direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hardenberg, N34, J.C.Kellerlaan - Coevorden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De provinciale weg N34 (route Zwolle - Groningen via Emmen) is een druk gebruikte regionale hoofdverbinding voor personen- en vrachtverkeer. Het gedeelte tussen de aansluiting N36 (Witte Paal) en Grens Drenthe kent in de huidige situatie problemen qua verkeersveiligheid, die in de toekomst door de stijgende verkeersintensiteiten nog zullen toenemen. Toen in 2006 de weg door de provincies Overijssel en Drenthe van het Rijk werd overgenomen is daarom al afgesproken om de inrichting van de weg in overeenstemming te brengen met de (zware) verkeersfunctie. Het doel van de herinrichting is: "Het verbeteren van de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid door het realiseren van een duurzaam veilige inrichting van de N34, gedeelte Witte Paal - Grens Drenthe". Dit wordt gedaan door de N34 - conform de provinciale wegencategorisering - vorm te geven als regionale stroomweg 100 km/h.

Deze voorgenomen herinrichting sluit aan op de reconstructie van de aansluitende delen van het netwerk van hoofdwegen in deze regio (Omleiding Ommen (verlengde N36) en ombouw N34 in Drenthe).

Deze herinrichting - die nodig is voor de zwaardere verkeersfunctie - wordt ruimtelijk, juridisch en planologisch mogelijk gemaakt in een tweetal bestemmingsplannen, waarvan het onderhavige bestemmingsplan er één is. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de keuze van twee deelplannen.

1.2 Twee deelplannen

Het wegvak Witte Paal - Grens Drenthe wordt verdeeld in twee delen die in samenhang worden beschouwd. Hierbij zijn de volgende deelplannen onderscheiden:

  • deelplan A (wegvak J.C. Kellerlaan - grens Drenthe): herinrichting bestaande weg 100 km/h tot 'regionale stroomweg 100 km/h D.V./EHK' (dit is de verkeerstechnische definitie van de herinrichting conform de landelijke richtlijnen ‘Duurzaam Veilig’ (D.V.) en ‘Essentiële herkenbaarheidskenmerken’ (EHK).
  • deelplan B (wegvak Witte Paal - J.C. Kellerlaan): herinrichting bestaande weg 80 km/h tot 'regionale stroomweg 100 km/h D.V./EHK'.

Het onderscheid in twee deelplannen is gemaakt vanwege de volgende redenen:

  • voor de voorgenomen maatregelen in deelplan A geldt geen m.e.r.-plicht. Voor deelplan B geldt wel de m.e.r.-plicht en is de uitgebreide m.e.r.-procedure doorlopen. Tevens dienen een passende beoordeling en een aanvulling op het MER te worden opgesteld. Als gevolg hiervan is de proceduretijd voor deelplan B langer dan voor deelplan A. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de m.e.r.-plicht.
  • de noodzaak om zo snel mogelijk maatregelen voor de verkeersveiligheid te treffen op het traject ten noorden van Hardenberg;
  • de verschillen in het wegbeeld ten zuiden en ten noorden van Hardenberg.

Vanwege deze diversiteit in problematieken is tevens onderscheid gemaakt in twee (deel)bestemmingsplannen.

In 2011 is een MER opgesteld voor het wegvak Witte Paal - J.C. Kellerlaan (Deelplan B, zie afbeelding hierna). Verderop in dit bestemmingsplan wordt ingegaan op deze MER (zie paragraaf 4.2). Als gevolg van aanpassingen aan het wegontwerp kunnen mogelijk andere milieueffecten dan beschreven in het eerder opgestelde MER (2011) optreden. Hiervoor is vervolgens een oplegnotitie opgesteld. Deze oplegnotitie heeft als doel inzicht te geven in de gevolgen voor milieueffecten van de ontwerpaanpassingen die tussen 2011 en 2015 zijn doorgevoerd (van voorlopig ontwerp naar concept definitief ontwerp).Tevens is voor deelplan B een passende beoordeling opgesteld en een bijbehorend plan-MER. Samen met de oplegnotitie wordt deze planMER weergegeven onder de naam "aanvulling op de MER", die voor de volledigheid ook bij dit bestemmingsplan is bijgevoegd (Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0001.png"

Het onderhavige bestemmingsplan ziet toe op het wegvakgedeelte van de N34 gelegen tussen de J.C. Kellerlaan en de Drentse grens (Coevorden) (deelplan A). Om een goed overzicht te houden en daarmee de samenhang niet uit het oog te verliezen, wordt in deze toelichting waar nodig ook aandacht besteed aan het andere deelplan. Dit zal met name het geval zijn bij de beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (hoofdstuk 2), de randvoorwaarden (hoofdstuk 4) en de uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6).

1.3 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 maart 2014 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ingediend.

Later in 2014 hebben Provinciale Staten besloten de plannen voor de aanpak van de N340, N48/N377 te wijzigen. In eerste instantie was het doel deze weg in te richten als een 100 km/uur weg met ongelijkvloerse kruisingen, maar Provinciale Staten hebben besloten dat de N340 een 80 km/uur weg blijft met een aantal gelijkvloerse kruisingen.

Dit heeft ook gevolgen voor de verkeersprognoses op de N34. De verkeersintensiteiten en onderzoeken geluid, luchtkwaliteit, stikstof en de aanvulling op de MER zijn aangepast. De provincie heeft ervoor gekozen beide bestemmingsplannen opnieuw als ontwerp ter inzage te leggen.

De reacties die de gemeente Hardenberg eerder heeft ontvangen op de bestemmingsplannen voor deelplan A (1 reactie) en deelplan B (17 reacties) die respectievelijk in maart/april en in juni/juli 2014 ter inzage hebben gelegen, zijn beoordeeld en bij instemming verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan. De indieners van zienswijzen hebben bij de nieuwe ter inzage legging de Nota van Antwoord op de zienswijzen ontvangen.

De provincie heeft in de tussenliggende periode eveneens de mogelijkheid gebruikt om het ontwerp te optimaliseren. In Bijlage 13 is een overzicht van deze wijzigingen ten opzichte van de eerste ronde opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor de tweede ronde vanaf 16 september 2015 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 5 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn beoordeeld en verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan (Bijlage 14). In Bijlage 15 is een overzicht van wijzigingen ten opzichte van de tweede ronde toegevoegd.

1.4 Vervanging bestemmingsplannen

Voorliggend bestemmingsplan Hardenberg, N34, J.C.Kellerlaan - Coevorden vervangt delen van de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg (vastgesteld op 1 oktober 2013, gewijzigd vastgesteld op 11 november 2014 en 2 december 2014);
  • Bestemmingsplan Landgoed de Groote Scheere (vastgesteld op 24 mei 2011).

Het grootste deel van het traject van de N34, waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld, valt samen met het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente. Bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is daarom zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van dit bestemmingsplan.

1.5 Verkeerskundige uitgangspunten bestemmingsplan

Na de keuze van het voorkeursalternatief (VKA) in het MER is het ontwerp dat hieraan ten grondslag lag verder uitgewerkt met de volgende uitgangspunten:

  • 2 x 1 rijbanen voorzien van een dubbele asmarkering met een groene vulling;
  • maximum snelheid 100 km/h;
  • geen gelijkvloerse aansluitingen en oversteken;
  • verhardingsbreedte van 8,5 meter met een obstakelvrije zone van ca. 8 meter aan weerszijden;
  • geen verkeerslichten;
  • N34 blijft op maaiveld, met uitzondering van het gedeelte bij de J.C. Kellerlaan waar de huidige hoogte van de weg zoveel mogelijk gehandhaafd blijft.

1.6 Begrenzing plangebied

Het onderhavige plangebied heeft globaal betrekking op het wegvak van de N34 tussen de J.C. Kellerlaan en de Drentse grens. Daar waar mogelijk is de bestemming verkeer, zoals die in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg is opgenomen, aangehouden bij het begrenzen van het nieuwe plangebied. Woningen zijn zoveel mogelijk ontzien.

De aanpassingen van de N34 zelf, vragen niet heel veel extra ruimte. Alleen in de volgende situaties valt de grens van het bestemmingsplan niet samen met de geldende bestemming verkeer:

    • 1. De onderdoorgangen passen voor het grootste deel niet binnen de geldende bestemmingsplannen (begrenzing van de bestemming verkeer). Hier is het plangebied van dit bestemmingsplan op aangepast.
    • 2. Woningen mogen niet direct worden ontsloten op de nieuw ingerichte N34. De nieuwe ontsluitingen van deze woningen zijn, indien deze niet passen binnen het geldende bestemmingsplan, meegenomen in dit bestemmingsplan.
    • 3. Om het verkeer goed af te kunnen wikkelen zijn ook aansluitingen (en eventuele direct aangrenzende gronden) op het onderliggende wegennet, voor zover niet opgenomen in reeds geldende bestemmingsplannen, meegenomen in dit bestemmingsplan
    • 4. Vanwege de veiligheidsnormen is de weg aan beide zijden verbreed met ca. 60 cm. Tevens is hier ruimte gereserveerd voor bermen, wegmeubilair en sloten.

1.7 Opzet bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding:

  • In de toelichting worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het toekennen van de verschillende bestemmingen voor het project.
  • In de regels (de juridische regeling samen met de verbeelding) wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies/ gebruik van de gronden en de toegestane gebouwen en bouwwerken.
  • Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven.

De verbeelding en de regels zijn in overeenstemming met de verplichte landelijke standaarden voor digitaal uitwisselbare en vergelijkbare bestemmingsplannen (IMRO2012, SVBP2012 en STRI2012).

1.8 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en toekomstige situatie van de N34 op het traject Witte Paal - Grens Drenthe en staat stil bij besluitvorming, nut en noodzaak van de opwaardering van de weg.
  • In hoofdstuk 3 is een samenvatting opgenomen over het voor het plangebied relevante beleid van de verschillende overheden.
  • Hoofdstuk 4 gaat in op de geldende (milieu)kwaliteitseisen en de onderzoeken die in dit kader zijn uitgevoerd.
  • Hoofdstuk 5 geeft een artikelsgewijze toelichting op de planregels van dit bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.


Om de toelichting kort en krachtig te houden, is meer gedetailleerde informatie, zoals onderzoeksresultaten of achtergronden van onderzoeken opgenomen in de Bijlagen bij toelichting van deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige en toekomstige situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste kenmerken van het totale plangebied voor de N34 en de directe omgeving, om zo het initiatief tot opwaardering in zijn ruimtelijke context te kunnen plaatsen. Vervolgens wordt ingegaan op de besluitvorming die reeds heeft plaatsgevonden rondom het project en nut en noodzaak van het project. Ten slotte wordt in dit hoofdstuk de toekomstige situatie omschreven: de maatregelen die nodig zijn om de N34 tussen Witte Paal en Grens Drenthe op te waarderen.

2.2 Huidige situatie

De N34 is een provinciale weg tussen de aansluiting met de N48, ten westen van Ommen, en de aansluiting met de A28 bij Assen. Tussen Coevorden en Emmen sluit de N34 aan op de A37, welke overgaat in de A28 bij Hoogeveen. Het opwaarderen van het wegvak N34 Witte Paal - Grens Drenthe is een initiatief van de provincie Overijssel en wordt uitgevoerd samen met de gemeente Hardenberg. Dit deel van de N34, met een lengte van ca. 16 kilometer, vervult een belangrijke functie voor de ontsluiting van het noordoosten van de provincie Overijssel (Ommen, Hardenberg) en het zuidoosten van Drenthe (Coevorden, Emmen). De N34 wordt voor zowel recreatieve als zakelijke doeleinden gebruikt om vanuit de hierboven genoemde gebieden richting Zwolle (A28) of Emmen (A37) te gaan en verder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0002.png"

Inrichting

De N34 heeft 2 rijrichtingen zonder fysieke rijbaanscheiding of middenberm (2x1). De maximumsnelheid bedraagt 80 km/h over het traject Witte Paal - J.C. Kellerlaan. Voor het traject J.C. Kellerlaan - grens Drenthe, waarop het onderhavige bestemmingsplan toeziet, geldt een maximum snelheid van 100 km/h. Oversteken en aansluitingen zijn voornamelijk gelijkvloers en op de meeste plaatsen is inhalen toegestaan. Dit leidt tot zeer onveilige situaties.

Op de hoofdrijbaan is langzaam verkeer niet toegestaan. De verhardingsbreedte van de hoofdrijbaan bedraagt in de huidige situatie gemiddeld ca. 7,30 m, variërend van 7,05 m tot 7,55 m.

Aan de noordkant van de N34 ligt een parallelweg, vanaf de Witte Paal tot net voor Hardenberg. Deze parallelweg is ingericht als erftoegangsweg waar 60 km/h als maximumsnelheid geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0004.jpg"

N34 en N34 ter hoogte van Witte Paal

Hierna wordt ook nog kort ingegaan op de huidige inrichting voor deelplan A en B.

Deelplan A (van de J.C. Kellerlaan tot de Krimweg)

Deelplan A betreft het deelgebied waarop het voorliggende bestemmingsplan toeziet.

Dit deel van het tracé omvat diverse elementen; onder meer een enkelbaansweg, fietspad, bermen, sloten, bomen(rijen), bos, akkers, weilanden en bebouwing. De elementaire indeling is als volgt:

Vanaf de J.C. Kellerlaan ligt de N34 verhoogd in een open landschap. Op het punt waar de N34 vlak bij de Vecht loopt, bevindt zich aan de westzijde van de N34 een oude Vecht-arm die deels volgegroeid is en aansluit aan een bosgebied. Hier is tevens een sporadisch belopen faunatunnel onder de N34 aanwezig. Aan de oostzijde is tussen de Vecht en de N34 een klein stukje bos aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0006.jpg"

N34, ter hoogte van J.C. Kellerlaan en Pothofweg

Vervolgens kruist de N34 de Pothofweg. De N34 ligt hier enigszins verhoogd in een vrij open landschap. De kruising van de N34 over De Vaart/Anerdijk bevat rondom enkele bosschages.

Vanaf de kruising van De Vaart/Anerdijk loopt de N34 parallel aan een kanaal aan de oostzijde en de parallelweg Marsweg aan de westzijde. Nabij de Bisschopsweg (bocht van Marsweg) zijn twee (waterbergings)poelen en plas/dras natuur aanwezig aan de westzijde, en tevens een watergang en plas/dras natuur aan de oostzijde. In de bermen van de N34 zijn hier vrijwel alleen droogvallende sloten aanwezig.

Het deel van de N34 vanaf de (waterbergings)poelen tot de Holthonerweg is iets kleinschaliger en bevat enkele stukjes bos grenzend aan de N34 evenals enkele watervoerende sloten.

Vanaf de Holthonerweg tot 't Klooster is het landschap kleinschaliger, met veel stukken bos en lanen met veel oude en gevarieerde bomen.

Bij 't Klooster liggen ten zuiden van de N34 twee nieuw aangelegde kikkerpoelen direct ten zuiden van de N34.


Deelplan B (van Witte Paal tot de J.C. Kellerlaan)

Deelplan B is geregeld in een separaat bestemmingsplan, dat tegelijk met onderhavig plan in procedure is gebracht. Met het oog op inzichtelijkheid is ervoor gekozen om de bespreking hiervan ook in deze toelichting mee te nemen.

Dit deel van het tracé omvat diverse elementen zoals een parallel gelegen enkelbaans weg, omliggende wegen, fietspaden, bermen, sloten, bomen(rijen), bos, akkers, weilanden en bebouwing. De elementaire indeling is als volgt:

Het zuidelijke deel vanaf Witte Paal tot de Willemsdijk wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een bosgebied aan de zuidoostzijde van de weg, en een parallelweg aan de noordwestzijde.

Het deel tussen de Willemsdijk en de tunnelbakkruising Haardijk/N343 in Hardenberg bevat laanachtige beplantingen langs de weg, maar is landschappelijk opener van karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0008.jpg"

N34 ter hoogte van Willemsdijk en Hardenberg

De N34 vanaf de tunnelbakkruising Haardijk/N343 tot aan de J.C. Kellerlaan ligt enigszins verhoogd in het landschap. De N34 nabij de tunnelbak bevat enkele grotere (stads)wateren aan de noordwestzijde en enkele kleinere watergangen aan de oostzijde. Verder ligt de N34 tot aan de J.C. Kellerlaan geheel open in het landschap.

Rond de hoofdweg liggen secundaire wegen, die deels de natuurgebieden rondom de hoofdweg doorsnijden.

