| Plan: | De Streek, ph Oude Rijksweg 505 te Rouveen |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.2102018007-VS01 |
Op het perceel Oude Rijksweg 505 te Rouveen (kadastraal: AP 165) is momenteel een woning en bijhorende schuren gevestigd. Het voornemen bestaat om de bestaande woning en de daarachterliggende schuren af te breken en hier een nieuwe woonboerderij te bouwen. De woonboerderij wordt gesplitst in twee woningen. Deze ontwikkeling past binnen het kader van het “open plekkenbeleid “ van de gemeente Staphorst. De initiatiefnemer heeft een quickscan opgesteld waar de gemeente positief op heeft gereageerd. De huidige plannen passen echter niet in het geldende bestemmingsplan, daarom is deze partiële herziening van het bestemmingsplan "de Streek" opgesteld.
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'De Streek' dat op 11 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad (hierna ook wel: moederplan). In het moederplan kent het plangebied de bestemming 'Wonen - 1' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
Afbeelding: Uitsnede geldend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'De Streek, ph Oude Rijksweg 505 te Rouveen' bestaat uit de volgende stukken:
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het overheidsbeleid voor zover van toepassing beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op milieu- en omgevingsthema’s. In hoofdstuk 5 komt de juridische aspecten/planverantwoording aan de orde. In hoofdstuk 6 en de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
In dit hoofdstuk worden de historische kenschets, de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het plangebied is op de navolgende afbeelding globaal weergegeven.
Afbeelding: Globale weergave plangebied
De Streek is een 12 kilometer lang, langgerekt bebouwingslint tussen Halfweg en Lichtmis en is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het lint kent een bijzondere ruimtelijke en bebouwingskarakteristiek waarvan de oorsprong in de ontginning van het gebied ligt. Staphorst en Rouveen zijn als gevolg van de ontginning van het gebied ontstaan en maken voor een deel onderdeel uit van het lint.
De belangrijkste structurele kenmerken van De Streek zijn gelegen in de reeds uit de zestiende eeuw daterende combinatie van een patroon van vrijwel parallel langgerekte perceelsgrenzen met een enigszins gebogen, enkele kilometers lange bebouwingsas (Oude Rijksweg/Gemeenteweg). Hierdoor voegen de ontsluitingswegen naar het achterliggende agrarische gebied zich in deze ruimtelijke hoofdstructuur. De lintbebouwing, waarbij boerderijen vlak naast en achter elkaar aan de bebouwingsas liggen in de richting van de percelering, is daarbij eveneens een belangrijke karakteristiek. Aangrenzende erven worden ontsloten door een gemeenschappelijke toegangsweg (stegen). De Streek kent een zeer groot aantal monumentale en karakteristieke panden. De hoge beeldkwaliteit van de bebouwing, waaronder meer dan 300 beschermde monumenten, levert een belangrijke bijdrage aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van De Streek. Het ruimtelijk beeld wordt, behalve door de bebouwing, in belangrijke mate bepaald door de erfbeplanting en de houtsingels op de perceelsgrenzen tussen en direct achter de bebouwing waardoor een ruimtelijke beslotenheid is ontstaan die, waar het bebouwingslint plaatselijk transparant of onderbroken is, markante contrasten oplevert met het open agrarisch gebied.
Momenteel bevindt zich op het perceel Oude Rijksweg 505 te Rouveen een woning met een aantal bijhorende schuren. De schuren en de woning zijn in vervallen toestand. Daarmee heeft deze bebouwing een landschapontsierend effect. Op de navolgende afbeelding is in een schets de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Afbeelding: Huidige situatie plangebied
In het bestemmingsplan 'De Streek' is een bebouwingslijn opgenomen. Deze lijn is weergegeven op de navolgende afbeelding. Het is niet toegestaan dat hoofdgebouwen deze bebouwingslijn overschreiden. Daarmee zal rekening worden gehouden in het nieuwe ontwerp.
