direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00358-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere' van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00358-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan-huis-gebonden beroep:

administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een bouwwerk dat is gebouwd aan een bedrijfsgebouw; het bouwwerk onderscheidt zich van een bedrijfsgebouw door de vorm en is architectonisch ondergeschikt;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen waaronder begrepen tuinbouw en/of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal en productie van zonne-energie waarvan de geproduceerde elektriciteit in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik. Bewerking en vergisting van mest en biomassa zijn activiteiten die onderdeel uitmaken van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat deze activiteiten plaatsvinden binnen het eigen bouwvlak, met bedrijfseigen producten en/of bedrijfseigen mest waarvan de geproduceerde elektriciteit en/of brandstof in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik;

1.8 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het verrichten van werkzaamheden voor en/of de levering van diensten aan agrarische bedrijven;

1.9 akkerbouwbedrijf:

een bedrijf in de land- en tuinbouwsector, dat zich richt op de benutting van braakliggend land door verbouw en het oogsten van gewassen;

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen windturbine zijnde;

1.11 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw en dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.12 archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

1.13 archeologische monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;

1.15 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

1.17 bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw is niet toegestaan;

1.18 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of exploitatie, dat in de recreatieverblijven -recreatiewoningen en kampeermiddelen- daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt; van bedrijfsmatige exploitatie is sprake als het recreatieverblijf voor ten minste 140 dagen per jaar beschikbaar is voor verhuur;

1.20 bedrijfsplan:

een beschrijving van de toekomstplannen van een bedrijf, voor de eerstkomende vijf jaar, met inbegrip van een organisatorische en financiële onderbouwing;

1.21 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.22 (beperkt) kwetsbaar object

een object waarvoor volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico casu quo een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.23 berging

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een recreatief nachtverblijf;

1.24 bestaand(e) aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie en vorm:

aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie of vorm, zoals dat of die rechtens bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel nadien krachtens een omgevingsverguning, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip, kan worden gerealiseerd;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 Bevi-inrichting:

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;

1.28 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bijeenkomsten van persoonlijke aard:

bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals genoemd in artikel 4 van de Drank- en horecawet;

1.30 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.31 bodemverstorende activiteiten:

het plegen van ingrepen die het gebruik van de grond veranderen, waardoor het grondwaterpeil verandert en/of het uitvoeren van grondbewerkingen;

1.32 boerderijkamer:

(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. De oppervlakte van een zelfstandige boerderijkamer mag niet meer bedragen dan 50 m2 en van de boerderijkamers in totaal niet meer dan 200 m2. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15, vrijstaande appartementen c.q. huisjes zijn niet toegestaan;

1.33 boomteelt in de zin van artikel 56.2 en 59.3:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van laanbomen;

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag:

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.37 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.40 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, zoals een stacaravan, trekkershut of recreatiewoning;

1.41 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.42 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.43 buurtschuur

een gebouw bij een woning dat incidenteel en op niet-commerciële wijze wordt gebruikt voor bijeenkomsten van en voor het landgoed;

1.44 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.46 chalet:

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een chalet heeft geen vaste verankering in de grond;

1.47 eenvoudige dagrecreatieve voorziening:

extensieve, kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt;

1.48 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.49 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.50 foliebassin:

een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, met uitzondering van windturbines, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen onder glas of daarmee gelijk te stellen materialen;

1.53 groepsaccommodatie:

een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, er is een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten, ook zijn er keuken- en sanitaire voorzieningen die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt;

1.54 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.55 hoofdverblijf:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;

1.56 horeca:

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

1.57 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.58 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.59 intrekgebieden:

gebieden zoals genoemd in artikel 2.13.1 onder d van de Omgevingsverordening Overijssel en die op de kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053 (vastgesteld door Provinciale Staten op 1 juli 2009) zijn aangegeven;

1.60 kampeermiddel:

een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals bijvoorbeeld een tent, vouwwagen, toercaravan of camper;

1.61 kampeerterrein:

een terrein ingericht voor recreatief verblijf in kampeermiddelen en stacaravans; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.62 karakteristiek pand:

een gebouw dat door zijn verschijningsvorm als behoudenswaardig aangemerkt wordt;

1.63 kas:

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen;

1.64 kleinschalig kamperen:

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico respectievelijk een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.66 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen:

gebouwen die door de verschijningsvorm zoals blijkend uit goothoogte, nokhoogte, materiaalgebruik, bouwmassa en/of silhouet, visueel storend zijn in het landschapsbeeld; voor het gebied karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen vallen hier niet onder;

1.67 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

1.68 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.69 minicamping:

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.70 modeltuinen:

voor publiek toegankelijke tuinen, ter bezichtiging of bestudering;

1.71 natuureducatieve tuin

een tuin met bijbehorende voorzieningen die vanuit een educatieve doelstelling toegankelijk is voor publiek en tevens gebruikt kan worden voor activiteiten zoals leer-werkstages en workshops.

