direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.BP00HALSAF-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.2 plan:

het bestemmingsplan "Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich" van de gemeente Zevenaar;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde of een werkzaamheid;

1.6 archeologische verwachtingwaarde

de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.11 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.12 bestemming:

een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden mogen worden gebruikt;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak. Onder dit begrip vallen derhalve aanbouwen, uitbouwen bijgebouwen en overkappingen;

1.16 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 evenement:

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

Horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt en dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak/lunchroom, ijssalon, koffiehuis of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Openingstijden tussen 7.00 en maximaal 19.00 uur.

Horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans minimale overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk 's avonds verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken ter plaatse zoals een restaurant, bistro en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, zoals een proeverij. Openingstijden tussen 7.00 en maximaal 22.00 uur.


Horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans een zekere overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren, zoals een cafetaria, snackbar, grill-room, fastfoodrestaurant, automatiek en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Openingstijden tussen 7.00 en maximaal 24.00 uur.


Horecabedrijf categorie 4

Een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans meer overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt en dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken, zoals een café en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Ten aanzien van de openingstijden wordt aansluiting gezocht bij de daarvoor geldende regels in de Algemeen Plaatselijke verordening van Zevenaar.


Horecabedrijf categorie 5

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans veel overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt en dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, partycentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Ten aanzien van de openingstijden wordt aansluiting gezocht bij de daarvoor geldende regels in de Algemeen Plaatselijke verordening van Zevenaar.

1.27 kantoor:

een gebouw, zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

1.28 m:

meter;

1.29 maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.30 maatvoeringsvlak:

een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.31 ondergeschikte detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit als ondergeschikte activiteit;

1.32 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.33 overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

1.34 peil:
  • a. ter plaatste een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10 m² en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10 m² bepaald wordt;
1.35 plankaart:

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en);

1.36 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf,
  • b. sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon;
  • c. al of niet in combinatie met elkaar;
1.37 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.38 voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens;

1.39 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen;

1.40 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de verticale diepte:

de diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf het maaiveld.

2.8 ondergeschikte onderdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. extensieve (dag)recreatie in de vorm van wandelen, fietsen, boerengolf en paardrijden;
  • c. het behoud van aanwezige landschappelijke waarden;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waar onder afrasteringen, teeltondersteunende voorzieningen ontsluitingswegen en watergangen met de daarbij behorende voorzieningen en wandel-, fiets-, -ruiterpaden, meubilair zoals banken, afvalbakken, bewegwijzering en dergelijke
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 1' en 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 2' uitsluitend ten behoeve van de toegestane activiteiten op het landgoed een parkeervoorziening met een capaciteit van in totaal maximaal 80 parkeerplaatsen, verdeeld over twee parkeerfaciliteiten, met dien verstande dat:
  • 1. er op parkeerterrein 1 maximaal 20 parkeerplaatsen gerealiseerd mogen worden;
  • 2. er op parkeerterrein 2 maximaal 60 parkeerplaatsen gerealiseerd mogen worden.
  • g. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van afrasteringen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bij de bestemming behorende bouwwerken, zoals banken, afvalbakken, bewegwijzering en dergelijke mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter waarborging van de (toekomstige) waterhuishouding nadere eisen stellen met betrekking tot waterhuishoudkundige voorzieningen, waterbergings- en/of infiltratievoorzieningen, oppervlakteverharding of andere maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater.

3.4 Voorwaardelijke verplichting

Het aanleggen en in gebruik nemen van de parkeerterreinen mag niet eerder plaatsvinden dan nadat de versterkende natuurgerichte maatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels zijn gerealiseerd of aannemelijk is gemaakt, dat deze versterkende natuurgerichte maatregelen binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het plan gerealiseerd zullen zijn en vervolgens ook als zodanig beheerd zullen worden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
  • d. het niet aanleggen en/of het niet in stand houden van in totaal minimaal 80 parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 1' en 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 2'.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven, behorende tot categorie 1 en/of 2, met dien verstande, dat
  • 1. de oppervlakte van een restaurant, inclusief bijbehorende terrassen maximaal 350 m2 mag bedragen;
  • 2. de oppervlakte van een proeverij maximaal 85 m2 mag bedragen;
  • 3. de oppervlakte van een koekfabriek maximaal 85 m2 mag bedragen;
  • 4. er maximaal 8 kamers ingericht mogen worden ten behoeve van Bed & Breakfast, waarvan 1 in de duiventil;
  • b. nevenfuncties, waaronder begrepen:
  • 1. kantoorruimte en/of vergaderruimte met een maximale vloeroppervlakte van 300 m2;
  • 2. maximaal 5 behandelkamers ten behoeve van een vitaliteitscentrum;
  • 3. maximaal één inpandige bedrijfswoning op de begane grond.
  • c. behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag, per maatvoeringsvlak, ten hoogste 100% bedragen;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogten.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. vlonders, heaters, terrasafzettingen en dergelijke vrijstaande bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 2,5 m.
4.3 Voorwaardelijke verplichting

