Plan: | Voorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP09016-0004 |
Op 16 juli 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Voorst in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 16 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 november 2012 te reageren.
Het plan is verzonden naar de volgende instanties:
Ad 1: De provincie Overijssel:
Reactie op 1.2:
De opmerking wordt in de toelichting opgenomen.
Ad 2: De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) deelt het volgende mee:
'Zoals bekend is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) begin 2012 in werking getreden. Daarmee zijn veranderingen gekomen in de rol van rijksdiensten op gebied van ruimtelijke ordening wat betreft bestemmingsplannen. Het Rijk en dus ook de RCE zal deze in de voorontwerp- en ontwerpfase niet meer toetsen op correcte doorwerking van het rijksbeleid, maar vertrouwt er op dat gemeenten die verantwoordelijkheid nemen. Een reactie van de RCE op standaard kennisgevingen, zoals deze, op grond van artikel 3.1.1 Bro, is derhalve niet meer te verwachten'.
Ad 3: Het Waterschap Groot Salland deelt mee dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Ad 4: Het Oversticht heeft het plan beoordeeld en deelt mee geen opmerkingen te hebben.
Ad 5: ProRail deelt mee dat het plan geen aanleiding geeft om te reageren.
Ad 6: Tennet:
Reactie op 6.1:
De verzochte wijziging van de maatvoering wordt verwerkt op de plankaart.
Reactie op 6.2:
Het wordt betreurd dat Tennet geen vertrouwen heeft in een standaardregeling die opgelegd is in landelijke wetgeving. De gemeente Zwolle heeft op verzoek van het Rijk haar standaardregelingen juist aan deze landelijke wetgeving aangepast. De oplossing bij het niet voldoen in de praktijk, zoals Tennet stelt, is een overleg tussen Tennet en het Rijk over het functioneren van deze wetgeving en niet een doorkruising van landelijke standaardwetgeving door middel van een lokaal bestemmingsplan.
Ad 7: Gasunie:
Reactie op 7.1:
De verzochte aanpassingen worden op de plankaart verwerkt.
Reactie op 7.2:
De verzochte aanduiding komt noch voor in de SVBP2008 noch in de SVBP2012. Er is dus geen sprake van een eenduidige en uniforme aanduiding. Deze aanduiding staat de landelijke standaard niet eens toe. Er zou een bijzondere gemeentelijke aanduiding voor moeten worden gemaakt in de vorm van een 'specifieke vorm van gebruik'. Voor een uniforme landelijke aanduiding zal de Gasunie zich moeten wenden tot het Rijk en daarbij een aanvulling van de SVBP2012 moeten vragen. Wel zal in de gemeente Zwolle het gasontvangststation uit de algemene bestemming Bedrijf worden gehaald en de aparte bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening krijgen op de zelfde wijze als ook al voor het gasontvangststation in de wijk Veerallee aan de zuidzijde van de rijksweg A28 is gedaan.
Reactie op 7.3:
In de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening zal bij recht een hek van 3 meter hoog worden toegestaan.
Reactie op 7.4:
Bij afwijkingen moet altijd getoetst worden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de brandveiligheid en de milieusituatie. In dat kader wordt, indien nodig, ook naar het groepsrisico gekeken.
In opdracht van de gemeente Zwolle is door de Gasunie al een risicoberekening uitgevoerd voor de gastransportleiding langs de Gasthuisdijk in verband met geplande nieuwbouw op Voorsterpoort. Hieruit blijkt dat de PR-10 contour op de leiding ligt. Het bestemmingsplan geeft aan dat binnen de belemmeringenstrook de bouw van nieuwe objecten, die kunnen leiden tot een relevante toename van het aantal aanwezige personen, niet mogelijk is.
Reactie op 7.5:
Aan het verzoek om voorrang boven andere leidingen wordt geen gevolg gegeven. Al deze leidingen worden door een dubbelbestemming beschermd, waarbij de belangen van alle leidingen op een gelijkwaardige wijze zullen moeten worden afgewogen.
Reactie op 7.6:
Van toepassing is de uniforme standaardregeling, waarin de Gasunie zich tot nu toe zich steeds kon vinden. De noodzaak voor nog meer regels wordt door de Gasunie onvoldoende aangetoond. Om overregulering te voorkomen wordt de standaardregeling voldoende geacht.
Reactie op 7.7:
De omgevingsvergunningsplicht geldt ook voor de Gasunie. Juist de gevolgen van activiteiten van de Gasunie bij gasleidingen met een hoge druk moeten kunnen worden afgewogen tegen de bescherming van andere belangen in het gebied.
Reactie op 7.8:
Ook bij wijzigingen van het plan moet altijd getoetst worden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de brandveiligheid en de milieusituatie. In dat kader wordt ook bij wijzigingsplannen, indien nodig, naar het groepsrisico gekeken.
Reactie op 7.9:
Aan het verzoek om voorrang boven andere dubbelbestemmingen wordt geen gevolg gegeven. De belangen van alle dubbelbestemmingen zullen op een gelijkwaardige wijze moeten worden afgewogen.
Ad 8: Veiligheidsregio IJsselland:
Reactie op 8.1:
Wij zijn van mening dat een verantwoording van het externe veiligheidsrisico vooral relevant is wanneer het risico voor de aanwezigen en de omwonenden substantieel toeneemt. Het Bevi (Besluit Externe veiligheid inrichtingen) ondersteunt ons daarin. Nieuwe risico's worden niet mogelijk gemaakt en ook (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden niet uitgebreid.
De bedrijven met een risicocontour worden beschreven in de toelichting en de PR-contouren zijn aangegeven op de plankaart. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan neemt het risico af omdat nieuwe Bevi en BRZO bedrijven in principe niet meer bij recht worden toegelaten op het bedrijventerrein. Bestaande bedrijven, die door de verandering in de bedrijfsvoering onder het Bevi of BRZO gaan vallen, kunnen door middel van een wijzigingsbevoegdheid recht krijgen op veiligheidsruimte in de vorm van een veiligheidscontour. Ook nieuwe Bevi of BRZO bedrijven kunnen worden toegelaten door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Omdat in beide gevallen altijd sprake is van een wijzigingsbevoegdheid houdt de gemeente als bevoegd gezag het recht om per individueel geval een afweging te maken en een nieuw risico wel of niet toe te staan.
Door bovenstaande aanpak zal de toename van het externe veiligheidsrisico minder makkelijk toenemen in vergelijking met de oude situatie. Er waren namelijk geen planologische beperkingen.
Reactie op 8.2:
In het bestemmingsplan worden alleen kantoren als nevenfunctie toegestaan. Deze kantoren zijn nodig voor de normale bedrijfsvoering die primair gericht is op productie. Nevenfuncties waarbij verminderd zelfredzame groepen, zoals jonge kinderen in een kinderdagverblijf, aanwezig zijn, worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Verder zijn geen reacties van overleginstanties ontvangen.