1.72 nevenactiviteit:

een activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens de bestemmingsomschrijving toegestane hoofdfunctie op het perceel;

1.73 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.74 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.75 opgraving:

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;

1.76 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slechts met één wand is omgeven;

1.77 paardenbak:

een onverhard en omheind terrein, niet overdekt en met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.78 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.79 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.80 plaatsgebonden risico:

het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.81 plaggenhut:

eenvoudige, uit hout en heideplaggen opgetrokken hut;

1.82 plattelandswoning:

Een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inclusief aan-huis-gebonden beroep;

1.83 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.84 recreatie

activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.85 recreatief verblijf

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdwoonverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.86 recreatiewoning:

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, chalet, trekkershut of plaggenhut, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.87 relatie:

aanduiding waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden delen als een geheel worden aangemerkt;

1.88 rijhal:

een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een manege of productiegerichte paardenhouderij;

1.89 ruimtelijke kwaliteitsplan:

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van de tabellen in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven; de LIK's maken als bijlage 5 en 6 onderdeel uit van de regels;

1.90 ruimtelijke kwaliteit:

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.91 schuilgelegenheid:

een gebouw met maximaal drie gesloten wanden, dat dient voor de beschutting van, al dan niet hobbymatig gehouden, dieren tegen weersinvloeden alsmede voor de opslag van het voor deze dieren bestemde voer;

1.92 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.93 stacaravan:

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een stacaravan heeft geen vaste verankering in de grond en moet over de weg als één deel te verplaatsen zijn;

1.94 statische opslag:

opslag van goederen en producten die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden; uitgezonderd de opslag van gevaarlijke stoffen;

1.95 streekeigen product:

producten die zijn voortgebracht op ambachtelijke wijze op agrarische bedrijven;

1.96 technische installatie:

een voor de bedrijfsvoering benodigde installatie;

1.97 teeltondersteunende voorziening:

een verplaatsbare constructie, overtrokken met transparant materiaal anders dan glas, voor het kweken of beschermen van gewassen, uitsluitend aanwezig tijdens het teeltseizoen;

1.98 trekkershut:

een eenvoudige vrijstaande blokhut, bestaande uit één bouwlaag, zonder of met beperkte sanitaire voorzieningen, welke uitsluitend gebruikt wordt voor kortdurend recreatief verblijf door wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.99 tuinbouw:

het bedrijfsmatig telen en kweken van groenten, bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, in de volle grond, al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

1.100 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw voor detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.101 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.102 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen.

1.103 waarde archeologie 1 en 2:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

1.104 waarde archeologie 3, 4 en 5:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

1.105 waterpeil:

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.106 wijk

dwars op het hoofdkanaal gelegen zijkanaal in een veenkoloniaal landschap;

1.107 windturbine

een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;

1.108 woning:

een complex van ruimten volgens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.109 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of

in delen kan worden verplaatst;

1.110 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, bijvoorbeeld in de vorm van bank- en verzekeringsdiensten, exploitatie van en handel in onroerende zaken, adviesbureaus, verhuurbedrijven en hulpdiensten;

1.111 zandwinning:

een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het winnen, opslaan, overslaan, bewerken, verwerken en handel van zand;

1.112 zonnecollectoren

collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor electriciteitsopwekking;

1.113 zorgboerderij:

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.114 zorgwoning:

complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere personen van een specifieke doelgroep die zorg nodig heeft;

1.115 stikstofemitterende bouwwerken

Onder stikstofemitterende bouwwerken worden verstaan gebouwen voor het houden van landbouwhuisdieren, installaties voor het bewerken of vergisten van mest en/of biomassa, mestplaten en mestsilo's.

1.116 toename van de ammoniakemissie

Er is sprake van een toename van de ammoniakemissie wanneer vanuit het bouwvlak en de bij het desbetreffende bedrijf behorende mestplaten de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan waar voor toestemming is verleend. Hierbij is toestemming in lijn met de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017 d.d. 15-10-2020 als volgt beschreven:

  • 1. een onherroepelijke vigerende natuurvergunning; of
  • 2. een onherroepelijke vigerende vergunning dan wel geldende melding op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onderdeel milieu, de Wet milieubeheer of de Hinderwet; of
  • 3. een activiteit waarvoor geen natuurvergunning nodig was, maar die wel voldoet aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming; of
  • 4. een activiteit die onder artikel 9.4, achtste lid van de Wet valt; of
  • 5. een activiteit die op de Europese referentiedatum was toegestaan en die sindsdien onafgebroken aanwezig is geweest;
1.117 hogere depositie op beschermde natuurgebieden

Er is sprake van een hogere depositie op beschermede natuurgebieden wanneer de toename van de ammoniakemissie resulteert in het neerslaan van stikstofverbindingen uit de lucht op een oppervlakte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar, en die neerslag zo hoog is dat er sprake is van een significant effect op de instandhoudingsdoelstellingen van een als zodanig aangewezen Natura 2000-gebied.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot het maximale hoogste punt dat de wiek kan bereiken;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij:

  • a. de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen, of;
  • b. de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft.

In bestaande situaties wordt een kelder waarvan de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen of de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk.

In geval van recreatiewoningen wordt de inhoud van een kelder onder de recreatiewoning wel meegeteld bij de inhoud van de woning;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens dan wel rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Beekdallandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het beekdallandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • g. watergangen, waterpartijen en inundatie vanuit watergangen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • i. wegen en paden;
  • j. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • k. hobbymatige agrarische activiteiten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 3.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.
  • d. windturbines.

