direct naar inhoud van 8.2 Rapportering inspraak
Plan: Voorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP09016-0004

8.2 Rapportering inspraak

Aan het bestuur van de Ondernemersvereniging Voorst is op 16 juli 2012 verzocht om voor 1 november 2012 te reageren op het voorontwerp van het bestemmingsplan Voorst.
Bovendien zijn 10 papieren exemplaren van het voorontwerp naar het bestuur toegezonden. Tevens is een informatiefolder vervaardigd over het voorontwerp en de procedure. Deze folder is naar het bestuur toegezonden om te verspreiden onder de leden van de ondernemersvereniging. Zie Bijlage 3 Inspraakfolder. In de folder werd erop gewezen dat het gehele plan vanaf 16 juli 2012 via internet te raadplegen was op www.ruimtelijkeplannen.nl. Alle leden werd de gelegenheid geboden om voor 1 november schriftelijk naar de gemeente te reageren op het plan.

Op 13 september 2012 is het voorontwerp door vertegenwoordigers van de gemeente toegelicht op een vergadering van het bestuur van de ondernemersvereniging.

Het bestuur van de ondernemersvereniging Voorst organiseerde op 4 oktober 2012 een ledenbijeenkomst, waarbij vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren om een toelichting te geven op het nieuwe bestemmingsplan en vragen van de leden te beantwoorden.

Op 10 oktober 2012 heeft het bestuur van de ondernemersvereniging een schriftelijke reactie op het voorontwerp gegeven. Deze reactie is op 8 november 2012 in een bestuursvergadering met vertegenwoordigers van de gemeente besproken.

Schriftelijke inspraakreacties zijn ontvangen van:

  • 1. Parkmanager Ondernemersvereniging Voorst namens de Ondernemersvereniging Voorst;
  • 2. Scania Production Zwolle B.V.;
  • 3. Advocatenkantoor Van Mierlo namens Sensus B.V.;
  • 4. Abbott Laboratories B.V.;
  • 5. Bosselaar Strengers Advocaten namens Gasthuisdijk Zwolle B.V., Stiho B.V. en de Stiho Groep B.V. te Nieuwegein;
  • 6. BMA Ergonomics B.V.;
  • 7. Van der Kamp B.V..

Op 23 november 2012 is op verzoek van Van Wijhe Verf overleg gevoerd over het voorontwerp met een milieuplanoloog van de gemeente Zwolle. Naar aanleiding van dit overleg heeft Van Wijhe een mondelinge reactie gegeven, welke behandeld wordt onder:

  • 8. Van Wijhe Verf B.V..

Ad 1: Ondernemersvereniging Voorst:

  • 1. Op hoofdlijnen kan de ondernemersvereniging zich vinden in het voorontwerp. Ook staat de ondernemersvereniging achter het uitgangspunt dat de geldende geluidzone rond het bedrijventerrein in het bestemmingsplan is opgenomen. Daarmee worden de bedrijven beschermd tegen ongewenste inperkingen van hun geluidruimte. Op de plankaart wordt echter de vastgestelde geluidzone gemist. Verzocht wordt om deze op de plankaart op te nemen, zodat voor de komende jaren duidelijkheid bestaat over de exacte positie van de vastgestelde geluidzone.

Reactie op 1.1

De geluidzone is het gebied tussen het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder en de grens van het gebied, waar de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de bedrijven op dit industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Voor zover dit gebied is gelegen binnen het plangebied is dit met een oranje streeparcering op de papieren plankaart aangegeven. Deze wijze van verbeelden is verplicht gesteld door het Rijk op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2008 (SVBP2008). Op de vergadering van 8 november is de verbeelding op de plankaart nader aan het bestuur toegelicht. Op de toelichtende kaart 10 Geluid is het gehele industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder met een groene lijn aangegeven en is de gehele grens van de geluidzone met een paarse lijn aangegeven; ook voor de gebieden, welke buiten het plangebied zijn gelegen.

  • 2. De ondernemersvereniging vraagt om een nadere onderbouwing van de gebiedsafbakening, omdat geconstateerd wordt dat een aantal gebieden, welke voor de bedrijven op Voorst van groot belang zijn, niet in het plan zijn opgenomen. Het gaat hierbij om het gebied ten noorden van de waterzuivering, het gebied ter hoogte van de Frankhuisweg en het gebied aan de overzijde van het Zwarte Water in Holtenbroek. Deze 3 gebieden liggen wel binnen de geluidszone van Voorst.

Reactie op 1.2:

Het bestemmingsplan voor Voorst maakt onderdeel uit van het project 'Zwolle op Orde', waarvoor de gemeenteraad op 29 september 2003 de uitgangspunten heeft vastgesteld in het 'Plan van aanpak Zwolle op Orde'. Een van de uitgangspunten is het uitgaan van grote wijksgewijze plangebieden, zowel voor de woonwijken als de industrieterreinen.
Het agrarische gebied ten noorden van de rioolwaterzuivering zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Nationaal Landschap IJsseldelta', het gebied ter hoogte van de Frankhuisweg is al opgenomen in het op 9 juli 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Stadshagen I' en het gebied aan de overzijde van het Zwarte Water zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Leenman / Leerentveld'.
Door deze keuze vallen delen van de geluidzone en delen van het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder in andere wijken. In de bestemmingsplannen voor deze andere wijken wordt de geluidzone echter opgenomen conform het beleidsuitgangspunt dat is opgenomen in paragraaf 5.3.2.3 Geluidszone van de toelichting op het bestemmingsplan Voorst; namelijk dat ervan uitgegaan wordt dat de geluidszone niet verder wordt gewijzigd.

  • 3. De verruiming van de bebouwingspercentages naar 90% of meer en de verruiming van de bouwhoogten past volgens de ondernemersvereniging in de wens om bestaande bedrijfspercelen zo optimaal mogelijk te benutten. De indruk bestaat echter dat de toegestane bouwhoogten momenteel door diverse bedrijven reeds worden overschreden en dat deze huidige bouwhoogten niet voor alle bedrijven op de plankaart zijn opgenomen. Verzocht wordt om bestaande rechten te respecteren en in het plan op te nemen.

Reactie op 1.3:

Het plan wordt geherinventariseerd op alle mogelijke hoogteoverschrijdingen door bestaande bebouwing. Deze bestaande hoogteoverschrijdingen worden allemaal gelegaliseerd.
Daarnaast is de in het voorontwerp opgenomen nieuwe hoogtezonering heroverwogen op grond van de inspraakreacties van individuele bedrijven. Dit heeft geresulteerd in een gewijzigde nieuwe hoogtezonering en een gewijzigde hoogtemaatvoering op de plankaart. Voor zover bekend past de bestaande bebouwing nu binnen de voorgeschreven hoogtemaatvoering. Voor een toelichting en een overzichtskaart van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering wordt verwezen naar paragraaf 5.3.1.2 Nieuwe hoogtezonering.

  • 4. De ondernemersvereniging ziet dat de waterkeringsgrens over diverse bedrijfspercelen en gebouwen is getekend. Gevraagd wordt wat de consequenties hiervan zijn. Verzocht wordt om de waterkeringsgrenzen zoveel mogelijk langs de bedrijfspercelen te situeren.

