direct naar inhoud van 4.12 Ecologie
Plan: Harselaar-Zuid Fase 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1017-0004

4.12 Ecologie

Normstelling en beleid

Gebiedsbescherming

Tot 13 maart 2012 vormde de Nota Ruimte het beleidskader voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Thans wordt het rijksbeleidskader gevormd door de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR is ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten als nationaal belang aangemerkt. Onderdeel van de SVIR is de kaart natuur waarop de Ecologische Hoofdstructuur Noordzee, de Ecologische Hoofdstructuur overige grote wateren en de Nationale herijkte Ecologische Hoofdstructuur op land zijn opgenomen. De laatste behelst thans nog de door de provincies op 31 december 2010 planologisch begrensde EHS. Het is de bedoeling dat in 2011/2012 de EHS door de provincies wordt herijkt. De provincies dienen de herijkte EHS te realiseren. In de SVIR zijn de robuuste verbindingen geschrapt. De EHS is naar aanleiding van de Nota Ruimte destijds op provinciaal niveau reeds uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is door de provincie Gelderland neergelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De in de SVIR aangekondigde herijking van de EHS moet door de provincie Gelderland nog plaatsvinden.

Soortenbescherming

De Ffw bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.


Onderzoek

MER Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek 2009

In het MER aan de hand van de thema's vernietiging, verstoring, verontreiniging en versnippering / verkeerssterfte ingegaan op de effecten van de aanleg van Harselaar-Driehoek en Harselaar-Zuid en de ontsluitingsstructuur. Er is een inventarisatie uitgevoerd van beschermde soorten en gebieden in het plangebied en in de omgeving daarvan. In het MER wordt een aantal randvoorwaarden en maatregelen benoemd om negatieve effecten te voorkomen of te beperken.

Bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a

Beschermde gebieden

Natura 2000

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. In de omgeving van het plangebied is echter wel een aantal Natura 2000-gebieden gelegen. In de passende beoordeling (bijlage 18) en de aanvulling daarop (bijlage 20) is ingegaan op de mogelijke effecten van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Harselaar-Zuid fase 1a (inclusief Harselaar-Driehoek) op deze gebieden. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat alleen ten aanzien van stikstofdepositie mogelijk sprake is van invloed op de omliggende Natura 2000-gebieden. De bijdrage van vermestende en verzurende stoffen als gevolg van Harselaar-Zuid fase 1a (inclusief Harselaar-Driehoek) op de omliggende Natura 2000-gebieden Veluwe, Arkemheem, Veluwerandmeren, en Beschermd Natuurmonument Groot Zandbrink leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen en/of wezenlijke kenmerken van deze gebieden. De potentiele toename van stikstofdepositie is het grootst ter plaatse van gevoelige habitats binnen het gebied Natura 2000 Veluwe. Uit de aanvulling op de passende beoordeling blijkt dat er mogelijkheden zijn om gebruik te maken van saldering door vergunningen van stikstofemitterende instellingen langs de grenzen van het Natura 2000-gebied Veluwe in te trekken. Met het positieve saldo dat hierdoor ontstaat kan een toename van stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Harselaar-Driehoek en Harselaar-Zuid fase 1 volledig worden uitgesloten. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar de gegevens in bijlage 18 en 20. De Commisie voor de m.e.r. heeft over aanvulling op het MER en de passende beoordeling een positief toetsingsadvies uitgebracht (Bijlage 26). Een aanzet voor de in dit advies voorgestelde monitoring ten aanzien van de stikstofemissie- en depositie is opgenomen Bijlage 27.

Na het uitbrengen van het advies van de Commissie m.e.r. is de saldering concreet uitgevoerd. Daarvoor zij verwezen naar het memo "Onderbouwing mitigatie stikstofdepositie" (Bijlage 22). Voor de saldering is gebruikt gemaakt van twee milieuvergunningen. Met de vergunninghouders zijn overeenkomsten gesloten waarin is overeengekomen dat de uit de vergunning voortvloeiende ammoniakemissierechten aan de gemeente worden overgedragen ten behoeve van de ontwikkelingen van het bedrijventerrein Harselaar-Zuid, waaronder begrepen Harselaar-Driehoek. Middels de overeenkomsten is voorts dwingend gereguleerd dat de milieuvergunningen onherroepelijk worden ingetrokken.