3.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's, foliebassins met bijbehorende omheining en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn zonnecollectoren niet toegestaan.
3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 700 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2  bedragen, of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen (1)   4 m   10 m   18º  
    aanbouwen aan bedrijfsgebouwen     3,5 m    
    bedrijfswoningen   3,5 m   10 m   30º  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18º  
    overkappingen     3,5 m    
    bouwwerken voor mestopslag     10 m    
    voedersilo's     20 m    
    erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
    overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m    
    sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvlakken     1,5 m    
    gebouwen ten behoeve van een ijsbaan   3 m   6 m    
    foliebassins met bijbehorende omheining buiten bouwvlakken     2 m    
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken     3 m    
    (1) de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstofemitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.
3.2.4 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

3.2.5 Bouwregels windturbines

Voor het bouwen van windturbines binnen een bouwvlak als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende regels:

  • h. windturbines zijn niet toegestaan in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • i. windturbines worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • j. per agrarisch bedrijf mogen ten hoogste 2 windturbines worden gebouwd;
  • k. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 25 meter;
  • l. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
    • 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
3.2.6 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 3.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Nieuwe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
3.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1, onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits :

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 3.2.3 in acht wordt genomen;
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.
3.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
3.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een bedrijfswoning wordt toegestaan niet groter is dan 30 m2 ;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
3.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a en artikel 3.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  • d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
3.4.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in lid 3.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.
3.4.2 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.4.3 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 3.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c en artikel 3.4, voor het toevoegen van niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, dag- en verblijfsrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties zoals een zorgboerderij;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2 ;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrensd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 3.2.3 onder g van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • g. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, de bestemming wordt gewijzigd in:

Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • b. de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 17 (Wonen - Beekdallandschap), met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 en bestaande niet-agarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn toelaatbaar;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Beekdallandschap';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 17 (Wonen - Beekdallandschap), en de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. op de gronden binnen het voormalig bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m2 hebben;
    • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • c. om aan het onder b bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
    • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m2 te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m2 te komen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 3.7.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
3.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het beekdallandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
3.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningslandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

en tevens voor:

  • g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • j. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • k. hobbymatige agrarische activiteiten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 4.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten;
  • d. windturbines.
4.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond.
4.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.1 en 4.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen(1)   4 m   10 m   18 º  
    aanbouwen aan bedrijfsgebouwen     3,5 m    
    bedrijfswoningen(2)   3,5 m   10 m   30 º  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18 º  
    overkappingen     3,5 m    
    bouwwerken voor mestopslag     10 m    
    voedersilo's     20 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m    
    schuilgelegenheden buiten bouwvlakken   2,5 m   5 m   18 º  
    sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvlakken     2 m    
    foliebassins met bijbehorende omheining buiten bouwvlakken     2 m    
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken     3 m    
    (1)de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.
    (2)met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte of wijziging aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie resulterend in een hogere ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden.
4.2.4 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

4.2.5 Bouwregels windturbines

Voor het bouwen van windturbines binnen een bouwvlak als bedoeld in artikel 4.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. windturbines zijn niet toegestaan in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • b. windturbines worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • c. per agrarisch bedrijf mogen ten hoogste 2 windturbines worden gebouwd;
  • d. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 25 meter;
  • e. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
    • 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
4.2.6 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 4.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Nieuwe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
4.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits :

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 4.2.3 in acht wordt genomen.
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.
4.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
4.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
4.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2,5 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en artikel 4.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
4.4.1 Gebruiksregels boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per bedrijfsgebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.4.2 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 4.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten, waaronder boerderijkamers, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.
4.4.3 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.4.4 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 4.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c en artikel 4.4, voor het toevoegen van niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, dag- en verblijfsrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties zoals een zorgboerderij;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2 ;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrensd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 4.2.3 onder g van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een  onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. voor zover de nieuwe activiteiten zijn gelegen in een intrekgebied, mag er geen verslechtering optreden van de grondwaterkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatsvinden;
  • f. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • h. ter plaatse van de vergroting van het bouwvlak, dient de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voorwaarden wijzigingsplan" opgenomen te worden op de verbeelding;
  • i. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).

4.6.3 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in artikel 4.1, de bestemming wordt gewijzigd in:

Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • b. de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
4.6.4 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 18 (Wonen - Besloten veenontginningslandschap), met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1 en bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.5.1 zijn toelaatbaar;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
4.6.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 18 (Wonen - Besloten veenontginningslandschap), en de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. op de gronden binnen het voormalig bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m2 hebben;
    • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • c. om aan het onder b bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
    • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m2 aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m2 te komen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 4.7.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. aanleggen en dempen van water / wijken;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
4.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het besloten veenontginningslandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m3 grondverzet;
  • f. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.7.1, onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
4.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het essen- en hoevenlandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

en tevens voor:

  • g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • i. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • j. hobbymatige agrarische activiteiten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 5.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.
5.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond.
5.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1 en 5.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan:
    • 1. 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
    • 2. 150 m2 bedragen indien het een bedrijfswoning betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen(1)   4 m   10 m   18°  
    aanbouwen aan bedrijfsgebouwen     3,5 m    
    bedrijfswoningen   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     3,5 m    
    bouwwerken voor mestopslag     10 m    
    voedersilo's     20 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m    
    schuilgelegenheden buiten bouwvlakken   2,5 m   4 m   18°  
    sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvlakken     1,5 m    
    foliebassins met bijbehorende omheining buiten bouwvlakken     2 m    
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken     3 m    
    (1)de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte of wijziging aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie resulterend in een hogere ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden.
5.2.4 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

