Plan: | Rengelinkweg 6, Aalten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0197.OV00011-VG01 |
Voor de locatie Rengelinkweg 6 te Aalten is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een vleesvarkensstal.
Het gaat in dit geval om bouw van een stal, die is geprojecteerd binnen het agrarisch bouwvlak van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2015', vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2017 (herstelbesluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht). Het bouwvlak is aangeduid als 'intensieve veehouderij'.
Bij uitspraak van 14 september 2016 heeft de Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de plandelen met de aanduiding 'intensieve veehouderij' en de plandelen met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ontwikkelingslocatie intensieve veehouderij' bij wijze van voorlopige voorziening geschorst.
Een uitzondering is gemaakt voor het plandeel met de bestemming 'Agrarisch' en de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - ontwikkelingslocatie intensieve veehouderij' ter plaatse van het perceel Gendringseweg 9 te Aalten. Met het herstelbesluit wordt de door de Voorzieningenrechter uitgesproken voorlopige voorziening niet opgeheven.
Op deze procedure is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dat betekent dat het Ontwerp-besluit van de omgevingsvergunning ter inzage wordt gelegd en dat gedurende een termijn van zes weken zienswijzen kunnen worden ingediend. Als voorwaarde geldt dat het project niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening.
Het gemeentebestuur heeft besloten medewerking te verlenen, onder voorwaarde dat er geen toename is van de ammoniakemissie ten opzichte van de referentiesituatie, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2015', vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2017. Ook overigens dient te worden voldaan aan het bestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft deze randvoorwaarden op 19 september 2017 in een algemene Verklaring van geen bedenkingen vastgelegd.
Deze aanvraag voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Op 11 november 2015 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland.
De omgevingsvisie faciliteert de land- en tuinbouw en biedt individuele ondernemers ontwikkelingsruimte om economisch concurrerend en duurzaam te produceren, bijvoorbeeld op het gebied van vergroting van agrarische bouwpercelen.
Het perceel is gelegen in het zgn. verwevingsgebied, met verspreid liggende agrarische bedrijven en enkele burgerwoningen. De cultuurgrond wordt gebruikt door de agrarische bedrijven als gras- en bouwland.
Deze ontwikkelingen moeten volgens de omgevingsvisie duurzaam vorm krijgen. Bedrijven die voldoen aan maatschappelijke eisen op het vlak van dier- en volksgezondheid, milieu, dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak en verdienen ruimte. De mogelijk-heden voor ontwikkelingen van individuele bedrijven worden vooral bepaald door de ligging van het bedrijf en de aanwezige kwaliteiten en opgaven in dat gebied.
Een dergelijke uitbreiding is verder alleen toegestaan, indien de uitbreiding ruimtelijk aanvaardbaar is en voorziet in een goede landschappelijke inpassing. Uit het vervolg van deze onderbouwing blijkt dat de uitbreiding ruimtelijk op een aanvaardbare wijze inpasbaar is.
De goede landschappelijke inpassing is gelegen in het gegeven dat het nieuw te bouwen deel direct aansluitend op de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd. Daarmee past de voorgenomen uitbreiding binnen het agrarische landschap dat ter plaatse aanwezig. De stal krijgt eenzelfde uitstraling als de bestaande stallen waardoor er een uniform geheel ontstaat.
Conclusie: het bedrijf voldoet aan de eisen die de omgevingsvisie stelt aan de uitbreiding van een veehouderij. Het project is gelet op voorgaande in overeenstemming met de omgevingsveisie.
In de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) vindt de juridische verankering plaats van de omgevingsvisie. De omgevingsverordening bevat planologische regels van de provincie Gelderland waarmee bestemmingsplannen in overeenstemming moeten zijn. Omdat projectafwijkingsbesluit in de omgevingsverordening gelijkgesteld wordt met een bestemmingsplan, zijn de regels ook op onderhavig project van toepassing.
Artikel 2.5.4.2 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak uit de omgevingsverordening geeft voorschriften omtrent de uitbreidingsmogelijkheden van een niet grondgebonden veehouderij.
De projectlocatie is gelegen in verwevingsgebied. Dit is een gebied waarbinnen meerdere functies in verweven vorm voorkomen en waarin uitbreiding en hervestiging van niet - grondgebonden veehouderijbedrijven onder voorwaarden is toegestaan maar nieuwvestiging van niet – grondgebonden veehouderijbedrijven is verboden.
In bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer verwevingsgebieden kan
aan een agrarisch bedrijf ten behoeve van de niet-grondgebonden veehouderijtak een agrarisch bouwperceel worden toegekend van ten hoogste 1,0 hectare.
Dit is een gemengd agrarisch bedrijf. Het totale agrarisch bouwperceel perceel bedraagt ca. 1 ha. Een deel van het bedrijf is een grondgebonden veehouderij. Na de uitbreiding blijft de intensieve tak op dit agrarisch bouwperceel ruim onder de 1 ha.
Conclusie: het bedrijf voldoet hiermee aan de eis dat er maximaal 1,0 mag worden toegekend aan de intensieve veehouderij. Daarmee is het project in overeenstemmi
ng met de omgevingsverordening.
Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015 van de gemeente Aalten, vastgesteld bij besluit van 19 april 2016. Bij besluit van 21 maart 2017 heeft de raad dat besluit gewijzigd. Per agrarisch bedrijf is de referentiesituatie voor wat betreft de ammoniakdepositie vastgelegd.
Voor de locatie Rengelinkweg 6 te Aalten is in het bestemmingsplan verwezen naar de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, nummer 2015-010157, d.d. 22 maart 2016.
Het bouwplan is gelegen binnen het geprojecteerde agrarisch bouwvlak. De grenzen van dit bouwvlak zijn in het kader van het bestemmingsplan niet ter discussie gesteld. De planologische aanvaardbaarheid van de aangevraagde stal staat hiermee vast.
Conclusie: nu er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie en wordt gebouwd binnen het agrarisch bouwvlak wordt voldaan aan het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015.
Aanvrager heeft ten behoeve van de realisatie van het project een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
De ruimtelijke onderbouwing bevat de planbeschrijving, de beleidsmatige toets aan het ruimtelijk beleid, alsmede de verschillende onderzoeksresultaten.
De Ruimtelijke onderbouwing, met bijbehorende documenten, is als bijlage opgenomen.
Uit deze stukken volgt dat:
1. de ammoniakemissie op grond van de Vergunning Wet natuurbescherming 2016 met bijbehorende Stikstofdepositieberekening bij vergunning 2016 als referentiesituatie is aangemerkt bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 21 maart 2017;
2. voor de nieuwe bedrijfsopzet een nieuwe Vergunning Wet natuurbescherming 2017 met bijbehorende Stikstofdepositieberekening bij vergunning 2017 geldt ;
3. in de toekomstige situatie de ammoniakemissie met 810 kg NH³ per jaar ten opzichte van de referentiesituatie vermindert ;
4. de vleesvarkensstal is geprojecteerd binnen het agrarisch bouwvlak en op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
5. de omvang van de intensieve veehouderij op deze locatie niet groter is dan 1 ha;
6. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in het bestemmingsplan en een goede ruimtelijke ordening.
Naar het oordeel van het gemeentebestuur zijn alle ruimtelijke aspecten voldoende uitgewerkt.
In het kader van het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2015' is het gewijzigde agrarisch bouwperceel ten behoeve van de verdere ontwikkeling van dit bedrijf aan de inspraak onderworpen.
Het plan heeft in de periode van 15 september tot en met 31 oktober 2014 ter inzage gelegen.
Er zijn op dit punt/ten aanzien van deze locatie geen inspraakreacties ingekomen.
Op grond van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is voor deze omgevingsvergunning (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro dient bij de voorbereiding van een plan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het tweede lid van artikel 3.1.1 Bro is aangegeven dat in bepaalde gevallen van het vooroverleg kan worden afgezien.
De ontwikkeling op deze lokatie wordt in dit geval als een lokaal belang gezien. Indien een dergelijke ontwikkeling aan de orde is, heeft de provincie aangegeven geen vooroverleg te willen voeren.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft belang bij een goede behandeling van het afval- en hemelwater. Dit is in dit plan gewaarborgd. Het hemelwater wordt in de bodem geïnfiltreerd. Vooroverleg in het kader van artikel 3.1.1. Bro is dan ook niet noodzakelijk.
Beide diensten kunnen overigens nog wel reageren op het ontwerpplan
Het waterschap heeft aangegeven dat de waterparagraaf onvoldoende is uitgewerkt. Er is immers sprake van een toename van verhard oppervlak.
Aanvrager heeft op 27 december 2017 een plan ingediend voor het opvangen en bergen van het hemelwater. Op 28 december 2017 is het plan verzonden naar het Waterschap en gevraagd of kan worden ingestemd met het bijgestelde plan voor het opvangen en bergen van het hemelwater.
Daarop is de volgende reactie ontvangen van het waterschap: "De uitwerking van de afvoer van het hemelwater afkomstig van het verhard oppervlak is goed. Dit zouden we dan ook graag vertaald willen zien in een aanpassing van de uitwerking van de watertoetstabel, behorende tot de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing.
Dit kan bijvoorbeeld als volgt:
"Het verhard oppervlak neemt toe met 1601 m². Ter voorkoming van piekafvoeren in het oppervlaktewatersysteem en daardoor wateroverlast, wordt een infiltratievoorziening aangelegd in de vorm van een buffersloot met een inhoud van 1601 m² x 0,040 m¹ = 65 m³. Dit water wordt gereduceerd afgevoerd naar de watergang van het waterschap, ten westen van het bouwplan. Voor het lozen van water en aanbrengen van een lozingsbuis in de watergang van het waterschap, wordt een watervergunning aangevraagd”.
Indien de watergraaf als hierboven wordt aangepast of op een overeenkomstige wijze, met hetzelfde doel, dan wordt tegemoet gekomen aan de zienswijze en kan deze als ingetrokken worden beschouwd.
Op 2 januari 2018 hebben wij de aangepaste ruimtelijke onderbouwing ontvangen. De waterparagraaf is overeenkomstig het tekstvoorstel van het Waterschap Rijn en IJssel aangepast. De aangepaste ruimtelijke onderbouwing is als Ruimtelijke onderbouwing in de bijlage opgenomen.
Het ontwerp-besluit heeft met de bijbehorende bijlagen met ingang van woensdag 29 november 2017 gedurende een termijn van zes weken (dus tot en met woensdag 9 januari 2018) ter visie gelegen.
De terinzagelegging is bekend gemaakt in de Staatscourant en het plaatselijk huis-aan-huis-blad van dinsdag 28 november 2017.
Er zijn binnen deze termijn vier zienswijzen ingekomen. In de Zienswijzennota wordt nader ingegaan op zienswijzen.
De zienswijzen zijn -met de overige stukken- ter beoordeling voorgelegd aan de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 24 april 2018 besloten voor dit project een Definitieve verklaring van geen bedenkingen af te geven.
Burgemeester en wethouders hebben op 26 april 2018 besloten de omgevingsvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal te verlenen
Deze is als bijlage Omgevingsvergunning van 26 april 2018 met de bijbehorende Bijlagen opgenomen.