 

Ecologische hoofdstructuur

Het plangebied is gedeeltelijk gesitueerd in de "EHS-Verbindingszone", zoals aangegeven op de kaart "EHS" van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het betreft hier de ecologische verbindingszone Esvelderbeek. Ingevolge de Ruimtelijke Verordening Gelderland is de ecologische verbindingszone Esvelderbeek in west-oost richting gesitueerd. De zuidoostgrens van het plangebied valt samen met de oostelijke grens van de ecologische verbindingszone zoals aangegeven op de Ruimtelijke Verordening. De met het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a mogelijk gemaakte bedrijfsbestemmingen zullen significant negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van dit gebied. Het bestemmingsplan is daarom niet in overeenstemming met artikel 18.1 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Ingevolge artikel 18.4 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn de bedrijfsbestemmingen evenwel toegestaan, mits wordt bijgedragen aan de realisering van natuurdoelen, waarbij de kernkwaliteiten zoveel mogelijk worden ontzien en de ingreep en de realisatie van de natuurdoelen gelijktijdig worden gerealiseerd. Aan deze voorwaarden wordt in dit geval voldaan.


In het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a zijn aan de Esvelderbeek en een zone (hoofdzakelijk) ten noorden van de Esvelderbeek een waterbestemming respectievelijk een natuurbestemming toegekend, welke bestemmingen gelijktijdig met de aanleg van het bedrijventerrein zullen worden gerealiseerd. De betrokken gronden zijn in eigendom van het waterschap en de gemeente dan wel zullen door de gemeente worden verworven. Voor de ontwikkeling van de gewenste natuur zijn door de gemeente financiële middelen gereserveerd.


Voor deze ecologische verbindingszone Esvelderbeek is een inrichtingsplan gemaakt door Bosch Slabbers Landschapsarchitecten (Bijlage 34). In dit inrichtingsplan wordt als uitgangspunt genomen dat Harselaar-Zuid in zijn geheel tot ontwikkeling wordt genomen. Om die reden ziet het inrichtingsplan op het gehele deel van de zone Esvelderbeek zoals die zich ten zuiden van Harselaar-Zuid bevindt (aldus vanaf de Stationsweg tot aan de oostelijke plangrens). Met Harselaar-Zuid Fase 1a wordt evenwel slechts een deel van Harselaar-Zuid in ontwikkeling gebracht. Om die reden is ervoor gekozen om slechts dat deel van de zone Esvelderbeek te realiseren, zoals dit zich ten zuiden van het plangebied Harselaar-Zuid Fase 1a bevindt. Er zijn thans onvoldoende financiële middelen beschikbaar om de gehele Esvelderbeekzone vanaf de Stationsweg tot aan de oostelijke plangrens te realiseren. Daarbij wordt afgewogen dat de Ruimtelijke Verordening Gelderland ook niet tot (pro)actieve realisatie van de gehele ecologische verbindingszone verplicht. Dit laat onverlet dat de Esvelderbeekzone zoals thans is voorzien in het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a conform het daarmee corresponderende deel uit het inrichtingsplan van Bosch Slabbers Landschapsarchitecten wordt ingericht. De ecologische verbindingszone Esvelderbeek speelt een belangrijke rol in het duurzaam waterbeheer, maar heeft ook een belangrijke ecologische functie. Ingevolge het Waterplan 2010-2015 heeft de Esvelderbeek te gelden als natte ecologische verbindingszone. Ingevolge de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur" zijn voor de Esvelderbeekzone de modellen kamsalamander en winde van betekenis. Het inrichtingsmodel is gebaseerd op zowel de water- als de ecologische doelstelling, waarbij specifieke aandacht is besteed aan de genoemde twee modellen. Door Bureau Waardenburg (Bijlage 35) is ecologisch getoetst of het inrichtingsplan voldoet aan de modellen winde en kamsalamander. Geoordeeld is dat aan beide modellen wordt voldaan. Wel is de Esvelderbeekzone geen landschapszone van 250 meter breed (zoals dit in het model kamsalamander is aangegeven), maar slechts 40 tot 80 meter breed. Bureau Waardenburg constateert evenwel dat deze zone nagenoeg volledig is ingericht als stapsteen en daarmee goed kan functioneren als ecologische verbindingszone voor amfibieën. De beoordeling van Bureau Waardenburg is gebaseerd op het inrichtingsplan van Bosch Slabbers Landschapsarchitecten. Omdat met het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a thans in een deel van de Esvelderbeekzone (800 meter lang; 50 tot 80 meter breed: Esvelderbeekzone 1a) wordt voorzien, is Bureau Waardenburg gevraagd om te beoordelen of haar eerdere conclusies nog steeds valide zijn en of met de Esvelderbeekzone 1a wordt voldaan aan de provinciale natuurdoelen (Bijlage 36). Door Bureau Waardenburg is aangegeven dat de beoogde gefaseerde ontwikkeling van de Esvelderbeekzone voldoet aan de provinciale doelstellingen die voor de ecologische verbindingszone Esvelderbeekzone (referentiemodellen winde en kamsalamander) gelden. Bureau Waardenburg concludeert dat ook met de inrichting van de Esvelderbeekzone 1a wordt bijgedragen aan de realisering van de provinciale natuurdoelen. De Esvelderbeekzone 1a kan op zichzelf al functioneren als stapsteen amfibie en stapsteen winde. De beek is in de huidige situatie ter hoogte van Harselaar Zuid reeds geschikt als corridor voor winde. Verder functioneert de Esvelderbeekzone tezamen met het zuidelijk gelegen landschap als landschapszone voor kamsalamander.