Afbeelding: Bebouwingslijn bestemmingsplan 'De Streek'
In de toekomstige situatie is de bestaande woning en de bijhorende schuren gesloopt. Deze landschapontsierende bebouwing wordt vervangen door een in tweeën gesplitste woonboerderij en kleine bergingen/garages voor beide woningen. Er wordt een woonboerderij gebouwd welke past bij de monumentale vormgeving en het karakter van de Streek/Oude Rijksweg. Daarmee wordt aangesloten bij het 'Open plekken beleid' van de gemeente Staphorst. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 3.3. Bij de splitsing van de woonboerderij is rekening gehouden met het reduceren van landschap ontsierende elementen. Daarnaast is met betrekking tot het aspect verkeer en parkeren rekening gehouden. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 4.10. Het erfinrichtingsplan is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels als Bijlage 1. En in Bijlage 3 van de toelichting is het erfinrichtingsplan ook toegevoegd.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze ruimtelijke onderbouwing raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De Ladder is derhalve een instrument voor de borging van een efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat geldt..
De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Er is geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling:
Het begrip "woningbouwlocatie" (zoals opgenomen in de omschrijving van het begrip "stedelijke ontwikkeling" in artikel 1.1.1 Bro) is niet nader gedefinieerd. Gelet op de kleinschalige woningbouw die bovenstaande plannen mogelijk maken, is de Afdeling van oordeel "dat de plannen niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. De plannen kunnen dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling".
De voorgenomen ontwikkeling betreft de toevoeging van één woning aan de woningvoorraad ten opzichte van de huidige situatie, dit is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft daarom niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden. Daarnaast vindt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied plaats.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van het Rijk.
In de Omgevingsvisie Overijssel heeft de provincie het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving aangegeven, voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2030 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Voor de groene en stedelijke omgeving geeft de provincie ontwikkelingsperspectieven. Deze kunnen worden gezien als de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleidsambities en kwaliteitsambities te realiseren. Het perceel Oude Rijksweg 505 maakt deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken '. Dit zijn gebieden waar de ambitie; 'Bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd' voorop staat.
Bij het sturen op ruimtelijk kwaliteit is in de Omgevingsvisie een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. Om de gebiedskenmerken inzichtelijk te maken, onderscheidt de Omgevingsvisie een viertal lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de 'laag van de beleving'. Elk gebied in de provincie wordt gekarakteriseerd door kenmerken uit de vier verschillende lagen. Vaak liggen ze over elkaar heen en is op één plek sprake van kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.
Voor perceel Oude Rijksweg 505 te Rouveen komen gebiedskenmerken voor uit de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap de stedelijke laag en de laag van de beleving.
De natuurlijke laag
In de natuurlijke laag maakt het perceel deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'Laagveengebieden (in cultuur gebracht)'. In de veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied deel uit van een gebied dat is aangeduid als 'Laagveenontginningen'.
De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/werkmilieus.
Stedelijke laag
Er is in het plangebied sprake van een gebiedskenmerk uit de stedelijke laag, te weten 'Bebouwingschil 1900-1955'.De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde woonwijken die direct aansluiten op historische centra. Kenmerkend is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en de verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De ambitie is gericht op individueel opdrachtgeverschap. Toevoeging van bebouwing draagt bij aan het behoud, versterking en vernieuwing van individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende bebouwing.
Laag van de beleving
De zogenaamde laag van de beleving is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. In deze laag maakt het plangebied deel uit van de 'donkere' gebieden. Donkere gebieden vragen alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied. Daarnaast is het plangebied onderdeel van de 'Verdedigingslinies'.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan betreft planologische vastlegging van een bestaande woonfunctie en woningsplitsing. Dit heeft geen gevolgen voor de kenmerken van de betreffende lagen.
Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van de provincie Overijssel.
De gemeente heeft de beleidsnotitie ‘Open plekken Staphorst’ (2008) opgesteld als nadere uitwerking van de Nota Belvedère 'Staphorst een eigen wereld' ten aanzien van de open plekken. Hier wordt een eerste aanzet gegeven binnen welke (strikte) randvoorwaarden medewerking kan worden verleend aan invulling van bestaande open plekken, vrijkomende plekken en op locaties achter aan de stegen. Vervolgens zijn in de beleidsnotitie ‘Open plekken Staphorst’ deze randvoorwaarden nader uitgewerkt. In oktober 2016 is de beleidsnotitie herzien in de beleidsnotitie ‘Open plekken Staphorst, 5e wijziging’.