5.2.5 Bouwregels windturbines

Voor het bouwen van windturbines binnen een bouwvlak als bedoeld in artikel 5.2.1 gelden de volgende regels:

  • h. windturbines zijn niet toegestaan in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • i. windturbines worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • j. per agrarisch bedrijf mogen ten hoogste 2 windturbines worden gebouwd;
  • k. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 25 meter;
  • l. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
    • 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
5.2.6 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 5.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Nieuwe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
5.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b, voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits :

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 5.2.3 in acht wordt genomen.
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.
5.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
5.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een bedrijfswoning wordt toegestaan niet groter is dan 30 m2;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
5.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder d, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a en artikel 5.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
5.4.1 Gebruiksregels boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per bedrijfsgebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.4.2 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 5.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten, waaronder boerderijkamers, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.
5.4.3 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt ;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.4.4 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 5.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder c en artikel 5.4, voor het toevoegen van niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, dag- en verblijfsrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties zoals een zorgboerderij;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrensd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
5.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 5.2.3 onder g van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een  onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. voor zover de nieuwe activiteiten zijn gelegen in een intrekgebied, mag er geen verslechtering optreden van de grondwaterkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatsvinden;
  • f. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • h. ter plaatse van de vergroting van het bouwvlak, dient de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voorwaarden wijzigingsplan" opgenomen te worden op de verbeelding;
  • i. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
5.6.3 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in artikel 5.1, de bestemming wordt gewijzigd in:

Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd,
  • b. de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd,
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
5.6.4 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 19 (Wonen - Essen- en hoevenlandschap), met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1 en bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.5.1 zijn toelaatbaar;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming Wonen - Essen- en hoevenlandschap;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
5.6.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 19 (Wonen - Essen- en hoevenlandschap), en de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. op de gronden binnen het voormalig bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m2 hebben;
    • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • c. om aan het onder b bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
    • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m2 aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m2 te komen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 5.7.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
5.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van :

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het essen en hoevenlandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1, onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
5.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het open veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • i. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • j. hobbymatige agrarische activiteiten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 6.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.
  • d. windturbines

Voor zover een bouwvlak is voorzien van de aanduiding "opslag" is uitsluitend bebouwing in de vorm van een mestsilo, ten dienste van een agrarisch bedrijf, toegestaan.

6.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining.

Voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • d. deze zijn alleen toegestaan tijdens de periode 1 maart t/m 30 november, voor een maximale duur van 7 maanden per kalenderjaar;
  • e. de afstand tot aangrenzende woonbestemmingen dient mimimaal 10 m te bedragen, voor zover de teeltondersteunende voorziening hoger is dan 1,5 m.
6.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 6.2.1 en 6.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan:
    • 1. de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
    • 2. 150 m2 indien het een bedrijfswoning betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen(1)   6 m   12 m    
    bedrijfswoningen(2)   6 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     4 m    
    bouwwerken voor mestopslag     10 m    
    voedersilo's     20 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     12 m    
    sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvlakken     2 m    
    foliebassins met bijbehorende omheining buiten bouwvlakken     2 m    
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken     3 m    
    (1)de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.
    (2)met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstofemitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.
6.2.4 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

6.2.5 Bouwregels windturbines

Voor het bouwen van windturbines binnen een bouwvlak als bedoeld in artikel 6.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. windturbines zijn niet toegestaan in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • b. windturbines worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • c. per agrarisch bedrijf mogen ten hoogste 2 windturbines worden gebouwd;
  • d. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 25 meter;
  • e. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
    • 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
6.2.6 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 6.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Nieuwe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
6.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1, onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 6.2.3 in acht wordt genomen.
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.
6.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 10 meter en 14 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
6.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
6.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.200 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

6.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder d, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2,5 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt.

6.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a en artikel 6.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
6.4.1 Gebruiksregels boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per bedrijfsgebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6.4.2 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel en zakelijke dienstverlening, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.
6.4.3 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6.4.4 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 6.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 onder c en artikel 6.4, voor het toevoegen van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, dagrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties, waarbij er sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het agrarisch bedrijf;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrensd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
6.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 6.2.3 onder g van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een  onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • g. ter plaatse van de vergroting van het bouwvlak dient de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voorwaarden wijzigingsplan" opgenomen te worden op de verbeelding;
  • h. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
6.6.3 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in artikel 6.1, de bestemming wordt gewijzigd in:

Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • b. de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
6.6.4 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 20 (Wonen - Open veenontginningslandschap), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten en bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.5.1 zijn toelaatbaar.
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming Wonen - Open veenontginningslandschap;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 6.7.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en dempen van water / wijken;
  • b. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
6.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van :

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het open veenontginningslandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m3 grondverzet;
  • f. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.7.1, onder a, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
6.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsbedrijven;
  • b. aardolie- en gaswinningslocaties, inclusief ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen
  • d. ter plaatse van de aanduiding "gasontvangstation" is de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation met bijbehorende ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren toegestaan.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. dienstgebouwen;
  • b. andere bouwwerken.

