Plan: | Katwolderplein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP12003-0007 |
In januari 2004 heeft de gemeenteraad van Zwolle besloten een hernieuwde start te maken met de herstructurering van de wijk Kamperpoort. Sindsdien is er op tal van plekken binnen de Kamperpoort gewerkt aan de uitvoering van de uitgangspunten van de herstructurering.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de Kamperpoort. Enerzijds zorgt het voor een planologische regeling voor de hernieuwde Vogelbuurt. Het gaat daarbij om nieuwe woningen, die inmiddels zijn gerealiseerd.
Anderzijds betekent het voor het Katwolderplein de inrichting van een plek op het snijvlak van het centrum met het gebied daarbuiten. Het gaat om de inrichting van een plek met regionale ambities enerzijds en binding met de buurt anderzijds. Het gaat om de inrichting van een plek om te wonen, maar ook om te winkelen of je te vermaken.
Het plangebied wordt begrensd door de Meeuwenlaan aan de westzijde, de Mussehage aan de zuidzijde, De Katerdijk aan de noordzijde aan en de Pannekoekendijk aan de oostzijde. Het westelijke deel betreft de Vogelbuurt en het oostelijke deel betreft het Katwolderplein
Het voorliggend bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor de gewenste ontwikkelingen in het plangebied. Het biedt een directe bouwtitel voor de ontwikkeling van de parkeergarage, voor een deel van de nog niet gerealiseerde woningen, het commerciële programma (mega-bioscoop, horeca, winkels, leisure) en de daarvoor benodigde voorzieningen. Voor de reeds gerealiseerde Vogelbuurt betekent het bestemmingsplan een kader om handhavend op te kunnen treden, maar ook waaraan latere ontwikkelingen getoetst kunnen worden.
Het gebied Katwolderplein is nu nog gelegen in het bestemmingsplan Kamperpoort en bestemd voor eengezinshuizen, speelterreinen, gemengde doeleinden, groen, bovenwijkse parkeervoorziening, verkeersdoeleinden en autoboxen. Het plan is vastgesteld door de raad op 6 juni 1977.
De Vogelbuuurt is in het bestemmingsplan Kamperpoort bestemd tot uit te werken woondoeleinden en later uitgewerkt in een uitwerkingsplan. De nu gewenste ontwikkelingen passen niet in dit plan.
De Kamperpoort is organisch gegroeid en door zijn ligging buiten het stadscentrum is er veel ruimte geweest voor de groei van industrie en bedrijven. Zo zijn er onder meer de IJsselhallen gevestigd en is er een strook met kantoren langs de A28, waaronder Wehkamp. De arbeiderswoningen en woningen voor welgestelden zijn naast de bedrijvigheid ontstaan, evenals voorzieningen voor de bewoners. De ontwikkeling van de Kamperpoort intensiveerde met name door de groei van de industrie, bedrijven en arbeiderswoningen onder andere in de Vogelbuurt, in de loop van de negentiende en twintigste eeuw. Door het contrast in functie, schaal en architectuur kreeg de wijk een specifiek karakter.
In de jaren zeventig vonden er ingrijpende veranderingen plaats in de Kamperpoort, waardoor historische structuren zijn aangetast.
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven ten aanzien van de aspecten archeologie, verkeersstructuur, groenstructuur en waterstructuur en riolering en de bebouwingsstructuur. Daarbij wordt op onderdelen ingezoomd op het te ontwikkelen gebied Katwolderplein en Vogelbuurt.
In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische waarderingskaart te maken van het gemeentelijk grondgebied. Met behulp van deze kaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen worden genomen bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroegtijdig stadium te toetsen. De kaart heeft een fijnmazig karakter.
Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden in de gemeente Zwolle is in de volgende percentages uitgedrukt:
0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven,
10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen,
50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2,
100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, is een opgraving altijd noodzakelijk, de
vondstkans is uiteraard 100%.
Een deel van de voormalige Vogelbuurt is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle aangegeven met een archeologische waarde van 100 %. Het gaat daarbij om het voormalige trapveldje tussen de Pannekoekendijk, Katerdijk en de Reigerstraat en een klein strookje langs de Mussenhage en het Achterom.
In de periode 2008-2011 zijn in het gebied archeologische opgravingen verricht. Hierbij zijn onder het trapveldje sporen van een blekerij aangetroffen, waarvan de historie in ieder geval teruggaat tot het midden van de 17de eeuw. De blekerij met bijbehorende gebouwen lag achter een rij huizen aan de Pannekoekendijk. Van deze huizen is alleen een deel van de achterzijde opgegraven. De voorkant ligt onder het trottoir en de weg.
Op de plek van de huizen van de Vogelbuurt waren in eerste instantie weinig sporen te verwachten. Dit gebied was dan ook op de kaart aangegeven met een waarde van 10 %. Tijdens de sloopwerkzaamheden van de funderingen van de woningen van de Vogelbuurt werden op een dieper niveau echter funderingen waargenomen van een ouder pand. Deze funderingen zijn door het team archeologie ingemeten en gedocumenteerd.
In de overige delen van het gebied van de voormalige Vogelbuurt zijn geen archeologisch sporen gevonden.
De archeologische waarderingskaart is een dynamisch instrument en wordt bijgesteld, naar mate er meer bekend is. Bovendien kan deze worden aangepast, nadat archeologische sporen zijn veiliggesteld, zoals in dit deel van Zwolle.
Het gebied Katwolderplein en Vogelbuurt kent duidelijke grenzen.
Aan de Pannekoekendijk ligt de stadsgracht met aan de overzijde de binnenstad met het Maagjesbolwerk. Deze drukke rondweg om de binnenstad van Zwolle heeft een breed profiel. De binnenring is passend voorzien van bomenrijen en groen. Het geeft het gebied en de weg beschutting.
Ten noorden van het gebied ligt het voormalige groene eiland Hofvliet, nu opgedeeld door autowegen. De Katerdijk is de verbindingsweg tussen de A28 en de ring om de binnenstad van Zwolle.
Aan de westkant wordt het ontwikkelingsgebied begrensd door Wehkamp. Het gebouw ligt in een groene omgeving met bomen, struiken en gras. De Meeuwenlaan is een belangrijke ontsluitingsweg voor de Kamperpoort en geeft de westelijke contouren aan van de wijk.
Aan de zuidzijde sluit het gebied aan op het woongebied van de Kamperpoort. Deze straat vormt samen met de Hoogstraat een geheel en gaat in zijn historie ver terug in de tijd.
Het plangebied wordt omsloten door de Katerdijk, de Pannekoekendijk, de Meeuwenlaan en de Nachtegaalstraat (voorheen: Mussenhage). De Katerdijk en de Pannekoekendijk zijn beide aangewezen als gebiedsontsluitingsweg type B. Dit zijn wegen die omliggende wijken ontsluiten. Op wegen met deze functie geldt een maximum snelheid van 50 km/uur.
In de huidige situatie ligt langs de Katerdijk aan de noordzijde een vrijliggend fietspad. De Pannekoekendijk is voorzien van fietsstroken. Op de kruising Pannekoekendijk – Katerdijk is een oversteekmogelijkheid voor fietsers en voetgangers. In 2013 is een nieuwe brug gerealiseerd die een rechtstreekse verbinding biedt voor langzaam verkeer over de Stadsgracht richting de Melkmarkt.
De Meeuwenlaan en de Nachtegaalstraat en wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangswegen. Op erftoegangswegen staat de verblijfsfunctie centraal en geldt een maximale snelheid van 30 km/uur.
De Nota Mobiliteit (30 september 2004) beschrijft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze dit gebeurt. Bij de Nota Mobiliteit is ook een Uitvoeringsagenda uitgebracht, waarin is beschreven hoe het Rijk de komende jaren concreet - met decentrale overheden, bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen - uitvoering geeft aan het in de Nota Mobiliteit geschetste beleid.
De samenhang tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer wordt sterk benadrukt. Bij ruimtelijke beslissingen moeten de mobiliteitseffecten altijd worden meegewogen. De omvang van het wegverkeer op het hoofdwegennet, zoals de A28, groeit tot 2020 naar verwachting met ruim 40% ten opzichte van 2000. Per gebied zoeken wegbeheerders en private partijen samen naar oplossingen voor de files.
De groene oevers van het Zwarte Water, het voormalige eiland Hofvliet, de stadsgracht en de begroeiing rondom het gebouw van Wehkamp zijn onderdeel van een groene zoom rondom de gehele Kamperpoort. De straten in het bebouwde hart van de wijk krijgen hierdoor een groen uitzicht.
De Katerdijk en de Pannekoekendijk maken onderdeel uit van de stedelijke hoofdgroenstructuur. Deze zijn straten zijn echter buiten het plangebied gelegen.
Het betreft braakliggend terrein.
Vooruitlopend op de gewenste herontwikkeling is een aantal jaren geleden de bebouwing gesloopt. De bebouwing bestond uit een arbeidersbuurt met kleine, grondgebonden woningen, opgezet in zogeheten half open bouwblokken. De bebouwing dateerde uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Later, in de jaren '50 van de vorige eeuw en daarna, zijn aan de buurt nieuwe soortgelijke woningen toegevoegd. In totaal ging het om ruim 170 woningen. Inmiddels is de Vogelbuurt teruggebouwd op de plek van de gesloopte woningen. Het nu nog braakliggende terrein is bestemd voor het overige prorgramma uit dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk komt een aantal relevante onderdelen van het beleidskader aan de orde. Dit betreft het kader van het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt bij de nieuwe structuurvisie is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven.
De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal, laat het Rijk over aan de provincies. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. In casu is dat niet het geval.
Daarnaast kan er sprake zijn van een rijksverantwoordelijkheid indien over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, hetgeen voor Katwolderplein/Vogelbuurt niet het geval is.
Tenslotte kan er sprake zijn van een rijksverantwoordelijkheid als het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Ook daarvan is geen sprake bij Katwolderplein/Volgebuurt.
De conclusie kan dan ook zijn dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleiduitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering. De vier lagen zijn: de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Getoetst aan deze lagen, blijkt het huidige plan te passen binnen de omgevingsvisie.
Onder het motto 'steden als motor' is er de ambitie om een brede waaier aan woon-, werk en mixmilieus te creëren en zo kwaliteit te bevorderen. De binnensteden leggen de basis voor de identiteit van de steden. Veel stedelijke voorzieningen (winkels, cultuur, openbaar vervoer) zijn hier te vinden. Behoud en gebruik van historisch erfgoed versterkt die identiteit en maakt de toeristische aantrekkingskracht groter. We benutten hier kansen voor grootstedelijke woonmilieus die aantrekkelijk zijn voor 'de creatieve klasse'. Rond de binnensteden liggen de diverse woonwijken en bedrijventerreinen elk met hun eigen woon-, werk- of gemengd milieu. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus moet deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.
Stedelijke ontwikkeling stemmen we af op kenmerken van het watersysteem. In laaggelegen gebieden houden we in bouw- en evacuatieplannen rekening met risico's op overstroming en wateroverlast. De steden kennen veelal gebieden met bijzondere condities voor specifieke functiecombinaties en identiteiten.
Voor Katwolderplein en Vogelbuurt is aangegeven 'woonwijk', waarbij in de ontwikkelingsperspectieven de ruimtelijke herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse -woon, -werk en diverse stadsmilieus is aangegeven. De verwachte ontwikkelingen passen binnen dit beleid van de provincie.
De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 ingestemd met het structuurplan Zwolle 2020. Sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het structuurplan de status van structuurvisie. Daarom wordt in het navolgende over structuurvisie gesproken. De structuurvisie Zwolle 2020 geeft de gemeente richting aan de noodzakelijke groei van woningbouw- en bedrijvenlocaties. Daarmee wordt de positie van Zwolle als regionale centrumstad versterkt en komen er kaders waarbinnen de stad zich de komende jaren kan ontwikkelen. Toekomstvisie en draagvlak moeten zorgen voor een evenwichtige groei van Zwolle met behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid.
De structuurvisie geeft aan dat behalve op nieuwe locaties ook inbreiding plaatsvindt door herstructurering van oude buurten als Kamperpoort. Herstructurering maakt deze buurten minder eenzijdig. Bovendien sluit de nieuwe woningvoorraad beter aan op de vraag van zowel huidige bewoners als nieuwkomers.
De Kamperpoort is aangewezen als een centrumstedelijk/stedelijk woonmilieu met een mix van grondgebonden woningen, eventueel appartementen en een sterke menging van functies, waarbij bovendien de historische kwaliteit van de wijk en de gunstige ligging ten opzichte van de binnenstad een goede basis vormen voor verandering.
De plannen voor het Katwolderpein/Vogelbuurt sluiten goed aan bij de structuurvisie..
Het Groenbeleidsplan 1998-2010 beschrijft de Stedelijke Hoofdgroenstructuur als de belangrijkste groenstructuur van de stad vanuit natuur, recreatie, stedelijke geleding, identiteit en oriëntatie. De Stedelijke Hoofdgroenstructuur is in het Structuurplan Zwolle 2020 opgenomen onder de naam “Structuurgroen”. Dit is een netwerk van lanen, singels en grachten, parken, sportvelden, en begraafplaatsen.