In dit deel van het tracé staan de drie woningen die niet kunnen worden gehandhaafd. Dit betreffen de dubbele woning Ommerweg 6-8 (vrijwel direct tegen de N34 aan) en de woning aan 't Holt 10 (een voormalige verbouwde boerderij). Deze panden zullen worden verworven.


Bereikbaarheid

Er is sprake van een stijgende ontwikkeling in verkeersintensiteiten op de N34. De groei in verkeersintensiteiten op de N34 Witte Paal tot aan de Drentse grens bedraagt de afgelopen jaren gemiddeld 2% per jaar. De Haardijk is een ongelijkvloerse aansluiting en de J.C. Kellerlaan een met verkeerslichten geregelde aansluiting. Het percentage vrachtverkeer is relatief hoog (19-22% in 2007) in vergelijking met andere provinciale wegen in de provincie Overijssel, zoals bijvoorbeeld de N340 (Zwolle en Ommen) waar het vrachtpercentage tussen 15% en 19% schommelt. De absolute aantallen zijn wel ongeveer gelijk.


In 2020 zijn de intensiteiten op de N34 Witte Paal - J.C. Kellerlaan naar verwachting met 26-33% gestegen ten opzichte van de huidige situatie. Met het drukker worden van de weg vindt een verdere vermindering van de oversteekbaarheid plaats. Dit wordt versterkt door de in 2010 gerealiseerde turborotonde op de aansluiting Witte Paal. Voorheen was dit een verkeersregelinstallatie waardoor hiaten als gevolg van roodlicht in de verkeersstroom ontstonden. Met de turborotonde is dit verleden tijd en is de doorstroming meer continu.

Verkeersveiligheid
Over de periode 2005 - 2009 zijn voor het wegvak Witte Paal - J.C. Kellerlaan in totaal 92 ongevallen geregistreerd. Daarbij vielen 18 slachtoffers, waaronder 8 ziekenhuisgewonden en 1 dode. Uit het ongevallenbeeld komt naar voren dat veel ongevallen op kruisingen voorkomen. De kruispunten van de J.C. Kellerlaan en de Hessenweg/Afterkampweg vallen hierbij in negatieve zin op. In mindere mate zijn dit ook de oversteek bij de Larixweg en het kruispunt met de N36 bij Witte Paal. Over het algemeen wordt onvoldoende afstand gehouden waardoor er veel kop-staartbotsingen plaatsvinden. Ook voorrang wordt niet altijd verleend.


Verder blijkt dat de ongevalrisico's op de N34 groter zijn dan landelijke streef-risicocijfers als de wegvakken volgens Duurzaam Veilig-principes zijn ingericht. Het risicocijfer op de N34 van Witte Paal tot de J.C. Kellerlaan is 0,6. Van een Duurzaam-Veilig ingerichte regionale stroomweg ligt dit risicocijfer op 0,017. Hoewel deze cijfers indicatief zijn, kan wel worden gesteld dat de N34 Witte Paal tot de J.C. Kellerlaan relatief onveilig is. Als er geen infrastructurele maatregelen worden getroffen, resulteert de verwachte groei van het verkeer ook in een verdere stijging in het aantal ongevallen op de N34.

2.3 Toekomstige situatie

Besluitvorming over aanleg weg, motivering

Al langere tijd wordt er gesproken over het verbeteren van de wegverbinding tussen Zwolle-Ommen-Coevorden en Emmen. De provincie en de betrokken gemeenten maken zich sterk voor het opwaarderen van de N34 tot een hoogwaardige wegverbinding. Tot 1 januari 2007 was het weggedeelte Witte Paal - Grens Drenthe een rijksverbinding. Bij de overdracht van dit wegvak van de N34 tussen Rijkswaterstaat en de provincie Overijssel is overeengekomen dat de weg wordt heringericht tot regionale stroomweg 100 km/h. Op grond van de met het Rijk gesloten overeenkomst NN-5136, dient een aantal knelpunten op korte termijn te worden opgelost. De uit te voeren maatregelen behelzen in hoofdzaak het aanbrengen van de Essentiële Herkenbaarheidkenmerken (EHK), het verbreden van de weg en het ongelijkvloers maken van een aantal kruisingen. Provincie en gemeente Hardenberg hebben eind februari 2007 samen een intentieverklaring ondertekend, waarbij afspraken zijn gemaakt om de maatregelen voor de in de overeenkomst genoemde knelpunten met een gezamenlijke inspanningsverplichting in de periode 2007-2010 te realiseren, als eerste aanzet tot de inrichting van de weg als regionale stroomweg (autoweg; 100 km/h), en om voor de middellange termijn (2011-2018) onderzoek te doen naar het eindbeeld volgens het Duurzaam Veilig concept.

Door middel van een verkenningennota is gezocht naar een realistische en haalbare wijze waarop invulling gegeven kan worden aan deze opwaardering tot regionale stroomweg.

Verkenningnota (mei 2008)

In deze verkenning is in de periode 2007 - 2008, samen met de gemeente Hardenberg, het gewenste eindbeeld onderzocht van de N34 in 2018, waarbij rekening is gehouden met de overeenkomst zoals afgesloten met Rijkswaterstaat. Doel van de herinrichting van de N34 is het verbeteren van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid door het realiseren van een duurzaam veilige inrichting.

De verkenning heeft inzichtelijk gemaakt dat er sprake is van een spanningsveld tussen enerzijds de afspraken uit de overeenkomst en anderzijds wat haalbaar is. De belangrijkste uitkomsten van de verkenning zijn:

  • Ook voor de toekomst (2020) kan volstaan worden met een rijbaan met 2 rijstroken (1 per rijrichting);
  • Voorgestelde inrichting: Geen fysieke rijrichtingscheiding, een rijbaan van 8,90 meter breed;
  • Er moeten meer knelpunten aangepakt worden dan opgenomen in de overeenkomst;
  • Er blijkt behoefte aan extra ongelijkvloerse kruisingen, om het omrijden te beperken en voor het realiseren van toeristisch-recreatieve verbindingen.

De feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is in de verkenningennota gepland in 2012. Dat is twee jaar later dan in overeenkomst NN-5136 is afgesproken, maar is te verklaren door langere doorlooptijd van de noodzakelijke verkenning en het resultaat daarvan: de grotere scope van het project en de noodzaak van aanvullende financiële dekking en de zwaardere procedures.

GS-besluit voorstel herinrichting N34 (juni 2009)

Op basis van de conclusies uit de verkenningennota hebben Gedeputeerde Staten op 17 juni 2009 een besluit genomen over de herinrichting van de N34.

De N34 (Hardenberg-grens Drenthe) wordt veiliger gemaakt door de weg in te richten als een regionale stroomweg 100 km/h. Daarbij volgt de provincie een driesporenbeleid waarbij de drie sporen parallel aan elkaar lopen, te weten:

  • 1. korte termijn maatregelen: aanpassen van de belijning en het aanbrengen van attentieverhogende mottoborden.
  • 2. middellange termijn: planstudie voor het bepalen van maatregelen op het wegvak tussen de aansluiting J.C. Kellerlaan en de Drentse grens.
  • 3. langere termijn: planstudie en m.e.r. voor het bepalen van maatregelen op het wegvak Witte Paal tot en met de aansluiting J.C. Kellerlaan.

Voor de inrichting van het wegvak Witte Paal tot en met de aansluiting J.C. Kellerlaan gaat het GS besluit uit van afsluiten van de bestaande gelijkvloerse oversteken. Ter hoogte van de J.C. Kellerlaan wordt een ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de N34 op maaiveld ligt. De bestaande ongelijkvloerse aansluiting N34 / N343 bij Haardijk blijft behouden. Tevens wordt de weg verbreed naar 8,5 meter. Op dit punt wijkt GS af van het voorstel dat is opgenomen in de Verkenningnota (verbreding naar 8,9 meter).

2.3.1 Tracé en kunstwerken

Hierna wordt het tracé omschreven: van noordoost naar zuidwest (vergelijkbaar met de richting van de verbeeldingen). Indien daar aanleiding toe is, zullen kunstwerken specifiek worden omschreven. Voor de volledigheid zullen ook de kunstwerken uit deelplan B worden beschreven. Tevens zal als eerste worden ingegaan op de aansluiting op het knelpunt 't Klooster.

Knelpunt 't Klooster (ten zuiden van Coevorden)

Aan de noordoostzijde bevindt zich het Knelpunt 't Klooster. De provincies Drenthe en Overijssel hebben samen met de gemeenten Coevorden, Hardenberg en Emmen onderzoek verricht naar een goede oplossing voor het knelpunt 't Klooster. Daarbij is rekening gehouden met alle ontwikkelingen rond de N34 tussen Holsloot en Witte Paal (waterberging, ecologische hoofdstructuur, (recreatieve) ontwikkeling Groote Scheere en bereikbaarheid locaties in Coevorden en Gramsbergen). Gezocht is naar een samenhang met de verkeersveiligheidopgave voor de N34.

Voor een aansluiting op de N34 bij 't Klooster wordt gekeken naar een mogelijke koppeling met de volgende verkeerskundige knelpunten:

  • ontsluiting centrum en bedrijventerreinen Coevorden (Leeuwerikenveld en Europark);
  • aansluiting Holthonerweg;
  • landbouwoversteken in de N34 tussen Coevorden en Gramsbergen;
  • ontsluiting bedrijventerrein Gramsbergen.

Hiervoor is eind 2015 een afzonderlijk bestemmingsplan vastgesteld.

Kunstwerk Scheerseweg

De onderdoorgang ter hoogte van de Scheerseweg zal mogelijk worden uitgevoerd met een beperkte vliesconstructie en een tunnelbak met aan 1 zijde een keerwand en aan 1 zijde een grondtalud met gras of beplanting.

De parallelweg wordt uitgevoerd met een eigen dek over de tunnel en zodanig dat er sprake is van een vide (licht) tussen beide tunneldekken.

De Noordzijde van de tunnel wordt voorzien van een rechte wand. Hierdoor is er minder sprake van ruimtelijk gevoel. De zuidzijde is voorzien van een groen talud. Hierdoor is het zicht in de binnenbocht behouden.

De monumentale bomenlaan Holthonerweg / Scheerseweg blijft behouden door de aanleg van een keerwand buiten de kroonprojectie. Ook blijft de aanwezige monumentale rode beuk behouden door de weg buiten de kroonprojectie aan te leggen. Het waardevolle erfensemble van de boerderij met erf en bosje blijft ook in stand door behoud van het bosje tussen erf en tunnel.

Door aansluitingen op het onderliggende wegennet recht uit te voeren, blijft ook de bestaande bosrand behouden. Door de aanplant van meer rhododendrons en mogelijk meer rode beuken kan de landgoedsfeer versterkt worden. De aanwezige boerderij kan worden afgeschermd van de N34.

De plangrens van dit bestemmingsplan ligt wat verderop in oostelijke richting en valt samen met de gemeente- en provinciegrens. Vanaf de Scheerseweg tot aan deze grens zijn de aanpassingen beperkt omdat hier al een snelheidsregime van 100 km/h geldt.

Kunstwerk De Vaart

Ter hoogte van de Engbersweg, Keukenweg zal in de toekomstige situatie geen sprake meer zijn van een mogelijkheid tot oversteken van de N34. De Engbersweg wordt aan de zuidzijde een parallelweg die meer oostelijk aansluit op De Vaart. De Engbersweg (parallelweg) ligt parallel aan de afrit van de N34. Deze afrit ligt dicht tegen de N34 aan om ruimte te besparen. Daarom zal er wel een aantal bomen verwijderd moeten worden. Tussen de N34 en de afrit worden wel zoveel mogelijk bomen behouden.

Voor de toerit aan de noordzijde hoeven nauwelijks aanpassingen te worden gedaan. De huidige toerit blijft in tact. Hetzelfde geldt voor de afrit aan de noordzijde.

Wat meer westelijk ligt de zuidelijke toerit van de N34. In meer oostelijke richting ligt de N34 parallelbaan het afwateringskanaal. De Marsweg zal worden afgesloten, net zoals de Teunisbrug. De weg wordt hier in beperkte mate aangepast, om zo aan de uitgangspunten te voldoen.

Ook zal de N34 niet meer oversteekbaar zijn ter hoogte van de Hooiweg. Wat verder oostelijk wordt een onderdoorgang aangelegd die de Holthonerweg en de Scheerseweg met elkaar verbindt.

Voor het perceel Hooiweg 4 wordt een wordt een aparte erfontsluiting aangelegd die aantakt op de Scheerseweg. Omdat in het vigerende bestemmingsplan erfontsluitingen niet specifiek zijn benoemd, wordt deze erfontsluiting expliciet in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.

Kunstwerk Pothofweg

Parallel aan het bestaande tracé, net iets ten westen van het bestaande tracé van de Korreldijk is een onderdoorgang voorzien. Het kunstwerk wordt mogelijk uitgevoerd met een folie. Aan weerszijden van de weg is een talud voorzien. De onderdoorgang ligt op enige afstand van de Pothofweg, maar takt hier wel op aan doordat de weg vanuit de tunnel in zuidoostelijke richting af zal buigen. De N34 is niet meer oversteekbaar ter hoogte van de huidige Pothofweg.

Kunstwerk J.C. Kellerlaan (buiten onderhavig plangebied)

Het tracé volgt in westelijke richting, waar Vecht en N34 dichter bij elkaar komen. De N34 doet geen afbreuk aan de waterkerende functie van de dijk langs de Vecht. Wanneer de Vecht in zuidelijke richting afbuigt, komt hier wat meer oostelijk een kunstwerk. Dit kunstwerk sluit de Pothofweg en de Korreldijk op elkaar aan.

Vervolgens komt er een ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de J.C. Kellerlaan.

Deze onderdoorgang zal mogelijk worden voorzien van folie en niet als betonnen tunnelbak worden aangelegd. De onderdoorgang verbindt de J.C. Kellerlaan en de Eugenboersdijk met elkaar. Tevens wordt hier voorzien in de mogelijkheid de N34 op te rijden en te verlaten. Aan weerszijden van de onderdoorgang wordt een kleine rotonde aangelegd om het verkeer van en naar de N34 goed af te kunnen wikkelen.

Folieconstructies
Sinds enkele jaren worden folieconstructies aangelegd voor de verdiepte aanleg van infrastructurele werken. Door het toepassen van een kunststof folie wordt een kunstmatige waterscheidende laag in de ondergrond aangebracht, waardoor verdiepte liggingen beneden de grondwaterstand gerealiseerd kunnen worden. Voor het evenwicht wordt de folie geballast met zand. Het succes van folieconstructies kan verklaard worden uit het feit dat de uitvoering betrekkelijk eenvoudig is en het materiaalgebruik economisch ten opzichte van traditionele varianten (beton/palen). Dit maakt de toepassing van folieconstructies veelal economisch aantrekkelijk. Voor de tunnels bij Boshoek, J.C Kellerlaan en Pothoflaan wordt mogelijk van een dergelijke constructie gebruik gemaakt. De folieconstructie moet bereikbaar zijn voor beheer en onderhoud en behelst daarom extra ruimtebeslag, naast de tunnels zelf. De grond boven de constructie wordt ingepast in het landschap zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan (Bijlage 10 Beeldkwaliteitplan)

In het onderhavige bestemmingsplan is voor de folies op de verbeelding extra ruimte opgenomen. De folies worden in de regels beschermd door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ('aanlegvergunning').
 

De huidige bomen parallel aan de J.C. Kellerlaan en de Eugenboersdijk vormen een belangrijke route voor vleermuizen. De huidige afstand tussen de bestaande boomkronen is vrij fors. Daardoor moet de nieuwe beplanting de weg omhoog volgen en zo dicht mogelijk bij het kunstwerk aangebracht worden. Een aantal bestaande bomen zal moeten worden verwijderd. Op de verbeelding zijn de te behouden/realiseren vleermuisroutes aangeduid en in de regels is een voorwaardelijk verplichting opgenomen om deze aan te leggen in stand te houden.

Omwille van de ontsluiting van de woning aan Kellerlaan 3 is hier een erftoegangsweg opgenomen. Hetzelfde geldt voor de woning aan Eugenboersdijk 5.

De woning aan de zuidzijde van het kunstwerk, in de zuidoostelijke oksel dient geamoveerd te worden. Deze zal daartoe worden verworven.

Kunstwerk Boshoek (buiten onderhavig plangebied)

De fietstunnel ter hoogte van Boshoek wordt verbreed en sluit aan op de Afterkampweg aan de noordzijde en de Hessenweg aan de zuidzijde. Ter hoogte van het sportpark komt de fietsroute samen met de weg voor gemotoriseerd verkeer. Hiervoor wordt een aparte onderdoorgang gerealiseerd, die het noordelijk gelegen bedrijventerrein en de Hessenweg aan de zuidzijde met elkaar verbindt. De fietsroute en de weg komen samen ter hoogte van de entree van het sportpark Boshoek. De Hessenweg die hier aantakt wordt ingericht als fietsstraat om zo autoverkeer langzamer te laten rijden.

