groei van duurzame opgewekte elektriciteit zal de bestaande infrastructuur extra belast worden. Door al deze ontwikkelingen is onvermijdelijk dat delen van het huidige elektriciteitsnet verzwaard moeten worden. Deze noodzakelijke verzwaringen zal forse kosten met zich meebrengen, dat door ons allen wordt betaald. Door goede regie op locaties en verslimming van het net kan dat zo kostenefficiënt en gericht mogelijk gebeuren. Als het hard waait dan schijnt de zon meestal niet, en omgekeerd. Waar zonnepanelen en windmolens dicht bij elkaar staan, is nog maar één aansluiting nodig in plaats van twee. Hierdoor worden de pieken in het net minder waardoor het net stabieler wordt en het net efficiënter wordt gebruikt. Verder zal er een beter economisch rendement zijn en zullen er minder kosten nodig zijn voor netverzwaring.
Binnen het projectgebied van Zonnepark Bijvanck liggen twee windturbines. Het zonnepark wordt aangesloten op de aansluiting van deze windturbines, waarmee de genoemde maatschappelijke voordelen bereikt worden.
Fasering
De gemeenteraad van Zevenaar heeft besloten dat twee initiatieven uit de voorkeursgebieden in behandeling genomen worden. Tevens worden er twee initiatieven in behandeling genomen die niet in de voorkeursgebieden vallen.
Het voorliggende initiatief ligt in een voorkeursgebied en is door de gemeente in behandeling genomen.
Conclusie
Het voorliggende plan Zonnepark Bijvanck voldoet aan het Toets- en afwegingskader grootschalige energieopwekking (zon en wind).
Voorliggend plan sluit aan bij de ambities van de gemeente Zevenaar op het gebied van duurzaamheid en zonne-energie. Het zonnepark wordt op een zorgvuldige manier ingepast binnen de omgeving, met oog voor de karakteristieke waarden van het landschap en ontwikkelkansen. Het plan past binnen het gemeentelijke 'Toets- en afwegingskader grootschalige duurzame energieopwekking (zon en wind)'.
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van soorten, de bescherming van gebieden en de bescherming van houtopstanden.
Soortenbescherming
De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de Wet Natuurbescherming. Hiertoe is een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Het onderzoek ('Quickscan Wet natuurbescherming, locatie 1 (omgeving Ganzepoelweg) te Zevenaar') is als document toegevoegd bij deze Ruimtelijke Onderbouwing (Bijlage 6). Hierna volgen de belangrijkste conclusies.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in de tabel zoals is weergegeven in figuur 22. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Figuur 23: Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen.
Met betrekking tot soortbescherming komen enkele punten naar voren:
De aanleg van Zonneparck Bijvanck wordt gerealiseerd buiten het broedseizoen en er wordt rekening gehouden met de zorgplicht. Er wordt geen verlichting aangebracht in en om het zonnepark. Het voorliggende plan is uitvoerbaar betreffende het aspecten soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, inmiddels Wet Natuurbescherming) beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Natuurnetwerk Nederland (NNN) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:
Natura 2000-gebieden: niet- stikstof gerelateerde effecten
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Rijntakken, bevindt zich op circa 2 kilometer afstand ten noordwesten van de onderzoekslocatie. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect. Externe effecten als gevolg van licht, trilling en geluid als door de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet te verwachten.