Reactie op 1.4:

De waterkeringsgrens is de grens van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze bestemming mag worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. In dat gebied is een ontheffing nodig van het waterschap. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De begrenzing zal niet worden gewijzigd.

  • 5. De ondernemersvereniging wil dat de indeling in milieucategorieën geen belemmeringen meebrengt voor de gevestigde bedrijven nu en in de toekomst. In de geldende plannen worden bedrijven tot en met categorie 5.1 toegestaan. De relatief zware milieucategorieën tot en met 4.2 komen op het gehele bedrijventerrein voor. Als gevolg van met name woningbouwontwikkelingen rondom het bedrijventerrein zijn er in de zones rondom Voorst gevoelige gebieden ontstaan, waarvoor in het voorontwerp nu wordt voorgesteld hier maximaal categorie 3.1 of 3.2 toe te staan. De ondernemersvereniging denkt dat de bedrijven die in deze gebieden zijn gevestigd in hun toekomstige gebruiksmogelijkheden en -rechten worden ingeperkt en vraagt een nadere toelichting hierop.

Reactie op 1.5:

De indeling in milieucategorieën brengt geen belemmeringen met zich mee voor de huidige bedrijven. De basis vormen namelijk de vigerende vergunningen van de zittende bedrijven, zoals die bekend zijn bij de gemeente en de provincie. Voor bedrijven die niet passen binnen de voorgestelde milieucategorie is een maatbestemming opgenomen, zodat zij passen binnen het nieuwe bestemmingsplan. In de geldende bestemmingsplannen waren industriële activiteiten weliswaar mogelijk, maar bij de ruimtelijke ordening op de bedrijventerreinen werd minder rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de aanwezige omgeving. Een interne zonering ontbrak in de plannen. De nieuwste inzichten worden vastgelegd en regelmatig aangepast in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering'. Uit jurisprudentie blijkt overigens dat de Raad van State deze aanpak goedkeurt.
Paragraaf 1.5 Geldende bestemmingsplannen van de toelichting laat zien dat de plannen van voor 1978 stammen. In die tijd werd een andere milieucategorisering gebruikt die gebaseerd was op de Hinderwet. categorie 5.1 kwam niet voor in deze milieucategorisering, zodat de opmerking letterlijk opgevat onjuist is. We hebben met deze opmerking bedoeld dat de bedrijven die we nu onder milieucategorie 5.1 zouden scharen mogelijk zijn. We zullen de tekst in de toelichting nuanceren. Ook het feit dat de milieuwetgeving veranderd is sinds 1977 en eerder heeft ertoe geleid dat de interne milieuzonering is toegepast. Zoals reeds gemeld in de toelichting blijft daarbij de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' de leidraad bij het ontwerp van de interne milieuzonering. Dit kan ertoe leiden dat bedrijven minder ontwikkelingsruimte hebben dan ze op grond van het geldende bestemmingsplan zouden hebben gehad. Wij willen er echter wel op wijzen dat ook onder het geldende bestemmingsplan aanvullende beperkende eisen van kracht kunnen zijn die rekening houden met de gevoeligheid van de omgeving. Met andere woorden de 'grote' planologische vrijheid wordt in de praktijk al beperkt door de eisen uit de milieuvergunning cq moderne milieuwetgeving.

  • 6. De ondernemersvereniging constateert dat voor enkele bedrijven op Voorst een specifieke maatbestemming is opgenomen, omdat deze bedrijven niet binnen de voorgestelde milieucategorie passen. Bij andere activiteiten of verkoop van het bedrijf kan echter een lagere milieucategorie in werking treden. De ondernemersvereniging vraagt de garantie dat deze bedrijven via deze regeling niet in hun toekomstige gebruiksmogelijkheden of -rechten worden beperkt en er planschade wordt geleden.

Reactie op 1.6:

Het verwijderen van een specifieke maatbestemming door de gemeente kan alleen maar plaatsvinden door gebruik te maken van een bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat van deze bevoegdheid alleen gebruik kan worden gemaakt na vrijwillige beëindiging van de betreffende specifieke maatbestemming. Belanghebbenden kunnen tegen de beslissing in beroep gaan bij de Raad van State.

  • 7. De ondernemersvereniging constateert dat voor een beperkt aantal bedrijven een risicocontour op de plankaart is opgenomen. Gevraagd wordt of over deze contour overleg is gevoerd met de betrokken bedrijven en of hierbij rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen binnen deze bedrijven.
    De ondernemersvereniging wil dat de toekomstplannen van deze bedrijven in het bestemmingsplan worden verwerkt. Dat geldt ook voor andere bedrijven, welke concrete toekomstplannen hebben.
    Op de vergadering van 8 november werd het bedrijf Abbott als voorbeeld genoemd. Abbott is nu geen bedrijf dat onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt en er is daarom in het voorontwerp geen risicocontour rond het bedrijf op de plankaart ingetekend. Noodzakelijke wijzigingen in het productieproces van Abbott kunnen echter op korte termijn al betekenen dat het bedrijf wel onder het Bevi gaat vallen. Mogelijk gaat het bedrijf dan zelfs vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO). Het moet mogelijk worden om in het bestemmingsplan rond Abbott een geheel nieuwe risicocontour op te nemen.

Reactie op 1.7:

Met toekomstige ontwikkelingen binnen bedrijven, welke reeds een risicocontour hebben kan rekening worden gehouden door middel van een bevoegdheid van burgemeester en wethouders om deze risicocontour te wijzigen.
De gemeente heeft nader advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio IJsselland over de gevraagde mogelijkheid om geheel nieuwe risicocontouren op te nemen in het bestemmingsplan.
De Veiligheidsregio adviseerde dat dit vanuit veiligheidsoogpunt aanvaardbaar kan zijn. Een industrieterrein is immers bedoeld voor zwaardere industrie waar risico's aan verbonden kunnen zijn. Door ook hier gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid kan per geval beoordeeld worden of de verandering naar een Bevi of zelfs een BRZO bedrijf ruimtelijk acceptabel is. Daarbij zal een verandering naar een Bevi of een BRZO bedrijf bij een onderneming die midden op het bedrijventerrein ligt op minder bezwaren stuiten dan bij bedrijven die aan de rand van het industrieterrein liggen. Ook zal door een wijzigingsbevoegdheid nog sturing gegeven kunnen worden aan de exacte locatie van de risicovolle installatie. Als voorbeeld wordt Abbott genoemd, waar een risico eerder aan de achterzijde van het bedrijf acceptabel is in vergelijking met een risicovolle installatie aan de Zwarte Waterallee waar zich scholen bevinden. De Veiligheidsregio acht maatwerk daarom noodzakelijk en de wijzigingsbevoegdheid biedt deze mogelijkheid.
De wijzigingsbevoegdheid zal op grond van dit advies in bovengenoemde zin worden uitgebreid. Verder zal daarbij worden opgenomen dat nieuwe PR 10-6 contouren nooit over het kavel van de buren mogen lopen. De PR 10-6 contour mag wel over infrastructuur en openbaar groen heen lopen. Daarmee wordt een beperking voor een aangrenzend bedrijf voorkomen.

  • 8. De ondernemersvereniging is geen voorstander van het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen, indien deze in verband met toezicht of beheer noodzakelijk zijn, omdat hiermee de kans op klachten voor gevestigde bedrijven kan toenemen.