Bij de (stedenbouwkundige) inrichting van het perceel zijn de randvoorwaarden van deze beleidsnota’s in acht gehouden.
Met de plaatsing van de nieuwe (gesplitste) woning hier wordt het bebouwingslint versterkt. De woning krijgt de uitstraling en afmetingen die passen bij de omgeving.
Volgens het beleid moet de breedte van het pand tussen de 8 en 15 m bedragen en de lengte van het pand moet minimaal tweemaal de breedte bedragen.
De nieuwe woning zal 10 m breed worden en bijna 30 m lang, waarbij voldaan wordt aan deze voorwaarden.
De voortuin dient minimaal 5 m te bedragen en de achtertuin minimaal 10 m. Verder dient het hoofdgebouw op minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te blijven, en aan de kant van de steeg minimaal 6 m. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met deze afstanden. Het perceel wordt ongeveer 50 m diep en op het smalste gedeelte ongeveer 30 m breed, hiermee voldoet het aan de minimale maten van 17 bij 31 m. Hierdoor kan de woning overeenkomstig de voorwaarden worden geplaatst op het perceel. Aangezien het hier gaat om een dubbele woning geldt een minimale kaveloppervlakte van 700 m2, ook hieraan wordt voldaan. Er zijn inrichtingsplannen opgesteld waarop de plaatsing van de woning is weergegeven. Deze is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels en is ingevoegd als Bijlage 1. En in Bijlage 3 is het erfinrichtingsplan ook toegevoegd.
De nieuwe woning wordt in dezelfde lijn als de voorliggende woningen gebouwd, wat gerechtvaardigd is gezien de smalle verkaveling. Gebruikelijk wordt verspringing van bouwmassa’s vereist. Ook de nokrichting sluit aan bij deze lijn.
Voor de ontsluiting van de woningen wordt gebruikgemaakt van de reeds bestaande oprit.
Het recht van overpad wordt middels een akte gegarandeerd. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden uit de beleidsnotitie.
De goothoogte mag tussen de 2 en 2,5 m bedragen.De nokhoogte moet tussen de 7 en 8 m bedragen. Ook aan deze voorwaarden wordt voldaan.
De maximale oppervlakte van 200m2 aan bijgebouwen wordt niet overschreden. Voor het overige gelden de regels van het bestemmingsplan De Streek met betrekking tot bijgebouwen. Ook aan deze regels wordt voldaan.
Het opvullen van open plekken dient geleidelijk te gebeuren om het histori-sche karakter van het beschermd dorpsgezicht te behouden. In de beleidsnotitie wordt het aantal te bebouwen locaties om die reden beperkt tot maximaal 5 per jaar. Voor zover bekend is er nog ruimte om gebruik te maken van de mogelijkheid in de beleidsnotitie.
Een andere voorwaarde uit de beleidsnotitie is dat, bij een bouwmogelijkheid aan het eind van de steeg, de doorkijk naar het achterliggende gebied behouden moet blijven. Deze zichtlijn blijft in het nieuwe plan behouden.
Voor nadere informatie omtrent deze voorwaarden wordt verwezen naar de beleidsnotitie ‘Open plekken Staphorst, 5e wijziging’.
Doelstelling van de notitie Transformatielocaties aan De Streek is kaders te bieden voor de wijze waarop transformatielocaties herontwikkeld mogen worden. Uitgangspunt in alle gevallen is dat de nieuwe bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur van het beschermde dorpsgezicht. Daarnaast is het doel om op de locaties zelf een ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen die als passend wordt ervaren in het beschermd dorpsgezicht.
Binnen de Streek wordt, in beperkte mate, ruimte gezien voor het ontwikkelen van nieuwe woningen of het bouwen van nieuwe panden met een andere functie. De nieuwbouw dient zich nadrukkelijk te voegen binnen het bestaande ensemble. Hierbij gelden de volgende spelregels:
Maat van de ruimte
Nieuwbouw is alleen mogelijk op een plek die voldoende maat heeft waardoor voldoende afstand tot bestaande woningen kan worden genomen.
