direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De historische buitenplaats "Babberich", ook "Halsaf" genaamd, is gelegen aan de oostrand van Babberich in de vork gevormd door de Beekseweg en de Emmerichseweg. Het landgoed, dat in zijn geheel als Rijksmonument is aangewezen, is thans verdeeld over meerdere eigenaren:

  • Een oostelijk deel, grotendeels bestaand uit een wandelbos, waarin twee monumentale gebouwen zijn gesitueerd (boerderij "Frans Joseph-hoeve" en tuinmanswoning "Lotjeshoeve");
  • Een westelijk deel, waar zich het landhuis bevindt ("Huize Babberich"). Het landhuis is toegankelijk via twee toegangswegen met laanbeplanting. In de nabijheid van het landhuis bevindt zich een fraaie duiventil. Daarnaast zijn op dit deel van het landgoed enkele weiden gesitueerd, waaronder de grote "Ronde wei".

Alleen het westelijke deel van het landgoed is thans opgenomen in dit bestemmingsplan. Het landhuis en omliggende gronden hebben in de bestaande situatie de hoofdfunctie 'wonen'. De overige gronden zijn in gebruik als agrarisch gebied, natuur, water en bos.

Initiatiefnemer is voornemens om op het landgoed functieverandering te laten plaatsvinden. Er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

Het voornemen is om op het landhuis een horecafunctie met nevenfuncties en bijbehorende parkeerplaatsen te realiseren. Ook is het de bedoeling om een aantal maatregelen te nemen, die ten doel hebben om de oorspronkelijke opzet van dit deel van het landgoed beter herkenbaar te maken.

De gemeente heeft op 5 juni 2013 laten weten in principe medewerking te verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende planologisch-juridisch regime. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk gemaakt

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied betreft de locatie Beekseweg 2, 2a en 2b met bijbehorende gronden. Deze locatie ligt ten zuidoosten van de kern Babberich, nabij de grens met Duitsland.

Het plangebied betreft het landhuis en de gronden ten westen en noorden van het landhuis.

Het plangebied is als volgt begrensd:

  • aan de noordwestzijde door de Beekseweg;
  • aan de oostzijde door de ontsluitingsweg en gronden van Beekseweg 4 en 6;
  • aan de zuidwestzijde door de Dorpstraat/Emmerichseweg.

Op de volgende afbeelding is de globale ligging van het plangebied in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Oud-Zevenaar, sectie D, nummers:

  • 260, groot 21 are 50 centiare
  • 262, groot 19 are 60 centiare
  • 263, groot 62 are 70 centiare
  • 264, groot 35 centiare
  • 265, groot 23 are 40 centiare
  • 1833, groot 4 hectare en 40 are
  • 2303, groot 5 are 50 centiare
  • 2304, groot 55 are 92 centiare
  • 2305, groot 24 are 20 centiare
  • 2308, groot 86 are 10 centiare
  • 2330, groot 16 are 60 centiare

Totaal is dit 7 hectare, 55 are en 87 centiare.

1.3 Overzicht vigerend planologisch-juridisch regime

Voor het plangebied geldt de beheersverordening 'Buitengebied Zevenaar', vastgesteld 25 september 2013.

Op grond van de beheersverordening heeft het plangebied de bestemmingen 'Wonen - 2' met een bouwvlak, 'Agrarisch met waarden' en 'Bos'.

Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering'.

Daarnaast is de locatie aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting', 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting', 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting' en 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0002.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding beheersverordening 'Buitengebied Zevenaar'

Met het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich' komt een gedeelte van het bovengenoemde plan te vervallen.

1.4 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. Bestemmingsplannen worden door de gemeenteraad op digitale wijze vastgesteld. Dit plan voldoet daarom aan de wettelijke eisen voor digitalisering en uitwisseling van bestanden. De regels en de verbeelding zijn gebaseerd op de RO Standaarden 2012. Daarnaast is aangesloten bij de standaardsystematiek van de gemeente Zevenaar.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een analoge versie daarvan wordt gelijktijdig vastgesteld. De analoge versie van dit bestemmingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels en de verbeelding. Als na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en de analoge versie aanleiding geeft tot een verschillende uitleg, is de eerstgenoemde inhoud beslissend.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan moet voldoen. Hoofdstuk 5 bevat de milieu- en waardenaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (hoofdstuk 6), de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (hoofdstuk 7), de procedure (hoofdstuk 8) en een conclusie (hoofdstuk 9).

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de geschiedenis, de ruimtelijke hoofdstructuur en de functionele structuur van het plangebied beschreven.

2.2 Geschiedenis

De geschiedenis van Babberich wordt gedomineerd door huize Babberich / Halsaf in het Babberichse Bos.

Huize Babberich wordt in akten uit 1363 en 1380 vermeld, en stamt mogelijk uit de 14e eeuw. Het is onbekend wie de stichter was van dit kasteel. In 1380 werd door Mechteld van Gelre, hertoginweduwe van Kleef, het kasteel overgedragen aan Ernst Momm. Na de familie Momm, die het kasteel meer dan twee eeuwen bezat, kwam het in handen van verschillende eigenaren en families. In de Tachtigjarige Oorlog gebruikte Prins Maurits het kasteel als blokhuis in zijn Staats-Spaanse Linies tegen de Spanjaarden. Dit kasteel, dat in de Middeleeuwen nog een echt kasteel compleet met ophaalbrug was, is in de 18e eeuw afgebroken en vervangen door een landhuis. Eén van de adellijke rechten van Halsaf was de duivenvlucht. Op het landgoed is dan ook nog altijd een witte duiventoren te zien uit 1785. Ook is de historische tuinaanleg bijzonder.

Het huis te Babberich is meer bekend onder de naam Halsaf. Die naam zou afkomstig zijn van een legende waarin de dienstmeid van het kasteel in haar eentje een aantal rovers heeft onthoofd. Waarschijnlijker is dat de naam stamt van een oude gerichtplaats in de buurt van het kasteel, waar doodstraffen werden voltrokken.

2.3 Ruimtelijke hoofdstructuur

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Zevenaar, even ten zuidoosten van de kern Babberich. De locatie ligt ten noorden van de Oude Rijn en het Rijnstrangengebied, nabij de grens met Duitsland.

In de omgeving van het plangebied liggen woningen, (agrarische) bedrijven, sportterreinen en agrarische gronden. Op een ruime afstand ligt de Betuweroute.

Het westelijke deel van landgoed Halsaf (Huize Babberich), is een historische buitenplaats. De bebouwing is geconcentreerd aan de zuidoostzijde van het plangebied en bestaat uit een hoofdgebouw en aan-/bijgebouwen. In het landhuis zijn circa 25 kamers. De bebouwing is gebouwd rondom een binnenplaats.

Rondom het landhuis is een gracht. Ten westen van de gracht ligt een duiventoren. Op het landgoed zijn verder stroken met bos, natuur en graslanden.

Het terrein wordt aan de westzijde begrensd door de Dorpstraat/ Emmerichseweg. De Emmerichseweg fungeert ook als Rijndijk. Over deze dijk loopt de weg van Babberich naar de Duitse grens en verder naar Elten. Het westelijke deel van het landgoed Halsaf (Huize Babberich) wordt ontsloten vanaf de Dorpsstraat/ Emmerichseweg via een eigen toegangsweg. Vanaf deze toegangsweg zijn de parkeervoorzieningen bereikbaar. Het is voor bezoekers niet mogelijk om door te rijden tot het landhuis om vervolgens via de route naar de Beekseweg het landgoed weer te verlaten. Om dit ongewenste verkeer te voorkomen zijn nabij het landhuis aan weerszijden fysieke barrières aangebracht.

Voor leveranciers is het landhuis wel bereikbaar via de toegangsweg, die aansluit op de Beekseweg. Het betreft hier overigens slechts een beperkt aantal verkeersbewegingen. Deze weg is in bezit bij meerdere eigenaren. Zij verlenen elkaar recht van overpad. Van belang is dat in geval van een calamiteit de Beekseweg een volwaardige ontsluitingsweg is waar de hulpdiensten gebruik van zullen maken.

Het plangebied betreft een aantrekkelijke locatie, met een goede ligging in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0003.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0004.jpg"

Afbeelding: Aanzicht landhuis in vogelvlucht

2.4 Functionele structuur

Het landgoed is op dit moment uitsluitend bestemd voor wonen, bos en agrarische doeleinden.

Het landhuis wordt op dit moment voor een klein deel benut als woning. Verder zijn er ruimtes voor bed and breakfast, kantoor, vergaderingen en huwelijksvoltrekkingen. Hiervoor zijn in het verleden de benodigde vergunningen verleend. Deze vergunningen zijn per abuis niet verwerkt in de bestaande Beheersverordening, maar zijn onverminderd van kracht.

Ten noordwesten van het landhuis zijn de gronden in gebruik als bos, natuur, water en voor agrarische doeleinden.

Het terrein is een landgoed op grond van de Natuurschoonwet (1928) en is daarom beschermd. Het onderhavige terrein is op grond van de Natuurschoonwet aangemerkt als landgoed. Dit betekent onder andere dat het totale landgoed (zowel het onderhavige plangebied als het oostelijk ervan gelegen wandelbos) voor het publiek opengesteld moet zijn. Dit met uitzondering van de woonhuizen (landhuis Halsaf en de twee woonhuizen op het oostelijke deel van het landgoed). Een deel van het terrein is daarom ook opengesteld, het overige deel is niet voor publiek toegankelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0005.jpg"

Afbeelding: Impressie van het landhuis en directe omgeving

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de toekomstige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven. Hierbij is tevens ingegaan op de situatie omtrent verkeer en parkeren.

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Landgoed Halsaf heeft vele kwaliteiten om het landgoed te transformeren ten behoeve van diverse functies.

Door 'horeca' met 'zaken' te combineren zal het landgoed voor alle soorten doelgroepen interessant zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande kwaliteiten van het landgoed. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing van het landhuis; er wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd.

Bij de voorgenomen ontwikkeling blijven de bestaande ruimtelijke kwaliteiten en waarden van het landgoed in stand. De bestaande bouwmassa's worden gehandhaafd, zodat recht wordt gedaan aan de status van het Rijksmonument. Ook worden het landgoedbos en de waterpartijen beschermd en versterkt.

De hoofdfunctie van het landhuis is horeca. Daarnaast is er ruimte voor nevenfuncties.

De voorgenomen functies betreffen:

  • horeca, in de vorm van een restaurant met (buiten)terrassen, een Bed- en Breakfast met 8 kamers, een proeverij en een koekjesfabriek in het landhuis en een bruidssuite in de duiventil;
  • kantoorruimte en/of vergaderruimte tot maximaal 300 m2 bvo;
  • een vitaliteitscentrum met 5 behandelkamers;
  • een bedrijfswoning.

Het is uitdrukkelijk NIET de bedoeling om ook vormen van zware horeca te gaan exploiteren. Dergelijke vromen van horeca worden dan ook uitgesloten in de regels.

Ten behoeve van de functies worden nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd op 2 locaties:

  • in de directe nabijheid van het landhuis langs de ontsluitingsweg vanaf de westzijde worden een 20-tal parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van intensief gebruik;
  • aan de westrand van de grote Weide (nabij de Dorpsstraat) worden een 60-tal parkeerplaatsen gerealiseerd voor incidenteel gebruik.

Voor het goed functioneren van de functies en het beheer van het terrein is een bedrijfswoning noodzakelijk. In het landhuis is hiervoor ruimte aanwezig op de begane grond.

Met de voorgenomen ontwikkeling kan landgoed Halsaf zich onderscheiden van andere horecaterreinen. Het onderscheidend vermogen zit onder andere in het aanbod van de horeca in combinatie met de nevenfuncties, de bestaande kwaliteiten en de unieke locatie.

Geschiedenis

Huize Babberich / Halsaf en de omgeving kennen een rijke cultuurhistorische geschiedenis, die alleen te beleven is door zelf een kijkje te nemen.

Variëteit

Het landgoed biedt niet alleen een mooie locatie en een rijke geschiedenis. Het landgoed biedt veel meer. Voor zakelijke gasten of privé (groepen), toevallige voorbijgangers en geïnteresseerden in (h)eerlijke producten.

Natuur

Op en om het landgoed is veel te zien aan natuur. Er kan op én om het landgoed gewandeld of gefietst worden.

