direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening Domstraat 65-69, Nijkerkerveen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0190-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Herziening Domstraat 65-69, Nijkerkerveen met identificatienummer NL.IMRO.0267.BP0190-0001 van de gemeente Nijkerk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en op daarmee gelijk te stellen gebied en bedrijfsactiviteiten welke die zijn opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels dan wel activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de activiteiten welke die zijn opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels, niet zijnde horeca en detailhandel anders dan verkoop via internet zonder ruimtelijke uitstraling;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een (bedrijfs)woning, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een kwekerij, nader te onderscheiden in:

  • a. akkerbouw en tuinbouw op open grond:
    de teelt van gewassen op open grond, al dan niet onder plat glas, daaronder niet begrepen bosbouw;
  • b. grondgebonden veehouderij:
    een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;
  • c. niet-grondgebonden veehouderij:
    een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet - grondgebonden veehouderijtak(ken);
1.8 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Een bed and breakfast is gevestigd in een woning of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;

1.13 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering is betrokken, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein en wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel nadien kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een op zich zelf staand gebouw, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 buitenopslag

het in de open lucht opslaan van goederen en materialen en grondstoffen, waaronder niet wordt begrepen het stallen van machines, voertuigen en werktuigen ten behoeve van de bedrijfsvoering op het perceel;

1.25 deel

de aan een bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoning gekoppelde rechtstreeks (of via een tussenlid) vanuit de woning toegankelijke stalruimte (als onderdeel van het hoofdgebouw), die beeldbepalend, visueel, en van oorsprong functioneel verbonden is met de betreffende woning en daarmee een onlosmakelijke eenheid vormt, één en ander exclusief eventuele aan de deel grenzende ondergeschikte en niet meer met de woning in verbinding staande bebouwing;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop en te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop en huur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dierenverblijf

een dierenverblijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geurgevoelig object

een geurgevoelig object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

1.30 hobbymatig agrarisch gebruik

het telen van gewassen en/of het uitsluitend weiden van dieren, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf of een bedrijfsmatige agrarische nevenfunctie, niet zijnde een volkstuin;

1.31 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 hooiberg

een van oorsprong agrarisch bijgebouw, met een geheel of gedeeltelijke open constructie en voorzien van een kap, dat oorspronkelijk diende als opslagplaats voor graan, stro of hooi en bedoeld is voor de opslag van graan, stro of hooi en/of als ondersteunende functie voor het wonen;

1.33 huishouden

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is die duurzaam door onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan een woongemeenschap of huisgezin voeren;

1.34 inzetbare sloopmeters

een oppervlakte aan sloopmeters die door de gemeente Nijkerk en/of een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld is bepaald, conform de regeling voor het omzetten van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters zoals genoemd in hoofdstuk 5 van dit functieveranderingsbeleid, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 30 mei 2017, met inbegrip van nadien vastgestelde wijzigingen daarvan. Gebouwen die niet daadwerkelijk worden gesloopt, maar die worden hergebruikt in het kader van de toepassing van het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016, tellen mee bij het bepalen van de oppervlakte aan inzetbare sloopmeters;

1.35 kampeerboerderij

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.36 kwekerij

het bedrijfsmatig telen, kweken en verzorgen van wormen en vissen, en van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten, en detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van op het betreffende bedrijf voortgebrachte producten;

1.37 loonbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan groen- en grondbedrijven en het uitvoeren van infrastructurele werkzaamheden met behulp van werktuigen;

1.38 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.39 niet-grondgebonden veehouderijtak

Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50 procent van het benodigde voer te voorzien;

1.40 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar-, vlieg- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.41 onzelfstandige woonruimte

een woonruimte met een eigen toegangsdeur voor de eigen woon(slaap)kamer, maar met gedeelde overige voorzieningen, zoals een keuken met aanrecht en/of sanitair;

1.42 opslag

het opslaan van goederen en materialen in een bouwwerk;

1.43 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.44 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.45 permanente bewoning

gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie;

1.46 pré mantelzorg

de mantelzorg(vraag) in een pré-mantelzorgwoning, waarmee de initiatiefnemers zich willen voorbereiden op een situatie die (in de toekomst) als vergunningvrije mantelzorg is aan te merken maar waarbij (nog) geen sprake is van een zorgindicatie;

1.47 pré-mantelzorgwoning

een zelfstandige woonruimte van maximaal 100 m2 bestaande uit één bouwlaag en bewoonbaar door één huishouden van maximaal twee personen, waarbij de mantelzorgontvanger(s) de leeftijd van 70 jaar heeft/hebben bereikt of ouder, zoals bedoeld in de Beleidsregel Pré-mantelzorgwoningen of diens rechtsopvolger;

1.48 recreatieverblijf

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen; onder recreatieverblijf wordt mede verstaan een recreatiebungalow, recreatiechalet en stacaravan;

1.49 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 schuilgelegenheid

een bouwwerk, zonder fundering, dat bedoeld is voor het bieden van beschutting en schuilruimte voor vee;

1.51 schuurwoning

een woning met de eenvoudige uitstraling en architectuur van een bijgebouw, die voldoet aan de 'Kenmerken schuurwoning', die zijn opgenomen in Bijlage 3 bij de regels;

1.52 splitsing

het splitsen van één woning of woonlaag in meerdere (on)zelfstandige woonruimtes;

1.53 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.54 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel en de naar de weg gekeerde zijgevels van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.55 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.56 wonen

huisvesting waarbij de bewoner(s) van een woning gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen;

1.57 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.58 woongebouw

een gebouw bestaande uit één of twee woningen;

1.59 zelfstandige woonruimte

een woonruimte met een eigen toegangsdeur en eigen voorzieningen die niet met een andere woonruimte of met andere woonruimtes gedeeld wordt;

1.60 zonnepaneel

een systeem dat bedoeld is om zonnestraling te verzamelen en deze om te zetten in elektriciteit;

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

van de snijlijn van dakvlak en gevelvlak tot aan het peil;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

boven de begane grondvloer, tussen de binnenwerkse gevelvlakken, woning-scheidende muren, dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, exclusief kelders;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij overstekken van 50 cm of meer worden meegerekend;

2.5 diepte van ondergrondse gebouwen

gemeten vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van de woning tot bovenkant afgewerkte keldervloer, het bedrijfsgebouw of bijgebouw waaronder wordt gebouwd;

2.6 plaatsing van gebouwen

voor zover in de regels is bepaald dat voor gebouwen een afstand tot (de as van) de weg moet worden aangehouden dan wel gebouwd dient te worden met inachtneming van een bouwvlak of bouwgrens, is dit niet van toepassing op overschrijding van deze afstand tot ten hoogste 1 m door balkons, bordessen, schoorstenen en dergelijke onderdelen van gebouwen;

2.7 oppervlakte van hooibergen

gemeten tussen de grenzen van de horizontale projectie van de kap;

2.8 vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren waarboven de netto-hoogte kleiner is dan 1,5 m buiten beschouwing blijft;

2.9 brutovloeroppervlak

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voor zover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m;

2.10 nettovloeroppervlak

de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten (dus exclusief scheidingswanden);

2.11 netto-hoogte

de loodrechte afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het aansluitende terrein en de onderkant van een daarboven aanwezig plafond, vloer of dak, waarbij incidentele constructiedelen buiten beschouwing blijven;

2.12 maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd kwekerijen;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden welke die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen welke die zijn opgenomenstaan in artikel 136 lid 136.1;
    Tevens zijn deze gronden bestemd voor de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming);
  • c. het weiden van vee;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. het slopen van de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting Domstraat 69'. Deze bebouwing moet op grond van de voorwaardelijke verplichting in artikel 10.4.1 onder a worden verwijderd;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen;
  • i. bestaande legale erfontsluitingswegen en -paden;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Er mag niet worden gebouwd ter plaatse van deze bestemming met uitzondering van:

  • a. overige erf- of perceelafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. buitenopslag en het stallen van machines, voertuigen en werktuigen;
  • b. het gebruik van gronden voor een paardenbak;
  • c. het diep afgraven van gronden ter plaatse van een paardenbak en paddock (dieper dan 30 cm onder het maaiveld);
  • d. het plaatsen en gebruiken van zonnecollectoren op het maaiveld.
  • e. het gebruiken (van de gronden) voor agrarische activiteiten indien niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de landschappelijke en natuurwaarden geheel zijn gerealiseerd en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming);
    als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • f. het gebruiken (van de gronden) voor agrarische activiteiten indien de in het voorgaande lid bedoelde landschappelijke en natuurwaarden niet duurzaam in stand worden gehouden en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming).

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd kwekerijen;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen die staan in Artikel 18 lid 16.1;
  • c. tevens zijn deze gronden bestemd voor de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming);
  • d. het weiden van vee;
  • e. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen;
  • i. bestaande legale erfontsluitingswegen en -paden;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Er mag niet worden gebouwd ter plaatse van deze bestemming met uitzondering van:

  • a. overige erf- of perceelafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. buitenopslag en het stallen van machines, voertuigen en werktuigen;
  • b. het gebruik van gronden voor een paardenbak;
  • c. het diep afgraven van gronden ter plaatse van een paardenbak en paddock (dieper dan 30 cm onder het maaiveld);
  • d. het plaatsen en gebruiken van zonnecollectoren op het maaiveld;
  • e. het gebruiken (van de gronden) voor agrarische activiteiten indien niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de landschappelijke en natuurwaarden geheel zijn gerealiseerd en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming);
    als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • f. het gebruiken (van de gronden) voor agrarische activiteiten indien de in het voorgaande lid bedoelde landschappelijke en natuurwaarden niet duurzaam in stand worden gehouden en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming).

Artikel 5 Bedrijf - Landelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Landelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met de nadere bestemming die hierna is vermeld bij een adres, en voor daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen:
    Adres   Nadere bestemming   Max. aantal bedrijfswoningen   Max. oppervlakte gebouwen en overkappingen 1) in m2   Milieu- categorie 2)  
    Domstraat 65   loonbedrijf / grondverzet / / verhuur van (land-)bouwmaterieel
    op- en overslag, be- en verwerking en hergebruik van bouw-, grond-, hulp- en
    afvalstoffen of (agrarische) producten, met dien verstande dat een puinbreker en houtversnipperaar (shredder) uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker en houtversnipperaar' en tevens met een gebruik van maximaal 12 dagen per jaar gedurende de dagperiode.  
    1   2.500   3.1  
  • b. wonen;
  • c. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat maximaal 30% van de netto vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, niet zijnde de bijgebouwen, mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 60 m²;
  • d. bed and breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen en parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze bedrijfsbestemming);
  • f. wegen, paden en verhardingen, evenals erfontsluitingswegen en -paden ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. het slopen van de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting bestaand gebouw'.

een en ander met uitzondering van detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft detailhandel die als zodanig ingevolge lid 5.1 onder a is toegestaan of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte producten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen, met inachtneming van het bepaalde in de tabel in lid 5.1, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en andere bouwwerken, waarbij ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan onder de bedrijfswoning tot een diepte van 4 m;
  • b. een zwembad met een overkapping met een maximale oppervlakte van 60 m² behorende bij een bedrijfswoning.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, en de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen binnen het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabellen in lid 5.1 en 5.2 is aangegeven;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bestemmingsvlak ten minste één ander gebouw ten behoeve van het betreffende bedrijf wordt of is gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragen dan 600 m³, met dien verstande dat herbouw van de bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie, en mits de inhoud van de herbouwde bedrijfswoning niet meer bedraagt dan:
    • 1. 600 m3 voor bedrijfswoningen met een bestaande inhoud tot en met 600 m3;
    • 2. de bestaande inhoud van bedrijfswoningen met een bestaande inhoud van meer dan 600 m3, tot een maximum van 1.000 m3;
  • d. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 15o;
  • e. de dakhelling van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 30o en maximaal 50o;
  • f. de dakhelling van bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen bedraagt minimaal 15o;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen en gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan niet meer dan de bestaande bouwhoogte.
    Bouwwerken   Max. goothoogte in m   Max. bouwhoogte in m  
    Bedrijfsgebouwen   4,5   10  
    Niet inpandige bedrijfswoningen   3,5   8  
    Bijgebouwen en overkappingen   3   6  
    Overkapping over een zwembad   -   1,5  
    Overige overkappingen   3   6  
    Erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevel- rooilijn binnen het bouwvlak   -   2  
    Overige erf- of perceelsafscheidingen     1  
    Overige andere bouwwerken     10  
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 70 m², of indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 70 m², en minder dan 150 m² niet meer dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat een overkapping over een zwembad met een maximale oppervlakte van 60 m² niet meetelt in de maximaal toegestane oppervlakte.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Het toestaan van platafgedekte bedrijfsgebouwen en bijgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d respectievelijk h, voor platafgedekte bedrijfs- en bijgebouwen en overkappingen tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 150 m2.

5.3.2 Verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder g ten behoeve van het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 12 m, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan;
  • c. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
  • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

5.3.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning ten behoeve van pré-mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen, tot maximaal 750 m³, indien dat ten behoeve van pré-mantelzorg noodzakelijk wordt geacht.

5.3.4 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c, voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen tot maximaal 1.000 m³, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine tweede bedrijfswoning';
  • c. er sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen volgens onderstaande tabel:
Inhoud woning   Sloopeis  
Tot 1.000 m³   1,5 m² inzetbare sloopmeters voor iedere m3 vergroting  

met dien verstande dat:

    • 1. uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
    • 2. monumentale gebouwen wel meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte, maar niet mogen worden gesloopt;
    • 3. de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Nijkerk, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
    • 4. verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

5.3.5 Herbouw van de bedrijfswoning op een andere locatie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c ten behoeve van het herbouwen van de bedrijfswoning op een andere locatie dan de bestaande locatie, met dien verstande dat:

  • a. de omliggende functies van aangrenzende, niet bij de bedrijfswoning en het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. de bestaande bedrijfswoning is gesloopt binnen 6 maanden na beëindiging van de vergunde bouwwerkzaamheden;
  • c. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan;
  • d. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.3.6 Verhogen goothoogte bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder g ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan.

5.3.7 Wijzigen dakhelling van de bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e ten behoeve van het toestaan van een andere dakhelling dan is voorschreven in lid 5.2.2 onder e, met dien verstande dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan.

5.3.8 Vergroten oppervlakte bijgebouwen tot 150 m² bij sloop

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder j voor
wat betreft de maximale oppervlakte tussen de 70 m² en 150 m² en kan worden toestaan dat een grotere oppervlakte aan bestaande en/of nieuwe bijgebouwen wordt gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 150 m²;
  • c. sprake is van vermindering (door sloop) van bestaande gebouwen die behoren bij de betreffende woning waarbij geldt dat voor iedere 1 m² nieuwbouw er 2 m² sloop moet plaatsvinden, met dien verstande dat:
    • 1. geen sloop van gebouwen hoeft plaats te vinden voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot 150 m² indien deze vergroting van de oppervlakte dient ter vervanging van een gelijke oppervlakte aan gebouwen die behoren bij de betreffende bedrijfswoning en onder het overgangsrecht vallen;
    • 2. uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
    • 3. monumentale gebouwen wel meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte, maar niet mogen worden gesloopt;
    • 4. de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Nijkerk, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
    • 5. verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van grond voor buitenopslag, tenzij buitenopslag op een legale wijze tot stand is gekomen dan wel de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag', met dien verstande dat de hoogte van buitenopslag niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. het gebruiken van een puinbreker en houtversnipperaar (shredder) op een andere plaats dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker en houtversnipperaar';
  • c. het gebruiken van een puinbreker en houtversnipperaar (shredder) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker en houtversnipperaar' in de avond en nachtperiode en / of op meer dan 12 dagen per jaar;
  • d. het gebruiken voor bedrijfsactiviteiten (uitgezonderd bouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – uitbreiding' indien niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de landschappelijke en natuurwaarden geheel zijn gerealiseerd en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze bedrijfsbestemming);
    als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • e. het gebruiken voor bedrijfsactiviteiten (uitgezonderd bouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – uitbreiding' indien de in het voorgaande lid bedoelde landschappelijke en natuurwaarden niet duurzaam in stand worden gehouden en wel geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze bedrijfsbestemming);
  • f. het gebruiken van het beoogde nieuwe bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – uitbreiding', als niet binnen 6 maanden na de realisatie van dit bedrijfsgebouw het bestaande bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting bestaand bedrijfsgebouw' geheel is verwijderd;
    als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra het bestaande bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting bestaand bedrijfsgebouw' alsnog geheel is verwijderd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding.
5.4.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnepanelen, mits:

  • a. de aanwezige daken van bedrijfswoning(en) en bedrijfsgebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnepanelen te bevestigen;
  • b. de zonnepanelen geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnepanelen maximaal 150 m² bedraagt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Vergroting vloeroppervlakte aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het vergroten van de netto vloeroppervlakte van aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast en het toestaan van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast in bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:

  • a. het aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast van ondergeschikte betekenis moet zijn is en maximaal 30% mag beslaanbeslaat van de totale netto vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen tot een gezamenlijk maximum van 100 m²;
  • b. de afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leident tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 16, beogen te beschermen.

5.5.2 Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1, sub a ten behoeve van het vestigen van landelijke bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving lager dan wel gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, mits:

  • a. de belangen van eigenaren/gebruikers van de nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er geen aantasting plaatsvindt van de bestaande milieusituatie;
  • c. het te vestigen landelijke bedrijf binnen maximaal categorie 3.1 of een lagere milieucategorie valt, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die genoemd worden in Bijlage 6 bij deze regels;
  • d. het geen Wgh-inrichtingen, Bevi-inrichtingen, detailhandel of tankstations zijn;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en landschappelijke waarden ter plaatse;
  • f. er aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt.

Artikel 6 Groen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, watergangen en waterpartijen;
  • b. de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze groenbestemming);
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals picknickplaatsen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. bestaande parkeervoorzieningen;
  • f. bestaande wegen, paden en verhardingen, evenals erfontsluitingswegen en -paden ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. .
6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m, en een oppervlakte van maximaal 20 m2, en
  • b. andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Verhogen bouwhoogte gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, onder a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen tot een bouwhoogte van 5 m en een oppervlakte van 30 m2, mits de noodzaak daarvan is aangetoond.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet binnen drie jaar na het onherroepeijk worden van dit bestemmingsplan (geheel) realiseren van de landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze groenbestemming);
    als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • b. het niet (geheel) duurzaam in stand houden van de in lid a bedoelde landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze groenbestemming).

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende landschaps- en natuurwaarden zoals:
    • 1. geomorfologische,
    • 2. bodemkundige,
    • 3. landschapsvisuele, en
    • 4. ecologische waarden,
      tevens zijn deze gronden bestemd voor de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze agrarische bestemming);
  • b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen, en
  • d. behoud van de aanwezige zandwegen.
7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, geen lichtmasten zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Het bouwen van gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond,
  • b. de in lid 7.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 50 m² per 100 hectare bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 2 m bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan (geheel) realiseren van de landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze groenbestemming);

als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;

  • b. het niet (geheel) duurzaam in stand houden van de in lid a bedoelde landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze groenbestemming).
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in Artikel 19 is van toepassing.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden, zoals nader zijn aangeduid ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zoals is weergegeven in de navolgende tabel:
    Aanduiding   Verkeersdoeleinden  
    'specifieke vorm van verkeer - categorie 3'   Lokale stroomwegen, met bijbehorende fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten  
    'specifieke vorm van verkeer - categorie 4'   Fietspaden en voetpaden  
  • b. de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze verkeersbestemming);
  • c. overige groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, zoals viaducten, verkeerstekens, lichtmasten, portalen, afrasteringen en nutsbebouwing, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 8.2.1, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte in m  
Viaducten en soortgelijke kunstwerken   10  
Verkeerstekens, palen en masten op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - categorie 3' en ter plaatse van overige andere bouwwerken   6
 

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • het niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan (geheel) realiseren van de landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze verkeersbestemming); als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • het niet (geheel) duurzaam in stand houden van de in lid a bedoelde landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze verkeersbestemming).

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, vaarwegen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden,
  • b. waterhuishouding, waaronder begrepen een sluizencomplex ter plaatse van de aanduiding 'sluis',
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden,
    tevens zijn deze gronden bestemd voor de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze waterbestemming);
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen.
9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik, dammen en bruggen.

De bouwhoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet (geheel) realiseren van de landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze waterbestemming); als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • b. het niet (geheel) duurzaam in stand houden van de in lid a bedoelde landschappelijke en natuurwaarden g eheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze waterbestemming).

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen en de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat maximaal 30% van de netto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, niet zijnde de bijgebouwen, mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 60 m²,
  • b. bed and breakfast in het hoofdgebouw, met dien verstande dat de netto oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen en parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. tuinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. wegen, paden en verhardingen, evenals erfontsluitingswegen en -paden ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen;
  • f. de realisering en duurzame instandhouding van landschappelijke en natuurwaarden en wel geheel conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels en comform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze woonbestemming);
  • g. overige groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. de realisatie en duurzame instandhouding van de toegangsweg tot de gronden met deze bestemming 'Wonen'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijgebouwen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen, en
  • c. een zwembad met een overkapping met een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • d. overige andere bouwwerken, waaronder begrepen bouwwerken behorende bij een paardenbak, zoals hekken en stapmolens;
  • e. ondergrondse bebouwing die uitsluitend tis oegestaan onder de woning en bijgebouwen tot een diepte van 4 m;

10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 10.2, gelden de volgende regels:

  • a. in elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 1. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
    • 2. de inhoud van een woning, inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragen dan 600 m³, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' waar de inhoud van de woning, inclusief aanbouwen, maximaal 750 m³ mag bedragen;;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schuurwoning' mag een woning uitsluitend worden gebouwd als schuurwoning (geheel) overeenkomstig Bijlage 2 bij deze regels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nokrichting' mag een gebouw uitsluitend worden gebouwd met een nokrichting (geheel) conform Bijlage 3 bij deze regels;
  • d. ten behoeve van één woning mag slechts één vrijstaande bijgebouw worden gebouwd en dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -aaneengebouwde bijgebouwen' en tevens geheel conform Bijlage 3 bij deze regels. Overige vrijstaande bijgebouwen zijn binnen dit bestemmingsvlak aldus niet toegestaan. De binnen dit bestemmingsvlak toegestane bijgebouwen moeten dus samen één bouwvolume vormen, zonder dat:
    • 1. er een tussenruimte zichtbaar is tussen de twee bijgebouwen;
    • 2. de twee bijgebouwen hoogteverschillen van enige betekenis laten zien (overal waar de daken van de bijgeboouwen elkaar raken, mag het hoogteverschil maximaal 10 cm bedragen);
    • 3. de op elkaar aansluitende gevels van de twee bijgebouwen opvallende verspringingen, naar voren of naar achteren, laten zien (overal waar de gevels van de bijgebouwen elkaar raken, mag een eventuele verspringing, naar voren of naar achteren, maximaal 5 cm bedragen);
  • e. niet-vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan (al dan niet-vrijstaande) bijgebouwen behorende bij de twee woningen mag niet meer bedragen dan 70m² per woning;
  • g. een overstek mag niet meer dan 0,5 m bedragen, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuurwoning' voor de kopgevels van de schuurwoning overstekken groter dan 0,5 m zijn toegestaan;
  • h. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen;
  • i. de dakhelling van bij de woning behorende bijgebouwen bedraagt minimaal 15o;
  • j. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • k. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • l. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. goothoogte in m   Max. bouwhoogte in m  
Woningen   3,5   8  
Bijgebouwen   3   6  
     
Erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn.   -   2  
Overige erf- of perceelsafscheidingen   -   1  
     
Overige andere bouwwerken zoals antenne- en vlaggenmasten   -   5  

, of indien de bestaande goot- en bouwhoogte van bijgebouwen meer dan 3 m respectievelijk 6 m bedragen, niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Verhogen goothoogte woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder i ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de woning, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheerplan.

10.3.2 Wijzigen dakhelling van de woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder p ten behoeve van het toestaan van een andere dakhelling dan is voorschreven in lid 10.2.2 onder p, met dien verstande dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het bouwen van (een) woning(en) in het bestemmingsvlak 'Wonen', , indien niet binnen één jaar na de start van de (eerste) woningbouw in dit bestemmingsvlak alle bebouwing op het perceel Domstraat 69 (dit is: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting Domstraat 69') geheel is verwijderd; als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra alle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting Domstraat 69' alsnog geheel is verwijderd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • b. wonen op een perceel in het bestemmingsvlak 'Wonen', indien niet vóór de eerste bewoning van de woning op dat perceel, de toegangsweg tot dat perceelis gerealiseerd, met dien verstande:
    • 1. dat het hierbij gaat om één gedeelde toegangsweg voor de twee woonpercelen die zijn voorzien in het bestemmingsvlak 'Wonen', waarbij (de ligging van) de toegangsweg is gerealiseerd , conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels
    • 2. dat voor de beoordeling of de toegangsweg tot een perceel gereed is op het moment van de eerste bewoning van de woning op dat perceel, wordt beoordeeld:
      • of de toegangsweg de juiste ligging heeft (zie ook onder 1.);
      • of de toegangsweg ongehinderde toegang verschaft tot het eigen perceel (vanuit verkeerskundig en/of bouwkundig oogpunt);
      • of de toegangsweg de toegang tot het andere op dezelfde toegangsweg aan te sluiten / aangesloten perceel niet hindert (vanuit verkeerskundig en/of bouwkundig oogpunt);
    • 3. dat deze gedeelde toegangsweg voor twee percelen in stand moet worden gehouden (het verleggen van de gedeelde toegangsweg naar een andere locatie is niet toegestaan; het aanleggen van een tweede toegangsweg tot het bestemmingsvlak 'Wonen', , is niet toegestaan; het verlengen van de gedeelde toegangsweg met als doel om daarmee een tweede inrit/uitrit te creëren is niet toegestaan);
      als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de toegangsweg tot het desbetreffende perceel alsnog is gerealiseerd conform het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 bij deze regels, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • c. het niet (geheel) realiseren van de landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze woonbestemming); als het hier beschreven strijdige gebruik wordt geconstateerd, geldt het volgende: zodra de bedoelde landschappelijke en natuurwaarden alsnog geheel zijn gerealiseerd, wordt het strijdige gebruik geacht te zijn opgeheven, inclusief de termijnoverschrijding;
  • d. het niet (geheel) duurzaam in stand houden van de in lid a bedoelde landschappelijke en natuurwaarden geheel conform het landschappelijke inrichtingsplan met bijbehorende landscahppelijke inrichtingstekening in Bijlage 1 en conform het natuurversterkingsplan in Bijlage 2 bij deze regels (dit alles voor zover het landschappelijke inpassingsplan met bijbehorende landschappelijke inrichtingstekening en het natuurversterkingsplan betrekking hebben op de gronden met deze woonbestemming).

10.4.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren op de grond, mits:

  • a. de aanwezige daken van woning(en) en bijgebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren te bevestigen;
  • b. de zonnecollectoren geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 150 m² bedraagt;
  • d. de geschatte opbrengst in kilowattuur mag niet meer zijn dan ten hoogste het geschatte eigen verbruik van de woning met bijbehorende bijgebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Vergroting vloeroppervlakte aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het vergroten van de netto vloeroppervlakte van aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast en het toestaan van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast deels in bijgebouwenhet vrijstaande bijgebouw, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:

  • a. het aan huis verbonden beroep, bedrijf of bed and breakfast van ondergeschikte betekenis is en maximaal 30% beslaat van de totale netto vloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende bijgebouwen tot een gezamenlijk maximum van 100 m²
  • b. de afwijking bij een omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 16, beogen te beschermen.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

11.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

11.3 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.3, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 11.6.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

11.6.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het inwerkingtreden van het plan.
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden ais bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

11.6.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 11.6.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen indien het:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid, met dien verstande dat het aanleggen en/of uitbreiden van ondergrondse bouwwerken onder bestaande bebouwing niet is toegestaan en of;
    • 2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en/of de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 4': 250 m² en 0,3 m;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 8': 10.000 m² en 0,3 m;
    • 3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper is dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, of indien de archeologische waarde van de gronden reeds afdoende is vastgesteld, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
12.4.1 Verbod

Ter plaatse van de in lid 12.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische waarden beleidskaart;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

12.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sublid 12.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.

12.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het in 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 4': 250 m² en 0,3 m;
    • 2. ter plaate van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 8': 10.000 m² en 0,3 m.
  • b. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings) vergunning;
  • c. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  • d. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in lid 12.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het behoud van de cultuurhistorische waarden;
  • g. het doorgang bieden aan dieren die hun leefomgeving in het betrokken gebied hebben of daar migreren.
14.2 Bouwen langs wegen en water
14.2.1 Bouwregels

Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in:

  • artikel 9 (Water), niet worden gebouwd binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens van die gronden;
  • artikel 8 (Verkeer), binnen de hierna bij de verschillende categorieën wegen genoemde afstanden, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd:

wegen ter plaatse van de aanduiding     afstanden waarbinnen uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd    
   
     
'specifieke vorm van verkeer – categorie 3'     20 m    

14.2.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bouwen tot aan de bestemmingsgrens:
    Bij een omgevingsvergunning kan, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, een afwijking bij een omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in sublid 14, onder a, ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.
  • b. Bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg of van de op- of afrit:
    Bij een omgevingsvergunning kan, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, een afwijking bij een omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in sublid 14, onder b, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg of van de op- of afrit.

14.2.3 Woningsplitsing ten behoeve van (on)zelfstandige woonruimten

Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan het aantal wooneenheden op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het winnen van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas;
  • e. het (tijdelijk) gebruik van gronden voor een geitenhouderij.
15.2 Parkeernormen

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 en indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening worden gehouden met de wijziging, parkeerruimte zijn aangebracht en in stand gehouden in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein bij dat gebouw.

15.3 Aardgasloos en bijna-energieneutraal bouwen

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten behoeve van het bouwen van gebouwen zoals genoemd in Hoofdstuk 2 dient te worden aangetoond dat:

  • a. de gebouwen kunnen worden gebouwd overeenkomstig de bijna energie-neutraal gebouwd - eisen:
    • 1. maximale energiebehoefte kleiner dan of gelijk aan 25 kWh/m2;
    • 2. maximaal primair (fossiel) energieverbruik kleiner dan of gelijk aan 25 kWh/m2;
    • 3. minimaal aandeel hernieuwde energie groter dan of gelijk aan 50%;
  • b. de gebouwen aardgasloos worden gebouwd. als er een warmtenet aanwezig is of wordt gepland in een gebied dat is aangemerkt in een Warmteplan dat is opgesteld door de gemeente (Bouwbesluit 2012) of in de postcodelijst warmtegebieden van de ACM (Besluit Gebiedsindeling Gas).

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels en algemene voorwaardelijke verplichting

16.1 overige zone - slagenlandschap

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - slagenlandschap' zijn de gronden, naast het bepaalde in de andere, voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de instandhouding van de volgende cultuurhistorische en landschappelijke waarden:

  • a. opstrekkende verkaveling van rechte, lange percelen;
  • b. laaggelegen nat landschap met kenmerkend slotenpatroon;
  • c. half-open landschap met elzen- en wilgensingels op perceelsgrenzen;
  • d. lange rechte wegen met wegbeplanting.
16.2 overige zone - groene buffer
16.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene buffer' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en vernieuwing van natuur- en landschapswaarden, met oog voor de cultuurhistorische en monumentale kwaliteiten conform het Beleidsplan Ontwikkeling Groene Buffer Nijkerk-Amersfoort-Hoevelaken, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 18 februari 2010, met inbegrip van nadien vastgestelde wijzigingen daarvan.

16.2.2 Wijzigigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene buffer' de gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien:

  • a. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
  • b. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten; of
  • c. Gedeputeerde Staten hebben besloten aan Provinciale Staten voor te stellen om de Kroon te verzoeken een onteigeningsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet en Gedeputeerde Staten een kopie van hun besluit aan burgemeester en wethouders hebben gezonden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan.
16.3 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die aan de realisering van de Groene Ontwikkelingszone in de weg staan.

16.4 Voorwaardelijke verplichting
16.4.1 Voorwaardelijke verplichting realisering landschappelijke en natuurwaarden

De realisering van de landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in de bestemmingsomschrijving (lid 1) van de artikelen 3 tot en met 10, moet geheel hebben plaatsgevonden binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.

16.4.2 Specifieke gebruiksregels

Indien de realisering van de landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in de bestemmingsomschrijving (lid 1) van de artikelen 3 tot en met 10 niet (geheel) plaatsvindt binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, wordt elk gebruik van de gronden binnen de betreffende bestemming geacht in strijd te zijn met de bestemmingsomschrijving van die bestemming. Dit is ook het geval indien deze landschappelijke en natuurwaarden niet (geheel) duurzaam in stand worden gehouden.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van goot- en bouwhoogten, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven goot- en bouwhoogten;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten, zendmasten en gsm-masten tot een bouwhoogte van 20 m, mits:de mast zoveel mogelijk in nabijheid van bestaande bebouwing wordt gesitueerd;

met dien verstande dat er sprake is van:

  • een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan;
  • een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
17.2 Preventieve mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit plan ten behoeve van het toestaan van pré mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen en woningen, met dien verstande dat:

  • a. de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtingsplan en beheerplan;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voorzover daaraan behoefte blijkt te bestaan: het wijzigen van grenzen van bestemmingsvlakken zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven. Bij het wijzigen mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de belangen en waarden van de betrokken en aangrenzende bestemmingen.

Artikel 19 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

19.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 19.2, is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

Gronden   Werkzaamheden *)  
Met de aanduiding/aanwijzing binnen een agrarische bestemming   A   B   C   D   E   F   G   H   I   J   K   L  
overige zone - slagenlandschap   -   -   -   +   +   -   -   -   +   +   -   x  
*) de onderstaande letters worden hierna verklaard;
In de tabel is:
+ = omgevingsvergunning vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk)
x = niet toegestaan; omgevingsvergunning niet mogelijk (activiteit onder geen enkele voorwaarde toegestaan)
- = niet omgevingsvergunningsplichtig (activiteit toegestaan zonder omgevingsvergunning)  

  • a. scheuren of frezen van grasland ten behoeve van het omzetten van grasland in bouwland;
  • b. scheuren of frezen van grasland ten behoeve van graslandvernieuwing;
  • c. graslandverjonging of -verbetering, waarbij sprake is van een ingreep in de bodem tot maximaal 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • d. vellen en rooien van houtopstanden (uitgezonderd fruitbomen);
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
  • f. diepploegen en diepspitten (dieper dan 30 cm onder het maaiveld);
  • g. egaliseren van gronden (het op gelijke hoogte brengen van het maaiveld binnen een (gedeelte van een) perceel zonder aanvoer van grond van buiten);
  • h. ophogen en afgraven van gronden (grond aanvoeren van buiten of afvoeren om een (gedeelte van een) perceel op te hogen of af te graven);
  • i. dempen van sloten, aanleggen van drainage, graven en reconstructie van watergangen;
  • j. aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere oppervlakteverhardingen, zoals kavelontsluitingspaden en aanbrengen van halfverharding (> 60 m2);
  • k. aanleg ondergrondse leidingen;
  • l. het diep afgraven van gronden ter plaatse van een paardenbak, paddock en looppaden (dieper dan 30 cm onder het maaiveld).
19.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1 alleen indien:

  • a. door de in lid 19.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen door in ieder geval de aanduidingen welke zijn opgenomen in artikel 16, niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden;
  • c. er geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermde gebieden worden aangemerkt;
  • d. de verkeersveiligheid niet wordt geschaad, voor zover het de aanleg van wegen, paden, parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen betreft;
19.3 Uitzonderingen vergunningsplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;
  • e. werken of werkzaamheden, inclusief werken of werkzaamheden ten behoeve van natuurontwikkeling, die worden uitgevoerd op grond van het 'Beheerplan Natura 2000 gebied 56-Arkemheen' d.d. januari 2016', zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 5 januari 2016.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20.3 Regels toepassing overgangsrecht bouwwerken bij verwijderen asbest
  • a. Bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken die vallen onder het overgangsrecht zoals genoemd in lid 20.1 onder a, mag maximaal 50% van het gezamenlijke oppervlak van gevels en dak van het bestaande bouwwerk worden vernieuwd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 20.3 onder a ten behoeve van het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk indien sprake is van asbest in het bouwwerk, waarbij maximaal 100% van het bestaande bouwwerk mag worden vernieuwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. ten minste 35 m2 aan asbest wordt verwijderd;
    • 2. bouwwerken die vallen onder het overgangsrecht zoals genoemd in lid 20.1 onder a bestaan voor minimaal 50% uit asbesthoudende materialen;
    • 3. het hogere percentage van 100% geldt tot een oppervlak van 400 m2.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Herziening Domstraat 65-69, Nijkerkerveen.