Het ingebruik nemen van het landhuis voor nieuwe functies (anders dan de reeds toegestane functies) alsmede de aanleg en ingebruikname van terrassen mag niet eerder plaatsvinden dan nadat de versterkende natuurgerichte maatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels zijn gerealiseerd of aannemelijk is gemaakt, dat deze versterkende natuurgerichte maatregelen binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het plan gerealiseerd zullen zijn en vervolgens ook als zodanig beheerd zullen worden.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bescherming, instandhouding en verbetering van de natuur- en landschapswaarden;
  • b. behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met in achtneming van het bepaalde in artikel 14.2.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het diepploegen of -woelen van gronden;
  • c. het gebruiken van de gronden voor de akkerbouw, de vollegronds tuinbouw, de sierplanten-, heester- en boomteelt en/of bloembollenteelt;
  • d. het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
  • e. het omzetten van grasland ten behoeve andere agrarische activiteiten.
  • f. het wijzigen van de (grond)waterhuishouding door het graven of dempen van sloten of het bouwen of slechten van dammen;
  • g. het aanleggen of plaatsen van kleinschalige recreatieve voorzieningen voor extensieve dagrecreatie;
  • h. het wijzigen van de perceelindeling door het dempen of graven van sloten en greppels of het slechten of planten van beplantingselementen;
  • i. het aanleggen en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • k. het vellen van bomen, boomgroepen of bos, voor zover de Wet natuurbescherming en krachtens die wet opgestelde voorschriften niet van toepassing zijn;
  • l. het rooien of verwijderen van houtgewassen of het slechten van houtwallen en bosjes;
  • m. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, kolken en poelen;
  • n. het beplanten van gronden met houtgewas.
5.4.2 Inwinnen van advies

Indien de aanvraag betrekking heeft op werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 onder a, f, h, of m wordt, voordat op de aanvraag wordt beslist, advies ingewonnen bij het Waterschap.

5.4.3 Uitzondering vergunningplicht

De in 5.4.1 bedoelde verboden zijn niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het kracht worden van deze verordening;
  • c. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwperceel.
5.4.4 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een vergunning wordt slechts geweigerd indien door de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, natuurwaarden of cultuur-historische waarden van het gebied, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Begrenzing

Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde' voor bodemingrepen groter dan 30 m² en dieper dan 0,3 m;
  • b. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' voor bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m;
  • c. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting' voor bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m;
  • d. 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting ' voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m;
  • e. 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting' voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m.
7.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 7.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

7.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 7.2.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 7.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is.

Artikel 8 Waarde - Landgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarde van het landgoed, onder andere bestaande uit;

  • 1. (historische) ensemble-waarde;
  • 2. groen- en landschapsstructuren;
  • 3. bijzondere landschappelijke elementen;
  • 4. historische gebouwen;
  • 5. waterpartijen.
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden mag enkel worden gebouwd conform de basisbestemming.

8.3 Nadere eisen

Met het oog op het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van het landgoed kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de inrichting van het terrein, teneinde:

  • te voorkomen dat een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden plaatsvindt;
  • een inrichting van het terrein te bewerkstelligen die tegemoet komt aan de cultuurhistorische waarde van het terrein dan wel de omliggende gronden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • c. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden.
8.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.
8.4.3 Toelaatbaarheid

Een in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de bestaande cultuurhistorische waarden van het terrein dan wel van de omliggende gronden niet worden aangetast en/of deze cultuurhistorische waarden worden hersteld, hetgeen kan blijken uit een inrichtingsplan van het terrein.

Artikel 9 Waarde - Natuur en Landschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, ontwikkeling en herstel van ter plaatse voorkomende of daaraan eigen landschappelijke, ecologische – en/of natuurwaarden.

9.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Natuur en Landschap ' aangewezen gronden mag enkel worden gebouwd conform de basisbestemming.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van ecologische- of natuurwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in ieder geval nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • 1. mitigerende maatregelen;
  • 2. compenserende maatregelen, in de vorm van het aanbrengen van (vervangende) beplanting, aanleg van waterpartijen, maatregelen voor behoud of herstel van de habitat, zoals faunapassages.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. kleinschalig kamperen, dan wel het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie,
  • 2. plaatsen van caravans;
  • 3. beoefenen van lawaaisporten, individueel of in groeps- of verenigingsverband;
  • 4. gebruik van gronden als sport-, wedstrijd-, speelterrein;
  • 5. opslaan, storten of bergen van materialen, producten of mest;
  • 6. zonder vergunning uitvoeren van werkzaamheden met onomkeerbare gevolgen voor de natuur- landschapswaarden.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid uit te voeren:

  • a. vellen van bomen;
  • b. rooien, verwijderen of slechten van houtgewassen, houtwallen of plantingselementen;
  • c. dempen, verdiepen, verondiepen of verbreden van sloten, poelen en/of andere waterlopen of –partijen;
  • d. ingrepen in de (grond)waterhuishouding zoals het graven of dempen van sloten, het bouwen of slechten van dammen of stuwen, het aanleggen van een drainagestelsel;
  • e. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, vergraven, ophogen, egaliseren, diepploegen of scheuren van gronden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedraagt;
9.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen onder voorwaarde dat geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan aanwezige natuur- of landschapswaarden;
  • b. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van rechtskracht worden van het plan;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet Natuurbescherming;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet Natuurbescherming vastgesteld beheerplan.
9.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. Uitvoering van de werken en werkzaamheden is niet in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
  • b. Een vergunning voor het vellen van bomen, rooien, verwijderen of slechten van houtgewassen, houtwallen of plantingselementen, wordt verleend mits het areaal bos dat verloren gaat wordt gecompenseerd, onder de voorwaarde dat:
    • a. de compensatie wordt gerealiseerd in het Gelders Natuur Netwerk, dan wel de provinciale Groene Ontwikkelingszone;
    • b. zo veel mogelijk wordt gerealiseerd in, aan of nabij het aangetaste gebied;
    • c. een duurzame situatie ontstaat.
  • c. Behoudens het gestelde in 9.5.1 wordt een vergunning slechts geweigerd in de volgende gevallen:
  • 1. direct of indirect te verwachten gevolgen doen blijvend onevenredig afbreuk aan aanwezige natuur- of landschapswaarden;
  • 2. door het stellen van voorwaarden kunnen aanwezige natuur- of landschapswaarden onvoldoende geborgd worden.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanwezige waterstaatswerken met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

10.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 m voor zover gelegen boven peil;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten behoeve van de daar voorkomende bestemmingen en met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels indien het belang voor de waterstaat en -kering niet onevenredig wordt aangetast en een advies is ingewonnen van de eigenaar / beheerder van de waterstaatsvoorziening en met in achtneming van het bepaalde in artikel 14.2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 afwijkingen bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

12.2 bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

13.2 vormen van verboden gebruik

Onder een verboden gebruik als bedoeld in 13.1 wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. horecabedrijven, anders dan horecabedrijven behorende tot de categorieen 1 en/of 2 zoals omschreven in artikel 1.26 en toegestaan in artikel 4.1 onder a;
  • e. sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross;
  • f. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • g. een stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, danwel onderdelen daarvan, en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. opslag van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop in verband met het onderhoud van de waterloop ingevolge een wettelijke onderhoudsplicht;
  • j. opslag van verpakkingsmaterialen, al dan niet voor hun gebruik geschikte werktuigen en machines danwel onderdelen daarvan, bouwmaterialen, producten, afval en brandstoffen;
  • k. vervaardigen of herstellen van goederen;
  • l. bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen en kassen voor bewoning of recreatief verblijf, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • m. beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport en de modelsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen.
13.3 toegestaan gebruik

Het volgende gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan:

  • a. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het plan specifiek geregeld zijn;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige evenementen, festiviteiten en manifestaties onder de volgende voorwaarde:
  • 1. niet meer dan 3 per jaar per locatie;
  • 2. per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
13.4 afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  • a. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de energie- en communicatievoorziening alsmede voor de afvalverwerking en de waterhuishouding en wachthuisjes voor vervoersdiensten onder de volgende voorwaarden;
    • 1. de oppervlakte van een gebouwtje mag niet meer dan 20 m² bedragen;
    • 2. de hoogte van een gebouwtje mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 3. de hoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur;
  • c. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen met die tracés - tot ten hoogste 3 m -, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd indien op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;
  • d. afwijkingen van bestemmings- of bouwperceelsgrenzen tot ten hoogste 3 m, in andere gevallen dan bedoeld onder c, indien daardoor de uitvoering van een bouwplan in verband met de uitmeting in het terrein, de verkaveling of de situering ter plaatse, wordt mogelijk gemaakt, zonder de stedenbouwkundige opzet of vormgeving van het plan of de belangen van derden in onevenredige mate te schaden;
  • e. overschrijding van de bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de verbeelding, met ten hoogste 1,5 m, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen en dergelijke;
  • f. het overschrijden van de in de regels genoemde maximum hoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, trappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de genoemde hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • g. een hoogte van maximaal 15 m voor antennemasten.
14.2 voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (planschade)kosten.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

15.2 uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

  • a. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat het plan voorzien is voorzien van een watertoets;
  • d. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma (indien dat relevant is voor het plan);
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. dat verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;
  • h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder artikel 16.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Overgangsrecht
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 16.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan "Landgoed Halsaf, deel Huize Babberich" van de gemeente Zevenaar.

juni 2018