Reactie op 1.8:

De flexibiliteitsbepaling, waarin extra bedrijfswoningen met een afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan, wordt geschrapt.

  • 9. De ondernemersvereniging heeft twijfels of nieuwe detailhandel in het plangebied moet worden toegestaan nu er sprake is van de aanwezigheid van risicovolle bedrijven in dit gebied. Met de vestiging van detailhandel kan er eveneens een forse verkeersdruk in het gebied ontstaan. Ook is er sprake van belemmeringen door de aanwezigheid van een hoge druk aardgasleiding. Voor het toestaan van detailhandel is een herziening van het bestemmingsplan nodig, waarbij een zorgvuldige ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk is. Daarbij moet ook gekeken worden naar de hier genoemde verkeers- en milieuaspecten.

Reactie op 1.9:

Het standpunt van de ondernemersvereniging wordt onderschreven. Voor de komst van detailhandel zal een nieuw bestemmingsplan moeten worden opgesteld, waarbij alle door de ondernemersvereniging genoemde aspecten zullen moeten worden afgewogen.

  • 10. De ondernemersvereniging bepleit ruime mogelijkheden om zakelijke dienstverlening en kantooractiviteiten in bestaande (vrijkomende) bedrijfsgebouwen mogelijk te maken. In een tijd dat bedrijven moeten krimpen en er bijvoorbeeld verdiepingen vrijkomen is voldoende flexibiliteit nodig om verpaupering tegen te gaan.

Reactie op 1.10:

Uitsluitend onzelfstandige kantoren zijn toegestaan. Bij het toestaan van zelfstandige niet aan een productiebedrijf gebonden kantoren zal het karakter van het bedrijventerrein worden aangetast en zal de kans op klachten voor gevestigde bedrijven kunnen toenemen.

  • 11. Op de vergadering van 8 november wordt verbaasd gereageerd op het ontbreken van een beschrijving van het gebouw van IJzerleeuw in de cultuurhistorische analyse.

Reactie op 1.11:

De beschrijving van de cultuurhistorische waarden van het gebouw van IJzerleeuw aan de Gasthuisdijk 15 zal alsnog in de toelichting worden opgenomen.

Ad 2: Scania deelt mee zich aan te sluiten bij de brief van het bestuur van de Ondernemersvereniging Voorst. Zie onder 1

Ad 3: Sensus:

  • 1. Artikel 4 Bedrijf: De bestemmingsregeling is ten onrechte enkel toegesneden op bebouwing door expliciet te bepalen dat de gronden bestemd zijn voor gebouwen c.q. voor bouwwerken. De bestemmingsregeling dient tevens gericht te zijn op gebruik.

Reactie op 3.1:

De gronden zijn bestemd voor gebouwen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en terreinen. De formulering is conform de standaard 'Op de digitale leest' d.d. juni 2003 van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV). Deze formulering wordt in alle Zwolse bestemmingsplannen toegepast.

  • 2. Artikel 4.1 onder a: Op de bedrijfslocatie Gasthuisdijk 44 zijn naast het bestaande bedrijf met een specifieke maatbestemming alleen bedrijven toegestaan die toelaatbaar zijn binnen zone 3. Dit komt overeen met bedrijven in de milieucategorieën tot en met 3.2, waarvoor een richtafstand geldt van 100 meter ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. Deze beperking is voor Sensus onaanvaardbaar. Het bestaande bedrijf van Sensus is een categorie 5.1 bedrijf. Het geldende plan bevat geen enkele beperking tot een bepaalde milieucategorie. De beperking tot een lagere milieucategorie is onnodig, gelet op de ligging van de onderhavige bedrijfslocatie tot omliggende gevoelige bestemmingen c.q. objecten. De afstand van het bedrijf Sensus tot de dichtstbijzijnde woning in 'gemengd gebied' bedraagt ongeveer 200 meter, terwijl de afstand tot de dichtstbijgelegen 'rustige woonwijk' circa 400 meter bedraagt. Op basis hiervan zou volgens de in de plantoelichting beschreven systematiek een indeling in zone 5 of 6 gerechtvaardigd zijn.
    Sensus is gelegen op een gezoneerd industrieterrein. Het voorontwerp staat binnen de geluidszone geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. In het kader van de zoneringssystematiek volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn de richtafstanden gebaseerd op 4 milieuaspecten, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Aangezien het geluidsaspect al geregeld is door middel van de zonering op basis van de Wet geluidhinder, kan aan dit aspect bij de milieuzonering van het bestemmingsplan worden voorbij gegaan. De overige richtafstanden die volgens de VNG-brochure behoren bij de categorie 5.1 inrichting van Sensus (SBI-code 1051.1) bedragen maximaal 200 meter. Binnen die afstand zijn ten opzichte van de inrichting van Sensus geen gevoelige bestemmingen gelegen.
    Geconcludeerd wordt dat Sensus ten onrechte is opgenomen in zone 3 . Dit dient gewijzigd te worden in zone 6. In dit verband wordt er op gewezen dat het bestemmingsplan op andere locaties bedrijven toestaat uit een veel hogere milieucategorie, terwijl de afstanden van die bedrijven tot de dichtstbijzijnde 'rustige woonwijk' c.q. 'gemengd gebied' kleiner zijn dan die voor de bedrijfslocatie van Sensus.

Reactie op 3.2:

Wij zijn het eens met de constatering van Sensus dat Sensus een bedrijf is dat volgens de VNG-brochure in de milieucategorie 5.1 valt (SBI code 1051 1). In de toelichting op het bestemmingsplan is dit reeds vermeld. Wij zijn het met Sensus eens dat gezien de ligging ten opzichte van een rustige woonwijk (Holtenbroek), een gemengd gebied (Frankhuis) en een scholengebied (Voorsterpoort Oost) de maximale milieucategorie die toelaatbaar is verhoogd kan worden. Ons uitgangspunt is de toelaatbare milieucategorieën zo hoog als mogelijk te laten zijn om zoveel mogelijk ontwikkelruimte aan de aanwezige bedrijven te bieden.
De inrichtingsgrenzen van Sensus liggen op ruim 400 meter afstand van een rustige woonwijk (Holtenbroek, 447 meter) en 180 meter van een gemengd gebied (Frankhuis). Dit betekent dat volgens de VNG-brochure milieucategorie 4.2 mogelijk is. Categorie 5.1 is niet mogelijk omdat de minimale afstand tot aan een rustige woonwijk 500 meter moet bedragen en de minimale afstand tot aan een gemengd gebied 300 meter. De inrichting van Sensus ligt dus te dichtbij om een verhoging naar milieuzone 6 (milieucategorie 1-5.1) te rechtvaardigen.
Omdat de wens van Sensus ook voor de omliggende bedrijven van toepassing kan zijn, is onderzocht voor welk gebied een verhoging naar milieucategorie 4.2 mogelijk is. Dit heeft geresulteerd in een groter gebied waar een andere milieuzone namelijk 5 van toepassing kan worden. Het betreft de zone-omschrijving in de toelichting onder 5a in de tabel in paragraaf 5.3.2.1 Functionele zonering, omdat de maatgevende richtafstand tot een rustige woonwijk van 300 meter van toepassing is .
Het gaat bij dit grotere gebied om een verhoging van milieuzone 3 naar 5 voor de strook waar Sensus ligt en een deel van de North Sea Group en een verhoging van milieuzone 4 naar 5 voor een gebied dat ligt tussen IJzerleeuw in het noordwesten, de Rieteweg in het zuidwesten, de Katwolderweg in het noordoosten en tot ongeveer halverwege de Blaloweg in het zuidoosten.