3.3 Terreinindeling

Het terrein wordt als volgt globaal ingedeeld:

  • landgoed als geheel
  • landhuis met functies
  • parkeerterrein

Landgoed als geheel

Het is de bedoeling om op het landgoed een aantal maatregelen te nemen, die ten doel hebben de oorspronkelijke opzet van dit deel van het landgoed beter herkenbaar te maken. Dat betekent, dat er maatregelen getroffen worden, die passen bij de oorspronkelijke opzet van het landgoed en die de aanwezige natuurwaarden eerbiedigen en zo mogelijk versterken.

Daartoe is het nodig een gedegen kennis te hebben van de ontstaansgeschiedenis van het landgoed, teneinde gefundeerd de nodige maatregelen te kunnen nemen. Om deze reden is een aanvullend cultuurhistorisch onderzoek opgesteld door Foreest Groen Consult. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. De daadwerkelijke maatregelen zijn verwoord in een beheerplan.

Landhuis met functies

Aan de zuidoostzijde van het plangebied is het landhuis gesitueerd. In en rondom het landhuis is ruimte voor de horeca en beperkte nevenfuncties.

Parkeerterrein

Ten behoeve van de voorgenomen nieuwe functies dienen parkeerplaatsen aangelegd te worden. Overeen gekomen is, dat er in totaal voorzien zal worden in de aanleg van een 80-tal parkeerplaatsen. Zie in dit verband ook paragraaf 3.4. waarin nader ingegaan wordt op het aantal benodigde parkeerplaatsen.

In overleg met de gemeentelijke monumentencommissie is besloten de 80 aan te leggen parkeerplaatsen te verdelen over twee locaties:

  • parkeerterrein 1: 20 stuks voor intensief gebruik relatief dichtbij het huis;
  • parkeerterrein 2: 60 stuks voor incidenteel gebruik aan de westrand van de Grote Weide van Halsaf.

Op onderstaande afbeelding zijn beide locaties aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0006.png"

Globale aanduiding verdeling van de 80 parkeerplaatsen over 2 locaties. (Bron: Foreest Groen Consult)

Deze verdeling doet recht aan het feitelijk en het verwachte toekomstige gebruik van de parkeervoorzieningen:

  • de 20 parkeerplaatsen zijn voor dagelijks gebruik door gasten van Halsaf;
  • Incidenteel zijn meer parkeerplaatsen noodzakelijk. Hierbij kan dan worden uitgeweken naar de extensieve plaatsen aan de westelijke rand van de Grote Weide van Halsaf. Bezoekers kunnen dan via de bestaande oprijlaan Halsaf bereiken.

De intensieve parkeervoorziening zal constructief zwaarder uitgevoerd worden dan de 60 extensieve plaatsen. De aanwezigheid van de 60 extensieve plaatsen moet als deze niet worden gebruikt feitelijk niet opvallen.

Hieronder zal daar nader op ingegaan worden. Daarbij dient met nadruk vermeld te worden, dat de uiteindelijke materialisering en detaillering pas bepaald zal worden in het kader van het omgevingsvergunningentraject. De uitwerkingen, die hieronder weergegegeven worden betreffen dus slechts "eerste vingeroefeningen".

Het parkeerterrein voor intensief gebruik

Op de luchtfoto is te zien, dat de 20 parkeerplaatsen voor intensief gebruik in de directe nabijheid van het landhuis gesitueerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0007.png"

Globale situering parkeerterrein 1 voor intensief gebruik (Bron: Foreest Groen Consult)

Op de tekening hieronder is deze parkeerlocatie meer gedetailleerd weergegeven (suggestie, dus nog niet definitief).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0008.png"

Mogelijke inrichting parkeerterrein voor intensief gebruik (Bron: Foreest Groen Consult)

Vanaf deze parkeerplaatsen kunnen dagelijkse gasten met goede voorzieningen bij Halsaf komen. De rijbaan en het voetpad zal bestaan uit een halfverharding met een toplaag van Padvast. De halfverharding van Padvast is ook bij slechte weersomstandigheden goed begaanbaar. Omdat de voorziening 15 centimeter boven het bestaande maaiveld wordt aangelegd is ook bij hoge waterstanden in de Rijn de parkeerplaats nog voldoende droog om te gebruiken. De 15 centimeter hoge verhoging valt in het landschap volledig weg. De hoge ligging van de bestaande laan blijft het beeld domineren. De voorziening is duidelijk ondergeschikt. Het beeld wordt verder beschermd doordat de parkeervakken zo worden uitgevoerd dat op deze vakken gras kan groeien (grasbetonstenen, mogelijk opgevuld met padvast en ingezaaid met gras). Omdat hier dagelijks auto's worden geparkeerd wordt dit parkeerterrein voorzien van een permanent veekerend raster.

Een en ander is op de doorsnede aangegeven (suggestie):

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0009.png"

Mogelijke dwarsdoorsnede parkeerterrein voor intensief gebruik (Bron: Foreest Groen Consult)

Het parkeerterrein voor extensief gebruik

Op de luchtfoto is te zien, dat de 60 parkeerplaatsen voor extensief gebruik in de uiterste westhoek van de Grote Weide zijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0010.png"

Globale situering parkeerterrein 2 voor extensief gebruik (Bron: Foreest Groen Consult)

Op de tekening hieronder is deze parkeerlocatie meer gedetailleerd weergegeven (suggestie, dus nog niet definitief).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0011.png"

Mogelijke inrichting parkeerterrein voor extensief gebruik (Bron: Foreest Groen Consult)

Om de extensieve parkeervoorziening aan de rand van de Grote Weide aan te leggen zal de bestaande sloot moeten worden voorzien van een nieuwe duiker. Wordt de bestaande ingang gebruikt dan moeten bezoekers eerst 75 meter over de weide terug voordat de parkeerplaatsen worden bereikt. Zowel de aanleg van een rijbaan als parkeerplaatsen parallel aan de bestaande laan is ongewenst.

Het grote voordeel van een nieuwe toegang tot de Grote Weide is dat het in- en uitkomend verkeer beter zicht heeft op verkeer dat zich op de Dorpsstraat en naastgelegen fietspad bevindt. De bestaande laan snijdt deze weg onder een scherpe hoek waardoor er minder goed zicht is op het verkeer dat vanaf de dijk Babberich inrijdt.

De nieuwe toegang komt onder een haakse hoek op de bestaande inrit van de Dorpsstraat uit. Hierdoor heeft een bezoeker die de weg op wil rijden beter zicht op het verkeer van de Dorpsstraat.

De bestaande inrit hoeft niet te worden verlegd maar een kleine aanpassing volstaat. Voorgesteld wordt om tussen de parkeervoorziening en de woning aan de Dorpsstraat c.q. Beekseweg de aanwezige beplanting eventueel te versterken door dit stuk in te planten met opgaande heesters en enkele bomen, waarbij de plantkeuze en de uitstraling zich dient te voegen binnen het karakter van het landgoed. Hierdoor wordt ook visueel voor de bewoners afstand gecreëerd waardoor overlast wordt voorkomen. Deze beplanting past ook in het beheerplan dat voor Halsaf is gemaakt. Deze locatie wordt hierin aangegeven als een mogelijke locatie voor een opgaande beplanting.

Zowel de rijaan als de parkeervakken zullen worden uitgevoerd als evenementengras. Dit betekent dat als er geen auto's aanwezig zijn de weide er uitziet als een normale weide. De impact van het parkeren op de weide is hierdoor gering.

Alleen het stuk tussen de Dorpsstraat tot 5 à 10 meter na de duiker moet worden verhard. De verharding bestaat uit een 35 cm dikke puinfundatie met een toplaag van Padvast. Dit Padvast wordt niet speciaal onderhouden waardoor bij het verwachte extensieve gebruik dit snel met gas zal begroeien.

3.4 Verkeer en parkeren

Bij de voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met eventuele gevolgen voor verkeerskundige aspecten in of nabij het plangebied, zoals verkeersbewegingen en parkeren.

Verkeer

Het plangebied is ontsloten op de Beekseweg en de Dorpstraat/Emmerichseweg. Het landgoed is via twee afzonderlijke zijden bereikbaar. Dit is ook gewenst in verband met calamiteitendiensten. Hiermee is een goede afwikkeling van het verkeer verzekerd.

Het westelijke deel van het landgoed Halsaf (Huize Babberich) wordt ontsloten vanaf de Dorpsstraat/ Emmerichseweg via een eigen toegangsweg. Vanaf deze toegangsweg zijn de parkeervoorzieningen bereikbaar. Het is voor bezoekers niet mogelijk om door te rijden tot het landhuis om vervolgens via de route naar de Beekseweg het landgoed weer te verlaten. Om dit ongewenste verkeer te voorkomen is nabij het landhuis een barriere aangebracht in de vorm van een paaltje.

Voor leveranciers is het landhuis wel bereikbaar via de toegangsweg, die aansluit op de Beekseweg. Het betreft hier overigens slechts een beperkt aantal verkeersbewegingen.

Voor fietsers en voetgangers is al een duidelijke route aanwezig.

De vorm en de functie van de volwaardige uitritconstructie wordt niet vastgelegd in het bestemmingsplan, maar komt aan de orde bij de uitvoering. Vanuit de gemeente en initiatiefnemer is er een voorkeur van de uitritconstructie op de Dorpstraat en een afwikkeling van het verkeer op de Beekseweg.

Parkeren

Op basis van de beoogde oppervlakte aan functies in het landhuis is een berekening gemaakt van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen. Daarbij is de richtlijn aangehouden, zoals opgenomen in Publicatie 317 van de CROW ("Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie").

Om de berekening te kunnen uitvoeren is een tekening gemaakt, waarop de verschillende functies per bouwlaag met een kleur zijn aangegeven, inclusief de oppervlakte, die toebedeeld is aan de betreffende functie. Deze tekening, die dus specifiek bedoeld is als basis voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen, is opgenomen in Bijlage 2

De verschillende oppervlakten zijn vervolgens overzichtelijk in tabelvorm opgenomen. Deze tabel is opgenomen in Bijlage 3.

Per functie is tenslotte berekend, wat de parkeerbehoefte is op basis van de eerder genoemde Publicatie van de CROW. Omdat de CROW een marge hanteert bij het aangeven van de kencijfers voor het parkeren is per functie in overleg met de gemeente bepaald welk aantal parkeerplekken aangehouden dient te worden. De resultaten zijn in onderstaande tabel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0012.png"

Op basis van de berekening kan geconcludeerd worden, dat er 80 parkeerplekken gerealiseerd dienen te worden. In de voorgaande paragraaf is aangegeven, dat deze 80 parkeerplaatsen verdeeld worden over 2 locaties:

  • 20 stuks voor intensief gebruik relatief dichtbij het huis (parkeerterrein 1);
  • 60 stuks voor incidenteel gebruik aan de westrand van de Grote Weide van Halsaf (parkeerterrein 2).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Onderzocht is in hoeverre de beleidskaders van de overheid, de provincie, de regio en de gemeente gevolgen hebben voor het voorliggende bestemmingsplan. Door middel van beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota’s en beleidsplannen is een overzicht van het relevante ruimtelijke beleid verkregen. Deze beleidsstukken zijn vervolgens getoetst.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Voor het nationale ruimtelijke en mobiliteitsbeleid geldt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 5 wordt ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
  • Nationaal belang 13 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als '(herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS)'. In paragraaf 5.7 wordt hier nadere aandacht aan besteed.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ad 1.

In beginsel is de voorgenomen functieverandering van de horeca en nevenfuncties een stedelijke voorziening.

De horeca en nevenfuncties spelen in op ontwikkelingen in de markt. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een uitgebreid ondernemingsplan opgesteld, inclusief kerncijfers en concurrentieanalyse. In samenspraak met de gemeente is bepaald welke delen van dit ondernemingsplan op het landgoed mogen plaatsvinden. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in een regionale behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief. Voor de kantoorruimte wordt de reeds vergunde oppervlakte in het voorliggende plan geregeld.

In dit geval is sprake van functieverandering van een landhuis met als hoofdfunctie wonen naar een hoofdfunctie horeca met nevenfuncties. De ligging en de kwaliteiten van de locatie bieden een unieke situatie voor diverse functies. In hoofdstuk 3 is dit nader aan de orde gekomen.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt leegstand van het landgoed tegengegaan.

Daarnaast wordt de toegankelijkheid van het landgoed sterk verbeterd. De functies zijn toegankelijk voor een grote diversiteit aan doelgroepen. Hiermee wordt de kennis en beleving van de cultuurhistorische waarden van landgoed Halsaf, Babberich en verdere omgeving bekender bij een breed publiek.