Afstand tot de weg
Bij de bouw van woningen dient in beginsel voldoende afstand tot de Oude Rijksweg/ Gemeenteweg te worden gehouden, waarbij het kenmerkende beeld van een wisselende afstand tot de weg, met soms royale voorterreinen/voortuinen, behouden moet blijven.
Passend binnen het lint
De nieuwbouw dient qua positionering op de kavel, hoofdvorm (lengte-breedte, inhoud), nokrichting, goothoogte en gevelindeling aan te sluiten bij de Staphorster boerderij. Binnen deze contouren kan een gebouw worden ontwikkeld dat zich qua maat en schaal voegt naar de stedenbouwkundige structuur van het lint zonder dat er een exacte kopie van de Staphorster boerderij hoeft te worden gebouwd
Geleidelijke groei
Staphorst en Rouveen zijn geleidelijk gegroeid. Af en toe werd er weer een boerderij aan de Streek toegevoegd. Deze geleidelijke groei, waarbij iedere boerderij zijn eigenaardigheden kent, is bepalend voor het beeld van de Streek. Ook voor transformatielocaties betekent het, dat een geleidelijke en individuele ontwikkeling plaats moet vinden.
Zoals in paragraaf 3.3.1 wordt bij het huidige voornemen gebruik gemaakt van het “Open plekken beleid” Het “Open plekken-beleid” (herzien in 2016) is van toepassing bij kleine transformatielocaties. Op deze locaties wordt maar 1 (dubbele) woning mogelijk gemaakt op basis van de voorwaarden die in het “Open plekken-beleid” staan. Dit is in onderhevig geval aan de orde. Zoals ook in paragraaf 3.3.1 staat beschreven wordt rekening gehouden met de eisen die worden gesteld in het "Open plekken beleid". Dit erfinirchtingsplan is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels en is ingevoegd als Bijlage 1. En in Bijlage 3 is het erfinrichtingsplan ook toegevoegd. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de notitie Transformatielocaties aan De Streek.
De gemeente heeft in 2016 het ‘Bomenbeleidsplan gemeente Staphorst 2016-2030’ vastgesteld. Het plan dient onder andere als toetsingskader voor het maken van keuzes waarbij gemeentelijke bomen betrokken zijn.
In het plan staat dat werkzaamheden rondom monumentale bomen alleen mo-gen plaatsvinden onder toezicht van een boomdeskundige en na het opstellen van een BEA (Boom Effect Analyse) en/of waardebepaling. Bij werkzaamheden binnen de ‘boomzone’ (kroonprojectie met 1,5 meter) moet toestemming wor-den gegeven voor de gemeente door middel van een goedgekeurd werkplan.
De voorgenomen ontwikkeling vindt zover bekend niet plaats nabij beschermde bomen.
De gemeenteraad heeft in 2011 het Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld. De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidhinder van het wegverkeer, van het spoorverkeer en van de gezoneerde industrieterreinen. Voor zijn doorwerking is de wet veelal gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan aan de geluidsnormen. Het wettelijk regime maakt in het algemeen onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties.
Het beleid heeft betrekking op de ontheffingsmogelijkheden voor zover het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst bevoegd is om ontheffingen te verlenen. Dit betreft weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vanwege het gezoneerde industrieterrein.
In het moederplan is in de regels bij de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningsplitsing een relatie gelegd met de Wet geluidhinder. Zie paragraaf 4.5. Hieruit blijkt dat bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
De gemeenteraad heeft in 2011 het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van een landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratiekader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.
Het plangebied is onderdeel van de historische ontginningsas en ligt in het deelgebied 'Houtsingelgebied'. Het houtsingelgebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap van deels gaaf, deels ‘gesleten’ houtsingellandschap, eikenlanen en lintbebouwing binne het beschermd dorpsgezicht De Streek. In het gemeentelijk beleid worden mogelijkheden voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd, zoals het herstel van karakteristieke waarden van bebouwing of landschapselementen en het nieuw aanleggen van singel- of erfbeplanting. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een erfinrichtingsplan opgesteld
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels en is ingevoegd als Bijlage 1. En is in Bijlage 3 het erfinrichtingsplan toegevoegd.