  • 3. Artikel 4.1 onder c: De maatbestemming dient te worden aangepast. De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten in de vorm van de 'fabricage van zuivelproducten met een productiecapaciteit van gedroogde producten kleiner of gelijk aan 1,5 ton per uur' is namelijk niet correct. Op de locatie Gasthuisdijk 44 worden door Sensus de volgende bedrijfsactiviteiten uitgevoerd:
    a. bewerking van vloeibare suikers tot poederfracties ten behoeve van de voedingsmiddelenindustrie;
    b. melkbewerking tot speciaalproducten (voornamelijk melkpoeder);
    c. menging van melkpoeder en cacaomassa tot mengproduct.
    In de geldende milieuvergunning van gedeputeerde staten van Overijssel d.d. 21 december 2002, nr. EMT/2002/775 wordt overwogen dat de provincie bevoegd gezag is, omdat er meer dan 1.500 kg per uur melkpoeder kan worden geproduceerd.
    Mede gelet op het bepaalde in bijlage I bij het Bor (categorie 9) dient de maatbestemming als volgt te luiden:
    'Het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor, waaronder het vervaardigen van gedroogde suiker- en zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.500 kg/uur of meer.'
    De melkdroogcapaciteit van de inrichting bedraagt circa 7 ton per uur, terwijl de inulinedroogcapaciteit circa 5 ton per uur bedraagt.

Reactie op 3.3:

De door Sensus aangedragen maatbestemming is conform de verleende vergunning en zal derhalve worden aangepast conform het voorstel van Sensus.

  • 4. Artikel 4.2.1: De maximale bouwhoogte bedraagt in het voorontwerp voor de locatie van Sensus 12 meter. Dit is niet toereikend. De bestaande bouwhoogte van het poedertorengebouw bedraagt maximaal 32 meter. Binnen de komende planperiode is de oprichting van een nieuwe sproeidroogtoren van 45 meter voorzien. De in artikel 4.4.1 opgenomen afwijkingsmogelijkheid voor een grotere bouwhoogte is ontoereikend.
    Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte voor de bedrijfslocatie van Sensus te verhogen naar 45 meter.

Reactie op 3.4:

Op basis van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering is de maximale bouwhoogte ter plaatse van Sensus gesteld op 40 meter. De bestaande situatie is daarmee positief bestemd. Het bedrijf is onderdeel van de hogere kern van het bedrijventerrein, rondom de insteekhavens. Het bestemmingsplan maakt afwijkingen van de bouwhoogte mogelijk tot maximaal 45 meter en maakt realisatie van een nieuwe sproeidroogtoren dus niet onmogelijk. Bij de afweging om medewerking te verlenen aan een afwijking wordt het plan nader beoordeeld op onder andere aspecten als positionering, ruimtelijke inpassing, milieusituatie.

  • 5. Artikel 4.2.2: Naar het oordeel van Sensus is het zuiverder om de woorden 'dienen te worden gebouwd' te wijzigen in 'zijn uitsluitend toegestaan'.

Reactie op 3.5:

De verzochte wijziging wordt aangebracht.

  • 6. Artikel 4.4.1 onder f: Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om een extra bedrijfswoning toe te staan, indien die extra bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met toezicht of beheer. Naar het oordeel van Sensus horen bedrijfswoningen in beginsel niet thuis op een gezoneerd industrieterrein en dienen de vestigingsmogelijkheden zoveel mogelijk beperkt te blijven in verband met de mogelijk negatieve gevolgen voor de gevestigde bedrijven.
    Verzocht wordt om het artikellid te schrappen.

Reactie op 3.6:

De flexibiliteitsbepaling, waarin extra bedrijfswoningen met een afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan, wordt geschrapt.

  • 7. Artikel 4.7.2: In verband met het gestelde onder 3.2 bestaat voor de gronden van Sensus geen noodzaak meer voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid om de maatbestemming te verwijderen.
    Verzocht wordt om deze wijzigingsbevoegdheid voor het terrein van Sensus te schrappen.

Reactie op 3.7:

De wijzigingsbevoegdheid om de maatbestemming te verwijderen blijft noodzakelijk, omdat het bedrijf Sensus met de milieucategorie 5.1 zich bevindt in een zone waar maximaal milieucategorie 4.2 bij recht zal worden toegestaan.

  • 8. veiligheidszone - bevi: Deze veiligheidszone ter plaatse van de bedrijfslocatie van Sensus houdt blijkens de toelichting verband met de ammoniak-koelinstallatie met een totale inhoud van 2.000 kg ammoniak. Blijkens de toelichting geldt op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) een contour van 35 meter vanaf de machinekamer. De op de plankaart aangeduide contour is evenwel niet gesitueerd rondom de machinekamer van de koelinstallatie, maar rondom toren 3. Voor de situering van de ammoniak-koelinstallatie wordt verwezen naar een bijgevoegde situatietekening.
    Verzocht wordt om de Bevi-contour op de plankaart te wijzigen.

Reactie op 3.8:

Op basis van de verleende beschikking in het kader van de Wet Milieubeheer (11 december 2000) is vastgesteld dat de PR 10-6 risicocontour 45 meter bedraagt. De situering van de risicocontour heeft als centrum de machinekamer. De informatie is inmiddels ook gewijzigd op de provinciale risicokaart. Wij zullen de risicocontour op de plankaart wijzigen conform de nieuwe informatie op de provinciale risicokaart.

  • 9. Bestemming Verkeer: Blijkens de plankaart rust op een smalle strook grond op het noordelijke deel van de inrichting, grenzend aan het water, de bestemming 'Verkeer'. Op de gronden van Sensus vervult de als 'Verkeer' bestemde strook geen enkele verkeersfunctie. Er is geen verkeersinfrastructuur aanwezig noch in voorbereiding. Het betreft in werkelijkheid een onverhard deel van het bedrijfsterrein.
    Verzocht wordt om deze strook tot 'Bedrijf'' te bestemmen.

Reactie op 3.9:

Bij het bestemmen is gekeken naar de eigendomssituatie. Voor zover bekend zijn geen gronden van Sensus voorzien van een verkeersbestemming. De strook achter het terrein langs de Balkenkolk hebben wel een verkeersbestemming, maar dit valt buiten het eigendom van Sensus. Perceelsnummer 04339 en het gedeelte van perceelsnummer 04893 (voor zover geen water) zijn eigendom van de gemeente Zwolle en hebben wel een verkeersbestemming in verband met de visie om op lange termijn een fietsverkeersverbinding te realiseren langs de oever van het Zwartewater richting Stadshagen.

