Gemeente: | Hellendoorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Team: | |
Contact: |
Aan de westkant van Hulsen, aansluitend aan de kern, ligt een perceel grond aan Tijhuiserve welke momenteel in gebruik is als hobbyweide. Er staan hobbydieren en op het perceel staat een stal. Het plan is om op dit perceel een woning met bijgebouw te realiseren en het perceel landschappelijk en natuurlijk in te richten.
Ter compensatie van de woning met bijgebouw is aan de Lohuisweg 5-7 te Hellendoorn de intensieve tak van het agrarische bedrijf gestaakt en is 1354 m2 aan landschapsontsierende schuren gesloopt. Dit erf is reeds goed landschappelijk ingepast.
De voorziene ontwikkelingen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Tijhuiserve ongenummerd
Het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd ligt aan de westkant van de kern Hulsen (zie afbeelding 1). Het plangebied grenst aan de oost- en zuidkant aan een groenstrook van de woonwijk welke hier ligt. Aan de noordkant, aan de andere zijde van Tijhuiserve, ligt voetbalvereniging Hulzense Boys. Aan de westkant van het plangebied ligt agrarisch gebied. Het plangebied is in gebruik is als hobbyweide. Er staan hobbydieren en op het perceel staat een stal.
Afbeelding 1: Ligging plangebied TIjhuiserve ongenummerd (bron: https://app.pdok.nl/viewer).
Afbeelding 2: Begrenzing plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Op de verbeelding bij dit bestemmingsplan is de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven (bron: google maps).
Lohuisweg 5-7
Het erf Lohuisweg 5-7 ligt in het buitengebied, ten westen van de kern Den Ham (zie afbeelding 3). Het betreft een agrarisch erf, met twee bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen. Op deze locatie zijn eind 2019 (sloop was afgerond in november 2019) landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt, met een gezamenlijke oppervlakte van 1354 m2. De bedrijfsgebouwen waren in gebruik bij de intensieve tak (varkenshouderij) van het agrarische bedrijf welke hier is gevestigd. De intensieve tak is nu definitief gestaakt.
Afbeelding 3: Ligging plangebied Lohuisweg 5-7 (bron: https://app.pdok.nl/viewer).
Afbeelding 4: Begrenzing plangebied Lohuisweg 5-7. Op de verbeelding bij dit bestemmingsplan is de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Tijhuisweg ongenummerd
Op het betreffende perceel aan Tijhuiserve is het bestemmingsplan 'buitengebied 2009' van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 20 april 2009 door de gemeenteraad van Hellendoorn vastgesteld. Het perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. Tevens geldt de letteraanduiding 'specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap' en de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - Verwevingsgebied'. Voor het zuidwestelijke deel van het perceel geldt de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - Lpg'. In afbeelding 5 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen, ter hoogte van het erf.
Afbeelding 5: Uitsnede bestemmingsplan 'buitengebied 2009' ter hoogte van het plangebied Tijhuiserve ongenummerd.
Op dit perceel wordt een woning met bijgebouw gerealiseerd. Tevens wordt het plangebied landschappelijk en natuurlijk ingericht. Dit past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is voorliggende herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Lohuisweg 5-7
Op het erf aan de Lohuisweg 5-7 is het bestemmingsplan 'buitengebied 2009' van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 20 april 2009 door de gemeenteraad van Hellendoorn vastgesteld. Het erf heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' en is grotendeels voorzien van een agrarisch bouwvlak. Tevens gelden de letteraanduidingen 'intensieve veehouderij', 'bedrijfswoning - 2 bedrijfswoningen', 'specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap' en 'specifieke vorm van waarde - reliëf'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' en de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - Verwevingsgebied'. In afbeelding 6 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen, ter hoogte van het erf.
Afbeelding 6: Uitsnede bestemmingsplan 'buitengebied 2009' ter hoogte van het erf Lohuisweg 5- 7.
Met het voorliggende plan wordt de intensieve tak van het agrarische bedrijf aan de Lohuisweg 5-7 definitief gestaakt. Hiertoe dient de letteraanduiding 'intensieve veehouderij' van het perceel worden gehaald. Dit wordt geregeld met het voorliggende bestemmingsplan. Ook is reeds 1354 m2 aan landschapsontsierende schuren gesloopt. Er mogen geen nieuwe schuren (extra oppervlak) teruggebouwd worden op dit erf. Ook dit dient te worden vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Tijhuiserve te Nijverdal', bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die volgen uit het beleid. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied en de directe omgeving aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie weergegeven en worden de voorgenomen ontwikkelingen aan Tijhuiserve ongenummerd en Lohuisweg 5-7 beschreven.
Het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd ligt aan de westkant van de kern Hulsen (zie afbeelding 1). Het plangebied grenst aan de oost- en zuidkant aan een groenstrook van de woonwijk welke hier ligt. Aan de noordkant, aan de andere zijde van Tijhuiserve, ligt voetbalvereniging Hulzense Boys. Aan de westkant van het plangebied ligt agrarisch gebied.
Het plangebied is 2.467 m2 groot, is kadastraal bekend als Hellendoorn, sectie B, nummer 3155 en is in gebruik is als hobbyweide. Er staan hobbydieren en op het perceel staat een stal. Het plangebied is bereikbaar aan de voorzijde, via Tijhuiserve. Ook is het plangebied bereikbaar via de Olde Blenkenstraat.
Het plangebied maakt onderdeel uit van een open ruimte, op de overgang van het dal van de Regge naar de kern Hulsen. In afbeelding 7 is deze 'landschapskamer' verbeeld.
Afbeelding 7: Verbeelding landschappelijke situatie in en om het plangebied Tijhuiserve ongenummerd.
Binnen het plangebied Tijhuiserve wordt een woning van maximaal 750 m3 gerealiseerd met een bijgebouw van maximaal 100 m2. De huidige stal wordt gesloopt. Het erf wordt daarbij landschappelijk inpast en de omliggende grond worden landschappelijk en natuurlijk ingericht.
Initiatiefnemers van dit plan, degenen die hier komen wonen, richten de woning zo in dat ze hier levensloopbestendig kunnen wonen. Ze laten zelf een halfvrijstaande woning achter in de kern Hulsen, die weer beschikbaar komt voor bijvoorbeeld een jong gezin.
Landschappelijke en natuurlijk inrichting
Het nieuwe erf, met woning en bijgebouw, wordt landschappelijk en natuurlijk ingepast en ingericht binnen de huidige landschappelijke setting. De huidige landschapskamer wordt met het voorliggende plan versterkt. Om de beleving van de landschapskamer te versterken, worden randen binnen het plangebied landschappelijk versterkt waar dit kan. De randen worden waar mogelijk zorgvuldig opgebouwd met mantel-zoomvegetatie. De nieuw te realiseren beplanting en natuur zorgt ervoor dat de nieuwe bebouwing onderdeel wordt van de groene omgeving. Het omliggende landschap met groenstructuren zorgt voor rust. De groene inrichting voert de boventoon. De landschappelijke inrichting is erop gericht dat de bouwkavel (woning, bijgebouw, privé tuin, ontsluiting) wordt geïntegreerd in de groene rand aan de open kamer. Met het plan blijven de doorzichten vanaf Tijhuiserve behouden.
Afbeelding 8: Verbeelding landschapsstrategie plan Tijhuiserve ongenummerd.
De 'randen' zijn in het hedendaagse landschap vaak verdwenen of geminimaliseerd. Door het plangebied Tijhuiserve nu te extensiveren en natuurlijk te beheren krijgen randen, waar mogelijk, weer de ruimte. In deze randen wordt een divers sortiment toegepast. Insecten zoals wilde bijen en vlinders, maar ook vogels en andere kleine dieren worden aangetrokken in een gelaagd, divers en dicht sortiment wat wordt toegepast in de rand. Met het bloemrijke grasland wat wordt gerealiseerd in een groot deel van het plangebied wordt de biodiversiteit aanmerkelijk verbeterd.
Afbeelding 9: Schematische weergave toepassing mantel-zoomvegetatie.
Door de gekozen landschappelijke strategie ontstaat er ruimte in de forse groene rand, aan de open kamer, om een woonplek te realiseren. Zie afbeelding 11. Een zogenaamde houtwalwoning parallel aan de groene rand biedt de uitgelegen kans voor de nieuwe bewoners om de groenstructuur en de open kamer te beleven. De woning staat letterlijk in het groen, waarbij de omgeving voorop staat. De nieuwe bewoners wonen letterlijk aan de rand van de kamer met een privé tuin. Door het erf hier te situeren functioneert de ontwikkeling als een schakel tussen de kamer en de omliggende dorpse uitstraling. Hierbij wordt de privé tuin groen omkaderd om de impact op de kamer te minimaliseren. De woning krijgt aan de noordzijde een representatieve voorkant.