Bovendien betekent de ontwikkeling een toename van de werkgelegenheid en mogelijkheden voor sociaal maatschappelijk werk in Babberich en directe omgeving.

Ad 2.

Landgoed Halsaf heeft een bijzondere en cultuurhistorische ligging. De locatie ligt buiten bestaand bebouwd gebied en biedt een aantrekkelijk omgeving voor de horeca en nevenfuncties, juist door de unieke setting in het landelijk gebied. De voorgenomen functies zijn juist aantrekkelijker in deze setting dan op een locatie binnen bebouwd gebied. De locatie biedt voor de ontwikkeling de kwalitatieve geschiktheid vanwege de bestaande waardevolle elementen op de locatie, waaronder de cultuurhistorische waarden. Locaties binnen bebouwd gebied bieden onvoldoende mogelijkheden voor het totaalaanbod aan functies.

Er vindt geen toename van bebouwing plaats, de bestaande bebouwing wordt gebruikt. De voorgenomen ontwikkeling betreft een functieverandering van een bestaand landgoed. Het landgoed is geschikt voor de functies.

Bij de voorgenomen ontwikkelingen zal er voor gezorgd worden, dat de cultuurhistorische waarden beter herkenbaar worden. Hiermee ontstaat een belangrijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op deze bijzondere locatie aan de rand van de kern Babberich. Deze verbetering is alleen mogelijk als het terrein kan worden herontwikkeld met nieuwe functies.

Door de functieverandering kunnen de ruimtelijke kwaliteit en waarden in stand blijven en zelfs versterkt worden. gesteld kan worden, dat de functieverandering nodig is om verpaupering van het landhuis te voorkomen.

Ad 3.

Met de ligging aan de Dorpsstraat/Emmerichseweg en de Beekseweg is de locatie goed ontsloten. In paragraaf 3.4 is nader ingegaan op het verkeer en parkeren.

De locatie is bereikbaar voor meerdere vervoerwijzen, namelijk voor auto, fiets en via openbaar vervoer. Overige vervoerwijzen zijn gelet op de voorgenomen functies niet relevant.

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen vinden hoofdzakelijk plaats binnen de contouren van de bestaande bebouwing. Hierdoor vindt er geen verdere verstedelijking plaats. De nieuwe functies zorgen er voor, dat het landgoed in stand gehouden kan worden, hetgeen bijzonder wenselijk is vanuit ruimtelijk, cultuurhistorisch, landschappelijk en maatschappelijk oogpunt. Om die reden is het plan niet in strijd met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. De omgevingsvisie is in de plaats getreden van de provinciale structuurvisie (Streekplan 2005). De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd. die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking;
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving.

De provincie en haar partners streven in de regio naar:

Innovatie en economische structuurversterking

  • Topsector Health, Energie- en Milieutechnologie;
  • creatieve industrie, logistiek, agro, toerisme;
  • innovatie en samenwerking; overheid, ondernemingen, kennisinstellingen.

Bereikbaar en verbonden

  • een goed bereikbare regio;
  • verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor;
  • voorkomen, benutten, bouwen.

Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking

  • OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur;
  • het belang van de bestaande woningvoorraad;
  • het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk;
  • voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren.

Gebiedskwaliteiten benutten

  • kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.

De voorgenomen functieverandering en natuurontwikkeling sluiten naadloos aan bij de ambitie 'gebiedskwaliteiten benutten'. De bestaande kwaliteiten van natuur en cultuurhistorie bieden een unieke setting en kwalitatieve geschiktheid voor de voorgenomen functies, met respect voor de unieke kwaliteiten van het gebied. Tevens vinden er maatregelen plaats, die de cultuurhistorische en natuurwaarden versterken. Hierdoor worden deze gebiedskwaliteiten verder versterkt. Het voorliggende bestemmingsplan past dus binnen de opgaven voor de regio.

Kaart

Op basis van de kaart behorend bij de Omgevingsvisie zijn de volgende onderwerpen relevant voor het plangebied:

  • Windenergie: De locatie ligt in een gebied waar windturbines zijn uitgesloten wegens wettelijke beperkingen. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van de realisatie van windturbines. Voor dit onderdeel zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Landbouw: Hierbij geldt dat de locatie in een gebied ligt dat is aangemerkt als 'verwevingsgebied - niet grondgebonden veehouderij'. Het meest nabijgelegen agrarisch bedrijf ligt op een afstand van ruim 400 meter van het plangebied. Gezien deze afstand is er geen sprake van negatieve invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven.
  • Glastuinbouw: De locatie is gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'glastuinbouw in overige gebieden'. Hier zijn beperkte mogelijkheden voor glastuinbouw. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van glastuinbouw. Daarom zijn er geen beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden in verband met glastuinbouw.
  • Natuur: Het plangebied ligt deels in het 'Gelders natuurnetwerk' (GNN) en deels in de 'Groene ontwikkelingszone'. Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van functieverandering met respect voor de cultuurhistorie en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden. In paragraaf 5.7 wordt hier nadere aandacht aan besteed. 

Duurzame verstedelijking

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd. Zie hiervoor paragraaf 4.2.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt bestaande bebouwing benut. De ontwikkeling past binnen de doelen in Gelderland. De bestaande gebiedskwaliteiten (natuur en cultuurhistorie) worden verbonden met ontwikkelingsmogelijkheden voor functieverandering en natuur. De ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. Het terrein wordt toegankelijk voor diverse doelgroepen. Ook worden de bestaande kwaliteiten versterkt door de voorgenomen beheersmaatregelen, die ten doel hebben om de oorspronkelijke opzet van het landgoed beter herkenbaar en beleefbaar te maken.

Ruimtelijke kwaliteit

Gestreefd wordt naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De opgaven hierbij zijn:

  • ruimte bieden aan (economische) ontwikkelingen met respect voor de unieke kwaliteiten van een gebied;
  • bij een ingrijpende ruimtelijke ingreep initiatiefnemers en gemeenten ondersteunen bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit;
  • de unieke Gelderse kwaliteiten vermarkten voor de vrijetijdseconomie.

De regio kent een mooie combinatie van stedelijke kwaliteiten, kleine stadjes en dorpen en verschillende natuurgebieden, mooie landschappen en cultuurhistorische kwaliteiten. Eén van de kwaliteitsambities is:

  • ontwikkeling van een vitaal en leefbaar ommeland, rekening houdend met demografische ontwikkelingen, waar gebiedskwaliteiten verbonden worden met ruimte en mogelijkheden tot ontwikkeling.

Cultuur en cultuurhistorie hebben bij uitstek een verbindende functie. Ze verbinden mensen onderling en aan de plek waar ze wonen en werken. Ze zijn van grote betekenis voor de leefbaarheid in steden en dorpen, de identiteit van regio's en voor de vrijetijdseconomie. Het gevarieerde Gelderse landschap kent bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingespeeld op de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Het landgoed is van grote cultuurhistorisch belang voor de locatie en de omgeving. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de locatie ook toegankelijk voor diverse doelgroepen, onder andere op gebied van horeca, waardoor een bijdrage geleverd kan worden aan de instandhouding van het landgoed en de ruimtelijke kwaliteit versterkt kan worden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de omgevingsvisie.

4.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld in december 2016 door Provinciale Staten en zal in december 2017 weer geactualiseerd worden. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.

De relevante aspecten/ onderdelen uit de omgevingsverordening worden hieronder nader toegelicht:

2.7.1 en 2.7.1 Beschermingsregime Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO)

Gestreefd wordt naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Ingezet wordt op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wordt bereikt door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Beschermingsregime GNN: Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.

De Groene Ontwikkelingszone (GO) omvat de gebieden met andere bestemmingen dan natuur binnen de begrenzing van de EHS uit 2009 alsmede weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen. De GO is verweven met het GNN en hangt daar functioneel mee samen.

Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen op basis van artikel 2.7.2.1. van de Omgevingsverordening nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:

  • in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en
  • deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Ecogroen heeft in november 2016 een Voortoets Natuurbeschermingswet en een EHS-toets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. In dit onderzoek wordt uitgebreid ingegaan op de kernwaarden, die in het gebied aanwezig zijn. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.3. van deze Bijlage, waarin de effecten van de voorgestelde ontwikkelingen in het plangebied op de kernkwaliteiten wordt beschreven.

De conclusie van deze effectbeoordeling wordt hieronder vrijwel onverkort weergegeven:

"Landgoed Halsaf ligt binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). De ruimtelijke ontwikkelingen (aanleg parkeerplaats en grondwal, aanleg terras) vinden plaats binnen de GO. Voor nieuwe kleinschalige ontwikkelingen en uitbreidingen binnen de GO geldt dat deze mogelijk zijn indien de kernkwaliteiten van het betreffende deelgebied per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen mogelijk zijn indien aanvullend natuurgerichte versterkende maatregelen worden genomen. Door het nemen van de natuurgerichte maatregelen krijgt het landgoed een kwaliteitsimpuls en wordt substantieel bijgedragen aan de kernkwaliteiten en tegelijkertijd de ontwikkelingsdoelen van het betreffende GNN-deelgebied. Deze maatregelen dienen te worden vastgelegd. Hiervoor kan worden aangehaakt bij het beheerplan voor landgoed Halsaf (Stichting PHB 2008).

De ontwikkelingen hebben geen effect op Natuur buiten het GNN. Weidevogelgebieden liggen op grote afstand (meer dan 10 kilometer). Ganzenfoerageergebied ligt op circa 300 meter ten zuidwesten van het plangebied. De ontwikkelingen hebben geen effect op de openheid van dit gebied. De ontwikkelingen hebben ook geen significant verstorend effect." (einde citaat uit het rapport van Ecogroen).

Om scherper in beeld te krijgen welke natuurgerichte maatregelen nu precies genomen dienen te worden om de kernkwaliteiten te versterken is overleg gevoerd met de provincie. Uit dit overleg is naar voren gekomen, dat met name de aanleg van de parkeerplaatsen alsmede de aanleg van terrassen bij het landhuis beschouwd worden als kleinschalige ingrepen. Over de te nemen aanvullende versterkende natuurgerichte maatregelen is vervolgens in een aantal slagen overeenstemming bereikt.

Afgesproken is, dat er een inrichtingsplan opgesteld wordt, waarin de versterkende natuurgerichte maatregelen concreet verwoord worden en in beeld gebracht worden. Dit inrichtingsplan is als Bijlage 1 opgenomen bij de regels.

In het inrichtingsplan is aangegeven, dat een tweetal gebieden, die in het vigerende bestemmingsplan nog een "woon-bestemming" hebben, nu een Natuurbestemming zullen krijgen met bijbehorende inrichtingsmaatregelen. Daarnaast is aangegeven op welke manier de padenstructuur rondom de duiventil hersteld en aangevuld kan worden en op welke manier de meidoornhaag langs de dijk aangevuld kan worden.

Meer concreet gaat het om de volgende versterkende maatregelen:

  • Herstel padenstructuur kleine wandelpark in twee fasen met een totale lengte van 660 meter.
  • Omvorming van bestaand grasland kleine weide naar natuurlijk schraal grasland, oppervlak 5.750 m2
  • Omvorming van bestaand grasland met bomen naar natuurlijk grasland met bomen, oppervlak 2.580 m2
  • Herstel van een oude meidoornhaag met een lengte van 320 m1

Op de navolgende afbeelding is in beeld gebracht waar de natuurgerichte maatregelen zullen plaatsvinden ter versterking van de kernkwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0013.png"

Locatie van de versterkende maatregelen (Bron: Foreest Groen Consult)

In paragraaf 5.7 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan regelgeving voor natuur.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen kunnen een positieve bijdrage leveren aan de natuurontwikkeling op diverse delen van het landgoed. Omdat er kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden in het bestemmingsplan is het nodig natuurgerichte maatregelen te nemen ter versterking van de kernkwaliteiten. Daardoor is het mogelijk om de natuurfunctie te versterken. De maatregelen, die ten doel hebben de natuurwaarden te versterken en de cultuurhistorische waarden van het landgoed beter herkenbaar te maken zijn opgenomen in het Inrichtingsplan voor landgoed Halsaf, zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2030

Voor de gemeente is de gemeentelijke structuurvisie 'Samen kijken naar de toekomst 2012-2030' vastgesteld. In de structuurvisie wordt ingezet op een vijftal hoofdopgaven:

  • versterken van de identiteit van Zevenaar met aandacht voor de diversiteit in landschappen, kernen en functies;
  • voldoende plek voor stedelijke ontwikkelingen tot 2030;
  • behoud van kwalitatief goede woon- en werkgebieden en goede voorzieningen;
  • tegengaan van versnippering van de leefomgeving inclusief het leefbaar houden van de kernen;
  • nadrukkelijker inzetten op een duurzame ontwikkeling.

Bij de hoofdopgave om 'tegengaan van versnippering van de leefomgeving' is vermeld dat de bestaande landgoederen (zoals Halsaf) waardevol zijn voor de gemeente. Het versterken van deze landgoederen heeft de voorkeur boven de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. De voorgenomen ontwikkeling past hiermee binnen de hoofdopgave van het beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0014.jpg"

Afbeelding: Uitsnede structuurvisieplankaart 2012-2030

Landschap van de Rijn

De locatie ligt binnen 'het landschap van de Rijn'. De invloed die het water hier op het landschap heeft gehad is zichtbaar aanwezig. Hoewel het gebied nadrukkelijk behoort tot het landelijk gebied is bebouwing hier nooit ver weg. Het zorgt voor een zachte overgangszone tussen de stad en het buitengebied. Het is vanwege het aantrekkelijke kleinschalige landschap en de nabijheid van voorzieningen een gebied.

Babberich

Net buiten de kern Babberich is een overwegend kleinschalig en afwisselend landschap te vinden dat veel mogelijkheden biedt om te wandelen en te fietsen. Hierin liggen, onlosmakelijk verbonden met Babberich, enkele kenmerkende objecten, zoals Halsaf.

Ingezet wordt onder andere op:

  • Behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit van Babberich.
  • Behouden en versterken van de relatie tussen de woonomgeving en omliggend landschap en de hoofdgroenstructuur langs de doorgaande weg.

Cultuurhistorie

Voor cultuurhistorie gelden onder andere de volgende hoofddoelen:

  • Beschermen, bewaren en versterken van de monumenten.
  • Monumenten altijd als onderdeel van hun omgeving beschouwen
  • Cultuurhistorie versterkt recreatie en toerisme en vice versa. Hierbij valt te denken aan bezoeken aan landgoederen, wandel en fietstochten over oude dijken en door historische dorpjes. Recreatie en toerisme zijn een stimulans in het behouden en versterken van het cultuurlandschap.
  • Zevenaar staat positief tegenover ontwikkelingsplannen die bijdragen aan het behoud, het herstel en de beleving van het archeologisch en cultureel erfgoed. De gemeente zal duurzame initiatieven van ondernemers ondersteunen.

Landschap

Ook voor landschap zijn er hoofddoelen, zoals:

  • Behoud en waar mogelijk versterking van specifieke kenmerken en kwaliteiten, gericht op vergroting van de diversiteit en versterking van de identiteit.
  • Versterken en waar nodig herstellen van oude verbindingen
  • Een dynamisch & vitaal buitengebied én een duurzaam & (be)leefbaar buitengebied: een buitengebied in balans.

De invulling van het landgoed sluit aan op de uitgangspunten voor bestaande landgoederen zoals die genoemd zijn in de gemeentelijke structuurvisie.

Bij de ontwikkeling wordt ingespeeld op de kwaliteiten van de kern en omgeving van Babberich. De waarden van het landgoed worden versterkt door functieverandering met de daarbij behorende versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het gebruik wordt verbreed, zodat er een duurzame invulling ontstaat die noodzakelijk is om deze bijzondere plekken op goede wijze in stand te houden.

Ook past de ontwikkeling binnen de hoofddoelen van recreatie en toerisme, cultuurhistorie en landschap.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities uit de structuurvisie.

4.4.2 Gemeentelijk Geluidbeleid 2008

De gemeente Zevenaar heeft gemeentelijk geluidbeleid opgesteld naar aanleiding van de Wet geluidhinder. Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleidsplan is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.

Het geluidbeleid is gebiedsgericht. Voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld en is bepaald in hoeverre onder bepaalde voorwaarden de gemeente afwijking van deze ambities accepteert. In het beleid is bepaald dat de gemeente met behulp van vergunningverlening ervoor zorgt dat de geluidbelasting veroorzaakt door bedrijven op of onder de ambitiewaarde van het betreffende gebied is.

In de paragrafen 5.1 en 5.5 wordt nader ingegaan op het aspect geluid.

Conclusie

Op basis van de inhoud van paragraaf 5.1 en 5.5 kan geconcludeerd worden, dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkelingen op het landgoed.

4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

De gemeente Zevenaar wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld (23 mei 2012). Bij onder andere de verantwoording van het groepsrisico dienen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid in acht te worden genomen.

Het aspect externe veiligheid wordt in paragraaf 5.4 aan de orde gesteld.

Conclusie

De gemeente Zevenaar acht de nagenoeg ongewijzigde hoogte van het groepsrisico door de Betuweroute op het plangebied acceptabel. Voor het overige zijn er geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.4.4 Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013-2030

De gemeente Zevenaar heeft op 26 juni 2013 het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013-2030 vastgesteld. Het plan is opgesteld om een actueel, helder en verantwoord beleidskader te hebben dat verbindt en de koers bepaalt voor milieukwaliteit binnen de gemeente Zevenaar. Het Milieubeleidsplan maakt duidelijk waar binnen de gemeente Zevenaar de prioriteiten liggen.

Het plan kent een aantal ambities. Deze zijn verwoord in het Milieuperspectief Zevenaar 2030. Dit perspectief bestaat uit structuren, gebieden en plekken die van waarde kunnen zijn voor de (milieu)kwaliteit van Zevenaar. Het milieuperspectief is niet bedoeld als taakstelling, maar om uit te dagen.

De diverse milieuaspecten worden in hoofdstuk 5 behandeld.

Conclusie

Op basis van de bespreking van de milieuaspecten in hoofdstuk 5 kan geconcludeerd worden, dat de voorgenomen ontwikkelingen op het landgoed geen negatieve gevolgen heeft voor de omgeving.

4.4.5 Cultuurhistorische waardenkaart gemeenten Zevenaar en Rijnwaarden

Met ingang van 1 januari 2012 zijn gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan (waaronder begrepen een uitwerkings-/wijzigingsplan). Om rekening te kunnen houden met de cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hiertoe hebben de gemeenten Zevenaar en Rijnwaarden gezamenlijk een Cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld. Op 23 oktober 2013 is deze kaart in de raad van Zevenaar vastgesteld.

Volgens de cultuurhistorische waardenkaart is de buitenplaats één van de ensembles die gelegen is tussen de historische linten, de Emmerichseweg en de Beekseweg. Hiertoe behoren ook het kloostercomplex in Babberich en Huize Valdijk. Nabij het plangebied liggen het dorp Babberich en de Zwanenwaay.

In de paragrafen 2.2 en 5.8 wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving. Met de voorgenomen ontwikkeling worden de waarden van het landgoed versterkt door functieverandering met de daarbij behorende versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het gebruik wordt verbreed, zodat er een duurzame invulling ontstaat die noodzakelijk is om deze bijzondere plekken op goede wijze in stand te houden. Het behoud van de beschermde cultuurhistorische waarden wordt getoetst aan de specifieke wet- en regelgeving.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanwege het aspect cultuurhistorie.

4.4.6 Erfgoednotitie

Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Erfgoednotitie. In het buitengebied is een aantal monumenten gesitueerd. Het monumentenbeleid zoals vastgelegd in de erfgoednotitie draagt zorg voor behoud van deze monumenten door bescherming ontwikkeling en kennisontwikkeling.

Voor een herkenbaar en effectief monumentenbeleid in de gemeente Zevenaar is het van belang dat er bij de partijen die zich hiermee bezighouden duidelijkheid is over de wijze waarop de gemeentelijke overheid met haar onroerend erfgoed wenst om te gaan. In het beleid is de visie op het onroerend erfgoed verwoord en is een aanzet gegeven voor het concretiseren, prioriteren en financieren van activiteiten die deels vanuit een wettelijke plicht en deels uit de bepalingen van de monumentenverordening voortvloeien.

Het gemeentelijke archeologische beleid is doorvertaald in het bestemmingsplan ‘Archeologie’. Daarin zijn archeologische waarden en verwachtingswaarden opgenomen voor het plangebied. In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op dat bestemmingsplan en het aspect archeologie in relatie tot het plangebied.

Conclusie

Op basis van het gestelde in paragraaf 5.8 kan geconcludeerd worden, dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Milieu- en waardenaspecten

5.1 Geluid

Weg, spoorweg- en industrielawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische situatie is er bij de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van nieuwe geluidgevoelige objecten. Voor het landhuis geldt reeds een woonbestemming.

Op basis van het bestaande, vergunde gebruik van Huize Babberich is er al sprake van een bepaalde parkeerintensiteit. Deze wordt nu opgevangen op dezelfde locatie, waar de parkeervoorziening voor het intensieve gebruik gepland is, zij het dat er nu "in de wei" geparkeerd wordt. Het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van nu zal slechts in beperkte mate toenemen, waarbij de pieken opgevangen kunnen worden op het geplande parkeerterrein voor extensief gebruik aan de westzijde. Omdat het slechts gaat om een incidentele toename van het aantal parkeerbewegingen hoeft er niet gevreesd te worden voor geluidsoverlast voor de bewoners aan de Dorpsstraat/ Emmerichseweg.

Het aspect geluid vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.

Geluid vanuit inrichtingen

In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het geluid vanuit de inrichting.

Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkelingen op het landgoed vanuit akoestisch oogpunt geen negatieve gevolgen hebben voor de omgeving.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen.

5.2 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit de nibm-tool (maart 2015) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

Bezoekers en medewerkers zullen over het algemeen met de auto komen. Op basis van de verkeersgegevens blijkt dat sprake is van circa 100 verkeersbewegingen per dag, waarvan maximaal 0,5 % vrachtverkeer (op basis van aangeleverde gegevens van opdrachtgever, een deel van de bezoekers zal gezamenlijk met de auto komen).

In de volgende afbeelding zijn deze gegevens verwerkt in de nibm-tool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0015.jpg"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan luchtverontreiniging. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

5.3 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om daar tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit daarvan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Indien een bestemmingsplan de bouw van bouwwerken groter dan 50 m2 mogelijk maakt waar gedurende meer dan 2 uur per dag mensen verblijven, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed is.

In dit geval wordt de al bestaande bebouwing benut. Er is geen sprake van nieuwbouw. Voor het landhuis geldt dat zowel bij het bestaande gebruik voor wonen als bij de toekomstige functies sprake is van een bouwwerk waar mensen gedurende meer dan 2 uur per dag verblijven. In het kader van het aspect bodem is geen sprake van een andere verblijfssituatie. Daarom kan er vanuit worden gegaan dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van de locatie voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet worden onderzocht:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Inrichting

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daartoe zijn in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (hierna: Bevi) regels gesteld.

In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied liggen op basis van de provinciale Risicokaart geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Op een afstand van circa 400 meter ten zuidwesten van het plangebied ligt een gasleiding. Zie de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0016.jpg"

Afbeelding: Uitsnede Risicokaart met betrekking tot gasleiding

De leiding heeft een uitwendige diameter van 4,49 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De inventarisatieafstand die daarbij hoort is 70 meter. Het landhuis ligt op circa 650 meter vanaf de gasleiding. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de aan te houden afstand.

Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de provinciale Risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen over weg of water plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Wel vindt er in de omgeving van het plangebied transport van gevaarlijke stoffen over spoor plaats. Daarvoor zijn risicoberekeningen uitgevoerd (Haro Milieuadvies, Projectnummer HARO_2015_1503_v.03, van 18 april 2015). De rapportage is toegevoegd in Bijlage 5.

Het landgoed wordt conform het huidige externe veiligheidsbeleid (Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs) als een kwetsbaar object beschouwd.
Onderzocht is wat de effecten zijn van de ontwikkeling van het plangebied op de externe veiligheid tengevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute. Het plangebied ligt op 435 meter van deze transportroute.

Plaatsgebonden risico (PR)

Betuweroute

Uit de risicoberekening voor de Betuweroute blijkt dat deze spoorlijn een PR=10-6 per jaar van 20 meter kent. Deze contour vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

Groepsrisico (GR)

Transport van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute 

Op basis van de risicoberekeningen, uitgevoerd met het RBM II-rekenpakket v.2.2 van het transport van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute blijkt dat de absolute grootte van het groepsrisico zowel voor de huidige bestaande situatie als voor de toekomstige situatie onder de oriënterende waarde van de fN-curve blijft.

Het groepsrisico blijft nagenoeg ongewijzigd door de functieverandering van het project landgoed Halsaf en de toename van de personendichtheid. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in het onderzoek nog geen rekening is gehouden met de mogelijke aanwezigheid van maximaal 2 personen in de te realiseren bruidssuite in de duiventil. Aangenomen mag worden dat een dergelijk zeer beperkte toename van het aantal personen ten opzichte van het totaal aantal aanwezige personen geen invloed heeft op de conclusies van het onderzoek.

De Betuweroute maakt deel uit van het spoornet genoemd in het Basisnet en kent dus ook een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het plangebied ligt op meer dan 30 meter van de Betuweroute.

Verantwoordingsplicht

Om de functieverandering mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingplan opgesteld. Hiervoor dient vanuit de Bevi, Btev en de cRvgs de verantwoordingsplicht te worden ingevuld.

Met voorliggend bestemmingsplan kan geen invloed worden uitgeoefend op de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van een calamiteit op de Betuweroute. Het landgoed is gelegen tussen de Beekseweg en de Dorpstraat/Emmerichseweg en wordt op deze weg ontsloten. In het geval van een calamiteit op de Betuweroute bieden deze wegen de mogelijkheid om van de ramp weg te vluchten. Er is geen sprake van de realisering van een object waar verminderd zelfredzame personen in verblijven. Op grond hiervan wordt de hoogte van het GR verantwoord geacht.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande acht de gemeente Zevenaar de nagenoeg ongewijzigde hoogte van het groepsrisico door de Betuweroute op het plangebied acceptabel.

5.5 Bedrijven- en milieuzonering

Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de 'omgekeerde werking').

In dat kader worden in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' richtafstanden gegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden, een zogenaamd 'gemengd gebied'.

Het plangebied is aan te merken als een 'gemengd gebied' vanwege de aanwezigheid van de sportvelden, woningen, (drukke) infrastructuur, verblijfsrecreatie et cetera in de nabijheid van het plangebied. Aangezien het plangebied een 'gemengd gebied' betreft, kan voor het bestemmingsplan worden uitgegaan van een correctiefactor van één categorie naar beneden. De aan te houden richtafstand is dan dus één stap kleiner.

Van omgeving naar plangebied

In de huidige situatie is het landgoed al een milieugevoelige functie. Met de voorgenomen ontwikkeling worden buiten het bouwvlak geen nieuwe milieugevoelige functies toegestaan. Daarom hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden van milieuzonering vanuit de omgeving naar het plangebied.

Van plangebied naar omgeving

Hieronder volgt een opsomming van functies, die toegelaten worden in het plangebied met de bijbehorende richtafstanden, die op basis van de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" in acht genomen dienen te worden ten opzichte van een rustige woonwijk. Dit is dus het meest kwetsbare type gebied:

  • restaurant: 50 m*;
  • bed and breakfast (al toegestaan);
  • kantoorruimte/ vergaderruimte: 10 m;
  • kleinschalige koekfabriek 'detailhandel voor brood en banket met bakken voor eigen winkel':10 m;
  • behandelkamers ten behoeve van een vitaliteitscentrum: 10 m*

De bestaande woningen in de directe omgeving (waaronder Frans Joseph-hoeve en Lotjeshoeve) zijn allemaal gesitueerd op een veel grotere afstand, waardoor er geen sprake is van enige overlast voor de omgeving.

*Bij het gebruik van de overkapping/ veldschuur, die bestemd is voor een restaurant en het vitaliteitscentrum, wordt geen mechanische muziek ten gehore gebracht.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied stuiten niet op problemen in het kader van de milieuzonering. Zelfs zonder het toepassen van een correctiefactor (van "rustige woonwijk"naar "gemengd gebied") kan ruimschoots voldaan worden aan de richtafstanden.

5.6 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Waterrelevant beleid

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet.

Het plangebied ligt in het gebied 'Rivierengebied'. De grote rivieren bestaan uit het Nederlandse deel van de Rijn inclusief de aftakkingen en de Maas en wordt onderscheiden in bovenrivieren, benedenrivieren en de Maas. De Rijn- en Maasmonding hebben andere hydraulische kenmerken dan het bovenrivierengebied. De rivieren zijn breder en stromen trager en staan onder invloed van het getij. Bij het rivierengebied gaat het om de rivier zelf, het rivierbed en de ruimte binnendijks die nodig is voor rivierverruiming. De rivier en het rivierbed vormen het 'buitendijks' gebied. Iedere rivier(tak) heeft eigen kenmerken en eigenschappen.

In de afgelopen eeuwen is door de verschillende gebruiksfuncties veel ruimte aan de rivieren ontnomen, met als gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen de dijken, die steeds hoger zijn gemaakt. Door de bevolkingsontwikkeling en economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Deze kwetsbaarheid van ons land, tezamen met ongunstige verwachtingen over klimaatverandering en zeespiegelstijging, maken duidelijk dat een duurzame bescherming tegen hoogwater, zowel nu als in de toekomst, hoge prioriteit moet houden.

Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie. Het beleid uit het voorgaande derde Waterhuishoudingsplan (WHP3) wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals waterbergingsgebieden, landbouw, natte natuur en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de Functiekaart Waterplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0017.jpg" Afbeelding: Uitsnede Functiekaart Waterplan

Het doel bij de natte ecologische verbindingszones is het uitgangspunt van het Rijk om de EHS in 2018 gerealiseerd te hebben.

Beleid Waterschap

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap werkt aan het realiseren en in stand houden van een duurzaam en aantrekkelijk watersysteem en het beschermen van het beheersgebied tegen wateroverlast en overstromingen. Het waterschap stelt de volgende doelen:

  • de watersystemen zijn in balans en ze kunnen tegen een stootje. Dit betekent dat perioden met grote neerslaghoeveelheden of perioden van extreme droogte geen grote, maatschappelijke, ecologische of financiële gevolgen hebben;
  • het water wordt zoveel mogelijk vastgehouden daar waar het valt. In extreme omstandigheden wordt overtollig water zoveel mogelijk in het eigen systeem opgevangen;
  • het grondgebruik is afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van de grond, het watersysteem en het waterbeheer;
  • water, landbouw en natuur zorgen gezamenlijk voor een aantrekkelijk landschap waar het ook aangenaam recreëren is, zowel in het landelijk gebied als in de bebouwde gebieden;
  • het water is zo schoon dat het optimale leef- en voortplantingsmogelijkheden biedt aan planten en dieren;
  • de zwemwateren zijn schoon en helder zodat recreanten zonder risico een frisse duik kunnen nemen.

Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009

In de Keur van het waterschap zijn regels opgenomen. De Keur bevat onder andere bepalingen ten behoeve van de bescherming en het beheer en onderhoud van watergangen en oppervlaktewater. Verder kan op basis van de Keur een melding of vergunning nodig zijn voor werkzaamheden op en/of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen en voor het onttrekken en/of retourneren van grondwater. In het plan zijn geen bepalingen opgenomen die dubbelop zijn, dan wel indruisen tegen deze regelgeving. Normale waterstaatkundige onderhoudswerkzaamheden zijn uitgezonderd van een omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningplicht).

Watertoets

In artikel 3.1.6 (Bro) is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema’s worden door middel van de watertoetstabel van het Waterschap Rijn en IJssel geselecteerd en vervolgens beschreven.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Ja





Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Ja



Nee


Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
nee



Ja



ja



Nee

 
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Ja  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

3. Is in het plangebied sprake van kwel?

4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?

5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee




Nee


Nee



Nee  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee




Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee



Nee

 
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee



Nee



Nee



Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Ja  

Veiligheid

Bij het plangebied ligt een dijk. Dit betreft een regionale waterkering. Op de waterkering is de Keur van toepassing.

In het voorliggend bestemmingsplan is voor de waterkering de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Riolering en afvalwaterketen

Het rioolstelsel heeft voldoende capaciteit om de toename in het afvalwater te verwerken. Het hemelwater wordt niet aangesloten op het rioolstelsel en zal ter plaatse infiltreren/geborgen worden. Het functioneren van de riolering wordt niet nadelig beïnvloed en het milieu wordt niet zwaarder belast dan in de huidige situatie.

Wateroverlast

In het plangebied zullen nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd. In totaal zal er ten behoeve van deze parkeerplaatsen ongeveer 2.000 m2 verhard worden. "Verharding" is in dit verband wellicht misleidend, omdat het de bedoeling is ter plaatse half doorlatende "groene" bestrating toe te passen. Hemelwater kan eenvoudig in de bodem zakken, waardoor er geen sprake is van mogelijke wateroverlast voor de omgeving.

5.7 Natuurbescherming

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet Natuurbescherming, zoals deze op 1 januari 2017 van kracht is geworden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. De diverse onderzoeken op het gebied van natuurbescherming zijn uitgevoerd in 2016, dus voor het van kracht worden van de Wet Natuurbescherming. Daarom zal hieronder allereerst nog de "oude" terminologie gehanteerd worden. In een aparte paragraaf zal vervolgens aangegeven worden of de Wet Natuurbescherming nog gevolgen heeft voor de uitgevoerde onderzoeken.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.

Op een afstand van ruim 200 meter ligt het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Het plangebied maakt voor een deel deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.

Soortenbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Quickscan natuurtoets

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (Ecogroen, Quickscan natuurtoets landgoed Halsaf, Babberich, van 20 mei 2015). De quickscan is toegevoegd in Bijlage 6. De resultaten zijn hierna weergegeven.

Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 13 maart 2015 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingrepen op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming.

Effectbeoordeling beschermde gebieden

De plannen hebben mogelijk schade aan Natura 2000- en EHS-gebieden tot gevolg. Ook worden mogelijk bijzondere natuurwaarden buiten de EHS aangetast door de plannen. Een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en provinciaal beleid is dan ook noodzakelijk. Geadviseerd is om een Voortoets Natuurbeschermingswet en een EHS-toets uit te voeren. Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd in november 2016 door Ecogroen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • De ontwikkelingen op het landgoed zijn lokaal en beperkt in omvang en hebben daardoor slechts een beperkte impact op het omliggende landschap;
  • Er worden geen groenopstanden gekapt en de groene contouren op en rond het landgoed blijven intact;
  • In het plan is reeds rekening gehouden met een landschappelijke inpassing van de parkeerplaatsen door aanleg van een grondwal met daarop beplanting aan de noordzijde van de parkeervoorziening. Het zicht van buitenaf op het landgoed blijft daarmee groen. De beoogde ontwikkelingen hebben zodoende geen negatief effect op het landschap;
  • De ontwikkelingen zijn mogelijk indien aanvullend natuurgerichte versterkende maatregelen worden genomen. Het inpassen van de parkeerplaatsen wordt in het rapport van Ecogroen genoemd als een van de mogelijke maatregelen. Daarnaast dienen volgens Ecogroen aanvullende maatregelen genomen te worden, waarbij gedacht kan worden aan omvorming van grasland, aanplant struweel (inheemse soorten) en specifieke soortgerichte maatregelen waaronder aanleg amfibieënpoel(en) en het aanbrengen van vleermuis- en vogelvoorzieningen. Op deze versterkende maatregelen wordt nader ingegaan in Bijlage 4 Toetsing gebiedsbescherming landgoed Halsaf Babberich.
  • Echter uit nader overleg met de provcincie is gebleken, dat er meer nodig is op het gebied van versterkende maatregelen. Daarom is in goed overleg met de provincie nagedacht over aanvullende maatregelen ter versterking van de kernkwaliteiten. Dit heeft geresulteerd in een inrichtingsplan, waarin de versterkende maatregelen met naam en toenaam genoemd worden. Deze versterkende maatregelen zijn opgenomen in Bijlage 1 van de regels.
  • Door het nemen van de bovengenoemde natuurgerichte maatregelen in het inrichtingsplan krijgt het landgoed een kwaliteitsimpuls en wordt substantieel bijgedragen aan de kernkwaliteiten en tegelijkertijd de ontwikkelingsdoelen van het betreffende GNN-deelgebied. Deze maatregelen dienen te worden vastgelegd. Hiervoor kan worden aangehaakt bij het beheerplan voor landgoed Halsaf (Stichting PHB 2008);
  • De ontwikkelingen hebben geen effect op Natuur buiten het GNN. Weidevogelgebieden liggen op grote afstand (meer dan 10 kilometer). Ganzenfoerageergebied ligt op circa 300 meter ten zuidwesten van het plangebied. De ontwikkelingen hebben geen effect op de openheid van dit gebied. De ontwikkelingen hebben ook geen significant verstorend effect.

Beschermde soorten

  • Er zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten. Het nemen van vervolgstappen voor flora is niet aan de orde.
  • In het landhuis, de kapel en diverse bomen zijn potentiële vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. In zowel het landhuis als de kapel zijn bovendien sporen (met name uitwerpselen) aangetroffen die erop duiden dat daadwerkelijk een vaste verblijfplaats aanwezig is. Schade aan (onmisbare) vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen is bovendien niet uit te sluiten.
  • Er zijn enkele nesten van Eekhoorn (Ff-wet tabel 2) aangetroffen. Verwacht wordt dat één territorium aanwezig is die het gehele plangebied (en omgeving) gebruikt als leefgebied. Indien een nestboom wordt gekapt dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Vaste verblijfplaatsen van overige zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en te verwachten binnen de in-vloedssfeer van de plannen.
  • In het plangebied zijn geen vogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen en te verwachten. Wel zijn diverse vogels van bos en struweel aanwezig. Deze genieten met name in het broedseizoen strikte bescherming.
  • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van andere (zwaardere) beschermde soorten of soortgroepen aangetoond of te verwachten.

Eindconclusie en aanbevelingen 

  • Het is noodzakelijk om aanvullend nachtelijk onderzoek uit te voeren naar vleermuizen. Het is hierbij noodzakelijk meerdere bezoeken verspreid over de periode mei - september uit te voeren. Als er sprake is van schadelijke effecten op vleermuizen is hiervoor een ontheffing nodig.
  • Indien een in gebruik zijnde nestboom van Eekhoorn verdwijnt, zijn vervolgstappen in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Voor deze soort hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode en hierbij een passend werkprotocol wordt gehanteerd.
  • Alle broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Er wordt echter geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Vleermuisonderzoek

Naar aanleiding van de quickscan is een vleermuisonderzoek uitgevoerd (Ecogroen, Vleermuisonderzoek landhuis Halsaf, Babberich, van 17 november 2015). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

Resultaten onderzoek verblijfplaatsen

Uit het aanvullende vleermuisonderzoek is gebleken dat er diverse vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Het betreft vaste verblijfplaatsen op de zolder, in de kelder en in de (aanbouw)schuur. In het onderzoek zijn deze verblijfplaatsen nader toegelicht. Verder zijn in de omgeving van het landhuis ook verblijfplaatsen aangetroffen.

Zolder

Op de zolder is een vaste zomerverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis aangetroffen. Tijdens het ochtendbezoek van 13 juli zijn twee invliegende exemplaren aangetroffen. Tijdens de overige bezoeken zijn onder en in de buurt van de hangplek diverse verse uitwerpselen aangetroffen van waarschijnlijk Gewone dwergvleermuis. Dit duidt erop dat de soort ook gedurende de rest van de zomer meerdere keren de zolder gebruikt heeft als verblijfplaats.

Op de zolder zijn tijdens in maart 2015 uitgevoerde quickscan duizenden (oude) keutels van vleermuizen aangetroffen. Uit een artikel op internet blijkt dat het uitwerpselen betreft van een kolonie Baardvleermuizen. Tijdens alle vleermuisbezoeken is de zolder geïnspecteerd en zijn geen Baardvleermuizen aangetroffen. Wel zijn op de bekende hangplekken (locaties met oude uitwerpselen) tijdens alle bezoeken tientallen tot honderden verse uitwerpselen aangetroffen. Gezien het formaat van deze uitwerpselen is het mogelijk dat deze van Baardvleermuizen afkomstig zijn en de soort de zolder nog steeds als vaste (zomer)verblijfplaats gebruikt.

Dakbeschot

Tussen het dakbeschot is zowel een zomer- als paarverblijfplaats van respectievelijk een Myoot (waarschijnlijk Baardvleermuis) en een Ruige dwergvleermuis aangetroffen. Op 2 september is een uitvliegende Myoot aangetroffen en op 24 september een invliegende (en baltsende) Ruige dwergvleermuis.

Schuur

In de (aanbouw-)schuur is een vaste zomerverblijfplaats van tenminste één Gewone grootoorvleermuis aanwezig. Op 13 juli is een zwermend en invliegend exemplaar aangetroffen. Ook tijdens de overige bezoeken is telkens een foeragerend exemplaar in of in de nabijheid van de schuur waargenomen. Het is aannemelijk dat het tijdens alle bezoeken hetzelfde exemplaar is geweest.

Kelder

De kelder is zowel in gebruik als zomer- als overwinteringsverblijfplaats van Gewone grootoorvleermuis. Tijdens de 2 nazomerbezoeken van 2 en 24 september is één Gewone grootoorvleermuis aangetroffen. Gezien de klimatologische omstandigheden - vorstvrij is noodzakelijk - wordt verwacht dat de kelder de geschikt is als overwinteringslocatie voor vleermuizen. Dit in tegenstelling tot de andere onderzochte ruimten. Aangezien de kelder veel kieren, spleten en andere ruimtes herbergt die visueel niet te inspecteren zijn, is het aannemelijk dat meerder exemplaren (en wellicht soorten) de kelder als overwinteringslocatie in gebruik hebben.

Duiventil

Tijdens het veldbezoek van 13 maart 2015 is een Gewone grootoorvleermuis aangetroffen tussen de muur en een balk uit de dakconstructie. Omdat hier tijdens de andere bezoeken geen exemplaren zijn waargenomen kan geconcludeerd worden dat dit slechts een sporadisch gebruikte, tijdelijke verblijfplaats betreft. Ook zijn geen sporen of uitwerpselen aangetroffen die erop duiden dat de soort regelmatig huist in de duiventil. Een dergelijk, incidenteel in gebruik zijnde, verblijfplaats is niet jaarrond beschermd in de Flora- en faunawet. Wel is het van belang voorafgaand aan de werkzaamheden de duiventil te inspecteren op aanwezigheid van vleermuizen. Indien een vleermuis aanwezig is dient gewacht te worden totdat de soort uit zichzelf verdwenen is.

Effectbeoordeling verblijfplaatsen

Aanwezige zomer-, balts- en overwinteringsverblijfplaatsen van vleermuizen worden in de Flora- en faunawet gezien als vaste verblijfplaats en zijn daarom strikt beschermd. Indien dergelijk verblijfplaatsen schade ondervinden of zelfs verdwijnen, is het nemen van vervolgstappen zoals het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat geen werkzaamheden zijn gepland op de locaties waar verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn (zolder, kelder, dakbeschot en (aanbouw)schuur blijven ongemoeid) zal directe schade aan verblijfplaatsen niet optreden.

Wel kan sprake zijn van indirecte effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen op de zolder, in het dakbeschot, in de (aanbouw)schuur en in de kelder. Verblijfplaatsen op deze locaties zijn gebaat bij donkere omstandigheden en verder is van belang dat de ruimten toegankelijk blijven voor vleermuizen. Indien (nieuwe) activiteiten en werkzaamheden gepland zijn op de zolder, in de schuur en in de kelder die in strijd zijn met deze voorwaarden (donkerte en toegankelijkheid) wordt geadviseerd om een vleermuisdeskundige te raadplegen. Het nemen van vervolgstappen zoals een ontheffingsaanvraag is niet aan de orde als de donkerte en de toegankelijkheid van de zolder, kelder, dakbeschot en (aanbouw)schuur gegarandeerd kan blijven.

Resultaten en effectbeoordeling vliegroutes en foerageergebieden

Het plangebied vormt beperkt foerageergebied voor soorten als Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Rosse vleermuis en Baardvleermuis. De soorten zijn tijdens meerdere bezoeken aangetroffen. Vliegroutes zijn niet in of langs de rand van het plangebied aangetoond. Gezien in de buurt verspreid liggende groenstructuren, kan worden uitgesloten dat het plangebied onmisbaar is als vliegroute of foerageergebied. In het plangebied en de omgeving blijven (ook in de toekomstige situatie) voldoende alternatieve vliegroutes en foerageergebieden voorhanden. Vervolgstappen voor vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen zijn dan ook niet aan de orde.

Conclusies

Uit het onderzoek is gebleken dat er diverse vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied (landhuis) aanwezig zijn. Indien (nieuwe) activiteiten en werkzaamheden gepland zijn op de zolder, in de schuur en in de kelder die in strijd zijn met de belangrijke vestigingsvoorwaarden voor vleermuizen (donkerte en toegankelijkheid) wordt geadviseerd om een vleermuisdeskundige te raadplegen. Het nemen van vervolgstappen zoals een ontheffingsaanvraag is niet aan de orde als de donkerte en de toegankelijkheid van de zolder, kelder, dakbeschot en (aanbouw)schuur gegarandeerd kan blijven.

Wet Natuurbescherming

Omdat per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming van kracht is geworden, is door Ecogroen een "addendum ecologisch onderzoek" opgesteld, waarin ingegaan wordt op de gevolgen van de invoering van deze wet op de uitgevoerde onderzoeken. Dit addendum is opgenomen als Bijlage 8 Op basis van het verrichte onderzoek trekt Ecogroen de volgende conclusie:

"Als gevolg van de inwerking getreden Wet natuurbescherming – 1 januari 2017 - zijn geen veranderingen opgetreden in de bevindingen en conclusies van eerder genoemde rapporten (Wallink 2015, 2015a & Oudshoorn, 2016). Hieronder een bondige weergave van de belangrijkste conclusies.

Soortbescherming

De inwerkingtreding van de Wet Natuurbescherming heeft er niet toe geleid dat aanwezige soorten een zwaardere beschermingsstatus hebben gekregen ten opzichte van voor 1 januari jl. (Flora- en faunawet). Ook aangetroffen zwaarder beschermde soorten (binnen de kaders van de Flora- en faunawet) genieten onder de Wet natuurbescher-ming een soortgelijk beschermingsregime. Hieronder worden deze soorten waar in het kader van voorliggend plan geen automatische vrijstelling geldt, nader toegelicht:

  • Vleermuizen behouden hun beschermingsstatus en het uitgevoerde vleermuisonderzoek is nog geldig/ houdbaar tot juni 2018. Voor het landhuis geldt dat het nemen van vervolgstappen zoals een ontheffingsaanvraag niet aan de orde is als de donkerte, toegankelijkheid en rust van de zolder, kelder, dakbeschot en (aanbouw)schuur gegarandeerd kan blijven. Voorafgaand aan de verbouwing van de duiventil is het van belang te inspecteren of vleer-muizen afwezig zijn;
  • Voor Eekhoorn geldt nog steeds dat het werken via een goedgekeurde Gedragscode, uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol, voldoende is;
  • Voor broedvogels blijft gelden dat werken buiten het broedseizoen voldoende is om effecten te voorkomen. Werken in de broedtijd is mogelijk indien is aangetoond dat nestelende/ broedende vogels afwezig zijn.

Gebiedsbescherming

  • De plannen op het landgoed Halsaf hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden;
  • Enkele ruimtelijke ontwikkelingen (aanleg parkeerplaats en grondwal, aanleg terras) vinden plaats binnen de Groene Ontwikkelingszone. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen mogelijk zijn indien aanvullend natuur-gerichte versterkende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen dienen te worden vastgelegd. Hiervoor kan bijvoorbeeld worden aangehaakt bij het beheerplan voor landgoed Halsaf. Zie in dit verband ook Bijlage 1 bij de regels, waarin de versterkende maatregelen nader omschreven worden;
  • De ontwikkelingen hebben geen effect op Natuur buiten het GNN" (einde citaat uit rapport Ecogroen).

Conclusie

Op basis van de diverse onderzoeken kan geconcludeerd worden, dat de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn zonder nadelige gevolgen voor flora en fauna.

5.8 Archeologie en cultuurhistorie

Op 1 januari 2012 zijn de Wet en het Besluit tot modernisering van de monumentenzorg in werking getreden. Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

Archeologie

De Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
  • de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.

Het gemeentelijke archeologische beleid van de gemeente Zevenaar is doorvertaald in het bestemmingsplan ‘Archeologie’. Daarin zijn archeologische waarden en verwachtingswaarden opgenomen voor het plangebied. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0018.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Archeologie'

Voor het plangebied gelden de volgende aanduidingen:

  • 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting'
  • 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting'
  • 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting'
  • 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde'


In de volgende afbeelding is per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in m2) aangegeven als ook de maatgevende diepte (in m1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0019.jpg"

Het verschil van de waarde 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde' met de overige waardes is dat bij deze waarde al bekend is dat er archeologische waarde aanwezig is. Bij alle overige gebieden zijn verwachtingen aanwezig van de archeologische waarde, maar is (nog) niet bekend of er ook echt archeologisch waardevol materiaal aanwezig is.

De bodemingrepen, die gepaard gaan met het aanleggen van de nieuwe parkeerplaatsen blijven beperkt tot een diepte van 15 a 20 centimeter. Dat wil zeggen, dat deze bodemingrepen plaatsvinden boven de laag, waarin potentieel archeologische resten aanwezig zijn. Om deze reden is geen nader onderzoek nodig.

In het bestemmingsplan zijn, conform het bestemmingsplan 'Archeologie' de bestemming 'Waarde - Archeologie' en de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting', 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting', 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting' en 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde' opgenomen.

Cultuurhistorie

De historische buitenplaats Babberich of Halsaf is een landhuis dat aan de oostrand van het dorp Babberich ligt in De Liemers. Het complex wordt in het zuiden en westen begrensd door de op een dijk gelegen Emmerichseweg, in het noorden door de Beekseweg en in het oosten door een grote langgerekte slingervijver.

Door Foreest Groen Consult is een cultuurhistorisch onderzoek verricht naar het landgoed Halsaf. Op basis van een analyse van de ontstaansgeschiedenis wordt in het rapport een waardestelling gegeven van die elementen, die nog herkenbaar deel uitmaken van de oorspronkelijke opzet.

Het cultuurhistorisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01_0020.png"

Nog aanwezige elementen van het landgoed uit 1800-1850- geprojecteerd op de kaart uit 1733 en de huidige GBKN (Bron: Cultuurhistorisch onderzoek)

Het complex bestaat uit een omgracht - in oorsprong middeleeuws - huis, dat omgeven is door weiden en bospercelen met lichte hoogteverschillen en met slingerpaden en een grote vijverpartij. De vijverpartij begrenst de buitenplaats aan de oostzijde.

De historische buitenplaats is een rijksmonument bekend onder complexnummer 519885. Onder dit complexnummer vallen de volgende onderdelen:

  • Het huis, gebouwd als hoofdgebouw van de in oorsprong middeleeuwse buitenplaats (1363). Herbouwd in 1786, in neo-classicistische stijl, met gebruik van ouder muurwerk.
  • De dienstvleugel, die aan de zuidzijde van het huis is vast gebouwd. Samen met het huis omsluit de dienstvleugel bijna de gehele binnenplaats met uitzondering van een brede entree aan de noordwestzijde.
  • De boerderij 'Frans Joseph-hoeve', een hallehuisboerderij daterend uit 1873 met invloeden uit de Duitse architectuur.
  • De tuinmanswoning 'Lotjeshoeve' met schuurtje.
  • De kleine familie begraafplaats voor de familie De Nerée. gelegen midden in het wandelbos.
  • De octogonale duiventoren bestaande uit twee bouwlagen uit midden 19e eeuw. De begane grond diende als schaapskooi, de verdieping als duiventil.
  • De historische parkaanleg van de buitenplaats, die dateert van de eerste helft van de 19e eeuw en deels mogelijk zelfs ouder is, bestaande uit lanen, waterpartijen, bossen en weilanden.

Niet alleen de monumentale onderdelen van het complex zijn van belang maar ook de functioneel-ruimtelijke relatie tussen de onderdelen.

Relatie van Halsaf met omgeving

Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Zevenaar is de buitenplaats één van de ensembles - naast het kloostercomplex in Babberich en Huize Valdijk - die gelegen is tussen de historische linten, de Emmerichseweg en de Beekseweg. Het dorp Babberich ligt vlakbij. Ook de Zwanenwaay - overblijvend relict van de vele overstromingen van de Oude Rijn die dit gebied in het verleden geteisterd hebben - ligt op een korte afstand. De grens met Duitsland is nabij het plangebied.

In de huidige situatie is het landgoed slechts voor een deel toegankelijk, het landhuis en de directe omgeving zijn niet openbaar toegankelijk. De cultuurhistorische geschiedenis van Halsaf is het best te beleven door zelf een kijkje te nemen. Met de functieverandering wordt de toegankelijkheid van het landgoed sterk verbeterd. De functies zijn toegankelijk voor een grote diversiteit aan doelgroepen. Hiermee wordt de kennis en beleving van de cultuurhistorische waarden van landgoed Halsaf, Babberich en verdere omgeving bekender bij een breed publiek.

Historische (steden)bouwkundige waarden

Het plangebied betreft de historische buitenplaats 'Babberich / Halsaf'. Het rijksmonument wordt beschermd op basis van de Monumentenwet. Aan de buitengevel van het landhuis vinden geen verbouwingen plaats. Het is vanuit monumentenzorg positief dat aan het pand nieuwe functies worden toegekend en dat het pand ook weer in gebruik wordt genomen. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden geen nieuwe gebouwen gerealiseerd.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen op het landgoed hebben mede ten doel de cultuurhistorische waarden te kunnen behouden en waar mogelijk te versterken.

5.9 Kabels, leidingen en straalpaden

Er zijn geen planologisch-juridisch relevante kabels, leidingen en straalpaden aanwezig waarmee bij de voorgenomen ontwikkeling rekening moet worden gehouden.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit het aspect kabels, leidingen en straalpaden.

Hoofdstuk 6 Wijze van bestemmen

6.1 Algemeen

Wat is een bestemmingsplan?

Het bestemmingsplan is een middel waarmee gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder et cetera) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • De grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren.
  • De grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan, zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode et cetera. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

6.2 Hoofdstukopbouw van de regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  • 2. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. In dit hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) omgevingsvergunningenstelsels en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
  • 3. Hoofdstuk 3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Waaronder algemene procedurebepalingen, maar ook regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden.
  • 4. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

6.3 Beschrijving per bestemming

Het voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

"Agrarisch", "Horeca", "Natuur" en "Tuin". Daarnaast zijn vier dubbelbestemmingen opgenomen: "Waarde - Archeologie", "Waarde - Landgoed", "Waarde - Natuur en landschap" en "Waterstaat - Waterkering".

Bestemming 'Agrarisch'

De Ronde wei is bestemd tot 'Agrarisch'. Op deze gronden mag niet gebouwd worden, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Door middel van een aanduiding is aangegeven binnen welke grenzen een tweetal parkeerlocaties aangelegd mogen worden. Deze parkeerplaatsen mogen uitsluitend aangelegd worden indien tijdig voldaan wordt aan de voorwaardelijke verplichting tot het nemen van versterkende natuurgerichte maatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels.

Bestemming 'Horeca'

Het landhuis en de duiventil hebben de bestemming "Horeca" gekregen. In de regels is aangegeven welke vormen van horeca zijn toegelaten en tot welke oppervlakten bepaalde nevenfuncties toegelaten worden. De aanleg van extra terrassen mag uitsluitend plaatsvinden indien tijdig voldaan wordt aan de voorwaardelijke verplichting tot het nemen van versterkende natuurgerichte maatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels.

Bestemming 'Natuur'

Bij het toekennen van de bestemming "Natuur" is aangesloten bij het Gelders Natuur Netwerk (GNN). De gronden, die behoren tot het GNN hebben de bestemming Natuur gekregen. Daarnaast is ook aan de beide toegangswegen met waardevolle laanbeplanting de bestemming "Natuur" toegekend. Ook de twee gebieden, die tegen de dijk aanliggen en omsloten worden door het GNN, alsmede het eiland, waarop oorspronkelijk een moestuin gesitueerd was, zijn bestemd tot "Natuur". Op deze manier ontstaat een herkenbaar aaneengesloten gebied met de bestemming "Natuur".

Bestemming "Tuin"

De bestemming "Tuin" is toegekend aan het gebied rond de duiventil. Het is de bedoeling het open karakter van dit gebied te handhaven en de padenstructuur te versterken. Dit gebied wordt omsloten door gronden met de bestemming "Natuur".

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

Om de aan de gronden gegeven archeologische waarden en verwachtingswaarden te beschermen, is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. De onderscheiden waarden en verwachtingen zijn door middel van nadere aanduidingen aangegeven. Afhankelijk van de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed'

Om te benadrukken, dat alle gronden, gelegen in het plangebied behoren tot het landgoed Halsaf is er een dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' gelegd op het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming heeft ten doel om er voor te zorgen, dat de cultuurhistorische waarden beschermd worden en waar mogelijk versterkt.

Dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en Landschap'

Om te benadrukken, dat alle gronden, gelegen in het plangebied behoren tot het landgoed Halsaf is er een dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en Landschap' gelegd op het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming heeft ten doel om er voor te zorgen, dat de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd worden en waar mogelijk versterkt. Diverse werkzaamheden worden alleen toegestaan, indien hiervoor een omgevingsvergunning afgegeven is.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de dijk langs de zuidgrens van het plangebied.

Algemene regels

In het hoofdstuk "Algemene regels" zijn onder andere de gebruikelijke bepalingen opgenomen ten aanzien van het bouwen en het gebruik van de gronden. Daarin is ook aangegeven, dat het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige en evenementen, festiviteiten en manifestaties is toegestaan. Daarbij gelden de volgende voorwaarden: niet meer dan 3 per jaar per locatie en per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

Door deze bepaling kan het huidige gebruik van de gronden voor evenementen, festiviteiten en manifestaties voortgezet worden. De evenementen zien op jaarlijks terugkomende fairs overdag tot maximaal 22.00 uur 's avonds waarbij circa 1000 bezoekers worden verwacht per dag en het jaarlijks terugkomende schutterfeest. Evenementen van tussen de 500 en 1000 bezoekers per dag zijn ook maximaal mogelijk gelet op het gebied.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer (tevens eigenaar van het landgoed Halsaf, voor zover gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan). De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden afspraken omtrent planschade en kostenverhaal opgenomen. Voor de gemeente zijn er geen andere kosten verbonden aan dit plan, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan worden geïnformeerd. De uitkomsten hiervan worden in paragraaf 8.1 opgenomen.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Overleg

Het conceptbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Gelderland;
  • 2. Monumentencommissie;
  • 3. Waterschap Rijn en IJssel.

Deze instanties hebben schriftelijk gereageerd. Per instantie worden hieronder allereerst de opmerkingen weergegeven, waarna een reactie volgt.

Ad 1. Provincie Gelderland

Opgemerkt wordt, dat in het provinciaal ruimtelijk beleid onderscheid gemaakt wordt tussen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO). Het plangebied ligt in zowel het GNN als de GO.

Voor het GNN geldt de "nee-tenzij" benadering. Dit betekent, dat er geen nieuwe functies mogelijk zijn, tenzij er geen reele alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In de GO zijn kleinschalige nieuwe functies toegestaan mits de kernkwaliteiten van het gebied per saldo substantieel worden versterkt. De wezenlijke kenmerken of waarden van de gebieden zijn vastgesteld en als bijlagen 6 en 7 toegevoegd aan de Omgevingsverordening.

De afdelingen hebben geconstateerd, dat vorengenoemd beleid niet goed verwerkt is in het plan.

De delen van het plangebied, die in GNN liggen, worden bestemd als Natuur. Dit is conform het provinciaal beleid.

Het bestemmingsplan voorziet in het toelaten van nieuwe functies in GO. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling. Daarbij is artikel 2.7.2.1, tweede lid van de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing: In het bestemmingsplan moet worden aangetoond, dat de kernkwaliteiten van het gebied worden versterkt. Deze versterking moet planologisch worden verankerd.

Concreet betekent dat het volgende: In de Toelichting dient beschreven te worden welke maatregelen genomen worden om de kernkwaliteiten te versterken. In de Regels moet uitvoering van die maatregelen en duurzame instandhouding daarvan worden geborgd. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een voorwaardelijke verplichting.

Geadviseerd wordt bovenstaande opmerkingen te verwerken in het plan.

Reactie:

Het is juist, dat delen van het plangebied gesitueerd zijn binnen de begrenzing van het GNN, terwijl andere delen gesitueerd zijn binnen de begrenzing van de GO. Om in een vroeg stadium de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied op de kernkwaliteiten te kunnen beoordelen is een onderzoek ingesteld door Ecogroen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

Om scherper in beeld te krijgen welke versterkende natuurgerichte maatregelen nu precies genomen dienen te worden om de kernkwaliteiten te versterken is overleg gevoerd met de provincie. Uit dit overleg is naar voren gekomen, dat met name de aanleg van de parkeerplaatsen alsmede de aanleg van terrassen bij het landhuis beschouwd worden als kleinschalige ingrepen. Over de te nemen aanvullende versterkende natuurgerichte maatregelen is vervolgens in een aantal slagen overeenstemming bereikt.