Het plangebied behoort niet tot de Stedelijke Hoofdgroenstructuur.
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In deze verordening zijn regels gesteld over het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig.
In het plangebied zijn geen bomen aanwezig, waarop de Bomenverordening van toepassing is.
De gemeenteraad van Zwolle heeft bij besluit van 7 juni 2004 de Welstandsnota vastgesteld. Het doel van deze nota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de Welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwplannen.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Een kenmerk van "relatieve" criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen aanvullende richtlijnen worden geformuleerd. Het bestemmingsplan is echter kaderstellend voor de welstandstoetsing.
Het plangebied vormt onderdeel van het welstandsbeleid. Hierover is voor de zogenaamde "oudere wijken" onder meer geformuleerd dat het niveau van de welstandstoetsing hoog is. In de welstandsnota zijn echter ook een aantal zaken terug te vinden die voor het onderhavige plangebied, dat braak ligt, moetlijk te verwezenlijken is. Zo kan er geen sprake meer zijn van behoud of herstel van cultuurhistorische karakteristieken van bestaande, als cutuurhistorisch aangemerkte, bebouwing.
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.2.1) verkrijgen in beginsel volgens deze regeling de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied”. Dat houdt zoveel in, dat als een reguliere omgevingsvergunning wordt aangevraagd, de aanvrager een rapport moet overleggen, waaruit blijkt hoe de archeologische waarde van het terrein wordt veilig gesteld. Eventueel kunnen aan een omgevingsvergunning in verband hiermee, voorwaarden worden verbonden. In casu is er een uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd en zijn de archeoligsche vondsten veilig gesteld. De dubbelbestemming voor archeologisch waardevol gebied is dan ook niet van toepassing.
Het rijksmonumentenbeleid is gebaseerd op de Monumentenwet 1988. Op grond van deze wet is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Het gebied ligt braak. Er zijn geen monumenten.
Op 18 augustus 2008 heeft de raad het archeologiebeleid vastgesteld. Het archeologisch erfgoed is van wezenlijk belang voor de kennis van de geschiedenis van de mensheid en in het bijzonder de gemeente Zwolle. Door een jarenlange traditie van stadsarcheologie is in Zwolle uitvoering gegeven aan de zorg om het archeologisch erfgoed en het beheer van het bodemarchief. Het centrale thema daarbij is ´archeologische waarden waar nodig beschermen, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk'. Het gebied ligt braak. Er zijn geen archeologisch waardevolle elementen.
Mobiliteitsvisie (2009)
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijksbeleid en het provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
In de Mobiliteitsvisie is de categorisering van wegen vastgelegd. Verder besteedt dit document vooral aandacht aan de niet-infrastructurele aspecten van mobiliteit. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle is in dit document als volgt omschreven:
De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Ontwikkelingsperspectief Kamperpoort (2007)
Het ontwikkelingsperspectief Kamperpoort beschrijft de nieuwe verkeersstructuur van de Kamperpoort. In het Ontwikkelingsperspectief wordt beschreven dat de Meeuwenlaan in de toekomst zal worden doorgetrokken tot aan de Rieteweg. De Mussenhage en alle parallelle straten die vanaf de zijde van de binnenstad de Kamperpoort in lopen blijven gehandhaafd en lopen allemaal door tot aan de Meeuwenlaan. Min of meer haaks op deze straten gaat een langzaam verkeer route door de Kamperpoort lopen die het Katwolderplein met de rest van de Kamperpoort verbindt.
Ontwikkelingsprogramma Binnenstad, Parkeernota en Bereikbaarheidsplan Binnenstad
De bouw van de parkeergarage Katwolderplein en de daaraan gekoppelde en inmiddels gerealiseerde Rodetorenbrug zijn een uitwerking van de beleidsvoornemens uit het Ontwikkelingsprogramma Binnenstad, de Parkeernota en het Bereikbaarheidsplan Binnenstad.
De parkeergarage van het Katwolderplein is één van de parkeeraccommodaties die gebouwd wordt om parkeergelegenheid die uit de binnenstad verdwijnt te compenseren en om extra parkeercapaciteit te realiseren. De Rodetorenbrug is bedoeld om de parkeergarage optimaal te laten functioneren als parkeervoorziening voor de binnenstad door het aanbieden van een korte, directe en plezierige looproute er naar toe.
Het Ontwikkelingsprogramma Binnenstad (2004) heeft tot doel te komen tot een economisch goed functionerende en goed bereikbare binnenstad met een goed woon- en verblijfsklimaat, om zo de Zwolse centrumfunctie te versterken.
De Parkeernota (2004) legt de hoofdlijnen van het stedelijk parkeerbeleid vast en werkt deze uit in een aantal stappen:
- het beter benutten van bestaande parkeergarages en terreinen tijdens de piekuren;
- het medegebruik van private terreinen;
- het voeren van gericht prijsbeleid om de juiste vraag op de juiste plaats te stimuleren;
- het gebruik van verder weg gelegen terreinen;
- het bouwen van parkeeraccommodaties.
Het Bereikbaarheidsplan Binnenstad (2006) is een uitwerkingsplan van de parkeernota en het ontwikkelingsprogramma binnenstad.
Spoorzone
De Gemeenteraad van Zwolle en Provinciale Staten van Overijssel hebben in september 2013 ingestemd met het investeringsvoorstel voor de Spoorzone in Zwolle. Een van de belangrijkste ingrepen in de spoorzone is de verplaatsing van het busstation van de binnenstadzijde naar de Hanzelandzijde Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de lijnvoering van de stads- en streekbussen en de situering van bushaltes aan de westzijde van de binnenstad. Het voornemen is om de gehele route Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk en Katerdijk te voorzien van vrijliggende infrastructuur voor de bus en buhaltes voor de binnenstad te verplaaten van de Eekwal naar de Pannekoekendijk.
Naast Europees beleid rondom duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst, is er ook op andere bestuursniveaus beleid gekomen. Zo heeft de provincie in haar Omgevingsvisie en Omgevingsverordening aandacht besteedt aan deze belangrijke zaken. Daarnaast is er ook het Waterschap dat verschillende beleidsstukken heeft opgesteld, waaronder het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied. In de keur van het waterschap Groot Salland heeft deze organisatie een belangrijk regelstellend instrument in handen waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2011 – 2015 (GRP) ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Het Zwolse beleid op het terrein van het wonen is vastgelegd in de Woonvisie (2005) en de actualisering van de Woonvisie (Woonplan 2011-2015). Bij deze actualisering zijn de inzichten meegenomen die uit het landelijke Woononderzoek (WoOn) in 2009 naar voren zijn gekomen.
Het Woonplan 2011-2015 heeft in december 2011 de instemming van de provincie Overijssel verworven. De provincie heeft verklaard dat het Woonplan past binnen het provinciaal beleid; dat er is voldaan aan de afstemmingsverplichting met buurgemeenten en de overige aspecten in de provinciale omgevingsverordening; en dat het Woonplan past binnen de Prestatieafspraken Wonen tussen de gemeente en de provincie Overijssel.
In het Woonplan wordt veel waarde gehecht aan de ontwikkeling van het Katwolderplein.
In het Woonplan 2011-2015 wordt een zestal volkshuisvestelijke thema's onderscheiden: de nieuwbouwopgave van Zwolle, de aandacht voor de sociale voorraad, de duurzaamheid en energiebesparing, de woonconsument aan zet, de doorgaande herstructurering van de voorraad, en tenslotte wonen & zorg.
Binnen het thema 'de bouwopgave van Zwolle' wordt in het Woonplan 2011-2015 geconstateerd dat Zwolle groeit en volgens de demografische prognoses blijft groeien, maar dat veranderende marktomstandigheden nopen tot meer kwaliteit en een preciezere aansluiting op de marktvraag.
Met betrekking tot centrumstedelijke woonmilieus wordt in deze hiervoor bedoelde beleidskaders gesignaleerd dat de stad als stedelijk centrum van de regio fungeert en als zodanig weinig concurrentie in de nabije omgeving kent. Er is daardoor veel vraag naar centrumstedelijk woonvormen in Zwolle. Met centrumstedelijk wordt overigens bedoeld dat er sprake is van een menging van functies: wonen, winkelen, vermaken enz. Bovendien versterkt het centrumstedelijk wonen de vitaliteit en de aantrekkingskracht van de stad. Het realiseren van centrumstedelijke woonmilieus waaronder het Katwolderplein en de nieuwe Vogelbuurt is dan ook als een belangrijk speerpunt opgenomen in de nieuwbouwopgave van Zwolle.
De kwaliteit van centrumstedelijk wonen wordt in sterke mate bepaald door een combinatie van grote dichtheid, diversiteit c.q. functiemenging (zich niet alleen uitend in de commercieel meest aantrekkelijke functies), kwaliteit van de collectieve omgevings-elementen (architectuur, bijzondere voorzieningen) en eigenheid (herkenbaarheid, robuustheid en monumentaliteit). Het thans voorliggende bestemmingsplan biedt de mogelijkheden deze kwaliteiten te realiseren.
Een gangbare naam voor commerciële vrijetijdsvoorzieningen is leisure. De leisuresector kan heel breed worden gedefinieerd: vermaak, winkels, cultuur, recreatie. Omdat delen van leisure al in ander beleid zijn vervat (horeca, cultuur, detailhandel, open lucht recreatie), wordt er in deze paragraaf een beperking aangebracht tot een smalle definitie van leisure, namelijk commerciële vrijetijdsvoorzieningen. De functie moet zichzelf financieel kunnen bedruipen.
Leisure is een relatief jonge bedrijfstak, die is ontstaan als gevolg van de toegenomen welvaart. De consument heeft behoefte aan een kwalitatief hoogwaardige beleving in de schaarse vrije tijd. Leisure speelt een belangrijke maatschappelijke rol. De aanwezigheid van leisure zorgt voor een aantrekkelijker verblijfsklimaat en een groter woongenot. Zwolle heeft een beperkt aanbod in deze sector en kan een inhaalslag maken. Op 6 juni 2011 is daarom het beleidskader commerciële vrijetijdsvoorzieningen vastgesteld. Zwolle biedt mogelijkheden om tot 2025 commerciële vrijetijdsvoorzieningen te realiseren op verschillende locaties. Een locatie als Katwolderplein is daarvoor uitstekend geschikt. Het is immers gelegen nabij invalswegen, beschikt over voldoende parkeerplaatsen en kent een goede verbinding (Rodetorenburg) met het uitgaansgebied in de binnenstad van Zwolle.
Er wordt concreet gewerkt aan invulling van sfeergerichte leisure op het Katwolderplein. Zo zal er onder andere een megabioscoop worden geexploiteerd met maximaal 1.600 stoelen. Daarnaast is er beleidsmatig ruimte voor aanvullende leisure en horeca,
Daarnaast wordt voorzien in 2.000 m2 aan een combinatiebestemming leisure en horeca.
Het leisurebeleid geeft aan dat gestreefd wordt naar functies die het imago van Zwolle versterken. In relatie tot het Katwolderplein betekent dit, dat Zwolle haar duidelijke regiofunctie kan uitbouwen door de leisure-sector te faciliteren.
Daarnaast komen de ambities van de groeistad Zwolle tot uiting in het leisurebeleid. Passende locaties, onderscheidende functies en dito ruimtelijke uitstraling.
Zwolle en de omliggende regio hebben bovendien een groot aandeel jonge inwoners, terwijl het aanbod aan leisure-attracties voor deze doelgroep nog niet optimaal is. Het Katwolderplein levert een positieve bijdrage hieraan. En het versterkte aanbod op het gebied van culinaire activiteiten, detailhandel en cultuur bedienen zowel ouderen als jongeren.
Ervaring leert dat leisure-bedrijven economisch beter presteren, wanneer zij gevestigd zijn in een cluster. Dit biedt veel meer mogelijkheden voor gebiedsmarketing en daarmee mogelijkheden om Zwolle op de kaart te zetten.
Het leisurebeleid hanteert verder de volgende uitgangspunten voor het Katwolderplein: Katwolderplein – Thema: Uit!
De locatie ligt zeer aantrekkelijk ten opzichte van de binnenstad en dan met name het uitgaansgebied van de binnenstad. Daardoor ontstaat synergie. Denk bijvoorbeeld aan de volgende functies: bioscoop, bijzondere horeca, kookstudio, dansschool, en kleinschalige wellness.
De door de gemeenteraad vastgesetelde Kadernota Detailhandel Zwolle geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode van 2012 tot 2020. Voor het Katwolderplein geldt in elk geval dat de locatie Katwolderplein een onderdeel is van de herstructurering van de Kamperpoort en zeer sterke relaties heeft met de binnenstad (mede door de grootschalige parkeervoorziening voor de binnenstad en de Rodetorenbrug die daarvoor gemaakt wordt). De stad verdient op deze locatie een functionele en commerciële invulling die kwalitatief voor de stad meerwaarde heeft.
Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat onder andere uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops. Geen hiervan bevindt zich in het plangebied of zal zich in het plangebied gaan bevinden.
In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor Kamperpoort op dit moment nog geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.
Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Weezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn geformuleerd en waarin prioriteiten worden gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
Om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid worden er parallelle sporen gevolgd, te weten nader beleid per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) en gebiedsgericht milieubeleid. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd.
Hoe gaat het nu in zijn werk? Binnen het grondgebied van Zwolle worden diverse gebiedstypen onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Er wordt vervolgens vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Het referentie milieukwaliteitsprofiel vormt dan de basis voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid gebiedsgericht beleid vastgesteld.
De relevante milieu aspecten worden hierna kort beschreven.
Geluid
Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en het voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (basiskwaliteit) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk.
Het plangebied Katwolderplein valt binnen het gebiedstype Centrumstedelijk.
Railverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het plangebied. Voor wegverkeerslawaai houdt de gebiedsgerichte benadering het volgende in:
Gebiedstype | Gem. ambitie |
Voorkeurs-grenswaarde Wet Geluidhinder |
Gem. grenswaarde |
Maximale ontheffingswaarde Wet Geluidhinder |
Centrumstedelijk | 53 dB | 48 dB | 63 dB | 63 dB |
Indien de geluidbelasting onder de 63 dB blijft, kan worden volstaan met een eenvoudige administratieve toets.
Hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld als aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
1. door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch
afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of;
2. de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
3. door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of; 4. de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.
Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is anders dan de overige gebieden niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurd door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype Centrumstedelijk, maar ligt ook vanwege de ligging nabij de A28 ook grotendeels in gebiedstype 'Stroomzone'.
Bodem
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.
In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 1,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 1,5 meter onder maaiveld).
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Het plangebied Katwolderplein heeft na de planrealisatie de functie wonen.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000 (kwaliteit voldoet aan achtergrondwaarden), wonen, en industrie ingevoerd. Op 1 december 2009 heeft de gemeente de bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt deels binnen het centrumstedelijk gebied (oostelijk deel), dat de kwaliteitsklasse 'industrie' heeft. Het westelijk deel valt binnen stedelijk gebied, waar uitgegaan wordt van kwaliteitsklasse AW2000.
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.
Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Vsie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (wko), het koppelen van wko met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies. Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.
Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden.
Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. De beleidsvisie biedt twee methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. Er wordt zoveel mogelijk, in overleg met partijen, aangestuurd op toepassing van de omschreven methodes. De methodes verschillen in flexibiliteit:
Klimaatbeleid
Naast energiebesparing richt Zwolle zich op duurzame opwekking van energie. Dit impliceert dat bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ten behoeve van stadsontwikkelingsprojecten (nieuwbouw, herstructurering, etc.) rekening moet worden gehouden met de toepassing van passieve en actieve zonne-energie (zongericht bouwen) en het benutten van omgevingswarmte, bijvoorbeeld warmte-koude opslag (wko) in de bodem.
In december 2009 is besloten om tot de vaststelling van het nieuwe gemeentelijke klimaatbeleid de navolgende taakstellingen te hanteren voor nieuwbouw van woningen:
Zwolle volgt ten aanzien van het EPC het bouwbesluit. Het is de verwachting dat per 1-1-2015 opnieuw een aanscherping volgt. Taakstelling 1 is conform wetgeving. Wat betreft taakstelling 2 kan worden aangegeven dat deze niet afdwingbaar is.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
Wegverkeerslawaai:
In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle” (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk'.
Voor de totale gebiedsontwikkeling Vogelbuurt/Katwolderplein is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, omdat het plangebied in de geluidzones ligt van de rijksweg A28 en de Kater- en Pannekoekendijk. Het onderzoek is uitgevoerd door het Expertisecentrum van de gemeente Zwolle en is als bijlage bijgevoegd Bijlage 2 Rapportage inzake geluid d.d. 09-12-2011, kenmerk: ECS/WL021211).
De geluidbelasting is berekend met het computerprogramma Geomilieu volgens de standaard rekenmethode II, als omschreven in het 'Reken- en meetvoorschrift 2006; bijlage III', zijnde de regeling als bedoeld in artikel 110d van de Wet geluidhinder.
Geluidsbijdrage Katerdijk:
Voor alle geprojecteerde woningen directe gelegen aan de Katerdijk zijn hoge belastingen berekend. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet bereikt: de hoogst berekende belasting is 62 dB (dit geldt voor meerdere woningen en meerdere bouwlagen).
Bij de realisatie van deze woningen zijn extra geluidisolerende maatregelen nodig om te voldoen aan binnenwaarde.
Geluidsbijdrage Pannekoekendijk:
Voor de woningen en eventuele appartementen direct gelegen aan de Pannekoekendijk en het eerste deel van aan de zijde van de Katerdijk zijn gevelbelastingen boven de 48 dB berekend. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet bereikt: de hoogst berekende belasting is 60 dB (dit geldt voor meerdere woningen en meerdere bouwlagen).
Bij de realisatie van deze woningen zijn extra geluidisolerende maatregelen nodig om te voldoen aan binnenwaarde.
Geluidsbijdrage A28:
Voor alle geprojecteerde woningen aan de zijde van de A28/deels Katerdijk/deels zijde Hoogstraat zijn hoge belastingen berekend. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt op 1 beoordelingspunt (18) bereikt (dit geldt voor meerdere appartementen op de derde t/m negende verdieping).
Overige wegen:
De gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op de overige wegen in het plangebied is gelijk of lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Gecumuleerd voor alle wegen:
De gevelwering van de woningen moet dusdanig zijn dat het gecumuleerde geluidsniveau van alle wegen samen niet leidt tot overschrijding van de 33 dB grenswaarde binnen de woning.
De woningen aan de Katerdijk (beoordelingspunten 2 t/m 7 hebben de hoogste berekende geluidbelasting (67/66 dB exclusief aftrek).
Conclusie wegverkeerslawaai
Het ontwerpbesluit om hogere waarden te verlenen heeft ter visie gelegen, gelijktijdig met het bestemmingsplan. Er zijn geen zienswijzen tegen ingedeind, waardoor het besluit is verleend. De tervisielegging volgt ook nu de procedure van het bestemmingsplan. Dat betekent dat het besluit pas ter visie zal worden gelegd, gelijktidig met het vastgestelde bestemmingsplan.
Industrielawaai:
Het plangebied ligt buiten de geluidcontour van het gezoneerde bedrijventerrein Voorst. Hiermee hoeft geen rekening te worden gehouden.
De geluidbelasting afkomstig van bedrijven (inrichtingen in de in van de Wet Milieubeheer (Wm)) in het plangebied kan ook van invloed zijn. De bedrijven die zich vestigen in het plangebied vallen onder de werking van het Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Wet milieubeheer (BARIM), ook wel Activiteitenbesluit genoemd. In dat besluit staan onder andere normen die gelden voor geluid afkomstig van bedrijven zoals horeca, detailhandel et cetera. De bedrijven zelf zijn verantwoordelijk voor de naleving van de geluidnormen. De gemeente ziet hierop toe in de vorm van handhaving.
Specifiek aandachtspunt is de bevoorrading. Aanvankelijk is uitgegaan van een inpandige expeditie voor de supermarkt, waarop ook de onderzoeken zijn gebaseerd. Later is dit gewijzigd in een uitpandige expeditie. Dit gegeven is met name van belang voor de milieuregelgeving rondom het ingebruiknemen van de supermarkt.
Onderzoek is verricht door DGMR naar de geluidsbelasting ten gevolge van activiteiten in de parkeergarage (zoals het dichtslaan van portieren, verkeersbewegingen in en naar de garage, etc.), indien deze open wordt uitgevoerd (Parkeergarage Katwolderplein, milieukundige onderbouwing geluid en luchtkwaliteit, Bijlage 4 Rapportage inzake geluid en luchtkwaliteit parkeergarage d.d. 25-10-2013, kenmerk M.2013.0627.00.R001). In verband met de geconstateerde overschrijdingen van de maximale geluidsniveaus dient de begane grond, 1e, 2e en 3e verdieping van de parkeergarage gesloten uitgevoerd te worden. Alleen vanaf de 4e verdieping en eventueel hoger is het mogelijk deze open uit te voeren zonder overschrijding van de normen voor piekgeluiden (dichtslaan van portieren. Door de gesloten uitvoering worden ook de overschrijdingen van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus opgelost. Uit het onderzoek blijkt tevens dat ten aanzien van indirecte hinder (verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage) overschrijdingen optreden tot ten hoogste 12 dB(A) voor de avondperiode. Hiermee kan niet worden voldaan aan de richtwaarden uit stap 2 van het stappenplan uit Bijlage 5 van Bedrijven en Milieuzonering. Wel wordt voldaan aan stap 3. Aangezien hogere grenswaarden zijn verleend aan de woningen aan de Katerdijk op basis van cumulatie van het doorgaande wegverkeer met verkeer van en naar de parkeergarage, rekening houdend met gebiedstype gemengd gebied, zullen betrokken woningen door gevelmaatregelen voldoende worden beschermd tot de maximaal toelaatbare binnenwaarde van LAeq 35 dB(A).
Gelet op het bovenstaande is er een gorte voorkeur voor het, in elk geval deels, gesloten uitvoeren van de parkeergarage. Op het moment dat het bestemmingsplan werd opgesteld, was het ontwerp van de parkeergarage echter nog niet klaar en werd toch onderzoek ingesteld naar het open uitvoeren van de peergarage. Daarom is in de regels een voorwaarde opgenomen, dat hoe de parkeergarage ook wordt uitgevoerd, er geen overschrijding mag plaatsvinden van de maximum toetsingswaarden die geldt voor inrichtingen als omschreven in de Wet milieubeheer.
Railverkeer:
Het plangebied ligt buiten de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen (> 550 meter) en Zwolle – Amersfoort (> 650 meter). Deze zones zijn respectievelijk 200 en 300 meter aan weerszijden van het spoor. Hiermee hoeft geen rekening te worden gehouden.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen. Anderzijds worden milieugevoelige functies als wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen.
Binnen het plangebied Katwolderplein wordt het mogelijk gemaakt om woningen, detailhandel (waaronder een supermarkt), een bioscoop, horeca en een deels ondergrondse parkeergarage te realiseren.
Gezien het feit dat het plangebied gelegen in (of deel uitmaakt van) het stadscentrum van Zwolle en aan een stedelijke toegangsweg (Katerdijk) is gelegen, gaat het om een gebied met functiemenging.
Voor gemengde gebieden wordt in de genoemde VNG-handreiking in plaats van richtafstanden een categorie-indeling gehanteerd op basis van mogelijke hinder.
Hierbij wordt een supermarkt aangemerkt als een categorie B bedrijf en zowel een parkeergarage als een bioscoop als een categorie C activiteit. De overige geplande activiteiten in het winkelcomplex worden allen aangemerkt als een categorie A activiteit.
Voor een categorie A activiteit geldt dat deze zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving dat deze aanpandig aan woningen kunnen plaatsvinden. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B activiteiten dienen bouwkundig afgescheiden plaats te vinden om zodoende overlast voor de omgeving te voorkomen. Binnen de onderhavige planlocatie vinden alle activiteiten afgescheiden van woningen plaats zodat hier, ook voor de supermarkt, aan voldaan wordt.
Voor categorie C activiteiten geldt de zelfde voorwaarde als voor categorie B plus ontsluiting op de hoofdinfrastructuur vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking. Ook hieraan wordt voldaan.
Conclusie:
De aanwezige bedrijvigheid in en rond het plangebied vormt geen belemmering voor de woningbouwplannen. Alle activiteiten kunnen worden ingedeeld in A, B of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet maakt een onderscheid in projecten die “in betekenende mate” (IBM) en “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).
Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die “niet in betekende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van “niet in betekenende mate” bij 3% van de grenswaarde van een stof.
De concentraties in de buitenlucht van zowel fijnstof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) mogen met niet meer dan 3% toenemen.
Aannemelijk maken NIBM bijdragen
Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van de componenten NO2 en PM10 veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van NO2 en PM10. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3. Deze maximale bijdrage is van toepassing op de minst gunstige plaats ('worst-place' benadering). Hiervoor kan o.a. gebruik worden gemaakt van de NIBM-tool. Uit de onderstaande berekening met de NIBM-tool blijkt dat vanwege de maximale toename van NO2 het plan mogelijk in betekende mate bijdraagt.
Bij deze berekening is uitgegaan van de aangehouden verkeersintensiteiten uit het gemeentelijk verkeersmodel zoals opgenomen in het akoestisch rapport (9 december 2011, kenmerk ECS/WL021211) voor het plan Katwolderplein. Er is uitgegaan van een toename in 2020 van het verkeer op de Katerdijk ter hoogte van de aansluiting met de parkeergarage van 2.500 motorvoertuigen per etmaal ten opzichte van 2012.
De maximale berekende bijdrage van het extra verkeer aan de concentratie is 1,62 µg/m3 voor NO2 en 0,66 µg/m3 voor fijn stof (PM10). Hiermee wordt voor NO2 de NIBM toename limiet van 1,2 µg/m3 overschreden als gevolg van het plan. Reden om nader in te gaan op de huidige en de te verwachten luchtkwaliteit in de directe omgeving van het plangebied.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een luchtkwaliteitsonderzoek van bureau Peutz (4 maart 2010) dat is opgesteld in een eerder stadium van de planvoorbereiding. In dit onderzoek uit 2010 is uitgegaan van een parkeergaragecapaciteit van 1275 parkeerplaatsen voor zowel de bezoekers van de bovengelegen bioscoop, winkels en horeca, als ook voor een deel van de bewoners van het plangebied en bezoekers aan de binnenstad en zou met een zelfstandige projectbesluit procedure voorzien worden in de ondergrondse parkeergarage. Die procedure is uiteindelijk niet voortgezet.
