direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gerichtenweg - Hoge Enk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de oksel van de Gerichtenweg en de Oude Harderwijkerweg, aan de achterzijde van basisschool Mattanja, bevindt zich de woningbouwlocatie Gerichtenweg. Het terrein is onbebouwd en kent op het moment een agrarisch gebruik. De gemeente Elburg heeft deze locatie als uitbreidingslocatie voor woningbouw aangewezen. De bouw van woningen op deze locatie is niet geregeld in het vigerende bestemmingsplan. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de herziening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de kern Hoge Enk. Het plangebied omvat het perceel ten zuiden van de Mattanjaschool. Dit perceel is in eigendom van de gemeente en wordt op het moment verpacht. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een kleiner perceel wat in eigendom is van de eigenaren van Gerichtenweg 38. Deze eigenaren willen op dit perceel twee woningen realiseren. Deze ontwikkeling wordt ook binnen deze bestemmingsplanherziening meegenomen.

Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0001.png"
Ligging plangebied (rood omlijnd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0002.png"
Begrenzing plangebied (rood omlijnd)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018', vastgesteld op 29 januari 2019. Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. In deze bestemming is de uitoefening van een agrarisch bedrijf toegestaan. Ter plaatse geldt een archeologische dubbelbestemming voor de bescherming van de archeologische waarden en een dubbelbestemming waardevol landschap voor het in stand houden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten van het landschap. Ter plaatse van de gasleiding in het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van de bescherming van deze leiding.

Als laatste is het plangebied voorzien van een gebiedsaanduiding 'zoekzone landschappelijke versterking'.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0003.png"
Uitsnede geldende bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de toekomstige situatie op het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 geeft een uiteenzetting van de uitgevoerde onderzoeken ter behoeve van de realisatie van het project. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van de regels van dit bestemmingsplan beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan getoetst.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de kern Hoge Enk. Aan de noordzijde van het plangebied zijn de Mattanjaschool en enkele burgerwoningen aanwezig. Noordelijk daarvan bevindt zich de Oude Harderwijkerweg. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Gerichtenweg. Aan de zuid- en westzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische percelen.

Het plangebied is een open gebied. Er is in het plangebied geen groen aanwezig. Aan de randen zijn op enkele plaatsen wat houtopstanden aanwezig.

De kern Hoge Enk bevindt zich aan de noord- en oostzijde van het plangebied. In Hoge Enk zijn vooral redelijk grote woningen te vinden zoals vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen.

Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele beelden van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0004.png"
Plangebied gezien vanaf Oude Harderwijkerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0005.png"
Plangebied gezien vanaf Gerichtenweg

2.2 Toekomstige situatie

In het plangebied worden 17 woningen gerealiseerd. Hiervan worden 15 woningen op het perceel van de gemeente gerealiseerd. Op het perceel behorend bij Gerichtenweg 38 worden 2 woningen in particulier beheer gerealiseerd. Dit betreffen twee-onder-een-kapwoningen.

Op het perceel van de gemeente wordt het volgende woningbouwprogramma gerealiseerd:

  • twee vrijstaande woningen;
  • vier twee-onder-een-kapwoningen;
  • vier levensloopbestendige woningen (uitgevoerd als rijwoningen);
  • vijf rijwoningen.

Randvoorwaarden voor de ontwikkeling
Ten aanzien van de ontwikkeling zijn enkele randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden komen voort uit de Elburgse Omgevingsvisie en de provinciale Omgevingsverordening.

De ontwikkeling van de Gerichtenweg moet inspelen op de woonbehoefte van jongeren en ouderen. Een groot deel van de woningen valt onder de categorie 'betaalbaar'. De categorie betaalbaar is uitgewerkt in het geldende gemeentelijke woonbeleid (paragraaf 3.4.2). De ontwikkeling moet passen in de ruimtelijke structuur van het overgangsgebied tussen de kern van de Hoge Enk en het landschap. Er moet rekening gehouden worden met doorzichten naar het open achterland en de bebouwing moet een voldoende onderlinge afstand hebben om te voorkomen dat het gebied dichtslibt.

De woningen bieden nieuwe woonkansen, maar ook kansen om de diversiteit en de toegankelijkheid van het landschap te versterken.

Voor alle woningen geldt dat deze aardgasvrij en BENG gebouwd moet worden.

Ontwerp
Het ontwerp voor de nieuwe wijk is tot stand gekomen in samenspraak met omwonenden en potentiële toekomstige bewoners. Met hun input en de bovengenoemde randvoorwaarden is het stedenbouwkundig plan en het woonprogramma ter plaatse tot stand gekomen. De 17 woningen komen in een zoveel mogelijk groene omgeving te liggen waarbij er doorkijken komen naar het achterliggende gebied. De percelen worden gescheiden door groene hagen. Centraal tussen de woningen wordt een groen veld gerealiseerd met daarin een wadi. Aan de noordzijde van het plangebied wordt ook een natuurlijk ingericht veld gerealiseerd met een aantal speeltoestellen. Dit veld dient tevens als aanvulling op de speelplaats van de naastgelegen Mattanjaschool. Aan de westzijde van het plangebied wordt ook een groen veld gerealiseerd. Het huidige plan is om dit veld in te richten als hondenveldje. Een andere vergelijkbare invulling van het veld is ook mogelijk.

Het plangebied wordt voor auto's via een inrit ontsloten via de Gerichtenweg. Voor voetgangers worden er meerdere ontsluitingen gerealiseerd zowel aan de Gerichtenweg als aan de zuidwestzijde van het plangebied.

Voor het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze vormt het kader voor de welstandsadvisering bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het plangebied weergegeven. Het volledige stedenbouwkundige plan is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0006.png"
Inrichting en verkaveling plangebied Gerichtenweg

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Planspecifiek en conclusie
De NOVI doet geen specifieke uitspraken over dit initiatief of het plangebied. Het bouwen van woningen bij een kleine kern draagt bij aan leefbare kernen en daarmee aan sterke en gezonde steden en regio's. De natuurlijke speelplaats die zowel voor de school als voor het plangebied is bedoeld sluit aan op de principes van meervoudig ruimte gebruik. Met de aanleg van de wadi wordt bijdragen aan klimaatadaptatie. Het initiatief is daarmee in lijn met de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is de nationale belangen te beschermen door beperkingen te stellen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • rijksvaarwegen, hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • veiligheid rond rijksvaarwegen;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie 
De nationale belangen hebben geen invloed op het plangebied. Het realiseren van woningen bij de kern Hoge Enk wordt niet belemmerd door het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Op 1 juli 2017 is 'de Ladder' gewijzigd in werking getreden. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. De onderbouwing aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt in deze paragraaf uitgewerkt. Deze toetsing vindt plaats door het beantwoorden van een aantal vragen. Hieronder worden de vragen en de toetsing verder uitgewerkt.

Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
In de eerste instantie moet de vraag beantwoord worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling met woningen wordt als dusdanig aangemerkt wanneer er sprake is van een ontwikkeling van 12 woningen of meer. Deze ontwikkeling voorziet in de realisatie van 17 woningen. De ontwikkeling is daarmee aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Voor de ontwikkeling wordt grond gebruikt welke nu niet voor deze functie is voorzien. Al met al is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
In de tweede plaats dient uitgewerkt te worden wat het ruimtelijk verzorgingsgebied is van de ontwikkeling. In de Woonvisie gemeente Elburg wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat er in elke kern gebouwd wordt. De voornaamste reden is om de kernen leefbaar te houden en te zorgen dat het mogelijk is voor de inwoners van de betreffende kern om hun volledige wooncarrière in eigen kern te kunnen voltooien. Het verzorgingsgebied van de ontwikkeling aan de Gerichtenweg is dan ook lokaal en primair bedoeld om te voorzien in de woonbehoefte van de inwoners van Hoge Enk. De voorgenomen ontwikkeling is ook van dermate kleine omvang dat hier alleen maar gesproken kan worden van een lokaal verzorgingsgebied. 

Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
De behoefte aan deze ontwikkeling wordt aangetoond in de Woonvisie en het Woningbouwprogramma van de gemeente Elburg. De woonvisie is verder uitgewerkt in paragraaf 3.4.2 en het woningbouwprogramma in paragraaf 3.3.2 en 3.4.2.

Kwantitatieve behoefte
Op basis van de woningmarktanalyse en Primos-prognose is in de Woonvisie 2020-2025 opgenomen dat er in de gemeente Elburg in de periode 2020-2030 behoefte is aan 810 extra woningen. Daarnaast is het gangbaar om 30% overprogrammering aan te houden omdat uit de praktijk blijkt dat 30% van de voorgenomen woningbouwprojecten uiteindelijk niet tot realisatie overgaat. Met wat de afgelopen jaren gerealiseerd is en wat er nog aan woningbouwplannen in voorbereiding is komt de gemeente uit op een aantal van ongeveer 1000 extra woningen voor de periode 2020-2030. Dit is conform het woningbouwprogramma + 30% overprogrammering. 

Kwalitatieve behoefte
Momenteel bestaat er in Nederland over de gehele linie een woningtekort. Dit tekort laat zich het meeste voelen bij de starters die een woning zoeken in het goedkope/betaalbare segment. Daarnaast hebben we te maken met een steeds groter wordende groep ouderen die op zoek zijn naar een levensloopbestendige woning. Met vijf rijwoningen, vier levensloopbestendige woningen en twee particuliere woningen (middenhuur) in het betaalbare segment voorziet deze ontwikkeling in de belangrijkste woonbehoefte. De resterende woningen, tweekappers en vrijstaand, sluiten aan op bestaande voorraad op Hoge Enk die grotendeels uit vrijstaande woningen bestaat. 

65% van de woningen bestaat uit betaalbare woningen, daarmee wordt nagenoeg voldaan aan het geactualiseerd woonbeleid. De categorie 'betaalbaar' bestaat conform het addendum op de woonvisie uit sociale huur, betaalbare koop (tot € 355.000 v.o.n.) en middenhuur (tot €1.000).

Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
De voorgenomen ontwikkeling ligt tegen het bestaand stedelijk gebied van de kern Hoge Enk. Het plangebied ligt net buiten de dorpsgrenzen van de kern Hoge Enk en wordt aan meerdere zijden begrensd door bestaand stedelijk gebied met voornamelijk woonbestemmingen. Alhoewel het plangebied buiten bestaand stedelijk gebied ligt, is het initiatief passend in het gebied. Het plangebied is in verschillende beleidsstukken al sinds 2012 aangemerkt als uitbreidingslocatie voor woningbouw. Ook geeft de Omgevingsvisie 2019 aan dat onder voorwaarden ontwikkeling aan de rand van de kern tegen het buitengebied afweegbaar is. De afweging is hierin als volgt. De gemeente heeft aangegeven in elke kern nieuwbouw mogelijk te willen maken. Belangrijke redenen hiervoor zijn dat het noodzakelijk is om de leefbaarheid van de dorpen in stand te houden en dat de gemeente wil dat iedere inwoner een volledige wooncarrière kan voltooien binnen het dorp zonder daarvoor noodgedwongen naar een andere kern te moeten verhuizen (Woonvisie 2020-2025). Het toevoegen van woningen voor starters en ouderen draagt bij aan deze doelstellingen.

Gezien het dorpse karakter met bijbehorende openheid en kleinschaligheid, de grootte van de ontwikkeling (17 woningen) en een woningbouwprogramma met betaalbare (rij)woningen is het niet mogelijk om te ontwikkelen binnen bestaand stedelijk gebied. Dit zou ten koste gaan van de omgevingskwaliteit en daarnaast vanwege een groot aantal verschillende grondbezitters en kleine percelen praktisch onuitvoerbaar zijn. Ook met het oog op klimaatadaptatie is het niet wenselijk om de bestaande groene zones in het dorp op te offeren voor woningbouw.

Daarnaast past de locatie langs de Gerichtenweg goed in de bestaande, ruimtelijke structuur van de omgeving. Zoals gezegd wordt de beoogde uitbreiding van meerdere zijden omgeven door bestaand stedelijk gebied. Ten zuiden wordt het gebied op een natuurlijke manier begrensd door de weg Huisdijk. Deze weg fungeert voor de rest van de kern ook als zuidelijke grens. De woonbestemmingen bevinden zich grotendeels ter noorden van deze weg. De Gerichtenweg, waarop het plangebied wordt ontsloten, is daarbij ook al aangemerkt als weg in de bebouwde kom.

Conclusie
Al met al is er te concluderen dat er sprake is van duurzame verstedelijking en dat er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het initiatief ligt buiten stedelijk gebied, de locatie is echter aangemerkt als uitbreidingslocatie. Er is behoefte aan de ontwikkeling. De ladder vormt geen verdere belemmering voor dit initiatief.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste maatschappelijke opgaven in Gelderland. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening bevat de regels, waarmee het beleid uit de visie is vastgelegd.

Het provinciale beleid uit voornoemde beleidsdocumenten is uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De provincie benoemd in haar omgevingsvisie haar hoofddoel: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Bij de uitoefening van haar taken legt de provincie de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Om daar richting aan te geven heeft de provincie zeven ambities bepaald, namelijk op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat. Daarnaast hanteert de provincie vier spelregels voor de uitvoering.

De omgevingsvisie doet geen uitspraken over het plangebied. In het plan wordt aangesloten op de ambitie voor klimaatadaptatie, door voldoende ruimte voor waterberging en klimaatbuffer op te nemen. Over de nieuwbouw heeft regionale afstemming plaats gevonden. Hiermee sluit het plan aan op de ambitie met betrekking tot de woon- en leefomgeving. Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.

Conclusie
De omgevingsvisie vormt geen belemmering voor dit plan.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014 en het meest recent geactualiseerd op 1 februari 2022, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.

In artikel 2.1 en 2.2 zijn de regels met betrekking tot de woonagenda opgenomen. In deze artikelen wordt geregeld dat een woningbouwontwikkeling binnen de vigerende woonagenda's moet passen, al dan niet aan de ladder van duurzame verstedelijking moet worden getoetst.

In artikel 2.56 zijn regels opgenomen met betrekking tot de bescherming van nationale landschappen. De volgende regels zijn in dit artikel opgenomen:

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.
  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:
    • a. er geen reële alternatieven zijn;
    • b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    • c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

In het kader van dit initiatief is een stedenbouwkundig plan opgesteld. In de randvoorwaarden voor dit plan zijn de kernkwaliteiten van het landschap ter plaatse meegenomen. In het ontwerp is rekening gehouden met deze kernkwaliteiten.

Conclusie
De toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is in dit bestemmingsplan opgenomen in paragraaf 3.1.3. Hierin wordt tevens aan de woonagenda van Elburg getoetst. Uit deze toets blijkt dat deze ontwikkeling wenselijk is. Verder is in het stedenbouwkundig plan rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap ter plaatse. Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsagenda Regio Noord-Veluwe

De gemeente Elburg maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Niet alleen als gemeenten onderling, maar nadrukkelijk ook met ondernemers, maatschappelijke partners en de provincie Gelderland. In de omgevingsagenda zet de regio in op vier opgaven, namelijk:

  • Versterken toeristisch product
  • Vitalisering buitengebied
  • Verbeteren economische infrastructuur
  • Stimuleren klimaat neutrale regio

Per opgave worden deelopgaven genoemd. In het geval van het plangebied is vooral het stimuleren van een klimaat neutrale regio van belang. Daarbij zet de regio in op het uitvoeren van duurzame projecten en het ondersteunen van ontwikkelaars die dit soort projecten realiseren.

Conclusie
De ontwikkeling in dit plan voorziet in een dergelijke duurzame ontwikkeling zoals beschreven in de omgevingsagenda. Het planvoornemen is in lijn met de Omgevingsagenda Regio Noord-Veluwe.

3.3.2 Woonvisie Regio Noord-Veluwe

De regio Noord-Veluwe heeft een gezamenlijke woonvisie opgesteld voor de periode 2019 - 2022. Een van de thema's op de regionale woonagenda is de nadere duiding van het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Dat deze ontwikkeling aansluit op de woningbehoefte is reeds onderbouwd in paragraaf 3.1.3 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

De woonvisie is uitgewerkt in 4 thema's. Daarvan is voor het plangebied "Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)" het meest van belang. Het thema duurzaamheid geldt voor alle woningbouwontwikkelingen. Daarmee wordt in het plangebied rekening gehouden door een zo duurzaam mogelijke inrichting en het gebruik van duurzame materialen.

Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)
Hierin zijn afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. De regio verwacht nog steeds een toename van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. Daarbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een natuurlijke groei van het aantal huishoudens door bijvoorbeeld verdunning van huishoudens (minder mensen per huishouden). Daarnaast blijven zorgbehoevenden langer in een eigen woning en is sprake van extramuralisatie, waardoor zorgbehoevenden steeds langer zelfstandig wonen. Voor de gemeente Elburg wordt daarom tot 2020 nog rekening gehouden met een groei van het aantal huishoudens in de bandbreedte van 420-580 woningen.

In aanvulling daarop zijn er met de regio en de Provincie aanvullende afspraken gemaakt voor de woningbouwopgave. Tot en met 2024 is het uitgangspunt gemiddeld 685 woningen. Daar bovenop worden vanuit de regio nog 69 woningen opgeteld, welke volgen uit de verdeelsleutel met de te verwachten woningbouwbehoefte in de gehele regio. De Provincie heeft daar nog eens 90 woningen aan toegevoegd. Tezamen volgt hieruit een te verwachten woningbouwopgave tot en met 2024 van in totaal 844 woningen.

Het kwalitatieve programma wordt bepaald door onder meer de samenstelling van de huishoudens. Daarbij wordt de ontwikkeling van de woningbehoefte als volgt samengevat:

  • Groei vooral in categorie één- en tweepersoonshuishoudens;
  • Grote behoefte aan nultreden/levensloopbestendig;
  • Behoefte aan sociale huur (vooral senioren);
  • Beperktere behoefte aan huurwoningen in de vrije sector;
  • Blijvende behoefte aan duurdere koopwoningen;
  • Dreigend overschot aan gewone rijwoningen in de koop-sector.

Met de ontwikkeling in het plangebied wordt ingespeeld op de kwantitatieve en de kwalitatieve woningbehoefte.

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van (goedkope) koopwoningen. Dit past binnen het beoogde gedifferentieerde woonprogramma op deze locatie. Daarmee wordt aangesloten op de visie van de regio.

3.3.3 Mobiliteitsvisie en -agenda

In de Mobiliteitsagenda worden de plannen en projecten van de regio en de provincie weergegeven op de terreinen van onder andere openbaar vervoer, fietsvoorzieningen, het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De Mobiliteitsagenda is afgeleid van de Mobiliteitsvisie.

Deze agenda zet vooral in een goede bereikbaarheid van de regio. Daarbij hoort een goede en veilige bereikbaarheid op de fiets en met het openbaar vervoer. Daarnaast is een verbetering van de regionale verkeersveiligheid van belang, om zo het aantal verkeersongevallen te verminderen. Het is daarom van belang dat het plangebied goed en veilig bereikbaar is voor alle soorten verkeer. Dat dit het geval is, is onder meer aangegeven in paragraaf 4.8.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Elburg

De omgevingsvisie is een lange termijnvisie - een toekomstvisie - die gaat over alle terreinen van de fysieke leefomgeving. Zo worden in een vroeg stadium alle mogelijke strijdige of juist bij elkaar horende ontwikkelingen met elkaar in verband gebracht. De omgevingsvisie biedt houvast en geeft richting aan het ontwikkelen van initiatieven in de gemeente en loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de visie staan vijf thema's centraal:

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving
  • 2. Herkenbare omgevingskwaliteit en -identiteit
  • 3. Vitaal economisch klimaat
  • 4. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig
  • 5. Bereikbaar, nabij en toegankelijk

Binnen de thema's zijn kaders gesteld waaraan plannen, bijvoorbeeld de ruimtelijke inrichting van nieuwe woonwijken, moeten voldoen. De kaders zijn bijvoorbeeld:

  • Leefbaarheid: wat is de plek van voorzieningen? Denk aan scholen, winkels, culturele en sportaccommodaties, seniorenvoorzieningen, enzovoorts.
  • Duurzaamheid: hoe richten we de gemeente op een duurzame manier in en creëren we een klimaatbestendige leefomgeving?
  • Economie: waar creëren we meer ruimte voor bedrijven, welke activiteiten willen we stimuleren en welke willen we juist weren? Waar liggen de kansen voor werkgelegenheid? Hoe zorgen we voor behoud van landschappelijke waarden bij nieuwe vestigingen?

De omgevingsvisie die de gemeente Elburg voor 2030 heeft opgesteld heeft als doel om leefbare, vitale kernen met een actieve, gezonde samenleving te ontwikkelen. De gemeente Elburg richt zich specifiek op twee doelgroepen: de jongeren en ouderen. Aan de ene kant ouderen stimuleren om te verhuizen en meer richten op het bouwen van levensloopbestendige woningen. Aan de andere kant jongeren binden/terug laten komen in de gemeente door het aanbieden van meer betaalbare woningen.

De ambitie voor de Hoge Enk en Doornspijk is om meer huisvesting te realiseren voor jongeren, gezinnen en ouderen (die hier willen blijven wonen). Het realiseren van een divers programma voor jong en oud is belangrijk voor de leefbaarheid. Hierbij is het van belang dat de uitstraling passend is binnen de bestaande bebouwing en landschap. Verder stimuleert de gemeente Elburg een gezonde, groene en recreatieve leefomgeving die uitnodigt tot ontmoeten en bewegen.

De locatieontwikkeling van dit plan sluit aan bij de ambities uit de omgevingsvisie. Met het plan wordt de leefbaarheid van de kern Hoge Enk vergroot. Er worden woningen gerealiseerd voor verschillende doelgroepen in Elburg. Ook worden de omgevingskwaliteiten ter plaatse gewaarborgd en versterkt. Het plan is daarmee in overeenstemming met de omgevingsvisie.

3.4.2 Woonvisie Elburg 2020-2025

De Woonvisie vormt bouwstenen voor de gemeentelijke activiteiten op het gebied van het wonen en is het richtinggevend kader voor het handelen van gemeente en gemeentelijke partners in het veld.

In de Woonvisie 2020-2025 van de gemeente Elburg is het voorgenomen volkshuisvestelijk beleid opgenomen voor de jaren 2020 tot en met 2025.

Het volkshuisvestelijk beleid is uitgewerkt aan de hand van de volgende thema's:

  • Beschikbaarheid en betaalbaarheid van het wonen
  • Wonen met zorg en ondersteuning
  • Duurzaamheid
  • Focus op doelgroepen

Deze ontwikkeling speelt goed in op de thema's Betaalbaarheid, Duurzaamheid en Focus op doelgroepen. Momenteel bestaat er in Nederland over de gehele linie een woningtekort. Dit tekort laat zich het meeste voelen bij de starters die een woning zoeken in het goedkope/betaalbare segment. Daarnaast hebben we te maken met een steeds groter wordende groep ouderen die op zoek zijn naar een levensloopbestendige woning. De gemeente wil dat het wonen in Elburg betaalbaar is voor alle inkomensgroepen in onze gemeente.

Het woonbeleid is recent geactualiseerd; met de vaststelling van een addendum op de Woonvisie 2020-2025 zijn de afspraken uit de Regionale Woondeal Noord-Veluwe 2022-2030 d.d. 8 maart 2023 vertaald in het gemeentelijk woonbeleid. In het addendum is het gemeentelijke woningbouwprogramma tot 2030 geactualiseerd naar woningbouw categorieën en prijsklassen. Uitgangspunt is dat circa 68% van het totale nieuwbouwprogramma tot de categorie 'betaalbaar' behoort. De categorie 'betaalbaar' bestaat conform het addendum op de woonvisie uit sociale huur, betaalbare koop (tot € 355.000 v.o.n.) en middenhuur (tot €1.000).

Tot 2030 bestaat er in de gemeente Elburg een behoefte van 810 woningen. Met vijf rijwoningen in het betaalbare segment en vier levensloopbestendige woningen voorziet deze ontwikkeling in de belangrijkste woonbehoefte.

De vijf rijwoningen, vier levensloopbestendige woningen en twee particuliere woningen (middenhuur) op het naastgelegen perceel behoren conform het addendum op de woonvisie tot de categorie 'betaalbaar'. De ontwikkeling voorziet in 65% betaalbare woningen en daarmee wordt nagenoeg voldaan aan het geactualiseerd woonbeleid. Tevens wordt met deze woning typologieën voorzien in de belangrijkste woonbehoefte van jongeren/starters en ouderen. De resterende woningen, tweekappers en vrijstaand, sluiten aan op bestaande voorraad op Hoge Enk die grotendeels uit vrijstaande woningen bestaat. 

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Daarnaast is in het Besluit ruimtelijke ordening vastgelegd dat in bestemmingsplannen moet worden ingegaan op de cultuurhistorische waarden.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Situatie plangebied
Archeologie
Ter plaatse van het plangebied is een archeologisch verkennend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse daadwerkelijk sprake is van een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om deze reden is geadviseerd archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren door middel van proefsleuvenonderzoek. Een deel van het plangebied is onderzocht door middel van proefsleuvenonderzoek in 2012 als vervolg op het verkennende onderzoek. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Het overige deel van het plangebied, namelijk dat deel dat niet in 2012 is onderzocht met proefsleuven, is recent onderzocht. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

Uit het onderzoek uitgevoerd in 2012 blijkt dat er daadwerkelijk archeologische waarden ter plaatse van het plangebied aanwezig zijn. Er zijn archeologische resten aangetroffen die dateren vanaf de 16e tot en met de 19e eeuw. De archeologische resten zijn gewaardeerd met een lage waarde. Naar aanleiding van deze lage waarde leidt het selectieadvies 'niet behoudenswaardig'. Het is niet noodzakelijk om verder onderzoek uit te voeren en het plangebied kan worden vrijgegeven.

Tijdens het recent uitgevoerde proefsleuvenonderzoek zijn archeologische resten aangetroffen, namelijk een greppel, een sloot en 15 vondsten. De greppel en de sloot kunnen in de Nieuwe tijd worden gedateerd. In het onderzoeksgebied is een antropogeen eerder aangetrokken. Hierin is aardewerk uit de Late-Middeleeuwen/Nieuwe tijd aangetroffen die met bemesting op het land terecht is gekomen. Op basis daarvan kan geconstateerd worden dat het esdek is gevormd in de periode Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. De archeologische resten zijn gewaardeerd met een lage waarde. Naar aanleiding van deze lage waarde leidt het selectieadvies 'niet behoudenswaardig'. Het is niet noodzakelijk om verder onderzoek uit te voeren en het plangebied kan worden vrijgegeven.

Cultuurhistorie
Ter plaatse van het plangebied zijn geen gebouwde monumenten aanwezig. Wel zijn er landschappelijke waarden aanwezig ter plaatse van het plangebied. De aanwezige landschappelijke waarden zijn beschreven in het stedenbouwkundig plan in Bijlage 1. Bij het ontwerp van de wijk is rekening gehouden met deze waarden en worden deze zoveel mogelijk behouden en versterkt.

Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan. Met het uitvoeren van de archeologische onderzoeken is op een verantwoorde wijze rekening gehouden met het archeologisch erfgoed. De resultaten van de onderzoeken geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. Het plangebied wordt zodoende vrijgegeven voor het aspect archeologie.

4.2 Bodem

Kader
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoek
Ter plaatse van de planlocatie is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 5. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bovengrond plaatselijk een licht verhoogd gehalte lood bevat. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en/of zink.

Gelet op de aard en mate van de verontreiniging bestaat er geen reden voor nader onderzoek. De bodemkwaliteit is geschikt voor het voorgenomen initiatief.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen verdere belemmering voor het initiatief. De bodemkwaliteit is geschikt voor het initiatief.

4.3 Water

Kader
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de "watertoets": de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen.

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Blauw omgevingsprogramma Waterschap Vallei en Veluwe
In het Blauw omgevingsprogramma 2022 - 2027 heeft het Waterschap zijn ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 20122 tot en met 2027. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

Met de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) koerst het waterschap naar een duurzame en water inclusieve leefomgeving. De BOVI2050 beschrijft waar het Waterschap Vallei en Veluwe in 2050 wil staan en geeft kleur aan deze doelstelling. Het BOP is de gebiedsgerichte en tactische uitwerking van de beleidsvisie. Het waterschap verbindt hierin haar eigen doelen aan de maatschappelijke opgaven zoals de klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, hervorming landbouw, natuur- en stikstofopgave en de verstedelijking. Dit doet het waterschap door, in de geest van de omgevingswet, het gebied centraal te stellen. Het BOP is daarbij ook een uitnodiging voor de verdere samenwerking aan een duurzame en waardevolle leefomgeving.

Watertoets
Op 22 augustus 2022 is voor het initiatief de digitale watertoets uitgevoerd. Het toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 6. Uit de watertoets blijkt dat het waterschap belangen heeft bij deze ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling is in dit kader afgestemd met het waterschap. Naar aanleiding van het advies van het waterschap is het ontwerp aangepast. Zo is er rekening gehouden met mogelijkheden voor infiltratie van regenwater in het plangebied. Ook wordt er zo min mogelijk verharding aangelegd in het plangebied. Met het oog op de toegenomen bebouwing is de waterbergingseis van 87 mm per m2 verhard oppervlakte vastgelegd in de planregels.

Het initiatief is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling.

Opgave
Op basis van het schetsontwerp van het woningbouwplan Gerichtenweg op de Hoge Enk is het verhard oppervlak bepaald. In het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 5646 m2. De verschillende verhardingsoppervlakken zijn uiteengezet in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0007.png"

Vanuit het beleid van het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente geldt dat bij een T=100-neerslaggebeurtenis (87 mm, waarvan 1 mm verdamping) de maximale afvoernorm van 3 l/s/ha (ofwel 26 mm) niet mag worden overschreden. Dat betekent concreet dat er 87 mm per m2 verhard oppervlakte binnen het plangebied opgevangen moet worden indien er geen hemelwater kan worden afgevoerd naar elders buiten het plangebied. Indien de maximale afvoernorm wel is toe te passen vanwege een afvoer naar elders buiten het plangebied, moet er 60 mm per m2 verhard oppervlakte binnen het plangebied opgevangen worden. Voor dit plangebied moet uit worden gegaan van een waterbergingseis van 87 mm per m2 verhard oppervlakte binnen het plangebied. Voor het plangebied resulteert dit in een bergingsopgave van 492 m3 binnen het plangebied.

Berging
In onderstaande tabel wordt de totaal beschikbare berging op openbaar terrein in het plangebied uiteengezet. Hiermee word de bergingseis van zowel het waterschap als de gemeente ruimschoots gehaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0008.png"

Adviezen waterhuishoudkundig plan
Doel van de gemeente is het inrichten van een water robuust systeem. Voor de detailuitwerking is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Het waterhuishoudkundig plan is te vinden in Bijlage 7.

De adviezen uit in het waterhuishoudkundig plan voor de volgende planfase worden opgevolgd bij de verdere uitwerking van de waterhuishouding in het plangebied, waarbij onder andere aanvullende metingen voor het definitief bepalen van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) worden uitgevoerd, de hardere laag in het plangebied zal worden doorbroken ter plekke van de wadi's , een stresstest wordt uitgevoerd en voorzieningen worden getroffen ten behoeve van de afwatering van tuinen die niet kunnen afstromen richting de wadi's.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief. In het plan is voldoende waterbergingsmogelijkheid. De waterbergingseis van 87 mm per m2 verhard oppervlakte is vastgelegd als specifieke gebruiksregel in de bestemming Wonen. Om aan de benodigde waterberging te kunnen voldoen is in alle relevante bestemmingen berging van water opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

4.4 Geluid

Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied
In de nabijheid van het plangebied liggen enkele wegen met een maximum snelheid van 50 km/ uur of hoger. Het gaat om de Huisdijk, Gerichtenweg, Oude Harderwijkerweg en de Doornenkamp. Om deze reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek voor dit plan is te vinden in Bijlage 8.

Uit het onderzoek blijkt dat de maximale geluidsbelasting niet wordt overschreden. Nader onderzoek of maatregelen zijn niet noodzakelijk.

Warmtepompen
Per 1 april 2021 zijn in het Bouwbesluit grenswaarden voor geluid voor warmtepompen opgenomen. Het geluidniveau van een warmtepomp is daarmee op de erfgrens gemaximeerd. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal daar rekening mee gehouden worden. Voorkomen moet worden dat door het plaatsen van meerdere individuele warmtepompen op een relatief kleine locatie alsnog geluidsoverlast door cumulatie kan ontstaan. Voor de installatie, gebruik en bouw van warmtepompen is daarom een vergunningplicht opgenomen. In het kader van het omgevingsvergunningstraject dient door middel van een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat de geluidsbelasting door cumulatie geen onevenredige aantasting vormt voor het woon- en leefklimaat van omliggende gronden en gebouwen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de installatiegegevens die op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan niet bekend zijn. Het mogelijke optreden van geluidhinder vanwege warmtepompen speelt met name bij de zogenaamde lucht-water warmtepompen. Pas bij de uitvoering zal het type warmtepomp worden geselecteerd, waarbij het aspect geluid mee zal wegen in de selectie.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.5 Luchtkwaliteit

Kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wm. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 g/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie plangebied
In het plangebied worden in totaal 17 nieuwe woningen gerealiseerd. De berekening van de verkeersgeneratie is weergegeven in paragraaf 4.8.. In totaal voorziet de ontwikkeling in 138 extra verkeersbewegingen per dag. Met behulp van de nibm-tool is berekend of er een significante verslechtering in de luchtkwaliteit plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0009.png"
Berekening nibm-tool

Uit de berekening blijkt dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek of aanvullende maatregelen hoeven dan ook niet plaats te vinden.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.6 Externe veiligheid

Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Bedrijven
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet die beide op 1 april 2015 in werking is getreden.

Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk als een plangebied een (beperkt) kwetsbaar object toelaat binnen het invloedsgebied van een buisleiding.

Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid Noord-Veluwe
Om de externe veiligheid te beoordelen bestaan er twee grootheden: plaatsgebonden risico en groepsrisico. De lokale beleidsvrijheid is met name ten aanzien van het groepsrisico groot. Gemeenten kunnen eigen beleid voeren bij de groepsrisicoverantwoording van ruimtelijke besluiten en vergunningen van Bevi-inrichtingen. Door een beleidsvisie externe veiligheid wordt eenheid gebracht in de manier waarop deze vrijheid wordt ingevuld. In de beleidsvisie geven de gemeenten aan hoe ze met de beheersing van de risico’s om willen gaan bij besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening, Wet milieubeheer en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

In het kader van dit beleid is een toetsing aan de aanwezige gasleiding noodzakelijk. De toetsing wordt hieronder nader uitgewerkt.

Situatie plangebied
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. Uit de risicokaart blijkt dat er geen inrichtingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Wel is in het plangebied een buisleiding voor gas aanwezig. De bebouwing is geprojecteerd buiten de belemmeringenstrook van de gasleiding. Om deze belemmeringenstrook te borgen is tevens een dubbelbestemming opgenomen.

De bebouwing ligt op een afstand van circa 40 m van de buisleiding en daarmee binnen het invloedsgebied van 170 m van deze aardgasleiding. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven met daarop het plangebied paars omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEGHE-VST1_0010.png"
Uitsnede risicokaart, plangebied rood omlijnd

Het plan voorziet in de bouw van 17 woningen, hierdoor neemt het aantal mensen in het plangebied toe. Gelet op de aanwezigheid van de gasleiding in het plangebied is er een onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Uit het onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico geen belemmering vormen voor het initiatief. De berekeningen hebben ter plaatse van het plangebied niet geleid tot een PR 10-6-contour. Het groepsrisico van de aardgasleiding is in zowel de huidige als toekomstige situatie lager

dan 10% van de oriëntatiewaarde. Nader onderzoek kan achterwege blijven. Er kan worden volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Beperkte verantwoording groepsrisico
De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen ligt is een wolkbrandexplosie. Onderstaand is vanuit dit scenario ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Advies VNOG
De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) heeft op basis van het conceptbestemmingsplan een advies uitgebracht. Het advies is opgenomen in Bijlage 10. De gemeente neemt alle adviezen mee in de verdere uitwerking en realisatie van het plan. Bovendien is contact opgenomen met de lokale accounthouder ten aanzien van de ontsluitingswegen en/of bluswatervoorzieningen (naar aanleiding van punt 4 uit het advies). Hierover zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • De opgenomen breedte van de weg van 6 meter is voldoende voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten.
  • In de ontwikkelfase wordt een geboorde put gerealiseerd op een nader te bepalen strategisch punt.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.7 Natuurwaarden

Kader
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Quickscan flora en fauna
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Voor het plangebied is er een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het doel van de quickscan flora en fauna is om te komen tot inzicht in de mogelijkheden voor kwetsbare en/of beschermde flora en fauna op de planlocatie en de eventuele risico's en randvoorwaarden die hiermee verband houden. De volledige quickscan is te vinden in Bijlage 11. Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse geen beschermde soorten aanwezig zijn. Nader onderzoek of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Zorgplicht
Voor alle in het wild levende planten- en dierensoorten in Nederland geld de zorgplicht van de Wnb. Dit houdt onder andere in dat handelingen met negatieve gevolgen voor in het wild levende dieren en planten worden nagelaten of de negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij uitvoering van de plannen moet dan ook rekening worden gehouden met alle in het plangebied levende soorten en moeten negatieve effecten, voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden voorkomen. In het kader van hiervan dient de vegetatie in het plangebied één week voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden te worden gemaaid. Hierdoor wordt het plangebied onaantrekkelijk voor algemene zoogdieren en amfibieën waarvoor in de provincie Gelderland een vrijstelling geldt van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze manier hebben deze soorten de tijd om zich te verplaatsen naar een nieuwe locatie buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden, zodat wordt voldaan aan de zorgplicht die wel geldt voor deze vrijgestelde soorten.

Verder moet bij uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Dit betekent dat er bij voorkeur buiten het broedseizoen wordt gewerkt, dus buiten de periode van half maart tot half juli. Is de wens om de werkzaamheden in het broedseizoen te starten, dan is het nodig om het plangebied voorafgaand aan de start te (laten) inventariseren op broedgevallen. Zijn er op dat moment vogels aan het broeden, dan kunnen de werkzaamheden starten zodra de jongen zijn uitgevlogen.

Gebiedsbescherming
In het kader van dit initiatief is een stikstofberekening met het programma AERIUS uitgevoerd. De berekening is opgenomen in Bijlage 12. In AERIUS zijn standaard emissie-kengetallen opgenomen op basis waarvan de emissies van NOx en NH3 worden bepaald. Naast de bronnen van de gebouwen en mobiele werktuigen dienen ook de verkeersbewegingen op en van en naar het terrein in de berekeningen meegenomen te worden. De woningen moeten aardgasloos worden gebouwd. Dit betekent dat er geen rekening behoeft te worden gehouden met een emissie van NOx ten behoeve van de verwarming. In deze berekening is rekening gehouden met saldering met de bestaande situatie. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland. Dit betekent dat er rekening gehouden mag worden met bemesting van de grond. De bemesting en de emissie daarvan is afgezet tegen de nieuwe situatie.

Uit de berekening blijkt dat er geen extra stikstofdepositie optreedt in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden als gevolg van deze ontwikkeling. Nader onderzoek of maatregelen zijn niet nodig.

Conclusie
Vervolgonderzoek of ontheffingen zijn niet noodzakelijk. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.8 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt er getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Situatie plangebied
In het plangebied worden in totaal 17 woningen gerealiseerd. Dit betreffen twee vrijstaande woningen, zes van deze woningen worden twee-onder-één-kapwoningen, de overige negen woningen zijn rijwoningen. Twee van de zes twee-onder-één-kapwoningen worden gerealiseerd op particulier grondgebied binnen het plangebied. De gemeente Elburg heeft in haar parkeernota het minimale aantal parkeerplaatsen per woning vastgelegd. De parkeerbehoefte is in onderstaande tabel weergegeven

  parkeernorm   aantal woningen   Benodigd aantal parkeerplaatsen  
Gemeentelijk plangebied        
Vrijstaand   2,5   2   5,0  
Twee-onder-een kap   2,4   6   14,4  
Rijwoning sociaal   1,8   5   9,0  
Levensloop   1,3   4   5,2  
Totaal       28,8  
Particulier plangebied        
Twee-onder-een-kap*   2,2   2   4,4  
Totaal       33,6  

*) Uitgaande van huurwoningen in de vrije sector

In totaal is in het plangebied een behoefte aan 33,6 parkeerplaatsen. Daarbij is voor de twee-onder-één-kapwoningen op particulier grondgebied uitgegaan van een parkeernorm passende bij huurwoningen. Wanneer de woningen in het koopsegment worden gerealiseerd neemt de parkeernorm toe tot 2,4 per woning. In dat geval heeft de eigenaar nog steeds de verplichting om in deze parkeernorm op eigen erf te voorzien.

In het plangebied worden 19 parkeerplaatsen aangelegd. De twee-onder-één-kapwoningen en de vrijstaande woningen worden voorzien van een oprit waarop geparkeerd kan worden. Hiermee wordt er voldaan aan de parkeernormen. Bovendien worden nog extra parkeerplaatsen gecreëerd om de parkeerdruk van de basisschool te verlichten. Het te realiseren aantal parkeerplaatsen, exclusief de extra openbare parkeerplaatsen voor de school, zijn weergegeven in onderstaande tabel.

  Berekeningsaantal conform bijlage 1c Parkeernota 2014   Aantal   Totaal berekeningsaantal  
Gemeentelijk plangebied        
Openbaar gebied   1   19   19,0  
Garage met lange oprit   1,3   1   1,3  
Dubbele oprit zonder garage   1,7   5   8,5  
Totaal       28,8  
Particulier plangebied        
Parkeeroplossing op eigen erf*   2,2   2   4,4  
Totaal       33,6  

*) Voor de twee-onder-een kap woningen op particulier terrein geldt dat op eigen erf voorzien moet worden in de parkeernorm. De wijze waarop daarin voorzien wordt, moet blijken bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Conform bijlage 1c van de Parkeernota 2014 kan dit bijvoorbeeld in de vorm van een lange dubbele oprit met garage per woning.

De ontwikkeling zorgt op basis van publicatie 381 van het CROW in de volgende verkeersgeneratie.

Het plan voorziet totaal in 17 woningen. Deze zijn onderverdeeld in:

  • 2 vrijstaande woningen;
  • 6 twee-onder-een-kapwoningen;
  • 4 levensloopbestendige woningen (rijwoningen);
  • 5 rijwoningen.

Daarbij is respectievelijk gebruikgemaakt van de van de volgende kencijfers voor woningen in de rest van de bebouwde kom:

  • Vrijstaande koopwoning (8,6 ritten per woning).
  • Twee-onder-een-kap koopwoning (8,2 ritten per woning).
  • Tussen/hoek koopwoning (7,8 ritten per woning).

In totaal moet er rekening worden gehouden met naar boven afgerond 138 ritten licht verkeer per etmaal.

De ontsluiting vindt plaats via de Gerichtenweg. Deze weg kan de toename in verkeersbewegingen goed aan.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten. Bij het toetsen van afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009).

Situatie plangebied
In de nabijheid van het plangebied is aan de noordzijde een basisschool aanwezig. De school is op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' voorzien van een richtafstand van 30 meter. De nieuw te realiseren gevoelige functies (de woningen) worden buiten deze richtafstand gerealiseerd. Nader onderzoek in het kader van de basisschool is niet noodzakelijk. Voor het overige zijn er geen bedrijven of inrichtingen aanwezig in de nabijheid van het plangebied welke voorzien zijn van een milieucontour. Ook heeft de realisatie van het project geen beperkende invloed op eventueel aanwezige bedrijven.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het initiatief.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten daarvoor aan de orde gesteld. Het beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd en wat daarvoor (on)mogelijk is.

5.1 Wro en Wabo

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (versie 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger online informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

5.2 De bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt een toelichting gegeven op de inhoud van de daarbij horende regels. Het belangrijkste doel van de juridische regeling is het mogelijk maken van de gewenste 17 woningen met de daarbij horende voorzieningen. De regeling is zodanig vormgegeven dat er voldoende zekerheid is voor omwonenden wat gerealiseerd gaat worden.

5.2.1 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen om binnen het plangebied voldoende groene ruimte met mogelijkheden voor groen, spelen en wateropvang te realiseren. Binnen de bestemming mogen groenvoorzieningen, waterberging en infiltratievoorzieningen, voetpaden, sloten en bermen, een hondenlosloopveldje, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen worden gerealiseerd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan in de vorm van speeltoestellen (maximaal 5 meter hoog), lantaarnpalen (maximaal 6 meter hoog) en overige bouwwerken zoals een hekje rondom de speeltuin (maximaal 2 meter hoog). Het is mogelijk om binnen de bestemming parkeervoorzieningen te realiseren, mits de hoeveelheid groen wordt gecompenseerd en de hoeveelheid parkeervoorzieningen tevens gelijk blijft. Daarmee wordt flexibiliteit ten aanzien van de precieze locatie van de parkeervoorzieningen beoogd.

5.2.2 Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen om aan te duiden waar de voortuinen bij de woningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, worden opgericht.

5.2.3 Verkeer - Verblijfsgebied

De straat die de huizen ontsluit en de parkeervoorzieningen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming zijn wegen, parkeerplaatsen en paden toegestaan. Om bij de realisatie nog flexibiliteit te houden ten aanzien van de precieze plek van de parkeerplaatsen, is in de algemene gebruiksregels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Binnen de bestemming is het mogelijk om de locatie van groen en parkeervoorzieningen te verruilen, mits de hoeveelheid groen wordt gecompenseerd en de hoeveelheid parkeervoorzieningen tevens gelijk blijft. Daarmee wordt flexibiliteit ten aanzien van de precieze locatie van de parkeervoorzieningen beoogd.

5.2.4 Wonen

De woningen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Wonen'. In het plangebied mogen niet meer dan 17 woningen worden gerealiseerd. Daarnaast is door middel van aanduidingen aangegeven of de woningen aaneen, tweeaaneen of vrijstaand gebouwd mogen worden.

5.2.5 Leiding - Gas

De bestemming 'Leiding - Gas' is opgenomen om de onder de grond gelegen hoofdgasleiding te beschermen. Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd, met uitzondering voor werken en werkzaamheden voor normaal onderhoud, zoals grasmaaien of het snoeien van bomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, et cetera.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in deze paragraaf verslag gedaan.

Kostenverhaal
Het bestemmingsplan waarvoor deze toelichting is opgesteld, leidt tot de planologische mogelijkheid om zeventien nieuwe woningen te bouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

De gemeente Elburg is eigenaar van de grond. Kostenverhaal zal dus plaatsvinden via de gronduitgifte.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader voor het stedenbouwkundig plan dat is opgesteld voor de ontwikkeling aan de Gerichtenweg. Het stedenbouwkundig plan is tot stand gekomen na een uitvoerig participerend ontwerpproces, waarbij omwonenden en belanghebbenden in drie bijeenkomsten hun visie konden meegeven. Het concept stedenbouwkundig plan is tevens toegestuurd aan de diverse vooroverlegpartners, waarna het plan is aangepast en definitief is gemaakt.

Het voorontwerpbestemmingsplan is toegestuurd aan de vooroverlegpartners van de gemeente. De Nota Vooroverleg is opgenomen in Bijlage 13. De opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Conform de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Op het bestemmingsplan zijn twee zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding van één van de zienswijzen is het bestemmingsplan aangepast. Daarnaast is er een aantal ambtshalve wijzigingen in het plan doorgevoerd. De wijzigingen aan het plan, de zienswijzen en de reacties daarop zijn opgenomen in Bijlage 14.