Ad 4: Abbott:

  • 1. De hoogte van de bebouwing aan de oneven zijde van de Rieteweg: In het geldende plan is geen bouwhoogte vastgesteld en gezien de huidige bebouwing op het terrein van Abbott was het in het verleden kennelijk gemakkelijk om afwijkend te bouwen. Bouwhoogten van 25 meter en hoger zijn op dit moment namelijk geen uitzondering.
    Verzocht wordt om de uitbreidingsmogelijkheden van Abbott niet te beperken door de bouwhoogte aan de oneven zijde van de Rieteweg te verhogen naar 35 meter met een uitzonderingsmogelijkheid tot 45 meter voor onze huidige droogtoren.

Reactie op 4.1:

In het kader van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering voor Voorst is de maximale bouwhoogte ter plaatse verruimd naar 40 meter. Hiermee wordt uitbreidingsruimte / flexibiliteit geboden. De bestaande hogere droogtoren wordt positief bestemd met een maximale bouwhoogte van 45 meter.

  • 2. De hoogte van de bebouwing aan de even zijde van de Rieteweg: Voor de even zijde wordt een verhoging tot 25 meter verzocht om opslag in verdiepingen mogelijk te maken.

Reactie op 4.2:

In het kader van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering voor Voorst is de maximale bouwhoogte ter plaatse verruimd naar 20 meter. Het gebied vormt een overgangszone van de lagere bebouwing langs de rand van het Zwarte Water en de hogere bebouwing rond de kern van het bedrijfsterrein. Deze hoogte sluit goed aan op de hoogtezonering van Voorsterpoort aan de overzijde van de Blaloweg. Het bestemmingsplan kent een afwijkingsmogelijkheid om bebouwing tot maximaal 25 meter toe te staan, maar dit wordt op basis van concrete bouwvoornemens op ruimtelijke aspecten beoordeeld en niet bij recht toegestaan.

  • 3. Bestaande bouwhoogten die de bouwhoogten uit het bestemmingsplan overschrijden: Verzocht wordt om deze bouwhoogten eenduidig op de plankaart op te nemen.

Reactie op 4.3:

Het plan wordt geherinventariseerd op alle mogelijke hoogteoverschrijdingen door bestaande bebouwing. Deze bestaande hoogteoverschrijdingen worden allemaal gelegaliseerd.

  • 4. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering: Alhoewel het slechts een klein deel van het perceel van Abbott omvat, sluit deze dubbelbestemming elke bebouwing anders dan 'water gerelateerd' uit. Dit betekent dat het gebruik van het eigendom van Abbott verder wordt beperkt.
    Verzocht wordt om deze grens gelijk te trekken met de terreingrens van Abbott.

Reactie op 4.4:

Op de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat mag worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. In dat gebied is een ontheffing nodig van het waterschap. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De begrenzing zal niet worden gewijzigd.

  • 5. Milieuzonering en omgeving: De gebieden in de omgeving van het plangebied met hogere concentraties van aanwezige personen en een rustige omgeving kunnen er mogelijk in de toekomst voor zorgen dat extra investeringen noodzakelijk zijn om overlast te voorkomen. Een extra 'bedreiging' voor Abbott zijn de publieke functies die aan de overzijde van de Blaloweg komen te liggen. Ongeacht de vastgelegde milieuzonering kan de milieudruk op Abbott in belangrijke mate toenemen.
    Verzocht wordt om bij het inrichten van de omgeving van Abbott rekening te houden met de belangen van Abbott en de milieudruk op Abbott niet verder op te voeren door (beperkt) kwetsbare objecten nabij Abbott te projecteren.

Reactie op 4.5:

Bij gebiedsontwikkelingen wordt altijd rekening gehouden met de aanwezige milieudruk. Andersom wordt ook onderzocht of een gebiedsontwikkeling beperkingen oplevert voor de reeds bestaande functies, in dit geval het bedrijf van Abbott.
Voor het aspect externe veiligheid is het gebiedsgerichte kader externe veiligheid dat door de gemeenteraad van Zwolle is vastgesteld het vertrekpunt bij gebiedsontwikkelingen. In gebieden waar externe veiligheidsrisico's een belangrijke rol spelen worden functies met verminderd zelfredzame groepen uitgesloten of onder zware voorwaarden mogelijk gemaakt. In alle relevante gevallen zal ook advies van de veiligheidsregio worden ingewonnen die vanuit haar deskundigheid eventuele knelpunten signaleert.
Op dit moment heeft het bedrijf van Abbott geen veiligheidscontour maar Abbott heeft wel aangegeven dat bij veranderende productieomstandigheden er mogelijk wel een veiligheidscontour zou kunnen ontstaan. Op dit moment hebben wij geen inzicht in de ligging van deze mogelijke veiligheidscontour, het bijbehorende invloedsgebied, de aard van het bijbehorende scenario en de te treffen veiligheidsvoorzieningen aan de bron. Op dit moment kunnen wij dus alleen toezeggen dat er bij relevante gebiedsontwikkelingen binnen het toekomstige invloedsgebied van Abbott in overleg met Abbott bepaald wordt wat de mogelijke scenario's zijn waarmee Zwolle rekening moet houden bij een gebiedsontwikkeling.
In het bestemmingsplan wordt daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om geheel nieuwe veiligheidscontouren te kunnen opnemen.

  • 6. Overschrijding BRZO grenzen: Hoewel de staat van bedrijfsactiviteiten op zichzelf geen onredelijke eisen stelt aan bedrijfsactiviteiten, is het mogelijk dat deze wel kan leiden tot beperkingen voor toekomstige uitbreidingen of activiteiten van Abbott. Een voorbeeld is de opslag van gevaarlijke stoffen in hoeveelheden boven de drempelwaarde van de BRZO. Het voorontwerp biedt hier geen uitzonderingsmogelijkheid voor, zodat de enige mogelijkheid voor Abbott om een verruiming van de eisen te krijgen een bezwaarprocedure tegen het ontwerp van het bestemmingsplan is.
    Verzocht wordt om voor gevestigde bedrijven, zoals Abbott de BRZO grenzen te laten vervallen.

Reactie op 4.6:

De gemeente heeft nader advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio IJsselland over de gevraagde mogelijkheid om toe te staan dat gevestigde bedrijven door een wijziging van hun bedrijfsactiviteiten onder het Bevi of zelfs onder het BRZO gaan vallen.
De Veiligheidsregio adviseerde dat dit vanuit veiligheidsoogpunt aanvaardbaar kan zijn. Een industrieterrein is immers bedoeld voor zwaardere industrie waar risico's aan verbonden kunnen zijn. Door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid kan per geval beoordeeld worden of de verandering naar een Bevi of zelfs een BRZO bedrijf ruimtelijk acceptabel is. Daarbij zal een verandering naar een Bevi of een BRZO bedrijf bij een onderneming die midden op het bedrijventerrein ligt op minder bezwaren stuiten dan bij bedrijven die aan de rand van het industrieterrein liggen. Ook zal door een wijzigingsbevoegdheid nog sturing gegeven kunnen worden aan de exacte locatie van de risicovolle installatie. Als voorbeeld wordt Abbott genoemd, waar een risico eerder aan de achterzijde van het bedrijf acceptabel is in vergelijking met een risicovolle installatie aan de Zwarte Waterallee waar zich scholen bevinden. De Veiligheidsregio acht maatwerk daarom noodzakelijk en een wijzigingsbevoegdheid biedt deze mogelijkheid.
Op grond van dit advies zal een wijzigingsbevoegdheid in bovengenoemde zin worden opgenomen. Verder zal daarbij worden bepaald dat nieuwe PR 10-6 contouren nooit over het kavel van de buren mogen lopen. De PR 10-6 contour mag wel over infrastructuur en openbaar groen heen lopen. Daarmee wordt een beperking voor een aangrenzend bedrijf voorkomen.