Het kunstwerk wordt mogelijk met behulp van een folie (zie hierboven) uitgevoerd. Het folie wordt onder het kunstwerk aangebracht zodat water zo min mogelijk kan doordringen tot de tunnelwand. Aan beide zijden van de weg is een talud voorzien. Deze onderdoorgang ligt in stedelijk gebied waardoor deze minder kwetsbaar is wat betreft natuur en landschap.

De parallelweg aan de noordzijde takt in meer oostelijke richting aan op de Kollergang.

De situatie ter hoogte van de bebouwde kom van Hardenberg wijzigt niet veel omdat de ruimte hier beperkt is. Om het profiel te verbreden in meer oostelijke richting zullen wat bomen worden verwijderd. De fietstunnels ter hoogte van Voordesteeg en Koerhierdesteeg blijven in tact. Ter hoogte van de Marslanden zullen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht. Deze geluidwerende voorzieningen zullen een hoogte krijgen van 1 meter.

Kunstwerk Willemsdijk (buiten onderhavig plangebied)

De nieuw te realiseren onderdoorgang ter hoogte van de Willemsdijk wordt uitgevoerd als betonnen tunnelbak met aan één zijde een keerwand en aan één zijde een grondtalud met gras of beplanting.

De oprit van Ommerweg 13 kan vrijwel op dezelfde plek blijven liggen. De oprit van Ommerweg 18 wordt gerealiseerd op het eigen perceel. Hierdoor ligt de locatie van de tunnel buiten de EHS.

De rechte landschapsstructuur (Willemsdijk, bosranden, lanen), zoals deze in de huidige situatie aanwezig is, blijft behouden.

De houtsingel aan de noordwestzijde kan ook behouden blijven. Aan de zuidrand kan de houtsingel worden teruggeplant. De monumentale bomen voor Horsetellerie blijven behouden.

De snippers EHS die worden opgeofferd zullen elders worden gecompenseerd, net zoals de kap van bomen in het kader van de Boswet.

De bestaande route voor vleermuizen, boommarter en eekhoorn blijft in stand door de toepassing van bomen in de bermen van de N34. Bestaand bos wordt zo minder aangetast, zodat compensatie in beperkte mate nodig is ten gevolge van de realisatie van de onderdoorgang Willemsdijk.

De onderdoorgang van de Willemsdijk zal tevens dienst doen voor migratie van de boommarter en eekhoorn. Hiertoe zal een stobbenwal worden aangelegd onder de brug door in groen taluds aansluitend op de geleidende struikvegetatie richting de bosstrook.

Het ontwerp, zoals dat is vertaald in dit bestemmingsplan wordt vergunbaar geacht in het kader van de Flora- en faunawet (zie ook paragraaf m.b.t. natuur).

De woningen ten noorden van de N34 worden ontsloten via een parallelweg. Ten zuidoosten van het kunstwerk worden woningen ontsloten door een aantakking op de Oldemeijerweg. Hetzelfde geldt voor een aantal woningen, meer oostelijk, die ontsloten worden via een aantakking op de Larixweg. Ter hoogte van de Larixweg kan de N34 niet meer worden over gestoken.

Een aantal bomen zal moeten wijken om de weg te kunnen verbreden. Hiermee is rekening gehouden in de compensatieopgave. Ook zal een tweetal woningen (Ommerweg 4 en 6) niet kunnen blijven bestaan omdat deze te dicht op de weg staan. Deze woningen zullen worden verworven.

Ten zuiden van de N34 wordt een fietspad gerealiseerd ter hoogte van het sportpark Boshoek, gecombineerd met de aanwezige groenstructuur.

Laatste deel van het traject (buiten onderhavig plangebied)

De N34 zal niet meer oversteekbaar zijn ter hoogte van de Stoetendijk. De parallelweg sluit aan de noordzijde ter hoogte van de Willemsdijk aan op de Willemsdijk. De woning ter hoogte van de Lentersdijk blijft behouden. De woningen van Staatsbosbeheer aan de zuidzijde zullen via de achterzijde ontsloten worden.

Naar aanleiding van een motie in Provinciale Staten is via een PPS constructie een mogelijkheid gevonden om ook de voetgangers- en fietstunnel ter plaatse van de Lentersdijk aan te leggen. Deze tunnel is meegenomen in de onderzoeken zoals deze bij het bestemmingsplan zijn opgenomen. Er is geen belemmering gebleken om de tunnel aan te leggen.

Verder in westelijke richting zal de parallelweg aan de noordzijde van de N34 behouden blijven. Deze ontsluit de woningen aan deze noordzijde. Vervolgens eindigt het projectgebied bij het knooppunt Witte Paal.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Het beleid dat van toepassing is binnen het plangebied is opgenomen in verschillende beleidsdocumenten. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentelijke documenten, maar ook om beleid van rijk, provincie en waterschappen. Het beleid dat relevant is, is doorvertaald in regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn de relevante beleidsnota's voor de N34 samengevat en is aangegeven wat de relevantie van het beleid voor de opwaardering van de weg is.

In paragraaf 4.6 van dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen. Het beleid met betrekking tot water, dat relevant is voor dit bestemmingsplan, is opgenomen in deze waterparagraaf.

Per beleidsdocument is aangegeven in welke zin het relevant is voor voorliggend bestemmingsplan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" ondertekend door de minister van Infrastructuur en Milieu. Hiermee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende bestaande beleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

In de SVIR schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender.

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan betreft immers geen nationaal belang.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

Dit bestemmingsplan draagt bij aan het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van bereikbaarheid. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebruiker en leefbaarheidsaspecten. Voorliggend bestemmingsplan geeft invulling aan dit Rijksbeleid.

3.2.2 Natuurbeschermingswetgeving

De natuurbescherming vindt in Nederland plaat via een tweetal benaderingen: de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.

3.2.2.1 Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming vindt plaats via enerzijds de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en anderzijds de Natuurbeschermingswet 1998.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de instandhouding van de ecologische hoofdstructuur als nationaal belang opgenomen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vormt het kader voor de ruimtelijke bescherming van de EHS (op land) in een ‘nee, tenzij’-regime, inclusief saldobenadering, kleinschalige herbegrenzing en compensatie.
 

Uitgangspunt van de Ecologische Hoofdstructuur is duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van de in het wild levende dieren en plantensoorten als wel elementen van ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit een groot aantal natuurgebieden. Om deze natuurgebieden te verbinden tot een samenhangend geheel worden er ook nieuwe natuurgebieden en (robuuste) verbindingszones ontwikkeld.

De provincie Overijssel heeft de natuurwaarden in Overijssel begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De PEHS bestaat uit de bestaande wateren, natuur en bosgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden, verbindingszones en afrondingsgebieden.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • 1. Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten);
  • 2. De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden).

Beschermde natuurmonumenten

Beschermde natuurmonumenten hebben als doel gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het

kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodemopbouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn.

Natura 2000-gebieden

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. In de nabijheid van de gemeente Hardenberg liggen de Natura 2000-gebieden Engbertsdijksvenen, Oldematen en Veerslootlanden, Vecht- en Beneden-Reggegebied, Mantingerzand en de Itterbecker Heide in Duitsland.

3.2.2.2 Soortenbescherming

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet beschermt vrijwel alle in het wild levende gewervelde dieren en een groot aantal plantensoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht ten aanzien van alle soorten en een aantal verbodsbepalingen ten aanzien van beschermde soorten. Sinds de inwerkingtreding van het besluit vrijstelling geldt een algemene vrijstelling voor een aantal algemeen voorkomende soorten bij ruimtelijke ingrepen en ruimtelijke inrichting. De initiatiefnemer van een project heeft de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat werkzaamheden in overeenstemming met de Flora- en faunawet plaatsvinden.

3.2.2.3 Relevantie voor dit bestemmingsplan

In paragraaf 4.4 van dit bestemmingsplan wordt concreet ingegaan op hoe in het kader van de planvorming voor de N34 is omgegaan met het aspect natuur.

In het kort komt dit op het volgende neer:

  • EHS compensatie zal plaatsvinden binnen de gemeente Hardenberg: de betreffende gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan een natuurbestemming.
  • Tevens is er, zo blijkt uit onderzoek zoals beschreven in paragraaf 4.4, een ontheffing verleend in het kader van de Flora- en faunawet en is de vergunning verleend in het kader van de Natuurbeschermingswet.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is oorspronkelijk op 1 juli 2009 vastgesteld. De meest recente herziening is vastgesteld in 2015. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. De visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. De thema’s die in de Omgevingsvisie aan bod komen zijn op zich niet nieuw; het zijn thema’s waar de provincie zich al veel langer mee bezighoudt. Er zijn echter twee thema's aan toegevoegd die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die de provincie maakt: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid

Voor duurzaamheid hanteert de provincie de volgende definitie: ‘Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’. De keuze voor duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in de grote aandacht voor de wateropgave en een belangrijke bijdrage aan reductie van broeikasgassen.

Ruimtelijke kwaliteit

De ambitie van de provincie is een kwaliteitsontwikkeling in gang zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling iets bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn de bestaande gebiedskenmerken het uitgangspunt. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit vooral versterken door deze gebiedskenmerken te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen.

Ruimtelijke kwaliteit moet gerealiseerd worden door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

  • Het initiatief tot opwaardering van de N34 sluit aan bij het provinciale beleid. Ruimtelijke kwaliteit is een belangrijke pijler onder het project. De afstemming die heeft plaatsgevonden met de omgeving, natuur, water en landschap, ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, geeft hier invulling aan. In paragraaf 4.10 wordt hier nader op ingegaan.
  • Voor het project zijn diverse duurzaamheidssessies gehouden. Voor de N34 heeft dit geresulteerd in een aantal kansen die in de contractfase worden meegegeven aan de bouwer. In paragraaf 4.13 wordt hier uitgebreider op ingegaan.
3.3.2 De Vecht een grenzeloze, halfnatuurlijke rivier (2009)

De Vechtvisie is een gemeenschappelijke intentieverklaring van de deelnemende projectpartners om richting te geven aan de ontwikkelingen rond de Vecht en het Vechtdal.

Het is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen de acht projectpartners en overige betrokken organisaties in het Vechtdal. In de visie zijn vier opgaven opgenomen:

  • 1. Herstel van het halfnatuurlijke karakter van de rivier;
  • 2. Benutten en versterken van het landschappelijke potentieel van het Vechtdal;
  • 3. Versterken van het Vechtdal als handelsmerk en;
  • 4. Het versterken van een gemeenschappelijke Vechtdal - identiteit.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

De EHS compensatie zal plaatsvinden in het Vechtdal (zie ook paragraaf 4.4) Bij de inrichting wordt rekening gehouden met de Vechtvisie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie

De Toekomstvisie is een plan van de gemeenteraad, waarmee een eigen proeftuin voor dualisering is gekozen. Bij de totstandkoming van dit document hebben burgerparticipatie en inhoudelijke kaderstelling centraal gestaan. Het resultaat is een visie met strategische keuzes die een duidelijke ontwikkelingsrichting geeft.

De Toekomstvisie is op 23 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Hardenberg. Het is een levend document dat de gemeente geregeld zal bijstellen om in te kunnen spelen op nieuwe kansen en mogelijkheden. Het biedt houvast voor de langetermijnkoers van de gemeente.

De Toekomstvisie kent drie doelstellingen:

  • samenhang in diverse gemeentelijke beleidsvelden ondersteunen;
  • een helder profiel naar buiten toe creëren;
  • strategische politieke keuzes maken.

Burgerparticipatie en inhoudelijke kaderstelling stonden centraal in het proces. De gemeenteraad kiest voor het scenario Stevig en versterkt de kwaliteiten van de gemeente Hardenberg volgens een gelaagd model, zelfredzaamheid & eigen verantwoordelijkheid en samenwerking & bundeling. De kwaliteiten zijn de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte.

De N34 faciliteert de visie op Wonen, Werken en Welzijn door een goede bereikbaarheid op een veilige wijze mogelijk te maken.

3.4.2 Waterplan Hardenberg

Het Waterplan Hardenberg is door de gemeente opgesteld in samenwerking met de provincie en de waterschappen. Het plan geeft een toekomstvisie tot 2020 waarin is vastgelegd hoe de gemeente en waterschappen met het water om willen gaan. De doelen van het plan zijn:

  • Afstemmen van beleid en verdiepen samenwerking;
  • Oplossen van knelpunten en benutten van kansen;
  • Voldoen aan nieuw beleid en wetgeving;
  • Vastleggen wateropgave voor het stedelijk en het landelijk gebied.

Visie 2020 De Vecht

De Vecht is een groene half natuurlijke laaglandrivier met een robuust watersysteem. Veiligheid van de burgers is de eerste prioriteit. Waar mogelijk zijn herstelprojecten uitgevoerd, hierbij gaan natuurontwikkeling en waterhuishouding hand in hand. Er is volop ruimte voor recreatie in het Vechtdal, zowel op het water als op het land. Hierbij wordt rekening gehouden dat de recreatieve ontwikkelingen niet ten koste gaan van de natuurontwikkeling en de waterhuishouding. De relatie van de Vecht met de steden Gramsbergen en Hardenberg is versterkt.

Relatie met dit bestemmingsplan:

De waterkering langs de Vecht, die tevens dienst doet als fietspad, is voor een klein deel opgenomen in dit bestemmingsplan. De waterkerende functie van deze waterkering is gezekerd in het voorliggende bestemmingsplan door het opnemen van een bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Visie 2020 Buitengebied

In het buitengebied is het waterbergend vermogen sterk vergroot en zijn de natuurwaarden langs watergangen versterkt, passend binnen de huidige functies van de gebieden. Waar mogelijk worden de gronden van particuliere terreinbeheerders ingezet voor waterretentie. Gestreefd wordt naar het zoveel mogelijk vasthouden en bergen van water in het watersysteem. Streven is een verdubbeling van de ruimte voor waterberging in het buitengebied, bijvoorbeeld middels het verbreden van watergangen. Naast ruimte voor water ontstaan hierdoor kansen voor natuur in de oevers en dit heeft een positief effect op de waterkwaliteit. De waterberging moet passen binnen de huidige landbouwfunctie, het waterpeil is niet verhoogd.

Om te komen tot een goede waterstructuur kunnen eventueel oude gedempte wijken open worden gegraven. Het grootschalig open landschap blijft behouden. Ter verbetering van de transportmogelijkheden over water en tevens ter bevordering van de recreatievaart zal het kanaal Almelo-De Haandrik worden verruimd.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

De N34 doorsnijdt het buitengebied van de gemeente Hardenberg. De aanpassingen aan de weg zijn niet grootschalig en doen geen afbreuk aan het buitengebied. Water is integraal meegenomen bij het ontwerp van de weg en de onderdoorgangen. Hiermee doen het ontwerp van de weg en de wijze waarop deze nu is geregeld in dit bestemmingsplan geen afbreuk aan de visie voor het buitengebied.

3.4.3 Gemeentelijk rioleringsplan (2014 - 2018)

Vanuit de Wet Milieubeheer is een gemeente verplicht om een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op te stellen. Ook is de 'Wet gemeentelijke watertaken' van kracht, die een wijziging aanbrengt in de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer. Naast de zorgplicht voor afvalwater is ook de zorgplicht voor hemelwater en grondwater opgenomen.

De doelen voor de planperiode 2014 – 2018 zijn:

  • 1. Zorgen voor doelmatige inzameling van afvalwater. Elk perceel binnen de gemeentegrens heeft een aansluiting op de riolering of alternatieve voorziening. De gemeente zorgt voor inzamelen van afvalwater dat door particulieren en bedrijven aan de perceelgrens wordt aangeboden.
  • 2. Zorgen voor doelmatig transport van afvalwater. De gemeente ontvangt afvalwater van particulieren en bedrijven bij de perceelgrens en zorgt ervoor dat het systeem (riolering, kolken en gemalen) op orde is en het afvalwater transporteert naar een rioolwaterzuivering.
  • 3. Zorgen voor inzameling en/of transport van overtollig regenwater. De gemeente ontvangt (waar nodig) hemelwater op de perceelgrens van particulieren en bedrijven en zorgt voor transport naar een voorziening om het water vast te houden en/of te bergen.
  • 4. Zorgen voor de verwerking van ingezameld en overtollig regenwater Het regenwatersysteem heeft voldoende capaciteit om bij neerslag het water te laten infiltreren, te bergen en/of af te voeren. Uitgezonderd bijzondere omstandigheden.
  • 5. Zorgen dat het grondwater een bestemming van een gebied (binnen de bebouwde kom) niet structureel belemmert. Structureel grondwateroverlast wordt, conform grondwaterbeleid, zoveel mogelijk voorkomen.
  • 6. Doelmatig beheer en een goed gebruik van de riolering. De gemeente heeft inzicht in het functioneren van de riolering. Ongewenst lozingsgedrag wordt zoveel mogelijk voorkomen.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

Voorliggend bestemmingsplan staat de doelen uit het GRP niet in de weg.