De gemeente heeft het eigen externe veiligheidsbeleid uitgewerkt in de Externe Veiligheidsvisie gemeente Staphorst. Aanleiding hiervoor is dat op landelijk niveau is afgesproken dat elke gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De milieukwaliteitseisen zijn wettelijke normen die zijn gericht op bestuursorganen en moeten leiden tot een bepaalde veiligheidssituatie in een bepaald gebied. De wettelijke eisen zijn te onderscheiden in grenswaarden en richtwaarden. Uit het begrip milieukwaliteitseis vloeit voort dat de eisen moeten worden vertaald in bronmaatregelen, effectgerichte maatregelen of een combinatie van beide. Om aan vorenstaande een adequate invulling te geven, dient de Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Staphorst als hulpmiddel. In het beleid is dan ook vastgelegd hoe in ruimtelijke plannen en bij het verlenen van vergunningen dient te worden omgegaan met externe veiligheid.
In paragraaf 4.9 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in verband met de voorgenomen ontwikkeling.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandsbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.
Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.
Bij een beperkt welstandsregime wordt het gebouw of object alleen in relatie tot haar omgeving getoetst, de stedenbouwkundige benadering. Op dit niveau doet het bestemmingsplan in de regel uitspraken over oppervlakte en hoogte van de bebouwing, zonder in te gaan op de ruimtelijke vormgeving. Een beperkt welstandsregime beperkt zich tot het aansluiten bij de ruimtelijke structuur van de omgeving, het reageren op de bebouwing aan laan, straat of plein of in bouwblok, het handhaven of versterken van de specifieke kenmerken van het gebied, de vormgeving van de overgang tussen openbaar en privé gebied en de materiaaltoepassing en het kleurgebruik ten opzichte van de omgeving.
Voor zover mogelijk worden deze uitgangspunten vertaald in het voorliggende plan. In het kader van welstand is het plan getoetst aan de gemeentelijke welstandsnota en akkoord bevonden door de stadsbouwmeester.
Watertoetsproces
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin. Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan. Het watertoetsdocument is opgenomen in Bijlage 8.
Op basis van deze digitale toets kan de korte procedure worden gevolgd. Het waterschap gaat akkoord met het plan, mits wordt voldaan aan de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf, zoals hieronder is beschreven. Binnen de procedure voor het bestemmingsplan, projectbesluit of omgevingsvergunning is de standaard waterparagraaf toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
Standaard waterparagraaf korte procedure
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op water , de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze waterparagraaf heeft betrekking op Oude Rijksweg 505 Rouveen.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in Water Raakt!. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
In dit geval gaat het om schoon hemelwater dat wordt afgevoerd vanaf het dakoppervlak en wordt geïnfiltreerd in de omliggende bodem. Er worden twee keer 6 infiltratie kratten aangelegd met in totaal een bergingscapaciteit van 7000 liter. Waar deze kratten gerealiseerd worden is weergegeven in het erfinirichitngsplan dat is opgenomen in Bijlage 3. Mogelijke overloop van de kratten vindt plaats op het oppervlakte water. Er loopt greppel langs de kavel waarop deze mogelijke overloop kan plaatsvinden.
Watervergunning (of melding) op grond van de Keur
Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Er worden geen werkzaamheden verricht in de beschermingszone van een waterstaatswerk. Er wordt geen hemelwater afgevoerd op oppervlaktewater of grondwater onttrokken. Er hoeft dus geen watervergunning te worden aangevraagd.
Conclusie
Het aspect 'water' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
Door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Oude Rijksweg 505 te Rouveen. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 7.
Aanleiding tot het verkennend bodemonderzoek is de geplande nieuwbouw van een woonboerderij met dubbele woning ter plaatse van het onderzoeksterrein. De bestaande bebouwing wordt gesloopt.
Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het huidige en toekomstige gebruik van de locatie (wonen).
Doel van het verkennend asbest onderzoek is om met een relatief geringe onderzoeksinspanning na te gaan of de verdenking op verontreiniging van de bodem met asbest terecht is en een indicatieve uitspraak te doen over het asbestgehalte in de bodem.
Vooronderzoek
De onderzoekslocatie heeft een oppervlak van circa 1350 m2 en betreft een woonboerderij met schuren en een pad. De locatie is tot circa 2008 in het verleden in gebruik geweest als melkveehouderij met een bovengrondse dieseltank. De op de locatie aanwezige asbestverdachte daken wateren niet af boven onverhard terrein. De locatie is op grond van de vermelding op de asbestkansenkaart als asbestverdacht beschouwd.
Veldwerkzaamheden
Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie tot circa 2,6 m-mv opgebouwd is uit matig fijn, zwak siltig zand. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1,30 m-mv. Tijdens het veldwerk zijn in de boven- en ondergrond plaatselijk lichte bijmengingen met baksteen en kolengruis waargenomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.
Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:
Terreindeel A: gehele locatie
In de bovengrond overschrijden plaatselijk de gehalten aan zware metalen en PAK de achtergrondwaarden. In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten gemeten.
Terreindeel B: voormalige bovengrondse tank
In de bovengrond is geen verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond boven de achtergrondwaarde.
Uit de asbestanalyses is het volgende naar voren gekomen:
Terreindeel A: gehele locatie
In de geanalyseerde mengmonsters van de bovengrond is geen asbest aangetoond.
Conclusies en aanbevelingen
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond overschrijdingen van de achtergrondwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie, is op basis van de resultaten van het huidige onderzoek met betrekking tot de gehele locatie (deellocatie A) bevestigd. Met betrekking tot de voormalige bovengrondse tank (deellocatie B) is de onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie op basis van de resultaten van het huidige onderzoek verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de huidige en toekomstige woonbestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de huidige en toekomstige woonbestemming van het terrein. Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygiënisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek concluderen wij dat in de geanalyseerde mengmonsters van de bovengrond van het gehele terrein geen asbest is aangetoond. De hypothese “verdachte locaties” wordt op grond van de resultaten van het huidige asbestonderzoek met betrekking tot het gehele terrein verworpen.
Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
Door Gebouwen Inspectie Nederland is een asbestinventarisatie van de woning en de bijgebouwen, gelegen aan de Oude Rijksweg 505 te Rouveen uitgevoerd. De aanleiding tot de asbestinventarisatie is het voornemen om de woning en de bijgebouwen te slopen. Het doel van het onderzoek is het identificeren, registreren, kwantificeren en intekenen van de in de woning en de bijgebouwen aanwezige asbesthoudende en asbestverdachte materialen en objecten.
Naar aanleiding van het onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 2 kan de volgende conclusie getrokken worden. De onderzochte woning en bijgebouwen bevatten asbesthoudende materialen. Het aangetroffen asbest dient verwijderd te worden door een gecertificeerd asbestverwijderingbedrijf. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in de bronbladen aangegeven risicoklasse uit het onderzoeksrapport. Het asbestverwijderingsbedrijf is vrij om, naar eigen inzicht, het te saneren gebied of ruimte af te bakenen, binnen de onderzochte locatie. Een aanvullende asbestinventarisatie is van toepassing indien er ter plaatse van de locaties genoemd in het onderzoeksrapport werkzaamheden worden uitgevoerd. Opgemerkt dient te worden dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de eventuele aanwezigheid van asbest in de bodem, dit valt buiten het toepassingsgebied van de asbestinventarisatie. Hierop wordt dan ook verder ingegaan in paragraaf 4.2. Het rapport is geschikt voor uitsluitend het verwijderen van het in dit rapport genoemde asbesthoudende materiaal.
Conclusie
Het aangetroffen asbest wordt voorafgaand aan de sloop verwijderd door een gecertificeerd asbestverwijderingbedrijf. Het aspect 'asbest' levert dan verder geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
Door Eco Reest BV een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd ter plaatse van de Oude Rijksweg 505 te Rouveen. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 4. Aanleiding tot het onderzoek is de sloop van een woning en achterliggende schuren ter plaatse van het onderzoeksterrein en opvolgende nieuwbouw van een dubbele woning. Doel van de quickscan is een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het onderzoeksterrein. De onderzoekslocatie bestaat uit een woning met aangebouwde schuren aan de Oude Rijksweg 505 te Rouveen. De woning is met pannen gedekt. De aangebouwde schuren zijn voorzien van golfplaten dakbedekking. Rond de bebouwing is sprake van erfverharding bestaande uit klinkers en beton ten westen en noorden van de bebouwing. Ten zuiden en oosten bevindt zich weiland.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied is sprake van potentie voor jaarrond beschermde nesten van huismussen als beschreven in de Wet natuurbescherming. Nader onderzoek naar huismussen moest plaats vinden om te beoordelen of, en in welke mate, huismussen gebruik maken van de te slopen woning. De overige te verwachte diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten of soorten die alleen onder de zorgplicht vallen waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.
Het nadere onderzoek naar de aanwezigheid van huismussen is opgenomen in Bijlage 5. Uit het veldbezoek van het nader huismussen onderzoek is gebleken dat er ter plaatse van de onderzoekslocatie Oude Rijksweg 505 te Rouveen geen huismussen en huismusnesten zijn waargenomen. Het aanvragen van een ontheffing met betrekking tot de sloop van de woning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk. In het verlengde hiervan is het nemen van mitigerende of anderszins aanvullende maatregelen eveneens niet noodzakelijk.
Gebiedsbescherming
De onderzoekslocatie is gelegen ten oosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Olde Maten en Veerslootslanden. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa 3,5 kilometer. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.
Aanbevelingen en advies
Ten allen tijde blijft de zorgplicht gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend.
Conclusie
Het aspect 'ecologie' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Industrielawaai en/of spoorweglawaai is in deze situatie niet relevant.
Wegverkeerlawaai
Op het perceel Oude Rijksweg 505 in Rouveen staat een woning met schuren. Deze gebouwen worden gesloopt waarna er twee nieuwe woningen worden gerealiseerd. Door de nieuwe ontwikkeling wordt twee nieuwe woningen (geluidsgevoelige bestemming) gerealiseerd. Voor de realisatie van deze nieuwe woningen is akoestisch onderzoek verricht. De geluidsbelasting van de nieuwe woningen wordt getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh). Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 1.
Oude Rijksweg
De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Oude Rijksweg, bedraagt 40 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh niet overschreden.
Kruumteweg
De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Kruumteweg, bedraagt 30 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh niet overschreden.
Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeurkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder voor zowel het geluid afkomstig van de Oude Rijksweg en de Kruumteweg. Hierdoor zijn er vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van de woningen.
Conclusie
Het aspect 'geluid' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Staphorst heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Bij ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk. In dit geval gaat het om de sloop en nieuwbouw van een woning en vindt de nieuwbouw nagenoeg op de bestaand efundering plaats. Er vinden in ieder geval geen ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2 plaats.
Cultuurhistorie
De bestaande woning is in het geldende bestemmingsplan 'De Streek' niet aangemerkt als 'karakteristiek'. Dit betekend dat de woning geen bescherming geniet. Het streven is om de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woonboerderij af te stemmen op het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek).
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
Bij de voorgenomen ontwikkeling zal per saldo geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden. In dit geval gaan het om een zogenaamd 'gemengd gebied'.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
In de huidige situatie is er op de locatie een woning toegestaan. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bestaande boerderij gesloopt en zijn er twee woningen op de locatie gevestigd. Ten opzichte van de bestaande situatie wordt er dus een nieuwe milieugevoelige functie gerealiseerd.
Van plangebied naar omgeving
Binnen het plangebied worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Vanuit het plangebied naar de omgeving zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Van omgeving naar plangebied
In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele milieubelastende activiteiten. Deze liggen echter op een afstand van meer dan 150 en zijn van een dusdanige aard dat wordt voldaan aan de richtafstand van milieugevoelige functies (zoals woningen). Er hoeft dus geen rekening te worden gehouden met milieubelastende activiteiten bij de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking:
Risicokaart
Op navolgende afbeelding is een uitsnede weergegeven van de risicokaart. Op basis van deze kaart wordt getoetst of er potentieel extern veiligheidsgevaar is voor het voornemen.