De uitkomst van dit rapport (Parkeergarage Katwolderplein te Zwolle. Onderzoek naar de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Rapportnummer Peutz, OA 207-2-RA) zal een overschatting zijn, omdat de capaciteit van de parkeergarage van 1275 naar beneden is bijgesteld naar ten minste 738 parkeervakken. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3 Rapportage inzake luchtkwaliteit d.d. 03-03-2010.
De volgende conclusies zijn op basis van het onderzoek van Peutz te trekken:
Stikstofdioxide (NO2)
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de optredende jaargemiddelde concentraties NO2 in de nabije omgeving van de parkeergarage dalen van ca. 34 ìg/m3 in 2010 tot maximaal ca. 22 µg/m3 (jaargemiddeld) in 2020.
De in de Wet milieubeheer gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 60 µg/m3 (tot 2015), alsmede de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 (vanaf 2015), worden niet overschreden.
De optredende uurgemiddelde concentratie NO2 zal voor de beschouwde jaren (2012, 2020) en situaties gedurende geen enkel uur meer bedragen dan de in de Wet milieubeheer gestelde uurgemiddelde grenswaarde van 200 µg/m3 welke met ingang van 2015 van kracht wordt.
Fijn stof (PM10)
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de optredende jaargemiddelde concentraties PM10 maximaal 22 µg/m3 zal bedragen in 2012. In de daaropvolgende jaren dalen de concentraties PM10 in de nabije omgeving van de parkeergarage tot maximaal 21 µg/m3 (jaargemiddeld) in 2020.
De in de Wet milieubeheer gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 wordt derhalve niet overschreden.
Uit de berekeningen blijkt verder dat de optredende daggemiddelde concentratie PM10 niet meer dan de toegestane 35 dagen per jaar de in het Wet milieubeheer gestelde daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 zal overschrijden (maximaal 18 dagen).
Overige stoffen
Voor overige stoffen, zoals benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood, zijn de optredende concentraties in de omgeving van het plangebied ruimschoots lager dan de in de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, artikel 5.16 lid 1 onder a. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan Katwolderplein.
Parkeergarage
In verband met de geconstateerde overschrijdingen voor het aspect geluid moeten begane grond, 1e, 2e, en 3e verdieping van de parkeergarage gesloten worden uitgevoerd. Hierdoor is afzuiging van de uitlaatgassen, die in de parkeergarage ontstaan, nodig. De emissies van de betreffende bouwlagen (inclusief de ondergrondse) zijn bij elkaaropgeteld en in 1 schoorsteen gemodelleerd. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de grenswaarden.
Voor parkeergarages geldt dat een verhoogde concentratie van benzeen voor kan komen als gevolg van het starten van auto's en als gevolg van parkeerbewegingen. Voor parkeergarages die zijn ontworpen conform NEN 2443 'Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages' geldt echter dat er voldoende maatregelen zijn opgenomen in het ontwerp waarmee wordt voorkomen dat de concentratie benzeen lokaal sterk toeneemt. Na toepassing van de maatregelen conform de NEN (mechanische ventilatie) treedt er in geen geval een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde op. Daarmee zijn extra berekeningen en toetsing van de benzeenconcentraties niet noodzakelijk conform de Handreiking Meten en rekenen luchtkwaliteit van het ministerie van VROM (VROM, 2007). Benzeenconcentraties zijn in de Nederlandse situatie niet kritisch ten opzichte van de normen uit de Wm (TNO, 2008).
Er wordt daarnaast verwezen naar het door DGMR uitgevoerde rapport inzake de geluid en luchtkwaliteit van de parkeergarage van 25 oktober 2013, M2013.0627.00R001. Dit rapport is als Bijlage 4 Rapportage inzake geluid en luchtkwaliteit parkeergarage d.d. 25-10-2013 opgenomen.
Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van het plangebied.
Op basis van de onderzoeken 1 en 2 is geconcludeerd dat er geen noemenswaardige verontreinigingen met zware metalen, PAK en/of asbest meer aanwezig zijn in het gebied. Nader onderzoek is gedaan naar gedempte sloten (in noordoostelijk deel van Vogelbuurt/Katwolderplein) in combinatie met een asbestonderzoek voor hele gebied (3). Dit onder meer om er zeker van te zijn dat er hier geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Dit blijkt niet het geval te zijn. Wat betreft asbest blijkt uit onderzoek (3) dat er nergens asbest is aangetoond boven de interventiewaarde. De grond mag voor wat betreft asbest vrij worden bewerkt, hergebruikt of vrij worden toegepast. De onderzochte bodemlagen dienen wel als asbesthoudend te worden beschouwd, maar met een asbestgehalte onder de interventiewaarde, hergebruik- en restconcentratienorm.
Conclusie: de bodemkwaliteit vormt geen beperking voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling.
In de omgeving van het plangebied is alleen de A28 als transportas relevant. De buisleiding van de Gasunie (aan westzijde A28) ligt op meer dan 320 meter afstand (het invloedsgebied van deze regionale transportleiding is 140 meter). Het dichtstbijzijnde BEVI bedrijf (LPG tankstation Rieteweg) ligt op ruim 450 meter, eveneens ruim buiten het invloedsgebied (150 meter).
Rijksweg A28
Door bureau Save is onderzoek gedaan naar de invloed van de A28 op het plangebied (Toetsing aan de externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28. Save, projectnr. 242642 110714 - DJ95, 02 15 augustus 2011). Zie Bijlage 5 Rapportage inzake externe veiligheid d.d. 15-07-2011. Kort samengevat wordt hierin het volgende geconstateerd.
De rand van het plangebied ligt op ca. 220-250 meter van de Rijksweg A28. Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport 'vervoer gevaarlijke stoffen' en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28.
Groepsrisico rijksweg A28
Het groepsrisico ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde.Er is eerder sprake van een lichte afname. Reden hiervoor is dat de bestemmingsplancapaciteit, van het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de A28 ligt (325 meter zone), afneemt. Verantwoording van het groepsrisico conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dus niet verplicht.
Toets aan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid
Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Voor het gebiedstype stroomzone hanteert de gemeente een zonering. Het plangebied ligt deels in zone 2 (30-250 meter), deels in 3 (250-300 meter) en deels in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone 2 en 3 dienen zowel de effecten van een BLEVE en brandbaar gas zoveel mogelijk beperkt te worden. Voor zone 4 vallen deze af en is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas nog relevant.
Conform het gemeentelijk beleidskader worden in het plangebied in zone twee geen functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, zoals grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, of kinderdagverblijven toegestaan.
Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader geadviseerd over de te treffen maatregelen voor zone 2, 3 en 4.Er wordt aan het volgende gedacht:
Afvalwater
Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Er is zelfs sprake van een verbetering doordat het hemelwater geïnfiltreerd moet worden in de bodem binnen de eigen perceelsgrenzen.
Hemelwater
Het hemelwater van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied geïnfiltreerd worden in de bodem.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Waterstructuur
Grenzend aan het plangebied is een primaire waterkering aanwezig. Hiervoor is de keur van het waterschap Groot Salland van toepassing.
Water
Het plangebied is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1 van deze paragraaf). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het plan ruimte biedt aan de ontwikkeling van woningbouw, dat behoort tot één van de niet incidentele overstromingsgevoelige functies, en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht. Overigens is het belangrijkste deel van de grondgebonden woningen reeds planologisch geregeld via een projectuitvoeringsbesluit en komen de woningen die in dit plan de planologische grondslag krijgen met name boven te realiseren voorzieningen.
Figuur 1: plangebied gelegen in dijkring 53.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2 van deze paragraaf).
figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3 van deze paragraaf). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
figuur 3: boven: dijkdoorbraak Olst, onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle).
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van de gebouwen dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Dat kan door maatregelen te treffen aan de op te richten gebouwen, bijvoorbeeld door keuze van materiaal of minder gevoelige ruimten op de begane grond, maar ook door bijvoorbeeld het opstellen van een evacuatieplan.
Conclusie:
Gelet op de hoge ligging van het plangebied (vloerpeilen rond + 2.60 m NAP) ten opzichte van haar omgeving is het risico op overstroming beperkt.
Zie paragraaf 3.1.3.14.
Ten aanzien van de kenmerken van het project kan het volgende worden gezegd. Allereest zijn er algemene kenmerken, zoals de locatie en de omvang van de voorgenomen activiteit. Daarnaast komen ook als kenmerken van het project zaken aan de orde op het gebied van het productieproces, gebruikte stoffen en technologieën (en de daarvan afgeleide afvalproductie, gebruik van grondstoffen, verontreiniging, hinder en risico's). Met name voor vergunningprocedures is het van belang de productieprocessen, gebruikte stoffen en technologieën zo accuraat mogelijk op te nemen. Deze informatie is meestal al voorhanden bij de initiatiefnemer.
Bij meer ruimtelijk georiënteerde projecten, bijvoorbeeld woningbouw (valt onder activiteit 11.2: stedelijk ontwikkelingsproject), spelen productieprocessen en dergelijke geen rol. Hier zijn andere kenmerken, zoals de verkeersaantrekkende werking, van belang. Deze kenmerken zijn ook noodzakelijk om uitspraken te kunnen doen over (mogelijke) belangrijke nadelige milieueffecten.
Ten slotte geldt dat aandacht moet worden besteed aan mogelijke cumulatie-effecten met andere nabijgelegen projecten. Zo zal de oprichting van een varkenshouderij bijvoorbeeld rekening moeten houden met een net vastgestelde bestemmingsplan met daarin 1.000 woningen op circa 500 meter afstand van de beoogde locatie.
In de merregeling zijn twee bijlagen opgenomen met daarin een aantal activiteiten omschreven. Aangegeven is een lijst met activiteiten en plafonds van onder meer aantal bezoekers, waarbij een merplicht aan de orde is, of waarbij de merplicht aan de orde zou kunnen zijn. Deze plafonds zijn niet normstellend. Een afweging is nodig, ook als men niet aan de plafonds voldoet.
Mer-beoordeling
Toetsing van de voorgenomen planontwikkeling aan het Besluit milieueffectrapportage leert dat de ontwikkeling valt onder punt 11.2 van bijlage D van het Besluit Milieueffectrapportage. De omvang van de activiteit ligt onder de grens voor de m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteit, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoet, nagaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoel in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), de vormvrije m.e.r.- beoordeling.
De voorgenomen activiteit is dan ook beoordeeld op de volgende criteria:
In de notitie van 2 november 2011, die door de gemeente is opgesteld en is opgenomen in Bijlage 6 Vormvrije Mer beoordeling 02-11-2011, worden alle genoemde criteria behandeld waarbij bestaande onderzoeken en aanwezige kennis van deskundigen is gebruikt om te komen tot een motivatie voor de invulling van de vormvrije m.e.r. beoordeling. In deze notitie wordt overigens wel uitgegaan van het aanvankelijke, grotere commerciele programma dat was voorzien. Inmiddels is dat programma naar beneden toe bijgesteld.
Conclusie
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is de conclusie dat er bij deze planontwikkeling geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de verdere ruimtelijke procedure is geen milieueffectrapport noodzakelijk conform het vigerende Besluit milieueffectrapportage. Niet aan de hand van het grotere commericiele programma en dus al helemaal niet aan de hand van een kleiner programma, waarin in dit bestemmingsplan wordt voorzien.
Tot nu toe lijkt er voor de woningen een ambitie gehanteerd te worden om een GPR score van minimaal 7 te behalen.
De gemeente Zwolle hanteert, naast de in het vorige hoofdstuk beschreven taakstellingen, de volgende voor dit plan relevante uitgangspunten uit het 'visie en programma duurzaamheid 2011-2014':
De 5 Zwolse principes omvatten:
Om aan het bovenstaande invulling te geven wil de gemeente de parkeergarage volgens de BREAAM methode ontwerpen en realiseren.
Aan de hand van BREEAM-NL Nieuwbouw is het op dit moment mogelijk om bij nieuwbouw van een kantoorpand, winkel, school, enzovoorts het gebouw te beoordelen op Duurzaamheid. Heeft dit positief resultaat, dan geeft de Dutch Green Building Council een BREEAM-NL Nieuwbouw certificaat af met daarop de op het gebouw van toepassing zijnde kwalificatie van 1 tot 5 sterren (Pass, Good, Very Good, Excellent of Outstanding).
Op dit moment is er geen specifieke BREAAM kader voor (ondergrondse) parkeergarages. De gemeente Zwolle zoekt aansluiting bij de bestaande methode (maatwerkproces via BREEAM-NL Nieuwbouw Bespoke).