3.4.4 Beleidsplan Archeologie gemeente Hardenberg "Met het verleden stevig verankerd op de toekomst af" (2009)

Dit archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Hardenberg met haar bodemarchief omgaat. In het beleidsplan zijn alle maatschappelijke en archeologische aspecten
opgenomen en tegen elkaar afgewogen. De gemeente Hardenberg heeft duidelijke
uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. De gemeente stelt met het beleidsplan:

  • De archeologische waarden- en verwachtingenkaart vast;
  • Ondergrenzen vast, die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel
    vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • Een archeologische onderzoeksagenda vast en zal toekomstig archeologisch
    onderzoek (laten) beoordelen op basis van deze agenda;
  • De beleidskaart vast.

In het beleidsplan wordt een indeling gemaakt in de archeologische categorieën 1 tot en met 5. De gemeente heeft in het beleidsplan per archeologische categorie voorbeeldplanregels opgesteld.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

Dit archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan overgenomen in de vorm van archeologische dubbelbestemmingen. In het kader van archeologie is een vooronderzoek uitgevoerd. Ook is een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven in gang gezet. Aangezien de resultaten van dit onderzoek nog niet definitief zijn, is er, waar relevant een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in het plangebied.

In het plangebied komen 4 van de 5 standaard dubbelbestemmingen vanuit het beleid voor: 1, 2, 4 en 5. Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd totdat uit nader onderzoek blijkt dat waardevolle zaken niet worden verstoord. In paragraaf 4.10 wordt dit onderdeel nader toegelicht.

3.4.5 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op "het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten." De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).

De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het er toe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie hierna). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan maatgevend.

De Welstandsnota maakt onderscheid naar de volgende niveaus:

  • Niveau 0 (laag): geen eisen ten aanzien van welstand. Beeldkwaliteit wordt geregeld in het bestemmingsplan.
  • Niveau 1 (midden): specifieke ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, gericht op behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of stedenbouwkundige aard. Inzet van een globale vorm van welstand met planbegeleiding naast het bestemmingsplan.
  • Niveau 2 (hoog): hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde. Inzet van welstand met een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan.

Voor de N34 is niveau 1 van toepassing. De randen langs deze weg dienen te worden versterkt met hoogwaardige (eigentijdse) architectuur. In paragraaf 4.10 wordt hier nog verder op ingegaan.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

Het beeldkwaliteitsplan dat is opgesteld voor de aanpassingen aan de N34 wordt bij dit bestemmingsplan gevoegd (in de ontwerpfase) en wordt tevens vastgesteld als onderdeel van de gemeentelijke welstandsnota.

3.4.6 Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg (2011)

De gemeente heeft in 2011 een Externe Veiligheidsvisie vastgesteld, waarin het
gemeentelijk beleid op het vlak van externe veiligheid is vastgelegd. Deze visie dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor vergunningverlening (milieu), handhaving, routering vervoer gevaarlijke stoffen, ruimtelijke beleid, rampenbestrijding, brandweerplannen en risicocommunicatie.

In de Externe Veiligheidsvisie is de situatie in de gemeente Hardenberg geïnventariseerd en in kaart gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen: woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en overige gebieden (met name buitengebied en natuurbeschermingsgebied). Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. De volgende beleidsuitgangspunten uit de visie zijn van belang voor dit bestemmingsplan:

  • Aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico moet worden voldaan;
  • Voor risicobronnen niet zijnde BEVI-inrichtingen geldt dat toetsing aan de zogenaamde drempelwaardentabel moet plaatsvinden;
  • Indien binnen het invloedsgebied het aantal personen ten gevolge van een ruimtelijke ontwikkeling wijzigt, moet het groepsrisico worden verantwoord en moet de situatie voor het bestuur aanvaardbaar zijn.

Relevantie voor dit bestemmingsplan:

In paragraaf 4.9 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid, specifiek in relatie tot dit bestemmingsplan.

3.4.7 Duurzaam Hardenberg

De gemeente streeft op termijn naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is het doen van energie- en duurzaamheidsscans bij bedrijven en het vormgeven van een energieloket voor bedrijven. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website. Voor de duurzaamheidsmaatregelen die voor de N34 worden voorgesteld wordt verwezen naar paragraaf 4.13.

3.4.8 Structuurvisie Marslanden II

Ten noorden van de bestaande kern Hardenberg zijn ca. 3500 woningen voorzien in een nieuwe woonwijk Marslanden. Het gebied behelst in totaal ca. 210 hectare waarvan 80 hectare reeds is bebouwd in fase 1. De wijk zal kwalitatief hoogwaardig en duurzaam zijn en gericht op vervulling van de woningbehoefte en bevordering van de doorstroming op de woningmarkt in Hardenberg. Op 21 oktober 2008 heeft de gemeenteraad van Hardenberg de Structuurvisie Marslanden Fase II vastgesteld. In de structuurvisie wordt 15 tot 20 jaar vooruit gekeken en wordt de tweede fase van de woonlocatie Marslanden beschouwd, het noordelijke deel.

Uit de Structuurvisie kunnen de volgende highlights in relatie tot de herinrichting van de N34 worden gehaald:

  • De belangrijkste verkeerstromen van en naar Hardenberg lopen richting het oosten (Emmen en Coevorden) en richting het westen (Ommen en Zwolle) via de N34; Deze weg Groningen/ Emmen/ Zwolle zal geheel een 100 km/uur (stroom-)weg worden. De N34 is vanuit de woonwijk Marslanden te bereiken via de Haardijk en de Eugenboersdijk.
  • De aansluiting Eugenboersdijk/ J.C. Kellerlaan moet ongelijkvloers worden;
  • Vanuit de landschappelijke en visuele relatie tussen Marslanden en andere delen van Hardenberg is het treffen van geluidwerende voorzieningen niet wenselijk. Indien wel maatregelen worden getroffen zal zoveel mogelijk de visuele relatie gehandhaafd moeten blijven.
  • Hoofdontsluiting via de flanken, de Haardijk en de Eugenboersdijk, waarbij de verkeersbelasting zo gelijkmatig mogelijk over beide flanken wordt verdeeld.
  • De N34 vormt een barrière tussen het zuidelijk deel van Hardenberg (centrum) en het noordelijk deel waar zich Marslanden I en II bevinden. Er zijn op dit moment 3 tunnels onder de N34 gerealiseerd voor langzaam verkeer. Centraal staan de twee langzaam verkeerroutes langs de Flanken en de fietsroute in het verlengde van de Plaggemarsweg, deze verbindt Marslanden via de bestaande fietstunnel met het stadscentrum van Hardenberg.

Het kruispunt J.C. Kellerlaan (gelegen in deelplan B) wordt ongelijkvloers uitgevoerd conform de wens uit de structuurvisie. Voor de geluidbelasting van de aangepaste N34 op Marslanden zijn vanuit wet- en regelgeving geluidwerende maatregelen noodzakelijk. In het kader van de landschappelijke en visuele relatie is het benodigde scherm zodanig geoptimaliseerd dat deze 1 meter hoog is en gecombineerd wordt met een barrier. De nieuwe ongelijkvloerse oplossingen (ook voor langzaam verkeer) bij de Boshoek en de J.C. Kellerlaan zullen de barrierewerking van de N34 verder verminderen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de belangen van natuur en milieu, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden bij het plan zijn betrokken. Dit hoofdstuk van de toelichting gaat in op de doorwerking van deze aspecten in het bestemmingsplan. De onderzoeken zijn uitgevoerd voor beide deelgebieden (zie paragraaf 1.2). In de respectievelijke paragrafen zal worden aangegeven welke onderdelen specifiek van belang zijn.

4.2 Milieueffectrapportage

In het kader van de afweging van de milieu-effecten is een onderscheid gemaakt in 2 deelplannen. Zie hiervoor de afbeelding in paragraaf 1.2. De volgende redenen liggen hieraan ten grondslag:

  • Voor de voorgenomen maatregelen in deelplan A (het onderhavige plangebied) geldt geen m.e.r.-plicht. Voor deelplan B geldt wel de m.e.r.-plicht en is de uitgebreide m.e.r.-procedure doorlopen. Tevens dienen een passende beoordeling en een aanvulling op het MER te worden opgesteld.
  • De noodzaak om zo snel mogelijk maatregelen voor de verkeersveiligheid te treffen op het traject ten noorden van Hardenberg.
  • De verschillen in het wegbeeld ten zuiden en ten noorden van Hardenberg.

Deelplan B is m.e.r.-plichtig omdat de opwaardering van de N34 na herinrichting een autoweg is die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het verboden is te stoppen of te parkeren. De m.e.r.-procedure voor de N34, deelplan B, is gekoppeld aan de bestemmingsplanprocedure. Het voorliggende bestemmingsplan is het eerste ruimtelijke besluit dat in de opwaardering van de N34 voorziet.

Voor de opwaardering van de N34, deelplan B, is de uitgebreide m.e.r.-procedure doorlopen. Het resultaat, de milieueffectrapportage voor deelplan B (Bijlage 2), heeft ter inzage gelegen in de periode van 16 december 2011 tot en met 10 februari 2012. Tijdens die fase was het voor iedereen mogelijk om een reactie te geven op het MER. Daarnaast is het MER door de Commissie m.e.r. getoetst. De onafhankelijke Commissie m.e.r. toetst of alle informatie in het MER aanwezig is om het milieu volwaardig mee te nemen in de besluitvorming over het bestemmingsplan. De Commissie m.e.r. neemt daarbij ook de reacties op het MER mee die tijdens de inspraakperiode zijn gemaakt.

Op 22 februari 2012 heeft de Commissie m.e.r. een toetsingsadvies over het milieueffectrapport uitgebracht (rapportnummer 2464-62). De Commissie m.e.r. is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is om het milieu een volwaardige rol in de besluitvorming te laten spelen.

Om te bepalen of het opgestelde MER uit 2011 nog bruikbaar is voor de besluitvorming over het bestemmingsplan, is in een oplegnotitie MER een analyse uitgevoerd of de wijzigingen qua aard en omvang leiden tot andere milieueffecten dan in het MER uit 2011 zijn beschreven. In verband met een niet uit te sluiten effect op stikstofdepositie is daarnaast een passende beoordeling opgesteld voor het andere (deel) bestemmingsplan (Deelplan B). Hierdoor is dat bestemmingsplan (deelplan B) (plan) m.e.r.-plichtig. Omdat er voor het initiatief, op grond van het besluit m.e.r., al een m.e.r.-procedure is doorlopen en er ook in dat kader al een passende beoordeling is opgesteld, is ervoor gekozen de oplegnotitie aan te vullen met een actualisatie van de passende beoordeling voor wat betreft het onderdeel stikstofdepositie en de oplegnotitie te bestempelen als 'Aanvulling op de MER' (Bijlage 1 Aanvulling op de MER). Deze aanvulling MER is naar aanleiding van de nieuwe verkeerscijfers in 2015 aangepast. De conclusies zijn onveranderd.

4.3 Bodem

In het kader van dit bestemmingsplan en voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de aanpassingen van de N34 Witte Paal - Grens Drenthe is een milieukundig (historisch) bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5725. Het onderzoek met als titel 'Milieukundig (historisch) vooronderzoek bodem N34: traject Witte Paal - Prov. grens Drenthe' (kenmerk 077230090:A - Definitief) is als Bijlage 3 Bodemonderzoek bij dit bestemmingsplan opgenomen. Hierna zijn kort de conclusies uit het onderzoek opgesomd:

Ter plaatse van de ongelijkvloerse toekomstige kruisingen (Lentersdijk, Willemsdijk, De Boshoek, Scheerseweg, Pothofweg en JC Kellerlaan) zijn geen verdachte locaties aanwezig die extra vooronderzoek behoeven of waar de aanwezigheid van een ernstig geval van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming wordt verwacht.

Ter plaatse van de te verbreden weggedeeltes of aan te leggen nieuwe watergangen kan voor de volgende vier locaties mogelijk sprake zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging:

  • OV016000669 Plaggemarsweg 2
  • OV016001545 Marsweg 8
  • OV016002490 Het Engelandsche Bos
  • OV016002957 Esweg 36 Hardenberg

Van deze vier locaties is uitsluitend Het Engelandsche Bos binnen het onderhavige plangebied gelegen. De andere locaties liggen in het andere deelplangebied.

Deze locaties vormen geen belemmering voor de wijzigingen van de bestemmingen, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan aangezien bij de uit te voeren werkzaamheden goed rekening kan worden gehouden met eventuele aanwezig sterke bodemverontreiniging.

De overige 31 locaties binnen de twee deelgebieden zijn niet verdacht voor de aanwezigheid van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Deze 31 locaties vormen geen belemmering voor de bestemmingsplannen. Bij de uit te voeren werkzaamheden (graven van nieuwe watergangen, verbreden van de provinciale weg, aanleggen tunnels en nieuwe aansluitingen) moet alleen met de resultaten van de bodemonderzoeken rekening worden gehouden.

Voor de uitvoering zal een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 worden uitgevoerd voor de verdachte locaties en zullen eventuele vervolgacties naar aanleiding van dat onderzoek worden uitgevoerd.

Uit het voorgaande blijkt dat het initiatief tot opwaardering van de N34 op het traject Witte Paal - Grens Drenthe toelaatbaar is vanuit het oogpunt van bodem.

4.4 Natuur

In Bijlage 4 van dit bestemmingsplan zijn de onderzoeken met betrekking tot natuur opgenomen.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling tot het opwaarderen van de N34 Witte Paal - Grens Drenthe moet rekening worden gehouden met het aspect natuur. Bij elk ruimtelijk plan dient men rekening te houden met natuurwetgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Als gevolg van de aanpassingen aan de weg en de realisatie van een aantal onderdoorgangen kunnen effecten optreden op beschermde soorten, daar waar sprake is van strijdigheid met geldende bestemmingsplannen. Hier wordt specifiek ingegaan op het gebied waar sprake is van deze strijdigheid. Het natuuronderzoek is uitgevoerd voor het totale plangebied (beide bestemmingsplannen). Onderstaande tekst geldt voor beide delen, waarbij is aangegeven wanneer specifieke zaken voor dit deelplan A van toepassing zijn.

Soortenbescherming

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (2001) regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld. Daarnaast is het niet toegestaan om de vaste rust- of verblijfplaats van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om de vaste rust- of verblijfplaats van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.


In de Flora- en faunawet zijn de soortbeschermingsbepalingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder de Flora- en faunawet zijn beschermde soorten aangewezen en gelden algemene verbodsbepalingen en vrijstellingen/ontheffingen.


Voor beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn meegenomen bij het opstellen van het activiteitenplan dat is opgesteld in het kader van de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet. De aanvraag voor de ontheffing is in april 2014 ingediend en verleend. De aangepaste verkeerscijfers en optimalisaties in 2015 hebben er niet toe geleid dat de aanvraag opnieuw moest worden ingediend.


De opwaardering van de N34 heeft immers directe en indirecte gevolgen voor de ecologische waarden in en direct grenzend aan het plangebied. Om de opwaardering tot regionale stroomweg uit te voeren is extra grond aan weerszijden van de weg nodig voor een obstakelvrije zone, hetgeen leidt tot ruimtebeslag op leefgebieden. Tevens kan er tijdens de werkzaamheden verstoring optreden. Indirecte effecten ontstaan door hinder als gevolg van hoofdzakelijk het wegverkeer. Hierbij moet gedacht worden aan geluidhinder, lichthinder, barrièrewerking, versnippering van leefgebied, etc. In het Activiteitenplan is beschreven op welke wijze de negatieve effecten worden geminimaliseerd, in zowel de aanleg- als de gebruiksfase.


In 2014 is het rapport Natuurmitigatie en -compensatie N34 Witte Paal - Grens Drenthe opgesteld (Tauw, 2014) (bijgevoegd als Bijlage 4), welke dient als uitgangspunt voor het ontwerp en uitvoering van de opwaardering N34. De maatregelen om effecten op beschermde soorten te minimaliseren zijn mitigerende maatregelen. Van compensatie is alleen sprake met betrekking tot de EHS.