De inrit van het erf vindt aan de voorzijde plaats, op Tijhuiserve. De toegang vanaf de Olde Blenkenstraat gaat dicht, zoals gewenst door enkele omwonenden. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat het achterste deel van het plangebied ook bereikbaar is vanaf Tijhuiserve. Deze toegang vindt plaats over een strook langs de rand van het plangebied aan de oostzijde, langs het reeds brede gedeelte van het naastgelegen bosgebied. Hiertoe wordt bij dit voorste gedeelte van de bosrand geen brede rand mantel-zoom vegetatie gerealiseerd, maar een kruidenzoom, aangezien het hier anders te smal is. Hier is het bosgebied ook al breed.
Afbeelding 10: Verbeelding zijaanzicht: zicht naar de nieuw ingerichte oostzijde, vanuit de westzijde gezien.
De nieuwe bebouwing valt weg tegen de groene achtergrond van de rand (zie afbeelding 10). Met enkele landschapselementen is het geheel aangekleed. Met een nieuw toe te passen haag om het erf en de realisatie van de mantel-zoomvegetatie langs de rand, doet de tuininrichting geen afbreuk aan de open ruimte.
Beplantingsplan
Ten behoeve van het plan is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. Afbeelding 11 bevat de overzichtstekening van het erfinrichtingsplan.
Afbeelding 11: Verbeelding overzichtstekening erfinrichtingsplan, inclusief situering bebouwing.
Beeldkwaliteitsplan
Ten behoeve van het plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, met enkele belangrijke aspecten waaraan de nieuwe bebouwing moet voldoen. Ook bevat het beeldkwaliteitsplan enkele referentiebeelden. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen enkele referentiebeelden voor de te realiseren bebouwing.
Afbeelding 12: Referentiebeelden te realiseren bebouwing.
Het erf Lohuisweg 5-7 ligt in het buitengebied, ten westen van de kern Den Ham (zie afbeelding 3). Op deze locatie zijn eind 2019 (sloop was afgerond in november 2019) landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt, met een gezamenlijke oppervlakte van 1354 m2 (zie afbeelding 13). De bedrijfsgebouwen waren in gebruik bij de intensieve tak (varkenshouderij) van het agrarische bedrijf welke hier is gevestigd. De intensieve tak is nu definitief gestaakt, de bedrijfsgebouwen hadden geen vervolgfunctie en deze zijn nu gesloopt. Op het erf is nog een schapenhouderij actief. Tevens zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig.
Afbeelding 13: Weergave erf Lohuisweg 5-7, met de gesloopte schuren (geel omlijnd) en dte behouden schuren (blauw omlijnd). De bedrijfswoning ligt aan de zuidkant, aan de andere kant van de weg.
Op dit erf is geen behoefte aan de bouw van een woning, ter compensatie van de gesloopte landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en het definitief staken van de varkenshouderij. De bouw van de vervangende woning zou ook alleen plaats kunnen vinden op de plek waar nu bedrijfsgebouwen zijn gesloopt. Aan de zuidkant bevinden zich echter al enkele woningen, en aan de zuidwestkant zijn de bedrijfswoningen gesitueerd. De woning ten noorden van het bedrijf wordt ontsloten via de weg die direct aan de oostzijde langs het erf loopt. Wanneer hier een woning gebouwd zou worden, wordt het geheel een buurtschap, op een plek en in een omgeving waar het planologisch niet wenselijk is, ook gezien de ligging nabijheid Vecht-Regge gebied (op circa 400 meter afstand), en ver van alle voorzieningen af. Ook blijft aan de westkant de schapenhouderij aanwezig. Een burgerwoning kan hier niet direct naast worden gesitueerd, gezien milieucontouren. Hiertoe wordt een compensatiewoning aan Tijhuiserve ongenummerd gerealiseerd.
Het erf aan de Lohuisweg is reeds goed landschappelijk ingepast. Met dit bestemmingsplan wordt geborgd dat geen intensieve veehouderij meer kan worden opgericht en met dit bestemmingsplan wordt vastgelegd dat de bedrijfsbebouwing in de toekomst niet meer uitgebreid mag worden. Tevens wordt de landschappelijke inpassing geborgd. Afbeelding 14 bevat een uitsnede van het erfinrichtingsplan voor het erf aan de Lohuisweg 5-7. Het erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 2 van de regels van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 14: Uitsnede overzichtstekening erfinrichtingsplan erf Lohuisweg 5-7.
Het erf blijft na sloop van enkele landschapsontsierende bebouwing (deze stonden aan oostzijde van de te behouden schuren) een ruimtelijke eenheid. De woningen staan aan de zuidzijde van de inrit en de schuren aan de noordzijde. Een bestaande bomenrij van hoofdzakelijk zomereiken kunnen behouden blijven. Deze versterken de kleinschaligheid van het landschap en verzacht de bebouwing op het erf. Ook op het erf staan nog enkele grote bomen die behouden blijven. Aan de westzijde worden ter vervanging van 2 zieke gewone essen 2 zomereiken aangeplant. Daarmee is het erf landschappelijk goed ingepast.
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid beschreven dat betrekking heeft op het projectgebied en de voorgenomen ontwikkeling. Het wordt benaderd vanuit het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 14 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen inbreuk maakt op nationale belangen.
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt:
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen inbreuk maakt op nationale belangen. De realisatie van één nieuwe woning met bijgebouw, aan de rand van de kern Hulsen, waarbij ter compensatie de intensieve veehouderijtak van een agrarisch bedrijf definitief wordt gestaakt nabij Vecht-Regge gebied, 1354 m2 aan landschapsontsierende agrarische schuren is gesloopt en beide erven landschappelijk worden ingepast (aan de Lohuisweg 5-7 wordt de huidige goede landschappelijke inpassing geborgd), waarbij op het perceel aan Tijhuiserve ook nieuwe natuur wordt gerealiseerd, past binnen het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS/NNN, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het Ijsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (bij besluit van 21 april 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met de aanpassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In het voorliggende plan wordt de realisatie van één nieuwe woning met bijgebouw planologisch mogelijk gemaakt. Ter compensatie is o.a. 1354 m2 aan schuren gesloopt. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de kaders van het Rijksbeleid. Vanuit relevante beleidsdocumenten en regelgeving werken geen randvoorwaarden of uitgangspunten rechtstreeks door op het voorgenomen plan.
De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld, evenals de actualisatie van de verordening. Daarmee staat onder andere ook de herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN) vast. Binnen de begrenzing van de NNN heeft de provincie de gronden opgenomen die nodig zijn om de doelen te halen voor Natura 2000. Voor de begrenzing van de ontwikkelopgave Natura 2000 heeft de provincie gebiedsdocumenten en maatregelkaarten laten opstellen. Voor het realiseren van de NNN en de Ontwikkelopgave Natura 2000 zijn landbouwgronden nodig. Deze gronden worden gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur of om maatregelen te nemen voor de naastgelegen natuurgebieden. Deze maatregelen zorgen veelal voor vernatting van de gronden en/of hebben betrekking op minder of geen bemesting. Hierdoor worden deze gebieden minder of ongeschikt voor de landbouw.
Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is invulling gegeven aan de:
Vervolgens is de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de eisen van de nieuwe Omgevingswet. Dat heeft de provincie 'beleidsarm' gedaan: eerder vastgesteld beleid is verwerkt in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie een beperkt aantal aanpassingen doorgevoerd.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde:
1. Generieke beleidskeuzes (Of)
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, het Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Een aantal beleidskeuzes geldt nagenoeg voor alle ontwikkelingen op alle locaties in Overijssel:
Bovenstaande beleidskeuzes geven invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Hiermee wordt een nadere invulling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro (art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) gegeven. Daarnaast zijn er ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes.
Hieronder is de ontwikkeling per relevant artikel aan de Omgevingsverordening getoetst:
Art. 2.1.2 Principe van concentratie
In lid 1 is opgenomen dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in woningbouw om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen. De voorliggende ontwikkeling past binnen de lokale behoefte.
Art. 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
In dit artikel zijn een aantal voorwaarden gesteld voor ontwikkelingen die extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de Groene Omgeving leggen. In voorliggende plan wordt één woning met bijgebouw gerealiseerd op nu nog agrarische gronden. De gronden liggen aangrenzend aan bestaande bebouwd gebied, met het ontwikkelperspectief 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' (zie afbeelding 14). Direct aan de oostzijde ligt de huidige dorpsrand (met een groenstrook ertussen) en ook aan de zuidzijde zijn enkele woningen gerealiseerd. De woning met bijgebouw worden daarbij zorgvuldig landschappelijk en natuurlijk ingepast aan de dorpsrand. Ter compensatie wordt een stal op dit perceel gesloopt en is 1354 m2 aan schuren gesloopt aan de Lohuisweg 5-7. Per saldo neemt de verharding en bebouwing af waarmee het het plan dus geen extra ruimtebeslag op de Groene Omgeving legt.
Art. 2.1.4 Toekomstbestendigheid
Een initiatief mag de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen. Ook wordt gegeken naar de verschillende schaalniveaus van de effecten van ingrepen. Met de ontwikkeling wordt een niet-toekomstbestendige intensieve veehouderijtak definitief gestaakt en zijn de schuren, waar geen vervolgfunctie voor was, gesloopt. De nieuwe woning, welke landschappelijk en natuurlijk wordt ingepast, belemmert geen omliggende bedrijven in hun bedrijfsuitvoering. Hiermee is de ontwikkeling voldoende toekomstbestendig.