Een gebouw wordt beoordeeld op bouwkundige elementen (tussenvloeren, gevels, dak, ramen), installaties (verlichting, verwarming, koeling, ventilatie), afwerking (van onder andere vloeren en binnenwanden) en het bij het gebouw horende terrein (de bouwkavel). De beoordeling vindt plaats in negen categorieën:
De categorieën zijn weer onderverdeeld in 'credits'. Het gebouw krijgt per credit punten toegekend. Die worden gezamenlijk doorgerekend tot één samengestelde gebouwscore. De inzet van de gemeente Zwolle voor de parkeergarage is minimaal op niveau GOOD uit te komen voor alle categorieën.
De Nederlandse creditlijst is toegespitst op de Nederlandse wet- en regelgeving, praktijkrichtlijnen en de bouwpraktijk. Toepassing van GPR-gebouw is geïntegreerd in de BREAAM werkwijze.
Gemeentelijke stimuleringsregeling verduurzamen nieuwbouwwoningen
Om bouwpartijen te stimuleren deze taakstelling op te pakken, heeft de gemeente Zwolle een stimuleringsregeling beschikbaar gericht op de verduurzaming van nieuwbouwwoningen. De Subsidieregeling duurzame nieuwbouwwoningen Zwolle is 12 december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Gekozen is voor een kortlopende subsidie tot en met 1 juli 2014 waarbij ieder jaar het subsidiebedrag afneemt en de duurzaamheidseis (EPC en GPR) wordt aangescherpt.
In 2012 bedraagt de subsidie € 3.000 per woning en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie:
EPC </= 0,50 en GPR >/= 7,5.
In 2013 bedraagt de subsidie € 2.500 per woning en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie:
EPC </= 0,45 en GPR >/= 7,5 en in 2014, tot 1 juli, bedraagt de subsidie € 2.000 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,40 en GPR >/= 7,5.
Er lopen geen kabels en/of leidingen door het plangebied.
De raad heeft op 5 juli 2011 besloten in te stemmen met de gehele gebiedsontwikkeling Vogelbuurt/Katwolderplein/parkeergarage en tevens met het Stedenbouwkundig Schets Ontwerp van Dok Architecten van 1 juni 2011. Later is dit stedenbouwkundig schetsontwerp aangepast, omdat ook het programma werd aangepast als gevolg van de economische crisis.
Reeds in 2011 heeft de raad ingestemd met de verdere uitwerking en realisatie van een rendabele parkeergarage die in principe 500 parkeerplaatsen extra bevat, bovenop de eigen behoefte van het project Katwolderplein zelf, ten behoeve van het parkeren in de binnenstad.
Het plan voorziet in een naar binnenstadsmaatstaven grote ontwikkeling. In de Vogelbuurt zijn inmiddels 61 woningen gerealiseerd. Daarnaast wordt nog voorzien in een aantal woningen om de Vogelbuurt af te maken en de overgang naar het commerciele prorgramma te begeleiden. Daarnaast komen er niet-wonen functie.
Het gaat om een essentieel onderdeel van de herstructurering van de buurt Kamperpoort en de toevoeging van gewenste leisure- en detailhandelsfunctie.
Het is de bedoeling om hier een eigentijdse buurt te realiseren die de verbinding legt tussen de stad en het dorpse karakter van de Kamperpoort.
De gebiedsontwikkeling Vogelbuurt/ Katwolderplein/parkeergarage is van groot belang voor de wijk Kamperpoort, de gehele stad Zwolle en de regio. De wijk heeft inmiddels een nieuwe Vogelbuurt gekregen, waarbij de woningen voldoen aan de eisen van deze tijd.
In de parkeergarage zullen de bezoekers van de in het gebied te realiseren functies en de bezoekers van de binnenstad hun auto kunnen parkeren.
Een prachtige voetgangers-/fietsbrug zal het gebied en de binnenstad met elkaar verbinden. Voor deze brug is separaat een bestemmingsplan opgesteld. Ook de brug is inmiddels gerealiseerd.
Naast de parkeergarage wordt een commercieel programma geraliseerd waarvoor in de binnenstad geen plaats is: een grote bioscoop, een supermarkt, andere winkels, horeca en leisure. En zoals gezegd, eveneens woningen.
Voor de ruimtelijke ontwikkeling van het Katwolderplein-Vogelbuurt is een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan opgesteld en door de raad vastgesteld. Dit document geeft de gewenste stedenbouwkundige opzet weer voor de locatie.
De grondslag voor het structuurontwerp ligt in het Stedenbouwkundig Plan, het Beeldkwaliteitsplan en het Programma van Eisen voor de openbare ruimte van 1 november 2013. Zie Bijlage 7 Stedenbouwkundig plan en beelkwaliteitsplan.
Context stad
Het Katwolderplein is één van de projecten in en rondom de binnenstad die zich positioneren aan de
singelgracht; de markante groen-blauwe structuur van de stad. De andere projecten zijn het Kraanbolwerk, de studentenwoningen aan de noordoever van het Zwarte Water en het ziekenhuisterrein Weezenlanden. Potentiële nieuwe projecten liggen in het verschiet zoals de brandweerkazerne en de Nieuwe Haven. Dit zijn kansen om de singelgracht als adres om aan te wonen en werken sterker te maken. De kans voor Zwolle om de singelgracht met zijn ruimtelijke kwaliteit prominenter te tonen.
Deze projecten hebben het volgende stedenbouwkundig met elkaar gemeen:
In het beeldkwaliteitplan wordt dit verder uitgewerkt.
De positie van het Katwolderplein naast de binnenstad en tegenover de nieuwe Rodetorenbrug over de stadsgracht schept de mogelijkheid voor het maken van een nieuwe informele looproute van en naar het centrum. Het bijzondere van de wijk Kamperpoort, de ligging tegen de binnenstad, wordt hiermee concreet ingevuld. Het Katwolderplein functioneert hierin als schakel tussen twee sferen: zowel de kleinschalige, informele, stedelijke structuur van Kamperpoort als ook de statige historie van de binnenstad komen tot uitdrukking in karakter en functie. Ondanks de aanwezigheid van grootschalige infrastructuur kent de overgang van de Kamperpoort naar binnenstad een vanzelfsprekende geleidelijkheid. De beide hoofdwegen, Pannekoekendijk en Katerdijk zijn forse en drukke stadswegen. Ze worden ruimtelijk begeleid door de markante, groen-blauwe hoofdstructuur van Zwolle.
Ondanks de verkeersfunctie heeft deze hoofdstructuur grote ruimtelijke kwaliteit en potentie. De weg toont zich als parkway, het oversteken ervaart men niet als een barrière in de wandeling. De herprofilering van de Pannekoekendijk-Harm Smeengekade-Willemskade in het kader van de Hoogwaardig openbaar vervoersassen en het busstation is aangegrepen om het groene karakter van de weg te versterken en het verblijf inclusief veilige oversteekmogelijkheden te verbeteren.
Door de ligging aan de singelgracht is de nieuwe buurt in stedenbouwkundige zin een schakel tussen de binnenstad en de Kamperpoort. De openbare ruimte is het middel waarmee deze schakel wordt geconcretiseerd. Langs pleinvormige ruimtes, opgebouwd uit binnenstads materiaal, verloopt de openbare ruimte geleidelijk aan over in de informele bochtigheid van de straatjes van Kamperpoort. Het plan bestaat uit een divers woonmilieu met grondgebonden woningen en appartementen, een bioscoop, winkels en diverse andere voorzieningen die rondom het nieuwe Katwolderplein komen te liggen.
Context Kamperpoort
De aansluiting tussen Kamperpoort, de nieuwe Vogelbuurt en het Katwolderplein vindt plaats in de openbare ruimte als een vanzelfsprekende voortzetting van diverse op straat gerichte woningbouw. Het bovengrondse deel van de parkeergarage heeft een kwalitatief goede uitstraling en is mooi ingepast.
Het Katwolderplein en de Vogelbuurt harmoniëren stedenbouwkundig met de structuur van de Kamperpoort en dat van de binnenstad. De inrichting van de openbare ruimte sluit naadloos aan op deze structuur, waardoor een kleinschalige en sfeervolle leef- en gebruiksruimte ontstaat.
Positionering aan buitenruimte
In het Katwolderplein wordt gewoond met als contrast de besloten privé-hoven/tuinen enerzijds en de gebouwde stedelijkheid van de straten en pleinen anderzijds.
De Kamperpoort kenmerkt zich door een directe relatie tussen het wonen en de straat. De voordeur ligt op stoepniveau waarbij de voortuin ontbreekt. Hierdoor is het wonen zeer direct op de straat gericht en over het algemeen gelijkvloers. De openbare ruimte is dan ook nooit anoniem, maar altijd een ruimte waaraan wordt gewoond, gewinkeld of uitgegaan.
Structuur Katwolderplein
De plankaart van het stedenbouwkundig ontwerp is vertaald naar de essenties van het plan. Datgene waar je op wil sturen. Het is in die zin te lezen als de stap tussen het ontwerp en het bestemmingsplan. Waar zit de marge en waar niet?
De bouwblokken zijn aangegeven en uitgewerkt naar stedenbouwkundige aspecten in de matrix.
De architectonische aspecten worden verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitplan, en worden vertaald in gebiedsgerichte criteria.
Bouwblokken
Het Katwolderplein bestaat uit drie stedelijke bouwblokken, smalle autovrije straten en op de rand een plein met uitzicht op de binnenstad en de Peperbus. Het noordelijke bouwblok A bevat de meest stedelijke functies als bioscoop, winkels, parkeergarage en woningen. Het is tevens het grootste blok. De twee zuidelijke blokken B en C zijn kleiner en vormen zo de overgang naar de maat en schaal van de wijk. De overgang naar de bestaande Vogelbuurt is harmonieus door de randen van de blokken A en B te voorzien van grondgebonden woningen met eenzelfde stedenbouwkundige opbouw en architectonische uitstraling als de woningen van de Vogelbuurt.
Flexibiliteit en fasering
De vulling van de blokken B en C is deels nog onzeker. In ieder geval zullen er woningen worden gerealiseerd. Of en in welke mate het wonen wordt aangevuld met commerciële functies moeten de tijd en de marktomstandigheden uitwijzen. Het stedenbouwkundig plan is dus zo opgezet dat de ontwikkeling en realisatie van beide blokken flexibel en gefaseerd uitgevoerd kan worden. Voor Blok A en de westelijke rand van Blok B zijn concrete gegadigden. De tweede fase bestaat uit de bouw van het andere deel van Blok B en Blok C .
Flexibiliteit is niet alleen een thema bij het ontwikkel- en ontwerpproces, bouwkundig moeten ook later wijzigingen in bestemmingen mogelijk zijn. Mocht in de toekomst blijken dat aan detailhandel op deze plek geen behoefte meer is dan biedt de gekozen bestemming mogelijkheden om tot een andere invulling te komen. Zo kan de stad nog ongekende dynamiek absorberen zonder grootschalige herstructureringen.
Hoogte
De hoogte van gebouwen van bouwblok A loopt op. De bouwblokken B en C worden lager.
Parkeergarage
De parkeergarage zit midden in Blok A, tussen de bioscoop en de grondgebonden woningen. De garage is opgebouwd met zowel een ondergrondse als ook bovengrondse lagen. Het beeldkwaliteitplan gaat nader in op de gewenste beeldkwaliteit.
Groene zoom
De groene oevers van het Zwarte Water, het voormalige eiland Hofvliet, de stadsgracht en de begroeiing rondom het gebouw van Wehkamp zijn onderdeel van een groene zoom rondom de gehele Kamperpoort. De straten in het bebouwde hart van de wijk krijgen hierdoor een groen uitzicht.
De groenstructuur aan de Meeuwenlaan wordt versterkt door zachte grasbermen met bomen, waar op natuurlijke wijze verblijfsplekken ontstaan. Aan de Katerdijk en Pannekoekendijk worden de bestaande bomenrijen zoveel mogelijk behouden of vervangen door nieuwe bomen.
De verbinding met het groen rondom de met riet gekapte villa aan de Katerdijk, waar de Rodetorenbrug begint, wordt versterkt door groen en bomen op het plein.
Keten van verblijfsplekken
In het verleden had de Kamperpoort een stedelijke ontmoetingsplaats langs de kades van de stadsgracht. Hier werden markten gehouden en goederen overgeslagen. Nu wordt het Katwolderplein de nieuwe plek om elkaar te ontmoeten en te verblijven.
Door een aaneenschakeling van verblijfsplekken is het Katwolderplein fysiek gekoppeld aan het historische centrum van Zwolle. Op deze manier worden de voorzieningen en winkels van het Katwolderplein en de binnenstad met elkaar verbonden en is de parkeergarage een aantrekkelijk startpunt voor een bezoek aan Zwolle.
Het Katwolderplein is op vergelijkbare wijze, door middel van kleinschaliger verblijfsplekken, verbonden met het hart van de Kamperpoort.
Zo vervult de locatie op een vanzelfsprekende manier de gewenste functie als schakel tussen woonwijk en stadscentrum.
Rondom het plein komt een uitnodigend stedelijk programma met een bioscoop, detailhandel en horeca, met eenzelfde dichtheid en kleinschalige uitstraling als de nabij gelegen binnenstad.