  • 7. Beperking aan activiteiten die vallen onder het Bevi: Verzocht wordt om aan te geven of het bestemmingsplan beperking geeft aan uitbreiding van risicovolle activiteiten, zoals bedoeld in het Bevi/Revi.

Reactie op 4.7:

Verwezen wordt naar de reactie op 4.6.

  • 8. Overschrijding bouwvlak: In het voorontwerp is de mogelijkheid gegeven de bouwgrens met maximaal 25 m² te overschrijden. Geldt hierbij het begrip 'gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak' per perceel of voor de gehele inrichting? Het uitgangspunt van Abbott is dat bestaande overschrijdingen van het bouwvlak bij het van kracht worden van het bestemmingsplan moeten worden gelegaliseerd.

Reactie op 4.8:

De overschrijding geldt per perceel. Dit zal in de regels worden verduidelijkt.
Daarnaast is het plangebied met behulp van nieuwe luchtfoto's uit 2012 geherinventariseerd op overschrijdingen van de bouwgrenzen door bestaande bebouwing. Voor zover bekend zijn er geen overschrijdingen van het bouwvlak aanwezig.

  • 9. Mogelijke cultuurhistorische waarde van de Rieteweg 20: In de plantoelichting wordt vermeld dat cultuurhistorische waarden niet worden vastgelegd in dit plan. Waarom worden de mogelijke cultuurhistorische waarden van de Rieteweg 20 dan toch vermeld?
    Verzocht wordt om de mogelijke cultuurhistorische waarden van panden in het bestemmingsplan niet te vermelden.

Reactie op 4.9:

Met ingang van 1 januari 2012 is het op grond van het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht een cultuurhistorische analyse in de toelichting van een bestemmingsplan op te nemen. Deze verplichting geldt ook, indien de gemeente besluit (nog) geen bijzondere bescherming voor de cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan op te nemen.

Ad 5: Stiho:

  • 1. De omvang en de lengte van de groenstrook is gewijzigd, deels ten voordele en deels ten nadele van Stiho. Voor zover de groenstrook zich op de kop van het plangebied bevindt kan Stiho met deze bestemming leven. Echter aan de rechterzijde van het plangebied is ook een groenstrook ter plaatse van de bestaande kade geprojecteerd en aan de linkerzijde van het plangebied is ook een groenstrook ter plaatse van de bestaande weg geprojecteerd. Voor het bestemmen van het betreffende groen is geen motivatie kenbaar gemaakt en heeft geen zorgvuldige afweging plaatsgevonden. De feitelijke realisering van deze bestemming is ook niet mogelijk nu ter plaatse de bestaande kade en de bestaande weg nog steeds aanwezig en in gebruik zijn.

Reactie op 5.1:

Omdat het niet mogelijk is gebleken tijdig overeenstemming met Stiho te verkrijgen over de voorgenomen nieuwe ontwikkeling van de kop van Voorst, is bij de bestemming uitgegaan van het geldende plan.
De strook op de kop van het plangebied heeft in het geldende plan ook een groenbestemming. De strook langs de kade heeft in het geldende plan deze bestemming niet en zal daarom bestemd worden tot Bedrijf conform het geldende plan. Met het tracé van de bestaande weg zal ook rekening worden gehouden. Verwezen wordt verder naar de reactie op 5.6.

  • 2. Over de gehele gronden van Stiho is de beperkende dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering gelegd. Stiho vraagt zich af wat het nut en de noodzaak is van een dergelijke bestemming over de gehele grond. Verzocht wordt om deze dubbelbestemming te verwijderen.

Reactie op 5.2:

Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. De kop van Voorst is buitendijks gebied en dient als bergingsgebied voor extreem hoog water.
In het gebied dat onder de waterschapskeur valt, is een ontheffing nodig van het waterschap. Op de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat mag wel worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De dubbelbestemming zal niet worden verwijderd en de begrenzing zal ook niet worden gewijzigd.

  • 3. Op een groot deel van de gronden van Stiho is ook nog eens de beperkende dubbelbestemming Waarde - Archeologie gelegd. In het bestemmingsplan ontbreekt de noodzakelijke toelichting. Stiho verneemt graag wat de onderliggende archeologische waarden zijn en waarom die aanleiding zijn om tot een dubbelbestemming over te gaan. Verzocht wordt om deze dubbelbestemming te verwijderen.

Reactie op 5.3:

In paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur van de toelichting zijn de archeologisch waarden beschreven en zijn het systeem van waarderen en de gevolgen ervan toegelicht. De kop van Voorst is beschreven onder nummer 265 en heeft een vondstkans van 100%. Het gebied is aangegeven op de toelichtende kaart nummer 5 Archeologie.
In paragraaf 5.6 Archeologie van de toelichting is aangegeven dat gebieden die een vondstkans van 50% of meer hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hebben gekregen.
De beschrijving van gebied 265 luidt als volgt:
'In de 18e eeuw stond op de plek van het latere huis Twistvliet een buitenplaats met de naam de Kalkovens. Deze buitenplaats was in 1750 eigendom van de familie Nauta. Op het terrein werden schelpen verbrand tot kalk.
De naam Twistvliet komt in 1800 voor het eerst voor en is op dat moment eigendom van Willem Lodewijk van der Upwich, lid van het stadsbestuur van Kampen. Hij had het huis met twee kalkovens in 1793 gekocht van dr, Hubert voor 14.300 gulden.
De naam Twistvliet is afkomstig van Van der Upwich, die het huis in 1804 verkocht aan jkvr. Maria Cornelia Spiering. Zij was bevriend met dichter Rhijnvis Feith en mocht de schilder Derk Jan van der Laan tot haar zwager rekenen.
In 1818 wordt het huis omschreven als een huis met meerdere behangen kamers, koetshuizen, stalling voor vier paarden, tuinmanswoning, ruime tuin met broei- en trekkasten, vruchtbomen, wandelpaden en visrijke vijvers.
De nieuwe eigenaar werd Lucas Reuvekamp. Lucas kocht het huis voor de Blokzijlse houthandelaar Lambert Eindhoven die in 1825 de eerste steen legde voor een houtzaagmolen. Dit was het begin van de houthandel Eindhoven en Zoon. De familie Eindhoven bleef tot 1890 aan het bedrijf verbonden. Rond 1897 werd het bedrijf en de buitenplaats verkocht aan Lambertus de Vries.
Omstreeks 1950 stonden op het terrein een houtzaagmolen, twee houtloodsen, een bergplaats, wagenloods, paardenstal met koetshuis en het landhuis Twistvliet zelf.
Tegenwoordig is het terrein eigendom van de Stichtse Houthandel (Stiho BV). Van het huis en de wagenloods zijn nog slechts ruïnes overgebleven. Het buitenhuis is rond 1963 afgebroken en vervangen door een houtloods. Tegenwoordig is alleen nog de lanenstructuur enigszins te herkennen.'
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie zal niet worden verwijderd.