Met de Esvelderbeekzone 1a wordt dan ook bijgedragen aan de realisering van natuurdoelen en worden de kernkwaliteiten zoveel mogelijk ontzien. Weliswaar wordt de EHS-Verbindingszone in kwantitatieve zin verkleind, zij wordt in kwalitatieve zin gelijktijdig verbeterd. Hierbij acht de gemeente het van belang dat in de huidige situatie sprake is van een kleine watergang. Door de gemeente is afgewogen of alsnog tot de aanleg van een bredere landschapszone kan worden overgegaan. Dit is evenwel niet mogelijk gebleken. Dit is overigens uit ecologisch oogpunt niet bezwaarlijk nu de Esvelderbeekzone (1a) tezamen met het reeds aanwezige zuidelijk gelegen landschap als landschapszone voor kamsalamander functioneert.

Beschermde soorten

Voor een beschrijving van de natuurwaarden in het gebied wordt verwezen naar het MER, de aanvulling daarop en de onderliggende rapporten. Dit onderzoek is geactualiseerd en aangevuld door een onderzoek van Bureau Waardenburg (bijlage 45). Het onderzoek van Bureau Waardenburg is specifiek gericht op de ontwikkeling van fase 1a van het bedrijventerrein Harselaar-Zuid. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat:

  • Het bouwrijp maken van het elzenbroekbosje kan leiden tot het doden van waterspitsmuis (tabel 3 Ff-wet), waarmee art. 9 van de Ff-wet overtreden wordt. Gelet hierop is het aanvragen van een ontheffing van de Ffw-wet gewenst. Het betreft een incidenteel zwervend exemplaar. Het bosje herbergt géén populatie waterspitsmuizen. De duurzame staat van instandhouding van de lokale populatie is dan ook niet in het geding. Nader onderzoek naar waterspitsmuis wordt niet zinvol geacht. Het vangen waterspitsmuizen is zeer arbeidsintensief waarbij de vangkans zeker bij incidenteel aanwezige dieren uiterst klein is. ‘Geen vangst’ geeft dan nog geen uitsluitsel. Bij de herinrichting van de Esvelderbeek wordt potentieel nieuw leefgebied gecreëerd voor waterspitsmuis.
  • Bij de ontwikkelingen die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Om verstoring te voorkomen wordt geadviseerd om heiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren en/of om gebruik te maken van geluidsreducerende technieken. Ook bij het verwijderen van beplanting en grondverzet moet verstoring van broedvogels voorkomen worden.
  • Het is mogelijk dat tijdens de ontwikkelingswerkzaamheden binnen het plangebied rugstreeppad opduikt. Indien de dieren het gebied gebruiken tijdens de werkzaamheden, zijn aanvullende maatregelen nodig om overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet te voorkomen en zorgvuldig handelen te garanderen.
  • Ten aanzien van overige soortgroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden dan wel betreft het soorten van tabel 1 van de FF-wet waarvoor een vrijstelling geldt en dus geen ontheffing nodig is.

Vanwege de waterspitsmuis is op 6 juli 2012 een aanvraag om ontheffing ingediend. Bij besluit van 29 augustus 2012 is door de Staatssecretaris van Economische Zaken op deze aanvraag beslist, inhoudende dat de werkzaamheden zonder ontheffing mogen worden uitgevoerd.

 

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat met inachtneming van de hiervoor beschreven randvoorwaarden en uitgangspunten de uitvoering van het bestemmingsplan mogelijk is binnen de vigerende wet- en regelgeving. In de regels van het bestemmingsplan worden (in lijn met de onderzoeksuitgangspunten voor de passende beoordeling) een aantal specifieke bedrijfsactiviteiten die veel stikstofdepositie genereren uitgesloten.