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 125 % van de bestaande oppervlakte;
  • b. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    dienstgebouwen¹   4 m   12 m  
    erf- of perceelafscheidingen     2,5 m  
    brandvlamtorens     40 m  
    overige andere bouwwerken     12 m  
    1) de maximale goothoogte geldt niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van dienstgebouwen.  
  • c. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder b en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.

Artikel 8 Groen - Landschapselement

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, beplanting en landschapselementen;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van de aan het landschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
  • c. het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • d. bosbouw ten dienste van de instandhouding en ontwikkeling van de onder b genoemde gebiedskenmerken;
  • e. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bestaande wegen en paden;
  • g. inundatie van de waterlopen;
  • h. extensieve openluchtrecreatie.
8.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 8.3.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
8.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van bosbouw en het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.3.1, bij b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
8.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Horeca - Essen- en hoevenlandschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. bijbehorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. binnen elk bestemmingsvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 115% van de bestaande oppervlakte;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen   4 m   10 m   18°  
    bedrijfswoningen(1)   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkapping     4 m    
    erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
    (1)met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
9.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 9 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2, onder a, voor het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van 125% van de bestaande gebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering te zijn aangetoond aan de hand van een bedrijfsplan;
  • b. het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. inpassing van de gebouwen in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
9.3.2 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
9.3.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder b, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen de bestemming Horeca - Essen- en hoevenlandschap geen horecabedrijf meer is gevestigd, de bestemming te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 19 Wonen - Essen- en hoevenlandschap met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. het bestemmingsvlak met de bestemming Horeca - Essen- en hoevenlandschap wordt verwijderd;
  • b. alle bestaande gebouwen, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Essen- en hoevenlandschap';
  • c. de overige gronden binnen het betreffende bestemmingsvlak worden bestemd overeenkomstig een aangrenzende bestemming;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

Artikel 10 Maatschappelijk - Beekdallandschap

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, zijnde een woonzorgvoorziening met ondersteunende voorzieningen;
  • b. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. dienstgebouwen;
  • b. één dienstwoning met bijbehorende bouwwerken,
  • c. andere bouwwerken.
10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 10.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de dienstgebouwen mag binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 125% van de bestaande oppervlakte;
  • b. de inhoud van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de dienstwoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken   max.
    goothoogte  
    max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    dienstgebouwen   3,5 m   10 m   18°  
    dienstwoningen(1)   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkapping     4 m    
    erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     12 m    
    (1)met dien verstande dat de dienstwoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
10.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 10 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder d voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

10.3.2 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits dit past binnen de aard, schaal en het beeld van (de gebouwen op) het perceel.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte en gebonden horeca.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Ander soort maatschappelijke voorziening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1, voor het gebruik voor een ander soort maatschappelijke voorziening dan genoemd in artikel 10.1 onder a, mits deze, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met de voorziening die op de betreffende plaats is toegestaan.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen de bestemming Maatschappelijk - Beekdallandschap geen maatschappelijke functie meer is gevestigd, de bestemming te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 17 ('Wonen - Beekdallandschap'), met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. het bestemmingsvlak met de bestemming Maatschappelijk - Beekdallandschap wordt verwijderd;
  • b. alle bestaande gebouwen, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Beekdallandschap';
  • c. de overige gronden binnen het betreffende bestemmingsvlak worden bestemd overeenkomstig een aangrenzende bestemming;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal dienstwoningen.

Artikel 11 Natuur - Beekdallandschap

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het beekdallandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
  • b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. inundatie van de waterlopen;
  • e. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • f. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • g. paden en wegen;
  • h. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
11.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in artikel 11.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 11.4.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
11.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van bosbouw en het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
11.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 12 Natuur - Besloten veenontginningslandschap

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het besloten veenontginningslandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
  • b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • f. paden en wegen;
  • g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2, voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en de in artikel 12.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • c. de goothoogte van een gebouw niet meer is dan 3 m.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 12.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
12.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van bosbouw en het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
12.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 13 Natuur - Essen- en hoevenlandschap

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het essen- en hoevenlandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
  • b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • f. paden en wegen;
  • g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
13.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2, voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en de in artikel 13.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • c. de goothoogte van een gebouw niet meer is dan 3 m.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 13.4.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
13.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van bosbouw en het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
13.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 14 Natuur - Open veenontginningslandschap

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het open veenontginningslandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
  • b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
  • f. paden en wegen;
  • g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
14.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 14.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2, voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en de in artikel 14.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • c. de goothoogte van een gebouw niet meer is dan 3 m.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 14.4.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
14.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van bosbouw en het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
14.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 15 Verkeer - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lokale stroomwegen van ten hoogste twee rijstroken, met bijbehorende parkeerstroken, opstelstroken, fiets- en voetpaden, bermen, bermsloten met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen en overige verkeersvoorzieningen;
  • b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 15.1, mogen uitsluitend worden gebouwd niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en andere bouwwerken, zoals viaducten, tunnels, verkeerstekens, lichtmasten, portalen, afrasteringen en nutsbebouwing, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.