Afgesproken is, dat er een inrichtingsplan opgesteld wordt, waarin de versterkende natuurgerichte maatregelen concreet verwoord worden en in beeld gebracht worden. Dit inrichtingsplan is als Bijlage 1 opgenomen bij de regels.

In het inrichtingsplan is aangegeven, dat een tweetal gebieden, die in het vigerende bestemmingsplan nog een "woon-bestemming" hebben, nu een Natuurbestemming zullen krijgen met bijbehorende inrichtingsmaatregelen. Daarnaast is aangegeven op welke manier de padenstructuur rondom de duiventil hersteld en aangevuld kan worden en op welke manier de meidoornhaag langs de dijk aangevuld kan worden.


Ad 2. Monumentencommissie

De monumentencommissie vindt het positief, dat het bestemmingsplan aansluit bij het in 2008 door de Particulier Historische Buitenplaatsen (PHB) opgestelde beheerplan. Hierin is de visie voor dit deel van het landgoed voor de langere termijn vastgesteld.

Ten aanzien van het conceptbestemmingsplan worden de volgende opmerkingen gemaakt:

Algemeen

Voor alle ontwikkelingen op het landgoed is het van belang om de hoogwaardige uitstraling van het landgoed te behouden. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen passende nieuwe ontwikkelingen. Voorwaarde daarbij is echter wel, dat de activiteiten en de daarmee samenhangende toevoegingen een kwalitatief hoogstaande uitstraling moeten hebben. Om de balans tussen de rust en de natuurwaarden en de economische activiteiten binnen het landgoed te behouden wordt ter overweging meegegeven om een deel van de historische laan autovrij of autoluw te maken.

Parkeren

Zoals hierboven aangegeven heeft de commissie geen bezwaar tegen het toestaan van passende ontwikkelingen op het landgoed. Een meer multifunctioneel gebruik van het landgoed draagt immers bij aan een duurzame instandhouding op de lange termijn. Het realiseren van parkeervoorziening is een logisch gevolg van deze ontwikkeling. Reden waarom de commissie positief adviseert over het realiseren van (een beperkt aantal) parkeerplaatsen op het landgoed.

Voorgesteld wordt om langs de oost-west georienteerde historische laan in de ronde weide een parkeerstrook aan te leggen voor in totaal 80 auto's. Door deze laan te voorzien van een wal worden de auto's gezien vanaf de Beekseweg voor een deel aan het oog onttrokken. De voorgestelde oplossing voor het parkeren heeft desondanks een aanzienlijke invloed op de uitstraling van het landgoed. Gezien vanaf de historische laan wordt het beeld en de landgoedbeleving voor bezoekers aangetast. De commissie adviseert vooralsnog negatief over de voorgestelde oplossing. Het gaat daarbij om het aantal parkeerplaatsen en de positionering evenwijdig aan de historische lijn, de vormgeving, indeling en het materiaalgebruik.

Geadviseerd wordt om aan de hand van een variantenstudie inzichtelijk te maken welke oplossing voor het parkeren het minst schadelijk is voor het landgoed. Tevens is het van belang om te zoeken naar een oplossing waarbij zo min mogelijk permanente parkeerplaatsen binnen de historische aanleg worden gerealiseerd. Gedacht kan worden aan een zorgvuldig ingepaste parkeervoorziening in het westelijk deel van de ronde weide, gecombineerd met een overloopterrein. Het is van belang om daarbij ook de mogelijkheden voor parkeren in de directe omgeving te verkennen, waardoor het aantal permanente parkeerplaatsen op het landgoed tot een minimum beperkt kan blijven. Als suggestie wordt meegegeven om aan de Beekseweg een voorziening voor bezoekers van het park en de horeca te realiseren.

Reactie:

Naar aanleiding van deze reactie heeft nader overleg plaatsgevonden met de monumentencommissie. Tijdens dit overleg is overeen gekomen, dat de benodigde 80 parkeerplaatsen NIET in 1 lange rij langs de westelijke toegangsweg gesitueerd zullen worden.

In plaats daarvan is besloten om de 80 parkeerplaatsen als volgt te splitsen:

  • parkeerterrein 1: 20 stuks voor intensief gebruik relatief dichtbij het huis;
  • parkeerterrein 2: 60 stuks voor incidenteel gebruik aan de westrand van de Grote Weide van Halsaf.

In paragraaf 3.3. wordt uitvoerig ingegaan op de wijze, waarop deze parkeerplaatsen op de aangegeven locaties gesitueerd kunnen worden. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

De voorgestelde locaties alsmede een eerste proeve van een mogelijke inrichting is vervolgens besproken met adviseurs vanuit het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland op 13 juni 2017. Het Samenwerkingsverband heeft op 27 juni 2017 schriftelijk advies uitgebracht. Dit advies is hieronder onverkort opgenomen:

"Op hoofdlijnen bestaat waardering voor het aangepaste plan voor de parkeerplaatsen. Er is sprake van een sobere en zo min mogelijk opvallende toevoeging. Er worden door de adviseurs enkele opmerkingen gemaakt. Aandacht wordt gevraagd voor de bestaande bomen van de historische laan. Geadviseerd wordt om aan de hand van een boomeffectrapportage de mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen op de bomen inzichtelijk te maken.

Grote parkeerplaats

De adviseurs stemmen in met de voorgestelde locatie en hebben waardering voor het feit dat de parkeerplaatsen zo onopvallend mogelijk worden uitgevoerd. Extra aandacht dient te worden besteed aan de aansluiting van het nieuwe pad op de bestaande laan. De voorgestelde aanleg van een extra groenstrook wordt mogelijk geacht indien de strook zich voor wat betreft plantkeuze en uitstraling voegt binnen het karakter van het landgoed. Voor de adviseurs is de aanleg van de extra groenstrook echter geen noodzaak.

Kleine parkeerplaats

Ook over deze locatie wordt positief geadviseerd. Wel worden ten aanzien van het ontwerp enkele opmerkingen gemaakt. Om het onopvallende karakter nog meer te benadrukken wordt geadviseerd om het voetpad en de boomstammetjes achterwege te laten. Om te voorkomen dat de restruimtes, waaronder de hoeken, ook worden gebruikt als parkeerplaats is het van belang om hier geen grasbetonstenen te leggen. Gezien het intensieve gebruik van deze parkeerplaats is de kans reëel dat er geen gras groeit tussen de grasbetonstenen. Om die reden wordt geadviseerd om de grasbetonstenen op te vullen met padvast en vervolgens in te zaaien. Op deze manier ontstaat ook bij afwezigheid van het gras een eenduidig beeld.

Conclusie

De adviseurs kunnen zich op hoofdlijnen vinden in het aangepaste plan voor het parkeren op landgoed Halsaf. Met belangstelling wordt een aangepast plan in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning tegemoet gezien.

Met dit gezamenlijke preadvies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, provincie Gelderland en het Gelders Genootschap willen wij vroegtijdig inzicht geven in de gevolgen voor de monumentale waarde zodat dit meegenomen kan worden in de verdere planvorming" (einde citaat).

Reactie:

Het is verheugend, dat de adviseurs zich op hoofdlijnen kunnen vinden in het aangepaste plan voor het parkeren. De opmerkingen ten aanzien van de materialisering en de uiteindelijke detaillering zullen meegenomen worden bij de nadere uitwerking van de plannen in het kader van het traject voor de omgevingsvergunning.

De beschrijving van de mogelijke inrichting van de parkeerlocaties, zoals opgenomen in paragraaf 3.3. betreft derhalve een toelichting op de eerste vingeroefeningen en mag niet gezien worden als een beschrijving van de definitieve inrichting.

Bestemmingsvlakken

Het is van belang om de bestemmingsvlakken voor de duiventil en het hoofdgebouw zo strak mogelijk te begrenzen en zoveel mogelijk te beperken tot de objecten zelf. Voor wat betreft het hoofdgebouw kan een uitzondering gemaakt worden voor het binnenplein en de terrassen aan de grachtkant. Geadviseerd wordt om ook de terrassen aan de grachtkant specifiek te bestemmen en de overige delen van de grachtkant de bestemming natuur of tuin te geven. Van belang is om binnen de bestemming horeca geen mogelijkheid te creeren voor het parkeren en parkeermogelijkheden voor bijvoorbeeld minder validen specifiek aan te duiden in het bestemmingsplan.

Reactie:

Het bestemmingsvlak van de duiventil is beperkt tot de duiventil zelf.

Bij het hoofdgebouw is de bestemming Horeca gehandhaafd, voor zover de gronden gesitueerd zijn binnen de omringende waterpartijen. In de regels is de maximale oppervlakte van horeca met bijbehorende terrassen voldoende gewaarborgd. Wel is een deel van de bestemming Horeca (gelegen aan de noordzijde van het hoofdgebouw) nu gewijzigd in de bestemming Natuur om tegemoet te komen aan de wensen van de Monumentencommissie. Het parkeren voor bijvoorbeeld mindervaliden is niet iets wat in het bestemmingsplan geregeld dient te worden.

Archeologie

Op het eerste gezicht lijken de voorgestelde wijzigingen geen invloed te hebben op de mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen het landgoed. Een groot deel van het plangebied is echter aangewezen als een archeologisch monument van hoge archeologische waarde (Monumentnummer 13188). Geadviseerd wordt om een archeologisch bureauonderzoek op te stellen, zodat bij toekomstige ontwikkelingen duidelijk is waar welke archeologische waarden aanwezig zijn en te verwachten zijn. Voor het volledige advies met betrekking tot archeologie wordt verwezen naar Bijlage 1.

Reactie:

In het bestemmingsplan is voor de archeologie aangesloten bij het bestemmingsplan Archeologie. In dat bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met een verschillende archeologische waarde, cq archeologische verwachting. Het is duidelijk wanneer er bij de aanleg van de parkeerplaatsen aanvullend archeologisch onderzoek verricht dient te worden. Omdat bij de aanleg van de parkeerplaatsen de grond slechts tot een beperkte diepte wordt geroerd, is er in dit specifieke geval geen verplichting tot het uitvoering van een archeologisch onderzoek.

Conclusie:

De commissie adviseert positief over creeren van mogelijkheden voor kleinschalige activiteiten op het landgoed. Eveneens wordt positief geadviseerd over het realiseren van een hiermee samenhangende beperkte parkeervoorziening op het terrein. Van groot belang is, dat deze activiteiten en toevoegingen het karakter en de aanwezige waarden van het landgoed niet aantasten. Er dient een balans te ontstaan tussen de nieuwe activiteiten en de hoogwaardige uitstraling en rust van het landgoed. Van belang is dan ook om zorgvuldig om te gaan met de inrichting en aankleding van het terrein. De commissie kan niet instemmen met de gekozen oplossing voor het parkeren en adviseert om aan de hand van een variantenstudie inzichtelijk te maken welke locatie meer wenselijk is. Met belangstelling wordt de gevraagde studie voor het parkeren tegemoet gezien.

Reactie:

Hierboven is al aangegeven, dat in nader overleg met de monumentencommissie is besloten om de benodigde 80 parkeerplaatsen NIET in 1 lange rij langs de westelijke toegangsweg te situeren.

In plaats daarvan is besloten om de 80 parkeerplaatsen als volgt te splitsen:

  • parkeerterrein 1: 20 stuks voor intensief gebruik relatief dichtbij het huis;
  • parkeerterrein 2: 60 stuks voor incidenteel gebruik aan de westrand van de Grote Weide van Halsaf.

Daarmee is voldaan aan de opmerkingen van de monumentencommissie ten aanzien van het parkeren.

Ad 3 Waterschap Rijn en IJssel

Het Waterschap heeft schriftelijk aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op het bestemmingsplan.

Reactie:

Het is verheugend, dat het Waterschap instemt met het bestemmingsplan.

8.2 Van ontwerp naar vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan 'Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich' is conform de Wet ruimtelijke ordening voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen, alsmede de verwerking hiervan zijn opgenomen in een Zienswijzennota, welke als Bijlage 9 is opgenomen.

Hoofdstuk 9 Conclusie

Het bestemmingsplan is opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, waardoor geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan beleidsmatig gezien inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.

juni 2018