In het Activiteitenplan zijn de maatregelen grotendeels afgestemd op het ontwerp. Daar waar dit nog niet mogelijk was, zijn voor ecologie randvoorwaarden in het ontwerp opgenomen.


In de bestemmingsplannen voor de deelplannen A en B is een aantal vleermuisroutes op de verbeelding en in de regels vastgelegd. Het gaat om routes van de Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger. Het betreft twee oversteeklocaties (Willemsdijk, J.C. Kellerlaan, deelplan A) en een onderdoorgang (ter hoogte van De Vaart, deelplan B). Daarnaast vormt het verlengde van de Willemsdijk ten zuiden van de N34 een vliegroute voor de drie bovengenoemde soorten, maar ook (deels) voor de Watervleermuis (deelplan B). Iets ten noorden van deelplan A is bij de Hoogedijk eveneens een vliegroute aanwezig. Deze valt echter buiten de scope van voorliggend plan. Van de bovengenoemde soorten is bekend dat zij deels ook open landschap gebruiken. Hoe groot de overbruggingsafstanden kunnen zijn opdat de soorten goed gebruik kunnen maken van de vliegroute hangt af van de situatie. Door het beschermen van de vleermuisroutes zijn er geen negatieve effecten te verwachten en is de gunstige staat van instandhouding van vleermuizen en de functionaliteit van vliegroutes gegarandeerd.


Voorts wordt het doorsnijden van verbindingsroutes tussen leefgebieden voor de Das, Boommarter, Steenmarter en Eekhoorn zoveel mogelijk opgevangen. Enerzijds door bestaande faunapassages binnen deelgebied A zoveel mogelijk te behouden. Eén hiervan betreft een faunapassage (buis ø30 cm) ter hoogte van hectometerpaal 36,1 nabij de Korreldijk. De ander betreft een faunaduiker (bestaande uit enkele naast elkaar gelegen buizen) ter hoogte van hectometerpaal 41,1, deze faunapassage wordt verplaatst. Daarnaast worden nieuwe faunavoorzieningen gerealiseerd (zie tabel 4.1 en bijlage 10 van het natuuronderzoek). Door het realiseren van deze aanvullende faunapassages blijven voor grondgebonden zoogdieren voldoende voorzieningen aanwezig om de weg te kunnen passeren. De aanleg van de nieuwe faunapassages mitigeren de toename van de extra barrièrewerking van de weg. Hierbij geldt dat de nieuwe aan te leggen faunapassages effectief moeten zijn (conform literatuur) voor de doelsoorten.


Geadviseerd wordt om de werking van de faunapassages doormiddel van monitoring te bevestigen. De locaties van de voorzieningen zijn globaal bepaald. De exacte locatie dient tijdens de uitvoering exact bepaald te worden door rekening te houden met de landschappelijke kenmerken. Dit dient te gebeuren onder begeleiding van een ter zake kundig ecoloog.


Als onderdeel van het aanleggen van de faunavoorzieningen wordt voor middelgrote zoogdieren (Das, Steenmarter, Haas e.d.) aan weerszijden van de faunavoorzieningen een meter hoog raster geplaatst met een lengte van 100 meter (per faunavoorziening dus 400 meter in totaal). Aan de onderzijde wordt een geleidingsscherm van 0,3 meter hoog gerealiseerd ten behoeve van de geleiding van amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren. De werkelijke essentiële lengte van de rasters wordt echter sterk bepaald door de locale omgeving. Indien er in het landschap elementen zijn die niet door de doelsoorten kunnen worden gepasseerd (bijvoorbeeld bruggen) dan kan het raster hierop aansluiten. Daarnaast is een geschikte lengte afhankelijk van bestaande en nieuwe landschappelijke elementen, zoals bosjes, wallen, sloten en greppels. Advies is de definitieve plaatsing van faunarasters uit te voeren na realisatie van overige maatregelen, zodat samen met een faunadeskundige de faunarasters op de nieuwe situatie aangesloten kan worden.


De faunapassages worden in de bestemmingsplannen mogelijk gemaakt.


Geconcludeerd wordt dat voldoende maatregelen mogelijk zijn om de ecologische negatieve effecten te mitigeren dan wel compenseren. De zogenaamde 'duurzame instandhouding' van de beschermde soorten die in of nabij het plangebied aanwezig zijn kan daarmee gewaarborgd worden. Het plan is in het kader van de Flora- en faunawet daardoor 'redelijkerwijs uitvoerbaar'. Op enkele punten vindt nog (veld)onderzoek plaats waardoor in een later stadium sprake kan zijn van een verfijning of uitbreiding van de in dit document beschreven maatregelen. Dit kan onder meer het geval zijn op basis van onderzoek naar vaste verblijfplaatsen van vogels dat voorafgaand aan de realisatie zal worden uitgevoerd. De provincie Overijssel conformeert zich aan eventuele mitigatie- of compensatieverplichtingen voortkomend uit nog lopend onderzoek. Door bij de uitvoering een ter zake kundig ecoloog te betrekken wordt gewaarborgd dat de maatregelen van dit plan op correcte wijze worden geïmplementeerd.


Het plan is ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag; het Ministerie van Economische Zaken. Dit is in april 2014 gebeurd middels het indienen van een ontheffingsaanvraag, waarbij de goedkeuring van de mitigerende maatregelen gegeven wordt in de vorm van een positieve afwijzing van de ontheffingsaanvraag en/of een verleende ontheffing. De ontheffing is inmiddels verleend in augustus 2014 en behoeft vanwege de actualisatie van de verkeerscijfers en optimalisatie niet te worden aangepast.

Onderdeel van deze ontheffingsaanvraag is het opstellen van een activiteitenplan dat gebaseerd is op voorliggend mitigatieplan. Voor de start van de realisatie worden ecologische werkprotocollen opgesteld waarin de concrete eisen en randvoorwaarden ten aanzien van de uitvoering benoemd worden.


Gebiedsbescherming


Natuurbeschermingswet 1998


Voor de bescherming van de Europese biodiversiteit moeten de EU-lidstaten gezamenlijk gebieden aanwijzen, die een Europees ecologisch netwerk (Natura 2000) gaan vormen.


De gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn of worden aangewezen, vallen hieronder. Het wettelijke kader voor de aanwijzing en bescherming van Natura 2000-gebieden is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet vormt ook het wettelijk kader voor het aanwijzen en beschermen van Beschermde Natuurmonumenten. De volgende Natura 2000-gebieden zijn relevant voor voorliggend initiatief:

  • Natura 2000-gebied Vecht & Beneden Regge (habitatrichtlijngebied);
  • Beschermd natuurmonument Karshoek;
  • Beschermd natuurmonument De Stekkenkamp;
  • Beschermd natuurmonument Junner- & Arriër Koeland.


De beschermde natuurmonumenten liggen geheel binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Een planologische ontwikkeling mag geen significant negatieve gevolgen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het desbetreffende Natura 2000-gebied.


Zowel bij de werkzaamheden aan de weg (tijdelijke effecten) als in de nieuwe situatie na de ombouw (permanente effecten) kunnen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in de omgeving niet met zekerheid uitgesloten worden. Daarom is een passende beoordeling opgesteld. Deze passende beoordeling heeft met name betrekking op deelplan B, omdat effecten op deelplan A kunnen worden uitgesloten. Voor de volledigheid is de passende beoordeling ook bij dit bestemmingsplan opgenomen (Bijlage 11 Passende beoordeling).

De vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is inmiddels verleend. De maatregelen ter hoogte van habitattypen worden conform de verleende vergunning voor de start van de realisatie uitgevoerd.


Ecologische Hoofdstructuur


De voorgenomen optimalisatie van de weg en realisatie van onderdoorgangen leidt tot aantasting van de EHS. Er gaat door ruimtebeslag ca. 2,7 ha (exact: 27.706 m2) verloren. Indien alle natuurwaarden elders voldoende worden gecompenseerd, kan volgens het bevoegd gezag worden volstaan met een compensatie van een vergelijkbaar areaal. De gronden waar de compensatie plaats zal vinden (in onderstaande afbeelding de kavel met kadastraal nummer 1300), hebben reeds een natuurbestemming in het vigerende bestemmingsplan, zodat de compensatie direct kan worden uitgevoerd. Het oppervlakte van het compensatieperceel is ruim voldoende (ruim 6 ha).

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0009.png"

De compensatiegronden met kadastraalnummer 1300

4.5 Boswet

De Boswet is er voor behoud van bosareaal buiten de bebouwde kom. Onder de Boswet vallen alle bosarealen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor het gehele project (deelplannen A en B) worden ca. 646 bomen gekapt. Al deze bomen worden op basis van de Boswet herplant.

4.6 Watertoets

4.6.1 Proces van de watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt, in een zo vroeg mogelijk stadium. De waterbeheerders zijn in dit planvoornemen: waterschap Vechtstromen (voorheen waterschap Velt en Vecht), provincie Overijssel en gemeente Hardenberg.

De Watertoets is in dit planvoornemen ingevuld door een overleg te organiseren met de waterbeheerders. Dit overleg heeft op 16 oktober 2013 plaats gevonden. Tijdens het overleg is de huidige situatie besproken en zijn de wensen en eisen ten aanzien van de toekomstige waterhuishouding en de invulling van de plannen vastgelegd. Het verslag van het overleg is naar de waterbeheerders gezonden en als bijlage bij het Groeidocument Water (zie Bijlage 7 voor het Groeidocument Water) gevoegd.

Het Groeidocument Water is aan provincie, gemeente en waterschap voorgelegd en op 17 december 2013 besproken. De opmerkingen zijn verwerkt en het verslag van dit overleg is eveneens als bijlage toegevoegd aan het Groeidocument Water.

Het ontwerp van de N34 is vervolgens op 4 februari 2014 met het waterschap besproken. Ook dit verslag is als bijlage bijgevoegd aan het Groeidocument Water.

Deze waterparagraaf is geschreven voor het gehele tracé, derhalve voor beide bestemmingsplannen.

4.6.2 Beleid
4.6.2.1 Nationaal en Europees beleid

Waterwet

In de Waterwet is het beheer van oppervlaktewater en grondwater geregeld. In de Waterwet is een vergunningplicht opgenomen voor handelingen in het watersysteem. Er worden zoveel mogelijk handelingen met algemene regels geregeld, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Niet alles wordt geregeld in de Waterwet. Voor bepaalde onderwerpen is er een nadere uitwerking opgenomen in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit, de Waterregeling of in verordeningen van waterschappen en provincies. De Europese Kaderrichtlijn Water is grotendeels in de Waterwet geïmplementeerd.


Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) hebben de gezamenlijke overheden afspraken gemaakt over het op orde maken van de watersystemen.


Waterbeleid 21e eeuw

In de jaren '90 is Nederland te vaak geconfronteerd met onveilige situaties door dreigende overstromingen van de rivieren, overlast door intensieve en langdurige regenval. Naar aanleiding hiervan is de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) verzocht advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland. De commissie heeft in het rapport Waterbeleid 21e eeuw geadviseerd over veiligheid, wateroverlast en watertekort. De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan.


Kaderrichtlijn Water

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. Voor elk waterlichaam zijn doelen geformuleerd voor de ecologische en chemische waterkwaliteit. Aangezien (vervuilde) waterbodems onderdeel vormen van een watersysteem hebben deze eisen ook indirect betrekking op de kwaliteit van waterbodems. De eisen uit de Kaderrichtlijn Water zijn op nationaal niveau ondergebracht bij de Waterwet.


Besluit lozing buiten inrichtingen

Op 16 maart 2011 is het besluit lozen buiten inrichtingen in werking getreden. Dit besluit beschrijft de manier waarop afvloeiend hemelwater bij voorkeur plaatsvindt. In eerste instantie dient dit te gebeuren door infiltratie in de berm. Wanneer dit niet mogelijk is via lozing in een oppervlaktewaterlichaam. In de derde plaats via een rioleringsstelsel (lozing op een vuilwaterriool is daarbij niet toegestaan) en in de laatste plaats via een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

Voor tunnels en verdiepte liggingen geldt dat het eerste, meest vervuilde water afgevoerd dient te worden naar het riool (niet zijnde een vuilwaterriool). Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dient het water (eventueel via een zuiverende voorziening) geloosd te worden op de bodem (infiltratie) of op een oppervlaktewaterlichaam.


Watertoets

Voor ruimtelijke plannen, zoals de voorgenomen plannen rond de N34 Witte Paal - Grens Drenthe, moet een watertoetsprocedure worden doorlopen. De Watertoets is een procesinstrument waarmee ruimtelijke plannen en besluiten kunnen worden getoetst op waterhuishoudkundige aspecten. In de uitvoering van de Watertoets beoordelen de waterbeheerders de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de maatregelen die getroffen worden om de waterkwantiteit en de waterkwaliteit op orde te houden. Voor de N34 Witte Paal - Grens Drenthe hebben de waterbeheerders waterschap Vechtstromen (voorheen waterschap Velt en Vecht) en provincie Overijssel, randvoorwaarden en aandachtspunten aangegeven. Deze informatie van de waterbeheerders is verwerkt in deze waterparagraaf.

4.6.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Vrijwel alle beleidsonderdelen hebben raakvlakken met het waterbeleid. Waar mogelijk geschiedt de uitvoering van het waterbeleid dan ook geïntegreerd met de andere doelstellingen. Het integrale karakter van de Omgevingsvisie betekent dat het meteen ook het wettelijk verplichte Regionaal Waterplan van Overijssel is. De provincie omschrijft haar ambitie met het waterbeleid voor de komende jaren in één zin als volgt: 'We willen onze watersystemen zo inrichten dat ze voldoende en goed water bevatten en dat ze voor lange tijd veilig zijn en bestand tegen klimaatverandering'. Om daar te komen heeft de Omgevingsvisie vijf centrale thema's:

  • Veiligheid: Samen met rijk, waterschappen en gemeenten zorgt de provincie voor een veilige omgeving om te wonen en te werken door voldoende bescherming tegen het water te bieden.
  • Schoon en gezond water. Om gezond te kunnen leven is een goede drinkwatervoorziening onmisbaar. Goed functionerende ecosystemen hebben voldoende en schoon water nodig.
  • Gebruik van water. Water is een belangrijke productiefactor. Denk bijvoorbeeld aan een goed waterpeil voor de landbouw of beregening tijdens een periode van droogte. Ook wordt water gebruikt in allerlei industriële productieprocessen.
  • Water als waardevol element: Water heeft behalve praktisch nut ook een belevingswaarde. Water is een waardevol element in de woon- en werkomgeving en in het buitengebied.
  • Sturing waterbeleid. In de Omgevingsvisie geeft de provincie aan welke rol ze in het waterbeleid wil spelen.
4.6.2.3 Beleid Waterschap Vechtstromen (voorheen Waterschap Velt en Vecht)

Waterbeheerplan

Waterschap Vechtstromen (voorheen waterschap Velt en Vecht) heeft voor de planperiode 2016 - 2021 een waterbeheerplan opgesteld. De primaire taakgebieden betreffen veilig water, voldoende water, schoon water en afvalwater. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw. De waterschappen hebben voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten ook een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met 2021. Waterschap Vechtstromen wil de plannen verder vormgeven en uitvoeren in dialoog en in samenwerking met alle betrokken partijen.

4.6.3 Huidige situatie
4.6.3.1 Bodemopbouw

De bodemopbouw aan de westzijde van Hardenberg bestaat tot een diepte van 10 meter-mv voornamelijk uit zand (TNO-Dinoloket). Zandgronden zijn niet zettinggevoelig. Het wegtracé ligt ten oosten van Hardenberg in het Vechtdal. De ondergrond bevat in de eerste 2 meter onder maaiveld kleilagen die variëren van 0,5 meter tot 1,0 meter. Ook komen plaatselijk veenlagen voor. Het kleiige materiaal is vroeger afgezet tijdens overstromingen van de Vecht.

De geomorfologische kaart (bron: Wateratlas van Overijssel) laat zien dat het plan- en studiegebied grotendeels deel uitmaakt van een gebied met dekzandruggen al dan niet met oud-bouwlanddek. Verspreid over dit gebied bevinden zich diverse kleinere, hoger gelegen dekzandruggen al dan niet met oud-bouwlanddek, lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten of juist lager gelegen dekzandvlakte. Vanaf de Haardijk doorsnijdt de weg het dal van de Vecht, dat gekarteerd is als beekoverstromingsvlakte en beekdalbodem met meanderruggen en geulen, die plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd is. In het dal bevinden zich enkele hoogtes, waaronder in het uiterste noordoostelijke deel van het tracé, die bestaan uit dekzandruggen al dan niet met oud-bouwlanddek. De huidige N34 is in het dal opgehoogd en gekarteerd als dijk of soortgelijk kunstwerk met hoogteverschil 0,5 à 1,5 m.

De bodemkaart (bron: Wateratlas van Overijssel) beschrijft de bodem tot 1,2 m-mv. Deze kaart laat, net als TNO-data, zien dat de bodem voornamelijk bestaat uit zand. De bodem is gekarteerd met vele soorten zandgronden: onder andere moerige eerdgronden, beekeerdgronden, stuifzandgronden, hoge zwarte enkeerdgronden, hoge bruine enkeerdgronden, laarpodzolgronden en veldpodzolgronden. Uitzonderingen hierop zijn poldervaaggronden in de hoek Hofsteeweg/Jodenweg en een combinatie van poldervaaggronden en drechtvaaggronden vanaf De Meene tot aan de Scheerseweg. Deze bodemtypes hebben een hoger leem- en/of kleigehalte als de zandgronden.

4.6.3.2 Grondwaterhuishouding

De N34 vanaf de Witte Paal tot Hardenberg kent voornamelijk grondwatertrap III, IV en VI (bron: Bodemkaart van Nederland, Alterra). Het gedeelte van de Witte Paal tot aan Hardenberg is gekarteerd als grondwatertrap VI en III/III*. Rond Hardenberg is grondwatertrap II, III en III* gekarteerd. Ten westen van Gramsbergen is een drogere grondwatertrap gekarteerd: VI en VII. Rond De Meene is het weer natte met grondwatertrappen II, II*, III en IV. Vanaf De Meene naar de Drentse grens is het wederom een droger gedeelte met grondwatertrap VI en VII.


De GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) en GLG (Gemiddelde Laagste Grondwaterstand) die horen bij de betreffende grondwatertrappen, zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Over het algemeen zijn de hoogste grondwaterstanden rond de N34 dus 0,4 à 0,8 m-mv. De hogere delen zijn hierop een uitzondering met een GHG van dieper dan 0,8 m-mv. Lokaal, met name rond watergangen, is de grondwaterstand ondieper en de bodem natter met een GHG rond de 0,25 m-mv.

Grondwatertrap   II   II*   III   III*   IV   VI   VII  
GHG (m-mv)   0-0,4   0,25-0,4   0-0,4   0,25-0,4   0,4-0,8   0,4-0,8   0,8-1,4  
GLG (m-mv)   0,5-0,8   0,5-0,8   0,8-1,2   0,8-1,2   0,8-1,2   >1,2   >1,2  
GHG: Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand
GLG: Gemiddelde Laagste Grondwaterstand  

Tabel Grondwatertrappen


In bijlage 2 van het Groeidocument Water is een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland met grondwatertrappen bijgevoegd.

4.6.3.3 Oppervlaktewaterhuishouding

Vanaf de Witte Paal tot aan Hardenberg liggen enkele kleinere watergangen en regenwaterafvoersystemen in de directe omgeving van de N34 (bron: Wateratlas van Overijssel). Bij Hardenberg, ten noorden van de kruising van de Ommerweg met de Haardijk ligt een grote waterpartij. Dit oppervlaktewater maakt deel uit van de groenstructuur rondom de wijk Marslanden. Aan deze zijde komt ook de Molengoot het plangebied in, en loopt voor een groot deel parallel aan de N34. De Molengoot is een KRW waterlichaam. Het deel van de Molengoot parallel aan de N34 is dermate verstedelijkt en de beschikbare ruimte is dermate beperkt dat een natuurvriendelijke invulling niet wordt voorzien. Wel is het waterschap voornemens om de dam tussen de Molengoot en de vijver natuurvriendelijk in te richten.

Ten zuiden van de N34 in Hardenberg ligt het park Heemsermars. Hier kruist de Molengoot de N34 en buigt richting het zuiden af naar de Vecht. Vanaf Gramsbergen tot De Meene is het Afwateringskanaal vlak aan de N34 gelegen. Bij de Bosrandweg en de Molengoot is een stuw gelegen. Daarnaast is een gemaal aanwezig bij de Molengoot, de Marsweg en de Meene.

Aan weerszijden van de N34 zijn (meest droogvallende) sloten aanwezig, die zorgen voor de afwatering van de weg.

Bij het waterschap zijn geen problemen bekend ten aanzien van het functioneren van de bestaande duikers onder de N34. De duiker onder de Larixweg is hierop een uitzondering omdat deze peilverhogend werkt op het systeem, wat het waterschap graag opgelost ziet als de plannen rond de N34 daartoe een mogelijkheid geven. Er zijn geen inspectierapporten van de duikers.


Waterpeilen

Rond de N34 is sprake van 16 peilvakken (bron: waterschap Velt en Vecht, nu gefuseerd tot waterschap Vechtstromen). Een overzicht van deze peilvakken is bijgevoegd in bijlage 3 van het Groeidocument Water. Het zomerpeil varieert van 5,75 tot 8,05 m+NAP. Het winterpeil varieert van 5,6 tot 8,0 m+NAP. Opvallend is dat de Molengoot een waterpeil heeft dat 20 cm hoger is, dan de Vecht.

Waterkwaliteit

De beek Molengoot is aangewezen als KRW-waterlichaam (bron: Wateratlas van Overijssel). Dit betekent dat maatregelen zijn bepaald om de waterkwaliteit te verbeteren. De N34 mag hierop geen negatief effect hebben. Negatieve effecten worden voorkomen door zuiveringsmaatregelen toe te passen. Voorbeelden hiervan zijn een bermpassage van 8 m of een lavakoffer met een zuiverende werking.

In de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden met een bijzondere functie ten behoeve van de drinkwaterwinning.

Waterberging

In het gebied ronde de N34 is er tussen Holthone en Gramsbergen een gebied aangewezen als gebied voor waterberging (bron: Wateratlas van Overijssel). Dit gebied, De Meene genaamd, is met een groene arcering opgenomen op de onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0010.png"

Figuur: Waterberging De Meene

4.6.3.4 Waterkeringen

De N34 tussen de Witte Paal en de Drentse grens komt op twee locaties vlakbij de regionale waterkering van de Vecht (bron: Wateratlas Overijssel en Beheerplan Waterkeringen van waterschap Vechtstromen (voorheen waterschap Velt en Vecht). Deze regionale waterkering heeft hier een veiligheidsnorm van eens per 200 jaar. Het betreft het gedeelte aan het einde van de Jodenweg. Hier ligt de waterkering naast de N34. De N34 komt zelf in de buiten- en binnenbeschermingszone.

Vanaf Gramsbergen tot aan de Meene is de N34 in de buiten- en binnenbeschermingszone van de dijk langs het Afwateringskanaal gelegen. Deze regionale waterkering heeft hier een veiligheidsnorm van eens per 200 jaar. De N34 maakt geen deel uit van de kernzone van de waterkering. Tijdens de inzet van de berging zal de N34 volgens het draaiboek afgesloten worden.

Ter hoogte van de Marsweg en ten noorden van de Bisschopsweg is een kade dwars op de N34 gelegen met een veiligheidsnorm van eens per 100 jaar. Onder normale omstandigheden keert een kade geen water. De landerijen achter een kade hebben dan ook een hoogteligging boven het streefpeil van het aangrenzende oppervlaktewater. Alleen onder extreme omstandigheden beschermen deze kaden het aangrenzende achterland. Kaden komen voor langs een gering aantal watergangen en langs noodoverloop/bergingsgebieden in ons watersysteem. Verder komt deze categorie voor rondom tegen wateroverlast te beschermen erven en terreinen in de retentiegebieden en in het winterbed van de Vecht (buitendijkse bebouwing).

Kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een waterkering

Kernzone: 
de waterkering, inclusief de strook grond ter weerszijden van de waterkering die zich uitstrekt tot een afstand van halve meter vanuit de teen van de waterkering of een halve meter uit de insteek van de kwelsloot aan de landzijde in situaties waarin deze evenwijdig aan de teen van de waterkering loopt.

Beschermingszone: 
de strook grond ter weerszijden van de kernzone die zich uitstrekt tot een afstand van vier meter vanuit de grens van de kernzone.

Buitenbeschermingszone: 
de strook grond ter weerszijden van de waterkering, grenzend aan de beschermingszone en zich uitstrekkend tot een afstand van 45 meter vanuit de grens van de beschermingszone.
 


afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0012.png"
Figuur: Waterkeringen nabij N34

4.6.4 Toekomstige situatie
4.6.4.1 Ontwatering

Voldoende ontwatering is een noodzaak voor de N34. Wanneer onvoldoende ontwatering zou optreden, betekent dit een verminderde stabiliteit voor de weg.

De N34 kent op dit moment geen problemen ten aanzien van de ontwatering. Waar de N34 op het huidig tracé ligt, wordt de huidige hoogte gehanteerd. Waar de N34 een (licht) afwijkend tracé volgt, wordt een ontwatering van 1,0 m gehanteerd en wordt aangesloten op de huidige hoogteligging van de weg.

4.6.4.2 Afwatering en compensatie verhard oppervlak

De rijbanen worden met een verkanting naar weerszijden gerealiseerd. Het hemelwater stroomt oppervlakkig af naar de zijkanten van de weg en wordt daar opgevangen. Waar dit niet mogelijk is (bijvoorbeeld door ruimtegebrek), is een maatwerkoplossing uitgewerkt. Deze zijn beschreven in hoofdstuk 4 van het Groeidocument Water.

De toename van het verharde oppervlak dient gecompenseerd te worden, conform de bij waterschap Vechtstromen (voorheen waterschap Velt en Vecht) vastgestelde neerslaggebeurtenis (T=100+20%). Hierbij kan de ruimte tussen het zomerpeil/winterpeil en de insteek van de watergang benut worden voor waterberging. Daarbij wordt de compensatie gezocht in het verbreden van de bestaande watergangen.

Vooral in het gedeelte van de Witte Paal tot aan Hardenberg is in de huidige situatie niet overal een voorziening voor de opvang van hemelwater aanwezig. Bij deze gedeelten dient in de uitwerking in de berm een praktische oplossing voor de compensatie gezocht te worden. Wanneer er enkel voor een verbreding van 60 cm verharding per strekkende meter een greppel aangelegd zou worden, is deze van dergelijk kleine afmeting dat het behoud van de greppel tijdens groenonderhoud moeilijk is.

Ter plaatse van tunnels en verdiepte liggingen wordt het water op het laagst gelegen punt opgevangen in een kelder onder deze tunnel of verdiepte ligging. Van daaruit wordt het water omhoog gepompt en afgevoerd naar riolering (indien binnen handbereik) of oppervlaktewater. Wanneer er in de pompkelder nog niet voldoende ruimte is om aan de compensatie eis ten aanzien van verhard oppervlak te voldoen, wordt bovengronds aanvullende waterberging gerealiseerd, bijvoorbeeld in de vorm van laagtes in de oksels van de kruisingen. De pomp en pompkelder dienen tezamen voldoende capaciteit te hebben om een maatgevende neerslaggebeurtenis van 120 l/s/ha, gedurende 15 minuten, te kunnen verwerken.

4.6.4.3 Waterkeringen

Wanneer de N34, of bijbehorende parallelwegen of fietspaden, op de waterkering komen te liggen, mag dit geen negatieve effecten hebben op de samenstelling, opbouw en het beheer van de verharding (inclusief de fundering). Daarbij gelden de volgende inrichtingseisen:

  • de verharding moet in principe bestaan uit een gesloten verharding;
  • de bermen van de weg moeten goed aansluiten op de verharding om de zijwaartse afvoer van hemelwater niet te belemmeren;
  • op- en afritten worden buiten het beoordelingsprofiel aangelegd;
  • verbreding van het tracé wordt bij voorkeur niet richting de waterkering uitgevoerd.

Bij waterkeringen is het van belang de stabiliteit te waarborgen. Wanneer er, als gevolg van het ontwerp van de N34, veranderingen optreden, zijn de volgende werkzaamheden meldings- of vergunningsplichtig:

  • aanleggen waterstaatswerken;
  • verrichten werkzaamheden ter plaatse van waterkeringen;
  • plaatsen, behouden of verwijderen van werken of opgaande (hout)beplantingen in of op waterkeringen;
  • brengen, hebben of (be)houden van vaste stoffen, voorwerpen of dieren in of op waterkeringen activiteiten houden op waterkeringen;
  • buiten openbare verharde wegen rijden met een rij- of voertuig, met een lastdier of vee te drijven op de waterkering;
  • afgravingen en seismisch onderzoek verrichten in de beschermingszone van een waterkering;
  • werken met een overdruk van 10 bar of hoger te plaatsen en te hebben in de beschermingszone van een waterkering;
  • explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben in de beschermingszone van een waterkering;
  • bouwwerken oprichten in, op, onder of over het profiel van vrije ruimte van een waterkering.

De N34 maakt ter plaatse van de Jodenweg en ter plaatse van Gramsbergen tot aan de waterberging De Meene onderdeel uit van de beschermingszone van de waterkering, te weten de buitenbeschermingszone en binnenbeschermingszone. De N34 maakt geen deel uit van de kernzone van de waterkering. Tijdens de inzet van de berging De Meene zal de N34 hier volgens het draaiboek afgesloten worden.

Bij Gramsbergen loopt de waterkering in de huidige situatie over de Engbersweg. In het ontwerp van de N34 wordt de situatie wat aangepast om een nieuwe parallelweg en afrit N34 mogelijk te maken. Deze aanpassingen zijn mogelijk wanneer de hoogte van de kering wordt gehandhaafd. Daarbij kan de kering, net als in de huidige situatie, worden uitgevoerd met een flauw talud van ongeveer 1:10.

4.6.4.4 Huidige oppervlaktewaterstructuren

Wanneer watergangen (of delen daarvan) worden gedempt, dient hetzelfde aantal m³ verloren gaande berging terug gebracht te worden in hetzelfde watersysteem. Daarnaast dient de afwatering van het achterliggende gebied gehandhaafd te blijven.

Aangezien het waterschap aangeeft dat er in de praktijk geen problemen zijn ten aanzien van het functioneren van de duikers, is in overleg met het waterschap besloten dat bestaande duikers waar nodig worden verlengd, met behoud van diameter en BOB (Binnen Onderkant Buis).

Molengoot

Ten aanzien van de Molengoot is door de provincie Overijssel een notitie opgesteld ("Memo verbreding versus Molengoot"), waarin de plannen rond de Molengoot en de N34 zijn gecombineerd met de wensen en eisen van provincie, waterschap en gemeente. De eisen zijn:

Vanuit het waterschap:

  • nat profiel Molengoot mag niet verkleind worden;
  • nat profiel mag eventueel wel vergroot worden (extra berging);
  • oever langs de dam (tussen molengoot en retentievijver) moet natuurvriendelijk ingericht (blijven);
  • het water van de molengoot moet op de vecht kunnen lozen, ook in tijden dat de Vecht hoger staat dan het peil van de Molengoot;
  • bij aanwezigheid van "te maaien oevers" moet er een onderhoudspad aanwezig zijn van minimaal 3 meter;
  • indien een onderhoudspad wordt toegepast, moet deze stabiel zijn (niet zomaar op bestaande waterbodem bouwen);
  • er mogen geen watergangen evenwijdig worden aangelegd in de nabijheid van de primaire waterkering.

Vanuit de gemeente:

  • momenteel treedt er een kwelprobleem op: water loopt uit de vijver naar de Molengoot toe. De kwelproblematiek mag als gevolg van de werkzaamheden voor de opwaardering niet groter worden (bijvoorbeeld als gevolg van versmallen van de berm wat leidt tot een kortere kwelweg);
  • waterberging van Marslanden moet gehandhaafd blijven.

Waterberging De Meene

Het functioneren van de waterberging De Meene mag niet worden beïnvloed door de voorgenomen plannen. Daarnaast blijft de voorwaarde net als in de huidige situatie, dat de N34 wordt afgesloten indien de waterberging wordt ingezet.

4.6.4.5 Waterkwaliteit

Het afstromend wegwater is vervuild met PAK, olie en zware metalen. Dit wordt zoveel mogelijk afgevangen door een bermpassage. Het hemelwater stroomt oppervlakkig af van de weg naar de watergang in/langs de berm. Vaste delen (met daaraan de verontreinigende stoffen) bezinken in het gras en hechten aan humus- en lutumrijke delen. Hierdoor wordt de afstroming van de verontreinigingen naar het oppervlaktewater zoveel mogelijk beperkt. In de berm kan, door het ophopen van verontreinigende stoffen, een verontreiniging ontstaan. Indien dit het geval is en de berm de toegestane milieuhygiënische kwaliteit overschrijdt, kan de toplaag van de berm eenvoudig worden afgegraven en vervangen.

4.6.4.6 Onderhoudspad

Langs de watergangen dient rekening gehouden te worden met een onderhoudspad van 3,5 m. Waar op dit moment een smaller onderhoudspad aanwezig is, kan met deze breedte worden volstaan. Het onderhoudspad kan deel uit maken van de obstakelvrije zone. Voor zover nodig, is dit in de Keur geregeld.

4.6.4.7 Riolering

Op diverse plaatsen is drukriolering van de gemeente en/of persriolering van het waterschap langs de N34 gelegen. De afwatering van deze leidingen dient in aanlegfase en permanente situatie gewaarborgd te blijven.

De persleiding bij de Engbersweg dient ook in de toekomstige situatie het vuilwater van de percelen van de Engbersweg te kunnen afvoeren naar de zuivering. Dit betekent dat de persleiding mogelijk verlegd dient te worden. Indien noodzakelijk is wel een aanpassing van de ligging van deze persleiding, in overleg met de gemeente Hardenberg, mogelijk. Indien verlegging aan de orde is, dan zal dit in een separaat traject geregeld worden.

4.6.4.8 Vergunningverlening

Voor werkzaamheden in, op of aan watergangen van het waterschap of waterkeringen (inclusief beschermingszones) dient een vergunning aangevraagd te worden bij het waterschap.

4.7 Geluidhinder

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of door de wijziging van de N34 sprake is van reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. De resultaten van dit onderzoek is als Bijlage 5 opgenomen bij dit bestemmingsplan. Indien sprake is van reconstructie dient namelijk te worden bepaald welke geluidsmaatregelen toegepast moeten worden om aan de regelgeving te voldoen. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Wet geluidhinder conform het Reken en meetvoorschrift geluid 2012. De geluidsmaatregelen zijn afgewogen met behulp van het Doelmatigheidscriterium opgesteld door Rijkswaterstaat.

Om de opwaardering van de N34 mogelijk te maken wordt op verschillende locaties het onderliggend wegennet gewijzigd. De akoestische effecten vanwege de wijzigingen aan het onderliggend wegennet zijn beschouwd. Voor de nieuwe wegen is onderzocht of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en/of maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder.

Saneringswoningen

Voor de saneringswoningen in het onderzoeksgebied zijn maatregelen ontworpen voor de autonome situatie in het planjaar 2028. De streefwaarde van 48 dB voor de saneringswoningen wordt niet gerealiseerd. Voor deze woningen is door middel van een saneringstussenstap bepaald wat de streefwaarde voor de doelmatigheidsafweging is.

Deze berekende streefwaarden voor de doelmatigheidsafweging zijn gehanteerd als toetswaarden voor de geluidsbelasting in de plansituatie ter plaatse van de saneringswoningen. Afhankelijk van de maatregelvariant, opgesteld in de integrale doelmatigheidsafweging, wordt voldaan aan de streefwaarde voor de doelmatigheidsafweging. Voor de situaties waar niet wordt voldaan bestaat de mogelijkheid om hogere grenswaarden aan te vragen.

Integrale doelmatigheidsafweging

Vanwege de opwaardering van de N34 is langs het gehele traject van de weg sprake van reconstructiesituaties. De doelmatigheid van mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen is afgewogen op basis van het doelmatigheidscriterium van Rijkswaterstaat (DMC). Hierbij zijn, op aangeven van de Provincie Overijssel, twee varianten van bronmaatregelen gehanteerd, te weten:

  • 1. Dunne Deklagen B
  • 2. 2-laags ZOAB.

Voor deze beide bronmaatregelvarianten zijn meerdere combinaties met geluidsschermen ontworpen en afgewogen op basis van het DMC en getoetst aan de hoofdregels 1 en 2 uit het DMC:

  • Hoofdregel 1: Voldoen aan de grenswaarden

De eerste hoofdregel bij toepassing van het financieel doelmatigheidscriterium komt voort uit de Wet geluidhinder. De eventuele overschrijdingen van grenswaarden moeten ongedaan gemaakt worden

  • Hoofdregel 2: Maatregelpunten niet hoger dan beschikbare reductiepunten

Een maatregel is doelmatig wanneer het benodigde aantal maatregelpunten het aantal beschikbare reductiepunten niet overstijgt. Een maatregel(combinatie) waarvan het aantal maatregelpunten groter is dan het beschikbare aantal reductiepunten stuit op 'bezwaren van financiële aard' in het kader van de doelmatigheidsafweging

De provincie Overijssel heeft bepaald dat in het onderzoeksgebied tussen Witte Paal en de Willemsdijk aan weerszijden van de N34 de toepassing van (versnipperde) geluidschermen stuit op overwegende bezwaren van landschappelijke aard. Voor dit deel van het onderzoeksgebied zullen dan ook geen overdrachtsmaatregelen worden doorgevoerd.

Conclusies Akoestisch onderzoek

Het toepassen van de bronmaatregel geluidsreducerend wegdek type Dunne Deklagen B en de hiermee gecombineerde overdrachtsmaatregelen wordt dezelfde geluidsreductie als bij toepassing van de maatregelen in combinatie met 2-laags ZOAB. Geadviseerd wordt om in de plansituatie uit te gaan van een combinatie van doelmatige bron- en overdrachtsmaatregel voor de bronmaatregelvariant. Voor Dunne Deklagen B zijn tevens minder maatregelpunten nodig dan voor 2-laags ZOAB. Hierdoor wordt eerder voldaan aan hoofdregel 2 en zijn meer maatregelpunten beschikbaar voor het treffen van overdrachtsmaatregelen. In het landschappelijk inpassingplan worden kaders gesteld ten aanzien van de afmetingen van geluidsschermen.

Saneringswoningen

In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting op de gevels van de saneringswoningen bepaald voor de onderzochte maatregelvarianten. Ook is de geluidsbelasting in de autonome situatie in 2028 berekend. Zoals toegelicht in het rapport is de geluidsbelasting in de autonome situatie de streefwaarde voor de geluidsbelasting op de saneringswoningen in de plansituatie. Op basis van optimalisatieberekeningen is de geluidsbelasting op de gevels van de saneringswoningen in de definitieve plansituatie berekend.

Vervolgens zijn definitieve geluidsoverdrachtmaatregelen geselecteerd door de provincie Overijssel.

Het definitieve maatregelplan bestaat uit de volgende onderdelen:

Geluidreducerend wegdek Dunne Deklagen B over het gehele traject in combinatie met overdrachtsmaatregelen ter plaatse van:

  • Geluidsscherm de Vaart, geluidreflecterend, hoogte 2 meter en lengte 227 meter.

In tabel 6.4 van het akoestisch onderzoek zijn de saneringswoningen de Vaart opgenomen. Voor de woningen waarvoor geldt dat de geluidsbelasting in de plansituatie hoger is dan de voorkeursgrenswaarde zullen hogere grenswaarden worden aangevraagd.

Onderliggend wegennet

Op basis van de beschouwing van het onderliggend wegennet wordt geconcludeerd dat de wijzigingen niet leiden tot significante negatieve gevolgen voor de omgeving.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van dit bestemmingsplan is een luchtkwaliteit onderzoek uitgevoerd. Na de aanpassing van de verkeerscijfers is het onderzoek geactualiseerd. Bij dit onderzoek is getoetst aan geldende wet- en regelgeving m.b.t. luchtkwaliteit: Luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit.

Dit onderzoek is als Bijlage 6 Luchtkwaliteitonderzoek bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusies van het onderzoek luiden als volgt:

Uit de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de maximaal berekende jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) in de plansituatie respectievelijk 16,7; 21,0 en 11,7 µg/m3 bedragen. Deze concentraties liggen lager dan in de huidige situatie, door het schoner worden van wegverkeer en afnemende achtergrondconcentraties als gevolg van maatregelen op lokaal, nationaal en internationaal niveau.

Hiermee worden de normen uit de wet milieubeheer, titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) ruim onderschreden. Derhalve vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de planvorming.

4.9 Externe veiligheid

Beleid

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. Naar verwachting treedt medio 2014 het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in werking. Tot die tijd zijn de richtlijnen voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs). In de richtlijnen worden normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico's, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

De afdeling Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) van Rijkswaterstaat (RWS) heeft deze richtlijnen vertaald in een werkwijzer voor risicoanalyses ten behoeve van vervoersbesluiten, in het Kader Externe veiligheid weg en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). Deze richtlijnen kunnen ook gebruikt worden voor de risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen en worden daarom ook gehanteerd voor deze externe veiligheidsstudie.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs de transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico is geheel afhankelijk van de hoeveelheid vervoer en de aard van gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde en de richtwaarde van het plaatsgebonden risico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een kans van één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Voor nieuwe situaties geldt dat binnen de risicocontour van 10-6 per jaar geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de risicocontour van 10-6 per jaar als richtwaarde. Dit betekent dat uitzonderingsgevallen binnen de 10-6 contour zijn toegestaan, met als voorwaarde dat dit voldoende onderbouwd is.

Groepsrisico

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in een keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar staat en op de horizontale as het aantal doden logaritmisch is weergegeven.

In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd met betrekking tot externe veiligheid. Dit onderzoek is als Bijlage 9 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Uit het onderzoek is het volgende gebleken m.b.t. het groepsrisico:

  • Uit de risicoberekeningen blijkt dat zowel in de referentiesituatie als de toekomstige situatie geen PR10-6 contour aanwezig is. Er kunnen dus geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen in de PR10-6 contour liggen.
  • Het groepsrisico per kilometer van de O97 komt uit op 0,008 ten opzichte van de oriëntatiewaarde; bij de O110 is dit 0,005 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Naast het feit dat het groepsrisico zeer laag is, verandert het groepsrisico niet als gevolg van de aanpassingen aan de weg.

De externe veiligheidsrisico’s leveren daarom geen beperkingen op voor de beoogde aanpassingen aan de weg. Risicoreducerende maatregelen zijn daarom ook niet noodzakelijk.

Naar aanleiding van de geactualiseerde verkeerscijfers in 2015 is onderzocht of bovenstaande conclusies zouden wijzigen. Dit is niet het geval gebleken.

Hulpverlening en zelfredzaamheid

Voor het beheersen van een incident op of in de buurt van de N34, bijvoorbeeld een plasbrand met een tankwagen met benzine, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten snel ter plaatse kunnen zijn.

De aanpassingen aan de weg zijn niet dusdanig van invloed dat hiermee de bereikbaarheid van de omgeving voor de hulpverleningsdiensten in het geding komt. Er worden naast de weg voldoende uitwijkmogelijkheden gecreëerd door middel van een vluchtzone en een obstakelvrije zone. Ditzelfde geldt ook voor opstelplaatsen voor hulpverleningsdiensten bij eventuele incidenten op de weg.

Bij zelfredzaamheid gaat het om de vluchtmogelijkheden van de aanwezige personen in de buurt van de N34. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en in staat zijn de vluchten. De zelfredzaamheid voor mensen in de omgeving van de weg verandert niet als gevolg van de aanpassingen aan de weg.

Uit het voorgaande blijkt dat het initiatief tot opwaardering van de N34 op het traject Witte Paal - Grens Drenthe toelaatbaar is vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

Het externe veiligheidsonderzoek is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de Veiligheidsregio. Er is een reactie ontvangen van de Brandweer IJsselland. Zie voor de inhoud van deze reactie paragraaf 6.2. De verstrekte adviezen van de brandweer worden zo goed als mogelijk opgevolgd.

4.10 Cultuurhistorie, landschap en archeologie

4.10.1 Cultuurhistorie en landschap

Voor de weg is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het Beeldkwaliteitsplan N34 is een sturend en inspirerend document voor de uitwerking en uitvoering van het ontwerp in de realisatiefase. Het Beeldkwaliteitsplan bevat spelregels ruimtelijke kwaliteit voor de afzonderlijke onderdelen zoals kunstwerken, aansluitingen en wegmeubilair.

Het beeldkwaliteitsplan is in samenspraak met de bewoners (participatieproces) opgesteld. De belangrijkste punten die bewoners aangaven met betrekking tot beeldkwaliteit, zijn:

  • Zo veel mogelijk een natuurlijke uitstraling (niet stedelijk);
  • Geen betonlook, geen prints, maar bijvoorbeeld schanskorf of houtbekleding;
  • Schuine (terugwijkende) tunnelwanden voor ruimtelijke gevoel;
  • Behoud van bomen;
  • Natuurlijke taluds, schraal grasland, bloemrijk;
  • Invloed op naamgeving, bij voorkeur streeknamen gebruiken;
  • Lokale inbreng: tot uiting laten komen omgeving in tunnel;
  • Optisch smal wegprofiel om hardrijden tegen te gaan.

De ambitie voor ruimtelijke kwaliteit, het beschikbare budget en de technische en juridische kaders zijn bepalend voor het opstellen van het Beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 10 Beeldkwaliteitplan). In het Beeldkwaliteitsplan is vervolgens een aantal bindende eisen voor de uitvoering opgesteld (deze zijn dus niet bindend ingevolge het bestemmingsplan):

Voor kunstwerken zijn de volgende eisen bindend:

  • 1. In materiaalgebruik en vorm wordt er gekozen voor terughoudendheid. Materialen en vormen sluiten aan op de landschappelijke context.
  • 2. Waar ruimte is, opent het kunstwerk zich middels natuurlijke taluds richting het landschap, waar weinig ruimte is worden er steilere keerwanden toegepast.
  • 3. In open landschappen zijn taluds begroeid met bloemrijk grasland. In bosachtige gebieden zijn de taluds begroeid met heidevegetatie.
  • 4. De compacte landhoofden bestaan uit schanskorven met verticale zijwanden en een schuine tunnelwand.
  • 5. Tunnelwanden van landhoofden hellen 10° of 30° achterover.
  • 6. Keerwanden worden toegepast in bosrijke omgeving om bestaande waardevolle boomstructuren te handhaven.
  • 7. Keerwanden moeten een natuurlijke uitstraling hebben. Onderdeel van deze uitstraling moeten verticale elementen zijn. Daarnaast moet de gepotdekselde uitstraling gerealiseerd worden overeenkomstig het opgenomen referentiebeeld.
  • 8. Keerwanden hellen 10° achterover.
  • 9. Asymmetrie in de tunnelwanden van de landhoofden en taluds wordt ingezet om de richtingveranderingen van de wegen te benadrukken en beter doorzicht vanuit verkeersveiligheid en sociale veiligheid. De wand van de binnenbocht is flauwer (1:3 en 30°) dan de wand van een buitenbocht (1:2 en 10°).
  • 10. Het brugdek van de N34 wordt nuchter en abstract vormgegeven in contrast met de natuurlijke uitstraling van de kruisende structuren; een druiprand dient vervuiling te voorkomen.
  • 11. De valbeveiliging van het brugdek N34 wordt strak en transparant vormgegeven, met een sterke horizontale lijnvoering.
  • 12. Naamgeving van de afzonderlijke kunstwerken wordt geïntegreerd in de afwerking en vormgeving van de verschillende onderdelen en bepaalt het karakter van de onderdoorgang.

Voor wegmeubiliair zijn de volgende eisen bindend:

  • De geleiderails dienen uitgevoerd te worden in staal.
  • Er wordt gewerkt met een beperkt en samenhangend palet van materialen en kleuren, waarin natuurlijke materialen als hout en keien (schanskorf) gecombineerd worden met staal en beton.
  • Verlichting dient terughoudend te worden toegepast. Bij gebruik rondom migratieroutes dient vleermuisvriendelijke/amberkleurige verlichting te worden gebruikt. Dit betreft bij de Willemsdijk, De Vaart, J.C. Kellerlaan (bovenlangs) en Scheerseweg. Eventuele lichtmasten langs kruisende structuren moeten aansluiten op bestaande lichtmasten of op de standaard binnen de gemeente Hardenberg.
  • Bebording dient terughoudend te worden toegepast. Op bewegwijzeringsborden dient bovenaan in een bruin kader 'Vechtdalroute' te staan.
  • Geluidschermen:
    • 1. Marslanden hoogte 1m30:
      • a. Geleidrail en geluidscherm worden geïntegreerd in één barrier-constructie;
      • b. Geluidschermen worden uitgevoerd met een natuurlijke uitstraling;
    • 2. Geluidscherm Esdwarsweg hoogte 1.50m/ 2.00m:
      • a. Geluidschermen worden uitgevoerd met een natuurlijke uitstraling. Over een lengte van 20 tot 30 meter wordt het 2.00m hoge scherm transparant uitgevoerd in glas, met print van natuurlijk motief (bijv. takken en bladeren);
      • b. Geluidscherm met glas heeft verticale staanders in terughoudende kleur (grijs).
    • 3. Geluidscherm De Vaart hoogte 2.00m:
      • a. Geluidschermen worden uitgevoerd met een natuurlijke uitstraling. Over een lengte van 20 tot 30 meter wordt het 2.00m hoge scherm transparant uitgevoerd in glas, met print van natuurlijk motief (bijv. takken of bladeren);
      • b. Geluidscherm met glas heeft verticale staanders in terughoudende kleur (grijs).
  • Taluds en overhoeken bij kunstwerken zijn voorzien van kruidenrijk grasland.
4.10.2 Archeologie

Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch booronderzoek uitgevoerd voor het wegtracé. Dit onderzoek en ook de vervolgonderzoeken zijn als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Uit het in 2012 door BAAC uitgevoerde bureauonderzoek is gebleken dat een groot deel van het tracé een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen heeft. De aanbeveling uit dat rapport betrof een
verkennend booronderzoek uit te voeren. In overleg met de bevoegde overheid is besloten om het booronderzoek zowel verkennend als karterend in te steken.

Uit het booronderzoek, waarbij in totaal 717 boringen zijn geplaatst, is gebleken dat de bodem ter plaatse van een groot deel van het tracé intact is (ruim 60%).
Indien de geomorfologische en bodemkundige ligging op die locaties waar de bodem deels intact is, gunstig is, kan een archeologische vindplaats aanwezig zijn. Dit geldt binnen het plangebied voor de aanwezige dekzandruggen en –welvingen en het met stuifzand bedekte dekzandgebied. Aan deze gebieden is een hoge archeologische verwachting toegekend. Aan de randzones rond de dekzandruggen is een middelhoge verwachting toegekend. De lager gelegen delen van het plangebied waren dermate nat, dat hier geen resten van nederzettingen en/of begraving worden verwacht. Wel kunnen hier aan water gerelateerde vondsten aanwezig zijn. De kans op het aantreffen van dergelijke resten is echter zeer gering.

Op die locaties waar karterend is geboord maar waar geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, worden geen vindplaatsen verwacht. Dit geldt eveneens voor de locaties die tot diep in de archeologisch relevante bodemhorizont zijn verstoord. Hier is de verwachting naar beneden toe bijgesteld tot een lage verwachting.

Na dit onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld voor het vervolgonderzoek. De opzet van dit PvE is voorgelegd aan en besproken met het bevoegd gezag (de provincie Overijssel). Het proefsleuvenonderzoek dat is aanbevolen in het PvE loopt op dit moment. Aangezien de resultaten van deze onderzoeken nog niet definitief zijn, is er, waar relevant een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in het plangebied. Deze dubbelbestemming is opgenomen in lijn met het vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Hardenberg en het beleid zoals omschreven in paragraaf 3.4.4.

4.11 Militaire laagvliegroute

Er zijn twee militaire laagvliegroutes in Nederland voor jacht- en transportvliegtuigen. Eén loopt vanuit het zuiden naar het noorden via Almelo en Sleen en één loopt vanuit het noorden naar het zuiden via Zwolle en Deventer (zie onderstaande afbeelding). De eerste genoemde route ligt over het grondgebied van de gemeente Hardenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00223-VG01_0013.png"

Laagvliegroutes in Nederland

In artikel 2.6.10 van de 'Regeling algemene regels ruimtelijke ordening' is bepaald dat bij herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een laagvliegroute geen bestemmingen opgenomen mogen worden die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter (gemeten vanaf het maaiveld) mogelijk maken. In dit bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden en worden geen nieuwe objecten hoger dan 40 meter mogelijk gemaakt.

4.12 Kabels en leidingen

Binnen de gemeente vindt transport van aardgas onder hoge druk plaats. Het betreft aardgasleidingen die in beheer zijn bij de Nederlandse Gasunie NV en de NAM. Het aardgas wordt via deze ondergrondse leiding onder een druk van 40 tot 96 bar door het gebied getransporteerd. De hogedruk aardgastransportleidingen hebben tezamen met de belemmeringenstrook in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen.

4.13 Duurzaamheid

De provincie Overijssel heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Zo neemt het thema duurzaamheid in het beleid van de provincie Overijssel (Omgevingsvisie, Coalitieakkoord en het Klimaat- enenergieakkoord) een belangrijke centrale plek in. Vandaar dat ook voor de N34 de doelstelling is gesteld om de focus op duurzaamheid een prominente plek te geven in het ontwerpproces. En om vervolgens te borgen dat duurzame meerwaarde concreet tijdens de realisatie en beheer van de N34 terugkomen.

Het proces om duurzaamheid te implementeren en vervolgens te borgen heeft globaal rond drie stappen plaatsgevonden, namelijk:

  • 1. Beoordeling duurzaamheid van alternatieven ter aanvulling op het MER
  • 2. Implementeren van duurzame maatregelen en kansen in het ontwerp
  • 3. Terugblik duurzame meerwaarde in ontwerp en vooruitblik duurzaamheid in contract

Ad. 1

Aan het begin van het ontwerpproces is vanuit de kaders van de Omgevingsvisie een duurzaamheidbeoordeling opgesteld, ter aanvulling op de MER onderzoeken en beoordeling. Op basis van de toetsresultaten, zijn aanbevelingen gedaan hoe in het verdere ontwerpproces, aanpassingen kunnen worden doorgevoerd om het project verder te verduurzamen.

Uit deze duurzaamheidbeoordeling kan geconcludeerd worden dat de N34 in zijn algemeenheid redelijk goed scoort op het vlak van duurzaamheid met een goede een balans tussen de in milieu, maatschappelijke en financiële aspecten. Er zijn echter onderdelen te benoemen waar nog potentiële duurzame meerwaarde te behalen valt wanneer naar de ambities wordt gekeken. Het betreft hier onder andere onderdelen als 'Toerisme en vrije tijd' en 'Gezond leefmilieu'. Beide onderwerpen hebben een matige score meegekregen, vanuit de beoordeling van de doelstellingen. In de rapportage is een aantal aanbevelingen in de vorm van mogelijke te nemen maatregelen, opgenomen.

Ad. 2

De duurzaamheidbeoordeling en de aanbevelingen uit stap 1 zijn input geweest voor het vervolg ontwerpproces, waarbij bewuste keuzes gemaakt zijn voor meenemen van duurzame maatregelen. Bij keuze voor implementeren van deze maatregelen is zowel gefocust op de 'quick-wins' als op de duurzaamheidkansen met een grote impact op het project.

Bij de keuze voor mee te nemen maatregelen is een afweging gemaakt tussen de duurzame meerwaarde en de haalbaarheid. Bij beoordeling van haalbaarheid wordt onder andere gekeken naar relevantie, rendement en risico's van de maatregelen. Een aantal voorbeelden van maatregelen welke zodoende een plek hebben gevonden in het ontwerp van de N34 zijn:

  • Verschraling van bermen langs de N34;
  • Toepassen van inheemse en gebiedseigen grond;
  • Lokale zuivering van 'run-off' (vervuild water van de weg);
  • Afstemming met de omgeving aan de voorkant van het project;
  • Aanvullende fietsvoorzieningen zoals onderdoorgang en verlichting.

Ad. 3

Een belangrijke laatste stap die bij afronding van het ontwerp is uitgevoerd is een terugblik op de duurzame meerwaarde die echt een plek heeft gekregen in het ontwerp. Vanuit een verdere detaillering en daarmee beperking van de scope hebben niet alle duurzame maatregelen een aanbevelingen vanuit stap 1 een plek gekregen in het ontwerp. Wel kan geconcludeerd worden dat met de herijking van de duurzaamheidbeoordeling een significante toename van duurzaamheid in het project gerealiseerd is. De gekozen duurzame maatregelen dragen bij aan de doelstellingen vanuit de Omgevingsvisie waar in stap 1 een matige beoordeling aan toegekend is.

Tevens is een vooruitblik gemaakt naar het contract. Zo blijkt dat een aantal maatregelen die nog niet doorgevoerd zijn in het ontwerp, bijvoorbeeld vanuit voortschrijdend inzicht, een plek kunnen krijgen in het contract. Het gaat hierbij om maatregelen die de overlast tijdens de werkzaamheden aan de weg reduceren, maatregelen die de milieuemissie van de aannemer beperken en maatregelen die onderhoud door de provincie, bij beheer van de N34, beperken. Voor deze maatregelen zal zodoende in de volgende fase van het project een bewuste duurzame afweging gemaakt worden.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische deel van het bestemmingsplan.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 - Begrippen

In dit artikel is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels zijn gebruikt.

Artikel 2 - Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.

5.3 Bestemmingsregels

Algemeen

Voor het toekennen van de bestemmingen in dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten (gebruik gemaakt) bij de bestemmingen uit het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hardenberg. Het bestemmingsplan is daarmee ook flexibel van karakter. Dit blijkt uit de wat ruimere mogelijkheden binnen de de verschillende bestemmingen. Daar waar sprake is van waarden die beschermd moeten worden, zijn deze beschermd. Hetzelfde geldt voor leidingen.

Bestemming 'Verkeer'

De reeds bestaande N34, maar ook de ruimte die nodig is om de N34 op te waarderen heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn dus ook de wegen opgenomen, die ervoor zorgen dat de N34 aantakt op het onderliggende wegennet. In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hardenberg zijn deze wegen niet altijd direct bestemd, maar vallen deze binnen de geldende gebieddekkende bestemming. Het onderliggende wegennet, zoals opgenomen in voorliggend bestemmingsplan, takt aan op de bestaande wegen, zoals deze beschermd zijn in het bestemmingsplan Buitengebied.

Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'

De gasleidingen hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen. Binnen de dubbelbestemming valt ook de belemmeringenstrook voor het onderhoud van de leidingen. De belemmeringenstrook bedraagt vijf meter aan weerszijden van de buisleidingen gemeten vanuit het hart van de buisleiding.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie'

De gemeente Hardenberg kent een eigen archeologiebeleid, waarin een indeling is gemaakt in categorie 1 tot en met 5. De gemeente heeft per categorie voorbeeldplanregels opgesteld. Dit archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan overgenomen. Afhankelijk van het type archeologische (verwachtings)waarde, de oppervlakte en de diepte van de ingreep, kunnen een archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning vereist zijn. Als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is, dan kan afgezien worden van een archeologisch (veld)onderzoek en is geen omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken.

Dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed'

Deze bestemming ziet toe op een deel van de gronden van het Landgoed De Groote Scheere, waar de aanleg van een erfontsluiting wordt voorzien. De gronden hebben overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' gekregen.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'

De waterkering heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Gronden zijn tevens bestemd voor landschappelijke en natuurlijke waarden.

5.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Dit artikel voorkomt dat er dubbel gebruik gemaakt wordt van bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een aantal algemene uitgangspunten voor bouwen, zoals bestaande afmetingen, afstanden en bebouwingspercentages, en afstanden tot wegen en water.

Algemene afwijkings- en wijzigingsregels

Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden, waaronder een afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%.

Overige regels

In de overige regels een bepaling ten aanzien van werking van wettelijke regelingen opgenomen.

5.5 Overgangs- en slotregels

Deze artikelen bevatten een aantal standaard bepalingen, onder meer met betrekking tot het overgangsrecht en de naamgeving van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van de aanpassingen van de N34. Gedurende het planvormingstraject wordt de paragraaf 'maatschappelijke uitvoerbaarheid' aangevuld en geactualiseerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij het bepalen van de landschappelijke inpassing van met name de onderdoorgangen heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met omwonenden en belanghebbenden. In het voortraject zijn er diverse momenten geweest waarop belanghebbenden hun mening hebben kunnen laten horen.

Doelstelling van het project is ook nadrukkelijk om te komen tot een door omwonenden en belanghebbenden te komen tot een gedragen inpassing van de aanpassing van de N34.

Burgerparticipatie in het voortraject

Het N34-plan is tot stand gekomen in nauw overleg met de provincie Drenthe, de gemeenten Hardenberg en Coevorden, belangenorganisaties, ondernemers en aanwonenden.

Door deze partijen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken, is het plan aanzienlijk verbeterd. Sinds 2009 worden met regelmaat nieuwsbrieven verstuurd aan de omwonenden en belanghebbenden.

Eind 2009 en begin 2010 hebben informatiemarkten plaatsgevonden. In april 2010 zijn de focusgroepen van aanwonenden van start gegaan. Sinds deze tijd wordt op elke tweede dinsdag van de maand een inloopspreekuur gehouden. In oktober 2010 is het startdocument voor de m.e.r.-procedure ter inzage gelegd, waarop inspraak mogelijk was. Op 15 september 2010 is dit kader ook een informatieavond georganiseerd.

Vanaf 16 december 2011 zijn de conceptplannen voor het gehele traject ter inzage gelegd in het kader van de inspraak. Ook in dit kader is een informatiemarkt georganiseerd.

In juni en juli 2013 hebben een zevental ontwerpsessies plaatsgevonden met direct betrokkenen. Hier konden deze hun wensen en voorkeuren aangeven. In januari 2014 zijn opnieuw ontwerpsessies geweest waarin het voorlopig CDO (concept definitief ontwerp) is teruggekoppeld en aangegeven is hoe de wensen en voorkeuren al of niet een plek hebben gekregen. Kleine aanpassingen zijn hierna nog doorgevoerd in het CDO.

Vooroverleg

Het concept bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse instanties.

Inmiddels is een reactie ontvangen van:

  • de Brandweer IJsselland (per brief van 4 februari 2014). De Brandweer adviseert het volgende:
    • 1. de ontwikkeling te toetsen aan het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid;
    • 2. de verantwoording van het groepsrisico af te sluiten met een conclusie;
    • 3. een calamiteitenregeling te realiseren in de nabije omgeving van de Lentersdijk;
    • 4. een calamiteitenregeling te realiseren ter hoogte van 'de Boshoek';
    • 5. een afscheiding van het bosgebied als houten slagbomen uit te voeren;
    • 6. in nader overleg te bepalen waar de afscheiding tussen de N34 en de parallelweg het beste gerealiseerd kan worden;
    • 7. de adressering Willemsdijk aan te passen in Willemsdijk Noord en Willemsdijk Zuid.
  • de Gasunie (per brief van 21 januari 2014). De Gasunie adviseert om in de bestemming Leiding - Gas in artikel 5.5.1. onder e toe te voegen dat ook het rooien van diepwortelende beplanting omgevingsvergunningplichtig is.
  • de Provinciale eenheid Ruimte en Bereikbaarheid van de provincie Overijssel (per email van 16 januari 2014). In de reactie wordt geconcludeerd dat het plan bijdraagt aan het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht worden er vanuit het provinciaal belang geen beletselen gezien voor het verdere vervolg van de bestemmingsplanprocedure.

De overige instanties hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd.

De reacties van de Brandweer en de Gasunie zijn verwerkt. De reactie van de eenheid Ruimte en Bereikbaarheid is voor kennis aangenomen.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Gedurende die periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op het plan in te dienen.

Gedurende de ter inzage legging is 1 zienswijze ingediend tegen onderhavig bestemmingsplan. De zienswijze is behandeld. In Bijlage 12 zijn de samenvatting en het antwoord op de zienswijze opgenomen. Na de ter inzage legging in 2014 zijn de verkeerscijfers geactualiseerd en zijn daarmee een aantal onderliggende onderzoeken aangepast. Het gaat daarbij met name om geluid, luchtkwaliteit, natuur (stikstof) en de aanvulling op de MER. Besloten is om het ontwerpbestemmingsplan nogmaals ter inzage te leggen.

Gedurende de tweede ter inzagelegging zijn 5 zienswijzen ingediend tegen onderhavig bestemmingsplan. De zienswijzen zijn behandeld en het bestemmingsplan is gewijzigd. In Bijlage 14 is de Nota van Antwoord opgenomen.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

In afdeling 6.4 van de Wro wordt bepaald wanneer er een exploitatieplan vastgesteld dient te worden. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • 2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en
  • 3. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.

Het totaalbudget voor het project wordt gefinancierd door de provincie Overijssel en de gemeente Hardenberg. Dit budget is gereserveerd en het ontwerp past binnen dit projectbudget.

De provincie Overijssel is bezig aankoopovereenkomsten te sluiten met belanghebbenden en zal daarmee alle benodigde gronden in eigendom verwerven. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk omdat kostenverhaal anderszins verzekerd is.