Art. 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. In de toelichting moet inzichtelijk worden gemaakt hoe het uitvoeringsmodel van en de beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie Overijssel zijn toegepast. In deze paragraaf (3.3) wordt de ontwikkeling getoetst aan de verschillende onderdelen van de Omgevingsvisie en wordt aangetoond hoe de ontwikkeling aansluit bij het landschap en leidt tot een toename van de ruimtelijke kwaliteit.
Art. 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) moet ertoe leiden dat ontwikkelingen in het buitengebied samengaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit. Aan de Tijhuiserve wordt deze impuls bereikt door een stal te slopen en de gronden landschappelijk en natuurlijk in te richten en het nieuwe erf landschappelijk in te passen. Aan Lohuisweg 5-7 zijn schuren gesloopt, is de intensieve bedrijfstak gestaakt en wordt de huidige goede landschappelijke inpassing geborgd. De inrichting van het plangebied is mede gebaseerd op de geldende gebiedskenmerken zoals weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel. In het vervolg van deze paragraaf is onderbouwd hoe verder toepassing is gegeven aan het uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie, hoe het plan past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief, op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering en dat het plan past binnen de gebiedskenmerken zoals weergegeven in de Catalogus Gebiedskenmerken. Geconcludeerd wordt dat het voorliggende plan gepaard gaat met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit.
Art. 2.1.9 Sociale kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen waarbij provinciale belangen in geding zijn, wordt aangegeven op welke wijze bewoners en gebruikers betrokken zijn bij de ontwikkeling van de plannen. Voor de ontwikkeling aan Tijhuiserve heeft diverse malen overleg plaatsgevonden met de omwonenden, dit is nader toegelicht in paragraaf 3.4.3.
Art. 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen
Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe woningen als hier behoefte aan is. Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw, op basis van de Rood voor Rood-regeling. De woning voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte in de markt en wordt gebouwd voor de lokale markt. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming te achten met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
2. Ontwikkelingsperspectieven (Waar)
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.
De plangebieden Tijhuiserve ongenummerd en Lohuisweg 5-7 liggen in het ontwikkelperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In dit ontwikkelingsperspectief is ruimte voor verweving van functies. Enerzijds met melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik, anderszijds ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarische cultuurlandschap is de belangrijkste kwaliteitsambitie. Daarnaast gelden de algemene ruimtelijke kwaliteitsambities: zichtbaar en beleefbaar mooi landschap, sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel en continu en beleefbaar watersysteem.
Voor kleinschalige mixlandschappen gelden de volgende uitgangspunten:
De voorgenomen ontwikkelingen beperken de omliggende functies niet, er wordt voldoende afstand gehouden van omliggende functies. Daarnaast dragen de ontwikkelingen bij aan de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied en de kernrandzone van Hulsen. De gronden aan Tijhuiserve ongenummerd liggen aangrenzend aan bestaande bebouwd gebied (met alleen een groenstrook ertussen), met het ontwikkelperspectief 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. De ruimtelijke kwaliteit van de omgeving krijgt op beide betrokken locaties een flinke impuls. Zo wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt en gaat de ontwikkeling gepaard met de realisatie van passende landschappelijke en natuurlijke elementen. Geconcludeerd wordt dat het plan past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.
Afbeelding 15: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart met de ligging van beide plangebieden (Tijhuiserve ongenummerd op de bovenste en Lohuisweg 5-7 op de onderste) weergegeven (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
3. Gebiedskenmerken (Hoe)
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatie proces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.
Afbeelding 16 geeft het plangebied Tijhuiserve weer op de gebiedskenmerkenkaart de 'Natuurlijke laag'. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen'.
Afbeelding 16: Weergave kaart natuurlijke laag, Tijhuiserve ongenummerd en de directe omgeving (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekking)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen (zie afbeelding 17 voor de uitgangspunten).
Afbeelding 17: Weergave uitgangspunten 'Dekzandvlakte en ruggen' (bron: Gebiedscatalogus Overijssel).
Met deze uitgangspunten is, waar mogelijk en relevant, rekening gehouden bij het opstellen van het plan. Zo worden de hoofdlijnen van het huidige reliëf niet aangetast, worden gebiedseigen landschapselementen toegevoegd en natuur gerealiseerd en wordt de strekkingsrichting van het landschap gevolgd.
Ook het erf Lohuisweg 5-7 ligt in gebied welke is aangeduid als 'Dekzandvlakte en ruggen'. Doordat hier schuren zijn gesloopt en er meer lucht ontstaat, wordt waar mogelijk en relevant voldaan aan de genoemde uitgangspunten.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen. Daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden.
Het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd ligt in het Oude hoevenlandschap (zie afbeelding 18).
Afbeelding 18: Weergave kaart laag van het agrarisch cultuurlandschap ter hoogte van het plangebied Tijhuiserve ongenummerd (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Het oude hoevenlandschap heeft verspreide erven met vaak een 'eigen' es. Ze zijn ontstaan nadat de complexen met grote essen 'bezet' waren. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Dit is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het betreft contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en -ontginningen. Daartussen kleinere bovenlopen van beken. De ambitie is de kenmerkende afwisseling te versterken. Het gaat hierbij met name om de open es, de routes over de erven, de erven en de landschapsbeplanting (zie afbeelding 19 voor de uitgangspunten).
Afbeelding 19: Weergave uitgangspunten 'Oude hoevenlandschap' (bron: GebiedscatalogusOverijssel).
Met deze uitgangspunten is, waar mogelijk en relevant, rekening gehouden bij het opstellen van het plan. Zo wordt wordt de bestaande groenstructuur aan Tuihuiserve ongenummerd geaccentueerd en versterkt.
Ook het erf Lohuisweg 5-7 ligt in gebied welke is aangeduid als 'Oude hoevenlandschap'. Doordat hier schuren zijn gesloopt en er meer lucht ontstaat, wordt waar mogelijk en relevant voldaan aan de genoemde uitgangspunten.
Stedelijke laag
De stedelijke laag bevat de steden, dorpen, verspreide bebouwing en infrastructuur. In deze laag is de dynamiek van belang: tussen grote steden en infrastructuur, maar ook de rust van dorpen en landelijke wegen en paden. De ligging en bereikbaarheid van een stad of dorp spelen een belangrijke rol in het functioneren van een plek. Steden en dorpen hebben hun eigen ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten, waarbij cultuurhistorische gebouwen en structuren vaak bepalend zijn voor de stedelijke identiteit en belevingswaarde. Voor het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd zijn de aanduidingen 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing' van toepassing.
Informele trage netwerk
Het informele trage netwerk bestaat uit het samenhangende netwerk van de wandelpaden, fietspaden, ruiterroutes, etc. die het agrarische cultuurlandschap en de natuurlijke laag toegankelijk en beleefbaar maken. De oude zandwegen en paden vormen hierbij de hoofdsstructuur. Door veranderingen als ruilverkaveling, opwaardering van wegen en oprukkende bebouwing zijn delen van dit netwerk verloren gegaan.
Verspreide bebouwing
Agrarische erven zijn van oudsher sterk verbonden met het landschap door de bewerking van de omliggende gronden, afgestemd op de plaatselijke omstandigheden. Zo zijn er herkenbare, samenhangende landschappen ontstaan, zoals het essenlandschap, oude hoevenlandschap, etc., waarbij elk landschapstype zijn eigen 'erfvorm' kent. Daarnaast kent het buitengebied verspreide burgerwoningen met elk een eigen karakter en ontstaansverhaal. De norm is dat ontwikkeling van nieuwe erven bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit volgens de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Belangrijk is het behoud en de versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen en een koppeling tussen erf en landschap.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorliggende ontwikkeling leidt niet tot het opheffen van paden of wegen in het buitengebied en doet daarmee geen afbreuk aan de kwaliteit van het informele trage netwerk. Door middel van de landschappelijke en natuurlijke inpassing van de nieuwe bebouwing op het perceel Tijhuiserve ongenummerd, en de landschappelijke en natuurlijke inrichting van het hele perceel aan Tijhuiserve ongenummerd wordt het nieuwe erf gekoppeld aan het landschap.
Laag van beleving
De 'Laag van de beleving' gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaltiteit, identiteit en tijdsdiepte en recreatieve voorzieningen die bijdragen aan de beleefbaarheid en waardering van de omgeving. In deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar en gaat over verbinding tussen bijvoorbeeld stad en land, cultuur en natuur, snel en traag. De 'Laag van de beleving' heeft geen rechtstreekse doorwerking op het voorliggende plan.
De Provincie Overijssel heeft de KGO vastgesteld. De KGO moet ertoe leiden dat ontwikkelingen in het buitengebied samengaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is de balans van de ontwikkeling met name van belang. Voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied geldt dat ruimtelijke inpassing verplicht is en dat er een aanvullende kwaliteitsprestatie wordt gevraagd. Voor het bepalen van de aanvullende kwaliteitsprestaties is het o.a. van beland of de ontwikkeling ‘gebiedseigen’ of ‘gebiedsvreemd’ is, wat de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving is en of het initiatief alleen een eigen belang dient, of ook maatschappelijke belangen. Het ‘Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’ geeft handvaten voor welke ontwikkeling dat geldt en hoe je de balans tussen nieuwe ontwikkelingen en de kwaliteitsprestatie bepaalt.
Wat betreft de ontwikkelingen aan Tijhuiserve ongenummerd en Lohuisweg 5-7 bestaat de ontwikkelingsruimte uit het planologisch toestaan van een nieuwe woning (maximaal 750 m3) en bijgebouw (maximaal 100 m2) aan Tijhuiserve ongenummerd. In beginsel wordt het toevoegen van een woning in het buitengebied als 'gebiedsvreemd' aangemerkt. Echter, de woning wordt in dit voorliggende plan wel direct aan de rand van de dorpskern Hulsen gesitueerd. Het toevoegen van een woning met bijgebouw heeft een zekere impact, maar door het zorgvuldig landschappelijk en natuurlijk inpassen van de bebouwing, met een passende beeldkwaliteit, is de impact beperkt. Naast particulier belang, dient het voorliggende plan ook maatschappelijke belangen. Zo wordt definitief een intensieve tak van een agrarisch bedrijf gestaakt, dichtbij natuurgebied. Is 1354 m2 aan landschapsontsierende schuren gesloopt aan Lohuisweg 5-7. Wordt de goede landschappelijke inpassing op dit erf met dit voorliggende plan geborgd. Worden nieuwe passende landschapselementen toegevoegd op het perceel Tijhuiserve en worden de betrokken gronden natuurlijk ingericht. Hiermee behelst het gehele plan een forse kwaliteitsimpuls, passend binnen het KGO-beleid.
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening.
De gemeenteraad van Hellendoorn heeft op 20 februari 2014 de Omgevingsvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk' vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen. Identiteit vormt hierbij voornaamste uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. Het behouden en versterken van de identiteit van Hellendoorn zal bijdragen aan de aantrekkelijkheid op het gebied van wonen, recreëren en ondernemen. De gemeente gaat hierbij voor kwaliteit boven kwantiteit. De Omgevingsvisie ‘Natuurlijk Avontuurlijk’ maakt hiervoor onderscheid in ‘Identiteitsgebieden’.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De plangebieden Tijhuiserve ongenummerd en Lohuisweg 5-7 behoren beide tot het identiteitsgebied ‘Beleef de Regge’ (plangebied Tijhuiserve ongenummerd ligt direct nabij identiteitsgebied 'Sterke kernen'). Ontwikkelingen worden in dit gebied, waar van oorsprong al tal van activiteiten plaatsvonden, gestimuleerd. Beleefbaarheid van de Regge kan op verschillende manieren tot stand komen (denk aan avontuurlijke waterrecreatie, avontuurlijke verblijven langs de Regge). Daarbij zal naast de beleefbaarheid van de Regge, ook oog moeten zijn voor het cultuurhistorisch erfgoed. Het cultuurhistorisch erfgoed kan beleefbaar worden gemaakt. Bijzondere aandacht vormen in dat kader ook de gebieden die door de provincie zijn aangemerkt als zone “Ondernemen met Natuur en Water”. Het duurzaam inrichten van een deel van deze zone kan daarbij de compensatie (maatschappelijke legitimatie) vormen om in de periferie te komen tot gepaste ruimtelijke ontwikkelingen (rood voor groen/ blauw). De natuurlijke omgeving moet overheersend blijven in het beeld.
Met het voorliggende plan wordt een intensieve tak van een agrarisch bedrijf nabij de Regge definitief gestaakt, en de bijbehorende landschapsontsierende schuren zijn gesloopt. Hiermee wordt de beleving van de natuurlijke omgeving rond de Regge versterkt. Ook het plangebied Tijhuiserve wordt landschappelijk en natuurlijk ingericht. Het voorliggende plan past daarmee binnen de gestelde uitgangspunten.
In de Woonvisie 2020-2025 geeft de gemeente Hellendoorn de richting aan voor het woonbeleid. De woonafspraken tussen de regio Twente en de provincie Overijssel liggen hieraan ten grondslag. Op basis van een Primos huishoudensprognose is bepaald wat de woningbehoefte per gemeente is en daarmede het aantal toegestaan te bouwen woningen. Afhankelijk van veranderingen in de vraag, mag de gemeente Hellendoorn de bouw van 340 tot 420 woningen toewijzen. De intentie is om hier zorgvuldig mee om te gaan. De gemeente geeft ruimte aan ontwikkelingen die een significante kwaliteitsimpuls beduiden.
In de gemeentelijke Woonvisie 2020-2025 is opgenomen dat de gemeente begrijpt dat inwoners graag in hun eigen kern willen blijven wonen. Hier hebben ze hun sociale leven opgebouwd. Dit geldt voor alle doelgroepen, zowel starters als oudere huishoudens. Hoewel de meeste huishoudensgroei op basis van de prognose landt in de grotere kernen (Nijverdal en Hellendoorn), wil de gemeente ook kleinschalige initiatieven die goed aansluiten op een actuele behoefte in kleinere kernen toestaan. Deze producten moeten dan wel goed aansluiten bij de daadwerkelijke behoeften van de doelgroep.
Hellendoorn is voor een groot deel een agrarische gemeente, met een groot buitengebied rondom de kernen en buurtschappen. De komende jaren is landelijk de verwachting dat de schaalvergroting in de landbouw doorzet. Daarnaast heeft een deel van de agrarische ondernemers geen opvolger. Dat betekent naar verwachting dat de leegstand in agrarisch vastgoed zal toenemen. Hellendoorn blijft hiervoor inzetten op 'Rood voor Rood-regelingen' met als doel vrijkomend agrarisch bezit een herbestemming te geven. Denk aan het saneren van overtollige bedrijfsgebouwen in ruil voor bouwrecht op ruimtelijk passende locaties.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende plan sluit hier op aan. De intensieve tak van een agrarisch bedrijf aan de Lohuisweg 5-7 is gestaakt en de schuren kwamen leeg te staan. Hier was geen vervolgfunctie voor. Met toepassing van de Rood voor Rood-regeling zijn de schuren gesloopt en wordt planologisch nu geregeld dat er geen intensief bedrijf meer actief mag zijn. Ter compensatie wordt een woning met bijgebouw panologisch mogelijk gemaakt op een passende plek in de dorpsrand van de kern Hulsen. Initiatiefnemers van dit plan, degenen die hier komen wonen, richten deze woning zo in dat ze hier levensloopbestendig kunnen wonen. Ze laten zelf een halfvrijstaande woning achter in de kern Hulsen, die weer beschikbaar komt voor bijvoorbeeld een jong gezin. Het voorliggende plan past, zowel kwalitatief als kwantitatief, in de Woonvisie 2020-2025.
De beleidsregel 'Beleid Nieuw Buitengebied' is op 16 juni 2020 in werking getreden. Hiermee geeft de gemeente richting aan de toekomstige ontwikkeling van het buitengebied. Ook wordt een doorkijk geboden naar een passende werkwijze voor ruimtelijke ontwikkelingen in de geest van de Omgevingswet, waarij de gemeente meer vanuit 'Ja, mits' dan 'Nee, tenzij' denkt. Als onderdeel van de beleidsregel is o.a. de Rood voor Rood-regeling vernieuwd. De beleidsregel is een nadere uitwerking van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van de Provincie Overijssel en werkt aan de hand van een stappenplan met daarin de volgende stappen:
Stap 1: Gebiedskenmerken
Aan de Tijhuiserve wordt met het voorliggende plan een nieuwe woningbouwkavel ingepast. Aan de Lohuisweg 5-7 wordt de intensieve tak van een veehouderij definitief gestaakt, en zijn de bijbehorende schuren gesloopt. In paragraaf 3.3.2 zijn de gebiedskenmerken van beide plangebieden benoemd en is onderbouwd dat het plan op beide locaties voldoet aan de uitgangspunten (voor zover relevant) die behoren bij deze gebiedskenmerken.
Stap 2: Identiteit
In de Omgevingsvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk' is aangegeven dat de plangebieden aan Tijhuiserve ongenummerd en Lohuisweg 5-7 de identiteit 'Beleef de Regge' hebben. Het gebied langs de Regge is een overgangsgebied, waar ontwikkelingen slechts worden gestimuleerd als daarbij de identiteit van dit gebied wordt gerespecteerd en bevorderd. In het voorliggende plan is dit het geval. Het plangebied Tijhuiserve ongenummerd ligt aan de rand van een landschapskamer. Deze rand wordt met het voorliggende plan versterkt door deze landschappelijk te versterken (mantel- zoomvegetatie), te extensiveren en natuurlijk te beheren. Aan de Lohuisweg 5-7 wordt een intensieve tak van een agrarisch bedrijf nabij de Regge definitief gestaakt, en de bijbehorende landschapsontsierende schuren zijn gesloopt. Hiermee wordt de beleving van de natuurlijke omgeving rond de Regge versterkt. De voorziene ontwikkelingen passen daarmee binnen de indentiteit van de plangebieden.
Stap 3: Gebiedsopgaven
In het buitengebied van Hellendoorn gelden de volgende grote opgaven:
Met het voorliggende plan kon een varkenshouderij, welke is gelegen nabij Natura 2000-gebied, definitief worden gestaakt en de bijbehorende schuren worden gesloopt. Hiertoe treedt een aanmerkelijk stikstofreductie op wat inspeelt op de overheidsdoelstellingen om de stikstofneerslag te beperken, en daarmee de natuur te versterken. De nieuw te bouwen woning aan Tijhuiserve wordt natuurinclusief en duurzaam ontwikkeld. Zo betreft het o.a. een gasloze woning, de weide wordt omgevormd tot bloemrijk grasland, en de landschappelijk rand wordt versterkt met mantel- zoomvegetatie. Door toepassing van een gelaagd, divers en dicht assortiment wordt de biodiversiteit van het plangebied verhoogd. Het voorliggende plan speelt daarmee in op enkele grote gebiedsopgaven.
Stap 4: Verbinden
Het voorliggende plan betreft een plan welke in eerste instantie is ingediend ruim voordat het nieuwe beleid is vastgesteld. Het omgevingsproces is dan ook anders verlopen, als nu is voorgeschreven in het nieuwe beleid. Hierbij is wel zo goed mogelijk aangesloten op het nieuwe beleid.
Het plan is diverse malen afgestemd met de gemeente en de direct omwonenden van het plangebied aan Tijhuiserve. In eerste instantie is een plan ingediend voor het bouwen van de woning direct aan Tijhuiserve, in dezelfde rooilijn van naastgelegen woningen. Hier kwam een negatief advies op van de stedebouwkundige van de gemeente. De stedebouwkundige was van mening dat het bouwen van een woning op deze plek direct aan Tijhuiserve de landschappelijke kwaliteit van het aanliggende kleinschalig landschap, met openheid en kleinschalige open ruimtes, zou aantasten. Het zou daarmee ook een start zijn van nog meer woningen in dit gebied, wat hij onwenselijk achtte. Vervolgens is in overleg met de gemeente en de stedebouwkundige een nieuw plan ontwikkeld met een nieuw concept. Een passende 'houtwal-woning' aan de rand van de landschapskamer, welke zorgvuldig landschappelijk en natuurlijk zorgvuldig wordt ingepast, met een passende beeldkwaliteit waarbij de doorzichten naar de landschapskamer behouden blijven. En waarbij het perceel ook natuurlijk wordt ingericht.
Dit plan is afgestemd met de direct omwonenden. Van de 10 huishoudens (zie afbeelding 20) hebben uiteindelijk 7 huishoudens aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het plan. De 3 overige huishoudens hebben wel kanttekeningen en/of bezwaren geuit. Bezwaren en/of kanttekeningen waren o.a.:
Afbeelding 20: Weergave geraadpleegde omwonenden.
Het plan is vervolgens in de raadscommissie besproken. Hierbij is door enkele commissieleden geadviseerd om de woning direct aan Tijhuiserve te situeren. Dit plan is ook afgestemd met de omwonenden. Van de 10 huishoudens hebben 8 huishoudens aangegeven geen bezwaren hiertegen te hebben. Twee huishoudens hebben bij dit plan nog wel kanttekeningen geplaatst. Ook hierbij is o.a. weer de vrees voor planschade. Van het omgevingsproces is vervolgens een participatieverslag gemaakt (zie Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan) en het plan is vervolgens ingediend bij de gemeente Hellendoorn.
De gemeente heeft het plan vervolgens weer in behandeling genomen, het is besproken in de raadscommissie en uiteindelijk is, na overleg met raadsleden en enkele direct omwonenden, gekozen voor het huidige plan. Hierbij wordt de woning niet direct aan Tijhuiserve gerealiseerd, maar ook niet helemaal achterop het perceel. Op deze wijze kan het erf goed landschappeljk worden ingepast, en sluit de situering van de bebouwing het beste aan op de wensen van enkele omwonenden. Uiteindelijk kan worden gesteld dat het draagvlak in de omgeving relatief groot is.
Door een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing is van een onredelijke aantasting van het woongenot en zicht geen sprake. Ook van wateroverlast zal geen sprake zijn. Het verhard oppervlak neemt wel toe, maar niet zodanig dat extra maatregelen nodig. Regenwater kan infiltreren aan de voorzijde van het erf, in een laagte in het natuurlijk grasland. Met betrekking tot verkeersveiligheid wordt het erf nu ontsloten op Tijhuiserve. Hiertoe zal er geen extra verkeer komen welke gebruik maakt van de inrit via de Olde Blenkenstraat. Deze inrit gaat nu met het voorliggende plan ook niet meer gebruikt worden ten behoeve van beheer en onderhoud van het achterste deel van het perceel. Dit achterste deel wordt ook bereikbaar vanaf de inrit aan Tijhuiserve.
Stappen 5 en 6: Wensen en balans
In deze stap worden alle wensen samen gebracht tot een plan. Uit dit plan blijkt dat de ontwikkeling in balans is. De ontwikkeling zorgt voor een extra kwaliteitsimpuls en meerwaarde, door o.a. de sloop van 1354 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, de definitieve staking van een varkenshouderij nabij Natura 2000-gebied en de investeringen in landschap en natuur. Het plan draagt bij aan maatschappelijke opgaven als de stikstof-reductie, landschapsversterking en de versterking van de biodiversiteit.
Rood voor Rood-regeling
Eén van de instrumenten in het 'Beleid Nieuw Buitengebied' is de 'Rood voor Rood-regeling'. Hierbij wordt in ruil voor de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit de mogelijkheid geboden voor het realiseren van één of meerdere woningen. Voor een compensatiewoning dient minimaal 1.000 m2 aan voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing gesloopt te worden. De te slopen gebouwen dienen minimaal vijf jaar bedrijfsmatig in gebruik te zijn geweest. Uitgangspunt voor de slooplocatie is de sloop van het gehele complex met voormalige bedrijfsbebouwing, dus inclusief sleufsilo’s, mestkelders en overtollige erfverharding. Een inkrimpend agrarisch bedrijf kan ook gebruik maken van de regeling. De niet meer in gebruik zijnde gebouwen dienen dan te worden gesloopt. Er kan slechts één keer deelgenomen worden aan de regeling. De achterblijvende gebouwen zullen ten behoeve van het agrarische bedrijf in gebruik blijven. Het agrarische gebruik wordt vervolgens beperkt tot die tak en omvang die op de betreffende locatie aanwezig is. Er wordt een bouwvlak op maat toegekend. In de praktijk betekent dit dat een bouwvlak om de gebouwen heen wordt getrokken. Dan is uitbreiding juridisch niet meer mogelijk. Het aantal te houden landbouwhuisdieren wordt ook in het bestemmingsplan/omgevingsplan vastgelegd al dan niet via de verleende vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming.
De slooplocatie Lohuisweg 5-7 voldoet aan deze gestelde eisen. Zo is er 1354 m2 gesloopt, en dit betreft alleen de intensieve tak. Er blijft nog een schapenhouderij actief, met maximaal 188 schapen. Met het voorliggende plan is geborgd dat het bedrijf niet weer kan uitbreiden. Middels een 'sloopbewijs' kan er reeds op voorhand leegstaande landschapsontsierende bedrijfsbebouwing worden gesloopt, welke pas later als sloopcompensatie wordt ingebracht, zoals in het voorliggende plan aan de Lohuisweg.
Het heeft de beleidsvoorkeur dat de kavel wordt gerealiseerd op (één van) de slooplocatie(s). Onder voorwaarde dat voldaan wordt aan het stappenplan Nieuw Buitengebied kan er gebouwd worden aan de rand van één van de kernen of buurtschappen in de gemeente. Er kan niet op elke plek aan de rand van kernen worden gebouwd. Enkele gebieden rond kernen zijn uitgesloten (het plangebied Tijhuiserve ongenummerd ligt niet in uitsluitingsgebied). Er dient te worden gebouwd aan een bestaande weg. De grootte van de bouwkavel is afhankelijk van de omgevingsfactoren. Een grotere woning is onder nadere voorwaarden haalbaar, maar niet op elke plek. Er dient een erfinrichtingsplan te worden opgesteld voor het inpassen van de compensatiewoning op de kavel. Ook dient een goed participatieproces doorlopen te worden. Hiertoe is ook een participatieverslag vereist.
Met het voorliggende plan wordt niet gebouwd op de slooplocatie. Op dit erf aan de Lohuisweg 5-7 is geen behoefte aan de bouw van een woning, ter compensatie van de gesloopte landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en het definitief staken van de varkenshouderij. De bouw van de vervangende woning zou ook alleen plaats kunnen vinden op de plek waar nu bedrijfsgebouwen zijn gesloopt. Aan de zuidkant bevinden zich echter al enkele woningen, en aan de zuidwestkant zijn de bedrijfswoningen gesitueerd. De woning ten noorden van het bedrijf wordt ontsloten via de weg die direct aan de oostzijde langs het erf loopt. Wanneer hier een woning gebouwd zou worden, wordt het geheel een buurtschap, op een plek en in een omgeving waar het planologisch niet wenselijk is, ook gezien de ligging nabijheid Vecht-Regge gebied (op circa 400 meter afstand), en ver van alle voorzieningen af. Ook blijft aan de westkant de schapenhouderij aanwezig. Een burgerwoning kan hier niet direct naast worden gesitueerd, gezien milieucontouren.
Hiertoe wordt een compensatiewoning aan Tijhuiserve ongenummerd gerealiseerd, aan de rand van de kern Hulsen. Middels een erfinrichtingsplan (zie bijlage Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan is geborgd dat de nieuwe bebouwing hier landschappelijk en natuurlijk zorgvuldig wordt ingepast. Middels het opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie bijlage Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan) is geborgd dat er passende bebouwing wordt gerealiseerd. Zoals eerder in deze paragraaf vermeld is er een zorgvuldig participatieproces doorlopen.
Met het voorliggende plan is voor het erf aan de Lohuisweg 5-7 het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen vastgelegd (654 m2) en opgenomen dat maximaal 188 schapen gehouden mogen worden.
In de gemeente Hellendoorn geldt een Welstandsnota. Aangezien het voorliggende plan zo specifiek is, is voor dit plan een apart 'beeldkwaliteitsplan' opgesteld, welke borgt dat passende bebouwing wordt gerealiseerd. Dit Beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De Welstandsnota wordt hiermee aangepast voor dit plan. Het beeldkwaliteitsplan maakt deel uit van de procedure voor wijziging van de Welstandsnota en zal separaat aan het bestemmingsplan meelopen.
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het gemeentelijke beleid. Het plan past binnen de hoofdlijnen van de gemeentelijke Omgevingsvisie, de Woonvisie en het Beleid Nieuw Buitengebied.
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden beschreven. Hieronder vallen natuurwaarden, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van soorten, de bescherming van gebieden en de bescherming van houtopstanden.
Aan de Lohuisweg 5-7 zijn de gebouwen reeds gesloopt en vinden geen herinrichtingsmaatregelen meer plaats. Voor het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd heeft een toetsing aan de Wet natuurbescherming plaatsgevonden. Deze toetsing is bijgevoegd in Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De toetsing bevat de volgende conclusies.
Bij de uitvoering dient rekening gehouden te worden met eventuele broedende vogels. Wanneer dit gebeurd worden met de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten. Het voorliggende plan is uitvoerbaar m.b.t. het aspect soortenbescherming.
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, inmiddels Wet natuurbescherming, beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Natuurnetwerk Nederland (NNN) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:
Natura 2000 – gebieden
Niet stikstof-gerelateerde effecten
In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 1,7 kilometer afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Wierdense Veld en op 3,2 kilometer ligt de Sallandse Heuvelrug. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maken dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Stikstof-gerelateerde effecten
Gezien de relatief beperkte aard van de geplande werkzaamheden en de afstand tot de omliggende Natura 2000-gebieden kan redelijkerwijs worden aangenomen dat van een significante stikstofdepositie in de aanlegfase en in de gebruiksfase geen sprake is. De woning zal conform wetgeving gasloos worden gebouwd en derhalve geen extra stikstofdepositie met zich meebrengen. Wel komen er extra rijbewegingen naar de locatie. Redelijkerwijs leidt dit niet tot een significante stikstofdepositie. Dit geldt ook voor de bouwfase.
Houtopstanden
Er worden binnen het plangebied geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied maakt geen deel uit van het Nederlands Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur), dat zich op enkele tientallen meters van het gebied bevindt (provincie Overijssel, 2022). In de provincie Overijssel is er geen sprake van een externe werking. Een nadere toetsing is hierom niet aan de orde.
Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen daarom in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Hellendoorn zijn dubbelbestemmingen opgenomen die archeologische waarden borgen. Binnen het plangebied Tijhuiserve ongenummerd geldt geen dubbelbestemming m.b.t. archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is hier dan ook niet noodzakelijk. Aan de Lohuisweg 5-7 wordt de grond niet geroerd met dit voorliggende plan en zijn ook geen archeologische waarden in het geding.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen. Met het voorliggende plan worden aan Tijhuiserve ongenummerd en aan de Lohuisweg 5-7 geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gesloopt en/of cultuurhistorische waarden aangetast. Er bevinden zich in beide plangebieden geen rijks- of gemeentelijke monumenten.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbeterd zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt. Alle waterbeheerders moeten ervoor zorgen dat de waterkwaliteit in 2015 op orde is. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op stroomgebied niveau plannen opgesteld. In deze stroomgebiedplannen staan de concrete doelstellingen en maatregelen beschreven voor de verschillende stroomgebieden.
Rijksbeleid
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Er wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.
Er liggen grote opgaven voor het waterdomein:
Daarnaast zijn allerlei functies afhankelijk van water, zoals de scheepvaart, de landbouw en de natuur. Op de Noordzee moeten vele functies, waaronder de opgaven voor windenergie, natuurontwikkeling, duurzame visserij, scheepvaart en zandwinning, in balans met elkaar een plek krijgen. Om aan te geven hoe we omgaan met de uitdagingen van ons water, ontwikkelde de Rijksoverheid het Nationaal Water Programma 2022-2027.
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen.
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied. De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld. De Provinciale staten hebben de wettelijke bevoegdheid tot het instellen en opheffen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verder reglementering van waterschappen. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal toezicht doordat het waterbeheerplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Dus de provincie stelt de regels en de waterschappen doen verder de uitvoering van het waterbeheer.
Beleid waterschap Vechtstromen
De drie belangrijkste opgaven voor waterschap Vechtstromen zijn de toenemende droogte en overlast als gevolg van klimaatverandering, de waterkwaliteit die onder druk staat en de transitie naar een duurzame ontwikkeling. Maar deze opgaven bieden ook kansen. De Watervisie van Vechtstromen benoemt zeven hoofdlijnen, maakt een doorkijk naar 2050, richt het denken en werken van de waterschapsorganisatie en biedt belanghebbenden duidelijkheid hoe we het gesprek over de leefomgeving insteken en we moeilijke keuzes niet willen ontwijken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan ´Samen leven met water’ bevat hoofdlijnen van het waterbeleid in de gemeente Hellendoorn voor de periode 2021 tot en met 2025.
Afvalwaterzorgplicht
De gemeente Hellendoorn heeft een zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater in het hele grondgebied van de gemeente. Hiermee wordt het inzamelen van huishoudelijk afvalwater bedoeld, eventueel vermengd met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater.
Hemelwaterzorgplicht
De gemeente heeft een zorgplicht voor de doelmatige inzameling van hemelwater. De gemeentelijke zorg heeft betrekking op het afvloeiende hemelwater (of smeltwater) van het openbare terrein. De gemeente hoeft niet altijd het hemelwater van particulier terrein af te voeren. Dit geldt alleen als het niet redelijk is te verwachten dat de perceel eigenaar het afvloeiende hemelwater zelf verwerkt of afvoert. Dit geldt bijvoorbeeld als er geen oppervlaktewater in de buurt is of als infiltratie niet mogelijk is door de bodemopbouw. Om aan de zorgplicht hemelwater te voldoen onderhoudt de gemeente een systeem van gemengde riolering, regenwaterriolering, infiltratievoorzieningen en straatkolken. Het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater, geïnfiltreerd in de bodem of afgevoerd naar de zuivering. via de overstorten als het rioolstelsel vol zit.
Watertoets en waterparagraaf
Op 23 september 2022 is het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 5 behorend bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In deze bijlage is ook de standaard waterparagraaf opgenomen. Op basis van de watertoets wordt gesteld dat kan worden volstaan met de korte procedure danwel deze standaard waterparagraaf, zoals opgenomen in de bijlage. Deze geldt voor het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Aan de Lohuisweg vinden geen wijzigingen plaats, anders dan het verharde oppervlak hier is afgenomen.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het plangebied Tijhuiserve worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. De toename van verharding (inclusief bebouwing) bedraagt ruim 500 m2. Daarnaast wordt nog een bestaande stal gesloopt, waardoor de totale toename aan verharding netto lager is dan 500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap en de gemeente hebben de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
In de nieuwe situatie aan Tijhuiserve ongenummerd wordt het hemelwater in de bodem geïnfiltreerd. Dit gebeurd op het aangrenzende natuurlijk ingerichte gebied. Overtollig hemelwater (bijv. piekbuien) gaat naar een ondiepe laagte in het kruidenrijk grasland, voor buffering en infiltratie. In de bestemmingsplanregels is ter extra borging vastgelegd dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in 'Samen leven met water 2021 tot en met 2025, gemeente Hellendoorn', waarin de regels voor infiltratie in de gemeente zijn opgenomen.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseert het waterschap om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Conclusie
Het voorliggende plan is uitvoerbaar op het gebied van water.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan, waarbij functiewijziging plaatsvindt, dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik.
Binnen het plangebied Lohuisweg 5-7 is geen verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Op dit erf wordt de intensieve tak van een veehouderij definitief gestaakt en zijn de schuren reeds gesloopt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voor het plangebied Tijhuiserve ongenummerd, daar waar een nieuwe woning wordt gerealiseerd, is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De conclusie van het onderzoek is dat er vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar is tegen de nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreiniging geen risico voor de volksgezondheid oplevert. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Algemeen
Het aspect geluid speelt een belangrijke rol in de omgevingskwaliteit. Ook is geluid van invloed op het welbevinden van mensen. Hierdoor komt het aspect geluid in veel verschillende wetten (met elk hun eigen reikwijdte) voor. In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.
Deze paragraaf richt zich op het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Binnen het plangebied Lohuisweg 5-7 vinden geen wijzigingen plaats met een negatieve invloed m.b.t. het aspect geluid en worden ook geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgericht.
Wegverkeerlawaai
De nieuwe woning welke wordt gerealiseerd binnen het plangebied aan Tijhuiserve ongenummerd betreft een geluidsgevoelig object. Hiertoe heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de rekenresultaten in het onderzoek blijkt voor alle wegen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. In de voorliggende situatie is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarden conform de Wet geluidhinder voorwegverkeerslawaai. Onderzoek naar maatregelen en het vaststellen van hogere waarden zijn voor de ontwikkeling niet van toepassing. Tevens is het niet nodig te toetsen aan het gemeentelijk geluidsbeleid. Het wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Railverkeerlawaai
Van railverkeerlawaai is geen sprake.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in of nabij een zone van een gezoneerd bedrijventerrein. In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de in de omgeving aanwezige (individuele) bedrijvigheid.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt.
In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.
Deze paragraaf richt zich op het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Binnen het pangebied Lohuisweg 5-7 vinden geen relevante wijzigingen plaats m.b.t. het aspect luchtkwaliteit, anders dan dat deze verbeterd is, omdat de intensieve tak van een veehouderij is gestopt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Externe werking
Met het voorgenomen plan wordt één nieuwe woning gerealiseerd aan Tijhuiserve ongenummerd. Het plan heeft nauwelijks tot geen toename tot gevolg van emissies van luchtverontreinigende stoffen: waaronder fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het plan is in 'Niet in Betekenende Mate'.
Interne werking
Van belang is uit oogpunt van een goede ruimtelijk ordening te beoordelen of de luchtkwaliteit op de locatie geschikt is voor het voorgenomen plan. In de directe omgeving van het plan zijn geen industriële emissiebronnen van betekenis gelegen en ook geen veebedrijven. Uit de grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, blijkt dat in het km2 vak waarin het plan ligt de achtergrondconcentratie stikstofdioxide (NO2) en fijnstof PM10 en PM2,5 ruim voldoen aan grenswaarden van de wet milieubeheer en de WHO-advieswaarde.
Conclusie
De emissie van het plan is voor emissie Niet in Betekenende Mate. De Luchtkwaliteit ter plaatse is geschikt voor het plan. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Het doel van het veiligheidsbeleid is zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en op termijn ook het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle activiteiten. Geregeld is hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen in de omgeving van een risicobron als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de risicobron. Afstanden die aangehouden moeten worden, worden bepaald door het plaatsgebonden risico van een risicovolle activiteit. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt bepaald door een oriëntatiewaarde. De externe veiligheid van risicobronnen wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobron.
Deze paragraaf richt zich op het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Binnen het plangebied Lohuisweg 5-7 vinden geen relevante wijzigingen plaats m.b.t. het aspect externe veiligheid.
Onderzoek
Om in beeld te brengen of er in het plangebied, waar één nieuwe woning wordt gerealiseerd, of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede daarvan is weergegeven in afbeelding 21.
Afbeelding 21: Uitsnede risicokaart (met blauwe pijl is de ligging van het plangebied aangegeven (bron: www.atlasleefomgeving.nl).
Op enige afstand van de nieuw te realiseren woning ligt een benzinestation, aan de Collenstaartweg. Het benzinestation beschikt over een vulpunt voor LPG. Dit vulpunt kent een veiligheidscontour welke in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' is opgenomen. Zie de blauwe contour in afbeelding 22.
Afbeelding 22: Uitsnede bestemmingsplan 'buitengebied 2009' ter hoogte van het plangebied Tijhuiserve ongenummerd.
Daarnaast is er nog een resevoir aanwezig bij het benzinestation, aan de noordkant. Het plangebied voor dit voorliggende bestemmingsplan ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de LPG installatie. Wanneer een woning wordt gerealiseerd binnen deze contour, geldt een motiveringsplicht op basis van Bevi en het Externe Veiligheidsbeleid van de gemeente Hellendoorn.
De nieuwe woning wordt gerealiseerd op circa 90 afstand van het dichtsbijzijnde vulpunt LPG. Het realiseren van de nieuwe woning leidt tot een beperkte toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied, maar niet tot een grotere toename dan 10%. Een dergelijke toename op een lage personendichtheid op deze afstand van het vulpunt zorgt niet voor een significante toename van het groepsrisico. Laat staan dat dit leidt tot een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen directe belemmering voor deze ontwikkeling. Dit is onderschreven door de Omgevingsdienst. Wel moeten de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid worden behandeld.
Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid: advies Veiligheidsregio Twente
Er is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Twente. De Veiligheidsregio geeft aan (zie voor het volleidge advies Bijlage 7 van de toelichting van dit bestemmingsplan) dat rekening gehouden moet worden met een (dreigende) BLEVE (een explosie van een vat dat gevuld is met een vloeistof onder druk), waarbij de effecten tot over het plangebied reiken. Of er dan nog tijd is om te vluchten hangt af van het verloop van het scenario en de mate waarin de aanwezige personen zelfredzaam zijn. Bij een directe BLEVE is er geen tijd om het gebied te verlaten. Zowel de kavel als de openbare ruimte biedt de mogelijkheid om van de bron af te vluchten. Daarnaast gaat het hier om een woning waarbij in de basis wordt verondersteld dat de aanwezige personen zelfredzaam zijn of in staat zijn om elkaar in veiligheid te brengen. Naarmate personen ouder worden, zal de zelfredzaamheid wel afnemen.
Het LPG-tankstation is een bestaande risicobron. Hierbij zijn brandkranen aanwezig, maar de capaciteit van de leiding is ontoereikend voor het koelen van de tankwagen. Op circa 400 meter ligt de Regge, die gebruikt kan worden als tertiaire bluswatervoorziening. Het opbouwen van grondwatertransport vraagt extra tijd. Of er voldoende tijd is hangt van meerdere factoren af, waaronder of er gelost wordt met een BLEVE Resistant tankwagen. In de advisering gaat de de Veiligheidsregio er in dit advies vanuit dat deze tijd er niet is. Het is de Veiligheidsregio niet bekend welke afwegingen in het verleden, bij het afgeven van de vergunning voor het tankstation, hebben plaatsgevonden en op basis hiervan, of het treffen van aanvullende maatregelen op basis van dit plan proportioneel is. De Veiligheidsregio adviseert (in dit eerste advies) om nader te onderzoeken of en op welke wijze de bluswatervoorziening verbeterd kan worden en dit waar mogelijk te borgen. Of de realisatie van een levensloopbestendige woning acceptabel is binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation en welke maatregelen worden getroffen, moet door de gemeente afgewogen worden. Ondanks de kleine kans en het kleine plangebied moet er rekening mee worden gehouden dat de aanwezige personen komen te overlijden of gewond raken bij een BLEVE. Maatregelen kunnen de effecten beperken, maar deze kunnen niet uitgesloten worden. Daarnaast geldt voor de woning dat voldaan moet worden aan de handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland.
Naar aanleiding van dit advies heeft nadere afstemming plaatsgevonden tussen de gemeente en de Veiligheidsregio. De gemeente heeft de milieuvergunning aan de Veiligheidsregio toegezonden, waarin zaken zijn opgenomen m.b.t. brandveiligheid. Op basis van deze toegezonden milieuvergunning blijkt het de Veiligheidsregio dat de primaire bluswatervoorziening niet optimaal is, maar dat de watercapaciteit door de combinatie met 2 tankautospuiten en een WTS is geborgd.
Het advies van de Veiligheidsregio richt zich op de vraag om te onderzoeken of en op welke wijze de primaire bluswatervoorziening verbeterd kan worden. In de adviezen van de Veiligheidsregio is dan ook de conclusie dat er meer water nodig is dan dat de brandkranen in theorie leveren. Op basis van de tekst van de milieuvergunning blijkt het de Veiligheidsregio nu dat het opgelost wordt door met meerdere brandweervoertuigen te gaan rijden. De insteek van het advies van de Veiligheidsregio is, om eerst te kijken of de bluswatervoorziening te verbeteren is en niet de focus te leggen op het rijden met extra voertuigen. Indien de gemeente dit verder wil onderzoeken is het advies van de Veiligheidsregio om de drinkwatermaatschappij een capaciteitsmeting bij de brandkranen te laten uitvoeren, zodat er een beter beeld ontstaat wat de brandkranen daadwerkelijk leveren.
Conclusies
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Bij de toetsing aan de richtafstanden gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling.
Deze paragraaf richt zich op het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Binnen het pangebied Lohuisweg 5-7 vinden geen relevante wijzigingen plaats, m.b.t. het aspect milieuzonering.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Er ligt geen bedrijf in de directe omgeving van het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Wel ligt voetbalvereniging Hulzense Boys aan de andere kant van Tijhuiserve. In de VNG-brochure wordt een veldsportcomplex met verlichting aangeduid als categorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 50 meter wordt aanbevolen voor het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Deze richtafstand van 50 meter komt voort uit het geluidsaspect. Voor de aspecten geur, stof en gevaar geldt een richtafstand van 0 meter.
De afstand tussen de voorziene woning aan Tijhuiserve ongenummerd en de grens van de sportvereniging bedraagt circa 35 meter. In dit geval gaat het om een voetbalveld welke niet is verlicht, en ook bevinden zich al meerdere woningen aan Tijhuiserve dichterbij het voetbalveld, dan de afstand van circa 35 meter. Deze woningen liggen op circa 20 meter afstand. Het dichtsbijzijnde voetbalveld wordt niet intensief gebruikt, en voornamelijk alleen op zaterdagen. Niet is gebleken dat de afstand van 20 meter tot de dichtsbijgelegen woningen bezwaarlijk wordt geacht. Hiermee kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat m.b.t het aspect geluid voor de nieuw te realiseren woning. De nieuwe woning aan Tijhuiserve ongenummerd is m.b.t. het aspect geluid ook niet beperkend voor de de voetbalvereniging, gezien andere woningen reeds dichterbij het sportveld staan. De voetbalvereniging dient al te voldoen aan de geldende geluidsnormen, in relatie tot deze woningen.
Op meer dan 80 meter afstand ligt een benzinestation, aan de Collenstaartweg. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter, voor de aspecten geur, stof en geluid. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan. Op het aspect externe veiligheid is ingegaan in paragraaf 5.5 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Deze paragraaf richt zich op het plangebied Tijhuiserve ongenummerd. Binnen het pangebied Lohuisweg 5-7 vinden geen relevante wijzigingen plaats m.b.t. het aspect Veehouderij, anders dan dat de intensieve tak van een veehouderij is gestopt.
Vaste afstand
Voor veehouderijen met dieren waarvoor op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld (waaronder melkrundveebedrijven) geldt een vaste afstand tot woningen en andere geurgevoelige objecten van 50 meter voor zover gelegen in buitengebied en 100 meter indien gelegen in bebouwde kom. Door de realisatie van een woning aan Tijhuiserve ongenummerd tegen de rand van de kern Hulsen, wordt deze woning onderdeel van de bebouwde kom. Aan de vaste afstand van 100 meter wordt ruim voldaan.
Geurnorm
Voor veehouderijen met dieren waarvoor op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geuremissiefactoren zijn vastgesteld (waaronder varkens, pluimvee, schapen, geiten en vleesrunderen) geldt een aan te houden geurnorm van 3,0 ouE/m3 (voorgrondbelasting). In de directe omgeving van het woonplan zijn geen veehouderijen met relevante geurbelasting. Veebedrijven worden door het woonplan ook niet belemmerd.
Conclusie
Veehouderij een geurhinder vormt geen belemmering voor het woonplan
Het Besluit milieueffectrapportage geeft activiteiten en gevallen aan waarin een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Ook gelden er verplichtingen als een voorgenomen project valt onder de genoemde activiteiten, maar niet onder de drempelwaarden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Het voorliggende plan is niet m.e.r.-plichtig. Uit de uitgevoerde onderzoeken is daarbij gebleken dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op het milieu. Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Eén en ander blijkt tevens uit dit hoofdstuk waarbij uitgebreid is ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten.
Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. In de bodem van het plangebied liggen, voor zover bekend, geen primaire hoofdleidingen die beperkend zijn voor het voorliggende plan.
Deze paragraaf richt zich op de ontwikkeling aan Tijhuiserve ongenummerd. Aan Lohuisweg 5-7 vinden geen nieuwe relevante ontwikkelingen plaats, anders dan dat de intensieve tak van een veehouderij is gestopt.
Verkeer
Met de voorliggende ontwikkeling wordt één woning gerealiseerd aan Tijhuiserve ongenummderd. Deze woning wordt rechtstreek ontsloten op Tijhuiserve. Dit betreft een verkeersluwe weg. De weg kan de relatief beperkte extra verkeersbewegingen goed aan en de woning kan hier op een verkeersveilige manier op worden ontsloten. De achterzijde van het plangebied is in de nieuwe situatie ook via deze ontsluiting aan Tijhuiserve bereikbaar, en hiermee niet meer via de Olde Blenkenstraat.
Parkeren
De voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van een enkele woning. In het erfinirchtingsplan is voldoende ruimte opgenomen om te parkeren op het erf.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande levert de gewenste ontwikkeling geen belemmeringen op voor het aspect 'verkeer en parkeren'.
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.
In paragraaf 1.3 van deze toelichting is reeds aangegeven dat het voorgenomen plan niet past binnen de geldende bestemmingen. Daarom is voor de twee betrokken plangebieden een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Wanneer dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren.
Er zijn vier typen regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels sluiten waar mogelijk en relevant aan op het bestemmingsplan Buitengebied 2009 (en de daarop volgende herziening van de regels) van de gemeente Hellendoorn. Daartoe zijn de regels omgezet naar de nu geldende SVBP2012-standaarden.
In Artikel 1 Begrippen is omschreven wat met de gebruikte begrippen wordt bedoeld. Het gaat om begrippen die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe de maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.
Artikel 3 Agrarisch met waarden geldt voor het agrarische bedrijf aan de Lohuisweg 5-7. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor agrarische bedrijvigheid en de instandhouding van de daar voorkomende landschapswaarden. Daarnaast zijn o.a. niet-agrarische nevenactiviteiten (onder voorwaarden), watergangen, waterpartijen en andere bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, toegestaan. Het oppervlak aan bedrijfsgebouwen is vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan, zodat er geen uitbreiding van bedrijfsbebouwing meer kan plaatsvinden. Ook is geregeld dat er geen intensieve veehouderij meer kan worden gevestigd.
Artikel 4 Natuur geldt voor een deel van het perceel op de locatie Tijhuiserve ongenummerd. Op deze gronden wordt de nieuwe natuur gerealiseerd (waaronder mantel- zoomvegetatie).
Artikel 5 Wonen geldt voor het nieuwe erf aan Tijhuiserve ongenummerd. Deze gronden zijn bestemd voor wonen, een bedrijf aan huis, water en tuinen en erven. De woning en het bijgebouw moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. In dit artikel zijn nadere bouw- en gebruiksregels opgenomen, om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen.
Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde geldt voor de gronden aan de Lohuisweg 5-7. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Hiertoe zijn nadere regels opgenomen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit zijn regels die niet specifiek aan een bestemming zijn gekoppeld, maar die altijd voor elke locatie gelden. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel: Dit artikel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich voornamelijk voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels Dit artikel bevat de almene aanduidingsregels. In dit geval betreft dit de veiligheidszone LPG. Ten behoeve van de veiligheid zijn hier regels voor opgenomen.
Artikel 9 Algemene bouwregels: In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Hierin is opgenomen dat de bestaande afmetingen en afstanden die afwijken van de afmetingen en afstanden in het bestemmingsplan en die rechtmatig tot stand zijn gekomen als minimum of maximum afmetingen en afstanden zijn toegestaan.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels: In dit artikel worden de vormen van verboden gebruik benoemd.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels: In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels: In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan te wijzigen.
Artikel 13 Overige regels: Dit artikel bevat de overige regels. Dit betreft met name regels ter waarborging van voldoende parkeergelegenheid en ter waarborging van voldoende infiltratiemogelijkheden van regenwater.
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik is opgenomen in Artikel 14 Overgangsrecht.
Het laatste artikel is Artikel 15 Slotregel. Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
Het Rijk
Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van wettelijk vooroverleg toegezonden aan de provincie Overijssel.
Waterschap Vechtstromen
Het plan is middels een Watertoets afgestemd met het waterschap Vechtstromen. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.5 Water. Uit de watertoets blijkt dat het plan in overeenstemming is met het waterschapsbeleid.
Omwonenden
Het plan aan Tijhuiserve ongenummerd is diverse keren afgestemd met omwonenden. Dit is uitgebreid weergegeven in paragraaf 3.4.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 12 mei 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend tegen het plan. Deze zienswijze is beantwoord in de 'Nota ingekomen zienswijze behorende bij het ontwerpbestemmingsplan Tijhuiserve te Nijverdal' (zie Bijlage 8). De zienswijze heeft er toe geleid dat het inrichtingsplan (opgenomen in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan) beperkt is gewijzigd. Deze is doorgedetailleerd.
Het bestemmingsplan is, net als het beeldkwaliteitsplan, vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad, op 9 april 2024. Het raadsvoorstel (Bijlage 9) en het raadsbesluit (Bijlage 10) zijn bijgevoegd.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van de beoogde ontwikkeling zal tussen initiatiefnemer en de gemeente Hellendoorn een anterieure overeenkomst worden gesloten. Hierin zal tevens het risico van planschade worden opgenomen, zodat het kostenverhaal voor de gemeente Hellendoorn volledig verzekerd is.