Plan: | Harselaar-Zuid Fase 1a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1017-0004 |
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
In dit bestemmingsplan zijn de RO standaarden 2008 toegepast (SVBP2008, IMRO2008, STRI2008), aangezien het ontwerpbestemmingsplan voor 1 juli 2013 ter inzage is gelegd (artikel 2 lid 2 Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012).
De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat gericht is op de realisatie van een nieuw bedrijventerrein. De stedenbouwkundige en milieutechnische uitgangspunten dienen als randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling. De bestemmingsregeling biedt binnen deze kaders een rechtstreekse bouwtitel. Door deze regeling is zeker gesteld dat de genoemde randvoorwaarden in acht worden genomen, terwijl tevens sprake is van voldoende flexibiliteit om het plan op perceelsniveau te ontwikkelen.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de breedte, hoogte, diepte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels en verbeelding
Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De bestemmingen bestaan doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In sommige gevallen in het bestemmingsplan vallen het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen: functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen, gebiedsaanduidingen en figuren.
Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. In het plangebied is bij de bestemming Bedrijventerrein onder andere een onderscheid gemaakt in functieaanduidingen om de minimale en maximale toegestane bedrijfscategorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten te regelen.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik in het plangebied, zijn maatvoeringsaanduidingen.
De bouwaanduidingen in dit bestemmingsplan hebben betrekking op de diverse zones afkomstig uit het beeldkwaliteitsplan. Voor deze bouwaanduidingen is een regeling opgenomen gebaseerd op de kwaliteitseisen, zoals de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens binnen deze zones.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Op de verbeelding is de zone industrielawaai opgenomen als gebiedsaanduiding Geluidzone - industrie. Het gezoneerde industrieterrein heeft de gebiedsaanduiding Gezoneerd industrieterrein.
Tot slot is de figuur 'gevellijn' opgenomen om de positie van hoofdgebouwen te bepalen.
Bestemmingen
Bedrijventerrein (Artikel 3)
De bestemming Bedrijventerrein is toegekend aan het uitgeefbaar bedrijventerrein in het plangebied. Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en overige bijbehorende voorzieningen.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 bij de plantoelichting is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. In paragraaf 4.3 wordt inhoudelijk ingegaan op de toegepaste milieuzonering.
Het bevoegd gezag kan gebruik maken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van Bevi-inrichtingen.
In de begrippen is het begrip 'Bevi-inrichting' gedefinieerd. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan met uitzondering van de gronden ter plaatse van de eerder genoemde gebiedsaanduiding Gezoneerd industrieterrein. Ook is een aantal inrichtingen uitgesloten met het oog op het beperken van stikstofdepositie. Door middel van een verwijzing naar de SBI-code in de bedrijvenlijst wordt duidelijk welk type bedrijvigheid dit betreft.
Bouwregels
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak en in de meeste gevallen alleen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Daarnaast zijn regels opgenomen voor de maximale hoogtematen van de bebouwing, het bebouwingspercentage per bouwperceel en de afstand tussen gebouwen en de weg.
Ter plaatse van 't Hoefslag is voor de bedrijfsbebouwing een specifieke regeling opgenomen voor de bebouwing ter plaatse. Als gevolg van bezonning op het terras bij de horeca-gelegenheid, dienen delen van afdekking van de bedrijfsbebouwing schuin te worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om maximale maten, de realisatie van een plat dak is ook mogelijk, maar de hoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in het maximale bouwvolume zoals is weergegeven in figuur 5.1.
figuur 5.1 Maximaal bouwvolume
Overige regels
Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn nadere eisen opgenomen ten behoeve van de plaats en afmeting van bebouwing. Met oogpunt op flexibliteit zijn daarnaast een aantal binnenplanse afwijkingsbevoegdheden voor het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) opgenomen. Het gaat hier met name om afwijking in geringe mate van de bouwregels. Tot slot zijn er specifieke gebruiksregels, afwijkingen van de gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Groen (Artikel 4)
De bestemming Groen is toegekend aan het als structurerend groen aan te merken deel van de openbare ruimte binnen het bedrijventerrein ('de groene vingers').
Binnen de bestemming Groen is het met een afwijkingsbevoegdheid mogelijk om in- en uitritten van aangrenzende gebouwen en bedrijven toe te staan.
Horeca (Artikel 5)
Het partycentrum aan de Wencopperweg 52 heeft de bestemming Horeca. Op deze gronden zijn horecavoorzieningen toegestaan inclusief avondhorecabedrijven.
Natuur (Artikel 6)
De Esvelderbeekzone krijgt een functie als ecologische verbindingszone. Aan deze zone is de bestemming Natuur toegekend. Vanwege de waterbergingsfunctie van dit gebied is het hele gebied voorzien van de aanduiding 'waterberging'. Het betreft het gebied ten noorden van de Esvelderbeek in het zuiden van het plangebied. De Esvelderbeek en deze groenzone zijn bedoeld als zachte overgang van landschap naar bedrijventerrein. Het ligt in de bedoeling om het gebied in te richten met poelen, moerassen, beek, zitplekken en bossages en een recreatieve route te maken dit deel van het plangebied. Vanwege de huidige en toekomstige ecologische waarden geldt voor een aantal activiteiten de verplichting om een omgevingsvergunning aan te vragen voordat deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.