15.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 15.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen en de hoogte niet meer dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 12 m bedragen.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. scheepvaart;
  • d. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • e. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • f. extensieve openluchtrecreatie;
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 16.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, tunnels, bruggen en aanlegsteigers voor recreatief medegebruik. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

Artikel 17 Wonen - Beekdallandschap

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bed and breakfast;
  • d. boerderijkamers;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 17.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bijbehorende andere bouwwerken.
17.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 17.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 2. 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
    • 3. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken    max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    woningen   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     3,5 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
  • i. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • j. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
17.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 17 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

17.2.4 Specifieke woningtypen

In afwijking van het bepaalde in lid 17.2.2 onder e en h, geldt dat de bebouwing ter plaatse van de aanduiding:

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2.2 onder c en d, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

17.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

17.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2.2 onder h voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een woning wordt toegestaan niet groter is dan 30 m2 ;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
17.4.2 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
17.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
17.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.1 en artikel 17.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een koffie- en theeschenkerij;
    • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    • 5. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de bewoner is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

Artikel 18 Wonen - Besloten veenontginningslandschap

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bed and breakfast;
  • d. boerderijkamers;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 18.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen behorend bij de onder artikel 18.1 toegestane functies;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. andere bouwwerken.
18.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 18.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 2. 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
    • 3. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken    max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    woningen(1)   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     3,5 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
    (1)met dien verstande dat de woning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • i. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • j. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
18.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 18 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

18.2.4 Specifieke woningtypen

In afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 onder e en h, geldt dat de bebouwing ter plaatse van de aanduiding:

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2onder c en d, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

18.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

18.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 onder h voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
18.4.2 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
18.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
18.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 en artikel 18.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een koffie- en theeschenkerij;
    • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    • 5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
    • 6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming Wonen - Besloten veenontginningslandschap, de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden binnen een voormalig agrarisch bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m2 hebben;
    • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • b. om aan het onder a bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
    • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m2 aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m2 te komen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

Artikel 19 Wonen - Essen- en hoevenlandschap

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt bij wonen:

  • c. een buurtschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - buurtschuur';
  • d. bed and breakfast;
  • e. boerderijkamers;
  • f. statische opslag in bestaande gebouwen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 19.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen behorend bij de onder artikel 19.1 toegestane functies;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. andere bouwwerken.
19.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 19.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 2. 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt, met dien verstande dat deze oppervlakte niet in de vorm van één gebouw mag worden gerealiseerd;
    • 3. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken    max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    woningen   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     3,5 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
  • i. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • j. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen);
19.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 19 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

19.2.4 Specifieke woningtypen

In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.2 onder e en h, geldt dat de bebouwing ter plaatse van de aanduiding:

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.2 onder c en d, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

19.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 900 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

19.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.2 onder h voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een woning wordt toegestaan niet groter is dan dan 30 m2 ;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
19.4.2 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
19.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
19.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
19.4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Scheerseweg 1

Het gebruik als bedoeld in lid 19.1 is alleen toegestaan als de landschappelijke maatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Scheerseweg 1 zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1 en artikel 19.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een koffie- en theeschenkerij;
    • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    • 5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
    • 6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming Wonen - Essen- en hoevenlandschap, de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden binnen een voormalig agrarisch bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m2 hebben;
    • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • b. om aan het onder a bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
    • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m2 aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m2 te komen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

Artikel 20 Wonen - Open veenontginningslandschap

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bed and breakfast;
  • d. statische opslag in bestaande gebouwen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 20.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen behorend bij de onder artikel 20.1 toegestane functies;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. andere bouwwerken.
20.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 20.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 2. 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
    • 3. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    bouwwerken    max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    woningen(1)   6 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    overkappingen     3,5 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
    (1)met dien verstande dat de woning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • i. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • j. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (Afstanden tot water en wegen).
20.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 20 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

20.2.4 Specifieke woningtypen

In afwijking van het bepaalde in lid 20.2.2 onder e en h, geldt dat de bebouwing ter plaatse van de aanduiding:

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder c en d, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

20.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.200 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

20.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder h voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
20.4.2 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis- gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
20.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
20.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2  of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2  bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.1 en artikel 20.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een koffie- en theeschenkerij;
    • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    • 5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
    • 6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van gasleidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • b. de aanleg en instandhouding van afsluiterschema's;
  • c. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
21.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in artikel 21.1mogen bouwwerken ten behoeve van een gasleiding worden gebouwd en afsluiterschema's worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per gebouw en de goot- en bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan respectievelijk 3 en 6 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen;
  • c. geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als woning (waaronder niet worden begrepen bestaande woningen), school, kinderopvang of crèche.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 21.5.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in artikel 21.1:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het permanent opslaan van goederen.
21.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen volgens een verleende vergunning;
  • c. die graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
21.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbindingen (110 kV), met de daarbij behorende:

  • a. belemmerde strook;
  • b. voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Bouwwerken

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen uitsluitend:

  • a. overige bouwwerken ten behoeve van de in artikel 22.1 bedoelde bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2.1, ten behoeve van de bouw overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod

Het is verboden op en in de in artikel 22.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanleggen van een zonnepark;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het opslaan van goederen of materialen;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • i. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging.

22.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende hoogspanningsverbinding;
  • b. het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. reeds in uitvoering zijn, overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving, bij het van kracht worden van het plan.

22.4.3 Voorwaarden vergunningverlening

De in artikel 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 22.1.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 100 m2 en een diepte van 40 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

23.2.2 Voorschriften

Indien uit het in artikel 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen;
  • c. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 23.2.2 genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 100m2 of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 100 m2 of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer bedraagt.
23.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 23.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsverguning is verleend en in werking is;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen plaatsvinden, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.
23.3.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 wordt verleend indien:

  • a. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

en:

  • b. is gebleken dat de in artikel 23.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Indien is gebleken dat de in artikel 23.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:

    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

24.2.2 Voorschriften

Indien uit het in artikel 24.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen;
  • c. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 500 m2 of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt.
24.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 24.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.
24.3.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in artikel 24.3.1 wordt verleend indien:

  • a. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

en:

  • b. is gebleken dat de in artikel 24.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Indien is gebleken dat de in artikel 24.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 5

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 2500 m2 en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

25.2.2 Voorschriften

Indien uit het in artikel 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevignsvergunning die de verplichting inhouden:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen;
  • c. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 2500 m2 of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 2500 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer bedraagt.
25.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 25.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.
25.3.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in artikel 25.3.1 wordt verleend indien:

  • a. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

en:

  • b. is gebleken dat de in artikel 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Indien is gebleken dat de in artikel 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Landgoed

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en andere waarden en elementen, welke met name bestaan uit:
    • 1. de groenstructuur, paden en singels,
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken,
    • 3. waterpartijen, en
    • 4. beeldende kunstwerken en andere bijzondere landschappelijke en bebouwingselementen, en
  • b. bij een en ander behorende parkeervoorzieningen.

26.2 Bouwregels

In zoverre in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in dat lid aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals erf- of perceelafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, uitgezonderd beeldende kunstwerken.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van het op een landgoed met een woning of woningen bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, die behoren bij een landgoed, zoals een koetshuis, een prieeltje, een orangerie of schuilgelegenheden en bergingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 300 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. vooraf dient door een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing te zijn aangetoond dat de bedoelde bouwwerken passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed;
  • c. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (afstanden tot water en wegen).
26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de woning(en) en de andere gebouwen op het landgoed, op de gronden als bedoeld in lid 26.1, kunnen worden ge- of verbouwd en gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, kantoor, recreatie en horeca, mits:

  • a. door middel van een bedrijfsplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de functie waarvoor wijziging wordt gevraagd, in wezenlijke mate bijdraagt aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 26.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
  • b. de bestaande oppervlakte van de woning(en) en de andere gebouwen niet wordt vergroot,
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • d. geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw, en
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 34.5 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Artikel 27 Waterstaat - waterconserveringsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - waterconserveringsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor permanente berging van ingelaten water en daarbij behorende voorzieningen.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Bouwen krachtens deze bestemming

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden toegestaan andere bouwwerken, tot een bouwhoogte van 3 m.

27.2.2 Bouwen krachtens andere bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 27.1, mag uitsluitend geschieden nadat ter zake van de belangen van de waterberging advies is ingewonnen bij het betreffende waterschap.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Vergunningplicht

Indien voor de gronden als bedoeld in artikel 27.1 een omgevingsvergunningplicht geldt voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zijn de daarin genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden slechts toelaatbaar indien daardoor de in artikel 27.1 genoemde functie niet onevenredig wordt aangetast.

27.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 27.3.1 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, herstel en/of verbetering van het waterconserveringsgebied.

27.3.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders het advies in van het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Artikel 28 Waterstaat- waterbergingsgebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat- waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. de berging van extreem hoog oppervlaktewater;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
28.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 28.1 mogen worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming als bedoeld in artikel 28.1, met een hoogte van maximaal 2 m;
  • b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar voorkomende bestemmingen met inachtneming van de voor deze bestemmingen geldende bouwregels, indien en voor zover het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetasten er geen sprake is van een ontoelaatbare invloed op de waterveiligheid en -kwaliteit.
28.3 Afwijken van de gebruiksregels

Voor zover toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsregels van de andere aldaar voorkomende bestemmingen, wordt bij de beoordeling van de toelaatbaarheid de invloed op het waterbergend vermogen van het gebied, op de waterveiligheid en op de waterkwaliteit betrokken.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Indien voor de gronden als bedoeld in artikel 28.1 een omgevingsvergunningplicht geldt voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zijn de daarin genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden slechts toelaatbaar indien daardoor de in artikel 28.1 genoemde functie niet onevenredig wordt aangetast.

28.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 28.4.1 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor:

  • a. het onderhoud, herstel en/of verbetering van de waterberging;
  • b. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m3 grondverzet;
  • c. de opslag van materiaal voor waterstaatswerken.
28.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders het advies in van het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor activiteiten die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de bijbehorende omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

30.2 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt binnen 50 meter van:

  • a. concentraties van woningen (in lintbebouwing, buurtschappen en bebouwde kom).
30.3 Afwijken gebruiksregels duurzame energie

Voor zover krachtens de bestemmingen, in dit bestemmingsplan het gebruik van gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning niet is toegestaan, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de opwekking van windenergie en zonne-energie op gebouwen.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Afstand tot water
31.1.1 Afstand tot water

Op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 16 (Water), mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens van die gronden.

31.1.2 Afwijken afstand tot water

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken, na advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, van artikel 31.1.1, voor het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.

