direct naar inhoud van 4.11 Water
Plan: Harselaar-Zuid Fase 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1017-0004

4.11 Water

Normstelling en beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:

  • aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed;
  • verbetering van emissies;
  • duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Vierde nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De vierde nota waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is “een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en hevigere buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie “Waterbeheer 21e eeuw” heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn Water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe Waterwet (22 december 2009)

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Waterplan Barneveld

In het visiedocument van het waterplan is aangegeven dat schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden wordt ingezameld. Het schone regenwater wordt bij voorkeur geïnfiltreerd of lokaal op oppervlaktewater geloosd.

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. Voor het plangebied is een waterstructuurplan opgesteld dat is opgenomen in bijlage 30.

Het Waterschap Vallei en Veluwe (waarin het Waterschap Vallei & Eem is opgegaan) heeft op 4 september 2012 bericht inhoudelijk geen opmerkingen te hebben over de waterparagraaf in het ontwerpbestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a.

Onderzoek

MER Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek 2009

Voor de locaties Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek is een waterstructuurplan opgesteld. De inhoud van het waterstructuurplan en het stedenbouwkundig plan zijn daarbij op elkaar afgestemd. Dit betekent dat de belangrijkste randvoorwaarden en uitgangspunten met betrekking tot thema's bodem en water reeds onderdeel zijn van het basisalternatief uit het MER. In het MER is ingegaan op het grondwater, oppervlatewater en de waterketen. Uit de effectbeschrijvingen in het MER blijkt dat er geen onaanvaardbare situaties ontstaan als gevolg van de aanleg van de bedrijventerreinen en de externe ontsluitingsstructuur.

Bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a

Huidige Situatie in het plangebied

Hemelwater

Het huidige terrein is in gebruik als agrarische grond. Hemelwater verdwijnt gewoon in de ondergrond en komt vertraagd tot afvoer via de sloten en greppels

Oppervlaktewater

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Esvelderbeek. Het water in de beek stroomt in westelijke richting. Langs het plangebied liggen 9 stuwen, welke passeerbaar zijn voor vissen. Aan de noordelijke rand van het gebied Harselaar Zuid ligt een spoorsloot. Deze Zuidelijke Spoorsloot mondt via de afvoersloot parallel aan de Stationsweg (aan de westzijde van het plangebied) uit in de Esvelderbeek. De Zuidelijke Spoorsloot heeft ook een afwaterende functie voor het gebied bovenstrooms van het plangebied. Sloot Hoefslag ligt net buiten het plangebied en dient daarom intact te blijven vanwege de afwaterende functie van de stortplaats of deze afwaterende functie dient gecompenseerd te worden. Dit geldt ook voor de Zuidelijke Spoorsloot en de afvoersloot parallel aan de Stationsweg.

Grondwater

Zowel de GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) als de GLG (gemiddelde laagste grondwaterstand) zijn bekend. Grondwater is in de huidige situatie geen probleem. De uitgebreide informatie is terug te vinden in het waterstructuurplan welke als bijlage is toegevoegd.

Riolering

Op dit moment is op het bedrijventerrein Harselaar West en Oost sprake van een gescheiden stelsel. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de RWZI Ede. De RWZI Ede beschikt nog restcapaciteit, waardoor Harselaar-Zuid aangesloten kan worden op de RWZI Ede. Aan de zuidzijde van de Esvelderbeek ligt de persleiding Kootwijkerbroek. De persleiding is aangesloten op de kelder van het bestaande gemaal Barneveld. Een klein deel (nabij de Handelsweg) is reeds omgebouwd tot een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Voor de Wencopperweg is sprake van een gemengd rioleringsstelsel.

Bluswater

Primair de tankwagen in combinatie met de drinkwaterleiding, secundair oppervlaktewater.

Nieuwe situatie in het plangebied

Binnen het bestemmingsplangebied wordt wat betreft het water onderscheid gemaakt in verschillende delen.

  • 1. Harselaar-Zuid Fase 1a
  • 2. Beide kruispunten nabij de Baron van Nagellstraat
  • 3. Aansluiting op Wesselseweg

Hieronder volgt per deelgebied een beschrijving van de toekomstige situatie.

  • 1. Deel Harselaar-Zuid Fase 1a (Het gedeelte tussen de spoorlijn en de beek)

Hemelwater

In de toekomstige situatie zal hemelwater in een aparte leiding worden ingezameld en op het oppervlaktewater van de Esvelderbeek worden geloosd. Er mag vanuit dit plangebied in principe geen regenwater op het vuilwaterriool worden geloosd. Uitzondering hierop zijn bedrijven/terreinen die volgens de afkoppelbeslisboom van het waterschap Vallei & Eem niet mogen lozen op een wadi of oppervlaktewater.

Onderstaand is de waterbergingsberekening weergegeven. Voor de berekening is gerekend met verschillende buien van Waterschap Vallei & Eem, namelijk:

  • T=10 kortdurend
  • T=10 langdurend
  • T=100 kortdurend
  • T=100 langdurend

Bui T=100 langdurend is de maatgevende bui wat betreft de hoeveelheid te realiseren waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0011.png"

Figuur 4.3 Schematische berekening waterberging

Naast een deel van de waterbergingszone (zie figuur 4.4) kan er ook water geborgen worden in de noord-zuid watergang. Deze watergang is 765 meter lang, heeft een breedte op de waterlijn van 5 meter en taluds van 1:2. Uitgaande van 1,0 meter peilstijging bij T=100 in de noord-zuid watergang kan hier 5.355 m³ geborgen worden. Bij T=10 kan hier (0,40 m peilstijging) 2.142 m³ geborgen worden.

Daarnaast is er extra ruimte voor waterberging in de poelen. Er zijn binnen het plangebied 4 poelen opgenomen in het ontwerp deze liggen in de waterberging, en liggen dieper dan de gemiddelde bodem van de waterberging waardoor er meer waterberging ontstaat ter plaatse van de poelen. De poelen hebben een totale oppervlakte van 1.343 m². De hoeveelheid water in de poelen is afhankelijk van de grondwaterstanden, daarnaast zal na regen het water in de poelen stijgen en daarna weer terugzijgen naar de grondwaterstand ter plaatse. Als uitgangspunt is aangehouden dat het peil in de poelen 0,2 meter boven het beekpeil ligt en daarmee dus 0,3 meter beneden het maaiveld in de beekzone. In de poelen kan 0,3 * 1.343 m³ = 403 m³ geborgen worden (extra ten opzichte van het water op maaiveld in de beekzone).

De resterende berging moet in de beekzone gevonden worden, de oppervlakte van deze zone is 40.763 m², in het ontwerp blijkt dat hiervan 22.872 m² voor waterberging beschikbaar is, zie figuur 4.3. Bij T=100 moet hier nog (20.879 – 5.355 – 403 =) 15.121 m3 geborgen worden. De gemiddelde peilstijging in de beekzone bij T=100 is 0,66 meter (15.121/ 22.872). De beekzone is verdeeld in 2 trappen met een hoogteverschil van 0,2 meter. Er van uitgaande dat elke trap 50% van de oppervlakte beslaat, is de peilstijging bij T=100 in de laagste trap 0,76 meter en in de hoogste trap 0,56 meter. Bij T=10 (15.171 – 2.142 – 403 = 12.626 m³ benodigde berging) is de peilstijging gemiddeld 0,55 meter en varieert dus van 0,65 meter tot 0,45 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0012.png"

Figuur 4.4 Waterbergingszone ten noorden van de beek

Het principe van deze waterberging is weergegeven in figuur 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0013.png"

Figuur 4.5 Principeprofiel beekzone [bron: inrichtingsplan Esvelderbeek blz 18, juni 2010]

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0014.png"

Figuur 4.6 Lengteprofiel maatgevend tracé met hoogtes

Bovenstaande lengteprofiel is hydraulisch doorgerekend. Hieruit blijkt dat de waterberging goed gevuld kan worden door het rioleringssysteem zonder dat dit grote wateroverlast veroorzaakt. Ook de de invloed op de grondwaterstand is niet significant.

Bij het ontwerp van de riolering dient in een later ontwerp goed gekeken te worden naar de peilstijging in het bergingsgebied en de invloed daarvan op de hydraulische afvoercapaciteit van de riolering.

Optimalisatiemogelijkheden waterberging

De wens is om de peilstijging bij T=10 terug te brengen van 0,55 meter tot 0,4 meter. De peilstijging zou beperkt kunnen worden door:

• Het waterpeil van de poelen te verlagen of de oppervlakte van de poelen te vergroten;

• De verhoging met bomen langs de bedrijven te verkleinen in oppervlakte.

Meer waterberging in poelen

Het waterpeil in de poelen is afhankelijk van de grondwaterstand. Het is niet wenselijk om de grondwaterstand in het gebied te verlagen. Daarom is het ook geen optie om meer waterberging te creëren door het waterpeil in de poelen te verlagen. Het ontwerp van de poelen, zoals opgenomen in het inrichtingsvoorstel voor de beekzone, voldoet aan de ecologische eisen. Het is niet wenselijk om hier vergaand van af te wijken. Een beperkte vergroting van het oppervlak aan poelen is mogelijk. Hierdoor wordt de waterberging iets groter.

Verhoging beperken

In het ontwerp ligt langs de achterkant van de bedrijfskavels een langwerpige verhoging. De bedoeling hiervan is

dat hier bomen op komen te staan die het zicht op de bedrijfsgebouwen deels wegnemen. Door de verhoging te

beperken, ontstaat er meer ruimte voor waterberging. Dit heeft echter consequenties voor de te kiezen

boomsoorten. Tussen de kavelgrens en de bomen ligt nog een onderhoudsstrook van 5 meter die obstakelvrij moet blijven. In het ontwerp en de verder uitwerking wordt gekeken of het mogelijk is om de verhoging te beperken. In het nadere ontwerp wordt dit in samenwerking met Waterschap Vallei & Eem verder uitgewerkt.

Oppervlaktewater

Het extra oppervlaktewater is gepland langs de Noord-Zuidas van Harselaar-Zuid. Daarnaast zal de zuidelijke spoorsloot worden verbreed om waterberging te creëren, en wordt langs de Esvelderbeekzone een “groene” bergingszone gerealiseerd.

Het afwaterende achterland van Sloot Hoefslag voert in de toekomst af via de nieuw aan te leggen watergang langs de Noord-Zuidas. De uitwerking hiervan wordt in het inrichtingsplan meegenomen, het waterschap wordt hierbij nauw betrokken.

Grondwater

Op basis van de bekende GHG en GLG is de drooglegging bepaald volgens de normen van het waterschap Vallei & Eem en de gemeente Barneveld. De uitgangspunten en de verdere uitwerking hiervan zijn te vinden in het Waterstructuurplan Harselaar-Zuid en de Driehoek welke is geschreven door de firma Witteveen + Bos (d.d. 10 december 2008).

De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) ter hoogte van de eerste kavels aangrenzend aan de waterbergingszone is ingeschat door veldwerkers op circa 0,05 meter beneden maaiveld. Ter plekke van peilbuis 8 zijn de grondwaterstanden gemeten en de hoogste meting is 0,3 meter beneden maaiveld gemeten op 27 augustus 2010. In maart en april wordt circa 0,5 meter beneden maaiveld gemeten. Het maaiveld is hier 11,68 m +NAP. De metingen in maart/april zijn naar verwachting vergelijkbaar met de GHG. De GHG ligt dus naar verwachting rond de 11,20 m +NAP. De wegen hebben een ontwatering nodig van 0,7 meter. De minimale aanleghoogte van wegen ter plekke van het maatgevend tracé moet minimaal 11,9 meter zijn. Het vloerpeil van gebouwen ligt bij voorkeur 0,3 meter hoger.

In het principeprofiel is uitgegaan van een wegpeil van 12,20 meter. De wegen blijven dan net droog als de waterberging geheel gevuld is. Er wordt dus 0,3 meter extra opgehoogd ten behoeve van de waterberging. Het toekomstige vloerpeil komt hiermee minimaal op NAP + 12,50 m.

Riolering

Er komt, in de toekomstige situatie, een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater zal op waterberging in het zuiden worden geloosd. Het vuilwaterriool krijgt een aansluiting op de RWZI Ede, waar nog restcapaciteit is.

Bluswater

Doordat in het gebied niet een garantie voor (voldoende) water gegeven kan worden, kan worden gekeken naar alternatieven voor water. De voorkeur van de gemeente gaat hierbij uit naar het slaan van “tapbronnen”, waarbij het water wordt onttrokken aan het tweede watervoerende pakket.

  • 2. Beide kruispunten nabij de Baron van Nagellstraat

De beide kruispunten nabij de Baron van Nagellstraat dienen aangepast te worden met betrekking tot de verkeersbelasting. De zuidelijke kruising heeft geen invloed op de waterhuishouding omdat dit gedeelte gerioleerd wordt.

De noordelijke kruising heeft eventueel wel invloed op de waterhuishouding in verband met een eventuele toename aan verharding. In de huidige situatie liggen hier reeds watergangen. In de toekomstige situatie dient de waterhuishouding door de aanpassing niet nadelig beïnvloed te worden. In het nadere ontwerp zal dit opgenomen worden. In het nadere ontwerp wordt dit in samenwerking met Waterschap Vallei & Eem verder uitgewerkt.

  • 3. Aansluiting op Wesselseweg

Deze wegaansluiting ligt ten zuiden van de beek en verbindt Harselaar Zuid met de Wesselseweg in Kootwijkerbroek. De aanleg van de weg heeft invloed op de waterhuishouding omdat er een toename aan verharding komt. In het ruimtebeslag van het bestemmingsplan is nu rekening gehouden dat aan beide zijden van de weg een ruimtereservering voor water is van 3,5 m. Dit is ruim voldoende om voldoende waterberging te realiseren en er voor te zorgen dat de aanleg van de weg geen negatieve invloed heeft op de waterhuishouding. In het nadere ontwerp wordt dit in samenwerking met Waterschap Vallei & Eem verder uitgewerkt.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat als gevolg van het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a geen ongewenste watergerelateerde effecten onstaan. Het plan voldoet aan de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals beschreven in het beleidskader.