Natura 2000-gebieden: Stikstof gerelateerde effecten
Activiteiten die in het kader van de aanleg van het zonnepark worden uitgevoerd, kunnen door de uitstoot van stikstof, wel negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden. Om te bepalen of met de nieuwe ontwikkeling/inrichting negatieve effecten op een Natura 2000-gebied plaatsvindt is een berekening uitgevoerd met AERIUS calculator. De berekening is uitgevoerd aan de hand van de werklocaties, in te zetten voer- en werktuigen met benodigde draaiuren en het wegverkeer van en naar het terrein. De ingevoerde parameters voor mobiele werktuigen zijn bepaald aan de hand van een schatting van geschatte draaiuren per mobiel werktuig. De aantallen draaiuren zijn in samenwerking met een aannemer ingeschat op basis van aangeleverde gegevens en ervaring met projecten elders. De emissiefactoren per mobiel werktuig zijn de standaardwaarden zoals die door AERIUS worden bepaald. Voor het bouwjaar van de werktuigen is vanaf 2015 en jonger aangehouden. Voor het wegverkeer van en naar het terrein is gekozen om te rekenen met een worstcase situatie waarbij sprake is van een aantal voertuigen per etmaal. In de praktijk zullen in een rekenjaar niet dagelijks deze aantallen voer- en werktuigen naar het terrein komen. De invoergegevens en het resultaat van de berekening zijn weergegeven in de bijgevoegde notitie 'Toelichting toetsing Wet natuurbescherming – Aanleg Zonnepark Bijvanck in Angerlo' (onderdeel van Bijlage 6). De uitgevoerde berekening laat zien dat de stikstofdepositie uitkomt op 0,00 mol/ha/jaar op habitattypen van Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat er geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
Houtopstanden
Met het plan worden geen bomen gekapt. Daardoor is een nadere toetsing op dit aspect niet van toepassing.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. De onderzoekslocatie ligt echter wel in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 4 meter ten zuiden van de onderzoekslocatie. In figuur 24 is de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.
Figuur 24: Locatie projectgebied (rood gearceerd) ten opzichte van NNN-gebied (groen).
Het Natuurnetwerk betreft in Gelderland een louter planologische bescherming van de aangewezen gebieden zelf. Aangezien het planvoornemen niet leidt tot een wijziging van de bestemming van het aangrenzende onderdeel van het Natuurnetwerk zijn aanvullende maatregelen of aanvullend advies ten aanzien van het GNN of GO niet aan de orde.
Conclusie
Het voorliggende plan is uitvoerbaar op m.b.t. het aspect natuurwaarden. Ook is geen vergunning dan wel ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk.
Aardkundige, archeologische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen.
De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Archeologisch bureauonderzoek
RAAP heeft in mei 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het projectgebied Zonnepark Bijvanck (het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 (Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek, Plangebied Ganzepoelweg te Angerlo)). Hierna volgt de conclusie van het bureauonderzoek.
Conclusie
De ondergrond van het projectgebied wordt gekenmerkt door een pleistoceen rivierterras dat op een diepte 1 tot 2 m –mv wordt verwacht. Op dit rivierterras zijn rivierduinen aanwezig, waarvan de toppen zijn aangeploegd. Het verwachte archeologische sporenniveau ligt direct onder de bouwvoor, waardoor een grote kans is op verstoring bij realisatie van de plannen. De flanken van de duinen, het rivierterras, geulen en laagtes zijn met een laag holocene komklei bedekt. Ten aanzien van de rivierduinen geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen, zowel voor vindplaatsen van jagers- verzamelaars (laat paleolithicum t/m mesolithicum) als voor vroege landbouwers (neolithicum t/m Romeinse tijd). Voor de laagtes en de komafzettingen geldt een lage archeologische verwachting voor archeologische vindplaatsen.