Afbeelding: Uitsnede risicokaart
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.
Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In en in de directe nabijheid van het plangebied vinden geen routes met transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats.
Kabels
In en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen kabels welke van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Uitgangspunten
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. In dit geval wordt voor wat betreft de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie aangesloten bij publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)’ van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ opgesteld. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte.
Qua functie, verstedelijkheidsgraad, stedelijke zone, parkeernorm en verkeersgeneratie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Verkeer
De realisatie van een dubbel woonhuis zorgt niet voor een onevenredige verkeerstoename die de verkeersveiligheid en doorstroming van omliggende infrastructuur op een negatieve manier beïnvloed. Wat betreft de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de bestaande toegangsweg. De bestaande ontsluiting van de huidige woonboerderij blijft behouden voor de nieuw te bouwen woonboerderij.
Parkeren
Uitgaande van bovengenoemde uitgangspunten geldt op basis van de CROW-publicatie een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning, inclusief een aandeel van 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. In het plan wordt voorzien in de aanleg van ten minste 2 parkeerplaatsen per woning. In totaal dus 4 parkeerplaatsen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om te parkeren onder het overkapte gedeelte van de bijgebouwen. Hier is in totaal nog ruimte voor 3 parkeerplekken. Tot slot is gelet op de omvang van het erf het realiseren van een eventuele toekomstige 5e parkeerplaats mogelijk op het eigen erf, hiermee wordt gesteld dat aan de parkeernorm wordt voldaan. Waar het parkeren plaatsvindt is te zien op het erfinrichtingsplan die is opgenomen in Bijlage 3.
Conclusie
Het aspect wegen en verkeer vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.
De regels
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
Bij dit bestemmingsplan wordt aangesloten op de plansystematiek van het moederplan 'bestemmingsplan De Streek'. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen:
Wonen - 1
Voor het plangebied is de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen. Wonen - 1 omvat de woonbestemming binnen het beschermd dorpsgezicht. Er mogen uitsluitend halfvrijstaande (= twee-onder-een-kap) woningen worden gebouwd. Er wordt voorzien in een bouwvlak met de aanduiding 'aantal = 2' .
Waarde - Archeologie 3
De gemeente Staphorst beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hierdoor is een beeld gekregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn.
Op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart staan de terreinen waar archeologische waarden bekend zijn en waar archeologische waarden verwacht worden. Voor de AMK terreinen en de archeologische verwachtingsgebieden zijn beleidsadviezen opgesteld.
Binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geldt dat bij ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Het plan biedt bovendien de mogelijkheid om nadere eisen te stellen ten aanzien van bebouwing in de omgeving van monumenten. Het is maar beperkt toegestaan verharding aan te brengen voor de voorgevel van een hoofdgebouw. Verder is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen voor het kappen en/of rooien van singel- of laanbeplanting. In de regels zijn criteria opgenomen waaraan moet worden getoetst.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het voorliggende plan gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemers worden gedragen.
Het bestemmingsplan 'De Streek, ph Oude Rijksweg 505 te Rouveen' is conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid is gegeven voor het indienen van zienswijzen. Daarnaast is er contactopgenomen met de omwonenden, zij zijn geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkelingen.
Het plan is met ingang van 6 maart 2019 voor een ieder voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Er zijn meerdere reclamanten die gebruik hebben gemaakt van het recht om een zienswijze in te dienen. In Bijlage 6 is een rapport opgenomen waarin de zienswijzen en de beantwoording daarvan zijn verwoord. De zienswijzen zijn ongegrond. Initiatiefnemers hebben echter besloten om de indieners van zienswijzen tegemoet te komen en het plan op enkele onderdelen aan te passen. Dit heeft tot gevolg dat er een nieuwe erfinrichtingstekening aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
mei 2019.