Tuin (Artikel 7)
De bestemming Tuin is toegekend aan de strook grond voor de woning Wencopperweg 64. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. In verband met de mogelijke uitbreiding van het bedrijventerrein kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen naar Bedrijventerrein. Hiervoor zijn een aantal randvoorwaarden opgenomen in de algemene wijzigingsregels artikel 17.2.
Verkeer (Artikel 8)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Daar waar de weg de spoorweg Amersfoort-Apeldoorn kruist, die langs het nieuwe bedrijventerrein ligt, is voorzien in de aanduiding 'spoorweg'. Voor de kruising met de Esvelderbeekzone is opgenomen dat moet worden voorzien in een faunapassage, waarbij aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan deze maatregel uit het MER.
Water (Artikel 9)
De nieuw te realiseren waterpartijen langs de noord-zuidas en spoorzone die van belang zijn voor de waterberging, alsmede de Esvelderbeek zijn bestemd voor Water. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waaronder bruggen, dammen en/of duikers. De Esvelderbeek is voorzien van de aanduiding 'natuur', om hiermee de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden te borgen.
Leiding - Riool (Artikel 10)
De belemmeringen die voorvloeien uit de rioolleiding die in het plangebied voorkomt is geregeld door middel van een dubbelbestemming. Binnen een bepaalde afstand van deze leiding (de zakelijk rechtstrook) is het in principe niet toegestaan bouwwerken op te richten. Om toch in deze zone te kunnen bouwen, dient hiertoe een afwijkingsbesluit te worden genomen door het college. Bij dit afwijkingsbesluit wordt het belang van de leiding in de afweging meegenomen.
Verder geldt een uitvoeringsverbod voor het uitvoeren van verschillende werkzaamheden. Dit ziet bijvoorbeeld op het aanbrengen van verhardingen of het graven van water. Na verkrijging van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden zijn dergelijke werkzaamheden wel toegestaan.
Waarde - Archeologie - 1 (Artikel 11)
Uit de archeologische beleidskaart en de inhoud van de verrichte archeologische onderzoeken volgt dat een (groot) deel van het plangebied een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden heeft. Voorts zijn er op enkele percelen ter plaatse archeologische waarden vastgesteld. Verwezen zij naar paragraaf 4.13. Daar waar de aanwezigheid/trefkans van archeologische waarden niet of niet met voldoende zekerheid is uit te sluiten is in de planregels voorzien in een adequaat beschermingsregime ingevolge waarvan die waarden op een toereikende wijze worden gerespecteerd en beschermd middels de bestemming 'Waarde - Archeologie-1'.
Deze bestemming fungeert als dubbelbestemming. Het beschermingsregime is gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten en de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Deze omgevingsvergunningen kunnen worden verleend indien uit nader archeologisch onderzoek volgt dat geen sprake is van archeologische waarden. Wanneer uit archeologisch onderzoek volgt dat ter plaatse archeologische kunnen worden verstoord, worden aan de omgevingsvergunningen beschermende voorschriften verbonden die erop zien dat de archeologische waarden in situ kunnen worden behouden, dan wel (wanneer dat bijvoorbeeld vanwege technische beperkingen niet mogelijk is) ex situ worden bewaard. Afhankelijk van de specifieke aanduiding 'vastgestelde vindplaats', 'middelhoge verwachtingswaarde' of 'hoge verwachtingswaarde' behorende bij de dubbelbestemming, geldt er onder omstandigheden voor relatief kleine ingrepen een uitzondering op het beschermingsregime (zie ook artikel 41a Monumentenwet 1988).
Bij wijzigingsbevoegdheid is voorzien in een regeling om deze oppervlaktemaat te kunnen wijzigen, indien dit voldoende gemotiveerd wordt uit overgelegd archeologisch onderzoek. Voorts is voorzien in een wijzigingsbevoegdheid om de dubbelbestemming Waarde-archeologie te verwijderen indien blijkens verricht archeologisch onderzoek voldoende vast staat dat geen archeologische waarden meer aanwezig, dan wel te verwachten zijn.
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 12)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 13)
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 14)
De gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' is gebruikt om uitvoering te geven aan de geurzone op grond van de Wet geurhinder en veehouderij. Het toevoegen van geurgevoelige objecten is niet toegestaan binnen deze aanduiding. In de planregels is in Artikel 1 de definitie 1.31 Geurgevoelig object opgenomen, waarin wordt verwezen naar de Wet geurhinder en veehouderij.
Daarnaast zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen voor de geluidzone industrielawaai en het gezoneerde industrieterrein.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 15)
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaald.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 16)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 17)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Algemene procedureregels (Artikel 18)
In dit artikel is de procedure voorgeschreven voor het toepassen van de in het bestemmingsplan opgenomen nadere eisen.
Overige regels: werking wettelijke regelingen (Artikel 19.1)
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 20)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 21)
Deze regel bevat de titel van het plan.