Advies
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het projectgebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Op grond van de gespecificeerde archeologische verwachting, het ontwerp en projectinformatie die is aangeleverd wordt in het kader van de voorgenomen werkzaamheden geen vervolgstap uit het proces van de AMZ noodzakelijk geacht, aangezien de bodemingrepen (en daarmee de verstoring van het bodemarchief) qua omvang en diepte zeer beperkt zijn.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Dit advies is alleen van toepassing op de huidige planvorming. De dubbelbestemming 'Archeologie' die van toepassing is het projectgebied blijft gehandhaafd. Van belang is dat de civieltechnische oplevering van het terrein over circa 25-30 jaar (waarbij mogelijk ingrepen zoals diepploegen, diepfrezen en/of diepwoelen zullen plaatsvinden) een bedreiging vormt voor archeologische waarden. Indien dit het geval is zal in overleg met het bevoegd gezag besloten worden of alsnog aanvullend archeologisch onderzoek benodigd is. Dit geldt tevens voor toekomstige planvorming, welke opnieuw dient te worden afgezet tegen het op dat moment geldende archeologische beleid. Hiervoor kan onderhavig bureauonderzoek als basis dienen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het projectgebied worden meegewogen bij een afwijkingsbesluit in het kader van de Wro. Conform de Cultuurhistorische Waardenkaart gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar maakt het projectgebied deel uit van deelgebied 'De Weilanden'. Dit gebied hoort van nature tot de rivierkom. Het gebied was van oudsher vrijwel geheel in gebruik als grasland, dat overwegend was verkaveld in brede strookvormige percelen. Plaatselijk had de percelering een meer blokvormig karakter. Kenmerkend voor het gebied is een grote mate van openheid. Alleen in het oostelijke deel kende het gebied door beplanting van de perceelsgrenzen met (knot)bomen of andere beplanting een meer besloten karakter.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Met het voorgenomen plan worden oude landschapsstructuren in het rivierenlandschap teruggebracht en versterkt. Landschappelijke lijnen worden geaccentueerd door opgaande beplanting toe te passen (onder andere door toepassing van haag, struweel en knotwilgen). Door lage (tot 2,5 meter hoog) opgaande groenstructuren langs en haaks op de Didamse Wetering te plaatsen, aansluitend op het Gelderse Natuurnetwerk, blijven de belangrijkste zichtlijnen vanuit de noordelijke woningen en de Ganzepoelweg zoveel mogelijk behouden. Deze groenstructuren zorgen daarnaast voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark en dragen bij aan het herstel van het cultuurhistorische landschap van het rivierengebied.
Door te kiezen voor een relatief lage opstelling van de constructie met een paneelopstelling van maximaal 2 meter hoog en niet te kiezen voor te hoge beplanting (maximaal 2,5 meter), blijft de kenmerkende openheid in het gebied behouden. Men kan over deze panelen kijken van een afstand, waardoor de openheid van het landschap gewaarborgd blijft. De ruime afstand vanaf de beleefplekken zorgt er ook voor dat het zonnepark minder als een obstakel wordt ervaren.
Het gedeeltelijk herstellen van de oude (sloten)verkaveling draagt bij aan het herstel van het oorspronkelijke kleinschalige landschap, en draagt bij aan het herstel van het natte karakter van het rivierenlandschap.
In het projectgebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten (gebouwen), die met het voorliggende plan worden aangetast.
De toelichting van een omgevingsvergunning dient, conform artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het voor dit plan relevante waterbeleid. Vervolgens is de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie van het projectgebied beoordeeld.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel) stroomgebied beheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Rijn en IJssel heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2016-2021. Dit plan beschrijft het beleid voor alle taakgebieden van Waterschap Rijn en IJssel. Het plan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en met welke aanpak we deze willen bereiken. Het Waterschap geeft in het waterbeheerplan de primaire taakgebieden en uitgangspunten aan:
Het voorliggende plan voldoet, voor zover relevant, aan deze uitgangspunten.
Watertoets
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Hiertoe is de watertoetsprocedure ontwikkeld. Deze watertoets vormt de basis voor de planbeoordeling door het waterschap en het wateradvies. In de volgende watertoetstabel zijn de voor het ruimtelijke plan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.
Om het projectgebied liggen enkele watergangen die in beheer zijn van het waterschap. Met het voorliggende plan wordt de beheerzone langs de watergangen gerespecteerd (van 5 meter breed). Het voorliggende plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het projectgebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd welke beperkend is voor het gebruik en de inrichting als zonnepark. Onder de zonnepanelen wordt geen gesloten verharding aangelegd. Ook onder de panelen kan het water hierdoor infiltreren, ook vanwege het feit dat er 2 centimeter ruimte wordt aangehouden rondom de individuele panelen op stellages. Het water stroomt zo niet alleen aan de onderkant van de stellages, maar ook aan de bovenkant en in de middelste delen van stellages. Er komt geen afvalwater vrij. Het plan heeft dan ook geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie.
Ook is de digitale watertoets uitgevoerd, op 21 april 2021 (zie 'Wateradvies Zonnepark Bijvanck' en 'Samenvatting watertoets Zonnepark Bijvanck' zoals opgenomen in de Bijlage 8). Hier is uitgekomen dat de 'normale procedure' gevolgd kan worden. Dit komt doordat er enkele watergangen van het waterschap om het projectgebied liggen. Zoals aangegeven worden de beheerzones van deze watergangen gerespecteerd. Deze blijven vrij toegankelijk voor het waterschap.
Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan het waterbeleid van de overheid en het waterschap en dat het aspect 'water' geen belemmering oplevert voor het onderhavige plan. Dit is ook afgestemd met het waterschap.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden de aanwezige waarden niet aangetast. Het voornemen is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van de bestaande waarden in het projectgebied.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Met betrekking tot het aspect bodem zijn de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en het Besluit Bodemkwaliteit van belang. Bij de verlening van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn er geen grootschalige bodemingrepen aan de orde en wordt er geen grond afgevoerd. De realisatie van een zonnepark brengt niet direct risico's m.b.t. bodemvervuiling met zich mee.
Het projectgebied is geen verdachte locatie m.b.t. bodemverontreinigingen (zie hiervoor ook figuur 25). Er is geen vermoeden van de aanwezigheid van verontreinigde stoffen, door uitgevoerde activiteiten in het verleden.
Figuur 25: Uitsnede kaart met bekende bodemgegevens (bron: www.bodemloket.nl).
De grond binnen het projectgebied wordt nu gebruikt als vrij intensief gebruikte landbouwgrond. Het bodemleven zal hierdoor minimaal zijn. Na het uitvoeren van de werkzaamheden ter oprichting van het project zal de bodem verder niet worden aangetast. Overigens zijn de werkzaamheden ook gering van diepte. Realisatie van een zonnepark met gedeeltelijk een kruidenrijk grasland als vaste onderbegroeiing kan op deze plek voor de komende decennia een stabiele situatie bieden waar geen chemicaliën (kunstmest of gewasbeschermingsmiddelen) worden toegepast. Dit biedt kansen voor verbetering van het bodemleven, de bodemstructuur, verbetering van het zelfreinigend vermogen en daarnaast extra habitat voor bestuivers en plaagbestrijders. Onder de panelen kan het water ook infiltreren, vanwege het feit dat er 2 centimeter ruimte wordt aangehouden rondom de individuele panelen op stellages. Het water stroomt zo niet alleen aan de onderkant van de stellages, maar ook aan de bovenkant en in de middelste delen van stellages. Er zijn derhalve geen nadelige effecten voor de bodem te verwachten.
Gelet op voorgaande bevindingen wordt gesteld dat het aspect bodemkwaliteit geen probleem zal opleveren voor de ontwikkeling van een zonnepark. Met betrekking tot het aspect bodem wordt de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar geacht.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
Wet geluidhinder
In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.
Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Het zonnepark hoeft dan ook niet beschermd te worden tegen geluidsoverlast. Ook is er geen sprake van industrielawaai vanuit het nieuw te realiseren zonnepark. Binnen het projectgebied worden zonnepanelen geplaatst. Deze zonnepanelen produceren geen geluid. Daarnaast worden er ook geen installaties opgenomen die een wezenlijke geluidsemissie veroorzaken waardoor nader onderzoek noodzakelijk is. Het inkoopstation en de transformatorstations worden op ruime afstand van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Daarnaast is er, vanwege de hellende positie van de panelen, geen wezenlijke reflectie van omgevingsgeluid. Door de hellende positie kaatst geluid omhoog. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Bedrijven in de omgeving
Binnen het projectgebied wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd. Bestaande bedrijven worden niet extra belemmerd.
Woon- en leefklimaat
Er worden transformatorstations met omvormers geplaatst binnen het projectgebied. De transformatorstations hebben een bronvermogen van maximaal 10 MVA. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is dit gelijk te stellen aan de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven. Bij een bronvermogen tot maximaal 10 MVA geldt een richtafstand voor geluid van 30 meter tot geluidsgevoelige functies. De transformatorstations wordt op aanmerkelijk grotere afstand van de bestaande woningen gesitueerd. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig.
Conclusie
Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Het zonnepark hoeft dan ook niet beschermd te worden tegen geluidsoverlast. De realisatie van het zonnepark leidt anderzijds niet tot een ontoelaatbare toename van de geluidhinder. Met betrekking tot geluid blijft een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig voor omwonenden.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur: 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Voor ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op grond van de NIBM-tool is een ontwikkeling 'in betekende mate' bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 800 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark. De verkeersbewegingen die de ontwikkeling van een zonnepark met zich mee brengt, zijn alleen tijdens de aanlegfase merkbaar. In deze fase zal er tijdelijk sprake zijn van een grotere toename van verkeersbewegingen. Nadat de bouw van het park is afgerond daalt het aantal verkeersbewegingen weer naar de oude situatie.
Zelfs tijdens de bouwperiode zal het aantal verkeersbewegingen ruimschoots onder de 800 per dag blijven. Daardoor leidt de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit én kan de ontwikkeling niet als 'niet in betekenende mate' worden gezien.
Gelet op het voorgaande wordt gesteld dat nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind. Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde, voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden.
Voor de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen met een dergelijke motivering is toegestaan. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (tankwagen, gasleidingen) bronnen.
Er wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Om in beeld te brengen of er in het projectgebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen risicobronnen in het projectgebied aanwezig zijn (zie figuur 26), behouden enkele aardgasleidingen die van west naar oost door het projectgebied lopen. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de Gasunie. Deze aardgasleidingen, inclusief een veiligheidszone van 5 meter aan weerszijden, worden vrijgehouden van beplanting en panelen en de grond wordt ter hoogte van deze panelen niet verstoord. Hier wordt alleen bloem- en kruidenrijk grasland gerealiseerd.
Figuur 26: Uitsnede Risicokaart Nederland. De weergegeven rode lijnen betreffen aardgasleidingen.
Een zonnepark is geen gevoelig object of een inrichting die formeel een veiligheidscontour kent. Wel betreft een zonnepark een inrichting die energie in de vorm van elektriciteit opwekt en op het elektriciteitsnet levert. Om de veiligheid te waarborgen komt er een (transparant) hek rondom het zonnepark. Dit hekwerk is 2 meter hoog en staat op ruime afstand van de zonnepanelen waardoor personen niet bij de zonnepanelen kunnen. Daarnaast wordt het zonnepark niet openbaar toegankelijk. Het zonnepark kan enkel middels een afgesloten poort worden betreden ten behoeve van regulier beheer en onderhoud. Daarnaast wordt het zonnepark geaard en worden elektriciteitskabels ondergronds aangelegd.
De voorgenomen ontwikkeling is uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Er worden transformatorstations met omvormers geplaatst binnen het projectgebied. De transformatorstations hebben een bronvermogen van maximaal 10 MVA. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is dit gelijk te stellen aan de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven. Bij een bronvermogen van maximaal 10 MVA geldt een richtafstand voor geluid van 30 meter tot geluidsgevoelige functies. De transformatorstations worden op aanmerkelijk grotere afstand van de dichtstbijzijnde bestaande woningen gesitueerd. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig. Het plan past daardoor binnen de geldende richtafstanden uit de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Ook worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
Het Besluit milieueffectrapportage geeft activiteiten en gevallen aan waarin een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Ook gelden er verplichtingen als een voorgenomen project valt onder de genoemde activiteiten, maar niet onder de drempelwaarden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Het project maakt een functiewijziging naar een zonnepark mogelijk. De voorgenomen ontwikkeling is niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Het zonnepark van bruto 23 hectare groot betreft bijvoorbeeld geen landinrichtingsproject (D9). De ontwikkeling van een zonnepark valt pas onder deze categorie als deze onderdeel uitmaakt van een groter landinrichtingsproject (het project dient een voldoende substantieel karakter te hebben). Ook valt het project niet onder categorie D22.1. Hiervan is sprake bij de oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water. Het zonnepark wekt alleen energie op. Verder is categorie D11.2 niet van toepassing, aangezien het geen stedelijk ontwikkelingsproject betreft en het zonnepark een relatief beperkt oppervlak beslaat.
Voor de volledigheid verwijzen wij ook naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 september 2018 en zaaknummer 18_689, waarin bevestigd wordt dat een vergelijkbaar project niet valt binnen de categorie D van het Besluit m.e.r. en er geen beoordeling nodig is. Deze uitspraak is op 14 augustus 2019 bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en na te zien onder het zaaknummer 2019:2770.
Voor het voorgenomen plan is geen m.e.r.-beoordeling of vormvrije m.e.r. benodigd. Het zonnepark valt niet onder het Besluit milieueffectrapportage.
Te behoeve van het plan is een reflectiestudie uitgevoerd. Dit rapport (Reflectie onderzoek Pure Energie ZP Bijvanck B.V.) is bijgevoegd (Bijlage 9). Uit de reflectiestudie komt naar voren dat op twee plekken reflectie zal kunnen worden ondervonden van het zonnepark, als er geen rekening wordt gehouden met het landschappelijke inpassingsplan (dus als het zonnepark niet landschappelijk ingericht zou worden. Dit betreffen de locaties Truisweg 2 en Broekzijdestraat 2. Echter, door mitigerende maatregelen zal de reflectie van het zonnepark op Broekzijdestraat 2 geblokkeerd worden, mits het struikenstruweel bosje 2,0 m hoog wordt zoals in het inrichtingsplan is opgenomen. De mitigerende maatregelen zorgen er tevens voor dat de hinderlijke reflectie voor Truisweg 2 wordt afgezwakt waardoor deze niet meer hinderlijk is. De duur is ca. 3,0 uur per jaar en maximaal 10 minuten per dag in de maand april en tussen begin augustus en half september tussen 07:00 en 08:00 uur (zomertijd). Op andere erven, en ook op de paardenbak en de paardenwei aan de zuidzijde van het projectgebied, is geen sprake van reflectie.
Zowel bij de omvormers als de transformatoren zullen extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF) vrijkomen. Ten aanzien van elektromagnetische straling bij hoogspanningsmasten hanteert de overheid een voorzorgprincipe waarbij een grens wordt aangehouden van 0,4 micro Tesla (ìT). Dit voorzorgsprincipe dient daarmee ook gehanteerd te worden bij de ontwikkeling van een zonnepark, door de afstand van een zonnepark tot woningen en andere gevoelige bestemmingen zodanig te laten zijn dat de magnetische veldsterkte bij de gevoelige bestemmingen niet boven de advieswaarde van 0,4 ìT komt. In het RIVM 'Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen' (RIVM-rapport 609300011/2009) wordt aandacht besteed aan elektromagnetische velden als gevolg van de aanwezigheid van transformatorstations. De sterkte van deze velden neemt sterk af wanneer de afstand tot de bron groter wordt. Uit het onderzoek blijkt dat 0,4 ìT wordt bereikt op een afstand van maximaal 7 m van onderzochte transformatorstations. Gezien de relatief grote afstand van zowel omvormers als de transformatoren tot de dichtstbijzijnde woningen (van circa 500 meter) mag redelijkerwijs worden aangenomen dat elektromagnetische straling geen gezondheidsrisico vormt.
Recente studies (o.a. Analysis of the potential for a heat Island Effect in Large Solar Farms, Columbia University) hebben onderzocht of er bij zonneparken sprake is van '(Urban) Heat Island Effects'. Uit onderzoeken is gebleken dat er onder bepaalde condities sprake kan zijn van een hogere temperatuur direct boven velden met zonnepanelen. Direct rondom velden met zonnepanelen zijn eventuele temperatuurverschillen deels, danwel geheel te verwaarlozen, afhankelijk van de windrichting en eventuele neerslag. Het is dan ook niet te verwachten dat er sprake zal zijn van significante temperatuurverschillen in de omgeving van het projectgebied, door de komst van dit zonnepark. Daarbij komt dat er in dit specifieke plan is gekozen voor een opstelling met begroeiing tussen de panelen. Ook wordt er om het veld met zonnepanelen relatief veel beplanting toegevoegd. Dit zorgt ervoor dat afkoeling door verdamping blijft plaatsvinden. Er is op dit moment nog geen wet- en/of regelgeving omtrent '(Urban) Heat Island Effects' in Nederland.
Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. Er liggen geen kabels in het projectgebied die beperkend zijn voor het voorgenomen plan, anders dan de aardgasleidingen (zie figuur 25). Deze aardgasleidingen, inclusief een veiligheidszone van 5 meter aan weerszijden, worden vrijgehouden van beplanting en panelen en de grond wordt ter hoogte van deze panelen niet verstoord. Hier wordt alleen bloem- en kruidenrijk grasland gerealiseerd.
Als gevolg van de 2e wereldoorlog kunnen er niet gesprongen explosieven in het projectgebied aanwezig zijn. Hiertoe dient er voorafgaand aan de aanleg van het zonnepark, uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden wordt dit onderzoek naar niet gesprongen explosieven dan ook worden uitgevoerd (detectieonderzoek). Dit is als voorwaarde opgenomen in de Omgevingsvergunning.
In de voorgenomen ontwikkeling worden de agrarische gronden, tijdelijk, in gebruik genomen als zonnepark. Een dergelijke ontwikkeling heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en parkeren. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden, en daarnaast alleen op heel beperkte schaal ten behoeve van het beheer. Het zonnepark wordt niet openbaar toegankelijk. Het zonnepark wordt op een veilige manier ontsloten via een bestaande inrit naar de windturbines toe, met een ontsluiting op de Ganzepoelweg. Binnen het projectgebied is ruimte voor het parkeren van enkele voertuigen (ten behoeve van het beheer).
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen milieubelemmeringen met zich meebrengt.
Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan. De ruimtelijke uitvoerbaarheid, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid wordt beschreven.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Geconstateerd is dat er geen omgeving- en milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
In paragraaf 2.2.8 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing is weergegeven hoe de initiatiefnemers van het omwonenden en andere belanghebbenden hebben geïnformeerd en laten participeren in het plan. Dit omgevingsproces blijft doorlopen, ook na vergunningverlening.
In paragraaf 2.2.9 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing is weergegeven welke mogelijkheden voor financiële participatie worden geboden.
Het Rijk
Geoordeeld is dat dit ruimtelijke plan geen nationale belangen schaadt. Daarom kan worden afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Gelderland
Het plan is voor vooroverleg toegezonden aan de provincie Gelderland. De provincie Gelderland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het voorgenomen plan. De provincie streeft ernaar om de openheid van karakteristieke landschappen te behouden. Openheid is een kernkwaliteit in deze gebieden. Nieuwe bestemmingen mogen de openheid niet aantasten. De provincie heeft geoordeeld dat het voorliggende zonnepark goed wordt ingepast. Vanuit het belang waardevol open gebied heeft de provincie geen bezwaar. Wel geeft de provincie graag mee te waken voor cumulatie waardoor de openheid aangetast zou kunnen worden en het karakter van het gebied zou kunnen veranderen.
Waterschap Rijn en IJssel
Met het plan worden geen waterbelangen geschaad (zie paragraaf 4.5 van de voorliggende Ruimtelijke Onderbouwing). Het plan is afgestemd met het waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het voorliggende plan.
De ontwerp omgevingsvergunning heeft, vanaf 29 juli 2021, gedurende zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze. De zienswijze is samengevat beantwoord, zoals weergegeven in de 'Zienswijzennota projectomgevingsvergunning Zonnepark Ganzepoelweg te Angerlo' (zie Bijlage 10). De zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen van de projectomgevingsvergunning.
De gemeente heeft vervolgens de (project)omgevingsvergunning verleend, zoals opgenomen in de bijlage (Bijlage 11). Hierbij zijn de volgende ambtelijke wijzigingen doorgevoerd, ten opzichte van het ontwerp:
Kostenverhaal gemeente
Het bouwplan is geen aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Wel dient verhaal van planschadekosten te worden verzekerd. Hiertoe wordt een planschadeovereenkomst gesloten.
Financiering zonnepark
De ontwikkeling van het zonnepark gebeurt voor eigen rekening en risico van de initiatiefnemers. Hierbij wordt SDE++ subsidie aangevraagd die voor dit type projecten is bedoeld. De initiatiefnemers hebben met de grondeigenaar een grondovereenkomst afgesloten betreffende de uitvoering van het project.
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaarheid is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.