Ontsluiting bouwblokken
De winkels, horeca, leisure en bioscoop worden grotendeels vanaf het plein, maar deels ook vanuit bijvoorbeeld een van de winkelstraten aan het plein ontsloten. Deze gebouwen hebben een transparante en toegankelijke uitstraling, zodat zowel overdag als 's avonds een levendig beeld opstaat.
Expeditie
In het bouwblok A bevindt zich aan de noordzijde expeditieruimte. Vrachtwagens kunnen parallel aan de Katerdijk buiten parkeren. Via een expeditiegang kunnen de winkels dan bevoorraad worden. Een inpandig expedtiehof is niet nodig.
De overige winkels en horeca kunnen vanaf de Nachtegaalstraat vanaf de straat- of pleinzijde bevoorraad worden op afgesproken tijdstippen gedurende de dag.
Woningen
Er wordt in elk geval voorzien in enkele grondgebonden woningen aan de zijde van de Vogelbuurt. Deze hebben een voordeur direct aan een woonstraat. Indien mogelijk hebben ze tevens een achterom van waaruit de tuinen en bergingen bereikt kunnen worden.
Parkeergarage
De in- en uitrit van de parkeergarage liggen aan de Katerdijk. Gezien de afmeting van de garage zijn waarschijnlijk twee in- en uitritten nodig. Dat wordt nog nader bezien. In het ontwerp van de Katerdijk is hiermee rekening gehouden.Tevens moet rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor wachtende auto's voor de inrit.
Het bronpunt van de parkeergarage voor de bezoekers van het Katwolderplein en de binnenstad ligt bij het plein. Tevens is er vanaf deze plek direct een goed zicht op de Peperbus, voor een goede oriëntatie op de binnenstad.
Nooddiensten en gemeentediensten
Het gehele gebied dient toegankelijk te zijn voor nood- en gemeentediensten. Er is voldoende doorrijdbreedte. De straten vanaf de Nachtegaalstraat moeten voor deze voertuigen bereikbaar en toegankelijk zijn.
Met uitzondering van deze diensten en de eerder beschreven expeditie voor winkels en horeca is het gehele gebied autovrij.
Langzaam verkeer
Het plein en de winkelstraten zijn alleen toegankelijk voor voetgangers. Er wordt uiteraard in het openbaar gebied voorzien in voldoende fietsparkeerplaatsen. Het aantal benodigde plaatsen staat in het Plan van Eisen buitenruimte.
De woonstraten zijn toegankelijk voor fietsers, deze zijn te bereiken vanaf de Nachtegaalstraat en de Meeuwenlaan. Alle woningen hebben een berging of inpandige fietsenstalling.
Het functionele programma van het Katwolderplein-Vogelbuurt is als volgt samengesteld:
In totaliteit mag er op het gehele plangebied een commercieel programma worden gerealiseerd van 4.500 m2.
Van die 4.500 m2 mag er maximaal 2.000 m2 worden ingevuld door horeca en/of leisure.
Van die 4.500 m2 kan er maximaal 1.000 m2 aan supermarkt worden gerealiseerd.
Daarnaast mag er een bioscoop komen met max. 1.600 stoelen.
En er wordt voorzien in een parkeergarage. Het aantal parkeerplaatsen zal komen te liggen rond de 710 plaatsen.
De bioscoop en de parkeergarage komen dus bovenop het maximale programma van 4.500 m2 commercieel programma.
Naast het commerciele programma komen er enkele woningen. Deze zijn niet gebonden aan een maximum.
Ten aanzien van het kunnen realiseren van horeca en/of leisure is er een duidelijke grens opgenomen. Dat betekent dat als niet zou worden voorzien in horeca en/of leisure, er meer detailhandel kan worden gerealiseerd, maar wel met een maximum van 4.500 m2. Als er minder wordt voorzien in detailhandel kan er echter niet meer dan het maximum aan horeca/leisure worden gerealiseerd.
Het stedenbouwkundig plan kent drie bouwblokken, zoals op onderstaande afbeelding aangegeven.
Blok A is het meest noordelijke bouwblok. Ten zuiden daarvan zijn de twee kleinere bouwblokken B en C geprojecteerd. Blokken A en B grenzen aan de Vogelbuurt.
Blok A bevat dan:
In bouwblok B komen in elk geval enkele sociale grondgebonden huurwoningen, die gelijk met die uit bouwblok A gerealiseerd zullen worden.
Wanneer en met welk programma blok B en blok C afgemaakt kan worden zal afhangen van de vraag uit de markt. Tot de start van de realisatie kan het terrein worden gebruikt voor tijdelijke functies: huidige parkeerterrein handhaven, camperplekken, fietsenstalling, stadslandbouw, trapveldje/tijdelijk park. De wijkbewoners zullen worden betrokken bij de te maken keuzes.
Uitgangspunt commercieel programma
Uitgangspunt is dat we met het bestemmingsplan de ruimte wensen te geven voor planrealisatie en ons niet juridisch-planologisch binden aan (te) gedetailleerde bestemmingsregels. Tevens om zo veel mogelijk flexibiliteit binnen de verschillende programma's in te bouwen opdat de kans van realisatie wordt vergroot. Dit is voor de gemeente van groot belang, zowel in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht. De locatie Katwolderplein is namelijk onderdeel van de herstructurering van de Kamperpoort en heeft zeer sterke relaties met de binnenstad (mede door de grootschalige parkeervoorziening voor de binnenstad en de Rodetorenbrug die daarvoor gemaakt wordt) De stad verdient op deze locatie ook een functionele en commerciële invulling die kwalitatief voor de stad meerwaarde heeft.
Winkelprogramma
Het project Katwolderplein loopt al vele jaren. Oorspronkelijk was het winkelprogramma bedoeld voor het overbloezen van de binnenstad. De overbloezingsgedachte is echter passé. Wel hoort Katwolderplein bij de binnenstad: er komt een parkeergarage voor de binnenstad die bovendien fysiek goed verbonden wordt met de binnenstad via de brug. Katwolderplein is een belangrijk bronpunt voor de tocht naar de binnenstad. Dit bronpunt zal aangekleed moeten worden met een aantrekkelijke omgeving. Winkels horen hier bij.
Wat betreft het winkelprogramma: belangrijker dan kwantiteit (de vierkante meters) is de kwaliteit (het type winkels dat zich daar gaat vestigen). Dit geldt steeds meer bij projecten in binnensteden in heel Nederland. Het project moet een toevoeging zijn voor Zwolle, temeer omdat een groot deel van de consumenten in de Zwolse binnenstad van buiten Zwolle komt. Natuurlijk laat kwaliteit zich moeilijk definieren. Het is wel duidelijk dat de winkelfunctie een sterke relatie moet hebben met de binnenstad. Het is de bedoeling dat de consument vanaf het Katwolderplein en parkeergarage ook verder gaat richting binnenstad. Het is wenselijk dat de te vestigen winkels een meerwaarde voor de binnenstad hebben en een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden in concepten, waarbij detailhandel, vrije tijd en horeca elkaar aanvullen en versterken. Passend bij Zwolle zou zijn: goede leven en “smaak”, als aansluiting en aanvulling op de binnenstad.
Katwolderplein is ook een goede locatie voor één of twee grote winkels die graag in dan wel dicht bij de binnenstad willen zitten en/of geen grote locatie in de binnenstad kunnen vinden (bijvoorbeeld omdat men afhankelijk is van een regelmatige bevoorrading gedurende de hele dag)
Megabioscoop
Het programma omvat ook een multiscreen bioscoop met 1.600 stoelen. Realisatie zou een welkome aanvulling voor Zwolle zijn. Zwolle beschikt op dit moment over 1.088 filmstoelen op twee locaties. Fraterhuis (186 stoelen) en Kroon (902 stoelen). Dit is 9,2 stoelen per 1.000 inwoners. In vergelijkbare steden ligt het aantal bioscoopstoelen per inwoner op een beduidend hoger niveau van circa 25 tot 27 per 1.000 inwoners. Berekeningen wijzen dan ook uit dat er voldoende groei zit in inwonertal om bij een kwaliteitsslag in het aanbod een extra multiscreen van (maximaal) 1.600 stoelen te faciliteren.
Uitbreiding van het aanbod aan filmstoelen aan het Katwolderplein past in die lijn van die kwaliteitsslag. Daarnaast zal het aanbod op het gebied van vrije tijd en uitgaan (bijvoorbeeld op het terrein van horeca) worden versterkt. Dat betekent dat er potentie ontstaat voor meer filmbezoek.
In de definitie voor de bioscoop is ook kenbaar gemaakt dat het houden van voordrachten of congressen tot de mogelijkheden behoort. Zo kan de bioscoop ook bijvoorbeeld overdag voor de nodige levendigheid zorgen.
Overige horeca en uitgaansvoorzieningen
Het doel van het leisurebeleid is het uitlokken van meer horeca en vrijetijds-en uitgaansvoorzieningen in Zwolle.
De gebiedsontwikkeling Kamperpoort heeft ruimtelijke kansen om Zwolle op het gebied van vrije tijd en uitgaan te versterken. Een belangrijke rol is o.a weggelegd voor horeca-exploitanten. Uitbreiding van (grootschalig) horeca-aanbod en dan met name in de categorie restaurant, past in het beleid. Er is immers op de Melkmarkt en de Jufferenwal een uitbreiding van het aantal restaurants beoogd, juist om dat het Maagjesbolwerk en het Kwatolderplein belangrijke bronpunten zijn voor bezoek aan de binnenstad van Zwolle. Realisatie van horeca-aanbod in Kamperpoort kan in functionele synergie met horeca-aanbod in de binnenstad versterkend zijn voor Zwolle als totaal.
Uit extern advies van ZKA blijkt dat de volgende functies in zijn algemeenheid geschikt zijn voor de rand van de binnenstad:
Voor deze vormen van leisure zijn bezoekersstromen van belang, waardoor solitaire locaties dus minder geschikt zijn. Het gaat vooral om sfeergerichte leisure.
Niet alle door ZKA genoemde voorbeelden zijn naar alle waarschijnlijk kansrijk voor het Katwolderplein.
De meest kansrijke zijn waarschijnlijk een bioscoop (zie eerder), bijzondere horeca/eetgelegenheden, een dansschool, een snooker/pool, een kookstudio, kleinschalige wellness.
Samengevat
Wij willen de voorwaarden scheppen voor een kwalitatief hoogwaardige invulling van het Katwolderplein, die bijdraagt aan het versterken van de positie van Zwolle als aantrekkelijke winkel en vermaakstad. We willen zoveel mogelijk flexibiliteit binnen de verschillende programma's inbouwen opdat de kans van realisatie wordt vergroot, waarbij de invulling wel een meerwaarde voor de stad moet betekenen. Kwaliteit gaat boven kwantiteit.
In 2008 zijn voorafgaand aan het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) negen onderzoeksvragen geformuleerd. Deze onderzoeksvragen waren algemeen van aard en bedoeld om eventuele vindplaatsen vast te stellen en te waarderen. Naar aanleiding van de resultaten van het IVO is het onderzoek in 2009 uitgebreid met een Definitieve Opgraving (DO). Deze opgraving was geconcentreerd in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied. Voorafgaand aan de opgraving zijn opnieuw acht onderzoeksvragen geformuleerd. Op de vraag of er archeologische bewoningssporen aanwezig zijn, kan een positief antwoord worden gegeven. Bij deze bewoningssporen ging het om fundamenten van een blekerij met bijbehorende gebouwen en de achterzijde van een rij woningen aan de Pannekoekendijk (K157-163). Vooral de sporen van een blekerij gaven archeologen de unieke kans om een complete blekerij op te kunnen graven. Van de huizen is in de meeste gevallen alleen de achterzijde bewaard gebleven. De voorzijde van de huizen lag onder de weg of het trottoir.
In het onderzoeksgebied zijn geen sporen van houten huizen aangetroffen. De oudste funderingen zijn afkomstig van kleine stenen huizen en dateren uit de late 17de of begin 18de eeuw. Deze datering is gebaseerd op dendrochronologisch onderzoek van houten palen en planken onder de stenen funderingen
Naast het dendrochronologisch onderzoek is ook gekeken naar het vondstmateriaal en het gebruikte baksteenformaat in het muurwerk. Het blijkt hier hoofdzakelijk om secundair gebruikt materiaal te gaan.
De baksteenfunderingen zijn vrijwel allemaal gefundeerd op kleef. De bebouwing zal het karakter hebben gehad van kleine lage dijkwoningen op diepe percelen.
Achter de huizen was in de 17de en 18de eeuw een sloot aanwezig. In deze sloot werd ook al het afval gegooid. Beerputten en afvalputten op de achtererven ontbreken daarom volledig. In de 19de eeuw is een groot deel van de sloot gedempt en ontstonden er achter de huizen stenen binnenplaatsjes. Deze binnenplaatsjes waren door middel van een muur gescheiden van de blekerij.
Van ambachten zijn alleen sporen van de blekerij teruggevonden. Achter perceel K157 kon onder een latere aanbouw een fundament van een stoomketel (S268 en 271) worden opgegraven. Het perceel heeft een korte periode onderdeel uitgemaakt van de blekerij en liep achter het perceel K158 door. In 1877 wordt J.M. Wentholt als één van de bewoners vermeld. Het huis maakte toen waarschijnlijk onderdeel uit van de fabrieksgebouwen van de blekerij.
Door het archeologisch onderzoek te integreren met de historische informatie was het mogelijk om de ontwikkeling van de blekerij te schetsen.
De oudste historische vermelding die met zekerheid gekoppeld kan worden aan een wasserij/blekerij op de hoek Katerdijk/Pannekoekendijk stamt uit 1680. Het betreft een kaart die onderdeel uitmaakt van de processtukken tussen Maria Royer, weduwe van kapitein Gijsbert Roelinck en Machteld Beucker, weduwe van griffier Diederik Roelinck tegen de provisoren van het Binnen- en Buitengasthuis te Zwolle wegens het onderhoud van de dijken in Katwolde.
In de tweede helft van de 18de eeuw is de wasserij eigendom van de katholieke familie Zwakenberg.
Door het huwelijk van Johanna Zwakenberg op 4 april 1790 met Gerhardus (Gerrit) Wentholt komt de wasserij in handen van deze familie. Onder de familie Wentholt zal de wasserij tot 1940 blijven bestaan.
Op het kadastrale minuutplan uit 1832 zijn twee aparte gebouwen te zien. Van deze gebouwen zijn de fundamenten opgegraven. Rond 1880 worden de twee aparte gebouwen samengevoegd en deels vervangen door één rechthoekig gebouw. Dit gebouw bestaat uit een washuis, stal en schuur. Van het gebouw is vrijwel de complete plattegrond bewaard gebleven.
De eerste verdieping van het gebouw werd gebruikt als droogzolder. De vensters op de eerste verdieping waren voorzien van luiken met duidelijke horizontale kieren.
Op de afbeelding uit 1896 is te zien dat aan de zuidzijde van het hoofdgebouw een klein gebouwtje met een puntdak aanwezig was. Van dit gebouw zijn meerdere fasen in de opgraving teruggevonden.
In 1884 en 1894 zijn in het gebouw stoommachines geplaatst. De fundamenten waarop deze machines hebben gestaan zijn tijdens het archeologisch onderzoek opgegraven. Dit geldt ook, voor de in de periode 1920-1932, gebouwde bakstenen fabrieksschoorsteen met uitkragende kop. De schoorsteen lag enkele meters van het gebouw verwijderd en bestond uit een vierkant voetstuk met daarop een van radiaalstenen gemetselde ronde pijp. Het ontwerp van de schoorsteen en de radiaalstenen zijn vervaardigd door de firma Canoy-Herfkens.
Ten westen van de blekerij konden verder de gietsloten worden opgegraven die de begrenzing vormden van de verschillende eilandjes waarop de was werd gebleekt.
Uit de integratie van de historische gegevens met de archeologische resultaten komt naar voren dat de oudste sporen in het onderzoeksgebied teruggaan tot het eind van de 16de en begin van de 17de eeuw. Het gaat dan om een brede sloot die parallel liep aan een sloot die op de plattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 is aangegeven. De sloot op de kaart van Van Deventer ligt ten westen van de Pannekoekendijk en bevind zich op dit moment onder de huidige stadsgracht. Dit geldt ook voor de drie gebouwen die op de kaart zijn weergegeven. Duidelijk zichtbaar is dat in het onderzoeksgebied rond 1560 nog geen bebouwing aanwezig is.
De eerste bebouwing in het onderzoeksgebied dateert van na 1600 en heeft het karakter van kleine dijkhuisjes met een begane grond en een kap. De ligging van de huizen komt overeen met de vorm van het Maagjesbolwerk en de bijbehorende vestinggracht.
De historische gegevens laten een beeld zien van personen die vaak van buiten Zwolle, van het platteland, komen en zich uiteindelijk vestigen in de wijk Kamperpoort. Deze mensen zijn dan in dit geval werkzaam in de scheepsbouw of aan scheepsbouw gerelateerde ambachten. Dit heeft te maken met de ligging van de huizen op de hoek van de stadsgracht en het Zwartewater. De families verderop in de Kamperpoort zijn veelal werkzaam in de tuinbouw. Een fraai voorbeeld zijn de families Waijerink en Van der Sluis. Beide families zijn uiteindelijk werkzaam in de scheepvaart.
De oude perceelsindeling van 1832 is waarschijnlijk direct te koppelen aan de indeling ten tijde van de eerste bewoning. De percelen lagen aan de voorzijde aan de Pannekoekendijk en liepen aan de achterzijde door tot de blekerij van Wentholt. Dit deel van de Pannekoekendijk was ook bekend als de Varkensmarkt. De Pannekoekendijk is aangelegd als verlengde van de dijk langs het Zwartewater.
Het hierboven beschreven archeologisch onderzoek heeft laten ziet dat ook in de gebieden buiten de stad resultaten geboekt kunnen worden die van groot belang zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling en geschiedenis van de stad. Veelal bestaat er een directe relatie met de stad. In dit geval heeft deze relatie vooral betrekking op de aanwezigheid van beroepen en ambachten die vaak uitgeoefend werden in opdracht of ten dienste van de stad.
Het onderzoek vormt een belangrijk onderdeel in de interessante geschiedenis van de wijk Kamperpoort in Zwolle.
Over de realisatie van de van de bebouwing inclusief parkeergarage grenzend aan de regionale kering van de Katerdijk en Pannekoekendijk heeft met waterschap Groot Salland vooroverleg plaatsgevonden op basis van schetsontwerpen. Geconstateerd is dat de parkeergarage grenst aan de beschermingszone van de regionale kering Katerdijk(bestaande legger 2013). Afhankelijk van de uitvoeringsmethode komt een tijdelijke constructie van de bouwput in de beschermingszone. Een eventuele tijdelijke damwand met verankering in de beschermingszone is toegestaan als de stabiliteit van de kering wordt gegarandeerd. Een eventuele verankering mag achterblijven in de kering (voorkomen roeren dijklichaam). Bij de bepaling of de wand van de parkeergarage de theoretische teen van het dijklichaam (waterstaatswerk) raakt (en daarmee onderdeel wordt van de regionale kering) wordt uitgegaan van het theoretisch profiel van de kering (en niet het waterstaatswerk van de bestaande legger) zoals bepaald bij de herinrichting van de Katerdijk. Van belang is daarbij een maatschappelijke onderbouwing. Mocht blijken dat door de diepte van de parkeergarage de voet van de parkeerwand de teen van het theoretisch profiel raakt dan wordt de betreffende parkeergaragewand ontworpen als onderdeel van de waterkering (CUR veiligheidsklasse 3).
Gezien de robuustheid van de waterkering ter plaatse en de beperkte raakvlakken van de werkzaamheden Katwolderplein met de kering, kunnen de werkzaamheden ook in het stormseizoen worden uitgevoerd. Indien een watervergunning aan de orde is, zal alleen een beperking worden opgelegd aan de vergunningplichtige werkzaamheden gedurende hoogwaterdreiging.
De woningen van de Vogelbuurt zijn inmiddels gerealiseerd. Infiltratie van het hemelwater loopt via een centraal gelegen voorziening per “woning blok” in de bodem.
In het nog te bebouwen deel is infiltratie lastiger vanwege technische aspecten. Er is echter een groot infiltratieriool (Ø 500 mm) rondom het complex aangelegd. Dit infiltratieriool heeft een verbinding met andere infiltratieriolen in de Hoogstraat en Lijnbaan, die kunnen overstorten in de bergingsvijvers langs de A28 en Katerdijk. Op dit infiltratieriool zijn een aantal aansluitpunten aangebracht waarop het hemelwater kan worden aangesloten.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Katwolderplein zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Katwolderplein.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels :
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels :
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UoV) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering.
Deze bestemming ligt als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 11 Algemene bouwregels;
In dit artikel is een bijzondere bepaling opgenomen ten behoeve van het afkopen van parkeerplaatsen, die niet op eigen terrein kunnen worden voorzien. Normaal gesproken dienen die parkeerplaatsen, die niet op eigen terrein kunnen worden voorzien en dus in het openbaar gebied worden gerealiseerd, te worden afgekocht. Voor het noordelijke bouwblok binnen de bestemming gemend, ofwel een groot deel van bouwblok A, is een uitzondering opgenomen voor de afkoopregeling. Het is op voorhand de bedoeling en afgesproken dat de parkeerplaatsen die nodig zijn voor het realiseren van de bioscoop en de supermarkt, in de parkeergarage zullen worden voorzien. De parkeergarage is echter een openbaar toegankelijke parkeergarage die door de gemeente zal worden opgericht en geexploiteerd. Die relatie maakt dat een afkoopregeling niet aan de orde kan zijn. De Bouwverordening zal overigens ook worden aangepast voor het kunnen laten vervallen van een afkoopregeling in een aantal bijzondere gevallen. Hangede de procedure tot het opstellen van het bestemmingsplan is de aanpassing van die regeling nog niet afgerond.
Onderstaand kaartje is opgenomen ten behoeve van de verduidelijking van de situering van de verschillende bouwblokken.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 14 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd: een Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemming Artikel 3 Gemengd;
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Uitgangspunt bij deze bestemming is dat er een grote flexibiliteit bestaat in de wijze waarop het terrein wordt ingevuld. Juist omdat er ook woningen worden gerealiseerd, wordt er bij de bouw van de parkeergarage extra aandacht besteed aan geluid. Een parkeergarage is geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Daarom gelden er in beginsel geen toetsingswaarden voor de oprichting van een parkeergarage. Gelet op de geluidgevoelige functies in de omgeving van de op te richten parkeergarage, is daarom een voorwaarde overgenomen dat er met de oprichting van de parkeergarage aansluiting wordt gezocht bij de toetsingswaarden die voor inrichtingen gelden. Onderstaande tabel zijn op moment van tervisieleggen van dit bestemmingsplan de waarden waarmee rekening moet worden gehouden.
Toetsingswaarde (dB(A)) | |||
etmaalperiode | dag | avond | nacht |
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus | 50 | 45 | 40 |
Maximale geluidniveaus | 70 | 65 | 60 |
Uitgangspunten:
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Artikel 7 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 11 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Artikel 12 Algemene afwijkingsregels', 'Artikel 5 Tuin', 'Artikel 7 Verkeer - Erftoegangsweg' alsmede 'Artikel 8 Wonen'onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.
Artikel 14 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.
Indien sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna "een aangewezen bouwplan"), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Ook in het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in aangewezen bouwplannen. Er hoeft evenwel geen exploitatieplan vastgesteld te worden. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie van het bestemmingsplan is namelijk anderszins verzekerd. De gemeente is eigenaar van de gronden in het plangebied en zal een deel van de gronden ten behoeve van de herontwikkeling uitgeven aan marktpartijen.
In verband met de herontwikkeling van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan heeft de gemeente in juni 2011 met de woningcorporatie Stichting deltaWonen een overeenkomst gesloten die gericht is op de realisatie van woningen in de nieuwe Vogelbuurt. Met Multi Veste 170 BV is in 2011 een overeenkomst gesloten die is gericht op de realisatie van commerciële ruimten en woningen op het Katwolderplein. Deze overeenkomst met Multi Veste 170 BV wordt gewijzigd en naar verwachting wordt in april 2014 een nieuwe overeenkomst met Multi Veste 170 BV ondertekend. In de overeenkomsten met Stichting deltaWonen en Multi Veste 170 BV is/wordt ook de gronduitgifte door de gemeente aan de beide marktpartijen vastgelegd.
De realisatie van een parkeergarage Katwolderplein is al langere tijd een wenselijke ontwikkeling. Er zijn onderzoeken verricht naar de financiële haalbaarheid van de exploitatie van een nieuwe ondergrondse parkeergarage. Uit dit onderzoek is gebleken dat een parkeergarage in het plangebied rendabel te exploiteren is. De gemeente is opdrachtgever voor de ontwikkeling en realisatie van de parkeergarage en zal de parkeergarage gaan beheren en exploiteren. Daartoe is een raadsbesluit genomen op 5 maart 2012. De exploitatie van de parkeergarage (inclusief stichtingskosten) betreft een parkeerexploitatie en is niet in de grondexploitatie van het onderhavige bestemmingsplan opgenomen.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen binnen de exploitatiegrens van de Grondexploitatie Kamperpoort, deelgebied Vogelbuurt/Katwolderplein. Alle kosten in verband met de planontwikkeling, zoals verwervingskosten, bouw-en woonrijpmaakkosten, planschade, onderzoekskosten en plankosten zijn in deze grondexploitatie opgenomen. De kosten die ten behoeve van het plan worden gemaakt worden grotendeels verhaald via de gemeentelijke gronduitgifte.
De vigerende grondexploitatie Kamperpoort, deelgebied Vogelbuurt/Katwolderplein sluit op een negatief resultaat van -/- € 1,34 miljoen (startwaarde per 1 januari 2013). Conform het in 2007 genomen raadsbesluit, wordt dit tekort verevent met het positieve exploitatieresultaat grondexploitatie Kamperpoort, deelgebied Kamperpoort-Midden, waarbij het uitgangspunt is dat de consolidatie van beide grondexploitatie (grondexploitatie Kamperpoort) minimaal budgettair neutraal moet zijn. Hieraan wordt voldaan.
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
In het kader van artikel 3.1.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan, zoals dat gereed was in 2012 en met een groter commercieel programma, toegezonden aan diverse instanties. In het navolgende worden de ingekomen reacties samengevat en voorzien van een reactie van de gemeente. Een aantal instanties zijn opnieuw gevraagd te kijken naar het bestemmingsplan, nu er deels aanpassingen zijn gedaan aan de uitgangspunten. Daarbij speelt met name het feit dat de parkeergarage deels bovengronds wordt gerealiseerd een belangrijke rol. Voor zover deze instanties een reactie hebben gegeven, is dit opgenomen in het onderstaande (PM wordt ingevuld voor de tervisielegging van het ontwerp en na ontvangst van eventuele reacties). De opnieuw benaderde instanties zijn: de provincie Overijssel, het Waterschap Groot Salland en de Veiligheidsregio.
De aangeschreven intsanties zijn:
Tennet TSO BV
In het gebied dat is aangegeven op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan Katwolderplein – vogelbuurt heeft TenneT TSO B .V. noch bovengrondse hoogspanningsverbindingen, noch ondergrondse hoogspanningskabels. Wij hebben daarom geen op- of aanmerkingen op genoemd voorontwerpbestemmingsplan
Reactie gemeente:
Van deze vaststelling is kennis genomen.
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat is beheerder van de nabij het plangebied gelegen rijksweg A28 en ziet o.a. toe op een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer. Het onderhavige bestemmingsplan maakt, naast woningbouw en winkels, ook de ontwikkeling van een bioscoop en een parkeergarage mogelijk. Deze functies zouden verkeerseffecten kunnen hebben op de rijksweg A28 in de nabijheid van het plangebied.
Ik verzoek u daarom een mobiliteitsparagraaf in het bestemmingsplan op te nemen waarin de veranderingen in de verkeersintensiteiten in relatie tot de A28 in beeld worden gebracht.
Reactie gemeente:
De samenhang tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer wordt sterk benadrukt. Bij
ruimtelijke beslissingen worden de mobiliteitseffecten altijd meegewogen. De omvang van het
wegverkeer op het hoofdwegennet, zoals de A28, groeit tot 2020 naar verwachting met ruim 40%
ten opzichte van 2000. Per gebied zoeken wegbeheerders en private partijen samen naar
oplossingen voor de files.
Veiligheidsregio
Allereerst wordt verzocht om de verschillende plannen die ter visie liggen in het kader van het vooroverleg goed op elkaar af te stemmen en dan met name het bestemmingsplan Kamperpoort waar het de Pannenkoekendijk betreft en de afstemming met de hulpdiensten.
Reactie gemeente:
Er is absoluut oog voor het afstemmen van verschillende plannen op elkaar. Onder meer in
personele zin doordat het projectteam deels dezelfde mensen kent die zich ook bezig houden met
de aanpassing aan de Katerdijk en Pannenkoekdijk.
Uit de risicokaart blijkt dat in het plangebied het risico op een overstroming bestaat. De geschatte maximale waterdiepte ligt tussen 0,8 en 2,0 meter. In het bestemmingsplan wordt aangegeven en verantwoord dat dit risico, gelet op de hoge ligging van het plangebied (vloerpeilen rond +2,60 meter NAP), beperkt is.
Ook blijkt uit de risicokaart dat het effectgebied van het spoorwegemplacement gedeeltelijk over het gebied ligt. Gezien de afstand tussen het spoorwegemplacement en het plangebied is het risico verwaarloosbaar. Daarnaast zijn de maatregelen voor een toxisch scenario op de A28, genoemd in het bestemmingsplan, ook effectief voor een toxisch scenario zoals op het spoor(wegemplacement) kan plaatsvinden.
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen de risicocontouren van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28. Het gebied ligt deels in stroomzone 2 van het gemeentelijk gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid en deels in zone 3. Voor beide zones worden in het bestemmingsplan maatregelen aangedragen om de effecten van een BLEVE en het vrijkomen van brandbaar gas zoveel mogelijk te beperken.
Het groepsrisico ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Er is eerder sprake van een lichte afname. Reden hiervoor is dat de bestemmingsplancapaciteit, van het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de A28 ligt, afneemt. Verantwoording van het groepsrisico is volgens u, conform de circulaire Risiconormering vervoer van gevaariijke stoffen, niet van toepassing.
Advies
Ik ben zeer tevreden met de wijze waarop u de risico's in relatie tot de ontwikkeling van het plangebied verantwoord. Ik heb daarom geen bezwaar als u:
1. invulling en uitvoering geeft aan de voorgestelde maatregelen die in het gemeentelijk beleidskader voor zone 2 en 3 gelden. Te weten:
2. in overleg met de gemeentelijke brandweer invulling geeft aan de bluswatervoorziening, bluswatercapaciteit en bereikbaarheid in het plangebied;
3. onder 3.1.3.6 verkeersbeleid een verwijzing te geven naar het gemeentelijke beleid prioriteitswegen.
Met betrekking tot het uitbrengen van dit advies heb ik mij beperkt tot de zaken die betrekking hebben op dan wel gerelateerd zijn aan (externe) veiligheid. Dit advies is afgestemd met de lokale brandweer, Geneeskundige Hulpverieningsorganisatie in de Regio (GHOR) en politie IJsselland. In de bijlage heb ik een uitwerking van het advies toegevoegd.
Reactie gemeente:
De gevraagde maatregelen en gegeven adviezen worden voor kennisgeving aangenomen voor
zover het dit bestemmingsplan betreft. Immers, de gegeven adviezen kunnen niet worden vertaald
in een bestemmingsplan. De adviezen over maatregelen voor vluchtwegen, luchtvenitiatiesysteem
en dergelijke worden echter wel doorgegeven aan de ontwikkelaars om bij de uitwerking van de
ontwerpen rekening mee te houden.
Enexis
Ik heb een aantal opmerkingen over Bijlage 1, PVE Buitenruimte. Hierin worden een aantal zaken benoemd met betrekking tot de nutsvoorzieningen (paragraaf 5.4). Er zal hoogstwaarschijnlijk ergens in het plan minimaal 1 transformatorstation moeten komen voor de stroomvoorziening van de nieuwe gebouwen. Er is in maart 2012 hierover een orienterend gesprek geweest met de heer N.H. Munnik van Gemeente Zwolle. Het aantal stations is voor ons nog niet te voorzien. Een belangrijk gegeven is het mogelijke toepassen van KWO, als dat het geval is zal de benodigde transformatorcapaciteit aanzienlijk groter zijn, en daarmee wellicht ook het aantal transformatorstations. Een dergelijk transformatorstation kan mogelijk worden opgenomen in de bebouwing. Hier zijn een aantal voorwaarden en eisen aan verbonden. Een belangrijke eis is dat het station zich op maaiveldniveau moet bevinden. Een alternatief is een vrijstaand compactstation. Deze kan niet, zoals vermeld in het PVE, in een parkeerkelder geplaatst worden.
Verder wordt er aangegeven dat de opname van kabels en leidingen in het pakket op het dek van de parkeergarage zoveel mogelijk vermeden moet worden. Ook voor ons is dit niet wenselijk gezien de pakketdikte van slechts 60cm. Het aanbrengen van hoofdkabels en hoofdleidingen in de parkeergarage wordt door ons echter ook niet toegestaan. Het aanbrengen van aansluitkabels en leidingen (dus kabels en leidingen die rechtstreeks naar een aansluiting leiden) in de parkeergarage kan onder bepaalde voorwaarden wel worden toegestaan. Ik ga er van uit dat er te zijner tijd contact met ons zal worden opgenomen voor overleg over te plaatsen nutsvoorzieningen en de aan te brengen kabels en leidingen.
Reactie gemeente
Er zal zeker met Enexis nader overleg gevoerd worden ten aanzien van de door Enexis ingebrachte
aspecten. Het gegeven advies wordt voor kennisgeving aangenomen. Er zijn inmiddels geen
kabels meer aanwezig op de parkeergarage.
Kamer van Koophandel
We constateren met genoegen dat met dit bestemmingsplan een volgende stap gezet wordt naar realisering van belangrijke voorzieningen voor het economisch functioneren van de binnenstad. Bij de totstandkoming van de kadernota Detailhandel en de uitwerkingsnotitie hiervan hebben we namens de gezamenlijke detailhandel onze zorg uitgesproken over de detailhandelsontwikkelingen op het Katwolderplein. Wij kunnen ons vinden in de plannen voor een supermarkt en hopen dat deze gerealiseerd kan worden door verplaatsing van de supermarkt aan de Veemarkt.
Ten aanzien van de overige detailhandel vinden wij dat deze uitdrukkelijk aanvullend moet zijn op de detailhandel in de binnenstad. Met u zijn wij van mening dat kwaliteit in dezen belangrijker is dan kwantiteit.Wij vrezen voor toevoeging van winkelfuncties die ook binnen de grachten passen. Dit zal leiden tot (nog) meer leegstand in het centrum. Wij realiseren ons dat het bestemmingsplan niet het geëigende middel is om kwalitatieve ontwikkelingen af te dwingen en hebben dan ook onze zorg over de vraag in hoeverre dit ook feitelijk zal gaan gebeuren. Wij dringen er bij op aan zich hiervoor sterk te maken.
Tot slot geven wij u in overweging om een onderscheid te maken binnen de bestemming detailhandel in de bestemmingen food en non-food.
Het voorontwerp geeft ons verder geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente:
Het project Katwolderplein loopt al vele jaren en heeft een sterke relatie met de binnenstad. De te
realiseren parkeergarage voorziet deels in de parkeerbehoeft voor de binnenstad. Bovendien is er
een goede, fysiek verbinding tussen de parkeergarage en de binnenstad via de brug.
Katwolderplein is daarom een belangrijk bronpunt voor de tocht naar de binnenstad. Dit bronpunt
zal aangekleed moeten worden met een aantrekkelijke omgeving. Winkels horen hier naar onze
mening bij.
Net als u streven wij ernaar dat de winkels aanvullend moeten zijn aan de binnenstad. Het project
moet een toevoeging zijn voor Zwolle. Zeker omdat een groot deel van de consumenten in de
Zwolse binnenstad van buiten Zwolle komt.
Wij zijn van mening dat de locatie Katwolderplein, inclusief parkeergarage, duidelijk andere
kenmerken heeft dan een locatie binnen de stadsgrachten. In deze zin is sprake van aanvulling.
En nog veel meer dan bij de winkels op een perifere locatie en de wijkwinkels is de locatie en (de
omvang van) het pand in de binnenstad van belang. Sommige geïnteresseerde partijen wachten
net zo lang tot er in hun ogen het geschiktste pand op de geschikste locatie beschikbaar komt.
Sowieso speelt de kwaliteitsdiscussie in de hele stad. In de uitwerkingsnotitie die bij de kadernota
detailhandel hoort en die in uw bezit is, stellen wij duidelijk dat de kwaliteit belangrijker is dan de
kwantiteit. In de uitwerkingsnotitie wordt ook duidelijk dat wij, binnen de grenzen van onze
mogelijkheden, er alles aan zullen doen om die kwalitatieve ontwikkelingen tot stand te laten
komen.
Bij het programma detailhandel is ook voorzien in een nieuwe supermarkt van 1.000m2. Op dit
moment maakt het bestemmingsplan een grotere supermarkt niet mogelijk. Dit is ook in
overeenstemming met het vastgestelde beleid. Dit sluit niet uit dat er op enig moment alsnog wordt
voorzien in een grotere supermarkt, maar mocht daarvan sprake zijn, dan zal hierover door de
gemeenteraad een afweging gemaakt moeten worden, gelet op haar eerder vastgestelde beleid.
[Sinds het doorlopen van het vooroverleg is op dit punt een wijziging doorgevoerd].
Een onderscheid tussen tussen detailhandel in bestemming food en non-food is niet wenselijk en lijkt bovendien door de Wet ruimtelijke ordening ook niet mogelijk te zijn. Enerzijds is het wenselijk om juist een flexibel plan te maken en niet teveel details vast te leggen; anderzijds is het onderscheid tussen food en non-food artikelen dat binnen een detailhandelsbestemming verkocht wordt niet ruimtelijk relevant en dus niet vast te leggen in een bestemmingsplan.
Waterschap Groot Salland
Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen
Reactie gemeente:
Van deze vaststelling is kennis genomen.
Provincie Overijssel
Het plan past binnen ons provinciaal beleid. Wel wijst de provincie op de in procedure zijnde partiële herziening van de Omgevingsvisie en –verordening met betrekking tot detailhandel (grootschalige en volumineuze detailhandel met regionale uitstraling). Daarbij geldt dat:
a. de behoefte aannemelijk is gemaakt;
b. aangetoond is dat de vestiging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het voorzieningenniveau in de betreffende regio en het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de betreffende kernen;
c. aangetoond is dat er regionale afstemming heeft plaatsgevonden over de voorgenomen vestiging met de buurgemeenten en Gedeputeerde Staten
Reactie gemeente:
In de toelic
hting wordt aandacht naar onze mening aandacht gegeven aan deze aspecten.