  • 4. De omvang en de situering van het bouwvlak en de bebouwingsgrens zijn gewijzigd, deels ten voordele en deels ten nadele van Stiho. Verzocht wordt om de bebouwingsgrenzen over de gehele bestemmingsgrenzen te leggen, omdat in het verleden en ook nu kennelijk opnieuw is geoordeeld dat de bestemming bedrijf op heel de ter plaatse aanwezige gronden mogelijk moet zijn. De bestemming Bedrijf is illusoir, indien niet wordt toegestaan dat overal gebouwen kunnen worden gebouwd.

Reactie op 5.4:

Omdat het niet mogelijk is gebleken tijdig overeenstemming met Stiho te verkrijgen over de voorgenomen nieuwe ontwikkeling van de kop van Voorst, is bij de bestemming uitgegaan van het bouwvlak van het geldende plan. Daarbij is er rekening mee gehouden dat op een gedeelte van het bedrijfsterrein buiten de gelden bebouwingsgrens vroeger reeds gebouwen in afwijking van het geldende plan zijn toegestaan. Het bouwvlak aan de zijde van het Zwolle-IJsselkanaal en aan de zijde van het Zwarte Water is hierop aangepast. Het is onjuist dat op een gedeelte van een bestemmingsvlak, waar geen gebouwen zijn toegestaan, de bestemming Bedrijf illusoir zou zijn. Bedrijfsterreinen, waarop geen gebouwen zijn toegestaan, kunnen een zinvol onderdeel zijn van een bedrijf bijvoorbeeld ten behoeve van activiteiten met behulp van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van opslag en ten behoeve van parkeren.
Wellicht ten overvloede wordt ook nog gewezen op paragraaf 4.4 Zichtlijnen Zwolle-IJsselkanaal Zwarte Water. Daar is beschreven en verbeeld dat op de kop van Voorst ook nog bebouwingsbeperkingen gelden ten behoeve van een veilige vaart op de kruising van het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water.

  • 5. Meerder bouw- en gebruiksvoorschriften van de planregels zijn op de plankaart niet zichtbaar. Het is voor Stiho niet duidelijk hoe deze regels uitwerken op het perceel van Stiho.

Reactie op 5.5:

In principe gelden de planregels van de bestemming Bedrijf voor het gehele gebied met deze bestemming. Een aantal onderdelen is verschillend geregeld voor verschillende gedeelten van deze bestemming.
In de eerste plaats is de bestemming intern gezoneerd met verschillende regels voor verschillende zones. Stiho valt onder de interne zone 3. Dit is op de plankaart op het terrein van Stiho aangegeven met de code (sb-z3). Deze code betekent 'specifieke vorm van bedrijf - zone 3'.
In de tweede plaats zijn de bebouwingsvoorschriften verschillend voor verschillende gedeelten van deze bestemming. Voor het gebied van Stiho geldt een maximaal toegestane bouwhoogte van 15 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 90%. Dit is op de plankaart op het terrein van Stiho aangegeven met een cirkelsymbool met de genoemde getallen.

  • 6. De differentiatie binnen de bestemming Verkeer staat wel in de planregels, maar is niet zichtbaar op de plankaart.
    Nu een akkoord met de gemeente Zwolle in zicht lijkt ten aanzien van de toegangswegomlegging gaat Stiho er vanuit dat deze wegomlegging op de juiste wijze in het ontwerpbestemmingsplan zal worden opgenomen en zal Stiho daarbij de vormgeving in de bestemmingen van de besproken compensatie nog nader beoordelen.

Reactie op 5.6:

De differentiatie binnen de bestemming Verkeer is bewust niet meer aangegeven op de plankaart om het bestemmingsplan in dezen zo flexibel mogelijk te houden.
De wegomlegging zal op de juiste wijze in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen zodra de overeenkomst 'Reconstructie Gasthuisdijk nabij Stihoterrein' is ondertekend en burgemeester en wethouders met de overeenkomst hebben ingestemd. De nieuwe bocht in de ontsluiting van het terrein zal daarbij opgenomen worden conform voorstel variant C, zoals vastgelegd in de overeenkomst.

  • 7. Stiho wil dat het bouwvlak geschikt moet zijn voor volledige benutting voor het plaatsen en herplaatsen van gebouwen en wil daarom een bebouwingspercentage van 100%.

Reactie op 5.7:

Als recht is al een bebouwingspercentage van 90% toegestaan om een zo groot mogelijke verdichting te kunnen realiseren. In verband met de brandveiligheid mag de onderlinge afstand van vrijstaande gebouwen echter niet minder dan 3 meter bedragen en mag de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en de van de weg afgekeerde perceelsgrens ook niet minder dan 3 meter bedragen. Bij een recht op bebouwing tot 100% worden deze brandveiligheidseisen illusoir.
Met behulp van een afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders wel een bebouwingspercentage tot maximaal 100& toestaan. Bij gebruik maken van die afwijkingsbevoegdheid zal echter wel getoetst moeten worden aan:

  • het stedenbouwkundig beeld;
  • de woonsituatie;
  • de brandveiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeergelegenheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de groenstructuur;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  • 8. Stiho wijst erop dat de nieuwe planvorming ten aanzien van de bestaande indertijd vergunde milieuruimte, waaronder geluid, op welke wijze dan ook niet beperkend mag uitwerken mede onder verwijzing naar eerdere toezeggingen van de gemeente Zwolle. Verzocht wordt om middels zonering de vergunde milieuruimte in het nieuwe bestemmingsplan veilig te stellen en in de directe omgeving van het plangebied geen functies te plannen die op welke wijze dan ook van enige nadelige invloed zullen zijn op het gebruik van de verleende vergunningen.

Reactie op 5.8:

De vergunde milieuruimte is getoetst aan de huidige geluidzone. De huidige milieuvergunning van Stiho past binnen de geluidzone van Voorst en binnen de interne milieuzonering. In het bestemmingsplan blijft de huidige geluidzone het uitgangspunt.

Ad 6 BMA:

  • 1. BMA heeft zich sinds de afsluiting van de Schoenerweg hard gemaakt voor een betere ontsluiting van Voorst C in combinatie met een verbinding tussen Voorst C en D in de vorm van een parallelweg evenwijdig aan de Westenholterallee. BMA dringt aan op een spoedige realisatie hiervan.

Reactie op 6.1:

De verbeterde ontsluiting van Voorst C in combinatie met een verbinding tussen Voorst C en D in de vorm van een parallelweg evenwijdig aan de Westenholterallee wordt in een separate bestemmingsplanprocedure geregeld. Hiertoe is een bestemmingsplanprocedure gestart en heeft de gemeenteraad op 13 november 2012 het bestemmingsplan Infrastructuur 'Turnhoutsweg-Boeierweg' vastgesteld. Het bestemmingsplan Voorst neemt dit plan ongewijzigd over. In verband met zienswijzen zal de procedure van het bestemmingsplan 'Turnhoutsweg-Boeierweg' naar verwachting begin 2013 zijn afgerond. De uitvoering van de werkzaamheden zal dan zo snel mogelijk in gang worden gezet. Inmiddels zijn de voorbereidende werkzaamheden gestart.