31.2 Afstanden tot wegen
31.2.1 Afstanden tot wegen

Op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 15 (Verkeer - 2) dan wel grenzen aan de N34, mogen binnen de hierna bij de verschillende categorieën wegen genoemde afstanden, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd:

afstanden   weg / bestemming:  
20 m   N34  
10 m   Verkeer - 2  
31.2.2 Afwijken afstand tot wegen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, van artikel 31.2.1, voor het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Algemene afwijkingsregels
32.1.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels van het plan, mits de maximale (bouw)hoogte niet meer is dan 118 meter :

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • e. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m;
  • f. voor het realiseren bouwwerken ten behoeve van eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld schuilgelegenheden, rustpunten en informatieborden;
  • g. voor de aanleg van ondergrondse nutsvoorzieningen.
32.1.2 Toelaatbaarheid afwijkingen

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:

  • 1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  • 2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
32.2 Bedrijfs- of dienstwoning

Bij een omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen "Bedrijf", "Horeca" en "Maatschappelijk" worden afgeweken van de regels voor het bouwen van een bedrijfs- of dienstwoning, mits:

  • a. nog geen bedrijfs- of dienstwoning aanwezig is;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de ter plaatse toegestane waarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. de bouwregels van de betreffende bestemming in acht worden genomen. Als in de betreffende bestemming geen bouwregels zijn opgenomen voor een bedrijfs- of dienstwoning, dan gelden de bouwregels voor woningen binnen de bestemming Wonen van het betreffende landschapstype.
32.3 Gewasbeschermingsmiddelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2 voor het toestaan van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt, mits door middel van onderzoek en/of door het treffen van maatregelen aangetoond kan worden dat het woon- en leefklimaat en de natuurlijke waarden van de omliggende gronden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

32.4 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan, binnen de diverse bestemmingen 'Agrarisch met waarden' worden afgeweken van het plan voor het realiseren van paardenbakken buiten bouw- of bestemmingsvlakken, voor het bedrijfsmatig of hobbymatig houden van paarden, met inachtnemening van de volgende bepalingen:

  • a. situering binnen het bouw- of bestemmingsvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
  • b. de meest nabij gelegen grens van de paardenbak moet binnen 25 meter van het bouw- of bestemmingsvlak liggen;
  • c. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. het bedrijfsmatig houden van paarden is uitsluitend mogelijk voor zover de paardenbak onderdeel uitmaakt van een agrarisch bedrijf;
  • e. de situering van de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
32.5 Windturbines

Bij omgevingsvergunning kan binnen de bestemmingen Bedrijf, Maatschappelijk en Wonen worden afgeweken van de regels voor het toestaan van één of meerdere windturbines, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. windturbines zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap;
  • b. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
    • 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
  • c. windturbines zijn niet toegestaan in de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • d. de maximale tiphoogte van windturbines bedraagt 25 meter;
  • e. de windturbines moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • f. de inpassing van windturbines op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden.
32.6 Woningsplitsing voormalige boerderij

Bij omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen wonen worden afgeweken van de regels omtrent het toegestane aantal woningen per bouwperceel, voor het toestaan van:

  • a. één woning extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
  • b. twee woningen extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
  • c. de extra woning mag/de extra woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte;
  • d. de uiterlijke verschijningsvorm van de voormalige boerderij moet in stand blijven;
  • e. de gezamenlijke inhoud van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
  • f. de extra woning dient/de extra woningen dienen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • h. op geen van de gevels van een extra woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • i. inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
32.6.1 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 32.6 een inhoudsmaat wordt genoemd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

32.7 Zonnecollectoren buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan binnen de diverse bestemmingen Agrarisch met waarden worden afgeweken van de regels voor het toestaan van zonnecollectoren buiten agrarische bouwvlakken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. zonnecollectoren zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap;
  • b. de maximale (bouw)hoogte bedraagt 2 meter;
  • c. de zonnecollectoren moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • d. de inpassing van zonnecollectoren op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
32.8 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden slechts worden afgeweken van het plan, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

33.2 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door binnen de diverse bestemmingen 'agrarisch met waarden' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' van de verbeelding te verwijderd, mits:

  • a. de bewoning van de agrarische bedrijfswoning door een derde is beëindigd;
  • b. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
33.3 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 25 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 25% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. deze wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor de vergroting van agrarische bouwvlakken.
33.4 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden slechts wijzigen, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

34.2 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet voorgeschreven welstandscriteria (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  • a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
34.3 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting.

34.4 Afstemming APV en evenementen

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verleend.

34.5 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. en voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
34.6 Prioriteit van dubbelbestemmingen
  • a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op de dubbelbestemming 'Waarde – Landgoed', de regels van deze dubbelbestemming zijn secundair aan de betreffende enkelbestemmingen.
  • c. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'
    • 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1';
    • 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4';
    • 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5';
    • 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - waterconserveringsgebied';
    • 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - waterbergingsgebied';
    • 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Landgoed'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere'.

Bijlagen bij de regels

Bijlage 8 Nadere toelichting staat van bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m  
30 m  
50 m  
100 m  
200 m  
300 m  
500 m  
700 m  
1.000 m  
1.500 m  

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie   grootste afstand  
1   10 m  
2   30 m  
3.1   50 m  
3.2   100 m  
4.1   200 m  
4.2   300 m  
5.1   500 m  
5.2   700 m  
5.3   1.000 m  
6   1.500 m  

Het aspect verkeer(-saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

5. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing