direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening Domstraat 65-69, Nijkerkerveen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0190-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan wordt maakt de herontwikkeling van de locatie Domstraat 65 - 69 (en omgeving) en de locatie westelijk van Domstraat 63 te Nijkerkerveen mogelijk. De initiatiefnemer en tevens eigenaar van de percelen heeft het verzoek ingediend om het bedrijf ter plaatse van Domstraat 65 uit te breiden in noordelijke richting. Naar aanleiding van dit verzoek heeft op diverse onderdelen een verdere uitwerking en afstemming over deze herontwikkeling plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een totaalplan voor de locatie Domstraat 65 - 69 te Nijkerkerveen.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan ter plaatse: 'Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1'. Om deze reden is een herziening van het bestemmingsplan ter plaatse noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Nijkerk en ten noordwesten van de kern Nijkerkerveen in het buitengebied. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Domstraat. Aan de noordzijde door het bedrijventerrein De Flier.

Het plangebied bestaat uit het perceel Domstraat 65 en 69, het perceel naast Domstraat 63 (westzijde) en de Domstraat zelf in noord-zuidrichting met enige aangrenzende gronden. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0001.png"

Ligging plangebied op kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0002.png"

Begrenzing plangebied op luchtfoto

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1", vastgesteld op 30 mei 2017. De percelen hebben hierin de bestemmingen "Agrarisch met waarden -- Landschappelijke waarden", "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden en natuurwaarden" en "Bedrijf - Landelijk", "Verkeer" en "Wonen". Ter plaatse geldt tevens de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" en de gebiedsaanduiding "overige zone - veenontginningslandschap". Op het perceel aan de westzijde van Domstraat 63 geldt daarnaast de gebiedsaanduiding "overige zone - groene ontwikkelingszone"

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de voorgenomen ontwikkelingen nader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 komen de milieutechnische en andere randvoorwaarden aan bod. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de planregels. Tot slot worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het initiatief heeft betrekking op de gronden aan de Domstraat 65 en 69 en op het perceel westelijk van Domstraat 63. En op het deel van de Domstraat, dat langs genoemde percelen in noordelijke richting loopt richting bedrijventerrein De Flier. Een deel van de Domstraat ligt tussen het buurtschap Holkerveen en de wijk Vathorst in Amersfoort. De weg is grotendeels ingericht als fietsstraat waar auto's te gast zijn. Aan de Domstraat en in de buurt van het plangebied ligt een aantal erven waar agrarische en niet- agrarische bedrijven gevestigd zijn. Het bedrijf ter plaatse van Domstraat 65 is daarmee geen sterke afwijking in de omgeving. In de omgevings van het plangebied omsloten doorliggen twee belangrijke verkeersaders. Aan de westzijde loopt de rijksweg A28, aan de oostzijde de spoorlijn Amersfoort - Zwolle.

Het plangebied bestaat uit een aantal verschillende deelgebieden. Hieronder is per deelgebied uitgewerkt hoe de huidige situatie ter plaatse is.

Westzijde Domstraat 63
Het perceel ten westen van Domstraat 63 is op het moment onbebouwd. Het perceel heeft een agrarische functie, evenals de omliggende percelen. Op het perceel aan de oostzijde staat een burgerwoning.

Op onderstaande afbeelding is de huidige situatie ter plaatse van het perceel ten westen van Domstraat 63 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0004.png"

Huidige situatie ten westen van Domstraat 63

Domstraat 65
Ter plaatse van het perceel Domstraat 65 bevindt zich een loonbedrijf. Het bedrijf houdt zich onder andere bezig met machineverhuur, grondverzet, sloopwerkzaamheden, enzovoort. Op het perceel staan enkele loodsen waar opslag van materieel van dit bedrijf plaatsvindt. Ook zijn hier een aantal keerwanden aanwezig. Deze keerwanden worden gebruikt ten behoeve van de grondopslag en het grondverzet ter plaatse.

De omliggende percelen hebben een agrarische functie. Aan de noordwestzijde van het perceel ligt de burgerwoning (een voormalige agrarische bedrijfswoning) van perceel Domstraat 69, die nu een woonbestemming heeft.

Op onderstaande afbeelding is de huidige situatie ter plaatse van het perceel Domstraat 65 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0005.png"

Huidige situatie Domstraat 65

Domstraat 69
Ter plaatse van het perceel Domstraat 69 bevindt zich op het moment een leegstaande burgerwoning (een voormalige agrarische bedrijfswoning). Op het perceel is momenteel ook circa 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. De omliggende percelen hebben een agrarische functie. Aan de zuidoostzijde van het perceel bevindt zich het bedrijf aan Domstraat 65.

Op onderstaande afbeelding is de huidige situatie ter plaatse van het perceel Domstraat 69 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0006.png"

Huidige situatie Domstraat 69

Gedeelte Domstraat dat in noordelijke richting loopt
Het deel van de Domstraat dat nu in noordelijke richting loopt tot nabij bedrijventerrein De Flier (hier loopt de Domstraat dood) is een voor autoverkeer bedoelde smalle weg. Deze wordt uitsluitend gebruikt door het verkeer naar en van het bedrijf aan de Domstraat 65.


afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0007.png"

2.2 Toekomstige situatie

Voornemen op hoofdlijnen
De initiatiefnemer is voornemens het bedrijf ter plaatse van perceel Domstraat 65 uit te breiden in noordelijke richting. In verband daarmee vindt een grondruil tussen initiatiefnemer en de gemeente plaats. Hierdoor ontstaat ook de mogelijkheid voor de realisatie van een fietspad langs dit deel van de Domstraat en voor de verbreding van een watergang bij bedrijventerrein de Flier. Daarnaast wordt het perceel Domstraat 69 gesaneerd en worden de bouwmogelijkheden op dit perceel verplaatst naar het perceel ten westen van Domstraat 63. Dit gebeurt met gebruikmaking van het functieveranderingsbeleid. Zie op onderstaande afbeelding de wijzigingen op hoofdlijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0008.png"

Locatieuitwerking Domstraat 65
De uitbreiding van het bedrijfsperceel leidt slechts tot een geringe toename van de bebouwingsmogelijkheden. Het gehele bedrijfsperceel wordt op een goede landschappelijke manier ingepast, zoals ook is opgenomen in Bijlage 1 bij voorliggende plantoelichting.

Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie ter plaatse van Domstraat 65 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0009.png"

Bebouwingsopzet Domstraat 65

Locatieuitwerking Domstraat naast 63 en 69
De woning en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Domstraat 69 worden verwijderd. Hiervoor in de plaats worden twee woningen op perceel ten westen van Domstraat 63 teruggebouwd met een gezamenlijk bijgebouw. De te slopen woning op perceel 69 heeft een inhoud van 750 m3. Om deze reden wordt er een woning met eenzelfde inhoud teruggebouwd op het perceel ten westen van nummer 63.

Daarnaast is op het perceel Domstraat 69 momenteel circa 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. Deze bebouwing wordt allemaal gesloopt. Deze sloopmeters worden ingezet voor de realisatie van de tweede woning op het perceel ten westen van Domstraat 63.

Het perceel Domstraat 69 bestaat in de toekomst dus uit onbebouwde agrarische gronden. Aan de westzijde hiervan en aan de westzijde van het aangrenzende zuidelijke agrarische perceel wordt de bestaande bomenrij in noordelijke en zuidelijke richting doorgetrokken. Aan de noordzijde van het perceel Domstraat 69 wordt een plas-draszone aangelegd. Ook op de nieuwe woonpercelen ten westen van de Domstraat 63 worden de ontwikkelingen op een goede landschappelijke manier ingepast. Hier komt onder meer een nieuwe rij bomen langs de Domstraat aan de westzijde van de nieuwe woonpercelen en een perceel bloemrijk grasland. Zie voor de gehele landschappelijke inpassing Bijlage 1 bij voorliggende plantoelichting.

Op onderstaande afbeelding is de bebouwingsopzet ter plaatse van de nieuwe woonlocatie ten westen van Domstraat 63 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0010.png"

Bebouwingsopzet nieuwe woonlocatie ten westen van Domstraat 63

Locatieuitwerking gedeelte Domstraat dat in noordelijke richting loopt
Het deel van de Domstraat dat in noordelijke richting loopt en dan doodloopt ten zuiden van bedrijventerrein De Flier ondergaat een uitgebreide reconstructie. De gemeente laat over de gehele lengte van dit deel van de Domstraat een vrijliggend fietspad aanleggen. Deze vrijliggende fietsverbinding gaat in de toekomst deel uitmaken van het fietsnetwerk van Nijkerk. Hierdoor ontstaat een veilige en meer rechtstreekse fietsverbinding tussen de noordzijde van Amersfoort en de kern Nijkerk via bedrijventerrein De Flier. Tussen het fietspad en het bedrijfsperceel wordt een groene buffer gecreëerd.

Ook wordt dit deel van de Domstraat voor autoverkeer aangesloten op de zuidzijde van bedrijventerrein De Flier, waar deze weg aan de westzijde van een bestaande bedrijfshal wordt doorgetrokken naar de weg Riddererf. Het voor auto's toegankelijke deel van de Domstraat blijft wel een smalle weg.

Op bovenstaande afbeeldingen zijn het vrijliggende fietspad en (het voor auto's toegankelijke deel van) de Domstraat duidelijk zichtbaar, evenals de langs de weg te realiseren nieuwe bomenrijen en de nieuwe watergang tussen het fietspad en het bedrijfsperceel. Zie voor een compleet beeld van de landschappelijke inpassing Bijlage 1 bij de plantoelichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Conclusie
De NOVI doet geen specifieke uitspraken over het plangebied of over dit initiatief. Daarmee vormt de NOVI geen verdere belemmering voor dit initiatief.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Conclusie
Het Barro doet geen specifieke uitspraken over het plangebied of over dit initiatief. Daarmee vormt het Barro geen verdere belemmering voor dit initiatief.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting. Per 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als er sprake is van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een "stedelijke ontwikkeling" als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het moet wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Zeer kleinschalige bebouwingsmogelijkheden of functiewijzigingen "sec" die niet voorzien in een toename van het ruimtebeslag kwalificeren niet als een stedelijke ontwikkeling.

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van twee nieuwe woningen en bedrijfsuitbreiding. Woningen zijn als een stedelijke functie aangemerkt. Om deze reden dient een toetsing aan de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' plaats te vinden.

1. Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
In de eerste plaats dient onderzocht te worden of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Met betrekking tot woningen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er 12 of meer woningen gebouwd worden. Met betrekking tot bedrijven is er sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer een bedrijfsterrein met 500 m2 oppervlak of meer wordt uitgebreid. Dit initiatief voorziet in de verplaatsing van een burgerwoning, de bouw van een tweede burgerwoning als gevolg van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en in de uitbreiding van een bedrijfsterrein. De bouw van twee woningen is niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. De uitbreiding van het bedrijventerrein betreft circa 1 ha. Er wordt daarbij ruimte ingezet voor het bedrijf die daar in eerste instantie nog niet voor bestemd was. Met betrekking tot de bedrijfsuitbreiding is er sprake van een stedelijke ontwikkeling, en is een verdere toetsing aan de ladder noodzakelijk.

2. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
Het verzorgingsgebied van het bedrijf ter plaatse is lokaal tot regionaal. De ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van een bestaand bedrijf, er wordt geen nieuw bedrijf mogelijk gemaakt ter plaatse. Het bedrijf is gezond en wil zijn activiteiten uitbreiden zodat er in de bestaande marktvraag voorzien wordt. Het bedrijf is na de ontwikkeling nog steeds van dusdanig beperkte omvang dat het bedrijf geen groter verzorgingsgebied zal hebben dan het nu heeft. Regionale afstemming voor de bedrijfsuitbreiding is niet noodzakelijk.

3. Is er behoefte aan de ontwikkeling?
Zoals hierboven aangegeven wil het bedrijf ter plaatse graag uitbreiden om te kunnen voorzien in de behoefte vanuit de markt. De initiatiefnemer wil de activiteiten van het bedrijf in dit kader graag uitbreiden. Het bedrijf is al lange tijd gevestigd in het buitengebied van Nijkerk, en heeft een lokale afzetmarkt bij agrariërs en andere bedrijven in het buitengebied. Het voortbestaan van het bedrijf op het perceel is eveneens van groot belang voor de betrokken lokale en regionale agrarische bedrijven in de gemeente.

4. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
De ontwikkeling ligt aan de Domstraat in Nijkerk. Deze weg, en daarmee het perceel, ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Ter plaatse van het perceel Domstraat 65 is in de huidige situatie een bedrijf toegestaan. De uitbreiding ligt direct tegen dit perceel aan en is daarmee een logische plaats. Daarnaast ligt het perceel vlakbij het bedrijventerrein De Flier, wat deel uitmaakt van stedelijk gebied. Een goede inpassing en aansluiting zijn daardoor mogelijk, mede in combinatie met het saneren van het perceel Domstraat 69.

Een eventuele verplaatsing van het bedrijf naar het stedelijk gebied geeft onevenredige bedrijfseconomische gevolgen voor het bedrijf. Hierbij is het van belang dat het hier gaat om de uitbreiding van een bestaand bedrijf dat reeds van oudsher op deze locatie gevestigd is. Het voortbestaan van het bedrijf op het perceel is eveneens van groot belang voor de betrokken lokale en regionale agrarische bedrijven in de gemeente. De voorgenomen ontwikkeling ligt hiermee weliswaar buiten stedelijk gebied, maar de locatie is logisch om een bedrijfsuitbreiding mogelijk te maken.

Conclusie
Het initiatief is getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Een uitgebreide toetsing is niet noodzakelijk. De ladder vormt geen verdere belemmering voor het initiatief.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0011.png"

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

In de Omgevingsvisie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik geïntroduceerd. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat deze Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied. De locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient volgens de ladder aan de hand van drie stappen te worden gemotiveerd

Dit initiatief is reeds getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in paragraaf 3.1.3.

Conclusie
Geconcludeerd is dat er aan de ladder wordt voldaan. Het initiatief is voor het overige in overeenstemming met de Omgevingsvisie van Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De provincie Gelderland beschikt over een geconsolideerde versie van haar omgevingsverordening, namelijk de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023). Deze vormt een uitwerking van de omgevingsvisie en bevat bindende regels voor de gemeente. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.

Ter plaatse van het plangebied zijn de volgende regels van toepassing met betrekking tot dit initiatief.

Artikel 2.38 en 3.33 Intrekgebieden
Het plangebied is aangemerkt als intrekgebied voor grondwater. Op basis van artikel 2.38 en artikel 3.33 mag er geen winning van fossiele energie ter plaatse plaatsvinden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de regeling van dergelijke activiteiten. Deze artikelen zijn niet verder van toepassing op dit initiatief.

Artikel 2.52 Bescherming Groene ontwikkelingszone
Het zuidelijk deel ter plaatse van perceel Domstraat 63 is aangemerkt als Groene ontwikkelingszone. In artikel 2.52 van de provinciale verordening is vastgelegd dat een bestemmingsplan enkel nieuwe activiteiten of ontwikkelingen toelaat mits hierbij de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen van de groene ontwikkelingszone worden versterkt. De versterking van de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten ter plaatse is uitgewerkt in het landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze plantoelichting en in het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze plantoelichting. Het natuurversterkingsplan bevat ook een beheerparagraaf voor de nieuwe landschappelijke en natuurwaarden. Het landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan vormen samen één geheel en moeten daarom in onderlinge samenhang worden gelezen.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in lijn is met de Omgevingsverordening Gelderland. Het provinciale beleid staat het initiatief niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met ieder hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0012.png"

Toekomstvisiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 (Bron: Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030, juni 2011)

Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'Nieuwbouwlocatie' en 'Bedrijfsterrein/ kantorenlocatie'. Het meest zuidelijk deel is aangemerkt als 'Groene buffer Amersfoort'. Het initiatief voorziet in de uitbreiding van een bedrijf ter plaatse van de uitbreidingslocaties voor kantoren en bedrijven. Deze ontwikkeling past daarmee in de structuurvisie. De verplaatsing van de woning vindt plaats in een gebied wat is aangemerkt als uitbreiding van de groene buffer. In dit kader is een inrichtingsplan opgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de waarden ter plaatse (Bijlage 1).

Op basis hiervan is te concluderen dat dit plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie.

3.3.2 Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016

Op 23 maart 2017 is door de gemeenteraad het geactualiseerde regionale functieveranderingsbeleid vastgesteld. Dit betreft een actualisatie van het bestaande functieveranderingsbeleid van de Regio FoodValley. Regionaal is namelijk geconstateerd dat het beleid enigszins gedateerd is geraakt en er is inmiddels ruime praktijkervaring met functieverandering opgedaan. Dit was aanleiding voor een actualisatie. Het beleidsdocument “Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016” is primair geen nieuw beleid, maar een samenvoeging en actualisering van de bestaande beleidsdocumenten.

Het functieveranderingsbeleid heeft betrekking op nieuwe woon- en/of werkfuncties in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, nevenfuncties op agrarische bedrijven, uitbreidingsmogelijkheden voor niet-agrarische bedrijven en verbrede mogelijkheden voor bestaande woon- en/of werkfuncties. De nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan kwaliteitseisen: zo moet de beeldkwaliteit verbeteren door onder meer het slopen van overtollige stallen of het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing. Voor de gemeente zijn de volgende doelen van belang voor functieverandering:

  • Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit vindt, naast sloop van bebouwing, tevens plaats door middel van verbetering van publieke functies, zoals ontwikkeling van landschap en natuur door versterking van de kenmerken van het oorspronkelijke landschap, bijdragen aan recreatieve routes, bijdragen aan waterberging en dergelijke, op plaatsen waar dit wenselijk is. Functieverandering is geen doel op zich, maar moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.
  • Voorkeur is hergebruik van bestaande bebouwing voor nieuwe functies. Het gebruik van bestaande bebouwing wordt gestimuleerd. Als de bestaande bebouwing van een te slechte (beeld)kwaliteit is om voor de nieuwe functie hergebruikt te worden, is vervangende nieuwbouw, die goed is ingepast in de omgeving, mogelijk.
  • Versterking van de economische en sociale vitaliteit van het buitengebied door, onder voorwaarden, niet aan het buitengebied gebonden functies toe te staan als nieuwe economische dragers en, onder voorwaarden, ruimte te bieden voor uitbreiding van deze functies.
  • Aansluiting van het beleid voor functieverandering bij de specifieke kenmerken en behoeften in de regio.

Daarnaast nemen de gemeenten binnen de Regio FoodValley onder andere nog de volgende criteria mee bij de beoordeling van mogelijkheden voor functieverandering:

  • Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied.
  • De functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak.
  • Met functieverandering van vrijkomende gebouwen in het buitengebied wordt bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd.
  • Functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
  • Overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale gebouwen, maar de oppervlakte van deze gebouwen tellen wel als sloopmeters in de te bepalen sloopoppervlakte. Bij het slopen moeten de regels van de Wet natuurbescherming in acht worden genomen (in verband met het eventuele voorkomen van beschermde soorten in de te slopen gebouwen).
  • De functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap, bijvoorbeeld door de aanleg (en zo nodig bestemmen) van natuur- en landschapselementen. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij bestaande plannen voor natuur en landschap, zoals het reconstructieplan en landschapsontwikkelingsplannen. De initiatiefnemer moet daartoe een erfinrichtingsplan overleggen.
  • De functieverandering moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke en economische vitaliteit, door middel van sloop van bebouwing, al dan niet in combinatie met verbetering van publieke functies, zoals natuurontwikkeling, bijdragen aan recreatieve routes of waterberging en dergelijke, op plaatsen waar dit wenselijk is.
  • In geval van sloop van bestaande legale bebouwing, geldt als peildatum voor het aanwezig zijn van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen: twee jaar voor de datum dat de aanvraag voor functieveranderingen wordt ingediend. Voor deze methode met verschuivende datum is enerzijds gekozen om daarmee te voorkomen dat nieuwe bedrijfsbebouwing wordt gebouwd, met als doel deze in te zetten voor het bereiken van sloopnormen in het kader van functieverandering. Anderzijds wordt het mogelijk gemaakt dat ook relatief jonge gebouwen kunnen worden ingezet voor functieverandering, wat in de huidige economische tijd met snelle veranderingen zal gaan worden gevraagd.
  • Opslag van goederen buiten gebouwen wordt niet toegestaan.
  • Detailhandel wordt niet toegestaan, tenzij het detailhandel in ter plaatse of in de regio geproduceerde producten betreft.
  • De functieverandering mag niet leiden tot milieuhinder voor de omgeving.
  • In geval van vrijgekomen gebouwen van een stoppend agrarisch bedrijf, dient de milieuvergunning te zijn ingetrokken. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw en verbouw, zal de gemeentelijke Welstandsnota als toetsingskader gelden.
  • De nevenactiviteit mag geen beperking opleveren voor omliggende agrarische bedrijven.

Het functieveranderingsbeleid richt zich op (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing en voorziet niet in het slopen en inzetten van gebouwen vanuit (voormalige) andersoortige functies. Voor die situaties waar het functieveranderingsbeleid niet op toeziet, kunnen gemeenten wel volgens de gedachte van het functieveranderingsbeleid maatwerk mogelijk maken.

Voor het perceel naast Domstraat 63 is dit functieveranderingsbeleid van toepassing.

In de huidige situatie is op het perceel Domstraat 69, naast de bedrijfswoning, circa 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing aanwezig. Voor de nieuwbouw van één woning geldt in principe dat er 1.200 m² aan sloopmeters dient te worden ingeleverd. Dit is formeel niet voldoende om de bouw van een woning te verantwoorden. Conform het eerdere sloopbeleid gaf de sloop van 1.000 m² aan bebouwing wel recht op realisatie van één extra woning op de slooplocatie. In mei 2017 is echter het voorliggende functieveranderingsbeleid vastgesteld, waarin een hogere sloopeis is opgenomen. Gezien het feit dat de gesprekken met de initiatiefnemer sinds 2016 lopen, en destijds ook uitgegaan is van het toen geldende functieveranderingsbeleid, is besloten om onderhavige situatie aan te merken als een overgangssituatie en uit te gaan van het eerdere functieveranderingsbeleid, met een lagere sloopeis.

In dit geval zal nieuwbouw niet plaatsvinden op de slooplocatie, maar (samen met de te verplaatsen voormalige bedrijfswoning nr. 69) in het bebouwingslint aan de Domstraat.

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2018)

In 2018 heeft de gemeente Nijkerk een nieuw landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. De gemeente heeft als doel voor het landschap het behouden en versterken van de kwaliteit van de aanwezige landschappen en bufferzones. Het landschapsontwikkelingsplan voorziet in een uitwerking van dit doel. Om dit hoofddoel te bereiken zijn er in het landschapsontwikkelingsplan drie subdoelen uitgewerkt:

  • 1. Bewustwording creëren door de diversiteit van het landschap (landschapstypen) duidelijk in beeld te brengen middels beeldmateriaal en beschrijvingen.
  • 2. De intrinsieke kwaliteiten van de verschillende landschapstypen begrijpelijk maken door deze te benoemen en uit te lichten.
  • 3. Behulpzaam zijn door de initiatiefnemer te begeleiden en te ondersteunen door middel van ontwerprichtlijnen en voorbeelden om mee aan de slag te gaan.

Het plangebied ligt in het slagenlandschap, deelgebied Slichtenhorst en Hoevelaken. Hiervoor zijn specifieke ontwerprichtlijnen opgenomen in het LOP. Vanuit de landschappelijke kenmerken worden richtlijnen voor inrichting van het landschap opgesteld. De richtlijnen zijn als volgt:

Landschappelijke identiteit behouden en structuren versterken:

  • Behoud en versterken van de boomsingels langs sloten.
  • Behoud van de relatief smalle kavelbreedte.
  • Beken in de dalvormige laagten herkenbaar maken.
  • Behoud en versterking van de kleinschaligheid door landschappelijke elementen op erf- en perceelsgrenzen en aansluiten op al bestaande groenstructuren:
    • 1. boomsingels;
    • 2. smalle bospercelen en hakhout;
    • 3. rijen knotbomen.
  • Behoud en versterking van laanbeplanting langs wegen.
  • Aandacht voor bermen, zoom- en slootvegetaties.
  • Inrichting van kleinschalige biotopen (kleine plas-drasgebieden, inheemse bessenstruiken en wilde fruitbomen voor bijen en vogels, natuurvriendelijke oevers langs sloten, bloem- en kruidenrijke perceelsranden door extensief beheer).

Het erfinrichtingsplan voor de twee nieuwe woningen is vormgegeven aan de hand van de richtlijnen van het landschapsontwikkelingsplan. In het landschappelijk inpassingsplan met bijbehorende inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze plantoelichting is ook de erfinrichting van de nieuwe woonpercelen opgenomen. Hieruit blijkt dat wordt ingezet op het behouden en versterken van beplantingsstructuren zoals de knotwilgen, hagen en bomen(rijen).

Conclusie
Voorliggend plan is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Waterhuishouding

4.1.1 Beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheerprogramma waterschap Vallei en Veluwe
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 ‘Koers houden, kansen benutten’ bepalend voor het waterbeleid. Met dit programma blijft het waterschap Vallei en Veluwe op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om afvalwater effectief te zuiveren. De speerpunten hierin zijn:

  • ren veilig rivierengebied: verbeteren en versterken dijken en boezemkades. Met daarnaast oog voor oplossingen door een aangepaste ruimtelijke inrichting door risicobeheersing (bijvoorbeeld evacuatie);
  • anticiperen op klimaatveranderingen: een robuust en ecologisch gezond watersysteem dat voldoende water van goede kwaliteit biedt aan landbouw, natuur, stedelijke gebieden en recreatie;
  • het duurzaam en doelmatig zuiveren van afvalwater door onder andere centralisatie van zuiveringen en slibverwerkingen.

Het programma is mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

4.1.2 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

4.1.3 Beoordeling

Op 23 maart 2021 is voor het plangebied de watertoets ingevuld via www.dewatertoets.nl. Het resultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 3. Op basis van de watertoets kon niet eenduidig geconcludeerd worden dat er geen waterbelangen in het plangebied zijn aangezien er aan de noordzijde van het plangebied watergangen met een beschermingszone lopen. Daarom wordt het plan voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling.

4.1.4 Conclusie

Het plan wordt voorgelegd aan het waterschap. Naar verwachting vormt het aspect water geen belemmering voor het initiatief.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met één stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan maakt de verplaatsing van een woning en een bedrijfsuitbreiding mogelijk. In het kader van milieuzonering is dit initiatief op deze twee onderdelen beoordeeld.

Bedrijfsuitbreiding
In het kader van de bedrijfsuitbreiding Domstraat 65 is een toetsing voor milieuzonering uitgevoerd. In deze toetsing is onderzocht of gevoelige functies in de nabijheid last ondervinden van de uitbreiding. Deze toetsing is opgenomen in Bijlage 4. Aan alle richtafstanden in het kader van milieuzonering wordt, ook in de nieuwe situatie voldaan.

Ook is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de nieuwe situatie na de bedrijfsuitbreiding. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat er, ook na de bedrijfsuitbreiding, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen.

Nieuwe woningen
De woning op perceel Domstraat 69 wordt verplaatst naar het perceel naast Domstraat 63. Hierbij wordt tevens een extra woning gerealiseerd. Vanwege de verplaatsing ondervinden de woningen in de nieuwe situatie geen hinder van de bedrijfsuitbreiding op perceel Domstraat 65. Er wordt voldoende afstand gehouden in het kader van milieuzonering. Wel moet er beoordeeld worden of de nieuwe woningen hinder ondervinden van de overige omliggende functies, en of deze woningen de omliggende functies niet belemmeren.

Aan de oostzijde van de beoogde woningen, ter plaatse van het perceel Domstraat 63, is een paardenverblijf met een mestplaat aanwezig. Dit paardenverblijf ligt op minimaal 15 m afstand van de nieuw te bouwen woningen. In dit geval bestaan de functies in het kader van hobbymatig gebruik bij een burgerwoning. Ter plaatse worden minder dan vijf paarden gehouden. Ook de mestplaat kent in dit geval een hobbymatig gebruik. De VNG-brochure geeft voor het hobbymatige gebruik van paarden geen richtafstanden. Daarmee kan ook gesteld worden dat het hobbymatig houden van paarden in beginsel ook als een passende functie in de nabijheid van woonfuncties kan worden beschouwd, in een gemengd landelijke (woon)omgeving. Gesteld kan worden dat de hinder de overlast die kan worden veroorzaakt door andere hobby's, uitgevoerd binnen een woonfunctie, niet overstijgt. De bestaande en nieuwe functies ter plaatse zijn verenigbaar met elkaar.

Ten opzichte van de overige functies wordt er voldoende afstand gehouden tot de nieuwe woningen.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.2.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege wegverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies, namelijk woningen. Voor deze woningen is een akoestisch onderzoek vereist omdat het plangebied is gelegen aan een doorgaande weg waar een hogere snelheidslimiet dan 30 km/uur geldt. De afstand tot de A28 is tevens dusdanig beperkt (minder dan 600 m) dat akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Ook de spoorlijn ligt op minder dan 300 m en valt daarmee in de eerste instantie binnen de beoordeling. Echter gezien het feit dat de nieuwe woningen toch op redelijke afstand zijn gelegen, er de nodige bebouwing tussen de nieuwe woningen en het spoor zijn gelegen en het tussenliggende gebied over het algemeen als akoestisch absorberend (zacht) kan worden beoordeeld zal er ter hoogte van het plangebied geen sprake zijn van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor spoorweglawaai. Om deze reden is een onderzoek naar spoorweglawaai achterwege gelaten.

Onderzoek
Het onderzoek voor het perceel ten westen van Domstraat 63 is opgenomen in Bijlage 6 bij deze plantoelichting. De woningen zullen een hogere grenswaarde van 57 dB ondervinden. In dit kader dient de gemeente Nijkerk een hogere waarde vast te stellen. Daarnaast dienen de westgevels van de nieuwe woningen en de zuidgevels op de verdieping als dove gevel te worden uitgevoerd om aan de wettelijk toegestane waarden te voldoen.

Langs de A28 wordt in de toekomst een geluidsscherm gerealiseerd. Dit is vastgelegd in het tracébesluit voor de A28. Aangezien deze nog niet is gerealiseerd, mag er ook nog niet worden gerekend met dit scherm. Het scherm zorgt echter voor een verdere verlaging van de geluidsbelasting ter plaatse.

Onderzoek in het kader van geluidsbelasting van bedrijven heeft ook plaatsgevonden en is nader uitgewerkt in paragraaf 4.2.1.

Conclusie
De nieuwe woningen dienen met dove gevels te worden gerealiseerd en voor de woningen moet er een hogere waarde worden vastgesteld. Met deze maatregelen is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.2.3 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Situatie plangebied
Bodem
Het onderzoek voor het plangebied is opgenomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse geen opmerkelijke verontreinigingen zijn aangetroffen. De aanwezige verontreinigingen zijn van natuurlijke aard. Ter plaatse van inspoellocaties van asbest is de grond inmiddels gesaneerd. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend bodemonderzoek uit te voeren.

Asbest
Ter plaatse van het plangebied worden enkele gebouwen gesloopt. In dit kader is geïnventariseerd welke gebouwen asbest bevatten en daarmee op zorgvuldige wijze gesloopt dienen te worden. De asbestinventarisaties zijn opgenomen in Bijlage 8 en Bijlage 9.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.2.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Om deze reden is de risicokaart geraadpleegd.