  • 2. Voor BMA zijn de verruiming van de bebouwingspercentages naar 90% of meer en de verruiming van de bouwhoogten van groot belang. Vooral de mogelijkheid die geboden wordt om het bebouwingspercentage te vergroten wordt door BMA gezien als een optie, waarvan BMA in de nabije toekomst gebruik van denkt te gaan maken. De gedachten gaan hierbij uit naar het eventueel overdekken van de binnenplaats en het creëren van een laaddok voor vrachtwagens aan de zuidzijde van het bedrijfspand bij de Schoenerweg. Na eventuele realisatie hiervan wordt het perceel, maar ook het bedrijfsgebouw optimaal benut.
  • 3. BMA pleit ervoor om de bestemmingsregels met betrekking tot het gebruik van bedrijfsgebouwen ruimer toe te passen. Naast de core business B2B activiteiten (95%) wil BMA ook maximaal 5% B2C activiteiten ontplooien.

Reactie op 6.3:

Volgens de bestemmingsplanregels wordt detailhandel niet als recht toegestaan op Voorst. Het bestemmingsplan Voorst bevat wel een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor productiegebonden en groothandelgebonden detailhandel in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlakte van ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100 m². Criteria voor het verlenen van de ontheffing zijn dat de bedrijfsvoering zodanig is opgezet dat aannemelijk kan worden gemaakt dat het bedrijf zich uitsluitend richt op zakelijke cliënten, waarbij met name zal worden gelet op assortiment, promotiestrategie, toegangsbeleid. Het feitelijk aandeel van de detailhandelsverkopen in de totale omzet van het bedrijf dienen zo beperkt mogelijk te zijn dat dit kan worden aangemerkt als een onvermijdelijk neveneffect van de bedrijfsactiviteiten.

Ad 7 Van der Kamp:

Van der Kamp leest in het voorontwerp dat er 3 bedrijven behoren tot de milieucategorie 4.2:

  • vrachtwagenfabriek Scania;
  • Hendrix en
  • Agrifirm.

Voor zover Van der Kamp dit kan nagaan behoort echter ook de betonmortelcentrale van Van der Kamp aan de Gasthuisdijk 17 tot de milieucategorie 4.2. Dit omdat de productielocatie van Van der Kamp een productiecapaciteit heeft van meer dan 100 ton per uur, waarvoor Van der Kamp dan ook een provinciale milieuvergunning heeft. De SBI-code van het bedrijf van Van der Kamp is hiermee 2363, 2364 (sub)nummer 2, waarmee het bedrijf valt onder milieucategorie 4.2.
Dit betekent dat het bedrijf van Van der Kamp niet past in de nu toegekende interne zone 4, waarin bedrijven uit de milieucategorieën 1 tot en met 4.1 worden toegestaan. Hiertegen maakt Van der Kamp bezwaar.
De beschreven onvolkomenheid in het voorontwerp kan naar de mening van Van der Kamp op 2 manieren worden opgelost:

  • 1. door het ten zuidwesten van de locatie van Van der Kamp aan de Gasthuisdijk 17 gelegen gebied met de interne zone 6 iets groter te maken en het perceel van Van der Kamp in deze zone 6 te laten vallen;
  • 2. door de gehele interne zone 4, waarbinnen het bedrijf is gelegen, te wijzigen in interne zone 5;
    hierdoor wordt tevens de zone-indeling wat logischer; van noordoost naar zuidwest verloopt de interne zone-indeling nu als 3-4-4-6, wat dan 3-4-5-6 zou worden.

Reactie op 7:

Het bedrijf van Van der Kamp behoort inderdaad op grond van de vergunde productiecapaciteit van meer dan 100 ton per uur tot milieucategorie 4.2:
De milieuzone ter plekke van het bedrijf wordt niet aangepast. De milieuzone 4 waar bedrijven van milieucategorie 1 tot 4.1 zijn toegestaan blijft gehandhaafd. Voor het bedrijf zal een maatbestemming worden geformuleerd.
De reden is dat het bedrijf op ongeveer 100 meter afstand ligt van een gemengd gebied (overzijde kanaal 'Oud Frankhuis'). Indien de milieuzone waarop het bedrijf gevestigd is, wordt verhoogd naar milieucategorie 4.2 dan zou de afstand tot aan gemengde gebieden minimaal 200 meter moeten bedragen. Zoals reeds vermeld bedraagt de afstand 100 meter, zodat verandering niet mogelijk wordt geacht.

Ad 8 Van Wijhe:

  • 1. Van Wijhe is het niet eens met de toegestane milieucategorieën in milieuzone 6.
    Van Wijhe vindt dat de bandbreedte van milieucategorie 1 tot 5.1 te breed is. Zij vreest dat hierdoor bedrijven uit de zwaardere bedrijfscategorieën, waartoe zij zelf behoort, beperkt kunnen worden door bedrijven uit de lagere bedrijfscategorieën.
    Het strookt niet met de 'paarse pit' gedachte die in de ontwikkelingsvisie is verwoord. Van Wijhe wil de bandbreedte versmallen tot een breedte van bijvoorbeeld 3.2 tot 5.1.

Reactie op 8.1:

Wij zijn het niet eens met de stelling dat bedrijven uit de lichtere milieucategorieën een beperking opleveren voor de zwaardere bedrijfscategorieën in het plangebied. Naast de milieuzonering is in de staat van bedrijfsactiviteiten een selectie gemaakt binnen de lichtere milieucategorieën die toelaatbaar zijn binnen het plangebied. Bedrijven die geluidgevoelig zijn, kwetsbaar voor externe veiligheidsrisico's of geurgevoelig worden niet toegelaten. Deze bedrijven zijn daarom niet opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten. Er is een bedrijfscategorie die als kwetsbaar gekenschetst zou kunnen worden en dat is sociale werkvoorziening (SBI code 32991). Uit de hedendaagse praktijk blijkt dat de sociale werkplaatsen van vroeger waar veel mensen werkten, die soms verminderd zelfredzaam waren, nagenoeg niet meer voorkomen. Mensen die in de reguliere sector geen werk kunnen vinden vanwege beperkingen worden tegenwoordig binnen bestaande bedrijven opgenomen. Om die reden vinden wij het handhaven van sociale werkvoorziening, waarbij de kleinschalige vorm wordt bedoeld, verdedigbaar.

  • 2. Van Wijhe vraagt wat de reden is dat de Westenholterallee wel is opgenomen in het plangebied Voorst en de Blaloweg ter hoogte van het bedrijf Scania niet.

Reactie op 8.2:

De reden is het feit dat dit deel van de Blaloweg gereconstrueerd zal worden om de ontsluiting van Voorsterpoort te verbeteren. Omdat nog niet exact bekend was welke consequenties dat zou hebben voor de verkeersbestemming is ervoor gekozen dit mee te nemen in het ontwikkelingsplan Voorsterpoort.
Op korte termijn zal echter eerst een conserverend bestemmingsplan voor Voorsterpoort worden opgesteld waar dit deel van de Blaloweg nu zal worden meegenomen.

  • 3. Van Wijhe is blij dat in het nieuwe bestemmingsplan de geluidzone niet wordt veranderd. Van Wijhe is tegen iedere verkleining van de zone, omdat dit de ontwikkelruimte kan verkleinen.

Reactie op 8.3:

De geluidzone zal in het nieuwe bestemmingsplan Voorst niet worden veranderd.