Situatie plangebied
De onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer. Daaronder is beschreven welke risicobronnen van toepassing zijn op dit initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0013.png" Uitsnede risicokaart (plangebied paars omlijnd), bron: www.risicokaart.nl

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele transportleidingen voor aardgas. De risicocontour van de leidingen reiken niet tot buiten de dubbelbestemmingen van de gasleidingen. Wel worden de woningen dichter bij de gasleidingen gerealiseerd dan wat nu de situatie is.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van rijksweg A28 en de spoorlijn Amersfoort - Zwolle (routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd). Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de spoorweg Amersfoort - Zwolle.

Gevaarlijke stoffen bij inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen die een risicocontour hebben.

Verantwoording groepsrisico
De verplaatsing en toevoeging van een woning brengen een toename van de personendichtheid met zich mee. Door de realisatie van dit initiatief neemt het groepsrisico in beperkte mate toe, maar blijft het kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In een beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeven slechts vier zaken aan de orde te komen, namelijk:

  • a. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen.
  • b. De hoogte van het groepsrisico.
  • c. De bestrijdbaarheid.
  • d. De zelfredzaamheid.

Een nadere beschouwing van risico reducerende maatregelen en ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico is in dat geval niet nodig.

Personendichtheid
Op het moment is er binnen het plangebied één woning aanwezig welke verplaatst wordt. In de nieuwe situatie komen er twee woningen in het plangebied te staan die vlak bij de gasleiding liggen. De dichtheid van personen ter plaatse neemt hierdoor minimaal toe. Daarnaast betreft het gebied een agrarisch gebied waar weinig personen per vierkante meter aanwezig zijn. De personendichtheid in de toekomstige situatie blijft ter plaatse laag.

Zelfredzaamheid
Centraal staat de vraag of zelfredding mogelijk is gezien het effectscenario. De effectiviteit van de zelfredzaamheid hangt met name af van de urgentie, het effect (moeten maatregelen worden overwogen?) en de haalbaarheid (is er voldoende tijd, middelen et cetera voor maatregelen?).

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Bij een ongeval met een brandbaar gas komt het neer op zo snel mogelijk op veilige afstand verwijderd raken van de plaats van de dreigende explosie.

Voor het scenario fakkelbrand of een ongeval op een transportroute is vluchten of schuilen het beste handelingsperspectief. Dit betekent dat aanwezigen op tijd gealarmeerd en geïnstrueerd moeten worden en er voldoende vluchtwegen van de risicobron aflopend aanwezig moeten zijn. Dit is nabij het plangebied het geval.

De mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid zijn goed. Er worden geen niet- of verminderd zelfredzame mensen in het plangebied gehuisvest.

De aanwezigen zijn normaal gesproken in staat om zelfstandig conform instructies bijvoorbeeld via NL-Alert te reageren. Het aantal mensen in het plangebied is beperkt.

Bestrijdbaarheid
Voor het scenario fakkelbrand bij de buisleiding is de bestrijdbaarheid slecht. Bij een incident met een buisleiding kan de fakkelbrand alleen worden bestreden door de toevoer dicht te draaien. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met de leidingbeheerder en dit kost veel tijd. De brandweer kan tot de leiding is afgesloten niet handelend optreden.

De bestrijdbaarheid van een ongeval op een transportroute wordt met deze ontwikkeling niet gewijzigd.

Bestuurlijke verantwoording
Op basis van de mogelijke effecten, het feit dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied van de risicobron laag is, en ervan uitgaande dat de voorgeschreven ruimtelijke en niet-ruimtelijke maatregelen worden getroffen, acht de gemeente de toename van het groepsrisico te verantwoorden. Bij verdere uitwerking van de plannen worden te nemen maatregelen om de kans op een incident te verkleinen, de effecten te beperken, de zelfredzaamheid te bevorderen en het bevorderen van de hulpverlening verder uitgewerkt, waarbij de Veiligheidsregio nadrukkelijk wordt betrokken.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.2.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die „niet in betekenende mate. (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (onder andere woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Situatie plangebied
Met behulp van deze nibm rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van een toename met twee woningen met in totaal 16 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m³ NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0014.png"

Nibm rekentool

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.3 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.

Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.

De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Situatie plangebied
Flora en fauna
De gemeente Nijkerk heeft opdracht gegeven om met het oog op de geplande ontwikkeling een Quickscan Wet natuurbescherming uit te voeren. Deze Quickscan heeft in augustus 2022 plaatsgevonden en is opgenomen als Bijlage 10 bij voorliggende plantoelichting. Het doel van de Quickscan is het verkrijgen van een beeld over de (mogelijke) aanwezigheid op een projectlocatie van planten- en diersoorten, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door een ingreep. Daarnaast heeft het onderzoek als doel in te schatten of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die een beleidsmatige bescherming genieten, zoals beschermde houtopstanden of gronden die behoren tot het Gelders natuurnetwerk.

De resultaten van het plaatsgevonden veld- en bureauonderzoek zijn opgenomen op pagina 32 en 33 in de Quickscan Wet natuurbescherming. Uit deze resultaten blijkt dat er (mogelijk) beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied. In de Quickscan wordt gewezen op de noodzaak om nader onderzoek te verrichten naar diverse soorten (zoals huismus, gierzwaluw, uilen en marters). Tevens blijkt uit de Quickscan dat tijdens de uitvoering van de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling een aantal maatregelen moet worden getroffen ter bescherming van een aantal soorten. Borging van deze maatregelen vindt plaats in de planregels van dit bestemmingsplan. In het rapport Quickscan Wet natuurbescherming wordt tevens geadviseerd om een landschappelijk inpassings- en natuurversterkingsplan te maken en om een stikstofberekening te laten uitvoeren voor de gebruiks- en realisatiefase (voorheen bestond hier een vrijstelling voor).

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan beschermde natuurgebieden. In het kader van gebiedsbescherming wordt een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd. Gelet op de grote afstand tot stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden worden hier geen onoverkomelijke belemmeringen verwacht. Het onderzoek wordt voor de vaststelling bij het plan gevoegd.

Conclusie
Het verplichte nadere onderzoek naar diverse soorten wordt uitgezet, waarna de resultaten hiervan worden opgenomen in de voorliggende plantoelichting voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad (indien dat gebeurt). De op basis daarvan te nemen en te borgen maatregelen worden vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Zoals in voorgaand hoofdstuk is aangegeven, beschikt de gemeente over een landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening en over een natuurversterkingsplan (zie Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze toelichting). De provincie beoordeelt deze plannen op korte termijn. De betreffende stikstofberekening wordt momenteel uitgevoerd. Met het oog op de voorlopige resultaten van de Quickscan en met het oog op de inhoud van het landschappelijk inrichtings- en natuurversterkingsplan is het aannemelijk dat de geplande ontwikkeling kan plaatsvinden.

Het stikstofonderzoek wordt bij vaststelling bij het plan gevoegd.

4.4 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt getoetst of er geen onevenredige belasting plaatsvindt op de omliggende infrastructuur van het plangebied.

Parkeren
De nieuw te bouwen woningen brengen een extra parkeerbehoefte met zich mee. In de inrichtingsplannen is rekening gehouden met voldoende parkeerplaatsen voor de woningen. Alle parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.

Verkeer
De te realiseren woningen voorzien in circa 16 extra verkeersbewegingen per dag. Deze toename in verkeersbewegingen voorziet niet in een onevenredig grote druk op de omliggende wegen. De ontsluiting van de woningen wordt gerealiseerd aan de Domstraat.

Conclusie
Parkeren wordt op eigen terrein opgelost. De bestaande infrastructuur kan de extra verkeersbewegingen goed verwerken.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Situatie plangebied
Archeologie
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan aangemerkt met een archeologische dubbelbestemming, de specifieke waarde - 4 en de specifieke waarde - 8. Op basis hiervan dient bij ontwikkelingen van 250 m2 respectievelijk 1 ha, en meer en met een diepte van 0,3 m onder maaiveld archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor het perceel Domstraat 63 is in dit kader archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Een archeologisch onderzoek richt zich altijd op een gebied waarbinnen een ontwikkeling plaatsvindt. Een beoogd bouw- of aanlegplan kan worden opgenomen, maar dit is niet noodzakelijk voor het onderzoek. Het onderzoek is met name bedoeld om de archeologische verwachting te specificeren.

Het archeologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 11 (onderliggende onderzoeksresultaten zijn opgenomen in Bijlage 12, Bijlage 13 en Bijlage 14). Hieruit blijkt dat alle posities waar bebouwing zal worden gerealiseerd beschikken over een lage verwachtingswaarde en geen bedreiging vormen voor de eventuele aanwezige archeologische resten.

Cultuurhistorie
Het plangebied van dit bestemmingsplan is aangemerkt als 'overige zone - slagenlandschap'. Deze gebiedsaanduiding regelt het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse. Voor dit initiatief heeft de gemeente een landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening laten opstellen (Bijlage 1 bij deze toelichting). Dit landschappelijk inpassingsplan zorgt voor een versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden ter plaatse. Dit plan is tevens verankerd in de regels. De cultuurhistorische waarden ter plaatse zijn op deze manier gewaarborgd.

Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Stedenbouw

De Domstraat beschikt over veel mooie voorbeelden van klassieke agrarische erven en diverse monumentale boerderijen. Het geeft om deze reden veel waarde om de beide nieuwe woonkavels in te richten op een in het buitengebied gebruikelijke wijze. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de richtlijnen van het beeldkwaliteitsplan bebouwing buitengebied. Hieronder volgt een opsomming met de voor dit plan relevante voorwaarden:

Massa en situering 

  • compacte en samenhangende situering van bebouwing op een erf, raakvlakken zoeken met de oorspronkelijke erven in het betreffende landschap;
  • enkelvoudige hoofdvorm;
  • dakvlak van het gebouw is beeldbepalend, de goothoogte zo laag mogelijk houden;
  • één inrit die een centraal erf ontsluit;

Architectuur

  • zowel eigentijdse als traditionele vormgeving is mogelijk, mits met een knipoog naar het agrarische verleden;
  • hoofdgebouw wordt voorzien van een zadeldak, eventueel met een wolfseind;
  • ondergeschikte bijgebouwen kunnen ook een andere dakvorm krijgen die passend is op de plek;
  • duurzame voorzieningen (zoals zonnepanelen of buitenunit warmtepomp) worden geïntegreerd in het architectonische ontwerp. Hetzelfde geldt voor maatregelen voor natuurinclusief bouwen.

Kleuren en materialen

  • gebruik traditionele en/of duurzame materialen, zoals baksteen en hout, in bijzondere gevallen gestuct;
  • baksteen in rode of aarde tinten, in bijzondere gevallen wit gekeimd;
  • de daken zijn uitgerust met zwarte of oranje, niet glimmende dakpannen, riet, sedem of een ander passend en duurzaam materiaal;
  • de kozijnen zijn geprofileerd en zijn van duurzaam geproduceerd hout, aluminium of staal. Kunststof kozijnen kunnen worden toegepast mits ze zijn geprofileerd en rank zijn van vormgeving;
  • bij gebruik van zonnepanelen kiezen voor een matzwarte versie.

Op basis van deze richtlijnen is gekomen tot een gezamenlijke erfopzet ter plaatse van de nieuwe woonlocatie ten westen van Domstraat 63, waarbij rekening is gehouden met de specifieke landschappelijke kenmerken van het gebied. Op onderstaande afbeelding is de bebouwingsopzet ter plaatse van de nieuwe woonlocatie ten westen van Domstraat 63 weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0190-0001_0015.png"

Bebouwingsopzet nieuwe woonlocatie ten westen van Domstraat 63

In de bebouwingsopzet is uitgegaan van één gezamenlijke inrit die het erf ontsluit. De zuidelijke nieuwe woning is de hoofdwoning en sluit qua nokrichting aan op het heersende beeld van de Domstraat, De achterste woning betreft een zogeheten 'schuurwoning'. De betreffende uiterlijke kenmerken van een schuurwoning zijn opgenomen in bijlage 3 van de planregels. In de bouwregels is opgenomen dat uitsluitend een woning in de hoedanigheid van een schuurwoning, overeenkomstig de betreffende bijlage is toegestaan.

Voor beide woningen geldt dat er sprake is van één gezamenlijk bijgebouw ter bevordering van het concept van een compact erf. Ter waarborging van het concept zijn diverse regelingen in het plan opgenomen en zijn de uiterste bouwgrenzen en locaties van bebouwing opgenomen op de verbeelding. Ook de nokrichtingen van de schuurwoning en gezamenlijk bijgebouw zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

De opzet van de bestemming(en) is in hoofdlijnen dezelfde als in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden.

Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.

Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

Hieronder volgt een korte toelichting op de inhoud van de regels, die gelden voor een aantal bestemmingen. Voor enkele bestemmingen wordt het opnemen van een nadere toelichting onnodig geacht.

Bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
De gronden behorend tot het perceel Domstraat 69 en de daaraan grenzende agrarische gronden ten zuiden van het perceel Domstraat 69 hebben deze bestemming gekregen. Hier is onder andere agrarische bedrijvigheid, waaronder het weiden van vee toegestaan, met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, erfontsluitingswegen en -paden en waterhuishoudkundige voorzieningen. In de bestemmingsomschrijving is een sloopverplichting opgenomen voor alle bestaande bebouwing ter plaatse van de Domstraat 69. De woonbestemming uit het nu nog geldende bestemmingsplan is verwijderd en in de toekomst bevindt zich hier en op het aangrenzende perceel onbebouwd agrarisch land. Op deze gronden mogen uitsluitend erf- of perceelsafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m worden opgericht. Ook mag hier geen stalling van machines of buitenopslag plaatsvinden.

Om de realisering en duurzame instandhouding van de landschappelijke en natuurelementen conform het landschappelijk inrichtingsplan (met bijbehorende inrichtingstekening) en het natuurversterkingsplan te waarborgen, is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat de agrarische gronden tevens bestemd zijn voor deze realisering en duurzame instandhouding van de bedoelde landschappelijke en natuurelementen. Daarnaast staat in de algemene regels een voorwaardelijke verplichting voor de realisering en duurzame instandhouding van de landschappelijke en natuurelementen. Al deze waarden dienen te worden gerealiseerd binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan. De voorwaardelijke verplichting staat in de algemene regels, omdat de verplichting geldt voor alle enkelbestemmingen in dit bestemmingsplan. Indien de voorwaardelijke verplichting niet of onvolledig wordt uitgevoerd / nageleefd, is sprake van strijdig gebruik van de gronden, waarop de verplichting niet (volledig) wordt nagekomen.

Bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden
De bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke en natuurwaarden' is gegeven aan de gronden die in het nu geldende bestemmingsplan dezelfde bestemming hebben. De planregels zijn op eenzelfde wijze vormgegeven als bij de hierboven besproken agrarische bestemming, uitgezonderd de sloopverplichting. Op deze gronden zijn de aanplant en duurzame instandhouding van nieuwe knotbomen voorzien.

Bestemming Bedrijf - Landelijk
Deze bestemming maakt de uitbreiding van het bedrijf(sterrein) mogelijk in noordelijke richting alsmede de realisering van een nieuw bedrijfsgebouw en de uitoefening van enige nieuwe bedrijfsactiviteiten, zoals het versnipperen van hout en het breken van puin. De nieuwe bedrijfsactiviteiten zijn qua tijd en locatie binnen het bedrijfsperceel nadrukkelijk begrensd. Dit is gebeurd om geluidsoverlast bij omliggende woningen te voorkómen.

In de bestemmingsomschrijving is een sloopverplichting opgenomen voor een bestaand bedrijfsgebouw. Deze sloopverplichting komt ook terug in de specifieke gebruiksregels. Hierin wordt het gebruik van het nieuwe bedrijfsgebouw als strijdig gebruik aangemerkt, indien het oude bedrijfsgebouw niet geheel is gesloopt na realisering van het nieuwe bedrijfspand. De totale hoeveelheid toegestane oppervlakte aan gebouwen en overkappingen neemt niet toe. Het aantal bedrijfswoningen (één) blijft ook gelijk. De realisering en duurzame instandhouding van de nieuwe landschappelijke en natuurelementen (geheel) conform het landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan zijn op dezelfde wijze geregeld als hierboven toegelicht onder de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden'.

Bestemming Natuur
Hierbij gaat het om agrarische gronden, die een natuurbestemming hebben gekregen, omdat ze tot bloemrijk grasland worden ontwikkeld op basis van het landschappelijk inpassingsplan met de landschappelijke inrichtingstekening in combinatie met het natuurversterkingsplan. Dit bloemrijk grasland moet ook duurzaam in stand worden gehouden. Een natuurbestemming past hier.

Bestemming Verkeer
Deze gronden zijn behalve voor een weg voor autoverkeer ook bedoeld voor (de aanleg van) een vrijliggend fietspad over de gehele lengte van dit deel van de Domstraat. Met het oog op het realiseren van een (verkeers)veilige en snelle route voor de fietsers, is het immers de bedoeling dat deze vrijliggende fietsverbinding in de toekomst deel gaat uitmaken van het fietsnetwerk van Nijkerk. De te creëren groene buffer tussen het fietspad en het bedrijfsperceel is opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening in combinatie met het natuurversterkingsplan. De realisering en duurzame instandhouding hiervan zijn op dezelfde wijze geregeld als hierboven toegelicht onder de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden'.

Bestemming Wonen  
De gronden waar de twee nieuwe woningen mogen worden gebouwd, heeft de bestemming 'Wonen'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor wonen, al dan niet met eventuele bijbehorende functie zoals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf en een bed and breakfast. Ook zijn bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, parkeergelegenheid en wegen, paden en verhardingen toegestaan. De bestemming 'Wonen' van dit bestemmingsplan sluit hiermee deels aan bij de bestemming 'Wonen' van het nu geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1'.

Eén van beide woningen dient te worden gebouwd als een 'schuurwoning' en heeft een kleinere maximale inhoud als de andere woning. De inrichting van de woonkavels met bijbehorende groenelementen en met slechts één gedeelde toegangsweg en slechts één vrijstaand bijgebouw per woning, welke twee vrijstaande bijgebouwen deel moeten uitmaken van één bouwvolume, is voorgeschreven in de Bijlagen bij de planregels (waaronder het landschappelijk inpassingsplan met landschappelijke inrichtingstekening). De toegestane bouw van de twee woningen is gekoppeld aan de sloopverplichting voor de bestaande bebouwing op het perceel Domstraat 69.

Bestemming Waarde - Archeologie
Voor het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' en 'specifieke vorm van waarde - 10' aangegeven vanaf welke oppervlakten en dieptes bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.

De initiatiefnemers en de gemeente Nijkerk gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe en aan de provincie Gelderland.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. In deze termijn heeft eenieder de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen.